9. Ordinantie voor de catechese I De catechese Artikel 1 Wat de catechese omvat 1. Het catechetisch onderricht omvat − het lezen en verstaan van de Heilige Schrift − de kennis van de belijdenis der Kerk, van de geschiedenis der Kerk, en van het kerkboek. 2. Bij de catechese worden onderscheiden − de voorbereidende catechese, − de gewone catechese, − de voorbereiding tot de openbare belijdenis des geloofs, en − de voortgezette catechese. 3. De zorg voor de catechese is opgedragen aan de kerkenraad. 4. De in deze ordinantie aan de kerkenraad opgedragen zaken worden namens deze verricht door het consistorie. Artikel 2 De voorbereidende catechese 1. De voorbereidende catechese wordt gegeven aan de kinderen, totdat zij de leeftijd van twaalf tot veertien jaar hebben bereikt. 2. Zij vindt plaats in de kinderkerk, op de zondagsschool en op de kindercatechisatie. 3. De voorbereidende catechese omvat − het in aanraking brengen met de inhoud van de bijbel, − het bekendmaken met belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van Kerk en zending, en − kennis van en oefening in het christelijk lied. Artikel 3 De gewone catechese 1. De gewone catechese wordt gegeven aan hen, die de leeftijd van twaalf tot veertien jaar hebben bereikt. 2. Deze catechese omvat − kennis van de bijbel, − elementaire kennis van de belijdenis der Kerk, − hoofdzaken van de geschiedenis der Kerk, in het bijzonder ook van de Reformatie, − hoofdzaken van de zending en de oecumene, − kennis van het kerkboek, en − oefening in het kerklied. Artikel 4 De voorbereiding tot de openbare belijdenis des geloofs 1. De voorbereiding tot de openbare belijdenis des geloofs vangt gewoonlijk niet eerder aan dan op de leeftijd van omstreeks achttien jaar. 2. Aan de voorbereiding tot de openbare belijdenis des geloofs nemen slechts zij deel, die gedurende tenminste twee jaren de gewone catechisatie hebben gevolgd, behoudens ontheffing van deze bepaling, te verlenen door de kerkenraad. 3. Bij deze voorbereiding worden de leerlingen geleid tot het persoonlijk gebruik van de bijbel, vertrouwd gemaakt met het belijdenis- en leerboek en het dienstboek der Kerk, en bepaald bij de roeping van het belijdend lid der gemeente van Christus. 4. Nadat de voorbereiding, welke als regel gedurende tenminste zes opeenvolgende maanden getrouw door de leerling moet zijn bijgewoond, is voltooid en nadat de leerling tenminste tien dagen tevoren aan de gemeente is voorgesteld, vergewist de kerkenraad of een delegatie van deze zich van de bereidheid van de leerling tot de openbare belijdenis des geloofs en van de door hem verkregen kennis, teneinde hem tot deze belijdenis en daardoor tot het Heilig Avondmaal te kunnen toelaten. Artikel 5 De voortgezette catechese 1. De voortgezette catechese wordt gegeven aan de belijdende leden der gemeente. 2. Zij vindt plaats, behalve in de leerdienst, in samenkomsten van jonge lidmaten, lidmatenkringen en gemeenteavonden. 3. De voortgezette catechese heeft ten doel de belijdende leden tot diepere kennis van het Woord Gods en de wegen der Kerk te brengen, de gemeenschap te versterken en het apostolaat der gemeente in de wereld te bevorderen. Artikel 6 Algemene regelen voor de catechese 1. Tijd en plaats van de catechisaties worden vastgesteld door de predikant, in overleg met de kerkenraad, terwijl over de keuze van leerstof en methode van de catechese, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling der leerlingen en het milieu, waarin zij leven, tevoren de kerkenraad wordt geraadpleegd. 2. Met name worden daarbij gebruikt de Heidelbergse catechismus, de catechismus van Geneve en andere, door de generale synode aanbevolen leerboeken. 3. Het college van kerkvoogden stelt een geschikte lokaliteit en de noodzakelijke leermiddelen ter beschikking. 4. Zij, aan wie het geven van catechisatie is opgedragen, houden lijsten bij met de namen en adressen van degenen, die catechetisch onderricht ontvangen, en doen daarop aantekening van de presentie der leerlingen, van de leerstof, die wordt behandeld en van de methode, welke daarbij wordt gevolgd. 5. Bij afwezigheid, vertrek of overlijden van de predikant stelt de kerkenraad deze lijsten aan de waarnemer of opvolger ter hand, terwijl bij verhuizing van de catechisant naar elders, de op diens catechese betrekking hebbende gegevens aan de kerkenraad der gemeente van vestiging worden toegezonden. 6. Zo nodig benoemt de kerkenraad uit zijn midden en uit de lidmaten der gemeente een commissie van bijstand voor de catechese, hetgeen in elk geval geschiedt, zo in de gemeente één of meer catecheten werkzaam zijn. 7. Allen die krachtens het bepaalde in het 1e en 2e lid van artikel 9 dezer ordinantie dan wel krachtens hoofdstuk VIII van de ordinantie voor het pastoraat tot medewerking aan de catechese worden geroepen, onderwerpen zich - voor zover zij niet reeds krachtens de wet ter bescherming van leerlingen tegen besmetting verplicht zijn zich aan een keuring op tuberculose te onderwerpen - bij de aanvang van hun werkzaamheden en vervolgens in het laatste kwartaal van elk oneven kalenderjaar aan een onderzoek op tuberculose door een consultatiebureau voor de tuberculose-bestrijding, met dien verstande, dat zij allen, onverschillig krachtens welke verplichting het onderzoek plaatsvindt, een schriftelijke verklaring inzake de uitslag daarvan, overleggen. 8. De kerkelijke medewerkers leggen deze verklaring over aan de raad voor de kerkelijke medewerkers; alle overigen aan de raad voor de personeelsaangelegenheden. 9. Indien de betrokkene nalaat de verklaring tijdig in te zenden, doet de aangewezen raad daarvan mededeling aan de met het opzicht over de betrokkene belaste ambtelijke vergadering. 10. Indien de verklaring op medische gronden achterwege blijft, bericht de raad dit aan het breed moderamen van de desbetreffende ambtelijke vergadering, hetwelk de medewerking van de betrokkene aan de catechese opschort, totdat daartegen volgens een nieuwe verklaring van het consultatiebureau niet langer bezwaar bestaat. Artikel 7 De opneming onder de belijdende leden 1. Zij, die door de kerkenraad tot de openbare belijdenis des geloofs zijn toegelaten, worden in een kerkdienst, bij voorkeur op Palmzondag, onder de belijdende leden der gemeente opgenomen, met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het dienstboek der Kerk, en in het lidmatenboek der gemeente ingeschreven. 2. Indien de belijdenis des geloofs om gewichtige redenen, naar het oordeel van de kerkenraad, niet in een kerkdienst kan plaatshebben, geschiedt zij ten overstaan van de kerkenraad of een commissie uit zijn midden. 3. Zij, die nog niet gedoopt mochten zijn, ontvangen daarbij, na de belijdenis des geloofs, de Heilige Doop. 4. Lidmaten, die zich van de Kerk hebben afgescheiden, doch begeren wederom in haar midden te worden opgenomen, beantwoorden voor de kerkenraad, of een commissie uit zijn midden, opnieuw de belijdenisvragen, in het formulier gesteld. 5. Ingeval een belijdend lid van een andere kerkgemeenschap wenst opgenomen te worden in een gemeente van de Hervormde Kerk, stelt de kerkenraad een onderzoek in naar de beweegredenen en beslist hij op grond van hetgeen eertijds door de betrokkene beleden werd - aan de hand van door de generale synode daartoe verstrekte richtlijnen - op welke vragen van het formulier, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, al dan niet na voorafgaand onderricht, bevestigend zal moeten worden geantwoord. Artikel 8 Het doen van belijdenis in een andere gemeente 1. Degene, die de toelating tot de openbare belijdenis des geloofs begeert en (of) degene, die belijdenis des geloofs wil afleggen in een andere gemeente, dan waartoe hij behoort, kan daartoe door de kerkenraad dier andere gemeente in de gelegenheid worden gesteld, wanneer deze kerkenraad van de kerkenraad van zijn woonplaats een verklaring heeft ontvangen, waarin diens toestemming wordt vermeld, welke verklaring indien enigszins mogelijk tenminste twee maanden tevoren door de kerkenraad der andere gemeente moet worden aangevraagd. 2. Wanneer de kerkenraad van de woonplaats binnen vier weken niet aan het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verzoek tot het geven van een verklaring heeft voldaan, wordt hij geacht tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar te hebben. 3. Zo het betreft het doen van belijdenis, is een verklaring vereist, dat de voorbereiding en het onderzoek door die kerkenraad hebben plaatsgevonden en deze tegen zijn opneming onder de belijdende leden geen bezwaar heeft. 4. De kerkenraad der gemeente, in welker midden de openbare belijdenis des geloofs heeft plaatsgevonden, zendt in dat geval binnen acht dagen een verklaring daarvan aan de kerkenraad van de woonplaats van de nieuwe lidmaat, waarop tot diens overschrijving in het lidmatenboek dier gemeente wordt overgegaan. 5. Weigert de kerkenraad de gevraagde toestemming te verlenen, welke weigering met redenen omkleed dient te zijn, dan kan het betrokken gemeentelid zich beroepen op de provinciale commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen. III De kerkelijk werker in de catechese Artikel 9 De kerkelijk werker in de catechese 1. De gewone catechese geschiedt in de regel, de voorbereiding tot de openbare belijdenis behoudens zeer bijzondere gevallen - steeds door de predikant. 2. Na verkregen overeenstemming tussen de betrokken predikant en de kerkenraad kunnen de voorbereidende, de gewone en de voortgezette catechese mede worden opgedragen aan ouderlingen en kerkelijk werkers, die tijd, plaats, leerstof en methode vaststellen in overleg met de kerkenraad. 3. Tot de bediening van kerkelijk werker in de catechese kunnen worden geroepen lidmaten der Kerk, die zich geheel aan deze arbeid willen geven en aan de daarvoor gestelde vereisten voldoen. 4. De opleiding van hen, die begeren in deze bediening te worden gesteld, geschiedt naar bepalingen, vast te leggen in een generale regeling der synode. In deze generale regeling is mede opgenomen ten overstaan van wie zij, alvorens een testimonium te ontvangen, bevestigend antwoorden op de volgende vragen: − Belooft gij in het werk van uw bediening te getuigen van het heil in Christus Jezus en te blijven in de weg van het belijden der Kerk? − Zijt gij bereid ijverig en trouw uw arbeid te verrichten in gemeenschap met het voor uw bediening aangewezen orgaan der Nederlandse Hervormde Kerk? − Zijt gij bereid u te onderwerpen aan de regelen, in de orde der Kerk voor haar leven en werken gesteld? 5. Tot medewerking bij de catechese kunnen door de kerkenraad worden aangesteld lidmaten der Kerk, die de bevoegdheid van kerkelijk werker bezitten, van elders hun levensonderhoud en sociale verzorging ontvangen, doch hiernaast in hun vrije tijd de Kerk willen dienen in de catechese en aanverwante arbeid, hetzij zonder bezoldiging, hetzij tegen een billijke vergoeding. Artikel 10 De benoeming tot kerkelijk werker in de catechese 1. De kerkelijk werker in de catechese is werkzaam ten behoeve van een gemeente en verricht zijn werkzaamheden in opdracht van en in verantwoordelijkheid aan de kerkenraad en in samenwerking met de kerkenraadscommissie voor de catechese. 2. Een gemeente, het verlangen hebbende tot aanstelling van een kerkelijk werker in de catechese over te gaan, stelt zich - onder overlegging van een verklaring van de betrokken provinciale kerkvoogdijcommissie, dat deze gemeente de daarvoor benodigde gelden beschikbaar heeft - in verbinding met de raad voor de educatie en verbindt zich de aan deze aanstelling verbonden lasten te zullen dragen. 3. De benoeming geschiedt door de kerkenraad, nadat over de akte van aanstelling met bijbehorende instructie overeenstemming is verkregen met de raad voor de educatie. 4. De benoeming geschiedt voor een tijdvak als in de akte van aanstelling is aangegeven. 5. Indien het belang van het werk dit vordert, kan, op verzoek hetzij van de ambtelijke vergadering of vergaderingen, hetzij van de raad voor de educatie, in overleg, de betrokkene gehoord, ook tussentijds een aanstelling worden beëindigd. 6. De kerkelijk werker die blijk geeft om andere redenen, dan die welke zouden leiden tot het toepassen van een bijzonder middel ter handhaving van de kerkelijke tucht, voor verdere waarneming van zijn bediening ongeschikt te zijn, kan op voordracht van de raad voor de educatie door het breed moderamen van de generale synode, de betrokken kerkelijk werker en de betrokken ambtelijke vergaderingen gehoord, van zijn bediening worden ontheven, onder toekenning van een wachtgeld krachtens het bepaalde in ordinantie 9-11a. Artikel 11 De bezoldiging van kerkelijk werkers in de catechese 1. De regeling van de bezoldiging van kerkelijk werkers in de catechese geschiedt, met inachtneming van het ter zake in deze ordinantie en in ordinantie 17 bepaalde, bij generale regeling van de synode. 2. De zorg voor de bezoldigingsregeling berust bij de raad voor de personeelsaangelegenheden. 3. Behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel wordt de generale regeling voor de bezoldiging van kerkelijk werkers in de catechese niet gewijzigd dan nadat daarover, voor zover een voorstel daartoe niet van zulk een raad zelf afkomstig is, zijn gehoord: − de algemene kerkvoogdijraad, − de provinciale kerkvoogdijcommissies, − de generale financiële raad, − de raad voor de personeelsaangelegenheden, − de raad voor de predikantstraktementen en -pensioenen en − de raad voor de educatie en tevoren overleg heeft plaatsgevonden naar het bepaalde in ordinantie 17-12. 4. Wijzigingen van de in geld uitgedrukte, ten gunste of ten laste van kerkelijk werkers in de catechese komende onderdelen van de bezoldiging, worden onder goedkeuring van de generale financiële raad, vastgesteld door de raad voor de personeelsaangelegenheden, nadat over het voorstel tot wijziging tevoren overleg heeft plaatsgevonden naar het bepaalde in ordinantie 17-12. 5. Tot het overleg als bedoeld in ordinantie 17-12 worden in gevallen, bedoeld in het derde of vierde lid van dit artikel, ook geroepen twee gedelegeerden van de kerkelijk werkers in het pastoraat en de kerkelijk werkers in de catechese tezamen onder overeenkomstige toepassing van het bepaalde in ordinantie 17-12-3 sub a. 6. Een voorstel tot wijziging als bedoeld in het derde of vierde lid van dit artikel, kan uitgaan van de raad voor de personeelsaangelegenheden dan wel aanhangig worden gemaakt door een of meer raden, genoemd in het derde lid van dit artikel of door de gedelegeerden van de kerkelijk werkers in het pastoraat en de kerkelijk werkers in de catechese in het georganiseerd overleg als bedoeld in ordinantie 17-12, door middel van een schriftelijk verzoek, in te dienen bij de raad voor de personeelsaangelegenheden. 7. In de generale regeling worden onder meer bepalingen opgenomen inzake: − salarisgroepen en -schalen, − salarisvaststelling en -uitbetaling, − vakantietoeslag, − premie-compensatie volksverzekeringen, − vergoedingen, − inhoudingen op het salaris, − sociale voorzieningen, − pensioenvoorzieningen en − vermelding van een en ander in de akte van aanstelling. 8. Geschillen voortvloeiende uit de toepassing van de generale regeling kunnen naar de daarin gestelde bepalingen worden voorgelegd aan de commissie van beroep als bedoeld in ordinantie 13-50, waarbij het bepaalde in de leden 4 en 5 van dat artikel van overeenkomstige toepassing is. Artikel 11a Het Fonds voor Sociale Voorzieningen 1. Ten behoeve van de sociale voorzieningen voor kerkelijk werkers in de catechese is er een Stichting Fonds voor Sociale Voorzieningen van de Nederlandse Hervormde Kerk in het leven geroepen door de generale financiële raad. De desbetreffende rechten en verplichtingen worden geregeld in de statuten en reglementen van het Fonds met inachtneming van de generale regeling, bedoeld in ordinantie 9-11. 2. Het bestuur van het Fonds wordt gevormd door de leden van de raad voor de personeelsaangelegenheden. 3. Vaststelling en wijziging van de statuten en reglementen van het Fonds geschiedt door het bestuur onder goedkeuring van de generale financiële raad. 4. Zij, die als kerkelijk werker in een bediening zijn aangesteld, en het kerkelijk lichaam waarbij zij zijn aangesteld, zijn door deze aanstelling als deelnemer en instelling bij het Fonds aangesloten en aan de statuten en reglementen van het Fonds onderworpen. 5. Op in de statuten en reglementen te vermelden voorwaarden kan het Fonds ook sociale voorzieningen treffen ten behoeve van hen, die anders dan in een bediening werkzaam zijn. 6. De voor de uitkeringen en andere uit de statuten en reglementen voortvloeiende verplichtingen benodigde gelden worden gevonden uit verplichte betalingen van de aangesloten instellingen, naar bepaling op te nemen in de generale regeling, bedoeld in ordinantie 9-11. 7. Het bestuur kan met betrekking tot de in lid 6 bedoelde betalingen bepalen, dat de deelnemer een eigen bijdrage dient te voldoen, eveneens met inachtneming van het bepaalde in de generale regeling, bedoeld in ordinantie 9-11. IV Hulp bij de catechese Artikel 12 Hulpkrachten bij de voorbereidende catechese 1. Predikanten en kerkelijk werkers kunnen bij de voorbereidende catechese worden bijgestaan door hulpkrachten voor de catechese, benoemd dan wel aangesteld door of vanwege de kerkenraad of de kerkenraadscommissie voor de catechese. 2. De kerkenraad draagt zorg, dat aan deze hulpkrachten daadwerkelijke hulp en leiding wordt verleend.
© Copyright 2024 ExpyDoc