Galwegdrain (PTCD)

Galwegdrain (PTCD)
In deze folder wordt de ingreep ‘het plaatsen van een galwegdrain’ beschreven. Deze behandeling heeft als doel de gal weg
te laten vloeien, wanneer er een vernauwing of afsluiting in
de galwegen zit. De behandeling wordt uitgevoerd door een
interventieradioloog.
Wat is een galwegdrain (PTCD)?
Na lokale verdoving en onder een licht roesje worden met behulp van een
echotoestel de galwegen in de lever in beeld gebracht. Hierbij prikt de
radioloog een galweg in de lever aan en wordt er een draadje ingebracht
tot in de hoofdgalweg. Via dit draadje wordt de galwegdrain naar de juiste
plek gebracht. Vaak zal enige tijd na de ingreep geprobeerd worden om
de slang verder in te brengen tot in de 12-vingerige darm. Daarna wordt
een ‘in-uitwendige drain’, een slangetje waarbij de gal van de lever zowel
naar de 12-vingerige darm als naar buiten kan vloeien, of een ‘stent’
geplaatst, een klein cilindertje die de hoofdgalweg openhoudt.
Voorbereiding
-U mag drie uur voor de behandeling niet meer eten en drinken
(nuchter zijn).
-U kunt uw gebruikelijke medicijnen op de normale manier innemen.
Indien u echter bloedverdunnende medicijnen gebruikt, dan moet u
dit melden aan uw behandelend arts. In sommige gevallen moeten
de bloedverdunnende middelen een aantal dagen gestaakt worden of
wordt voor een andere dosering gekozen. Overleg dit met uw
behandeld arts. Weet u niet zeker of u bloedverdunnende medicatie
gebruikt, neemt u dan contact op met uw arts.
- Trek kleding aan die u gemakkelijk aan en uit kunt trekken. Wanneer u opgenomen wordt, krijgt u op de verpleegafdeling ziekenhuiskleding.
-Wanneer u zwanger bent of denkt zwanger te zijn, moet u dit direct
melden aan uw behandelend arts.
Contrastmiddel
Tijdens de behandeling wordt gebruik gemaakt van een jodiumhoudende
contrastvloeistof.
Jodiumhoudend contrastmiddel wordt al vele jaren gebruikt om de
resultaten van het onderzoek te verbeteren. Het betreft een veilig middel,
waarbij slechts zelden bijwerkingen worden gezien.
Als er bij een eerdere contrasttoediening bij u complicaties zijn opgetreden waarvoor behandeling noodzakelijk was, zult u voorafgaand aan
het onderzoek medicijnen moeten innemen. Hiervoor krijgt u een recept
van uw behandelend arts. Mocht bij het maken van de afspraak bovenstaande niet met u besproken zijn, dan moet u contact opnemen met uw
behandelend arts.
Bij sommige patiënten is er kans op beschadiging van de nieren.
Het voornaamste probleem dat zich kan voordoen is een tijdelijke of
blijvende verslechtering van de werking van de nieren. Dit komt alleen
voor bij patiënten die een verhoogd risico hebben op nierziekten. Als er
sprake is van een van de risicofactoren zoals vermeld in de brochure en
als dit niet met u besproken is, neemt u dan contact op met uw
behandelend arts om via bloedonderzoek het functioneren van uw nieren
te laten bepalen.
Meer informatie hierover leest u in de extra informatie jodiumhoudende
contrastmiddelen die u achter in deze folder vindt.
Melden
U dient zich de ochtend van de onderzoek nuchter te melden op de
afdeling waar u zult verblijven. Meestal is dit de afdeling kort verblijf
(1B). De verpleegkundige brengt u vervolgens naar de afdeling radiologie.
De gemiddelde duur van de behandeling is 90 minuten. De duur kan
door omstandigheden variëren.
2
In de behandelkamer neemt u plaats op de onderzoekstafel. Hier wordt
u door de röntgenlaborant op bewakingsapparatuur aangesloten.
Op de verpleegafdeling heeft u door een infuus al antibiotica gekregen.
Tijdens de procedure krijgt u door het infuus pijnstillings- en ontspanningsmedicijnen toegediend. Nadat met behulp van het echotoestel
de galwegen in beeld zijn gebracht, wordt de huid gedesinfecteerd
en afgedekt met een laken. De procedure vindt plaats onder steriele
omstandigheden. De radioloog zal eerst de huid, onderliggend weefsel
en het leverkapsel verdoven. Daarna prikt de radioloog met een dunne
naald de galwegen in de lever aan. Door deze naald wordt contrastvloeistof ingespoten om de galwegen op het röntgenbeeld zichtbaar te
maken. Zo kan worden gezien waar de afsluiting of vernauwing in de
galwegen zit. Via dezelfde toegang als de naald waarmee de galwegen
zijn aangeprikt, wordt de drain naar binnen gebracht en voorbij de
afsluiting of vernauwing gelegd. De drain wordt zowel aan de verdoofde
huid gehecht als vastgeplakt met een drainpleister. Ook wordt aan de
drain een opvangzakje bevestigd waar de gal in wordt opgevangen.
Hierna wordt u terug gebracht naar de verpleegafdeling.
Risico’s en complicaties
Afweging
Uw behandelend arts weegt voor de ingreep de kleine kans op
complicaties af tegen het voordeel van de behandeling. Het team dat de
behandeling uitvoert, heeft zich gespecialiseerd in het voorkomen en
behandelen van bijwerkingen van dergelijke behandelingen.
Het risico op een complicatie wordt kleiner door de juiste voorbereiding
te treffen. Uw bloed moet gecontroleerd worden en eventueel worden er
afspraken gemaakt om bloedverdunnende medicijnen te stoppen.
Een enkele keer treden er complicaties op. Als dat bij u het geval is,
wordt in overleg met u en uw behandelende arts besloten of en hoe er
wordt overgegaan tot een behandeling van de complicatie.
Complicaties die kunnen voorkomen zijn:
• bloeduitstorting ter plaatse van de insteekopening
• misselijkheid
• uitstralende pijn naar de schouderregio
3
Na de behandeling
De drain wordt aan de huid vastgehecht en met een pleister aan de huid
vastgeplakt. Ook wordt aan de drain een opvangzakje bevestigd waar
de gal in wordt opgevangen. U wordt naar uw bed begeleid en blijft
ter observatie op de afdeling radiologie tot het roesje voldoende is
uitgewerkt. Daarna wordt u terug gebracht naar de verpleegafdeling.
Hier worden nog een aantal controles uitgevoerd, zoals het meten van de
bloeddruk, hartslag en temperatuur. Over het algemeen mag u de dag na
de behandeling weer naar huis.
De uitslag
De radioloog die de behandeling verricht en beoordeelt, brengt zo snel
mogelijk verslag uit aan uw behandelend arts. Vaak kan hij of zij u na
de procedure al enige informatie geven over de behandeling. Is dit niet
mogelijk, dan hoort u de uitslag via uw behandelend arts.
Informatie
Als u verhinderd bent om op de afspraak te komen, neemt u dan zo
spoedig mogelijk contact op met uw behandelend arts.
Bereikbaarheid voor spoedeisende zaken na de behandeling:
-van 08.00 tot 16.30 uur, via de afdeling radiologie op nummer
(020) 444 2874;
-buiten deze tijden kunt u het algemene nummer van het ziekenhuis
bellen, (020) 444 4444 en vragen naar de dienstdoende radioloog.
Voor meer informatie bezoek ook onze afdelingswebsite:
www.VUmc.nl/afdelingen/radiologie/informatie-en-contact/interventierad_
alg/6901243/
Tot slot
Deze folder bevat algemene informatie. Het is bedoeld als extra informatie
naast het gesprek met uw behandelend arts.
4
Extra informatie over jodiumhoudende contrastmiddelen
Welke contrastmiddelen?
Deze informatie gaat over jodiumhoudende contrastmiddelen die bij
radiologische onderzoeken in bloedvaten worden ingespoten, zoals
bij een CT-scan, een angiografie (bloedvatonderzoek van slagaders,
hart of kransslagaders), PET-CT of een behandeling van de bloedvaten
(bijvoorbeeld dotteren).
Het gaat niet om het drinken van deze vloeistof. Ook andere vloeistoffen,
zoals toegediend voor een röntgenonderzoek van de darmen (bariumpap),
MRI-onderzoek, contrastmiddelen van de oogarts of onderzoek op de
afdeling Nucleaire Geneeskunde vallen hier buiten.
Algemene veiligheid
Moderne jodiumhoudende contrastmiddelen zijn veilige middelen, waarbij
slechts zelden bijwerkingen worden gezien. Bij sommige patiënten is er
kans op beschadiging van nieren of kunnen problemen ontstaan bij
gebruik van metformine.
Effect op de nieren
Het belangrijkste probleem dat zich kan voordoen is een tijdelijke of
blijvende verslechtering van de werking van de nieren. Deze problemen
kunnen zich vooral voordoen bij:
• nieren die al slecht werken
• suikerziekte (diabetes mellitus)
• combinatie van suikerziekte met slecht werkende nieren
• hart- en vaatziekten
• uitdroging
• gebruik van plastabletten
• gebruik van zogenaamde NSAID’s. Deze middelen worden gebruikt
tegen pijn en om ontstekingen te remmen. Veel gebruikt zijn
Diclofenac, Ibuprofen en Naproxen. Wilt u weten of de geneesmiddelen
die u gebruikt tot de groep NSAID behoren, dan kunt u dit informeren
bij uw apotheek, huisarts of specialist. Ook kunt u dit via internet
opzoeken, bijvoorbeeld bij www.apotheek.nl
• gebruik van sommige andere medicijnen, zie ook hiervoor
www.apotheek.nl.
• bloedarmoede
• te lage bloeddruk
• leeftijd boven 75 jaar
5
• ziekte van Kahler
• ziekte van Waldenström
Als er sprake is van een van deze risicofactoren, moet de nierfunctie aan
de hand van bloedwaarden in het laboratorium bepaald worden.
Waar moet de patiënt zelf op bedacht zijn?
Als er bij u sprake is van het bovengenoemde, is het van belang te weten
of er nadere maatregelen noodzakelijk zijn, zoals toedienen van extra
vocht. Vraagt u dit na bij uw behandelend specialist. Mogelijk heeft zich
sinds het maken van de afspraak voor het onderzoek of de behandeling
het volgende voorgedaan:
• ernstige diarree of braken
• hoge koorts
• begonnen met nieuwe medicijnen die effect hebben op de werking van
de nieren
• het ontstaan van problemen aan hart- of bloedvaten
Waarschuwt u in deze gevallen of bij twijfel de specialist die u heeft
verwezen voor de behandeling met jodiumhoudende contrastmiddelen.
Indien u plastabletten (diuretica) of NSAID’s (zie boven) gebruikt, dient u
deze de dag vóór en de dag van de behandeling niet meer in te nemen.
Ook is het belangrijk om de dag vóór de behandeling voldoende te
drinken en voldoende zout te gebruiken. Staat u op een zoutarm dieet of
mag u niet teveel drinken, neem dan contact op de arts of specialist die
dit heeft voorgeschreven.
Als blijkt dat de nieren niet goed werken
Als uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat de werking van de nieren
onvoldoende is, moet worden bekeken hoe groot het risico van toediening
van contrastmiddel is. Als de werking van de nieren niet ernstig is
gestoord, zult u waarschijnlijk alleen het advies krijgen om de dag voor
het onderzoek en na het onderzoek voldoende te drinken en zout te
gebruiken.
Als de werking van de nieren te ernstig gestoord is, zijn er de volgende
mogelijkheden:
•de verwijzen specialist zal nagaan hoe belangrijk de behandeling
voor u is en of er andere onderzoeken of behandelingen mogelijk zijn
zonder jodiumhoudend contrastmiddel
• u krijgt via een infuus voor en na de toediening van contrastmiddel
extra vocht toegediend. Hiervoor wordt u opgenomen in het
ziekenhuis.
6
Metformine (Glucophage®)
Indien u met tabletten behandeld wordt voor suikerziekte is het van
belang om te weten of de nieren goed werken. Als de nieren niet goed
werken en u gebruikt metformine (dit is het zelfde als Glucophage®) voor
de suikerziekte, is het mogelijk dat u dit middel tijdelijk niet meer mag
gebruiken. Als u niet weet welke soort tabletten u gebruikt, vraagt u er
dan naar bij uw arts of apotheker. Informeert u zo vroeg mogelijk bij uw
arts of specialist of u de metformine moet laten staan. Wacht hiermee
niet tot de dag van het onderzoek! Indien u de metformine tabletten moet
laten staan, informeer dan of u tijdelijk andere tabletten moet krijgen.
Ook zal de werking van de nieren gecontroleerd moeten worden voordat
u weer de metformine mag innemen.
Allergie
Mensen die op (veel) stoffen allergisch reageren of mensen met hooikoorts
of astma hoeven niet bang te zijn voor een reactie op de moderne
contrastmiddelen. Ook voor hen geldt dat allergische reacties zeldzaam
zijn. De ziekenhuizen hebben het advies gekregen om een inhalator bij
de hand te hebben voor het zeldzame geval dat een patiënt na toediening
van contrastmiddel een astmatische aanval krijgt.
Ook indien iemand in het verleden een reactie kreeg op contrastmiddel,
is de kans op reactie bij de moderne middelen zeer klein. Alleen indien
het ging om een ernstige reactie, waarvoor behandeling noodzakelijk was,
wordt geadviseerd om uit voorzorg tabletten te nemen. Deze kunt u
krijgen via de specialist die u heeft verwezen of via de afdeling radiologie
in uw ziekenhuis.
Allergie voor jodium
Allergie voor jodium op de huid heeft geen verband met eventuele reacties
op het contrastmiddel. Er is dus geen bezwaar om bij deze patiënten
contrastmiddelen toe te dienen.
Jodium en schildklieraandoeningen
In jodiumhoudende contrastmiddelen is het jodium gebonden aan een
andere stof. Er komt ook een geringe hoeveelheid zogenoemd vrij jodium
voor in deze contrastmiddelen. Dit is van belang indien u op korte termijn
mogelijk behandeld zult worden met radioactief jodium (131J) voor
kwaadaardige aandoeningen van de schildklier. Ook diagnostisch onderzoek
met dit middel op de afdeling Nucleaire Geneeskunde zal enige tijd niet
mogelijk zijn. Met korte termijn wordt hier bedoeld een periode van een
7
half jaar. Als u weet dat dit zeker of mogelijk zal gebeuren, meldt u dit
dan bij uw behandelend specialist, internist of bij de afdeling radiologie.
Er kan dan nagegaan worden welke andere mogelijkheden er zijn voor u.
Jodium en te snel werkende schildklier
Soms kan de geringe hoeveelheid vrij jodium in de contrastvloeistof een
versnelde werking van de schildklier uitlokken. Dit is vooral het geval
indien uw schildklier al te snel werkt of indien u hiervoor behandeld
wordt. Het is niet aangetoond dat er geneesmiddelen zijn die dit kunnen
voorkómen. Meldt u zich bij tekenen van versnelde schildklierwerking
(zoals vermoeidheid, gewichtsverlies, niet verdragen van warmte,
transpireren, nerveusheid, hartkloppingen) bij uw internist of huisarts.
Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap kan een zeer klein deel van de contrastvloeistof
bij de ongeboren vrucht komen. Deze hoeveel is echter zo klein dat er
geen zorg hoeft te bestaan voor nadelige gevolgen.
Borstvoeding
Een zeer klein deel van de contrastvloeistof kan in de moedermelk terecht
komen en door de baby worden gedronken. Deze hoeveelheid is echter
zo klein dat er geen zorg hoeft te bestaan voor nadelige gevolgen voor
de baby. Er is dan ook niet nodig om tijdelijk met de borstvoeding op te
houden.
509048
Meer informatie
Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp of indien deze
informatie vragen oproept bij u, kunt u meer informatie krijgen bij:
• de specialist die u heeft verwezen
• de afdeling radiologie
• uw cardioloog
• het internet: www.cbo.nl waar u de richtlijn ‘Voorzorgsmaatregelen bij
jodiumhoudende contrastmiddelen’ kunt opzoeken
VUmc©
december 2014
www.vumc.nl
8