Bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e

Bestemmingsplan
Buitengebied Raalte
2e correctieve herziening
Raalte Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening bestemmingsplan identificatie planstatus identificatiecode: datum: status: NL.IMRO.0177.BP20140001‐0002 17‐07‐2014 19‐02‐2015 concept voorontwerp ontwerp vastgesteld projectnummer: 017700.18879.00 projectleider: drs. M.P. Kegler Delftseplein 27b
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam
postbusbv150
Delftseplein 27b
3000 AD Rotterdam
Postbus 150
T: 010-20 18 555
3000 AD Rotterdam
telefoon (010) E-mail:
201 [email protected]
55
E-mail: [email protected]
© Rho Adviseurs bv
Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder
voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming
niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3 Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 7 Inleiding 9 1.1 Leeswijzer 11 Hoofdstuk 2 Beschrijving onderdelen 2e herziening 13 2.1 Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d. 17 juli 2013 13 2.2 Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d 18 december 2013 16 2.3 Overige omissies en aanpassingen 18 Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid 29 3.1 Beleid en sectorale onderzoeken 29 3.2 Economische uitvoerbaarheid 29 3.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 29 3.4 Toelichting op de planregels 30 Bijlagen 33 Bijlage 1 Vooroverlegreactie Provincie Overijssel 35 Bijlage 2 Nota zienswijzen 37 Regels 39 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 41 Artikel 1 Begrippen 41 Artikel 2 Wijze van meten 56 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 59 Artikel 3 Agrarisch 59 Artikel 4 Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden 72 Artikel 5 Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden 86 Artikel 6 Bedrijf Artikel 7 98 Detailhandel ‐ Tuincentrum 105 Artikel 8 Gemengd 107 Artikel 9 Groen 109 Artikel 10 Groen ‐ 1 110 Artikel 11 Horeca 111 Artikel 12 Kantoor 113 Artikel 13 Landhuis 115 Artikel 14 Maatschappelijk 119 Rho adviseurs voor leefruimte 4 Artikel 15 Maatschappelijk ‐ Begraafplaats 121 Artikel 16 Natuur 122 Artikel 17 Natuur ‐ 1 124 Artikel 18 Recreatie ‐ Dagrecreatie 125 Artikel 19 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1 128 Artikel 20 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 2 131 Artikel 21 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 3 133 Artikel 22 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 4 134 Artikel 23 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 5 135 Artikel 24 Sport 136 Artikel 25 Verkeer 139 Artikel 26 Verkeer ‐ Onverhard 140 Artikel 27 Verkeer ‐ Railverkeer 141 Artikel 28 Water 142 Artikel 29 Water ‐ 1 143 Artikel 30 Water ‐ 2 144 Artikel 31 Wonen 145 Artikel 32 Leiding ‐ Gas ‐ 1 Artikel 33 Leiding ‐ Gas ‐ 2 155 Artikel 34 Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding 157 Artikel 35 Leiding ‐ Water 159 Artikel 36 Waarde ‐ Archeologie ‐ 1 161 Artikel 37 Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 163 Artikel 38 Waarde ‐ Archeologie ‐ 3 165 Artikel 39 Waarde ‐ Landschap ‐ 1 167 Artikel 40 Waarde ‐ Landschap ‐ 2 169 Artikel 41 Waterstaat ‐ Waterbergingsgebied 170 Artikel 42 Waterstaat ‐ Waterkering 171 Artikel 43 Waterstaat ‐ Intrekgebied 172 Hoofdstuk 3 Algemene regels 173 Artikel 44 Antidubbeltelregel 173 Artikel 45 Algemene bouwregels 174 Artikel 46 Vervallen 176 Artikel 47 Algemene gebruiksregels 177 Artikel 48 Algemene aanduidingsregels 178 Artikel 49 Algemene afwijkingsregels 181 Artikel 50 Algemene wijzigingsregels 183 Artikel 51 Overige regels 185 Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels 187 Artikel 52 Overgangsregels 187 Artikel 53 Slotregel 188 153 Rho adviseurs voor leefruimte 5 Bijlagen 189 Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 191 Bijlage 2 Staat van Horeca‐activiteiten 193 Bijlage 3 Inventarisatie permanente bewoning ‐objectgebonden 195 Bijlage 4 Nevenfunctie minicamping 197 Bijlage 5 karakteristieke panden ‐ deel 1 199 Bijlage 6 Karakteristieke panden deel 2 201 Bijlage 7 Monumenten 203 Bijlage 8 Grenzen zandwinning 205 Bijlage 9 Dwarsprofielen zandwinning 207 Bijlage 10 Karakteristieke panden ‐ deel 3 209 Rho adviseurs voor leefruimte 6 Rho adviseurs voor leefruimte Toelichting
8 Rho adviseurs voor leefruimte 9 Hoofdstuk 1 Inleiding Het bestemmingsplan Buitengebied Raalte van de gemeente Raalte als vervat in het GML‐bestand NL.IMRO.0177.BP20090046‐0003 is door de gemeenteraad op 8 juni 2012 vastgesteld. Op 17 juli 2013 en 18 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Naar aanleiding van deze uitspraken en naar aanleiding van enkele geconstateerde omissies in het bestemmingsplan is besloten het bestemmingsplan Buitengebied op onderdelen te herstellen. Ligging plangebied De gronden waar deze 2e correctieve herziening betrekking op heeft liggen verspreid in het buitengebied van de gemeente Raalte. Tevens zal een deel van de regels van het gehele plangebied van het basisplan worden herzien. De plangrens betreft derhalve de plangrens van het basisplan, uitgezonderd de locaties waar na vaststelling van het basisplan een afzonderlijke procedure voor doorlopen is of wordt. Op deze locaties vigeert het basisplan namelijk niet meer en deze locaties maken derhalve ook geen onderdeel uit van deze herziening. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:  Recreatieoord Krieghuusbelten;  Kerkslagen 5/Gravenweg 14;  Buitengebied, Lindersteweg 55;  Buitengebied Raalte, Lierderholthuisweg 69‐71;  Buitengebied Raalte, Sumpelweg 1;  Hogeweg 17‐19;  Buitensportcentrum;  De Telgen, locatie Hutten;  Buitengebied Raalte, 4e wijziging, omgeving Nijverdalseweg 38a‐40;  De kleine Hagen;  Franciscushof, partiële herziening nr 1, omgeving Knapenveldsweg 9;  1e herziening Twentseweg 178. Wijzigingsplannen Op een aantal locaties is een wijzigingsprocedure doorlopen. Deze wijzigingen worden niet op de verbeelding van deze 2e herziening in beeld gebracht aangezien voor deze ontwikkelingen reeds een afzonderlijke procedure doorlopen is, en de ontwikkelingen integraal onderdeel uitmaken van het basisplan. De wijzigingsplannen worden te zijner tijd wel verwerkt in de geconsolideerde versie om zo een compleet overzicht te geven. 1e correctieve herziening Voorafgaand aan deze 2e correctieve herziening is een 1e correctieve herziening opgesteld. In deze 1e correctieve herziening heeft de gemeente gebruik gemaakt van artikel 6:19 Awb (Algemene wet bestuursrecht) om hangende het beroep tegen het bestemmingsplan Buitengebied zoals vastgesteld op 8 juni 2012 het besluit te wijzigen. Kennelijke omissies, niet (correct) verwerkte zienswijzen en zaken waarop het beroep betrekking heeft, zijn in deze 1e correctieve herziening 'hersteld'. De 1e correctieve herziening is met de uitspraak van de Raad van State van 18 december 2013 onherroepelijk geworden. Rho adviseurs voor leefruimte 10 Systematiek 2e correctieve herziening Deze bestemmingsplanherziening bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van de onderhavige toelichting. Het betreft een herziening, die in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied moet worden gelezen. In hoofdstuk 2 zijn alle wijzigingen waarop deze 2e correctieve herziening betrekking heeft weergegeven. Het betreft zowel wijzigingen in de regels als op de verbeelding. Algemeen Als in de 2e correctieve herziening gesproken wordt over het basisplan dan wordt het bestemmingsplan Buitengebied Raalte zoals vastgesteld op 8 juni 2012 bedoeld. Indien verwezen wordt naar bijvoorbeeld artikelnummers of paginanummers dan betreft het een verwijzing naar de nummers zoals opgenomen in het basisplan. Toelichting De toelichting van het basisplan maakt geen integraal onderdeel uit van deze 2e correctieve herziening. Deze herziening wordt voorzien van een op de herziening toegespitste toelichting. Regels De onderdelen van de regels die betrekking hebben op deze 2e correctieve herziening zijn in de planregels groen danwel geel gearceerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van het basisplan groen gearceerd en voorzien van een doorhaling ('regel'). Toevoegingen ten opzichte van de regels van het basisplan worden geel gearceerd('regel'). De wijzigingen die naar aanleiding van de 1e correctieve herziening zijn doorgevoerd zijn blauw gearceerd. De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaan van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het basisplan. Van belang is dat de blauw gearceerde en niet gearceerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze 2e correctieve herziening uitmaken. Verbeelding De wijzigingen op de verbeelding hebben zowel betrekking op het toevoegen van nieuwe onderdelen als het verwijderen/wijzigen van bestaande onderdelen. Alleen de percelen waar een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. Daarbij geldt vervolgens dat zowel de aanpassing als de overige relevante zaken betreffende dat perceel in beeld worden gebracht. Zo wordt in 1 oogopslag de nieuwe situatie duidelijk. Voor onderdelen van deze herziening waar gronden aan het bestemmingsplan worden toegevoegd geldt dat de regels van het plan 'Buitengebied Raalte, tweede correctieve herziening, na eerste herziening' van overeenkomstige toepassing zijn op deze gronden. Voor gronden waar de bestemming wordt gewijzigd is het van belang dat de overig relevante zaken niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat ze enkele een informatieve rol in deze herziening vervullen. Bijvoorbeeld:  Op perceel x wordt het bouwvlak vergroot. Het nieuwe bouwvlak wordt opgenomen in deze herziening. Ter informatie worden ook de van toepassing zijnde enkelbestemming, dubbelbestemming en functieaanduiding opgenomen. Per wijziging wordt onder het kopje 'juridische vertaling' (hoofdstuk 2) aangegeven welke wijziging betrekking heeft op deze herziening en welke zaken ter informatie gelden. Rho adviseurs voor leefruimte 11 1.1 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod. Rho adviseurs voor leefruimte 12 Rho adviseurs voor leefruimte 13 Hoofdstuk 2 Beschrijving onderdelen 2e herziening In dit hoofdstuk zijn de te herziene zaken beschreven en kort gemotiveerd. Hierbij is onderscheid gemaakt in 3 soorten wijzigingen: 1. Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d. 17 juli 2013; 2. Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d 18 december 2013; 3. Overige omissies en aanpassingen. Zoals aangegeven onder punt 2 worden er wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d. 18 december 2013 doorgevoerd. Eén wijziging die vertaald moet worden in een nieuw bestemmingsplan wordt niet meegenomen in deze herziening. Het betreft de aanpassing inzake het recreatieterrein Jacobsgat. Voor het Jacobsgat is een afzonderlijk bestemmingsplan in voorbereiding. Om te voorkomen dat de wijzigingen op dit recreatieterrein in twee verschillende bestemmingsplannen geborgd worden heeft de gemeente besloten de uitspraak van de Raad van State niet te verwerken in deze herziening. Dit onderdeel van de uitspraak wordt vanzelfsprekend wel meegenomen in het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan voor het Jacobsgat. 2.1 Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d. 17 juli 2013 2.1.1 Stoevinghe en gebied bij Lemelerveldseweg Ontstaansgeschiedenis De provincie heeft een reactieve aanwijzing gegeven op de bestemming Wonen zoals deze in het basisplan is opgenomen voor 89 permanent bewoonde recreatiewoningen ter plaatse van de Stoevinghe en het gebied bij de Lemelerveldseweg. De motivering voor deze reactieve aanwijzing komt er kortweg op neer dat het toekennen van een woonbestemming aan recreatiewoningen die als zodanig zijn gebouwd, in strijd is met de Omgevingsverordening Overijssel. De gemeenteraad van Raalte heeft beroep ingesteld tegen deze aanwijzing. Dit beroep is met de uitspraak van 17 juli 2013 (nummer 201208551/1/R1) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ongegrond verklaard. Doordat de reactieve aanwijzing in stand is gebleven, maken de betreffende 89 percelen niet langer deel uit van het basisplan. In voorliggende 2e correctieve herziening wordt een nieuwe bestemming/regeling opgenomen, waarbij nadrukkelijk rekening is gehouden met de uitspraak van de Afdeling en de Omgevingsverordening. Het recht om de betreffende 89 recreatiewoningen te bewonen, betreft een objectgebonden overgangsrecht in de tot dusver geldende bestemmingsplannen. Dit is vast komen te staan in procedures tegen de tot dusver geldende bestemmingsplannen en is in de uitspraak over de reactieve aanwijzing (17 juli 2013) nogmaals door de Afdeling bevestigd: “Vast staat dat het gebruik van de 89 recreatiewoningen voor permanente bewoning is toegestaan op grond van objectgebonden gebruiksovergangsrecht in de tot dusver geldende bestemmingsplannen “Buitengebied Heino” uit 1987 en “Recreatieterrein Twentseweg e.o.” uit 1995.” (rechtsoverweging 3 van uitspraak d.d. 17 juli 2013) Rho adviseurs voor leefruimte 14 Dat tot dusver een objectgebonden overgangsrecht geldt voor deze 89 recreatiewoningen is derhalve een vaststaand feit dat geen nadere motivering behoeft. Voor een uitgebreide beschrijving van het ontstaan van permanente bewoning in dit gebied wordt verwezen naar de Nota Zienswijzen van het basisplan. Wij volstaan hier met de opmerking dat permanente bewoning op deze adressen al wordt toegestaan sinds de peildatums 1 juli 1994 (voormalig gemeente Dalfsen) en 16 december 1987 (voormalig gemeente Heino) en dat uit inventarisaties uit die jaren blijkt dat de bewoning vaak al terug gaat tot de jaren '70 of '80. Toets aan Omgevingsverordening Overijssel Artikel 2.12.3, lid 3 van de Omgevingsverordening Overijssel bevat een uitzondering op het verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen. Permanente bewoning kan binnen een recreatieve bestemming worden toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De recreatiewoningen moeten vóór of op 31 oktober 2003 permanent worden bewoond; b. Dat gebruik moet sindsdien onafgebroken zijn voortgezet; c. Er moet op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingsverordening sprake zijn van een geldend bestemmingsplan dat voorziet in een objectgebonden overgangsrecht op grond waarvan permanente bewoning is toegestaan. Ad 1 en 2. De gemeente heeft de bewoningsgeschiedenis van de betreffende 89 recreatiewoningen vanaf de peildatum 31 oktober 2003 gecontroleerd in de gemeentelijke basisadministratie. Daaruit blijkt dat de betreffende 89 recreatiewoningen ruim vóór 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat dit gebruik sindsdien onafgebroken (korte onderbrekingen buiten beschouwing gelaten) is voortgezet. Ad 3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 17 juli 2013 (201208551/1/R1) vastgesteld dat aan deze voorwaarde wordt voldaan. De planologische situatie is sindsdien niet gewijzigd. Conclusie Aan de criteria uit artikel 2.12.3, lid 3 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. Dat maakt het mogelijk het bestaande recht op permanente bewoning te verankeren binnen een recreatieve bestemming. De gemeente Dalfsen heeft in een zeer vergelijkbare situatie een regeling ontworpen die ook goed toepasbaar is in Raalte. Het gaat om de specifieke gebruiksregel in artikel 6.5 van het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen'. De provincie Overijssel heeft aangegeven dat deze wijze van bestemmen in overeenstemming is met de Omgevingsverordening. De gemeente Raalte kiest er voor om de regeling van Dalfsen als vertrekpunt te nemen om het bestaande recht op bewoning door middel van een aanduiding en gebruiksregel binnen een recreatieve bestemming te regelen. Met deze wijze van bestemmen wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het oorspronkelijke raadsbesluit van 8 juni 2012, voor zover dat mogelijk is binnen de kaders van de Omgevingsverordening en de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2013. Omschrijving wijziging De 89 recreatiewoningen worden in voorliggende herziening voorzien van de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 2 inclusief de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning'. Tevens worden bijbehorende bouwregels en specifieke gebruiksregels opgenomen. Bouwregels: Uit het voorgaande volgt dat permanente bewoning mogelijk wordt gemaakt binnen een recreatieve bestemming. Dit betekent dat de bouwregels voor recreatiewoningen het vertrekpunt blijven in deze nieuwe regeling (en niet de regels van een woonbestemming). Vanuit het streven om verstening van het buitengebied te voorkomen, de ligging in een bosgebied en het voorkomen van te grote verschillen met de overige recreatiewoningen in het gebied is terughoudendheid bij het toekennen van bouwmogelijkheden op zijn plaats. Rho adviseurs voor leefruimte 15 De gemeente acht het evenwel redelijk om een kleine verruiming van de permanent bewoonde recreatiewoningen toe te staan. Het gebruik als permanente woonruimte is immers een feit en dit leidt tot een grotere ruimtebehoefte dan bij recreatief gebruik. Te denken valt aan ruimte voor opslag of een hobbyruimte: ruimten waaraan bij recreatief gebruik geen, of in mindere mate, behoefte bestaat. Deze kleine verruiming geeft de eigenaren bovendien de mogelijkheid de bewoonde recreatiewoningen aan te passen aan de eisen van deze tijd. Voor de gehanteerde inhoudsmaat van de recreatiewoningen is aangesloten bij het oorspronkelijke raadsbesluit van 8 juni 2012 (maximaal 350m3). De oppervlakte van bijgebouwen is verruimd naar 30m2. Met deze maatvoering is aansluiting gezocht bij het oppervlak dat vergunningvrij bij een reguliere woonbestemming is toegestaan. Deze beperkte verruiming van bijgebouwen vermindert de kans op buitenopslag, hetgeen de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ten goede komt. Daarnaast is de regeling zodanig aangepast dat bijgebouwen/bergingen niet ten koste gaan van de maximale inhoud van recreatiewoningen en dat de verplichte dakhelling voor bergingen vervalt. Met deze bouwregels is beoogd een evenwicht te vinden tussen de behoefte aan uitbreidingsruimte enerzijds en het waarborgen van ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Gebruiksregels Met een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat de 89 recreatiewoningen, die al decennialang permanent bewoond worden en op grond van rechterlijke uitspraken een objectgebonden overgangsrecht op permanente bewoning hebben verworven, de permanente bewoning mogen voortzetten binnen de bestemming 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie 2'. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding: De 89 percelen waar de Uitspraak van de Raad van State d.d. 17 juli 2013 betrekking op heeft worden voorzien van de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 2 inclusief de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum volume = 350 m3'. Aanpassing regels:  In artikel 2.7 en 2.8 wordt de tekst 'de buitenzijde van de gevels' vervangen door 'de binnenzijde van de gevels'.  In lid 20.2 wordt een nieuw sub opgenomen, luidende: met dien verstande dat: in afwijking van het bepaalde onder b de oppervlakte van bergingen bij recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' 30 m2 per recreatiewoning bedraagt en tevens het volgende geldt:  de goothoogte van de berging bedraagt ten hoogste 3 m;  de bouwhoogte van de berging bedraagt ten hoogste 6 m. Dit is in een aparte regel opgenomen in de bouwtabel in artikel 20.2.  Punt 3 in artikel 20.2 onder c vervalt.  In lid 20.3 wordt een nieuw sub b toegevoegd, luidende: Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning', permanente bewoning van de recreatiewoning is toegestaan op grond van een objectgebonden overgangsrecht.  In artikel 47 wordt een nieuw sub c opgenomen luidende: 'In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' permanente bewoning van de recreatiewoning op grond van een objectgebonden overgangsrecht wel is toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 16 2.2 Wijzigingen naar aanleiding van de Raad van State uitspraak d.d 18 december 2013 2.2.1 Perceel dagrecreatie ten oosten van de Twentseweg 122 Omschrijving wijziging a. De gronden met de bestemming 'Recreatie ‐ Dagrecreatie' zijn ingevolge artikel 18, lid 18.1, aanhef en onder g, van de regels, gelezen in samenhang met lid 18.4, onder c, en artikel 1, lid 1.45, bestemd voor aan de bestemming ondergeschikte evenementen, die ten hoogste vijf dagen duren, een openbaar karakter hebben, gericht zijn op een groot publiek en betrekking hebben op kunst, sport, ontspanning en cultuur. De evenementen zijn voor de bestemming 'Recreatie ‐ Dagrecreatie' niet in aantal beperkt. Niet gebleken is dat de uitstraling van de voorziene evenementen is betrokken bij de vaststelling van het plandeel. Daarnaast is gebleken dat de eigenaar/initiatiefnemer de gronden niet voor evenementen wil gebruiken. De Raad van State heeft het besluit van de gemeente op dit onderdeel dan ook vernietigd. Dit wordt in deze herziening hersteld door evenementen op het perceel uit te sluiten. b. De gronden kunnen ingevolge artikel 18, lid 18.1, aanhef en onder a, en f, van de regels gebruikt worden voor speelweiden, waterplassen, sport‐ en speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen. De Raad van State is van oordeel dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd dat dit gebruik niet leidt tot onevenredige gevolgen wat betreft het woon‐ en leefklimaat en de omgeving en of een op het gebruik toegesneden bestemming niet meer in de rede ligt. De Raad van State heeft het besluit van de gemeente op dit onderdeel vernietigd. Dit wordt in deze herziening hersteld door sport‐ en speelvoorzieningen op het perceel uit te sluiten. Als gevolg van de wijziging is op het perceel uitsluitend dagrecreatief gebruik toegestaan. Tevens worden bijbehorende voorzieningen zoals paden, in‐ en uitritten, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water toegestaan. Deze voorzieningen worden in het gehele plangebied algemeen toegestaan. Van belang is tevens dat deze voorzieningen bij de hoofdbestemming behorende voorzieningen betreffen. Dit waarborgt de kleinschaligheid (parkeervoorzieningen bijvoorbeeld zijn toegestaan maar dit betekent niet dat het gehele perceel in gebruik genomen kan worden voor parkeren). Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Op de verbeelding wordt aan het perceel ten oosten van de Twentseweg 122 de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1' opgenomen;  Op de verbeelding wordt aan het perceel ten oosten van de Twentseweg 122 de specifieke bouwaanduiding 'geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde' verwijderd; De betreffende enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. Aanpassing regels:  In lid 18.1 wordt een nieuw sub opgenomen luidende: 'ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie ‐ 1': uitsluitend dagrecreatief gebruik.  in lid 18.1 onder f wordt de volgende aanvulling toegevoegd: 'met dien verstande dat sport‐ en speelvoorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1';  in lid 18.2 wordt een nieuwe sublid opgenomen, luidende: '18.2.6 bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1' a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; Rho adviseurs voor leefruimte b.
c.
17 de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 2.2.2 Stal 't Reelaer, Heinoseweg 10 te Raalte Omschrijving wijziging De Raad van State heeft in zijn uitspraak het beroep van stal 't Reelaer inzake het gebruik van de bij de manege behorende weilanden met de bestemming 'Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden' voor het houden van manegepaarden gegrond verklaard. Het exploiteren van een manege valt niet onder de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de zin van artikel 1, lid 1.10, van de regels. Het houden van paarden in een manege is immers niet gericht op het voortbrengen van producten. Artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels voorziet derhalve niet in het gebruik van de weilanden met de bestemming 'Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden' voor het weiden van paarden ten behoeve van de manege en voor een deel van de weilanden tevens het lesgeven en het examineren, aldus de Raad van State. Het gebruik van de betreffende gronden voor manege‐activiteiten wordt evenwel acceptabel geacht. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De bestemming 'Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden' wordt, ter plaatse van de gronden behorende bij de manege, gewijzigd in de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'manege', met uitzondering van het achterste deel van het perceel. Uit overleg met de eigenaren van de manege blijkt dat dit deel niet door de manege wordt gepacht en dus ook niet voor manege‐activiteiten wordt gebruikt. De bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' is gelet op het agrarische gebruik door Landgoed 't Reelaer voor dit deel van het perceel wel op zijn plaats. De betreffende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen blijven ongewijzigd. In paragraaf 2.3.25 is daarnaast beschreven dat de aanduiding 'specifieke vorm van sport – voormalige bedrijfsbebouwing' komt te vervallen. 2.2.3 Bungalowpark Old Heino, Zwolseweg 71a te Heino Omschrijving wijziging De Raad van State heeft in zijn uitspraak het beroep inzake de geurgevoelige bebouwing gegrond verklaard. In het bestemmingsplan Buitengebied zijn op de gronden met de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐1 nieuwe geurgevoelige bebouwing in de vorm van o.a. recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Om te voorkomen dat deze nieuwe geurgevoelige bebouwing gevolgen heeft voor het naastgelegen agrarische bedrijf was in het basisplan op een afstand van 50 m van het naastgelegen agrarische bedrijf aan de Zuthemerweg 1 de aanduiding 'bebouwing uitgesloten' opgenomen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het plan, vanwege een overeenkomst waarin een afstand van 100 m is opgenomen, niet uitvoerbaar is. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De gronden met de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1 gelegen op een afstand tot 100 m van het naastgelegen agrarische bouwvlak worden voorzien van de aanduiding 'bebouwing uitgesloten'. Rho adviseurs voor leefruimte 18 De betreffende enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3 Overige omissies en aanpassingen 2.3.1 Schoolbosweg 10 te Heino Omschrijving wijziging Op deze camping zijn 2 bedrijfswoningen aanwezig en vergund. In het bestemmingsplan vigerend voorafgaand aan het huidige vigerende bestemmingsplan zijn deze 2 woningen ook als zodanig bestemd. Per abuis is 1 van de woningen in het huidige vigerende bestemmingsplan, het bestemmingsplan Buitengebied wegbestemd. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Op het perceel Schoolbosweg 10 te Heino wordt de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 2' opgenomen. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.2 bouwverordening en parkeren In het ontwerpplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte in dit artikel 46 verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan in artikel 45.5. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was. 2.3.3 Bloemenkampsweg 15 te Luttenberg Omschrijving wijziging Met toepassing van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO is de nieuwvestiging van een intensieve veehouderij aan dit adres vergund . In tegenstelling tot het moment van vaststelling van het basisplan is de vergunning thans onherroepelijk. Van de verleende vrijstelling is nog geen gebruik gemaakt. De locatie ligt in een vestigingsgebied voor nieuwvestiging in het landbouwontwikkelingsgebied Haarle. Dit betekent dat voor dit ontwikkelingsgebied nog sprake kan zijn van één nieuwvestiging voor een intensive veehouderij. Juridische vertaling Op de verbeelding wordt ter plaatse van de Bloemenkampsweg 15 een nieuw agrarisch bouwvlak toegekend. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt 1,5 ha en het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1. De bestemming Agrarisch met Waarden ‐ Landschapswaarden en de (eventueel) aanwezige dubbelbestemmingen‐ en gebiedsaanduidingen wijzigen niet. Op het perceel zijn de regels van het basisplan van toepassing. Deze regels worden naar aanleiding van deze wijziging niet aangepast. Rho adviseurs voor leefruimte 19 2.3.4 Delmterweg 2 te Heino Omschrijving wijziging Op het perceel Delmterweg 2 te Heino is een bedrijfswoning aanwezig en vergund. Deze bedrijfswoning is ook als zodanig in het basisplan bestemd. Echter het bouwvlak in het basisplan is zodanig opgenomen dat de bedrijfswoning gedeeltelijk buiten het bouwvlak ligt. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Het bouwvlak aan de Delmterweg 2 wordt vergroot zodat de bedrijfswoning binnen het bouwvlak komt te liggen. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.5 Pleegsterdijk 28a te Raalte Omschrijving wijziging Omdat het bouwvlak Pleegsterdijk 28a is gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG) is het niet noodzakelijk dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen is. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'vestigingsgebied' overbodig aangezien hier al nieuwvestiging heeft plaatsgevonden. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De aanduiding 'intensieve veehouderij op het perceel Pleegsterdijk 28a wordt verwijderd. Daarnaast wordt de gebiedsaanduiding 'vestigingsbied' rond om de Pleegsterdijk 28a ook verwijderd. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, overige gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.6 Hogebroeksweg 25 te Raalte Omschrijving wijziging De situatie zoals opgenomen in het basisplan is gebaseerd op een oude situatie van het perceel Hogebroeksweg 25. De huidige ligging van het erf dient opgenomen te worden. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Het bouwvlak wordt zodanig aangepast dat het nieuwe bouwvlak wordt vergroot. Daarnaast wordt het bouwvlak enkele meters in westelijke richting gesitueerd. De betreffende dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.7 Hondemotsweg 40 te Raalte Omschrijving wijziging Op het perceel Hondemotsweg 40 is een 2e bedrijfswoning vergund. Deze is per abuis niet opgenomen in het basisplan. Dit wordt in deze herziening hersteld. Rho adviseurs voor leefruimte 20 Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Op het perceel Hondemotsweg 40 te Raalte wordt de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 2' opgenomen. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.8 Perceel natuur aan Overkampsweg Omschrijving wijziging In de provinciale omgevingsvisie van de provincie zijn de gronden aan de Overkampsweg aangewezen als 'EHS ‐ bestaande natuur'. Op basis van deze aanwijzing zijn de gronden in het basisplan voorzien van de bestemming Natuur. De aanwijzing als 'EHS ‐ bestaande natuur' betreft een omissie, zo blijkt uit overleg met de provincie. De provincie past haar omgevingsvisie hierop aan. Deze omissie wordt eveneens in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De bestemming natuur aan de Overkampsweg wordt gewijzigd in Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden, conform de wijze waarop deze gronden in het ontwerp van het basisplan waren bestemd. De betreffende dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.9 Berghuisweg 1 te Heeten Omschrijving wijziging In opdracht van de gemeente heeft Het Oversticht in 2008 een inventarisatie van karakteristieke panden uitgevoerd. Het buitengebied is geïnventariseerd op basis van een samengestelde veldwerklijst, waarop het adres Berghuisweg 1 ontbrak. In vervolg hierop zijn enkele aanvullingen gedaan. De panden en erven zijn beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria. Op 22 april 2014 is Berghuisweg 1 bezocht door een adviseur erfgoed van Het Oversticht. Ondanks enkele aanpassingen is de bebouwing nog zeer herkenbaar en relatief gaaf bewaard gebleven. Om deze reden wordt het adres Berghuisweg als karakteristiek aangemerkt. Dit wordt in de herziening verwerkt. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Op het perceel Berghuisweg 1 te Heeten wordt de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, overige gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. Aanpassing regels:  Bijlage 10 van de regels wordt aangevuld met het toetsingsrapport voor het perceel Berghuisweg 1. Rho adviseurs voor leefruimte 21 2.3.10 Stobbenbroekerweg 16 te Raalte Omschrijving wijziging Volgens de doeleindenomschrijving van bestemmingsplan Buitengebied Raalte, partiële herziening nr. 2004‐1 Stobbenbroekerweg 16, vastgesteld bij besluit van de Raad op 20 oktober 2005, en grotendeels goedgekeurd op 30 mei 2006, zijn de gronden op deze locatie met de bestemming 'groenstrook/aardenwal' bestemd voor afscheiding en landschappelijke inpassing van het daarbinnen gelegen terrein door middel van groenvoorzieningen en tevens voor een aarden wal van minimaal 6,5 meter hoog en maximaal 7,5 meter hoog ten behoeve van de geluidwering. In het basisplan is de geluidwal/groenstrook voorzien van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming klopt niet, want juist de bestemming Groen‐1 is toegespitst op dit soort situaties. Bovendien is de geluidwal niet beschermd. Dit wordt hersteld in deze herziening. Juridische vertaling Aanpassingen verbeelding:  Op de locatie Stobbenbroekerweg 16 wordt de bestemming Groen gewijzigd in de bestemming Groen‐1. Tevens wordt de aanduiding 'geluidwal' opgenomen. De betreffende dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. Aanpassing regels:  In artikel 10 lid 10.1 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 'ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': een geluidwal.  In artikel 10 lid 10.3.1. een nieuw lid toegevoegd, luidende: 'het egaliseren en afgraven van gronden'  In artikel lid 10.3.3 wordt de zin aangevuld met de volgende zinsnede: en ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': hiertegen uit hoofde van het waarborgen van een goed leefklimaat geen bezwaren bestaan, waarbij het bepaalde in de Wet geluidhinder als uitgangspunt wordt gehanteerd. 2.3.11 Veenweg 7/7a te Luttenberg Omschrijving wijziging In 1984 is vergunning verleend voor de verbouw van een bedrijfsruimte tot 2e woning. Deze vergunde en bestaande woning is per abuis niet bestemd. Dit wordt in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  Op het perceel Veenweg 7/7a te Luttenberg wordt de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 2' en de aanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen. De betreffende enkelbestemming, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.12 Bebouwingsvrije zone machinefabriek, 't Zeegsveld 5 te Heino Omschrijving wijziging De bebouwingsvrije zone voor de machinefabriek aan 't Zeegsveld 5 te Heino is niet juist weer gegeven. Rho adviseurs voor leefruimte 22 Het voorheen geldende bestemmingsplan Old Heino uit 1997 refereert aan de oude milieuvergunning van de machinefabriek (1995) en gaat uit van het feit dat de geluidbelasting van de fabriek op de woningen niet meer dan 45 dB(A) mag bedragen. Ook is gesteld dat de machinefabriek nog kon uitbreiden tot een afstand van 40 meter tot de woning aan de Zwolseweg 59. Op basis daarvan is vervolgens gesteld dat dit de minimum afstand moet zijn tussen de machinefabriek en de te realiseren recreatiewoningen. Vervolgens is het bestemmingsplan herzien voor de uitbreiding van bedrijventerrein 't Zeegsveld en is de bestemmingsregeling in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Het bestemmingsplan 'Uitbreiding 't Zeegsveld' is vastgesteld op 22 november 2007 en onherroepelijk sinds 10 april 2008. Ten behoeve van het bestemmingsplan 't Zeegsveld is een akoestisch rapport opgesteld. Daaruit blijkt dat de machinefabriek inclusief de uitbreiding voldoet aan de geluidvoorwaarden zoals gesteld in de oude milieuvergunning. Inmiddels is het bestemmingsplan Uitbreiding 't Zeegveld vervallen en overgenomen in bestemmingsplan Heino , vastgesteld bij besluit van de raad van 22‐04‐2010. In dit bestemmingsplan is voor 't Zeegsveld de milieuzoneringsbenadering toegepast. Voor de machinefabriek is gesteld dat dit een milieucategorie 4.1 bedrijf is en is specifiek bestemd (SB‐1). Op de verbeelding is aangegeven dat tot en met milieucategorie 3.2 is toegestaan. Voor omgevingstype gemengd gebied moet een afstand van 50 meter worden aangehouden tot gevoelige bestemmingen. Op basis daarvan is het bouwvlak voor 't Zeegsveld geprojecteerd op 50 meter afstand uit de gevel van de woning aan de Zwolseweg 59. De enige uitbreidingsmogelijkheid voor de fabriek is binnen het bouwvlak richting de recreatiewoningen. Uitgaande van het feit dat de woning aan de Zwolseweg 59 en de woningen aan de Molenweg de belemmerende factor zijn in de uitbreidingsmogelijkheden van de machinefabriek wordt geacht dat de afstand van 50 meter tussen het bouwvlak en de recreatiewoningen afdoende is als bebouwingsvrije zone om eventuele geluidhinder tegen te gaan. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De specifieke bouwaanduiding‐ bebouwing uitgesloten wordt zodanig gewijzigd dat de bebouwingsvrije zone op 50 meter afstand evenwijdig aan het bouwvlak komt te liggen. De betreffende enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en overige aanduidingen blijven, indien in het basisplan aanwezig, ongewijzigd. 2.3.13 Milieuvoorwaarde regeling neven‐ en vervolgfuncties Omschrijving wijziging In de regeling voor neven‐ en vervolgfuncties is de voorwaarde gesteld dat bedrijven uit milieucategorie 3 of hoger van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. De praktijk laat zien dat in sommige gevallen door middel van onderzoek eventueel in combinatie met het nemen van maatregelen kan worden aangetoond dat een activiteit in een lagere categorie valt. Geluidsonderzoek kan bijvoorbeeld uitwijzen dat de betreffende geluidsbelasting vanwege geluidsarme machines en aangebrachte isolatie vergelijkbaar is met een categorie 2 functie. Indien ook de overige milieubelastingen vergelijkbaar zijn met categorie 2 functies ziet de gemeente geen aanleiding om deze functie niet toe te staan. Om deze reden is het gewenst dit onderdeel van de regeling te nuanceren, zodat ook medewerking kan worden verleend indien door middel van onderzoek en eventueel het nemen van maatregelen wordt aangetoond dat de bedrijfsactiviteit in milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten valt. Ten behoeve van de flexibiliteit wordt deze mogelijkheid niet alleen opgenomen voor neven‐ en vervolgfuncties maar ook voor bedrijven met de bestemming Bedrijf. Dit onderdeel wordt in deze herziening aangepast. Rho adviseurs voor leefruimte 23 Juridische vertaling Aanpassing regels: In de regeling voor nevenfuncties zoals deze op diverse plaatsen in de regels is opgenomen wordt de voorwaarde 'bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan' aangevuld met een nieuwe zinsnede, luidende: 'tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In artikel 6 lid 6.5.1 wordt een nieuw sub toegevoegd, luidende: 'het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten mits uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.' 2.3.14 Primaire watergebieden Omschrijving wijziging In de dubbelbestemming Waterstaat ‐ Waterbergingsgebied zijn per abuis geen regels opgenomen voor aanlegactiviteiten waardoor bijvoorbeeld het ophogen van gronden en dempen van sloten op basis van de dubbelbestemming mogelijk is. Dergelijke werkzaamheden zijn vanwege de waterbergende functie van deze gronden (in extreme omstandigheden) niet gewenst, of pas na een toets door het Waterschap mogelijk. Dit wordt hersteld in deze herziening. Juridische vertaling Aanpassing regels: In artikel 41 wordt een nieuw lid opgenomen die de volgende werken of werkzaamheden vergunningsplichtig maakt: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage. 2.3.15 Wijze van meten Omschrijving wijziging In het basisplan is de wijze van meten voor de inhoud van een bouwwerk en de inhoud van een recreatiewoning gebaseerd op de destijds geldende wettelijke standaarden. Als gevolg van deze standaarden gaan er door dikker wordende begane‐grondvloeren (isolatie) en bijvoorbeeld rieten daken delen van de inhoud van de woning verloren. Een rieten dak en een dikke vloer telt namelijk mee voor de inhoudsbepaling. Omdat de standaarden inmiddels niet meer wettelijke zijn voorgeschreven, is het gewenst de wijze van meten voor deze twee onderdelen aan te passen. De gemeente vindt het uit duurzaamheidsoogpunt (isolatie) en ruimtelijke kwaliteit (rieten daken) wenselijk om de wijze van meten aan te passen. Deze aanpassing wordt in deze herziening opgenomen. Juridische vertaling Aanpassing regels:  In artikel 2 lid 2.7 wordt de wijze van meten aangepast. De nieuwe wijze van meten luidt als volgt: 'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen'. Rho adviseurs voor leefruimte 24 
In artikel 2 lid 2.8 wordt de wijze van meten aangepast. De nieuwe wijze van meten luidt als volgt: 'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat wanneer er sprake is van een kelder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen'. 2.3.16 Hobbyboer‐regeling Omschrijving wijziging In het basisplan is een regeling opgenomen dat hobby‐boeren die 1 ha grond in beheer hebben extra bouwmogelijkheden ten aanzien van bijgebouwen kunnen krijgen. De regeling voor extra bijgebouwen leidt in de praktijk tot de vraag wat er tot de 1 ha grond moet worden gerekend die in beheer moet zijn. De bedoeling van de regeling is om alleen extra bijgebouwen toe te staan indien dit ook bijdraagt aan instandhouding van het landschap. Om te voorkomen dat de extra bouwmogelijkheden worden geëffectueerd op percelen waarbij eigenlijk sprake is van een grote tuin/erf is het wenselijk de regeling aan te passen. Door op te nemen dat de 1 ha gronden buiten het bouwvlak moeten liggen worden de tuinen en erven binnen het bouwvlak niet meegerekend en kan de regeling toegepast worden op situaties waarvoor deze regeling bedoeld is. Deze aanpassing wordt in deze herziening opgenomen. Juridische vertaling Aanpassing regels:  De voorwaarde 'er ten minste 1 ha grond in beheer is' wordt gewijzigd in 'er ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer is;  De voorwaarde 'er dient ten minste 1 ha grond in beheer ten zijn' wordt gewijzigd in 'er dient ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer te zijn; 2.3.17 Plattelandskamers Omschrijving wijziging Tijdens het gebruik van het basisplan is gebleken dat de regeling voor plattelandskamers tot discussie leidt. Het woord 'kamer' leidt tot de vraag of het over de oppervlakte van de plattelandskamer gaat, of over een 'kamer' binnen de plattelandskamer. De formulering 'min of meer zelfstandig' in de begripsbepaling leidt tot de vraag wat 'min of meer zelfstandig' is. Om dit te verhelderen worden de regels aangepast. Deze aanpassing wordt in deze herziening opgenomen. In de praktijk komt het voor dat verschillende plattelandskamers worden gerealiseerd waarbij een of meerdere voorzieningen in de vorm van een keuken, toilet of badkamer gedeeld worden. De regeling zoals opgenomen in het basisplan verzet zich hier niet tegen. Het delen van voorzieningen vergroot de kans dat er ter plaatse een zelfstandige wooneenheid ontstaat waarbij de verschillende plattelandskamers als verschillende vertrekken van de wooneenheid in gebruik worden genomen (bijvoorbeeld: plattelandskamer 1 wordt de woonkamer, plattelandskamer 2 wordt de slaapkamer en plattelandskamer 3 wordt de 2e slaapkamer). Dit is expliciet niet de bedoeling. De gemeente is van mening dat het acceptabel is dat er gezamenlijke voorzieningen worden gerealiseerd en wil dit niet verbieden. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing maar door middel van deze toelichting wil de gemeente nogmaals benadrukken dat de plattelandskamers zelfstandige kamers moeten blijven met een recreatief gebruik en dat de realisatie van een extra wooneenheid niet is toegestaan. Juridische vertaling Aanpassing regels:  In artikel 1 lid 1.93 word de zinsnede 'min of meer zelfstandig' verwijderd. Rho adviseurs voor leefruimte 
25 In de voorwaarde 'het aantal kamers....' wordt het woord kamers vervangen door plattelandskamers. 2.3.18 Bouwverbod Omschrijving wijziging In artikel 31 lid 31.2 sub g is opgenomen dat nieuwbouw in geen geval is toegestaan. Deze regeling geldt echter niet voor de voormalige bedrijfswoning, maar is gericht op bijgebouwen. In deze herziening wordt deze omissie hersteld. Juridische vertaling Aanpassing regels:  In lid 31.2 sub g wordt de voorwaarde onder nummer 2 verwijderd. Daarnaast worden 2 nieuwe voorwaarden opgenomen, luidende: 1. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd de voormalige bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw van de voormalige bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen. 2.3.19 Plattelandswoning Omschrijving wijziging Op 1 januari 2013 is de Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake de planologische status van gronden alsmede aanpassingen van plattelandswoningen in werking getreden (hierna; Wet plattelandswoningen). De wet regelt dat: 1. het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend wordt voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten; 2. een bedrijfswoning behorend bij een agrarisch bedrijf door derden bewoond mag worden. (artikel 1.1a Wabo). Aanleiding van de Wet plattelandswoningen Door schaalvergroting in de landbouw komt het nogal eens voor dat het agrarische bedrijf wordt gesplitst van de agrarische bedrijfswoning. Indien deze agrarische bedrijfswoning vervolgens door een burger (een niet‐agrariër) wordt bewoond, dan leidt dit feitelijk gebruik in de huidige situatie tot een hoger beschermingsniveau tegen nadelige milieueffecten. Dit is voor het nabijgelegen (oorspronkelijke) bedrijf ongunstig, nu haar bedrijfsvoering hierdoor kan worden beperkt. De Wet plattelandswoningen biedt een oplossing voor deze onwenselijke situatie. Ingevolge het nieuwe artikel 1.1a Wabo kan het bevoegd gezag van de gemeente bepalen dat een (voormalige) agrarische bedrijfswoning (tevens) door een niet‐agrariër mag worden bewoond. Dat dit is toegestaan, moet duidelijk blijken uit de bestemmingsplanregels of de omgevingsvergunning waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Deze 'plattelandswoningen' worden vervolgens op grond van artikel 1.1a Wabo van rechtswege beschouwd als een onderdeel van de nabijgelegen inrichting, zodat de woning niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van die inrichting. Hoewel het feit dat het planologische regime bepalend wordt (het eerste deel van de wet) heeft de wetgever er bewust voor gekozen om de werking van de wet te beperken tot agrarische bedrijfswoningen (tweede deel van de wet). Het bevoegd gezag van de gemeente kan daarom bijvoorbeeld niet bepalen dat ook bedrijfswoningen op industrieterreinen door derden mogen worden bewoond. Het is mogelijk om een voormalige agrarische bedrijfswoning aan te duiden als plattelandswoning in het bestemmingsplan of via een omgevingsvergunning. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet langer beschermd wordt tegen negatieve milieueffecten van het bijbehorende agrarische bedrijf Rho adviseurs voor leefruimte 26 inzake geur, fijnstof en geluid. De Wet plattelandswoning zorgt ervoor dat bestaande agrarische bedrijfswoningen, ook als deze woningen door derden worden bewoond, worden beschouwd als een onderdeel van het betreffende (agrarische) bedrijf waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd of een melding Activiteitenbesluit wordt ingediend. Bestaande bedrijfswoningen horen bij de inrichting en worden niet beschermd. Als ze niet meer als bedrijfswoning worden gebruikt dan zorgt de Wet plattelandswoning voor bescherming zoals die zou zijn van een bedrijfswoning. Voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Met de wet wordt dus het planologisch regime (de agrarische bestemming) bepalend voor de bescherming van de woning en niet langer het feitelijk gebruik als burgerwoning. De wet gaat in op een 3‐tal milieuaspecten: 1. geurhinder; 2. geluidhinder; 3. fijnstof (luchtkwaliteit). Deze aspecten zijn geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. De Wet past dan ook de Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wabo aan. Om de plattelandswoning mogelijk te maken in het buitengebied van de gemeente Raalte wordt dit onderdeel opgenomen in deze herziening. Juridische vertaling Aanpassing regels:  In artikel 1 wordt het volgende begrip opgenomen: Plattelandswoning een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.  In artikel 3, 4 en 5 wordt de volgende afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen: Ten behoeve van een plattelandswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat: a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd; b. het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan indien er sprake is van een intensieve veehouderij; c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat; d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen; e. het aantal woningen mag niet toenemen; f. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven; g. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding‐ en ontwikkelingsmogelijkheden). Rho adviseurs voor leefruimte 27 2.3.20 Veldhoekerweg 9 te Heino Omschrijving wijziging Ten behoeve van de ontwikkeling aan de Veldhoekerweg 9 is een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan, 'Buitengebied Heino, Veldhoekerweg 9' is vastgesteld op 26 januari 2012 en verwerkt in het basisplan. Het gewijzigde bouwvlak is op een juiste wijze opgenomen in het basisplan maar per abuis is de natuurbestemming ten noorden van het bouwvlak niet als zodanig bestemd. Dit wordt in deze herziening hersteld. In deze herziening wordt deze omissie hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding:  De gronden ten noorden van het bouwvlak aan de Veldhoekerweg 9 worden conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Heino, Veldhoekerweg 9' voorzien van de bestemming Natuur. 2.3.21 Bouwregels bedrijfswoning Recreatie ‐ Dagrecreatie Omschrijving wijziging In lid 18.2.5 zijn de bouwregels ten aanzien van bedrijfswoningen binnen de bestemming Recreatie ‐ Dagrecreatie opgenomen. Omdat in dit lid ook de bouwregels voor de bijgebouwen zijn opgenomen is het niet duidelijk of sub c en d betrekking hebben op de bouwregels voor de bedrijfswoning, de bouwregels voor de bijgebouwen of beide. In deze herziening wordt deze omissie hersteld. Sub f wordt gewijzigd in 150 m2 aangezien in 2013 reeds een vergunning voor een bijgebouw van 150 m2 is afgegeven. Juridische vertaling Aanpassing regels:  In sub c, d en e wordt opgenomen dat het de bouwregels ten aanzien van de bedrijfswoning betreft.  Er worden twee nieuwe subleden opgenomen die de goot‐ en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 6 m ten behoeve van bijgebouwen regelen.  In sub f wordt het oppervlak gewijzigd in 150 m2. 2.3.22 Overkappingen Omschrijving wijziging In verschillende artikelen is de oppervlaktemaat voor overkappingen niet gelimiteerd. Dit betekent dat het gehele bouwvlak volgebouwd kan worden met overkappingen. Omdat dit niet wenselijk is wordt deze omissie in deze herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing regels: In de artikelen Bedrijf, Detailhandel‐Tuin, Gemengd, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk en Sport wordt in de tabel met bouwregels naast bijgebouwen de term 'en overkappingen' opgenomen. Deze wijze van regelen sluit aan bij de systematiek van de overige artikelen. 2.3.23 Haarweg 18‐20 te Heino Omschrijving wijziging Gebleken is dat per abuis de mogelijkheid voor de bouw van een recreatiewoning op een perceel nabij Haarweg 20 niet in het basisplan is opgenomen. Deze omissie wordt in deze herziening hersteld. Rho adviseurs voor leefruimte 28 Juridische vertaling Aanpassing verbeelding: Op het perceel Haarweg 20 wordt in de zuidoosthoek van het perceel de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie – 2' opgenomen met een bouwvlak, conform het voorheen geldende bestemmingsplan 'Twentseweg e.o.'. 2.3.24 Veldschuur nabij Heuvelweg 54 te Luttenberg Omschrijving wijziging Op een perceel aan de Heuvelweg in Luttenberg, kadastraal bekend Raalte sectie R, nummer 1566, staat een veldschuur. Gebleken is dat de schuur zoals sinds 1962 aanwezig op het moment van ter inzage legging van het basisplan vergund is en in redelijke staat verkeerde. Een positieve bestemming van deze veldschuur was op zijn plaats geweest. Deze omissie wordt met voorliggende herziening hersteld. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding: De veldschuur wordt positief bestemd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur'. 2.3.25 Stal 't Reelaer. Heinoseweg 10 te Raalte Omschrijving wijziging De manege is tot op heden benaderd als een nieuwe functie in vrijkomende agrarische bebouwing. Gebleken is dat de manege inmiddels circa 20 jaar actief is op deze locatie. Omdat maneges aan het buitengebied gebonden zijn, de gemeente de vestiging van deze manege op deze locatie geaccepteerd heeft en omdat dit de enige manege is die nog als vervolgfunctie wordt benaderd, is het gerechtvaardigd de vervolgfunctie‐benadering los te laten en het bedrijf als volwaardige manege te beschouwen. Juridische vertaling Aanpassing verbeelding De aanduiding 'specifieke vorm van sport – voormalige bedrijfsbebouwing' wordt verwijderd. In paragraaf 2.2.2 is de wijziging naar aanleiding van de Raad van State uitspraak beschreven. Rho adviseurs voor leefruimte 29 Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid 3.1 Beleid en sectorale onderzoeken Voorliggend bestemmingsplan betreft een herziening van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Raalte. Deze herziening bestaat uit enkele aanpassingen van het bestemmingsplan Buitengebied die een beperkte ruimtelijke impact hebben. Het gaat om correcties van de verbeelding of de regels waarbij de beleidsmatige afweging, de toets aan relevant beleid en de sectorale onderzoeken al bij het opstellen van het basisplan hebben plaatsgevonden. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het basisplan. Voor aanpassing inzake de regeling voor permanent bewoonde recreatiewoningen en de nieuwe regeling voor plattelandswoningen is in het basis plan nog geen beleid opgenomen. Deze onderdelen zijn getoetst aan het nieuwe beleid en geconcludeerd kan worden dat dit geen strijdigheden oplevert. 3.2 Economische uitvoerbaarheid De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan. 3.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 3.3.1 Inspraak & overleg Gezien de beperkte impact van de wijzigingen die in deze herziening voorgesteld worden is besloten het voorontwerpbestemmingsplan niet beschikbaar te stellen voor inspraak. De contouren van de nieuwe regeling voor de permanent bewoonde recreatiewoningen zijn op 27 mei 2014 in een informatiebijeenkomst met de eigenaren/bewoners besproken. De uitkomsten uit die bijeenkomst zijn verwerkt in het bestemmingsplan, voor zover passend in gemeentelijk en provinciaal beleid. De regelingen voor plattelandswoningen en permanent bewoonde recreatiewoningen zijn voorgelegd in het kader van het vooroverleg. Van de provincie Overijssel een vooroverlegreactie ontvangen (zie Bijlage 1). Hieronder is de reactie samengevat en beantwoord. Plattelandswoningen De provincie stemt in met de voorgestelde regeling voor plattelandswoningen. Reactie gemeente: Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. Nieuwe regeling permanent bewoonde recreatiewoningen De regeling zoals opgenomen in de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie 2' zoals opgenomen in voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de eisen die de Omgevingsverordening daaraan stelt, mits de ononderbroken bewoning en het bestaande objectgebonden overgangsrecht kunnen worden aangetoond. Rho adviseurs voor leefruimte 30 De voorgestelde vergroting naar 350 m3 levert naar verwachting nog geen spanning op met de provinciale sturing op ruimtelijke kwaliteit. In de Omgevingsverordening zijn geen (inhouds)maten opgenomen. Een verdere vergroting (naar bijvoorbeeld 400 m3) zou echter leiden tot uitbreidingsmogelijkheden die in de richting gaan van reguliere woningen. Dit is ongewenst omdat daarmee verder wordt afgeweken van de recreatieve doelstelling en dit heeft een negatief effect op de ruimtelijke kwaliteit, mede vanwege het grote aantal recreatiewoningen. Een vergroting boven de 350 m3 kan daarom hoogstwaarschijnlijk niet op instemming van de provincie rekenen. Reactie gemeente: De permanente bewoning van de betreffende 89 recreatiewoningen is na diverse juridische procedures vast komen te staan. De gemeente beschouwt het objectgebonden overgangsrecht dat in de procedures rond de voorheen geldende bestemmingsplannen (Twentseweg e.o. en Buitengebied Heino) is vast komen te staan (periode 1995 – 2004) als vaststaand feit. Het bestaande objectgebonden recht is bovendien in de voorbereiding van het basisplan, noch in de reactieve aanwijzing en de daaropvolgende procedure bij de Raad van State door de provincie bestreden. De beschrijving van de voorgeschiedenis van deze situatie in de toelichting van voorliggend plan begint daarom met de reactieve aanwijzing van de provincie en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 17 juli 2013 daarover. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de juridische voorgeschiedenis (waaronder de totstandkoming van het objectgebonden overgangsrecht) verwijzen wij naar de Nota Zienswijzen van het basisplan. De ononderbrokenheid van de bewoning is bij de vaststelling van het basisplan en ook voorafgaand aan de ter inzage legging van voorliggende herziening onderzocht door de gemeente in de gemeentelijke bevolkingsadministratie. De gemeente concludeert op basis van dit onderzoek en gelet op het bovenstaande dat deze nieuwe regeling voor de permanent bewoonde recreatiewoningen voldoet aan de Omgevingsverordening Overijssel. 3.3.2 Zienswijzen Het ontwerp heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn zienswijzen ingediend. In de nota zienswijzen (zie bijlage 2) zijn deze reacties samengevat en beantwoord. In enkele gevallen hebben de zienswijzen tot aanpassing van het bestemmingsplan geleid, dit is in de nota zienswijzen beschreven. 3.4 Toelichting op de planregels Permanente bewoning recreatiewoningen De aanpassingen in de planregels die in deze gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied worden doorgevoerd spreken grotendeels voor zich, of worden in hoofdstuk 2 van deze toelichting al voldoende toegelicht. Gedurende het planproces is gebleken dat wel behoefte bestaat aan een nadere uitleg van de regeling voor permanente bewoning van recreatiewoningen. Artikel 20.3, onder b luidt als volgt: 20.3 Specifieke gebruiksregel a. (…) b. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning', permanente bewoning van de recreatiewoning is toegestaan op grond van een objectgebonden overgangsrecht. In dit artikel is zowel de basisregel als de uitzondering geformuleerd. De basisregel, die ook in artikel 47 onder c. is opgenomen, is dat recreatiewoningen niet permanent mogen worden bewoond. Rho adviseurs voor leefruimte 31 De uitzondering op deze regel is dat op de adressen die voorzien zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' wel permanent mag worden gewoond. Deze aanduiding is gelegd op de 89 percelen met recreatiewoningen die al op grond van een objectgebonden overgangsrecht uit de tot dusver geldende bestemmingsplannen permanent bewoond mochten worden. De redactie van deze bepaling sluit aan bij de eerder door de provincie Overijssel geaccepteerde regeling in het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen en recreatiewoningen' van de gemeente Dalfsen. De situatie in Dalfsen heeft een grotendeels gelijke ontstaansgeschiedenis en is goed vergelijkbaar met de Raalter situatie. De zinsnede “op grond van een objectgebonden overgangsrecht” in artikel 20.3 is bedoeld om de ontstaansgeschiedenis van dit recht aan te duiden en om de Omgevingsverordening Overijssel in acht te nemen. Uit de plaatsing van dit artikel in hoofdstuk 2 van de planregels blijkt dat deze bepaling als positieve gebruiksregel moet worden gelezen, analoog aan de regeling van Dalfsen. Verhouding tot artikel 52.3 Tot slot blijkt dat enige toelichting bij artikel 52.3 op zijn plaats is. De redactie van dit artikel is ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan verbeterd. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op het object in bijlage 3 (Stoevenweg 31a te Heino). Deze locatie heeft een woonbestemming. Binnen deze woonbestemming is een recreatiewoning annex bijgebouw gelegen waar vanwege een specifieke ontstaansgeschiedenis bewoning is toegestaan. Deze regeling valt, in tegenstelling tot de 89 hiervoor genoemde gevallen, wel onder overgangsrecht. Dit valt ook af te leiden uit de plaatsing van dit artikel in hoofdstuk 4 van de planregels (Overgangs‐ en slotregels). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de Stoevenweg 31a geen onderdeel was van de provinciale reactieve aanwijzing en het bestemmingsplan Buitengebied Raalte zoals vastgesteld op 8 juni 2012 op deze locatie het vigerende bestemmingsplan is. In deze herziening wordt slechts de redactie van artikel 52.3 gewijzigd. Rho adviseurs voor leefruimte 32 Rho adviseurs voor leefruimte bijlagen bij de Toelichting
34 Rho adviseurs voor leefruimte 35 Bijlage 1 Vooroverlegreactie Provincie Overijssel Rho adviseurs voor leefruimte Luttenbergstraat 2
Postbus 10078
8000 GB Zwolle
Telefoon 038 499 88 99
Fax 038 425 48 88
overijssel.nl
[email protected]
RABO Zwolle 39 73 41 121
Gemeente Raalte
Team Ontwikkeling&Projecten
T.a.v. heer V. Breen
Postbus 140
8100 AC Raalte
Inlichtingen bij
Team RBBR
telefoon 038 499 80 90
l
Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro, 2e correctieve herziening bestemmingsplan Buitengebied
Raalte, gemeente Raalte
Datum
14.08.2014
Kenmerk
*
Pagina
1
Uw brief
Uw kenmerk
Aanleiding
Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2013
staat onherroepelijk vast dat de door de gemeenteraad toegekende woonbestemmingen aan
89 recreatiewoningen in het buitengebied van de gemeente Raalte niet langer onderdeel
uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State heeft de gemeente Raalte vervolgens
een nieuwe regeling opgesteld voor deze permanent bewoonde recreatiewoningen. Deze
regeling is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening.
Verder heeft de gemeente een afwijkingsregeling opgenomen in het kader van de Wet
plattelandswoningen. Beide onderdelen van het bestemmingsplan raken het provinciaal
belang. Deze beide planonderdelen zijn in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
ter beoordeling aan ons voorgelegd. Hieronder volgt onze reactie.
Nieuwe regeling
De ontstaansgeschiedenis van de permanente bewoning in de betreffende 89
recreatiewoningen komt grotendeels overeen met de recreatiewoningen op het terrein
‘Rosengaardeweg’ in de gemeente Dalfsen. Een groot deel van het recht op permanente
bewoning vindt zijn grondslag in een beleidsnota van de gemeente Dalfsen (dit deel van de
gemeente is na herindeling bij Heino en later bij Raalte gekomen). Ook de raad van de
gemeente Dalfsen heeft getracht een woonbestemming aan langdurig bewoonde
recreatiewoningen toe te kennen en ook in deze gemeente is, als uitkomst van een procedure
bij de Raad van State,vast komen te staan dat een woonbestemming niet voldoet aan de eisen
zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 In Dalfsen is inmiddels een
nieuwe gebruiksregeling voor de permanent bewoonde recreatiewoningen vastgesteld, die wel
voldoet aan de Omgevingsverordening.
De gemeente Raalte heeft vanwege de vergelijkbare ontstaansgeschiedenis en planproces een
regeling opgesteld overeenkomstig de nieuwe regeling in het bestemmingsplan
‘Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen’. Verschil met gemeente Dalfsen
is dat het bestaande recht in Raalte voortvloeit uit een objectgebonden overgangsrecht in
plaats van objectgebonden gedoogbeschikkingen. De regeling, zoals opgenomen in artikel
20.3 van het bestemmingsplan verschilt op dat punt met Dalfsen, maar komt in materiële zin
overeen: het objectgebonden recht op permanente bewoning wordt vastgelegd in een
specifieke gebruiksregeling binnen een recreatieve bestemming.
Permanente bewoning recreatiewoningen
De nieuwe gebruiksregeling in de correctieve herziening van het bestemmingsplan
Buitengebied Raalte houdt in dat aan recreatiewoningen met een specifieke aanduiding
(specifieke vorm van wonen- permanente bewoning) permanente bewoning van de
recreatiewoningen is toegestaan op grond van objectgebonden overgangsrecht.
Bijlagen
Datum verzending
Voor de onderbouwing van de regeling is het van belang dat wordt voldaan aan de in de
Omgevingsverordening opgenomen voorwaarden. Dit betekent dat onderbouwd moet worden
dat de recreatiewoningen sinds 31 oktober 2003 onafgebroken voor permanente bewoning zijn
gebruikt. Het is hierbij redelijk om kleine ondergeschikte onderbrekingen in de duur van de
permanente bewoning buiten beschouwing te laten. Verder is een voorwaarde dat uit de
toelichting van het bestemmingsplan moet blijken dat in het voorheen geldende
bestemmingsplan al sprake was van een objectgebonden overgangsrecht.
De nieuwe regeling beoordelend, kan vanuit de provincie worden ingestemd met de in het plan
opgenomen gebruiksregeling voor permanente bewoning van de betrokken recreatiewoningen.
De regeling is in overeenstemming met de eisen die de Omgevingsverordening Overijssel
2009 (artikel 2.12.3 ) daar aan stelt.
Datum
14.08.2014
Kenmerk
*
Pagina
2
Uw brief
Uw kenmerk
Inhoudsmaat recreatiewoningen.
In de Omgevingsverordening Overijssel is geen maximum gesteld aan de omvang
(inhoudsmaat) van recreatiewoningen. Vergroting van een deel van de recreatiewoningen in
bedrijfsmatig verhuurde parken hoeft geen probleem te zijn als dat leidt tot een gevarieerd
aanbod dat is afgestemd op de markt. Ook bij innovatieve nieuwe concepten kan dat het geval
zijn.
In de ter beoordeling voorgelegde regeling is een vergroting van 300m3 naar 350m3 mogelijk
gemaakt waarbij geen sprake is van bedrijfsmatige verhuur. Deze kleine vergroting levert
naar verwachting geen grote spanning op met de provinciale sturing op ruimtelijke kwaliteit.
Een nog verdergaande vergroting van de inhoudsmaat van recreatiewoningen zou materiëel
gezien leiden tot uitbreidingsmogelijkheden die in de richting gaan van de toegestane
maatvoering van reguliere woningen. Via ‘de achterdeur’ wordt dan de afwijking van de
recreatieve bestemming/doelstelling vergroot. Ook gelet op mogelijke (negatieve) effecten op
de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving vinden wij dit geen acceptabele ontwikkeling. De
mogelijke impact van een verdere inhoudsvergroting van de recreatiewoningen op de kwaliteit
van de kwetsbare omgeving is voor ons een reden om daar niet mee in te stemmen.
Met de voorgestelde (geringe) vergroting van de toegestane inhoud van 300 naar 350m3
kunnen wij, gelet op de geringe effecten op de omgeving en ruimtelijke kwaliteit, instemmen.
Regeling Plattelandswoningen
Vanuit de provincie kan worden ingestemd met de voorgenomen regeling in het
bestemmingsplan.
Met vriendelijke groet,
Team Beleidsimplementatie en Realisatie
36 Rho adviseurs voor leefruimte 37 Bijlage 2 Nota zienswijzen Rho adviseurs voor leefruimte Nota Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen
Bestemmingsplan Buitengebied Raalte,
2e correctieve herziening
6 januari 2015
Zienswijzen
1. Inleiding en leeswijzer
Tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 8 zienswijzen ingediend. De
ingediende zienswijzen zijn in deze nota samengevat en voorzien van een reactie. Een aantal
onderwerpen komt in meerdere zienswijzen terug en is voorzien van een algemene reactie. Onder het
kopje ‘conclusie’ wordt steeds aangegeven welke aanpassing wordt doorgevoerd in de planregels of
op de verbeelding. De toelichting van het bestemmingsplan wordt in dat geval (indien nodig) in
overeenstemming gebracht met de aangepaste regeling.
2. Algemene beantwoording
2.1 Bouwmogelijkheden permanent bewoonde recreatiewoningen
Samenvatting
Een aantal zienswijzen heeft betrekking op de bouwmogelijkheden bij permanent bewoonde
recreatiewoningen. Verzocht wordt om:
- de inhoud van recreatiewoningen en bijgebouwen verder te verruimen dan de nu opgenomen
3
350m zodat meer uitbreidingsruimte ontstaat. Voor bijgebouwen wordt verzocht het
2
oppervlak te verruimen naar 75m . Deze extra ruimte komt de ruimtelijke kwaliteit van het
gebied ten goede volgens reclamanten;
- bergingen/bijgebouwen niet langer mee te tellen bij de berekening van de inhoud van
recreatiewoningen;
- de wijze van meten aan te passen zodat bij het bepalen van de inhoudsmaat (artikel 2.8) niet
wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels, maar tussen de binnenzijde van de
gevels, op grond van het zelfde argument op basis waarvan tussen binnenzijde van daken en
vanaf peil wordt gemeten (namelijk: stimuleren van optimaal en duurzaam isoleren);
- bouwvlakken te verruimen zodat meer ruimte ontstaat om de verruimde bouwmogelijkheden
te realiseren.
Reactie
Het bouwvlak, de bouwregels en de wijze van meten bepalen gezamenlijk wat kan worden gebouwd.
Wij hebben deze zienswijzen daarom in samenhang bekeken:
Raadsbesluit 8 juni 2012
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied (het basisplan) op 8 juni 2012 heeft de
gemeenteraad een amendement aangenomen waardoor een woonbestemming werd toegekend aan
89 permanent bewoonde recreatiewoningen. De raad heeft daarbij een inhoudsmaat toegekend van
3
3
350m in plaats van de standaard 300m . De ratio achter deze verruiming is onder meer dat hierdoor
tegemoet wordt gekomen aan de behoefte aan meer ruimte bij permanente bewoning. Uit de
toelichting op het amendement blijkt echter ook dat, gelet op de ligging in een kwetsbaar gebied en
het voorkomen van ‘verstening’, een groei naar de voor woningen gebruikelijke inhoudsmaat van
3
750m ongewenst is. De raad heeft daarom gekozen voor een beperktere inhoudsmaat, die evenwel
ruimer is dan bij een reguliere recreatiewoning. Wij hebben deze gedachtegang in voorliggend plan
voortgezet en het amendement als uitgangspunt gehanteerd.
Aanpassing bouwregels en wijze van meten
Wij zijn het met reclamanten eens dat een correcte aansluiting op het raadsamendement van 8 juni
2012 betekent dat bijgebouwen/bergingen niet ten koste moeten gaan van de maximale inhoud van
recreatiewoningen. Wij passen de regeling op dit punt aan. De verplichte dakhelling voor bergingen in
artikel 20.2 onder c. punt 3 vervalt omdat deze ook niet geldt bij de recreatiewoning zelf. Zo kan een
platte berging worden gerealiseerd bij een platte recreatiewoning, hetgeen esthetisch fraaier is.
2
Verder kunnen wij ons vinden in de redenering van reclamanten wat betreft de voorgestelde
aanpassing van de wijze van meten. Het meten vanaf de binnenzijde van de muur stimuleert het
maximaal isoleren van woningen, hetgeen uit oogpunt van duurzaamheid gewenst is. De wijze van
meten wordt bovendien eenvoudiger indien aan alle zijden vanaf de binnenkant wordt gemeten. Om
een eenduidige wijze van meten te houden passen wij ook artikel 2.7 aan. Het meten vanaf de
binnenzijde van de gevels levert in de praktijk een kleine verruiming van de inhoudsmaat van
recreatiewoningen en reguliere woningen op die gelet op de ruimte die rondom (recreatie)woningen in
het buitengebied aanwezig is aanvaardbaar is.
Ten opzichte van de bouwmogelijkheden voor reguliere recreatiewoningen en met in acht name van
de hiervoor genoemde aanpassingen ontstaat dan de volgende verruiming:
3
3
- Verruiming inhoudsmaat van 300m naar 350m ;
2
2
- Verruiming oppervlak bijgebouwen van 6m naar 30m ;
- Bijgebouwen gaan niet langer ten koste van de inhoud van de recreatiewoning (netto3
verruiming van ca. 20 tot 25 m );
- Door de aangepaste wijze van meten neemt de effectief bruikbare (netto) inhoud van
recreatiewoningen toe.
Een verdere verruiming van de bouwmogelijkheden in de zin van de door reclamanten voorgestelde
vergroting van de inhoudsmaat van recreatiewoningen en/of oppervlak en bijgebouwen is
stedenbouwkundig en ruimtelijk ongewenst. Dit zou leiden tot een te grote verstening van dit
(bos)gebied en te grote verschillen in bouwmogelijkheden ten opzichte van de niet-bewoonde
recreatiewoningen in het zelfde gebied. Over het door reclamanten voorgestelde oppervlak voor
2
bijgebouwen van 75m merken wij op dat een bijgebouw met een dergelijk oppervlak een
3
inhoudsmaat heeft die de 300m nadert. Bijgebouwen die vrijwel even groot zijn als het hoofdgebouw
(de recreatiewoning) zijn stedenbouwkundig niet aanvaardbaar. Vastgehouden wordt aan de in het
3
2
ontwerpbestemmingsplan opgenomen maten van 350m en 30m .
Vergroting bouwvlakken
Gelet op de ligging in het bos is het niet gewenst om bouwvlakken zondermeer te vergroten.
Voorafgaand aan de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is zorgvuldig naar de
bouwvlakken gekeken. Geconstateerd is dat enkele bouwvlakken van recreatiewoningen kleiner zijn
dan anderen (het betreft recreatiewoningen die buiten het bosgebied liggen en waarvan de
omliggende gronden al recreatief bestemd waren). Gelet op de extra bouwmogelijkheden die dit plan
biedt zijn aan die bouwvlakken een omvang gegeven die gelijk is aan wat gebruikelijk is bij andere
solitair gelegen recreatiewoningen in het plangebied. In die gevallen was uitbreiding van het bouwvlak
niet bezwaarlijk, doordat de omliggende gronden al een recreatieve bestemming hebben en buiten het
bos liggen. Bouwvlakken die in het bos liggen hebben al een omvang die gebruikelijk is voor solitaire
recreatiewoningen. In die gevallen gaat uitbreiding van het bouwvlak ten koste van het omliggende
bos cq. de omliggende natuurbestemming. Dat is ongewenst.
Resumé
Met de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling en met in acht name van de hier
voorgestelde aanpassingen zijn wij van mening dat een evenwicht is gevonden tussen de behoefte
aan uitbreidingsruimte enerzijds en het waarborgen van ruimtelijke kwaliteit en voorkomen van te
grote verschillen in het gebied anderzijds. De analyse van een aantal reclamanten dat de geboden
ruimte te beperkt is om verrommeling te voorkomen delen wij niet. Het oppervlak aan bijgebouwen
wordt met de in het ontwerpplan voorgestelde regeling vervijfvoudigd ten opzichte van het voorheen
2
geldende plan en het plan biedt daarnaast de mogelijkheid een overkapping van 25m te realiseren.
Wij zijn van mening dat hiermee bouwmogelijkheden worden geboden waarbinnen fatsoenlijk
gewoond kan worden en waarbij voldoende bergruimte kan worden gerealiseerd.
Conclusie
- Zienswijzen waarin wordt verzocht om bijgebouwen niet langer mee te tellen bij de berekening
van de inhoud van recreatiewoningen zijn gegrond.
- Zienswijzen waarin wordt verzocht de wijze van meten aan te passen zijn gegrond.
3
-
Zienswijzen waarin wordt verzocht om andere onderdelen van bouwregels of bouwvlakken
met de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie 2’ aan te passen zijn ongegrond.
De regels worden als volgt aangepast:
- In artikel 20.2 wordt in de bouwtabel voor bergingen een aparte regel opgenomen. Het
2
oppervlak van bergingen bedraagt 6 m met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van
6 m. In de regel van de recreatiewoningen wordt de tekst over bergingen verwijderd.
- Punt 3 in artikel 20.2 onder c (de verplichte dakhelling) vervalt.
- In artikel 2.7 en 2.8 wordt de tekst ‘de buitenzijde van de gevels’ vervangen door ‘de
binnenzijde van de buitenmuren’. Als ambtshalve wijziging wordt het woord ‘bestaande’ uit
artikel 2.8 verwijderd. Dit woord kan onbedoeld de indruk wekken dat een onderscheid wordt
gemaakt tussen bestaande en nieuwe kelders. Bedoeld is echter te regelen dat in alle
gevallen een kelder wordt meegerekend bij het bepalen van de inhoud van een
recreatiewoning.
2.2 Borging permanente bewoning recreatiewoningen
Samenvatting
In een aantal zienswijzen wordt vragen gesteld over de wijze waarop het recht op permanente
bewoning in het bestemmingsplan is verankerd. Reclamanten vragen of de specifieke gebruiksregel in
artikel 20.3 onder b. als overgangsrecht moet worden gelezen en vragen hoe deze gebruiksregel zich
verhoudt tot het objectgebonden overgangsrecht in artikel 52.3 van het plan. In één van de
zienswijzen wordt de suggestie gedaan de tekst ‘op grond van een objectgebonden overgangsrecht’ in
artikel 20.3 onder b. achterwege te laten. Tot slot wordt de suggestie gedaan aan te sluiten bij de
regeling van de gemeente Dalfsen.
Reactie
Zoals in de toelichting van het bestemmingsplan uiteen is gezet is er in onderhavige situatie sprake
van een recht om 89 recreatiewoningen in het plangebied permanent te bewonen op grond van een
objectgebonden overgangsrecht. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit
recht in haar uitspraak van 17 juli 2013 (nummer 201208551/1/R1) nogmaals bevestigd: “Vast staat
dat het gebruik van de 89 recreatiewoningen voor permanente bewoning is toegestaan op grond van
objectgebonden gebruiksovergangsrecht in de tot dusver geldende bestemmingsplannen
“Buitengebied Heino” uit 1987 en “Recreatieterrein Twentseweg e.o.” uit 1995.” (rechtsoverweging 3)
Dit bestaande recht op permanente bewoning is in het ontwerpbestemmingsplan verankerd in artikel
20.3 onder b. Dit artikel luidt:
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de
recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning', permanente bewoning van de recreatiewoning is
toegestaan op grond van een objectgebonden overgangsrecht.
De redactie van deze bepaling sluit aan bij de eerder door de provincie Overijssel geaccepteerde
regeling in het bestemmingsplan ‘Recreatieterreinen en recreatiewoningen’ van de gemeente Dalfsen.
De situatie in Dalfsen heeft een grotendeels gelijke ontstaansgeschiedenis en is goed vergelijkbaar
met de Raalter situatie. De zinsnede “op grond van een objectgebonden overgangsrecht” in artikel
20.3 is bedoeld om de ontstaansgeschiedenis van dit recht aan te duiden en om de
Omgevingsverordening Overijssel in acht te nemen.
Uit de zienswijzen blijkt dat er vragen bestaan over de uitleg van deze regeling. Om die reden wordt
hoofdstuk 3 van de toelichting aangevuld met een nadere uitleg van artikel 20.3. Duidelijk is dat de
regeling een positieve gebruiksregel betreft en (analoog aan de regeling van Dalfsen) niet valt onder
overgangsrecht. Artikel 52.3 is op één object van toepassing en staat los van de regeling die is
opgenomen voor permanente bewoning van de 89 recreatiewoningen in het plangebied. Ten behoeve
van de leesbaarheid zal de redactie van art. 52.3 worden aangepast.
4
Conclusie
Zienswijzen waarin verzocht wordt om aanpassing van artikel 20.3 onder b. zijn ongegrond.
Zienswijzen waarin verzocht wordt om verduidelijking van artikel 52.3 zijn gegrond.
Artikel 52.3 wordt als volgt aangepast:
52.3 Objectgebonden overgangsrecht
In afwijking van het bepaalde in artikel 47 onder c is permanente bewoning van het object dat is
opgenomen in Bijlage 3 (Inventarisatie permanente bewoning -objectgebonden) wel toegestaan met
inachtneming van het volgende:
a. Het objectgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de locatie in bijlage 3.
b. Indien langer dan 1 jaar aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van het recht om het object
permanent te bewonen, vervalt dit recht.
Hoofdstuk 3 van de toelichting wordt aangevuld met een uitleg van de regeling voor permanente
bewoning.
2.3 Oproep om met provincie te overleggen over aanpassing Omgevingsverordening
Samenvatting
In een aantal zienswijzen wordt voorgesteld met de provincie (via politieke weg) in overleg te treden
teneinde de Omgevingsverordening Overijssel aan te passen zodat alsnog woonbestemmingen
kunnen worden toegekend aan permanent bewoonde recreatiewoningen. In een enkele zienswijze
wordt verzocht te wachten met vaststelling van voorliggend bestemmingsplan tot dit overleg met de
provincie heeft plaatsgevonden.
Reactie
Het voorliggende bestemmingsplan moet voldoen aan de Omgevingsverordening Overijssel zoals die
geldt op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan. Uiteraard is het mogelijk met de
provincie in overleg te treden over aanpassing van provinciale regels en het beleid. Of de provincie
bereid is de Omgevingsverordening zo aan te passen dat het in de specifieke situatie die zich hier
voordoet mogelijk wordt alsnog een woonbestemming toe te kennen is onzeker. Wij vinden het niet
wenselijk om met de vaststelling van dit bestemmingsplan te wachten op een eventuele aanpassing
van provinciale regels (dergelijke trajecten kunnen lang duren). Binnen de grenzen van de huidige
provinciale regels wordt zo veel mogelijk rechtszekerheid geven aan de eigenaren van deze
recreatiewoningen. De voordoende problematiek wordt aangekaart bij de provincie, maar de uitkomst
daarvan wordt niet afgewacht omdat daarmee de onzekerheid over de precieze status van deze
recreatiewoningen voort zou duren en omdat wij wettelijk verplicht zijn om bestemmingsplannen
actueel te houden.
Conclusie
Wij nemen kennis van deze oproep. Zienswijzen waarin wordt verzocht te wachten met vaststelling
van dit bestemmingsplan zijn ongegrond.
5
3. Individuele beantwoording
3.1
Samenvatting
De zienswijze van reclamant heeft betrekking op de regeling voor de permanent bewoonde
recreatiewoningen in het gebied De Stoevinghe en omgeving van de Lemelerveldseweg:
1. Het ontwerpbestemmingsplan maakt een verruiming van recreatiewoningen met de aanduiding
3
‘permanente bewoning’ naar 350m mogelijk. Reclamant is van mening dat onvoldoende
onderzoek is gedaan naar de vraag of dit werkelijk uitbreidingsruimte geeft en of deze
inhoudsmaat voldoende is om (recreatie)woningen aan te kunnen passen aan de ‘eisen van deze
3
tijd’. Er zijn volgens reclamant al veel panden aanwezig die al een inhoudsmaat van 350m
hebben. Dit onderzoek zou alsnog moeten worden uitgevoerd, aldus reclamant.
3
2. Het volume van 350m is gevonden door aan te sluiten bij het raadsbesluit van 8 juli 2012. Toen
3
was echter sprake van 350m voor de woning, exclusief bijgebouwen e.d. Er is dus niet goed
aangesloten bij genoemd raadsbesluit.
3. Reclamant wijst erop dat bij diverse raadsleden nog steeds de wens bestaat een
woonbestemming op te nemen voor de permanent bewoonde recreatiewoningen in het gebied De
Stoevinghe en omgeving Lemelerveldseweg. Reclamant roept het gemeentebestuur op om zich
samen met andere gemeenten in te spannen om het verbod op toekennen van
woonbestemmingen aan recreatiewoningen, zoals verwoord in de Omgevingsverordening
Overijssel, te laten vervallen. Hiertoe zou de gemeente in overleg moeten treden met de provincie
Overijssel.
4. Reclamant constateert dat bijgebouwen/bergingen meetellen bij het bepalen van de maximale
inhoud van recreatiewoningen en rekent voor dat dit tot gevolg heeft dat in de praktijk geen
verruiming van de inhoudsmaat wordt bereikt. Reclamant pleit voor een regeling waarbij het
oppervlak aan bijgebouwen niet wordt meegerekend bij de inhoudsmaat van de recreatiewoning
zodat daadwerkelijk een verruiming ten opzichte van de huidige situatie ontstaat.
3
5. Reclamant geeft aan dat een verruiming boven de 350m nodig is, willen alle bewoners tevreden
zijn met het toegestane bouwvolume.
6. Het vigerende bestemmingsplan bepaalt in artikel 8 onder andere: “indien de oppervlakte van
bestaande recreatiewoonverblijven de maximum maat overschrijdt of indien de inhoud van die
recreatiewoonverblijven de eerder genoemde maat overschrijdt, mag de bestaande maatvoering
worden aangehouden”. Reclamant constateert dat een dergelijke regeling niet in voorliggend plan
is opgenomen en verzoekt dit alsnog te doen, teneinde bestaande rechten te waarborgen.
7. Reclamant verzoekt in artikel 20.3 onder b. de woorden “op grond van een objectgebonden
overgangsrecht” te laten vervallen. De reden hiervoor is dat dit een geheel overbodige en
ongewenste relatie met het overgangsrecht legt.
Reactie
1. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1. In aanvulling daarop:
3
Dat er situaties zijn die al groter dan 300m zijn vormt voor ons geen reden om de bouwregels aan
te passen. Recreatiewoningen die nu al groter zijn hebben kennelijk al eerder een
uitbreidingsmogelijkheid gehad of zijn zonder vergunning uitgebreid. Niet-vergunde uitbreidingen
vormen geen reden om ruimere bouwmaten op te nemen. Dat enkele recreatiewoningen kennelijk
al eerder de mogelijkheid hebben gehad groter te bouwen maakt niet dat de maximaal wenselijke
omvang in zijn algemeenheid anders wordt. Volledigheidshalve merken wij op dat op grond van
artikel 45.1 voor bestaande (legale) bouwwerken met grotere afmetingen die afmetingen als
maximaal toelaatbaar worden aangehouden. Bestaande rechten blijven dus behouden. Gelet op
het voorgaande heeft een onderzoek naar de huidige bebouwingsomvang in dit gebied dan ook
geen meerwaarde.
2. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
3. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.3.
4. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
5. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
6
6. Een artikel van vergelijkbare strekking is in het basisplan opgenomen in artikel 45.1. Wel zien wij
reden een artikel toe te voegen waaruit duidelijk blijkt dat algemene bepalingen zoals deze van
e
toepassing zijn op deze 2 correctieve herziening, zodat eventuele tussen de vaststelling van het
basisplan en deze herziening opgerichte (legale) bebouwing ook door dit artikel wordt beschermd.
7. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.2.
Conclusie
1. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
2. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
3. Zie algemene beantwoording onder 2.3.
4. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
5. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
6. Dit onderdeel van de zienswijze is gedeeltelijk gegrond. Alle algemene bepalingen (hoofdstuk 1, 3
e
en 4) maken deel uit van de 2 correctieve herziening, zodat de peildatum benoemd in artikel 45
e
lid 1 voor de plandelen die in de 2 correctieve herziening zijn opgenomen aansluit bij de datum
waarop die herziening wordt vastgesteld. Zie ook het hoofdstuk ‘ambtshalve wijzigingen’ in deze
Nota voor de wijze waarop dit wordt geregeld.
7. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
7
3.2
Samenvatting
De zienswijze van reclamant heeft betrekking op de regeling voor de permanent bewoonde
recreatiewoningen in het gebied De Stoevinghe en omgeving van de Lemelerveldseweg:
1. Reclamant geeft aan dat de uitspraak van de Raad van State (waarbij de reactieve aanwijzing
tegen de woonbestemming voor permanent bewoonde recreatiewoningen in stand bleef)
duidelijk maar teleurstellend is. Een recreatieve bestemming blijft een bestemming die niet
gerealiseerd gaat worden, aldus reclamant. Reclamant pleit daarom voor een oplossing via
politieke weg. De raad zou het voortouw moeten nemen richting provincie om het provinciale
beleid aangepast te krijgen zodat alsnog een woonbestemming kan worden opgenomen.
2. In de brief van 10 juli 2014 (na de informatiebijeenkomst op 27 mei) staat dat burgemeester
en wethouders hebben besloten een vervaltermijn bij beëindiging van bewoning niet op te
nemen. Reclamant ziet dit in de toelichting van het bestemmingsplan niet terug.
3. Reclamant gaat er vanuit dat de inhoud van bijgebouwen niet ten koste gaat van de inhoud
van de woning. In de toelichting staat dat niet vermeld. Duidelijkheid op dit punt is gewenst.
4. De verruiming van de inhoud van de woning en het oppervlakte van bijgebouwen is volgens
reclamant minimaal. Het door de gemeente beoogde doel: waarborgen van ruimtelijke
kwaliteit in het gebied wordt hiermee niet gehaald. Het gevolg hiervan zal een rommelig
gebied zijn met afdakjes, zeilen en golfplaten. Het gebruik als permanente woonruimte is
immers een feit en dit leidt tot een grotere ruimtebehoefte dan bij recreatief gebruik.
Reactie
1. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.3.
2. In de toelichting wordt de regeling zoals die in het plan is opgenomen, toegelicht en
onderbouwd. Het ligt niet voor de hand om een regel toe te lichten die niet in het plan is
opgenomen.
3. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
4. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
Conclusie
1. Zie algemene beantwoording onder 2.3.
2. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
3. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
4. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
8
3.3
Samenvatting
De zienswijze van reclamant heeft betrekking op de regeling voor de permanent bewoonde
recreatiewoningen in het gebied De Stoevinghe en omgeving van de Lemelerveldseweg:
1. Reclamant schetst de voorgeschiedenis van dit gebied sinds 1995.
2. Reclamant vraagt zich af waarom met voorliggende correctieve herziening begonnen is
zonder de gemeenteraad te verzoeken zijn uitgangspunten te actualiseren. De herziening
krijgt hierdoor het karakter van ‘trial and error’.
3. Gelet op het amendement van de gemeenteraad en de in 2004 geldende regels verzoekt
reclamant alsnog een woonbestemming toe te kennen.
4. Reclamant noemt een aantal mogelijkheden om tot een woonbestemming te komen die niet
zouden zijn onderzocht. Genoemd worden binnenplanse en buitenplanse
afwijkings/ontheffingsmogelijkheden, overleg met de provincie, compensatieregeling
(meerwaarde gebruiken ter verbetering van de natuur) en afwachten tot (politiek) betere tijden.
5. De gemeente heeft de mogelijkheid om de situatie van permanente bewoning terug te draaien
niet onderzocht. Reclamant geeft als mogelijkheden de koop van de recreatiewoningen door
de gemeente of het afkopen van het recht op permanente bewoning.
6. De gemeente brengt het permanent wonen in de correctieve herziening opnieuw onder het
overgangsrecht, zonder dat dit juridisch wordt onderbouwd.
7. Volgens reclamant is onduidelijk of de provincie akkoord is met het weglaten van de regel dat
het recht op permanente bewoning na 1 jaar onderbroken te zijn geweest vervalt.
8. Ook is onduidelijk of hiermee wel of niet voldaan is aan de wettelijke verplichting.
9. Reclamant is van mening dat de toelichting moet worden aangevuld met tekst waaruit blijkt
dat er bij het opstellen van dit plan ook rekening is gehouden met het oorspronkelijke
basisplan, de Nota van Zienswijzen van het basisplan en het amendement van de
gemeenteraad van 8 juni 2012. Dit amendement zou als bijlage moeten worden opgenomen.
10. Reclamant stelt voor om in de toelichting van het bestemmingsplan de letterlijke tekst van de
specifieke gebruiksregel uit de bestemming ‘Recreatie – verblijfsrecreatie – 2’ op te nemen
zodat voor iedereen duidelijk is wat deze essentiële formulering inhoudt.
11. Reclamant verzoekt de bouwmogelijkheden aan te passen conform het amendement van de
gemeenteraad (amendement van 8 juni 2012).
12. Volgens reclamant bevat de toelichting geen informatie/motivatie waarom bijlage 3 en het
daarbij horende artikel 52.3 is aangepast ten opzichte van het basisplan.
13. Reclamant is van mening dat ook met een specifieke gebruiksregel op grond van artikel
2.12.3 van de Omgevingsverordening Overijssel het object onder het objectgebonden
overgangsrecht valt. Een specifieke gebruiksregel heeft volgens reclamant daarom geen
toegevoegde waarde: het blijft een objectgebonden overgangsrecht. Voorts neemt reclamant
aan dat niet wordt bedoeld dat er voldaan wordt aan sub 1 of sub 2 van genoemd artikel van
de Omgevingsverordening.
14. De nieuwe regeling voor permanente bewoning zijn in hun formulering uniek te noemen. De
effecten van de juridische vertaling van de regeling voor permanente bewoning dient door
onafhankelijk onderzoek te worden vastgesteld, bijvoorbeeld door de StAB.
15. Verzocht wordt de provinciale vooroverlegreactie bij het bestemmingsplan te voegen.
16. In bijlage 3 van het bestemmingsplan zijn alle percelen op één na geschrapt. Voor deze
percelen blijft volgens reclamant het objectgebonden permanent wonen van toepassing. De
oorspronkelijke bijlage 3 moet weer worden opgenomen en daarom moeten onder meer de
artikelen 20.2, 20.3, 47 en 52.3 worden aangepast.
17. De maatvoering etc. dient overeenkomstig het amendement van de gemeenteraad te worden
aangepast.
18. Zonder aanpassing van het bouwvlak was het amendement van de raad ruimtelijk gezien qua
bouwmogelijkheden beperkter dan gedacht.
19. De correctieve herziening biedt ruimere bouwmogelijkheden. Zonder vergroting van het
bouwvlak kan hier echter geen gebruik van worden gemaakt. Reclamant verzoekt daarom het
2
bouwvlak met 50m te vergroten.
9
20. Volgens reclamant ligt het maken van een afzonderlijk bestemmingsplan voor de 89 percelen
met permanent bewoonde recreatiewoningen meer voor de hand. Verzocht wordt een
afzonderlijk bestemmingsplan op te stellen.
Reactie
1. Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
2. De gemeenteraad is op grond van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd bestemmingsplannen
vast te stellen. Burgemeester en wethouders zijn belast met de voorbereiding van het plan. In
voorliggend plan wordt geen wezenlijk nieuw beleid geïntroduceerd. Hetgeen in dit plan wordt
geregeld is niet dusdanig van inhoud dat wij het nodig achtten eerst met de gemeenteraad te
overleggen over uitgangspunten. Er is ook geen wet die de raad ertoe verplicht eerst
uitgangspunten te formuleren, alvorens een bestemmingsplan vast te stellen.
Specifiek voor het onderwerp waarop deze zienswijze betrekking heeft (permanente bewoning
van recreatiewoningen) geldt dat al bekend is welk beleid de raad wenst te voeren. Dit heeft
de raad op 8 juni 2012 in een amendement helder geformuleerd. Ook is bekend dat de
beleidsruimte die de raad heeft marginaal is, gelet op de Omgevingsverordening Overijssel en
op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2013.
Dit heeft er toe geleid dat wij een regeling hebben opgesteld die zo veel mogelijk recht doet
aan hetgeen de gemeenteraad beoogde te regelen, maar die binnen de kaders van de
Omgevingsverordening en de uitspraak van de Afdeling blijft. De raad heeft bij vaststelling van
het bestemmingsplan de mogelijkheid wijzigingen aan te brengen en af te wijken van het
voorstel van burgemeester en wethouders binnen genoemde kaders. Van ‘trial and error’ is
dan ook geen sprake.
3. In 2012 heeft de raad geprobeerd een woonbestemming toe te kennen. Dit is niet gelukt
vanwege strijdigheid met provinciale regels. Het provinciale beleid is op dit punt niet gewijzigd.
Wij zien niet waarom het toekennen van een woonbestemming nu wel zou slagen.
4. Wij zien niet waarom een woonbestemming via een afwijkingsbesluit, ontheffing o.i.d. wel in
het provinciale beleid zou passen dan wel hoe hier in materiële zin iets anders mee zou
worden bereikt dan via de regeling in voorliggend bestemmingsplan. Overleg met de provincie
heeft al plaatsgevonden en dat heeft tot deze regeling geleid. Een woonbestemming met
natuurcompensatie is evengoed in strijd met de Omgevingsverordening. Voorts is wachten op
(politiek) betere tijden ongewenst. De gemeente is op grond van de Wet ruimtelijke ordening
verplicht actuele bestemmingsplannen te hebben. Bovendien willen wij de eigenaren van deze
recreatiewoningen binnen de mogelijkheden die wij hebben zo veel mogelijk rechtszekerheid
bieden. Tot op heden bestond het recht op permanente bewoning immers ‘slechts’ uit een
rechterlijke interpretatie van overgangsrecht uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Het
lijkt ons juist in het belang van de eigenaren van de betreffende recreatiewoningen om dit
bestemmingsplan vast te stellen. Wij verwijzen verder naar de algemene beantwoording onder
2.3.
5. Het kopen van deze recreatiewoningen of het ‘afkopen’ van het recht op bewoning vinden wij
ongewenst en niet realistisch. Voor zover wij weten bestaat hier onder de bewoners ook geen
draagvlak voor. Op de informatieavond van 27 mei 2014 kregen wij de indruk dat eigenaren
juist de bewoning wensen voort te zetten en dit recht graag verankerd zien in het
bestemmingsplan. Dat is wat wij hebben gedaan in voorliggend plan.
6. De permanente bewoning wordt niet onder het overgangsrecht gebracht. Verwezen wordt
naar de algemene beantwoording onder 2.2.
7. De provincie heeft in het vooroverleg ingestemd met de in dit plan opgenomen regeling en is
dus akkoord met het achterwege laten van een vervaltermijn.
8. De provincie heeft geconstateerd dat deze regeling in overeenstemming is met provinciale
regels. Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met andere wet- en regelgeving.
9. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt al voldoende dat het raadsbesluit van 8 juni
2012 waarmee het basisplan (gewijzigd) is vastgesteld - in het bijzonder het amendement dat
betrekking had op de recreatiewoningen in dit gebied - ten grondslag ligt aan de regeling in dit
bestemmingsplan. Het opnemen van een amendement als bijlage voegt niets toe nu de
relevante inhoud van dat amendement al verkort in de toelichting is weergegeven.
10. De aangehaalde gebruiksregel is al letterlijk in de toelichting opgenomen op pagina 8/9.
10
11. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
12. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.2.
13. Wij doelen op lid 3 van artikel 2.12.3 van de Omgevingsverordening. Wij verwijzen verder naar
de algemene beantwoording onder 2.2.
14. Voorliggende regeling is in materiële zin gelijk aan de regeling die de gemeente Dalfsen heeft
opgenomen in het bestemmingsplan ‘Recreatieterreinen en recreatiewoningen’ en is dus niet
uniek. Die regeling is door de provincie Overijssel geaccepteerd. Wij zien niet welke ‘effecten’
verder onderzocht zouden moeten worden. Jarenlang bestaand gebruik wordt in dit plan
verankerd: het gebruik van dit gebied zal daarom niet wezenlijk veranderen door dit
3
2
bestemmingsplan. De effecten van de verruiming die wordt geboden (350m en 30m ) zijn
goed te overzien. Hier is geen nader onderzoek voor nodig.
15. De vooroverlegreactie van de provincie wordt bijgevoegd als bijlage bij de toelichting.
16. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.2.
17. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
18. De constatering van reclamant is correct. Het amendement verruimde de bouwmogelijkheden
3
naar 350m , maar daarbij werden geen aanpassingen gedaan aan de bouwvlakken. Gelet op
de toelichting bij het amendement is dit ook verklaarbaar: de raad wilde geen ongebreidelde
uitbreiding van bebouwing toestaan in dit bosgebied en heeft daarom geen bouwvlakken
aangepast. Bebouwing moet daarom binnen het bouwvlak worden opgericht.
19. Verwezen wordt naar de algemene beantwoording onder 2.1.
20. Wij zien niet waarom een afzonderlijk bestemmingsplan meer voor de hand ligt. Door na
afronding van deze procedure een geconsolideerde versie beschikbaar te stellen waarin het
basisplan is samengevoegd met de twee correctieve herzieningen ontstaat juist één
overzichtelijke regeling voor het buitengebied van de gemeente Raalte.
Conclusie
1. N.v.t.
2. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
3. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
4. Zie algemene beantwoording onder 2.3.
5. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
6. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
7. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
8. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
9. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
10. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
11. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
12. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
13. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
14. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
15. Dit onderdeel van de zienswijze is gegrond. De toelichting wordt aangevuld met een bijlage
waarin de vooroverlegreactie van de provincie Overijssel is opgenomen.
16. Zie algemene beantwoording onder 2.2.
17. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
18. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
19. Zie algemene beantwoording onder 2.1.
20. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
11
3.4
Samenvatting
De zienswijze van reclamant heeft betrekking op de regeling voor de permanent bewoonde
recreatiewoningen in het gebied De Stoevinghe en omgeving van de Lemelerveldseweg:
1. Reclamant spreekt zijn dank uit aan college en raad voor alle inspanningen die zijn gedaan
om tot een positieve bestemming ‘Wonen’ te komen voor zijn bungalow gelegen aan de
Veldhoekerweg. Verder schetst reclamant de besluitvorming tot nu toe die heeft geleidt tot
voorliggende correctieve herziening.
2. Reclamant stelt voor om niet te snel over te gaan tot een besluit en de regeling zoals die voor
de gemeente Dalfsen geldt over te nemen en voorlopig het oude bestemmingsplan in stand te
laten.
3. Het tweede voorstel van reclamant is om vanuit de gemeenteraad een commissie te formeren
die in gesprek gaan met de beleidsmakers en politiek van de provincie Overijssel.
4. Voorts stelt reclamant voor om in overleg met de provincie Overijssel een onafhankelijk
bureau in te schakelen om een onderzoek te laten doen naar de aannames die hebben geleid
tot de reactieve aanwijzing van de provincie. Dit onderzoek zou deel uit kunnen maken van de
procedure van de herziening van de omgevingsvisie en –verordening.
5. Reclamant verzoekt een onderzoek te starten onder bewoners van de 89 recreatiewoningen
om duidelijkheid te krijgen over de wensen ten aanzien van verruiming van woningen. Op de
3
informatieavond bleek al dat de wens tot een verruiming groter dan 350m bestaat. De wens
3
van reclamant is om minimaal 100m bij te kunnen bouwen. Dit vloeit voort uit de wens om zo
lang mogelijk op deze plek te kunnen blijven wonen.
6. Reclamant vraagt of de nieuwe mogelijkheden om in het kader van mantelzorg vergunningvrij
bij te bouwen ook met de voorgestelde recreatieve bestemming gelden.
7. Reclamant stelt voor om de bestemming te wijzigen in ‘Wonen – specifieke vorm van wonen
permanente bewoning’. De toevoeging ‘Recreatie – verblijfsrecreatie – 2’ is volgens reclamant
niet ter zake doende.
Reactie
1. Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
2. Wij zijn het met reclamant eens dat gelet op de voorgeschiedenis geen overhaaste besluiten
moeten worden genomen. Voorliggende regeling is gebaseerd op de regeling van de
gemeente Dalfsen. Wij zijn het planproces gestart met een bijeenkomst met de eigenaren van
de permanent bewoonde recreatiewoningen en hebben daar getoetst of er draagvlak is voor
de nu voorgestelde regeling en uitgelegd welke mogelijkheden en onmogelijkheden er op dit
punt zijn. Vervolgens heeft gedurende de zomer overleg met de provincie plaatsgevonden.
Dat proces heeft geleid tot voorliggend bestemmingsplan dat enerzijds rechtszekerheid biedt
en anderzijds de goedkeuring van de provincie heeft. Wij zien geen reden om te wachten met
de vaststelling van dit plan.
3. Wij verwijzen naar de algemene beantwoording onder 2.3.
4. Wij verwijzen naar de algemene beantwoording onder 2.3.
5. Wij verwijzen naar de algemene beantwoording onder 2.1.
6. De mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen ten behoeve van mantelzorg geldt op grond
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor huisvesting van een persoon
die mantelzorg verleend ‘bij een woning’. Wij leggen deze wet zo uit dat hiermee een reguliere
woning wordt bedoeld en dus niet een recreatiewoning. Met de nu opgenomen recreatieve
bestemming is het naar onze mening niet mogelijk om van deze vergunningvrije mogelijkheid
gebruik te maken.
7. Het toekennen van een woonbestemming aan een recreatiewoningen is niet mogelijk op
grond van de Omgevingsverordening Overijssel. De gemeenteraad heeft dit reeds geprobeerd
in zijn raadsbesluit van 8 juni 2012 en met de uitspraak van 17 juli 2013 van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State is vast te komen staan dat een woonbestemming
inderdaad in strijd is met de Omgevingsverordening. Een nieuwe poging een
woonbestemming toe te kennen is niet zinvol.
12
Conclusie
1. N.v.t.
2. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
3. Zie de algemene beantwoording onder 2.3.
4. Zie de algemene beantwoording onder 2.3.
5. Zie de algemene beantwoording onder 2.1.
6. N.v.t.
7. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond.
13
3.5
Samenvatting
De zienswijze van reclamanten heeft betrekking op de regeling voor de permanent bewoonde
recreatiewoningen in het gebied De Stoevinghe en omgeving van de Lemelerveldseweg.
Reclamanten zijn het in de basis eens met het bestemmingsplan, maar zien graag 2 punten uit het
ontwerpbestemmingsplan aangepast.
1. Reclamanten verzoeken bij het bepalen van de inhoudsmaat (artikel 2.8) niet te meten tussen
de buitenzijde van de gevels, maar tussen de binnenzijde van de gevels, op grond van het
zelfde argument op basis waarvan tussen binnenzijde van daken en vanaf peil wordt gemeten
(namelijk: stimuleren van optimaal en duurzaam isoleren).
2
2. Reclamanten verzoeken de maximale omvang van bergingen te vergroten naar 75m . In het
oorspronkelijke plan was de gemeente akkoord met een woonbestemming en daarmee ook
2
2
met het daarbij horende oppervlak voor bijgebouwen van 100m . 30m , zoals nu wordt
voorgesteld in het ontwerpbestemmingsplan, is wel een ander uiterste, aldus reclamanten.
Verder voeren reclamanten aan dat deze woningen hetzelfde worden gebruikt als bij een
2
normale woonbestemming. Omdat de woning zelf een beperktere inhoud heeft is 30m ruimte
voor opslag wel erg beperkt. Het door de gemeente beoogde doel van de ruimere
oppervlakte: voorkoming van verrommeling, wordt hiermee niet behaald.
Reactie
1. Wij verwijzen naar de algemene beantwoording onder 2.1.
2. Wij verwijzen naar de algemene beantwoording onder 2.1. In aanvulling daarop:
Dat de gemeenteraad in het amendement van 8 juni 2012 geen oppervlak heeft opgenomen
2
voor bijgebouwen lijkt ons een omissie. Een bijgebouw van 100m heeft immers een grotere
3
inhoudsmaat dan 350m . Uit de strekking van het amendement blijkt duidelijk dat de raad niet
onverkort de bouwmogelijkheden van een reguliere woonbestemming wilde toepassen.
Conclusie
1. Zie de algemene beantwoording onder 2.1.
2. Zie de algemene beantwoording onder 2.1.
14
3.6
Samenvatting
De zienswijze heeft betrekking op de manage aan de Heinoseweg 10 te Raalte. Reclamant is het niet
eens met artikel 24.2 onder c. van het plan waar staat dat nieuwbouw in geen geval is toegestaan,
tenzij bestaande bebouwing wordt gesloopt. Reclamant stelt dat het bedrijf door deze bepaling
eigenlijk onder het overgangsrecht wordt gebracht. Bedrijven die onder het overgangsrecht vallen
mogen immers ook geen nieuwbouw plegen. De bepaling dat tot 50% van de bestaande bebouwing
nieuwbouw mogelijk is biedt geen soelaas omdat het niet mogelijk is de bedrijfsvoering uit te oefenen
in de helft van de thans aanwezige bebouwing. De wethouder heeft toegezegd naar dit probleem te
kijken en daarover een standpunt in te nemen. Reclamant voert verder de volgende argumenten aan:
- Een bestaand gezond bedrijf zou niet in haar normale bedrijfsontwikkeling moeten worden
belemmerd zonder dat daad duidelijke redenen voor bestaan. Normaal gesproken biedt een
bestemmingsplan ook uitbreidingsmogelijkheden aan bestaande legale bedrijven zoals het
bedrijf van reclamant.
- Reclamant meent dat het niet is toegestaan om een bedrijf feitelijk onder het overgangsrecht
te brengen. De Afdeling bestuursrechtspraak staat dat niet toe, tenzij de gemeente aantoont
dat het bedrijf binnen de planperiode zal worden beëindigd. Dat is niet het geval.
- Tenslotte wijst reclamant op de afspraak in mediation dat het bedrijf positief zou worden
bestemd. Reclamant is van mening dat bij een positieve bestemming een bestemming hoort
die elk normaal positief bestemd bedrijf ook heeft.
Reactie
Het bedrijf van reclamant is tot op heden benaderd als een nieuwe functie in vrijkomende agrarische
bebouwing. Dit blijkt ook uit de reactie op de zienswijze die reclamant indiende op het basisplan. In die
reactie hebben wij gesteld: “De manege wordt hiermee beschouwd als een vervolgfunctie in
voormalige agrarische bebouwing. Conform het beleid voor vervolgfuncties in dit bestemmingsplan
betekent dit dat uitbreiding van bebouwing of nieuwbouw niet mogelijk is.”
Met de nu ingediende zienswijze vraagt reclamant om een heroverweging van de benadering zoals
die bij vaststelling van het basisplan is gekozen. Voor beantwoording van deze vraag schetsen wij
eerst kort het beleid dat voor maneges geldt:
Uit de Nota van Uitgangspunten (NvU) die ten grondslag ligt aan het basisplan en de tekst in de
toelichting van het basisplan over maneges valt op te maken dat een manege een functie is die
gebonden is aan het buitengebied, maar vanwege de verkeersaantrekkende werking niet zondermeer
overal is toegestaan. Dit betekent dat voor nieuwe maneges per geval moet worden overwogen of de
beoogde locatie geschikt is. Locaties dicht bij de kern hebben daarbij de voorkeur. De NvU stelt verder
dat maneges zich kunnen vestigen in vrijkomende agrarische bedrijven. Voorts wordt in de toelichting
van het basisplan gesteld dat bestaande maneges positief worden bestemd. Stal ’t Reelaer was in het
voorheen geldende bestemmingsplan niet positief bestemd en is om die reden als nieuwe functie in
vrijkomende agrarische bebouwing benaderd en niet als ‘bestaande manege’. Duidelijk is dat Stal ’t
Reelaer zich sinds zijn vestiging in de jaren ‘90 tot volwaardige manage heeft ontwikkeld.
De vraag is of op het op basis van bovenstaand beleid en feiten gerechtvaardigd is om deze manege
nu als ‘bestaande manege’ te benaderen. Wij constateren dat dit de enige manege in de gemeente is
die voorzien is van de aanduiding ‘voormalige bedrijfsbebouwing’. De ontstaansgeschiedenis van
maneges in de gemeente Raalte verschilt per geval. In veel situaties is echter sprake geweest van
een ontwikkeling vanuit een agrarisch bedrijf die uiteindelijk tot een wijziging van de bestemming heeft
geleid waarmee de omschakeling naar een manege mogelijk werd gemaakt. Bij Stal ’t Reelaer heeft
deze wijziging in eerste instantie zonder toestemming van de gemeente plaatsgevonden. Het bedrijf is
inmiddels ca. 20 jaar op deze locatie actief. Hoewel deze situatie verschilt van andere maneges, zien
wij wel gelijkenissen in de (agrarische) oorsprong. Omdat maneges aan het buitengebied gebonden
zijn, wij de vestiging van deze manege op deze locatie geaccepteerd hebben en omdat dit de enige
manege is die nog als vervolgfunctie wordt benaderd vinden wij het gerechtvaardigd de
vervolgfunctie-benadering los te laten en het bedrijf als volwaardige manege te beschouwen.
Concreet betekent dit dat de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – voormalige bedrijfsbebouwing’
15
komt te vervallen. Hierdoor is het mogelijk te slopen en nieuw te bouwen en mag het bebouwde
oppervlak onder voorwaarden met ten hoogste 15% worden vergroot.
Conclusie
De zienswijze is gegrond. De aanduiding ‘specifieke vorm van sport – voormalige bedrijfsbebouwing’
komt ter plaatse van de Heinoseweg 10 te Raalte te vervallen.
16
3.7
Samenvatting
e
De zienswijze heeft betrekking op de bestemming van het perceel Woolthuisweg 45 te Heino. In de 2
correctieve herziening worden – onder meer – de regels voor bijgebouwen bij de woning
2
Woolthuisweg 45 te Heino aangepast. De planregels bepalen dat 100m aan bijgebouwen is
2
toegestaan. Cliënt heeft echter op 4 september 2013 vergunning gekregen voor 150m aan
bijgebouwen (ter vervanging van oude ontsierende bebouwing). Bij de aanpassing van het betreffende
artikel is verzuimd om de bepaling met betrekking tot de oppervlakte aan bijgebouwen aan te passen
aan de inmiddels ter plaatse vergunde situatie. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan gewijzigd
2
vast te stellen door op te nemen dat 150m aan bijgebouwen bij de woning aan de Woolthuisweg 45 is
toegestaan.
Reactie
2
De stelling van reclamant dat op 4 september 2013 een bijgebouw van 150m is vergund is correct.
Per abuis is alleen de maximale goothoogte in overeenstemming gebracht met deze vergunning. Het
bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond. Artikel 18.2.5 onder f. wordt als volgt aangepast: ‘de oppervlakte aan
2
bijgebouwen bedraagt ten hoogste 150m ’.
17
3.8
Samenvatting
De zienswijze is ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling
heeft de zienswijze ter behandeling aan de raad van de gemeente Raalte doorgestuurd. De zienswijze
heeft betrekking op het perceel Stoevenweg 54 te Heino, kadastraal bekend als Heino, sectie I,
nummer 336 (perceel gelegen ten oosten van Twentseweg 122).
1. Reclamant constateert dat het perceel uitsluitend de bestemming Dagrecreatie heeft en dat
voor sanitaire voorzieningen niets in het bestemmingsplan is opgenomen. Reclamant geeft
aan hierdoor niets met het stuk grond te kunnen doen.
2. Er is geen mogelijkheid opgenomen om gereedschappen en dergelijke op te slaan in een
schuur. Dit zou gewenst zijn in het kader van het beheer van de grond.
Reactie
In voorliggend bestemmingsplan wordt slechts geregeld dat de evenementen die op grond van het
basisplan waren toegestaan niet langer mogelijk zijn op dit perceel. De aanleiding hiervoor vormt de
gegrondverklaring van een beroepschrift van enkele omwonenden van het perceel en het feit dat de
reclamanten hebben verklaard de gronden ook niet voor het houden van evenementen te willen
gebruiken. Voor het overige zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden op dit perceel ongewijzigd ten
opzichte van het basisplan.
De wens die reclamant in zijn zienswijze naar voren brengt (ruimere bouwmogelijkheden, in het
bijzonder voor opslag van gereedschap) is reeds door hem in de beroepsprocedure tegen het
basisplan aan de orde geweest. Dit beroep is ongegrond verklaard. Er worden geen nieuwe feiten of
omstandigheden aangevoerd. Wij zien dan ook geen reden voor een heroverweging van ons
standpunt in deze. Wij verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2013
(201207782/1/R1), in het bijzonder naar rechtsoverweging 24 t/m 24.4 en hetgeen daar door de raad
is aangevoerd en door de Afdeling is overwogen.
De wens om een sanitaire voorziening te realiseren is niet expliciet in het beroepschrift naar voren
gebracht. Op dat onderdeel van de zienswijze gaan daarom nader in:
1. Reclamant kan het perceel dagrecreatief gebruiken. Gelet op de beperkte omvang van het
perceel en het feit dat dit uitsluitend door de eigenaar zelf wordt gebruikt (d.w.z.: er is geen
duidelijk algemeen belang gediend bij het recreatief gebruik van dit perceel) vinden wij het niet
wenselijk hier een sanitair voorziening toe te staan. Het toestaan van dergelijke gebouwtjes op
particulier terrein in het buitengebied leidt tot verrommeling en verstening van het
buitengebied. Dit is landschappelijk ongewenst.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
18
4. Ambtshalve wijzigingen
4.1 Woningen Zwolseweg 42, 44, 46 te Heino
De woningen Zwolseweg 42, 44 en 46 liggen in het basisplan in één bouwvlak met de bestemming
Wonen en de aanduiding ‘2 wooneenheden toegestaan’. Feitelijk zijn hier echter 3 woningen
aanwezig, waarvan 2 aaneengebouwd. Dit is ook planologisch geregeld in het voorheen geldende
bestemmingsplan ‘partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied, nr. 16 omgeving Zwolseweg
42/44’, dat is vastgesteld bij besluit van 18 mei 1993 van de raad van de gemeente Heino en
goedgekeurd door G.S. op 1 september 1993. Deze partiële herziening is niet correct in het basisplan
opgenomen en dit is niet eerder opgemerkt. Het is wenselijk deze omissie te herstellen.
Aanpassing verbeelding:
 Op de percelen Zwolseweg 42, 44 en 46 wordt de maatvoeringsaanduiding ‘maximaal aantal
wooneenheden = 3’ opgenomen.
 Op de percelen Zwolseweg 42 en 44 wordt de bouwaanduiding “aaneengebouwd” opgenomen.
4.2 Aanvullende onderbouwing permanente bewoning
Naar aanleiding van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan heeft (ambtelijk) overleg
met de provincie Overijssel plaatsgevonden. De provincie heeft verzocht de toelichting aan te vullen
zodat daaruit duidelijker blijkt dat de betreffende recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003
permanent bewoond werden (dit is een criterium uit de omgevingsverordening voor toestaan van
permanente bewoning). Als de toelichting in die zin wordt aangepast dan is de provincie akkoord met
de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling. De provincie heeft aangegeven dat deze
reactie niet als zienswijze hoeft te worden opgevat.
Aanpassing toelichting:
De toelichting wordt aangevuld conform het verzoek van de provincie.
Ten slotte worden enkele redactionele aanpassingen gedaan in de toelichting om de regeling omtrent
de permanent bewoonde recreatiewoningen te verduidelijken en waar nodig nader te onderbouwen.
4.3 Toepassingsbereik bestemmingsplan
e
In hoofdstuk 1 van de toelichting is de systematiek van deze 2 correctieve herziening uiteengezet: het
betreft een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Raalte (het basisplan).
Deze herziening moet dan ook in samenhang met het basisplan worden gelezen. Om te voorkomen
dat bij de toepassing van dit bestemmingsplan steeds naar de toelichting of het vaststellingsbesluit
moet worden teruggegrepen om de plansystematiek te doorgronden, wordt een artikel in de
planregels toegevoegd waarin het toepassingsbereik van dit bestemmingsplan is geregeld.
De strekking van de toegevoegde bepaling is dat de regels van het basisplan zoals die gelden na de
e
(1 ) correctieve herziening en na de uitspraken van de Raad van State onverkort van toepassing
e
blijven op de gronden in het plangebied van deze 2 correctieve herziening. Voor de delen van het
plangebied die na de twee rechterlijke uitspraken geen onderdeel meer uitmaken van het
bestemmingsplan Buitengebied Raalte geldt dat de regels uit het basisplan van toepassing worden
verklaard, met inachtname van de wijzigingen in de twee correctieve herzieningen.
4.4 Bouwverordening en parkeernormen
Vanwege een wetswijziging (reparatiewet BZK 2014) hebben stedenbouwkundige bepalingen uit de
bouwverordening per 29 november 2014 geen aanvullende werking meer. Artikel 46 wordt daarom
vervangen door een nieuw artikel 45.5, waarin een regeling wordt opgenomen die inhoudelijk
vergelijkbaar is met de regeling in de bouwverordening.
19
Regels
40 Rho adviseurs voor leefruimte 41 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel A Toepassingsbereik Het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' (vastgesteld op 8 juni 2012), zoals dat geldt na de wijzigingen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte, correctieve herziening' (vastgesteld op 30 mei 2013) en na de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2013 (nummer 201208551/1/R1) en 18 december 2013 (nummer 201207782/1/R1) is onverkort van toepassing op het plangebied van dit plan, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' na correctieve herziening met dit plan als volgt wordt herzien: a. wijziging van de regels: met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerd zijn deze wijzigingen in dit plan gemarkeerd; b. wijziging van de verbeelding voor een aantal percelen: deze percelen zijn op de verbeelding van dit plan opgenomen; c. vaststelling van de verbeelding van een aantal gronden in dit plan, zodat de regels van het plan 'Buitengebied Raalte' na correctieve herziening en na herziening als gevolg van dit plan (tweede correctieve herziening) van overeenkomstige toepassing zijn op deze gronden. Voor het overige blijven de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Raalte' na correctieve herziening ongewijzigd van toepassing. Artikel 1 Begrippen 1.1 plan Het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening met identificatienummer NL.IMRO.0177.BP20140001‐0002 van de gemeente Raalte. 1.2 bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 verbeelding de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0177.BP20140001‐0002. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. Rho adviseurs voor leefruimte 42 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 aaneengebouwd twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn. 1.7 afhankelijke woonruimte een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw. 1.8 agrarisch aanverwant bedrijf een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden. 1.9 agrarisch aanverwante nevenfunctie een nevenfunctie die betrekking heeft op activiteiten naast een volwaardig agrarisch bedrijf die nauw verwant zijn met of direct voortkomen uit de agrarische bedrijfsvoering, zoals verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten, zorgboerderij, ambachtelijke verwerking van agrarische producten, inpandige opslag en stalling van agrarische producten. 1.10 agrarisch bedrijf een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken: a. akker‐ en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier‐, fruit‐ en boomkwekerij; b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk‐ en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan; c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer; d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen; e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin‐ en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen; f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht. Rho adviseurs voor leefruimte 43 1.11 agrarisch loonbedrijf een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden op het gebied van grondverzet en cultuurtechniek, voor zover deze werkzaamheden in het buitengebied plaatsvinden. 1.12 ambachtelijke be‐ of verwerking van agrarische producten het be‐ of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be‐ of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio. 1.13 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.14 archeologische verwachtingswaarde de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied. 1.15 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.16 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.17 bed & breakfast een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch‐recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. 1.18 bedrijf een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.19 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen. Rho adviseurs voor leefruimte 44 1.20 bedrijfsplan een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren. 1.21 bedrijfs‐ of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.22 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.23 begraafplaats terrein in gebruik voor begraven en cremeren. 1.24 bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo. 1.25 bestaande bedrijven bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; een bedrijf dat via nieuwvestiging in een landbouwontwikkelingsgebied is gerealiseerd, wordt na 5 jaar onder bestaand bedrijf gerekend. 1.26 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.27 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.28 Bevi‐inrichtingen bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.29 bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Rho adviseurs voor leefruimte 45 1.30 bio‐energie installatie een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit biomassa (mest, bermafval, GFT en dergelijke). 1.31 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.32 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.33 bouwvlak een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.34 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.35 bijgebouw een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan een (bedrijfs)woning waarbij het volgende geldt:  functioneel ondergeschikt betekent dat bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan (met uitzondering van bewoningsfuncties zoals bijkeukens, bergingen en natte groepen);  bouwkundig ondergeschikt betekent dat het bijgebouw moet voldoen aan de voor bijgebouwen geldende bouwregels. 1.36 café een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. 1.37 consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.38 cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid. 1.39 dagcamping een terrein, al dan niet met voorzieningen voor dagrecreatieve activiteiten zonder nachtverblijf. Rho adviseurs voor leefruimte 46 1.40 deel een bedrijfsgedeelte in de stal of schuur dat aangebouwd is aan de bedrijfswoning. 1.41 deeltijd agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge. 1.42 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit. 1.43 detailhandel in volumineuze goederen detailhandel in de volgende categorieën: a. detailhandel in brand‐ en explosiegevaarlijke goederen; b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; c. tuincentra. 1.44 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé. 1.45 evenementen gebeurtenissen, die ten hoogste 5 dagen duren, met een openbaar karakter, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur. Het aantal dagen is exclusief de benodigde dagen voor het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement. 1.46 extensieve dagrecreatie niet‐gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie. 1.47 extensiveringsgebied een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk is gemaakt. 1.48 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Rho adviseurs voor leefruimte 47 1.49 geluidsgevoelige objecten woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 1.50 gevoelige functies woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. 1.51 grenszone industrielawaai de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder. 1.52 groepsaccommodatie een (deel van een) gebouw, blijvend bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of ‐kamers. 1.53 hobbykas een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten. 1.54 hobbymatige activiteiten het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden. 1.55 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.56 horecabedrijf het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.57 hotel een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. 1.58 hoveniersbedrijf een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend. Rho adviseurs voor leefruimte 48 1.59 inrichtingsplan een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven. 1.60 kampeermiddelen niet als een bouwwerk aan te merken zoals tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes, caravans (niet zijnde stacaravans) of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.61 kampeerseizoen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. 1.62 kampeerterrein terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf. 1.63 kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.64 karakteristiek panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:  relatie met het landschap;  erfstructuur en erfinrichting;  streekeigen verschijningsvorm;  herkenbaarheid en mate van gaafheid;  architectuur en cultuurhistorische waarde; de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen, tenzij anders in Bijlage 5, Bijlage 6, Bijlage 7 of Bijlage 10 van deze regels is aangegeven. 1.65 kassen bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek‐, tunnel‐, schaduw‐, boog‐ en gaaskassen daaronder begrepen. 1.66 kinderboerderij een recreatieve voorziening waarop, al dan niet in combinatie met andere recreatieve voorzieningen, dieren worden gehouden. Rho adviseurs voor leefruimte 49 1.67 kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie. 1.69 kleinschalig kampeerterrein een kampeerterrein voor kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen waaronder tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. 1.70 landhuis landhuis al of niet met gebouwde aanhorigheden, tuin, park, lanen en wateren. 1.71 Landschapsontwikkelingsplan het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 23 september 2008. 1.72 langdurig ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar. 1.73 kunstobject bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht. 1.74 landschappelijke inpassing de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting. 1.75 landschapswaarde de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet‐levende natuur. 1.76 landbouwontwikkelingsgebied een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie is voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Rho adviseurs voor leefruimte 50 1.77 manege een onderneming die gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met één of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer, slaapaccommodatie en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen. 1.78 maatschappelijke voorzieningen educatieve, sociaal‐medische, sociaal‐culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. 1.79 mantelzorg langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. 1.80 natuurwaarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna. 1.81 Nge (Nederlandse grootte‐eenheden) een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven. 1.82 niet‐permanente verblijfsrecreatie verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt. 1.83 nevenfunctie een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarisch) bedrijf of wonen. 1.84 normale onderhouds‐ of exploitatiewerkzaamheden werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming. 1.85 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. Rho adviseurs voor leefruimte 51 1.86 onverharde wegen een (zand)weg, zonder verhard oppervlak en functionerend als ondergeschikte verbinding tussen andere wegen en/of ontsluitingen van (agrarische) percelen. 1.87 overige verblijfsrecreatieve objecten een recreatieverblijf dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te gebruiken voor toeristisch of recreatief gebruik; onder overige verblijfsrecreatieve objecten worden niet verstaan recreatiewoningen en kampeermiddelen. 1.88 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 1.89 paardenbak een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining. 1.90 paardenfokkerij een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij. 1.91 paardenhouderij een gebruiksgericht bedrijf dat is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden met daaraan ondergeschikte functies behorende bij een paardenhouderij. 1.92 peil a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. 1.93 plattelandskamer een min of meer zelfstandig appartement dat aangeboden wordt ten behoeve van recreatief nachtverblijf. 1.94 plattelandswoning een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf. Rho adviseurs voor leefruimte 52 1.95 proefboerderij een op kennis, onderwijs en innovatie gericht bedrijf waar onderzoek gedaan wordt naar nieuwe vindingen in de agrarische sector; hieronder valt onder andere innovatie op het gebied van nieuwe rassen van akkerbouw en vollegrondgewassen, melkwinning, voeding, huisvesting en automatisering. 1.96 reconstructiegebied een gebied waarvoor een reconstructieplan, als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden, is opgesteld. 1.97 recreatieverblijf een gebouw of kampeermiddel, dat uitsluitend bedoeld is voor een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft. 1.98 recreatiewoning een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te gebruiken voor toeristisch of recreatief gebruik; onder recreatiewoningen worden niet verstaan groepsaccommodaties zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen. 1.99 reëel agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge. 1.100 restaurant een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. 1.101 ruimtelijke kwaliteit het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. 1.102 Sallandse boerderijvorm een Sallandse boerderij die zich kenmerkt door een typische hoofdvorm, te onderscheiden in: a. hallenhuisboerderij: woning en bedrijf in een hoofdvolume, zowel grote als kleine oppervlakken; b. dwarshuisboerderij/krukhuisboerderij: woning en bedrijf wel in één gebouw, maar in de architectuur duidelijk van elkaar onderscheiden, T‐vormige (dwarshuis) of L‐vormige plattegrond (krukhuis). 1.103 seksinrichting het bedrijfsmatig ‐ of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt ‐ gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. 1.104 Staat van Bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt. Rho adviseurs voor leefruimte 53 1.105 Staat van Horeca‐activiteiten de Staat van Horeca‐activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.106 stacaravan een stacaravan is een recreatief onderkomen, met kenmerken van een caravan, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag‐ en/of nachtverblijf, dat in één geheel en op een eigen as‐/wielstelsel kan worden aangevoerd en bestemd is voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.107 standplaats voor kampeermiddel een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten. 1.108 stand still‐principe beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen. 1.109 stap vooruit‐principe beginsel dat erop gericht is de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren. 1.110 teeltondersteunende voorzieningen 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: a. teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen; 2. permanente teeltondersteunende voorzieningen: a. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken; b. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt. 1.111 trekkershut een trekkershut is een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortstondig recreatief dag‐ en/of nachtverblijf voor steeds wisselende groepjes recreanten, die hun hoofdverblijf ergens anders hebben. Rho adviseurs voor leefruimte 54 1.112 tuincentrum een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond. 1.113 verblijfsrecreatief terrein terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf. 1.114 verkoop agrarische producten het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be‐ of verwerking van agrarische producten. 1.115 verkoopvloeroppervlakte de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.116 vervolgfunctie één of meer functies of één of meer activiteiten als alternatief voor de agrarische bedrijfsvoering die ter plaatse is beëindigd. 1.117 verwevingsgebied een als zodanig op de verbeelding aangegeven gedeelte van een reconstructiegebied ingericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. 1.118 volwaardig agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge. 1.119 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.120 voormalig bedrijfsbebouwing bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf. 1.121 waterbergingsgebied een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden. Rho adviseurs voor leefruimte 55 1.122 Wgh‐inrichtingen bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.123 windmolen een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding. 1.124 woning een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden. 1.125 wooneenheid een woning. 1.126 zorgboerderij als nevenfunctie een (voormalig) agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf. 1.127 zorgboerderij als vervolgfunctie een maatschappelijke functie waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar tevens sprake kan zijn van nachtverblijf. Rho adviseurs voor leefruimte 56 Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. 2.2 bouwhoogte van een antenne‐installatie  ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne‐installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne‐installatie;  ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne‐installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne‐installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne‐installatie. 2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6 hoogte van een windmolen vanaf het peil tot aan de de tip (van de wieken) van de windmolen. 2.7 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde recreatiewoningen tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen. 2.8 inhoud van een recreatiewoning tussen de onderzijde van de onderste grondvloer (inclusief ondergrondse gedeelten), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat wanneer er sprake is van een kelder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen. Rho adviseurs voor leefruimte 57 2.9 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Rho adviseurs voor leefruimte 58 Rho adviseurs voor leefruimte 59 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a, b, e, f en g; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c; c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder d; d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.91; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ foliebassin': tevens een foliebassin; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestbassin': tevens een mestbassin; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ proefboerderij': tevens een proefboerderij; h. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ kwekerij': in afwijking van het bepaalde onder a en v, uitsluitend een kwekerij; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur': uitsluitend een veldschuur; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ paardenbak': uitsluitend een paardenbak; l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestopslag': tevens mestopslag in mestsilo's; m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ groothandel in landbouwproducten': tevens groothandel in landbouwproducten en het verpakken van voederproducten; n. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in‐ en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet‐ en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water; met daaraan ondergeschikt: o. bed & breakfast; p. evenementen; q. extensieve dagrecreatie; r. kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis; s. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een onoverdekte natuurijsbaan ondergeschikt aan de agrarische functie; t. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 4; u. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties; Rho adviseurs voor leefruimte 60 met dien verstande dat: v. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan; w. ter plaatse van de aanduiding '‐ geen reconstructie' en 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied', naast het bepaalde onder a, tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c is toegestaan. Tabel 3.1 Niet‐agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan nevenfunctie maximaal aantal m² gronden in gebruik bestaande voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie verkoop‐aan‐huis van streekeigen agrarische producten ‐ 100 inpandige opslag en stalling ‐ 500 ambachtelijke be‐ en verwerking van agrarische producten ‐ 200 (kaasmakerij, imkerij, riet‐ en vlechtwerk, klompenmakerij) kano‐, boot‐ of fietsenverhuur ‐ 100 rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe gehele bedrijf 100 als ontvangstruimte) zorgboerderij (exclusief overnachten) gehele bedrijf 200 3.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat mestbassins ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestbassin', mestopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestopslag', veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur', bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', nutsvoorzieningen en hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen', nutsvoorzieningen, erf‐ of terreinafscheidingen, veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden; d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen; e. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en maximum hoogte van 4 m ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden; f. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn; g. overigens geldt het volgende: max. aantal max. max. max. max. dakhelling per bouwvlak oppervlak inhoud goothoogte bouwhoogte (min./max.)
bedrijfswoning één, tenzij ‐ 750 m³ 4,5 m 10 m 20°/55°** (inclusief uitbouwen) middels een maatvoering‐ of functieaandui
Rho adviseurs voor leefruimte ding anders is aangegeven ‐ bijgebouwen en ‐ 100 m² ‐ 3 m overkappingen ‐ waarvan 50 m² 3 m aangebouwd veldschuren ter ‐ bestaand* bestaand* bestaand* plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐
veldschuur' paardenbakken ter ‐ bestaand* ‐ ‐ plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐
paardenbak' kassen ter plaatse van ‐ 2 ha ‐ 4,5 m de aanduiding 'glastuinbouw' hoge permanente ‐ 500 m² ‐ teeltondersteunende voorzieningen rijhal ten behoeve van ‐ 1.000 m² ‐ 5,5 m een paardenfokkerij > 70 Nge bebouwing ter plaatse ‐ bestaand*
‐ bestaand* van de aanduiding 'ijsbaan' bedrijfsgebouwen ten ‐ bestaand*
‐ 5,5 m behoeve van paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' overige ‐ volledig ‐ 5,5 m bedrijfsgebouwen bouwvlak ‐ sleufsilo's ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ voedersilo's ‐ mestsilo's mestopslagplaten ‐ ‐ ‐ ‐ luchtwassers ‐ ‐ ‐ ‐ lichtmasten ten ‐ ‐ ‐ ‐ behoeve van paardenbakken overige bouwwerken ‐ ‐ ‐ ‐ behorende bij mestzakken buiten het bouwvlak erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel 61 6 m 6 m 20°/55°**
20°/55°** bestaand* bestaand* bestaand* ‐ 6 m ‐ 6 m ‐ 12 m 12°/55°** bestaand* ‐ 12 m 12°/55°** 12 m 12°/55°** 2 m 15 m 6 m 3 m 12 m 6 m ‐ 2 m ‐ 1 m 1 m ‐ ‐ ‐ ‐ Rho adviseurs voor leefruimte 62 ‐ buiten bouwvlakken 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen. ‐ = Niet van toepassing. 3.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen: a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren; b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte‐breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren. 3.4 Afwijken van de bouwregels 3.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 1.000 m² bedraagt; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt. 3.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 3.2 onder g teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende: a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 3.4.3 Ten behoeve van regenkappen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a teneinde permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:  de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op regenkappen behorende bij een fruitteeltbedrijf. Rho adviseurs voor leefruimte 63 3.4.4 Ten behoeve van extra woonruimte Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer met inachtneming van het volgende: a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer; b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn. 3.4.5 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende: a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 3.4.6 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden; d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 3.4.7 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden; b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; c. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. Rho adviseurs voor leefruimte 64 3.4.8 Ten Realisatie bio‐energie installatie Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio‐energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf; b. realisatie van de bio‐energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio‐energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³; d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag; e. de bio‐energieproductie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 3.5 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt; b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan; c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de bestaande totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning; e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10; f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tenzij een afwijking zoals bedoeld in de leden 3.4.6 of 3.4.7 is verleend; g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar; h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan; i. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied', waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt, bedraagt ten hoogste het oppervlak zoals aangegeven middels de maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte'. 3.6 Afwijken van de gebruiksregels 3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan, met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw bij volwaardig agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch; Rho adviseurs voor leefruimte 65 e.
indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; i. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²; o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; p. ten behoeve van de nevenfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende: 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; 7. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd; 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 lid 11.4; 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 lid 24.3.2; 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen teven buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 31 lid 31.5; r. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende: 1. het aantal plattelandskamers bedraagt ten hoogste 5; 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²; 3. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²; Rho adviseurs voor leefruimte 66 s.
ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende: 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen. 3.6.2 Ten behoeve van een plattelandswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat: a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd; b. het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan indien er sprake is van een intensieve veehouderij; c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat; d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen; e. het aantal woningen mag niet toenemen; f. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven; g. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding‐ en ontwikkelingsmogelijkheden). 3.7 Wijzigingsbevoegdheden 3.7.1 Ten behoeve van de realisatie van nieuwe agrarische bouwvlakken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de aanvrager aantoont dat de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf, akker‐ en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit‐ en sierteeltbedrijf, boomkwekerij of intensieve veehouderij; d. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit‐ en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat ‐ Waterstaatkundige functie en/of de dubbelbestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 2; e. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1; f. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand agrarisch bouwvlak niet mogelijk is; g. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' of de aanduiding 'geen reconstructiezone'; h. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha; i. het aantal nieuwe intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' bedraagt ten hoogste 2 per gebiedsaanduiding, met dien verstande dat vestiging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; j. ten aanzien van het gestelde onder i wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; Rho adviseurs voor leefruimte 67 k.
in aanvulling op sub i geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; l. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; m. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; n. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of een vergelijkbare aanduiding is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan; o. het nieuwe bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; p. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 3.7.2 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij; b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha; c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 3.7.3 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende: a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak niet worden vergroot; e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot 2 ha; f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 1,5 ha; g. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ verwevingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot ten hoogste 2 ha; Rho adviseurs voor leefruimte 68 h.
bouwvlakken waar sinds 25 september 2008 een intensieve veehouderij is gevestigd en waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 2,5 ha; i. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha; j. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha; k. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha, dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; l. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; m. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1. 3.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat ‐ indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf ‐ vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende: a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; d. indien er sprake is van het bepaalde onder b, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming; f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft; g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; o. de her‐ en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag Rho adviseurs voor leefruimte p.
q.
r.
s.
69 niet worden beperkt; het aantal woningen mag niet toenemen; op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan; het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; ten behoeve van de vervolgfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; ; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 3.7.5 Ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is; d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m; g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. 3.7.6 Ten behoeve van Rood voor Rood Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is of beëindigd wordt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt; e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1; f. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; Rho adviseurs voor leefruimte 70 g.
het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt; i. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien: 1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige, agrarische of natuurgerichte activiteiten; 2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; 3. er ten minste 1 ha grond in beheer is; 4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn; j. de compensatiewoning dient binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd te worden; k. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen; l. in afwijking van het bepaalde onder j geldt dat indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j en k vanwege milieuhygiënische of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan; m. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen; n. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak; o. het bepaalde onder h, i, l en m is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt; p. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³; q. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; r. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; s. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; t. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning mogen niet onevenredig worden belemmerd; u. compensatie ter plaatse is niet toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps‐ en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn; v. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur. 3.7.7 Ten behoeve van nieuwe natuur Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende: a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed, of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie; b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen. Rho adviseurs voor leefruimte 71 3.7.8 Ten behoeve van waterberging Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende:  er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen. Rho adviseurs voor leefruimte 72 Artikel 4 Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a, b, e, f en g; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c; c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder d; d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.91; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden ‐ bijenhal': tevens een bijenhal; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestbassin': tevens een mestbassin; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ windmolen': tevens een windmolen; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur': uitsluitend een veldschuur; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ paardenbak': uitsluitend een paardenbak; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin ‐ siertuin': tevens een siertuin; k. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij; l. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen); m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in‐ en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet‐ en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water; n. ter plaatse van de aanduiding: 'specifieke vorm van bedrijf ‐ bosbouwbedrijf': tevens een bosbouwbedrijf; met daaraan ondergeschikt: o. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een onoverdekte natuurijsbaan ondergeschikt aan de agrarische functie; p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dierenweide': tevens een dierenweide; q. bed & breakfast; r. evenementen; s. extensieve dagrecreatie; t. kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis; u. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 4; v. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties; met dien verstande dat: w. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan; x. ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' en 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' naast het bepaalde onder a tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c is toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 73 Tabel 4.1 Niet‐agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan nevenfunctie maximaal aantal m² gronden in gebruik bestaande voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie verkoop‐aan‐huis van streekeigen agrarische producten ‐ 100 inpandige opslag en stalling ‐ 500 ambachtelijke be‐ en verwerking van agrarische producten ‐ 200 (kaasmakerij, imkerij, riet‐ en vlechtwerk, klompenmakerij) kano‐, boot‐ of fietsenverhuur ‐ 100 rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe gehele bedrijf 100 als ontvangstruimte) zorgboerderij (exclusief overnachten) gehele bedrijf 200 ‐ = Niet van toepassing. 4.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat: 1. mestbassins ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestbassin'; 2. kuilvoerplaten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat'; 3. veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur'; 4. nutsvoorzieningen, erf‐ of terreinafscheidingen en veekeringen en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'; 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde'; in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat mestbassins ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ mestbassin', kuilvoerplaten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat', veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur', nutsvoorzieningen, erf‐ of terreinafscheidingen en veekeringen en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden; ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden; d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn; e. overigens geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. max. dakhelling bouwvlak oppervlak inhoud goothoog bouwhoogte (min./max.) te bedrijfswoning één, tenzij ‐ 750 m³ 4,5 m 10 m 20°/55°** (inclusief uitbouwen) middels een maatvoering‐ of functieaanduidi
ng anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² ‐ 3 m 6 m 20°/55°** overkappingen ‐ waarvan 50 m² 3 m 6 m 20°/55°** aangebouwd hoge permanente ‐ 500 m² ‐ ‐ 6 m ‐ Rho adviseurs voor leefruimte 74 teeltondersteunende voorzieningen veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐
veldschuur' paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐
paardenbak' kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' overige bedrijfsgebouwen ‐ sleufsilo's ‐ voedersilo's ‐ mestsilo's mestopslagplaten luchtwassers lichtmasten ten behoeve van paardenbakken lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' windmolens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ windmolen'
antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde' ‐ bestaand* bestaand bestaand bestaand* * * ‐ bestaand* ‐ 2 ha ‐ bestaand* ‐ bestaand* ‐ 4,5 m 6 m ‐ 5,5 m 12 m 12°/55°** ‐ ‐ 1.000 m² ‐ ‐ bestaand* ‐ volledig bouwvlak ‐ ‐ ‐ ‐ bestaand bestaand * * ‐ 5,5 m 12 m 12°/55°** ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 2 m 15 m 6 m 3 m 12 m 6 m ‐ ‐ ‐ ‐ 8 m ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ bestaand* ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 15 m ‐ ‐ bestaand* ‐ ‐ bestaand bestaand* * ‐ ‐ ‐ ‐ Rho adviseurs voor leefruimte 75 erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel ‐ 1 m ‐ buiten bouwvlakken 1 m ‐ overige plaatsen 2 m overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen. ‐ = Niet van toepassing. 4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen: a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren; b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte‐breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren. 4.4 Afwijken van de bouwregels 4.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast; c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 1.000 m² bedraagt; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt. 4.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 4.2 onder e teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende: a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 76 4.4.3 Ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd; b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast; d. mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m. 4.4.4 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. de bevoegdheid tot afwijken is niet van toepassing op hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen; b. lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak; c. de hoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m; d. het oppervlak van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2 ha; e. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.4.5 Ten behoeve van regenkappen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:  de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op regenkappen behorende bij een fruitteeltbedrijf. 4.4.6 Ten behoeve van extra woonruimte Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer met inachtneming van het volgende: a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer; b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn. 4.4.7 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende: Rho adviseurs voor leefruimte 77 a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 4.4.8 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden; d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast. 4.4.9 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden; b. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; c. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast. 4.4.10 Realisatie bio‐energie installatie Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio‐energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 4.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf; b. realisatie van de bio‐energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio‐energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³; d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag; e. de bio‐energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 4.5 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: Rho adviseurs voor leefruimte 78 a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt; buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan; bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning; het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10; paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tenzij een afwijking zoals bedoeld in de leden 4.4.8 of 4.4.9 is verleend; het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar; de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan; het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied', waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt, bedraagt ten hoogste het oppervlak zoals aangegeven middels de maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte'. 4.6 Afwijken van de gebruiksregels 4.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw 'bij volwaardig agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden; e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; i. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk worden versterkt; l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; m. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; Rho adviseurs voor leefruimte n.
o.
p.
q.
r.
s.
79 het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²; bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; ten behoeve van de nevenfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende: 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast; 7. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd; 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 lid 11.4; 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 lid 24.3.2; 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 31 lid 31.5; ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende: 1. het aantal plattelandskamers bedraagt ten hoogste 5; 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²; 3. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m². ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende: 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen. 4.6.2 Ten behoeve van een plattelandswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat: a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd; Rho adviseurs voor leefruimte 80 b.
c.
d.
e.
f.
g.
het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan indien er sprake is van een intensieve veehouderij; er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat; op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen; het aantal woningen mag niet toenemen; de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing blijven; er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding‐ en ontwikkelingsmogelijkheden). 4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden). 4.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 4.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 4.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 4.1 onder l bedoeld, niet onevenredig worden aangetast. 4.8 Wijzigingsbevoegdheden 4.8.1 Ten behoeve van de realisatie van nieuwe agrarische bouwvlakken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de aanvrager aantoont dat de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf, akker‐ en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit‐ en sierteeltbedrijf, boomkwekerij of intensieve veehouderij; Rho adviseurs voor leefruimte 81 d.
in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit‐ en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat ‐ Waterstaatkundige functie en/of de dubbelbestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 2; e. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1; f. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' of met de aanduiding 'geen reconstructiezone'; g. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha; h. in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand agrarisch bouwvlak niet mogelijk is; in aanvulling op het gestelde onder c geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak voor omschakeling naar een intensieve veehouderij niet mogelijk is; i. het aantal nieuwe intensieve veehouderijen die ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' bedraagt ten hoogste 2 per gebiedsaanduiding, met dien verstande dat vestiging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'. j. ten aanzien van het gestelde onder i wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; k. in aanvulling op sub i geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; l. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; m. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied' en met de aanduiding 'geen reconstructiezone'; n. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of een vergelijkbare aanduiding is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan; o. het nieuwe bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; p. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 4.8.2 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met in achtneming van het volgende: a. paardenhouderij; b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha; c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 4.1 onder h genoemde waarden; e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 4.8.3 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken Rho adviseurs voor leefruimte 82 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak niet worden vergroot; e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot 2 ha; f. bouwvlakken waar sinds 25 september 2008 een intensieve veehouderij is gevestigd en waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak worden vergroot tot ten hoogste 2,5 ha; g. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha; h. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha; i. indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha dient er voorzien te worden in een landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast; j. indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; k. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1. 4.8.4 Ten behoeve van vervolgfuncties Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden zodanig wijzigen dat ‐ indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf ‐ vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende: a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag een gesloopt oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l niet onevenredig worden aangetast; d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; Rho adviseurs voor leefruimte 83 e.
f.
de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming; na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft; g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; o. de her‐ en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt; p. het aantal woningen mag niet toenemen; q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan; r. het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; s. ten behoeve van de vervolgfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 4.8.5 Ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is; d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m; g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Rho adviseurs voor leefruimte 84 4.8.6 Ten behoeve van Rood voor Rood Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is of beëindigd wordt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; d. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt; e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1; f. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; g. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt; i. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien: 1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten; 2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; 3. er ten minste 1 ha grond in beheer is; 4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn; j. de compensatiewoning dient binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd te worden; k. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen; l. in afwijking van het bepaalde onder j geldt dat indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j en k vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan; m. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen; n. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak; o. het bepaalde onder h, i, l en m is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt; p. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³; q. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; r. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; s. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; t. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd; u. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps‐ en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn; Rho adviseurs voor leefruimte v.
85 door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur. 4.8.7 Ten behoeve van nieuwe Natuur Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende: a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie; b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen; c. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast. 4.8.8 Ten behoeve van waterberging Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van waterberging de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende: a. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen; b. de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 86 Artikel 5 Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a, b en g; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch ‐ bosbouwbedrijf': tevens een bosbouwbedrijf; c. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in‐ en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet‐ en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water; met daaraan ondergeschikt: e. bed & breakfast; f. evenementen; g. extensieve dagrecreatie; h. kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis; i. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties; met dien verstande dat: j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan; k. ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' en 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' naast het bepaalde onder a tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder c is toegestaan. Tabel 5.1 Niet‐agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan nevenfunctie maximaal aantal m² gronden in gebruik bestaande voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie verkoop‐aan‐huis van streekeigen agrarische producten ‐ 100 inpandige opslag en stalling ‐ 500 ambachtelijke be‐ en verwerking van agrarische producten ‐ 200 (kaasmakerij, imkerij, riet‐ en vlechtwerk, klompenmakerij) kano‐, boot‐ of fietsenverhuur ‐ 100 rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe gehele bedrijf 100 als ontvangstruimte) zorgboerderij (exclusief overnachten) gehele bedrijf 200 ‐ = Niet van toepassing. 5.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; Rho adviseurs voor leefruimte 87 c.
in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf‐ of terreinafscheidingen, nutsvoorzieningen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden; d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn; e. verder geldt het volgende: max. aantal max. max. max. max. dakhelling per bouwvlak oppervlak inhoud goothoogt bouwhoogte (min./ e max.) bedrijfswoning één, tenzij ‐ 750 m³ 4,5 m 10 m 20°/55°** (inclusief uitbouwen) middels een maatvoeringaa
nduiding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² ‐ 3 m 6 m 20°/55°** overkappingen 20°/55°** ‐ waarvan 50 m² 3 m 6 m aangebouwd hoge permanente ‐ 500 m² ‐ ‐ ‐ ‐ teeltondersteunende voorzieningen kassen ter plaatse van ‐ 2 ha 4,5 m 6 m ‐ de aanduiding ‐ 'glastuinbouw' rijhal ten behoeve van ‐ 1.000 m² 5,5 m 12 m 2°/55°** een paardenfokkerij > ‐ 70 nge bedrijfsgebouwen ten ‐ bestaand*
5,5 m 12 m 12°/55°** behoeve van paardenhouderij ter ‐ plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' overige ‐ volledig 5,5 m 12 m 12°/55°** ‐ bedrijfsgebouwen bouwvlak ‐ sleufsilo's ‐ ‐ ‐ 2 m ‐ ‐ voedersilo's ‐ 15 m ‐ mestsilo's 6 m mestopslagplaten ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ luchtwassers ‐ ‐ ‐ ‐ 12 m ‐ lichtmasten ten ‐ ‐ ‐ ‐ 6 m ‐ behoeve van paardenbakken erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel ‐ 1 m ‐ buiten bouwvlakken 1 m ‐ overige plaatsen 2 m overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ geen gebouwen zijnde
3 m * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen. ‐ = Niet van toepassing. Rho adviseurs voor leefruimte 88 5.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen: a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren; b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte‐breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren. 5.4 Afwijken van de bouwregels 5.4.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 5.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast; c. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 1.000 m² bedraagt; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt. 5.4.2 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 5.2 onder e teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende: a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c, niet onevenredig worden aangetast. 5.4.3 Ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd; b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen; c. mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan; d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de besteaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c, niet onevenredig worden aangetast; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m. Rho adviseurs voor leefruimte 89 5.4.4 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak; b. de bestaande landschappelijke‐ en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast. 5.4.5 Ten behoeve van extra woonruimte Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer met inachtneming van het volgende: a. aan de bevoegdheid tot afwijken inzake extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een bedrijfseconomisch duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer; b. uitbreiding van de woning dient bij voorkeur plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is; d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt geen gebruikgemaakt indien er reeds twee of meer woningen op het perceel aanwezig zijn. 5.4.6 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingsoppervlak ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', met inachtneming van het volgende: a. het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 5.4.7 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij een agrarisch bedrijf Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; b. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; c. de paardenbakken dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden; d. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; f. lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast. 5.4.8 Ten behoeve van paardenbakken behorende bij de bestemming Wonen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: Rho adviseurs voor leefruimte 90 a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen en dienen aansluitend aan de bestemming Wonen gerealiseerd te worden; per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan; de afmeting van een paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen; de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m; de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; lichtvervuiling als gevolg van verlichting bij paardenbakken dient tot een minimum te worden beperkt; er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke‐ en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast. 5.4.9 Realisatie bio‐energie installatie Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een bio‐energie installatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf; b. realisatie van de bio‐energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. de gezamenlijke inhoud van de 'bio‐energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³; d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag; e. de bio‐energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 5.5 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: a. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan; a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt; b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan; c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning; e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10; f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tenzij een afwijking zoals bedoeld in de leden 5.4.7 of 5.4.8 is verleend; g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar; h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan; i. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied', waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt, bedraagt ten hoogste het oppervlak zoals aangegeven middels de maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte'. Rho adviseurs voor leefruimte 91 5.6 Afwijken van de gebruiksregels 5.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt dat nieuwbouw 'bij volwaardig agrarische bedrijven voor agrarisch aanverwante nevenfuncties tot ten hoogste 850 m² is toegestaan, met dien verstande dat de nieuwbouw niet meer dan 50% van de totale bebouwing mag uitmaken en dat aangetoond dient te worden dat deze nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing; d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden; e. indien er sprake is van het bepaalde onder b of c dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; f. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; i. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; n. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²; o. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; p. ten behoeve van de nevenfunctie niet agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; q. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende: 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; Rho adviseurs voor leefruimte 92 6.
r.
s.
er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke‐ en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast; 7. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd; 8. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Horeca tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Horeca, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 lid 11.4; 9. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Sport tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Sport, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 lid 24.3.2; 10. in aanvulling op het bepaalde onder d mag de nevenfunctie kleinschalig kamperen behorende bij de aangrenzende percelen met de bestemming Wonen tevens buiten het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak met de bestemming Wonen, gerealiseerd worden mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 31 lid 31.5; ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende: 1. het aantal plattelandskamers bedraagt ten hoogste 5; 2. de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²; 3. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 250 m²; ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende: 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen. 5.6.2 Ten behoeve van een plattelandswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat: a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd; b. het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan indien er sprake is van een intensieve veehouderij; c. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat; d. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen; e. het aantal woningen mag niet toenemen; f. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 5.2 van toepassing blijven; g. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding‐ en ontwikkelingsmogelijkheden). 5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; Rho adviseurs voor leefruimte 93 c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden). 5.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 5.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 5.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.1 onder c bedoeld, niet onevenredig worden aangetast. 5.8 Wijzigingsbevoegdheden 5.8.1 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, met in achtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij; b. bij een volwaardige paardenhouderij bedraagt het oppervlak van het bouwvlak (inclusief alle voorzieningen) ten hoogste 1 ha; c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 onder c genoemde waarden; e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 5.8.2 Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort; c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van de intensieve veehouderijtak niet worden vergroot e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waar tevens de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied' geldt, mogen ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarische productietak worden vergroot tot 2 ha; f. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen worden vergroot tot ten hoogste 1 ha; g. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha; Rho adviseurs voor leefruimte 94 h.
i.
j.
indien het bouwvlak vergroot wordt tot 1,5 ha dient er voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast; indien het bouwvlak tot meer dan 1,5 ha vergroot wordt, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1. 5.8.3 Ten behoeve van vervolgfuncties Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschap zodanig wijzigen dat ‐ indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf ‐ vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende: a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c niet onevenredig worden aangetast; d. indien er sprake is van het bepaalde onder b, dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming; f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft; g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; k. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; l. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; m. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; n. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; o. de her‐ en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt; p. het aantal woningen mag niet toenemen; q. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan; Rho adviseurs voor leefruimte r.
s.
95 het bepaalde onder q is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; ten behoeve van de vervolgfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 5.8.4 Ten behoeve van een tweede bedrijfswoning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur‐ en landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast, indien inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning niet mogelijk is; d. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; e. het bepaalde onder d is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; f. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen ten hoogste 25 m bedraagt; g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; h. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. 5.8.5 Ten behoeve van Rood voor Rood Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is of beëindigd wordt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; d. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt; e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1; f. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; g. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt; Rho adviseurs voor leefruimte 96 i.
in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien: 1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten; 2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; 3. er ten minste 1 ha grond in beheer is; 4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn; j. de compensatiewoning dient binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd te worden; k. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen; l. in afwijking van het bepaalde onder j geldt dat indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j en k vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan; m. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen; n. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak; o. het bepaalde onder h, i, l en m is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt; p. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³; q. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; r. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; s. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; t. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd; u. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps‐ en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn; v. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur. 5.8.6 Ten behoeve van nieuwe Natuur Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende: a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of in het kader van de realisatie van een nieuw landgoed of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie; b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen; c. de bestaande landschappelijke ‐ en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast. 5.8.7 Ten behoeve van waterberging Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van watercompensatie de bestemming Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Water, met inachtneming van het volgende: Rho adviseurs voor leefruimte a.
b.
97 er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen; de bestaande landschappelijke‐ en natuurwaarden zoals genoemd in lid 5.1 onder c mogen niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 98 Artikel 6 Bedrijf 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ afvalverwerkingsbedrijf': tevens een afvalverwerkingsbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ autobedrijf': tevens een autobedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ caravancentrum': tevens een caravancentrum uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ constructiebedrijf': tevens een constructiebedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ autosloopbedrijf': tevens een autosloopbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ bevi': tevens een bevi inrichting; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ groothandel in tuinplanten': een groothandel in tuinplanten; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ landbouwmechanisatiebedrijf': tevens een landbouwmechanisatiebedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ machinebouw en staalbedrijf': tevens een machinebouw en staalbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ siersmederij': tevens een siersmederij uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ transportbedrijf': tevens een transportbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ diervoederbedrijf': tevens een diervoederbedrijf uit categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf; r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ biomassavergisting': een biomassavergistingsbedrijf inclusief biogasinstallatie met een maximale verwerkingscapaciteit van 67.500 ton per jaar; s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ kaasmakerij': een kaasmakerij; t. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf': tevens een nutsbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; u. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': tevens een waterzuiveringsbedrijf; v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ waterbassin': uitsluitend een waterbassin; w. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg; x. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': tevens een lpg vulpunt; y. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'; tevens een detailhandel in volumineuze goederen; z. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening; aa. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein; Rho adviseurs voor leefruimte 99 bb. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing; cc. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: dd. evenementen; ee. het verhandelen van ter plaatse vervaardigde goederen; met dien verstande dat: ff. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan. 6.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf‐ of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. ter plaatse van de PR 10‐6‐contour rond de aanduiding 'vulpunt lpg': is de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn; d. overigens geldt het volgende: max. aantal max. max. inhoud max. max. dakhel‐ ling per bouwvlak oppervlak goothoo bouwhoog
min./ gte te max. bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º middels een maatvoering‐ of ‐ functieaandui
ding anders is aangegeven bijgebouwen en 100 m² 3 m 6 m 20°/55° overkappingen ‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20°/55° gebouwen ter plaatse ‐ bestaand* bestaand* bestaand bestaand* bestaand*
* van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ voormalig bedrijfsbebouwing' bedrijfsgebouwen ter ‐ ‐ 5,5 m
10 m 12°/55° 70% van het plaatse van de bouwvlak aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ installatiebedrij
f' overige ‐ 5,5 m 10 m 12°/55° bestaand* ‐ bedrijfsgebouwen erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde Rho adviseurs voor leefruimte 100 ‐ = Niet van toepassing. * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. met dien verstande dat: e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt: 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan; 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan; 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:  indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;  indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;  van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m². 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. deze bevoegdheid is uitsluitend toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; b. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat het bestaande bebouwde oppervlak van agrarisch aanverwante bedrijven met ten hoogste 25% mag worden vergroot; d. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; e. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Bedrijf gerealiseerd dient te worden; f. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 6.3.2 Ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie bij een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 6.26.2 gestelde bouwregels, met inachtneming van het volgende: a. de realisatie van een biomassavergisting is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'. b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch loonbedrijf; c. realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; d. de gezamenlijke inhoud van de biomassavergistingsilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³; Rho adviseurs voor leefruimte e.
f.
g.
101 de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton per dag; de biomassavergisting dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn; er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 6.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – Bevi'; b. nieuwe Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan; f. per bedrijf mag de oppervlakte van het kantoor niet meer bedragen dan 50% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 400 m² per bedrijf; g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel in de vorm van een shop ten hoogste 125 m²; h. overige detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie; i. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie; j. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' buitenopslag niet is toegestaan; k. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar; l. de oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor kantoor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ installatiebedrijf' bedraagt ten hoogste 40%; m. de verwerkingscpaciteit van de biomassavergistingsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ biomassavergisting' bedraagt ten hoogste 67.500 ton per jaar. 6.5 Afwijken van de gebruiksregels 6.5.1 Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 onder a genoemd. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten mits uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. 6.6 Wijzigingsbevoegdheden 6.6.1 Ten behoeve van vervolgfuncties Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf zodanig wijzigen dat ‐ indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf ‐ vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende: a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid; Rho adviseurs voor leefruimte 102 b.
in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²; c. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; d. indien er sprake is van het bepaalde onder b dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming; f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft; g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; l. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; m. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; n. de her‐ en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt; o. het aantal woningen mag niet toenemen; p. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan; q. het bepaalde onder p is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen. 6.6.2 Ten behoeve van Rood voor Rood Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Bedrijf met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het bedrijfsmatige gebruik beëindigd is of beëindigd wordt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt; e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1; Rho adviseurs voor leefruimte 103 f.
de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; g. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt; i. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien: 1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten; 2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; 3. er ten minste 1 ha grond in beheer is; 4. de bijgebouwen landschappelijk inpasbaar zijn; j. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen; k. indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen het voormalige bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan; l. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen; m. het bepaalde onder h, i, j en l is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt. n. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³; o. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; p. de overige gronden van het voormalig bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden zonder bouwvlak; q. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; r. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; s. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning mogen niet onevenredig worden belemmerd; t. compensatie ter plaatse is niet toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps‐ en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn; u. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur. 6.6.3 Ten behoeve van een nieuw agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden, met inachtneming van het volgende: a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf; b. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven; c. per bouwvlak wordt voorzien in ten hoogste één bedrijfswoning; d. de omschakeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; Rho adviseurs voor leefruimte 104 e.
de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf, akker‐ en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit‐ en sierteeltbedrijf, boomkwekerij of intensieve veehouderij; f. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit‐ en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat ‐ Waterstaatkundige functie; g. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde ‐ landschap ‐ 1; h. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak niet mogelijk is; in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat de wijziging naar een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak voor omschakeling naar een intensieve veehouderij niet mogelijk is; i. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat de wijziging naar een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' of de aanduiding 'geen reconstructiezone'; j. de oppervlakte van het gewijzigde bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha; k. het aantal nieuwe intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' bedraagt ten hoogste 2 per gebiedsaanduiding, met dien verstande dat vestiging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; l. ten aanzien van het gestelde onder k wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; ten aanzien van het gestelde onder j wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; m. in aanvulling op sub k geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; in aanvulling op sub j geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; n. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; o. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; p. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 7 105 Detailhandel ‐ Tuincentrum 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel ‐ Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een tuincentrum annex kwekerij; b. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: d. evenementen. 7.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. max. dakhelling bouwvlak inhoud oppervlak goothoogte bouwhoog min./max. te bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ ‐ 4,5 m 10 m 20º/55º anders op de verbeelding is aangegeven bijgebouwen en ‐ ‐ 100 m² 3 m 6 m 20°/55° overkappingen: ‐ waarvan 50 m² 3 m 6 m 20°/55° aangebouwd bedrijfsgebouwen ‐ ‐ bestaand* 5,5 m 10 m 12°/55° kassen ‐ ‐ bestaand* bestaand* bestaand* ‐ erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen
1 m : 2 m ‐ voor de voorgevel ‐ overige plaatsen overige ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ bouwwerken, geen gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. 7.3 Afwijken van de bouwregels 7.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, inclusief kassen, met inachtneming van het volgende: a. het bestaande bebouwde oppervlak, inclusief kassen, mag met ten hoogste 15% worden vergroot; b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Detailhandel ‐ Tuincentrum gerealiseerd dient te worden; d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; Rho adviseurs voor leefruimte 106 e.
f.
er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 7.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 8 107 Gemengd 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven uit categorie 2 van de Staat van Horecabedrijven; b. dagrecreatieve voorzieningen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: d. evenementen. 8.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. dakhelling bouwvlak inhoud/ goothoogte bouwhoogte min./max. oppervlak bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º middels een maatvoering‐aan
duiding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º overkappingen: ‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20º/55º bedrijfsgebouwen ‐ bestaand* 5,5 m 10 m 12°/55° erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. 8.3 Afwijken van de bouwregels 8.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Gemengd gerealiseerd dient te worden; d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. Rho adviseurs voor leefruimte 108 8.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar. 8.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van een nevenfunctie, met inachtneming van het volgende: a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan; b. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende: 1. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd; 2. overige voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden; c. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende: 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; d. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; e. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; g. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; h. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; i. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; j. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; k. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische‐ en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast; l. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 9 109 Groen 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, randbeplanting, water, speelvoorzieningen en voet‐ en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen ten behoeve van waterbeheer. 9.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. het maximum bebouwd oppervlak bedraagt ten hoogste 15 m² per bestemmingsvlak; c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m; d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:  het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting. 9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 9.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 110 Artikel 10 Groen ‐ 1 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen ‐ 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen rond recreatieterreinen, bedrijven en tevens voor inritten mits de landschappelijke inpassende functie niet onevenredig wordt aangetast b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': een geluidwal. 10.2 Bouwregel Op de gronden mag niet worden gebouwd. 10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; b. het egaliseren en afgraven van gronden. 10.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 10.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke waarden en de landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig worden aangetast en ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': hiertegen uit hoofde van het waarborgen van een goed leefklimaat geen bezwaren bestaan, waarbij het bepaalde in de Wet geluidhinder als uitgangspunt wordt gehanteerd. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 11 111 Horeca 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horecabedrijven; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca ‐ 1': een café en restaurant; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca ‐ 2': een café, restaurant, zalenverhuur en partycentrum; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca ‐ 3': een theehuis; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: f. evenementen. 11.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. dakhelling bouwvlak inhoud/ goothoogte bouwhoogte min./max. oppervlak
bedrijfswoning één, tenzij middels 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º een maatvoeringaandu
iding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º overkappingen: ‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20º/55º bedrijfsgebouwen ‐ be‐ 5,5 m 10 m 12°/55° staand* erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. 11.3 Afwijken van de bouwregels 11.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; Rho adviseurs voor leefruimte 112 c.
d.
e.
f.
indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Horeca gerealiseerd dient te worden; de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 11.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen, met inachtneming van het volgende: a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan; b. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende: 1. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m2 worden bijgebouwd; 2. overige voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden; c. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende: 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. het kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; d. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; e. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; g. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; h. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; i. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; j. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; k. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische‐ en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast; l. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 11.5 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 12 113 Kantoor 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een assurantiekantoor; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: c. evenementen. 12.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. dakhelling bouwvlak inhoud/ goothoogte bouwhoogte min./max. opper vlak
bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º middels een maatvoering‐ aanduiding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º overkappingen: ‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20º/55º overige bedrijfsgebouwen ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. 12.3 Afwijken van de bouwregels 12.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Kantoor gerealiseerd dient te worden; d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. Rho adviseurs voor leefruimte 114 12.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 13 115 Landhuis 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen ; alsmede voor: b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': het wonen met daaronder begrepen kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ gastenverblijf': tevens 1 gastenverblijf; d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. met daaraan ondergeschikt: f. evenementen; g. de in tabel 13.1 vermelde toegestane nevenfuncties. Tabel 13.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan nevenfunctie maximaal aantal m² gronden in gebruik bestaande voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie evenementen gehele ‐ grondgebied bed & breakfast ‐ ‐ natuur‐ en milieueducatie, rondleidingen ‐ 100 tentoonstellingsruimte, museum ‐ 500 verkoop‐aan‐huis van streekeigen agrarische producten ‐ 100 inpandige opslag en stalling ‐ 500 ambachtelijke be‐ en verwerking van agrarische producten ‐ 200 (kaasmakerij, imkerij, riet‐ en vlechtwerk, klompenmakerij) kano‐, boot‐ of fietsenverhuur ‐ 100 ‐ = Niet van toepassing. 13.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf‐ of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. dakhellin
bouwvlak oppervlak goothoogte bouwhoogte g min./ max. woningen één, tenzij middels bestaand* bestaand* bestaand* bestaand
een aanduiding anders * is aangegeven bijgebouwen en ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand
overkappingen * Rho adviseurs voor leefruimte 116 overige bebouwing ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand
* 3 m ‐ overige bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ gebouwen zijnde * Zoals legaal aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven. ‐ = Niet van toepassing. 13.3 Specifieke gebruiksregels 13.3.1 Algemeen Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: a. buitenopslag is niet toegestaan; b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar. c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; d. Het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10; e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing; f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan. 13.3.2 Evenementen Met betrekking tot het gebruik van gronden ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels: a. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar; b. het aantal bezoekers per dag per evenement bedraagt ten hoogste 1.000; c. tussen 19:00 uur en 7:00 uur is de productie van versterkt geluid niet toegestaan; d. het totaal aantal bezoekers per evenement bedraagt ten hoogste 3.000 bezoekers; Van het bepaalde onder b tot en met d kan ten hoogste 2 keer per jaar worden afgeweken mits: e. het aantal bezoekers per dag per evenement ten hoogste 3.000 bedraagt; f. tussen 23:00 uur en 7:00 uur geen versterkt geluid geproduceerd wordt; g. het totaal aantal bezoekers per evenement ten hoogste 9.000 bedraagt. 13.4 Afwijken van de gebruiksregels 13.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 sub f ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen het bouwvlak en de bestaande bebouwing; b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. de bestaande waarden zoals genoemd in lid 13.1 onder d worden niet onevenredig aangetast; f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; g. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²; Rho adviseurs voor leefruimte 117 h.
bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; i. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; k. de cultuurhistorische waarde van de gebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; n. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende: 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; 6. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing; 7. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd. 13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Landhuis zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; d. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden); e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 13.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 13.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 13.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 13.1 onder d bedoeld, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Rho adviseurs voor leefruimte 118 13.6 Wijzigingsbevoegdheid 13.6.1 Ten behoeve van omschakeling naar een andere hoofdfunctie Burgemeester en wethouders kunnen de hoofdfunctie zoals aangegeven middels een functieaanduiding wijzigen in een andere hoofdfunctie, met inachtneming van het volgende: a. de wijziging van de hoofdfunctie dient bij te dragen aan het behoud van de kwaliteit van het landgoed; b. de oppervlakte van de bebouwing mag uitsluitend worden vergroot indien de cultuurhistorische waarde niet wordt aangetast en de kwaliteiten van het landgoed worden vergroot; c. de bestaande waarden zoals genoemd in lid 13.1 onder d worden niet onevenredig aangetast; d. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van de nieuwe hoofdfunctie dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; e. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; f. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdactiviteit; g. buitenopslag is niet toegestaan h. de nieuwe hoofdfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; i. de bestemming Landhuis blijft behouden. 13.6.2 Ten behoeve van de uitbreiding van bebouwing Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde de oppervlakte aan bebouwing te vergroten, met inachtneming van het volgende: a. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien de waarden zoals opgenomen in lid 13.1 sub d niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; b. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de cultuurhistorische waarde van het landhuis en bijbehorend erf worden vergroot; c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 14 119 Maatschappelijk 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gezondheidszorg, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven; b. ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang': uitsluitend een naschoolse opvang annex kinderdagverblijf'; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk ‐ zorgappartementen'; tevens 9 zorgappartementen, een honden‐ en kattenkennel en het houden van dieren in relatie tot de bestemming; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk ‐ dierenpension': tevens een dierenpension; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk ‐ voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing; f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: h. evenementen. 14.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. max. dakhelling bouwvlak inhoud/ goothoogte bouwhoogte min./max. oppervlak bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º middels een maatvoering‐ of functieaanduiding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º overkappingen: ‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20º/55º gebouwen ter plaatse van ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand* de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk ‐ voormalig bedrijfsbebouwing' overige bedrijfs gebouwen ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand* erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel 1 m ‐ buiten bouwvlakken 1 m ‐ overige plaatsen 2 m overige bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte 120 ‐ = Niet van toepassing. met dien verstande dat c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt: 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan; 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan; 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m². 14.3 Afwijken van de bouwregels 14.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Maatschappelijk gerealiseerd dient te worden; d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 14.4 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar met dien verstande dat evenementen gerelateerd aan de bestemming Maatschappelijk niet in aantal beperkt zijn. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 15 121 Maatschappelijk ‐ Begraafplaats 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk ‐ Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een begraafplaats; b. aula, berging, urnenmuur; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 15.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. overigens geldt het volgende: max. aantal max. max. max. max. dakhelling per bouwvlak oppervlakte inhoud goothoogte bouwhoo
min./ gte max. ‐ aula 1 500 m² ‐ 3 m 7,5 m 12°/55° ‐ berging 1 2,5 m 3,5 m 12°/55° bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ ‐ 3 ‐ gebouwen zijnde ‐ = Niet van toepassing. Rho adviseurs voor leefruimte 122 Artikel 16 Natuur 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur‐ en landschapswaarden en bos; b. extensieve dagrecreatie; c. houtoogst; d. water; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ hondendressuurterrein': uitsluitend een hondendressuurterrein met bijbehorende voorzieningen; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ challenge run': een sport‐ en speeltoestel ten behoeve van recreatief gebruik; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ kwekerij': een kwekerij; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur': tevens een veldschuur; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur ‐ graftombe': tevens een graftombe; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ ponytrail': een parcours voor pony's ten behoeve van recreatief gebruik; k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes. 16.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ veldschuur' tevens gebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat voor deze gebouwen de bestaande maten gelden; c. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 16.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende: a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening behorend bij een terrein van minimaal 10 ha; b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²; c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m; d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; Rho adviseurs voor leefruimte b.
graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden); het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. c.
d.
e.
123 16.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming of de gebiedsaanduiding betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; c. reeds moeten worden gemeld in het kader van de Boswet. 16.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur‐ en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 124 Artikel 17 Natuur ‐ 1 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur ‐ 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. landschaps‐ en natuurontwikkeling; b. de extensieve dagrecreatie; c. een watergang ten behoeve van de waterhuishouding; d. de zandwinning; e. het aanbrengen en/of oprichten van een geluidswerende/afschermende voorziening; f. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen, zoals een gemaal. 17.2 Bouwregels Voor het bouwen geldt de volgende regel:  op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinomheiningen, picknicksets, steigers, banken en trimtoestellen met een hoogte van ten hoogste 2 m toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 18 125 Recreatie ‐ Dagrecreatie 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van speelweiden en waterplassen; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dagcamping': tevens een dagcamping; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dienstgebouw': tevens een dienstgebouw; d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuincomplex; e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag ten dienste van de bestemming recreatie ‐ Dagrecreatie; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1': uitsluitend dagrecreatief gebruik; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sport‐ en speelvoorzieningen, paden, in‐ en uitritten, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water met dien verstande dat sport‐ en speelvoorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1'; met daaraan ondergeschikt: h. evenementen, met dien verstande dat evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1' niet zijn toegestaan. 18.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 18.2.1 Bouwregels ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van speelweiden, waterplassen en een dagcamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dagcamping' a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde' geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; c. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 toiletgebouw toegestaan; d. de goot‐ en bouwhoogte van het toiletgebouw bedraagt ten hoogste 2,5 respectievelijk 4,5 m; e. de oppervlakte van het toiletgebouw bedraagt ten hoogste 30 m²; f. de hoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 6 m tenzij anders met een maatvoeringaanduiding is aangegeven; g. de hoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 5 m; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 18.2.2 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. per volkstuincomplex met een oppervlakte van ten minste 1 ha is ten hoogste 1 niet voor bewoning bestemd gebouw met een oppervlak van 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m toegestaan; c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m. 18.2.3 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'opslag' a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 70%; Rho adviseurs voor leefruimte 126 c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m; d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m. 18.2.4 bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dienstgebouw' a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. de bouwhoogte van het dienstgebouw bedraagt ten hoogste 8 m; c. de goothoogte van het dienstgebouw bedraagt ten hoogste 4 m; d. de oppervlakte van het dienstgebouw bedraagt ten hoogste 50 m²; e. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m. 18.2.5 bouwregels ten behoeve van een bedrijfswoning a. op deze gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan tenzij anders middels een maatvoeringaanduiding is aangegeven; b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³; d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 4,5 m; e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 10 m; f. de oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100150 m²; g. de goothoogte van de bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m; h. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m; i. de dakhelling bedraagt ten minste 20° en ten hoogste 55°. 18.2.6 bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ 1' a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 18.3 Afwijken van de bouwregels 18.3.1 Ten behoeve van hogere speeltoestellen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 teneinde de bouwhoogte van speeltoestellen te verhogen, met inachtneming van het volgende: a. deze afwijkingsregel is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'wro‐zone ‐ ontheffingsgebied'; b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 20 m, met dien verstande dat de hoogte niet hoger is dan de kruinhoogte van bomen in de directe omgeving; c. het totaal aantal speeltoestellen met deze afwijkende hoogte bedraagt ten hoogste 2. 18.4 Specifieke gebruiksregels a. op een dagcamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ dagcamping' is toegang uitsluitend toegestaan van zonsop‐ tot zonsondergang; b. de kavelgrootte per volkstuintje ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bedraagt ten hoogste 300 m²; c. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar met dien verstande dat evenementen gerelateerd aan de bestemming Recreatie ‐ Dagrecreatie niet in aantal beperkt zijn. Rho adviseurs voor leefruimte 127 18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 18.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie ‐ Dagrecreatie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:  het verwijderen van beplantingen welke dienen voor de landschappelijke inpassing van het terrein. 18.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 18.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 18.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig geschaad wordt. Rho adviseurs voor leefruimte 128 Artikel 19 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een recreatieterrein voor recreatiewoningen, mobiele kampeermiddelen, overige verblijfsrecreatieve objecten met bijbehorende centrale voorzieningen zoals een restaurant, kampwinkel, zwembad, receptie, sanitairvoorzieningen, bowlingbaan en andere vergelijkbare voorzieningen ten dienste van de bestemming; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ ehs': tevens een recreatieterrein met behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de kleinschaligheid, de beplantingselementen (houtopstanden, ‐singels en houtwallen) en/of met deze biotopen samenhangende fauna en voor recreatiewoningen, mobiele kampeermiddelen, overige verblijfsrecreatieve objecten met bijbehorende centrale voorzieningen zoals een restaurant, kampwinkel, zwembad, receptie, sanitairvoorzieningen, bowlingbaan en andere vergelijkbare voorzieningen ten dienste van de bestemming; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ groepsaccommodatie': één recreatiebungalow ten behoeve van groepsaccommodatie en overige verblijfsrecreatieve objecten; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 19.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat recreatiewoningen, sanitaire voorzieningen en overige verblijfsrecreatieve objecten ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden; c. het maximale aantal aaneengebouwde recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 4, met dien verstande dat de afstand tussen recreatiewoningen die niet aaneengebouwd zijn ten minste 5 m bedraagt; d. de onderlinge afstand tussen overige verblijfsrecreatieve objecten bedraagt ten minste 5 m; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ bebouwing uitgesloten' zijn recreatiewoningen, overige verblijfsrecreatieve objecten en andere geurgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij niet toegestaan; f. voor het overige geldt het volgende: max. aantal max. max. max. max. max. dakhelling per aantal inhoud oppervlak goothoo bouwho min./ max.
bouwvlak gte ogte bedrijfswoningen één, tenzij ‐ 750 m³ ‐ 4,5 m 10 m 20º/55º anders met een aanduiding is aangege ven bijgebouwen ‐ ‐ ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º
‐ waarvan aangebouwd 50 m² 3 m 6 m 20º/55º overige ‐ ‐ ‐ volledig ‐ 10 m ‐ bedrijfsgebouwen bouwvlak binnen het bouwvlak sanitaire ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 3,5 m ‐ voorzieningen buiten Rho adviseurs voor leefruimte het bouwvlak recreatie bungalow één (inclusief bijgebouwen) ter plaatse van de aanduiding (sr‐gra) recreatiewoningen ‐ (inclusief kelders en bijgebouwen) ‐ 129 750 m³ 240 m² ‐ ‐ 15º /65º overkappingen behorende bij de recreatiewoning overige verblijfsrecreatie‐ overige objecten ‐ ‐ geen, tenzij anders met een aanduiding is aangegeve
n één per recreatiew
oning ‐ 300 m³ (inclusief bergingen van ten hoogste 6 m²) ‐ 3,5 m 6 m ‐ ‐ 25 m² ‐ 3 m ‐ ‐ erf‐ of terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ‐ = Niet van toepassing. ‐ ‐ ‐ 60 m² (inclusief bergingen en overkappin
gen van ten hoogste 6 m²) ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 3,5 m 1 m 2 m 3 m ‐ ‐ ‐ 19.3 Specifieke gebruiksregels a. kampeer‐ en recreatieterreinen dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd te worden; b. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. 19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het verwijderen van beplantingen welke dienen voor de landschappelijke inpassing van het terrein; b. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie ‐ ehs'. Rho adviseurs voor leefruimte 130 19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 19.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig geschaad wordt. 19.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning binnen bouwvlakken met de bestemming recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 1 met inachtneming van het volgende: a. de tweede bedrijfswoning dient uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk te zijn; b. permanent toezicht door twee bedrijfshoofden dient noodzakelijk te zijn; c. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; e. de afstand van de tweede bedrijfswoning tot de hoofdbebouwing of de eerste bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 25 m; f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 20 131 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 2 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. solitaire recreatiewoningen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 20.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. voor het overige geldt het volgende: max. aantal max. max. max. max. max. dakhelling per aantal inhoud oppervlak goothoo bouwh min./ bouwvlak gte oogte
max. ‐ 3,5 m 6 m ‐ Recreatiewoningen één, tenzij ‐ 300 m³ (inclusief kelders en anders met (inclusief een bijgebouwen) berginge
aanduiding n van ten is hoogste aangegeve
6 m²) n tenzij anders middels de aanduidin
g 'maximu
m volume' is aangegev
en bergingen ‐ ‐ ‐ 6 m² 3 m 6 m ‐ overkappingen ‐ één per ‐ 25 m² ‐ 3 m ‐ behorende bij de recreatie
recreatiewoning woning erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidinge
n:‐ voor de 1 m
voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ bouwwerken, geen gebouwen zijnde ‐ = Niet van toepassing. met dien verstande dat: Rho adviseurs voor leefruimte 132 c.
in afwijking van het bepaalde onder b de oppervlakte van bergingen bij recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' 30 m2 per recreatiewoning bedraagt en tevens het volgende geldt: 1. de goothoogte van de berging bedraagt ten hoogste 3 m; 2. de bouwhoogte van de berging bedraagt ten hoogste 6 m. 20.3 Specifieke gebruiksregel a. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. b. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning', permanente bewoning van de recreatiewoning is toegestaan op grond van een objectgebonden overgangsrecht. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 21 133 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 3 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een recreatieterrein voor mobiele kampeermiddelen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 21.2 Bouwregels a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 21.3 Specifieke gebruiksregel Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. 21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:  het verwijderen van beplantingen welke dienen voor de landschappelijke inpassing van het terrein. 21.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 21.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig geschaad wordt. Rho adviseurs voor leefruimte 134 Artikel 22 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 4 22.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: c. bij de bestemming horende horeca en kantoorvoorzieningen. 22.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. voor het overige geldt het volgende: max. aantal max. bebouwingspe
max. max. dakhelling gebouwen per inhoud rcentage goothoogt bouwhoo min./ max.
bouwvlak e gte bedrijfswoningen geen ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ (inclusief bijgebouwen en overkappingen) ‐ 2 ‐ 75% van het 4 m 10 m ‐ groepsaccommodatie bouwvlak* ‐ kantoorruimte 1 ‐ kantinegebouw 1 erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen:
‐ voor de voorgevel 1 m ‐ overige plaatsen 2 m overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde * Met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlak van de groepsaccommodaties ten hoogste 250 m² bedraagt. ‐ = Niet van toepassing. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 23 135 Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 5 23.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie ‐ Verblijfsrecreatie ‐ 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een groepsaccommodatie; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 23.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. voor het overige geldt het volgende: max. aantal max. inhoud max. max. max. dakhelling per oppervlak goothoogt bouwhoo min./max.
bouwvlak e gte bedrijfswoningen één, tenzij 750 m³ ‐ 4,5 m 10 m 20º/55º (inclusief anders met bijgebouwen en een overkappingen) aanduiding is aangegeven groepsaccommodatie 1 ‐ bestaand* 3,5 m 10 m ‐ erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde * Zoals legaal aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. Rho adviseurs voor leefruimte 136 Artikel 24 Sport 24.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ sportveld, sporthal en sportcentrum' en 'volkstuin': sportvelden, sporthallen en sportcentra; b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege met daarbij behorende voorzieningen zoals tredmolens en buitenrijbanen; c. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal; d. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld; e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuincomplex; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ paardensport': voorzieningen voor de paardensport; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing; h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, ontsluitingswegen, in‐ en uitritten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water; met daaraan ondergeschikt: i. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 4; j. evenementen; k. horeca; met dien verstande dat: l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan. 24.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf‐ en terreinafscheidingen, lichtmasten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'manege', mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. verder geldt het volgende: max. aantal per max. max. goothoogte
max. dakhelling bouwvlak inhoud/oppervl
bouwhoogte min./max. ak bedrijfswoning één, tenzij 750 m³ 4,5 m 10 m 20º/55º middels een maatvoeringaa
nduiding anders is aangegeven bijgebouwen en ‐ 100 m² 3 m 6 m 20º/55º overkappingen: ‐ waarvan 50 m² 3 m 6 m 20º/55º aangebouwd bedrijfsgebouwen ter ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand*
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐
paardensport' bedrijfsgebouwen ter ‐ bestaand* bestaand* bestaand* bestaand*
plaatse van de aanduiding 'specifieke Rho adviseurs voor leefruimte vorm van sport ‐
voormalig bedrijfsbebouwing' bedrijfsgebouwen ‐ 137 bestaand* tenzij bestaand* tenzij bestaand*te bestaand* anders middels anders middels nzij anders met een een middels een uitzondering maatvoeringaan maatvoeringaand maatvoering van duiding is uiding is aanduiding is bedrijfsgebou
aangegeven aangegeven aangegeven wen ter plaatse van de aanduiding 'manege'; hiervoor geldt: 12°/55° ‐ ‐ 7 m ‐ ‐ ‐ 8 m ‐ ballenvangers ‐ lichtmasten ter ‐ plaatse van de aanduiding 'manege' overige lichtmasten ‐ ‐ ‐ 16 m ‐ erf‐ of ‐ ‐ ‐ ‐ terreinafscheidingen: 1 m ‐ voor de voorgevel 2 m ‐ overige plaatsen overige bouwwerken, ‐ ‐ ‐ 3 m ‐ geen gebouwen zijnde * = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. ‐ = Niet van toepassing. met dien verstande dat: c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt: 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan; 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan; 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m². 24.3 Afwijken van de bouwregels 24.3.1 Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende: a. deze bevoegdheid is uitsluitend toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; b. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot; c. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak; Rho adviseurs voor leefruimte 138 d.
indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Sport gerealiseerd dient te worden; de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen; er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving; er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. e.
f.
g.
24.3.2 Ten behoeve van kleinschalig kamperen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van een nevenfunctie, met inachtneming van het volgende: a. afwijken is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'manege'; b. per manege is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan; c. ten behoeve van bebouwing geldt het volgende: 1. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m2 worden bijgebouwd; 2. overige voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden; d. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende: 1. het gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. het kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; e. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; f. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; k. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; l. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische‐ en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast; m. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 24.4 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:  het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar met dien verstande dat evenementen gerelateerd aan de bestemming Sport niet in aantal beperkt zijn. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 25 139 Verkeer 25.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken en voet‐ en fietspaden; b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, verkeers‐ en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, bruggen, duikers, faunapassages, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen, groen en water. 25.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³; c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m; d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m; e. de bouwhoogte van antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 40 m; f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 140 Artikel 26 Verkeer ‐ Onverhard 26.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. onverharde wegen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 26.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³; c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m; d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m; e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m. 26.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer ‐ Onverhard te wijzigingen in de bestemming Verkeer indien de wijziging betrekking heeft op het aanwijzen tot verharde weg. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 27 141 Verkeer ‐ Railverkeer 27.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, bruggen, taluds en spoorwegovergangen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water. 27.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations, relaishuisjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is een antennemast toegestaan met een hoogte van ten hoogste 15 m; c. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 150 m² per gebouw; d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m; e. de bouwhoogte van masten en portalen bedraagt ten hoogste 10 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 142 Artikel 28 Water 28.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water; b. verkeer te water; c. oeverstroken; d. schouwpaden; e. extensieve dagrecreatie; f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water ten behoeve van waterberging en waterhuishouding en bruggen. 28.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder waterbouwkundige en cultuurtechnische kunstwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. de bouwhoogte van een glijbaan ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' bedraagt ten hoogste 6 m, met dien verstande dat dit is toegestaan voor ten hoogste 1 glijbaan; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting of bruggen bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 29 143 Water ‐ 1 29.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water ‐ 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor beperkt recreatief gebruik alsmede de zandwinning en natuurontwikkeling. 29.2 Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van vissteigers met een hoogte van ten hoogste 2 m. Rho adviseurs voor leefruimte 144 Artikel 30 Water ‐ 2 30.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water ‐ 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor beperkt recreatief gebruik hieronder niet begrepen de surf‐ en zwemsport. 30.2 Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van vissteigers met een hoogte van ten hoogste 2 m. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 31 145 Wonen 31.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis; b. ter plaatse van de aanduiding 'kas': tevens kassen; c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ recreatiewoning annex bijgebouw': een recreatiewoning annex bijgebouw; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' voormalige bedrijfsbebouwing; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en paardenbakken; met daaraan ondergeschikt: g. bed & breakfast; h. evenementen; i. nevenfuncties ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 4; j. de in tabel 31.1 vermelde nevenfuncties; met dien verstande dat: k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' een woning niet is toegestaan. Tabel 31.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan nevenfunctie maximaal aantal m² gronden in gebruik bestaande voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie verkoop‐aan‐huis van streekeigen agrarische producten ‐ 100 inpandige opslag en stalling ‐ 500 ambachtelijke be‐ en verwerking van agrarische producten ‐ 200 (kaasmakerij, imkerij, riet‐ en vlechtwerk, klompenmakerij) kano‐, boot‐ of fietsenverhuur ‐ 100 ‐ = Niet van toepassing. 31.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf‐ of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd; b. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd worden; c. de afstand tussen de woning en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m; d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn; e. verder geldt het volgende: max. aantal max. inhoud max. max. max. dakhelling
per bouwvlak
oppervla goothoo bouwhoogt
k gte e woningen één, tenzij 750 m³*** ‐ 4,5 m 10 m 20º/55º* middels een maatvoering‐of functieaanduidi
ng anders is Rho adviseurs voor leefruimte 146 aangegeven en ‐ bijgebouwen overkappingen: ‐ waarvan aangebouwd gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalig bedrijfsbebouwing' gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ recreatiewoning annex bijgebouw' lichtmasten ten behoeve van paardenbakken erf‐ of terreinafscheidingen: ‐ voor de voorgevel ‐ overige plaatsen ‐ ‐ bestaand* ‐ bestaand* 100 m²**
50 m² 3 m 3 m 6 m 20º/55º*
6 m 20º/55º* bestaand bestaand bestaand* bestaand*
* * bestaand bestaand bestaand* bestaand*
* * ‐ ‐ ‐ ‐ 6 m ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ 1 m 2 m 3 m ‐ overige bouwwerken, geen ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ gebouwen zijnde * = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen. ** = Tenzij anders middels een maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' is aangegeven. *** = Tenzij anders middels een maatvoeringaanduiding 'maximum volume' is aangegeven. ‐ = Niet van toepassing. met dien verstande dat: f. voor de reeds bestaande bijgebouwen boven de 100 m² het volgende geldt: 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan; 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan; 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt: 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan; 2. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd de voormalige bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan; 3. nieuwbouw van de voormalige bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen. 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 147 31.3 Afwijken van de bouwregels 31.3.1 Ten behoeve van het maximum oppervlak aan bijgebouwen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 teneinde het maximum oppervlak aan bijgebouwen te vergroten tot 250 m² met inachtneming van het volgende: a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten; b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouw van extra bijgebouwen noodzakelijk is voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; c. er dient ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer te zijn; d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. 31.3.2 Ten behoeve van nieuwbouw bij voormalig agrarische bedrijven Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 31.2 onder g teneinde nieuwbouw toe te staan met inachtneming van het volgende: a. er dient sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen plaats te vinden, hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m². b. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 31.4 Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels: a. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; b. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning; c. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10; d. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing; e. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar; f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan. 31.5 Afwijken van de gebruiksregels Ten behoeve van nevenfuncties Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende: a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; Rho adviseurs voor leefruimte 148 b.
in afwijking van het bepaalde onder a zijn de nevenfuncties kleinschalig kamperen en plattelandskamers ook toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; c. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak; in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak; e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; f. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; h. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit; l. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²; m. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; n. ten behoeve van de nevenfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; o. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende: 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25; 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan; 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m; 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m; 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; 7. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag maximaal 50 m² worden bijgebouwd; p. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende: 1. het aantal plattelandskamers op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' bedraagt ten hoogste 5, met dien verstande dat de oppervlakte per kamer ten hoogste 50 m² bedraagt; 2. het aantal plattelandskamers op overige gronden bedraagt ten hoogste 1, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 50% bedraagt van het oppervlak van het bijgebouw met een maximum van 50 m²; 3. de afstand tussen de plattelandskamers en het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 25 m; q. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende: 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de Rho adviseurs voor leefruimte 2.
149 bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen. 31.6 Wijzigingsbevoegdheden 31.6.1 Ten behoeve van wijziging naar een agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden ‐ Landschapswaarden of Agrarisch met waarden ‐ Natuur en landschapswaarden, met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de aanvrager aantoont dat de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt omgezet naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' of een vergelijkbare bestemming of er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven; c. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden waar een Rood voor Rood‐ontwikkeling heeft plaatsgevonden; d. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning; e. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf, akker‐ en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit‐ en sierteeltbedrijf, boomkwekerij of intensieve veehouderij; f. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een fruit‐ en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 2 en/of aanduiding 'milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat ‐ Waterstaatkundige functie; g. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1; h. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak niet mogelijk is; in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak voor omschakeling naar een intensieve veehouderij niet mogelijk is; i. in aanvulling op het gestelde onder e geldt dat een nieuw agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' of de aanduiding 'geen reconstructiezone'; j. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha; k. het aantal nieuwe intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' bedraagt ten hoogste 2, met dien verstande dat vestiging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; l. ten aanzien van het gestelde onder k wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; ten aanzien van het gestelde onder j wordt 25 september 2008 als peildatum gehanteerd; m. in aanvulling op sub k geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; n. in aanvulling op sub j geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geen reconstructiezone' geen maximum geldt; o. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; p. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; Rho adviseurs voor leefruimte 150 q.
r.
het nieuwe bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. 31.6.2 Ten behoeve van vervolgfuncties Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen zodanig wijzigen dat vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende: a. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid; c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat eenmalig nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende: 1. indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden; 2. indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden; 3. van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²; d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing; e. indien er sprake is van het bepaalde onder c dient door middel van een inrichtingsplan aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; f. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming; g. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing' gewijzigd te worden in een op de nieuwe bestemming toegesneden aanduiding die aangeeft dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft; h. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden; i. de publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit; j. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden; k. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt; l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming; n. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; o. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; p. de her‐ en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden mag niet worden beperkt; q. het aantal woningen mag niet toenemen; r. op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is wijziging naar gevoelige functies niet toegestaan; s. het bepaalde onder r is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; t. ten behoeve van de vervolgfunctie niet‐agrarische bedrijven geldt tevens het volgende: Rho adviseurs voor leefruimte 1.
2.
151 bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage. 31.6.3 Ten behoeve van Rood voor Rood Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ voormalige bedrijfsbebouwing'; b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven; c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'vestigingsgebied'; d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 150 m² bedraagt; e. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste 1; f. de compensatiewoning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; g. het bepaalde onder f is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; h. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de voormalige bedrijfswoning, 100 m² aan bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt; i. in afwijking op het bepaalde onder h geldt dat 250 m² aan bijgebouwen behouden mag blijven indien: 1. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische of natuurgerichte activiteiten; 2. de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor werkzaamheden die bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke landschap; 3. er ten minste 1 ha grond in beheer is; 4. de bijgebouwen dienen landschappelijk inpasbaar zijn; j. de nieuw te realiseren compensatiewoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen; k. indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder j vanwege milieuhygiënisch of landschappelijke redenen niet binnen de bestemming Wonen gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan; l. het bepaalde onder h, i en j is van toepassing op alle bouwvlakken waar bebouwing wordt gesloopt. m. de inhoudsmaat van de compensatiewoning bedraagt ten hoogste 750 m³; n. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²; o. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; p. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; q. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning mogen niet onevenredig worden belemmerd; r. compensatie ter plaatse is niet toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps‐ en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn; Rho adviseurs voor leefruimte 152 s.
door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan; tevens dient hierin aangetoond te worden dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 32 153 Leiding ‐ Gas ‐ 1 32.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Gas ‐ 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 114 mm, ten hoogste 324 mm en een druk van ten hoogste 40 bar. 32.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 32.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 32.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat buitenopslag niet is toegestaan. 32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 32.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Gas ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 32.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 32.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 32.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; Rho adviseurs voor leefruimte 154 c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 32.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. 32.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 32.5.3. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 33 155 Leiding ‐ Gas ‐ 2 33.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Gas ‐ 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 324 mm, ten hoogste 914 mm en een druk van ten hoogste 66 bar. 33.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 33.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 33.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 33.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat buitenopslag niet is toegestaan. 33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 33.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Gas ‐ 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 33.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 33.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 33.3 bedoeld; Rho adviseurs voor leefruimte 156 b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 33.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. 33.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 33.5.3. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 34 157 Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding 34.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV. 34.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 34.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 34.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 34.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen; b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 34.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 34.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 34.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Rho adviseurs voor leefruimte 158 34.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 34.4.3. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 35 159 Leiding ‐ Water 35.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding. 35.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 35.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 35.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 35.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. g. het ophogen of verbreden van een dijk. 35.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 35.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 35.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 35.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Rho adviseurs voor leefruimte 160 De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. 35.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 35.4.3. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 36 161 Waarde ‐ Archeologie ‐ 1 36.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 1' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting. 36.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 36.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden); d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen. 36.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen; Rho adviseurs voor leefruimte 162 b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²; c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld; d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 36.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 37 163 Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 37.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 2' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting. 37.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 37.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden); d. het aan brengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen. 37.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 37.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 37.2 in acht is genomen; Rho adviseurs voor leefruimte 164 b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²; c. een diepte hebben van ten hoogste 50 cm onder maaiveld; d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 37.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 37.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 38 165 Waarde ‐ Archeologie ‐ 3 38.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 3' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in gebieden zoals opgenomen op de Archeologische Monumenten kaart. 38.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 38.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. de aanleg van verhardingen (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden); d. het aan brengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen. 38.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 38.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 38.2 in acht is genomen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Rho adviseurs voor leefruimte 166 38.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 38.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 39 167 Waarde ‐ Landschap ‐ 1 39.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde ‐ Landschap ‐ 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de essen, te weten: a. openheid; b. reliëf; met dien verstande dat: c. omschakeling naar fruitteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan. 39.2 Bouwregels Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels: a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder c en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan; b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan; c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan; d. bouwvlakvergroting zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.7.3, artikel 4 lid 4.8.3 en artikel 5 lid 5.8.2 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan; e. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid6.6.3 en artikel 31 lid 31.6.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan. 39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 39.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting; d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting; e. de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel‐ of fietspaden en kavelpaden). 39.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 39.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. plaatsvinden binnen een bouwvlak; b. reeds vergunningplichtig zijn ingevolge de andere voor deze gronden geldende bestemming(en); c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. Rho adviseurs voor leefruimte 168 39.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden, zoals in lid 39.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 39.1 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 40 169 Waarde ‐ Landschap ‐ 2 40.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarden ‐ Landschap ‐ 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten: a. openheid; met dien verstande dat: b. omschakeling naar fruit‐ en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan. 40.2 Bouwregels Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels: a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder c en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan; b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan; c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit‐, sierteelt‐ en boomkwekerij zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan; d. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.6.3 en artikel 31 lid 31.6.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan. 40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 40.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Landschap ‐ 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage; c. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting; d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting. 40.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 40.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. plaatsvinden binnen een bouwvlak of op de gronden waarop mag worden gebouwd ingevolge bevoegdheid tot afwijken voor overschrijding van het bouwvlak; b. reeds vergunningplichtig zijn ingevolge de andere voor deze gronden geldende bestemming(en); c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 40.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden, zoals in lid 40.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 40.1 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 170 Artikel 41 Waterstaat ‐ Waterbergingsgebied 41.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat ‐ Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden. 41.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak. 41.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 41.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de wateropvang niet belemmerd wordt. Alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid tot afwijken, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het waterschap omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van het waterbergingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 41.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de bestemming Waterstaat ‐ Waterbergingsgebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen; b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage. 41.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 41.4.1is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. binnen het bouwvlak plaatsvinden. 41.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 41.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt aangetast en de wateropvang niet belemmerd wordt. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 42 171 Waterstaat ‐ Waterkering 42.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat ‐ Waterkering aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen, alsmede voor de afvoer van water, sediment en ijs de waterhuishouding en/of verkeer te water met de daarbij behorende voorzieningen. 42.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak. 42.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 42.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid tot afwijken, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. Rho adviseurs voor leefruimte 172 Artikel 43 Waterstaat ‐ Intrekgebied 43.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat ‐ Intrekgebied aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. 43.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van: 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m; 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; c. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak. 43.3 Afwijken van de bouwregels a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 43.1 teneinde in intrekgebieden ook nieuwe niet‐risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still‐principe; b. in afwijking van het bepaalde onder a kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap‐vooruitprincipe; c. in afwijking van het bepaald in lid 43.1 en onverlet het bepaalde onder a en b, kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still‐principe. Rho adviseurs voor leefruimte 173 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 44 Antidubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Rho adviseurs voor leefruimte 174 Artikel 45 Algemene bouwregels 45.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in: 1. artikel 6, lid 6.2 sub e4; 2. artikel 31, lid 31.2 sub f4. 45.2 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 45.3 Herbouw (bedrijfs)woningen In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen. 45.4 Afstand bebouwing ten opzichte van de weg Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste een afstand van 15 m in acht genomen te worden tussen gebouwen en de as van de weg met de bestemming Verkeer en Verkeer ‐ Onverhard, tenzij deze op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan minder bedraagt, in dat geval geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden. 45.5 Voldoende parkeergelegenheid a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Rho adviseurs voor leefruimte c.
175 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Rho adviseurs voor leefruimte 176 Artikel 46 Vervallen De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad‐ en losmogelijkheden bij of in gebouwen. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 47 a.
b.
c.
d.
e.
177 Algemene gebruiksregels Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan. Het gebruik van boerderijkamers en plattelandskamers voor permanente bewoning is niet toegestaan. Het gebruik van recreatiewoningen en overige verblijfsrecreatieve objecten voor permanente bewoning is niet toegestaan; In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen ‐ permanente bewoning' permanente bewoning van de recreatiewoning op grond van een objectgebonden overgangsrecht wel is toegestaan. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 178 Artikel 48 Algemene aanduidingsregels 48.1 geen reconstructiezone In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'geen reconstructiezone' het bepaalde in:  artikel 3 lid 3.1;  artikel 3 lid 3.7.1;  artikel 4 lid 4.1;  artikel 4 lid 4.8.1;  artikel 5 lid 5.1;  artikel 6 lid 6.6.3;  artikel 31 lid 31.6.1. 48.2 vestigingsgebied In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'vestigingsgebied' het bepaalde in:  artikel 3 lid 3.7.1;  artikel 3 lid 3.7.6;  artikel 4 lid 4.8.1;  artikel 4 lid 4.8.6;  artikel 5 lid 5.8.5;  artikel 6 lid 6.6.2;  artikel 6 lid 6.6.3;  artikel 31 lid 31.6.1;  artikel 31 lid 31.6.3. 48.3 geluidzone ‐ industrie In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone ‐ industrie' de volgende regel:  een op grond van de hoofdbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. 48.4 milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone ‐ grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels: a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem‐ en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening; b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van: 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m; 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij; c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet‐risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still‐principe; Rho adviseurs voor leefruimte d.
e.
f.
g.
179 in afwijking van het bepaalde onder c kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap‐vooruit‐principe; in afwijking van het bepaalde a onverlet het bepaalde onder c en d kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan, mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still‐principe; omschakeling naar fruit‐ en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan; de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit‐, sierteelt‐ en boomkwekerij zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan. 48.5 reconstructiewetzone ‐ extensiveringsgebied In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone ‐ extensiveringsgebied' het bepaalde in:  artikel 3 lid 3.5  artikel 3 lid 3.7.3;  artikel 4 lid 4.5;  artikel 4 lid 4.8.3;  artikel 5 lid 5.5;  artikel 5 lid 5.8.2. 48.6 reconstructiewetzone ‐ landbouwontwikkelingsgebied In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone ‐ landbouwontwikkelingsgebied' het bepaalde in:  artikel 3 lid 3.1;  artikel 3 lid 3.7.1;  artikel 3 lid 3.7.3;  artikel 4 lid 4.1;  artikel 4 lid 4.8.1;  artikel 4 lid 4.8.3;  artikel 5 lid 5.1;  artikel 6 lid 6.6.3;  artikel 31 lid 31.6.1. 48.7 reconstructiewetzone ‐ verwevingsgebied In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiezone ‐ verwevingsgebied' het bepaalde in:  artikel 3 lid 3.7.3. 48.8 zandwinning In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'zandwinning' tevens het volgende:  op deze gronden mag bebouwing worden opgericht en mogen installaties worden geplaatst ten behoeve van de zandwinning met inachtneming van het volgende: 1. uitsluitend gebouwen ten behoeve van verblijf en/of opslag zijn toegestaan; 2. het aantal gebouwen bedraagt ten hoogste 1; 3. de bouwhoogte van het gebouw bedraagt ten hoogste 8 m; Rho adviseurs voor leefruimte 180 4.
5.
6.
de oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 200 m²; de bouwhoogte van sorteer‐, meng‐, opslag‐, weeg‐ en verladingsinstallaties bedraagt ten hoogste 25 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 49 181 Algemene afwijkingsregels 49.1 Mantelzorg Het bevoegd gezag kan ‐ tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is ‐ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 47 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw of nieuw te plaatsen woonunit als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende: a. een afhankelijke woonruimte is noodzakelijk uit het oogpunt van mantelzorg; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt; d. de afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen; e. indien er op het perceel geen geschikt bijgebouw aanwezig is, is op grond van doelmatigheidsmotieven het plaatsen van een tijdelijke woonunit toegestaan; f. tijdelijke woonunits mogen op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden; g. de tijdelijke woonunit dient landschappelijk ingepast te worden; h. een verzoek om afwijking wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan. 49.2 Vergroten inhoudsmaat Sallandse boerderijvorm Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van de vergroting van de inhoudsmaat van Sallandse boerderijen met inachtneming van het volgende: a. de maximum inhoud van 750 m³ mag overschreden worden indien er sprake is van het betrekken van een deel bij de woning; b. de bestaande afmetingen van dat gebouw mogen niet worden vergroot; c. de Sallandse boerderijvorm dient in stand te worden gehouden. 49.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen Het bevoegd gezag kan ‐ tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is ‐ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende: a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak; b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving; c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar; f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Rho adviseurs voor leefruimte 182 49.4 Kleinschalige windmolens Het bevoegd gezag kan ‐ tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is ‐ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten einde de realisatie van windmolens mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende: a. windmolens zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak; b. per bouwvlak is ten hoogste 1 windmolen toegestaan; c. de tiphoogte van een windmolen bedraagt ten hoogste 25 m. d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 50 183 Algemene wijzigingsregels 50.1 Woningsplitsing karakteristieke panden Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende: a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'; de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens Bijlage 5 Bijlage 6, Bijlage 7, of Bijlage 10 een karakteristiek hoofdgebouw betreft, b. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; c. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; d. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden; e. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast; f. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt; g. woningsplitsing in drie woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt; h. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven; i. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft; j. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning; k. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden. 50.2 Realisatie woning in een karakteristiek bijgebouw Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra woning in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. het realiseren van een woning in een bijgebouw is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'; b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens Bijlage 5, Bijlage 6, Bijlage 7 of Bijlage 10 een karakteristiek bijgebouw betreft; c. de realisatie van een woning in een bijgebouw, gelegen op gronden binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding is niet toegestaan; d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze gebouwen; f. de cultuurhistorische waarde van deze gebouwen wordt niet aangetast; g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; met dien verstande dat: h. het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het bijgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft; i. bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij deze nieuwe woning. Rho adviseurs voor leefruimte 184 50.3 Waarde ‐ Archeologie Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 1, Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 en Waarde ‐ Archeologie ‐ 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. 50.4 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende: a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak; b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving; c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding; d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen; e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar; f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg‐ en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden; g. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. 50.5 wro‐zone ‐ wijzigingsgebied Burgemeester en wethouders kunnen de onderliggende bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding wro‐zone ‐ wijzigingsgebied wijzigen ten behoeve van de realisatie van fase 4 van de zandwinning met inachtneming van het volgende: a. de verhouding tussen de bestemmingen Water en Natuur voor het gehele gebied binnen de plangrenzen zoals aangegeven in Bijlage 8 bedraagt maximaal 67% en minimaal 33%; b. bij de inrichting gelden de oeverprofielen en de 2 m waterdieptelijn zoals aangegeven in Bijlage 9; c. de fasen I, II en III van de zandwinning dienen in overwegende mate te zijn uitgevoerd; d. de in bijlage 8 aangegeven grens tussen Water en Natuur dient in hoofdzaak te worden aangehouden; e. er wordt aansluiting gezocht bij de bestaande landschapsstructuur die wordt bereikt door: 1. aan de noord‐, oost‐, en westkant beplantingen en grondvormen aan te brengen zodat wordt aangesloten op de beslotenheid van het bos dat zich aan de noordkant van de plas bevindt; 2. aan de zuidzijde van de plas strakke, lange oevers aan te brengen, met rechte beplantingsvlakken en rechte bomenrijen waardoor een referentie ontstaat met de karakteristiek van het aangrenzende, overzichtelijke agrarische gebied. Rho adviseurs voor leefruimte Artikel 51 185 Overige regels 51.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. 51.2 Relatie Indien blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing. 51.3 Toegelaten gebruik in afwijking van de bestemming De in hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingen voor nevenfuncties worden geacht te zijn verleend voor zover het activiteiten betreft die voldoen aan de regels voor nevenfuncties en voor zover de activiteiten legaal aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel kunnen worden ontplooit middels een verleende omgevingsvergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling. Rho adviseurs voor leefruimte 186 Rho adviseurs voor leefruimte 187 Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels Artikel 52 Overgangsregels 52.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 52.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 52.3 Objectgebonden overgangsrecht In afwijking van het bepaalde in artikel 47 onder c is permanente bewoning van het object dat is opgenomen in Bijlage 3 (Inventarisatie permanente bewoning ‐objectgebonden) wel toegestaan met inachtneming van het volgende. a. Het objectgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de locatie in bijlage 3. b. Indien langer dan 1 jaar aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van het recht om het object permanent te bewonen, vervalt dit recht. Rho adviseurs voor leefruimte 188 Artikel 53 Slotregel Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening'. Rho adviseurs voor leefruimte bijlagen bij de Regels
190 Rho adviseurs voor leefruimte 191 Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Rho adviseurs voor leefruimte Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten
<
>
=
cat.
e.d.
kl.
n.e.g.
o.c.
p.c.
p.o.
b.o.
v.c.
u
d
niet van toepassing of niet relevant
kleiner dan
groter
gelijk aan
categorie
en dergelijke
klasse
niet elders genoemd
opslagcapaciteit
productiecapaciteit
productieoppervlak
bedrijfsoppervlak
verwerkingscapaciteit
uur
dag
w
j
B
C
D
L
Z
R
V
G/P
week
jaar
bodemverontreiniging
continu
divers
luchtverontreiniging
zonering op basis van Wet geluidhinder
risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van
toepassing)
Vuurwerkbesluit van toepassing
verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
10
30
C
10
30
10
30
C
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
30
10
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0
Tuinbouw:
0112
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
6
-
0112
7
-
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
VERKEER
GROOTSTE
AFSTAND
GEVAAR
STOF
30
-
0112
CATEGORIE
INDICES
100
01
014
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
50
10
50
3.1
2 G
30
10
30
2
1 G
D
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
0142
05
KI-stations
-
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
R
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
2
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
50
3.1
1 G
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
7
-
loonslachterijen
50
0
50
10
50
3.1
1 G
D
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE
AFSTAND
0
50
10
50
3.1
2 G
100
10
50
30
100
3.2
1 G
50
10
30
10
50
3.1
1 G
50
10
50
50
50
3.1
1 G
jam
50
10
100
C
10
100
3.2
1 G
groente algemeen
50
10
100
C
10
100
3.2
2 G
100
10
100
C
10
100
3.2
2 G
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
10
0
30
2
1 G
8
152
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
152
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
1531
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
2
-
1532, 1533
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1
-
1532, 1533
2
-
1532, 1533
3
-
met koolsoorten
1551
0
Zuivelproductenfabrieken:
1551
3
-
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
1552
2
-
1561
0
Meelfabrieken:
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
1581
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
R
0
30
30
10
30
C
10
30
2
1 G
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
Banket, biscuit- en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
100
30
50
30
100
3.2
2 G
1584
0
1584
2
1584
3
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o.
< 2.000 m²
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o.
<= 200 m²
1584
5
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²
1584
6
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²
1585
GEVAAR
50
vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o.
< 2.000 m²
151
1582
INDICES
STOF
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
Deegwarenfabrieken
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
2
-
theepakkerijen
30
10
30
10
100
30
50
30
30
10
30
10
50
30
10
100
10
30
30
2
1 G
3.2
2 G
30
2
1 G
10
50
3.1
2 G
10
100
3.2
2 G
R
100
0
30
10
0
100
50
-
171
10
50
100
zonder poederdrogen
50
10
C
100
0
30
VERKEER
10
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
-
CATEGORIE
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
Soep- en soeparomafabrieken:
1
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
10
0
1589.2
1593 t/m
1595
17
GEVAAR
STOF
100
1589.2
1598
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
3.2
2 G
2
1 G
100
3.2
3 G
30
100
3.2
2 G
R
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
10
10
100
0
100
3.2
2 G
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
2 G
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
1 G
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
1 G
18
-
aantal weefgetouwen < 50
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
1 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
1 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
3.1
2 G
193
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
50
3.1
2 G
0
50
100
50
100
3.2
2 G
20
-
2010.1
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN
DERGELIJKE
Houtzagerijen
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
2
-
202
203, 204,
205
met zoutoplossingen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
0
D
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
R
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
21
-
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
212
p.c. < 3 ton/uur
Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
22
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
p.c. < 3 ton/uur
CATEGORIE
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
50
30
50
C
30
R
50
3.1
1 G
30
30
100
C
30
R
100
3.2
2 G
30
30
100
C
30
R
100
3.2
2 G
C
VERKEER
GROOTSTE
AFSTAND
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
GEVAAR
1
205
INDICES
STOF
203, 204,
205
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
50
0
100
30
R
100
3.2
2 G
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
2223
A
223
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
2464
2466
A
formulering en afvullen geneesmiddelen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
Fotochemische productenfabrieken
zonder dierlijke grondstoffen
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
2513
vloeroppervlak < 100 m²
Rubber-artikelenfabrieken
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
3
-
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
30
30
10
50
50
50
30
50
30
50
R
VERKEER
10
CATEGORIE
50
100
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
GEVAAR
STOF
25
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
3.1
1 G
3.2
1 G
50
3.1
2 G
100
D
30
30
100
30
100
3.2
1 G
2612
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
30
2
1 G
2615
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
50
3.1
1 G
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2661.2
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
10
50
100
30
100
3.2
2 G
50
50
100
30
100
3.2
2 G
10
50
100
10
100
3.2
3 G
10
50
100
50
100
3.2
2 G
3.2
1 G
3.1
1 G
3.1
1 G
2662
p.c. < 100.000 ton/jaar
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
2665, 2666
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
10
30
50
10
50
2681
2682
p.c. < 100 ton/uur
p.c. < 100 ton/dag
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
R
D
D
100
50
100
gesloten gebouw
30
30
100
30
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
Minerale productenfabrieken n.e.g.
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF
MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
281
1a
-
284
B
284
B1
D
VERKEER
GROOTSTE
AFSTAND
GEVAAR
STOF
50
C
CATEGORIE
INDICES
50
2682
2851
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
3.2
2 G
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
D
3.2
2 G
D
3.1
1 G
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
11
-
metaalharden
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
2851
12
-
lakspuiten en moffelen
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
2851
3
-
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
4
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
9
-
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
R
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100
30
100
3.2
2 G
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie:
1
-
29
p.o. < 2.000 m²
reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥
1 MW
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN
BENODIGDHEDEN
30
30
100
30
100
30
30
50
30
30
10
30
D
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE
AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
29
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
3.2
2 G
50
3.1
1 G
10
30
2
1 G
3.2
2 G
2
1 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
100
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
30
321 t/m 323
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN
-BENODIGDHEDEN
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke,
inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3.1
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
1 G
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke,
inclusief reparatie
30
0
30
0
30
2
1 G
30
10
100
30
100
3.2
2 G
30
30
50
10
50
3.1
2 G
32
-
33
-
33
A
34
341
D
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
0
343
Autofabrieken en assemblagebedrijven
Auto-onderdelenfabrieken
35
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S,
AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
R
2
351
-
kunststof schepen
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
353
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
algemeen
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE
AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
351
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
100
50
100
50
100
3.2
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
50
30
100
30
100
3.2
2 G
R
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
3.2
2 G
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
1
Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
R
100
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
365
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
D
40
-
40
B0
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
B1
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen
voedingsindustrie
40
B2
-
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
D0 Gasdistributiebedrijven:
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
10
1
1 P
40
D4 -
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
30
2
1 P
vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
50
C
50
stadsverwarming
30
10
100
C
blokverwarming
10
0
30
C
10
0
50
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
40
E1
-
40
E2
-
R
VERKEER
0
D5 -
40
CATEGORIE
GEVAAR
STOF
0
40
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
C
30
50
3.1
1 G
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A2
-
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
2
1 P
41
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
3.2
1 P
45
-
45
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
BOUWNIJVERHEID
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
45
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
453
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
1 G
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50
-
501
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
5020.4
A
Autoplaatwerkerijen
10
30
100
10
100
3.2
1 G
5020.4
B
Autobeklederijen
0
0
10
10
10
1
1 G
5020.4
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
30
50
3.1
2 G
503, 504
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
R
R
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
50
10
100
0
100
3.2
2 G
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
0
50
3.1
2 G
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
10
30
50
R
50
3.1
2 G
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
R
50
3.1
2 G
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
10
50
50
30
50
3.1
2 P
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
2
-
5151.1
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1
1
-
5151.2
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
klein, lokaal verzorgingsgebied
C
VERKEER
GEVAAR
Groothandel in levende dieren
5124
GELUID
STOF
5123
nummer
GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE
1993
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
50
3.1
1 G
5151.2
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
10
1
1 G
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
30
2
1 G
5151.2
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1
0
5152.2 /.3
0
0
0
10
10
0
10
30
10
0
10
50
50
3.1
1 G
100
0
30
50
100
3.2
2 G
0
10
100
10
100
3.2
2 G
R
Groothandel in metaalertsen:
Groothandel in metalen en -halffabricaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
5153
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
Zand en grind:
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
3.2
2 G
5155.1
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
30
2
1 G
10
30
100
30
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
10
30
100
10
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
R
D
VERKEER
GEVAAR
4
5153.4
GELUID
STOF
5153.4
nummer
GEUR
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-CODE
1993
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
5157
1
-
5157.2/3
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
5157.2/3
1
-
518
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
518
2
-
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
518
3
-
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
52
-
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
0
0
10
10
10
1
1 P
10
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
527
60
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m²
overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
6023
VERVOER OVER LAND
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
D
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m²
- goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o.
<= 1.000 m²
GROOTSTE
AFSTAND
GEVAAR
STOF
Loswal
10
30
50
6312
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
71
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
63
-
631
VERKEER
INDICES
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
30
50
R
50
D
3.1
2 G
3.1
2 G
3.2
2 G
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
30
2
1 P
3.1
1 P
72
-
725
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
72
B
Datacentra
0
0
30
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
30
10
30
30
50
10
30
30
50
731
74
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
-
74701
90
R
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
-
C
D
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
9001
B
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
Rioolgemalen
30
0
10
0
30
2
1 P
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
50
3.1
2 G
9002.1
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
50
3.1
2 G
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
30
10
100
3.2
1 G
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
50
3.1
1 G
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
3.2
1 G
C
R
R
100
D
A7
-
9002.2
C0
Composteerbedrijven:
verwerking fotochemisch en galvano-afval
9002.2
C3
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
30
30
100
100
100
10
R
30
VERKEER
10
CATEGORIE
10
INDICES
GROOTSTE
AFSTAND
GEVAAR
STOF
9002.2
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE
1993
2
1 G
100
3.2
2 G
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
2 G
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
0
0
30
0
30
2
1 G
C
192 Rho adviseurs voor leefruimte 193 Bijlage 2 Staat van Horeca‐activiteiten Rho adviseurs voor leefruimte Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor
omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a.
Aan
-
de detailhandelsfunctie verwante horeca
automatiek;
broodjeszaak;
cafetaria;
croissanterie;
koffiebar;
lunchroom;
ijssalon;
snackbar;
tearoom;
traiteur.
1b.
Overige lichte horeca
bistro;
restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
hotel.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan
250 m²;
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees restaurant,
McDrives).
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
bar;
bierhuis;
biljartcentrum;
café;
proeflokaal;
shoarma/grillroom;
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot
aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
dancing;
discotheek;
nachtclub;
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
plannummer
SvH 1997
Bijlage 1. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
2
plannummer
SvH 1997
194 Rho adviseurs voor leefruimte 195 Bijlage 3 Inventarisatie permanente bewoning ‐objectgebonden Rho adviseurs voor leefruimte Adres
Stoevenweg 31a
196 Rho adviseurs voor leefruimte 197 Bijlage 4 Nevenfunctie minicamping Rho adviseurs voor leefruimte 1
2
3
4
5
8
9
10
11
Naam
Mini-camping De Zwerver
Mini-camping de Huttert
Mini-camping de Flierefluiter
Mini-camping de Zwaluwhoeve
Mini-camping de Sent
Mini-camping 't Linderhof
Mini-camping De Portlander
Mini-camping de Joxhorst
Stal ‘t Reelaer
Adres
Nieuwe Deventerweg 32
Nieuwe Twentseweg 3
Raarhoeksweg 49
Speelmansweg 19
Vondervoortsweg 9
Raamsweg 23
Portlanderdijk 13
Ramelerdijk 7-9
Heinoseweg 10
Aantal toegestane
Postcode
kampeermiddelen
8101 PL Raalte
15
8105 SE Luttenberg
15
8102 SZ Raalte
15
8111 MH Heeten
15
8105 SK Luttenberg
15
8106 RH Marienheem
15
8112 PR Nieuw Heeten
15
8107 AZ Broekland
10
8102 RN Raalte
10
198 Rho adviseurs voor leefruimte 199 Bijlage 5 karakteristieke panden ‐ deel 1 Rho adviseurs voor leefruimte Karakteristieke panden en erven in
het buitengebied van de gemeente Raalte
© Het Oversticht, Zwolle maart 2009
mw. drs. J. Batelaan MA
dhr. dr. mr. G.H. Medema
projectmedewerker
J. Abbink
Het Oversticht
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Inhoudsopgave
1. Karakteristieke bebouwing in het buitengebied verdwijnt
5
2. Opdracht
5
3. Werkwijze
5
3.1.
3.2.
Inventariseren
Waarderen op basis van criteria
6
6
4. Rapportage en advies
9
Tabel met adres, afbeelding en waardering
10
5. Beleid voor karakteristieke panden
30
Colofon
31
3
Het Oversticht
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
4
Het Oversticht
1
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Karakteristieke bebouwing in het buitengebied verdwijnt
Boerderijen verliezen steeds vaker hun agrarische functie en mede hierdoor zijn zij onderhevig aan
wijzigingen en vernieuwingen. Het is de verwachting dat in de toekomst meer bouwaanvragen voor
vernieuwing of aanpassing van de boerderij en bijbehorende bijgebouwen ingediend zullen worden.
Boerderijen zijn karakteristiek voor de streek en daarmee vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol.
De streekeigen bebouwing bepaalt in belangrijke mate het beeld van het buitengebied.
De gemeente Raalte is gezamenlijk met de gemeenten Deventer en Olst-Wijhe bezig met de
actualisatie van het bestemmingsplan voor het buitengebied. De gemeente Raalte constateert dat de
voor de streek kenmerkende agrarische bebouwing in het buitengebied langzaam maar zeker
verdwijnt. De actualisatie wordt dan ook aangegrepen om binnen het bestemmingsplan, door het
aanwijzen van zogenaamde karakteristieke panden en erven, de oorspronkelijke kwaliteit van de
bebouwing in het buitengebied beter te behouden. De gemeenten hebben vooralsnog hun beleid ten
aanzien van de karakteristieke panden nog niet scherp bepaald. Deze inventarisatie is een eerste stap
in het proces om de karakteristieke panden in het bestemmingsplan en in het ruimtelijk beleid te
integreren.
2
Opdracht
De gemeente Raalte heeft behoefte aan een overzicht van karakteristieke panden en erven in het
buitengebied van het gemeentelijk grondgebied. De gemeente heeft Het Oversticht gevraagd deze
inventarisatie uit te voeren.
3
Werkwijze
Het project is uitgevoerd door drie adviseurs ruimtelijke kwaliteit (erfgoed) van Het Oversticht. Zij zijn
daarbij ondersteund door de betrokken ambtenaar, de coördinator ruimtelijke ontwikkeling van de
gemeente Raalte.
Dit project werd tegelijk uitgevoerd met het project actualiseren en uitbreiden van de
gemeentelijke monumentenlijst. Ook dit project is door Het Oversticht uitgevoerd. Het voordeel van
het gelijktijdig uitvoeren van beide projecten is dat een goed beeld van de historische en ruimtelijke
karakteristiek van het grondgebied van de gemeente Raalte verkregen wordt. Op die manier is het
mogelijk een zorgvuldige en evenwichtige afweging te maken. Om te bepalen welke panden en erven
karakteristiek zijn, zijn drie stappen genomen:
 Inventariseren (3.1)
 waarderen (3.2)
 rapporteren en adviseren (4)
5
Het Oversticht
3.1
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Inventariseren
Voor de inventarisatie is een adressenlijst opgesteld van potentiële karakteristieke panden en erven.
Het Oversticht heeft diverse bronnen geraadpleegd om een lijst van te beoordelen panden en erven
samen te stellen, waaronder bestaande inventarisaties, literatuur en databases. Tevens zijn diverse
door de gemeente aangedragen externe contactpersonen benaderd.
Deze adressenlijst vormde de basis voor het veldwerk waarbij deskundigen van Het Oversticht
de objecten hebben bekeken en gefotografeerd. Tijdens de uitvoering van het veldwerk is nadrukkelijk
gekeken of er objecten misten op de lijst. Wanneer dat nodig bleek, zijn adressen toegevoegd. Tijdens
1
het veldwerk zijn 582 objecten bezocht, waarvan er 382 buiten de bebouwde kom waren gelegen.
De inventarisatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden vanaf de openbare weg. Het erf werd
alleen betreden wanneer er onvoldoende zicht was op de bebouwing. Vanuit oogpunt van privacy
werd hier terughoudend mee omgegaan. Wanneer het erf toch werd betreden, is aan de eigenaar
toestemming gevraagd of ter informatie een brief achtergelaten waarin de reden van betreding van het
erf vermeld stond.
3.2
Waarderen op basis van criteria
Na de inventarisatiewerkzaamheden heeft Het Oversticht de bezochte panden en erven beoordeeld
op vooraf vastgestelde criteria. Het Oversticht richt zich bij het waarderen op drie onderdelen, namelijk
2
de relatie met het landschap, de erfstructuur en erfinrichting en tot slot het gebouw. Zij vormen de
basis van de vijf criteria die Het Oversticht bij de inventarisatie en selectie van karakteristieke panden
en erven hanteert:
 relatie met het landschap
 erfstructuur en erfinrichting
 streekeigen verschijningsvorm
 herkenbaarheid en mate van gaafheid
 architectuur- en cultuurhistorische waarde
A. Relatie met het landschap
Bij dit criterium is gekeken naar de ligging van het object in het landschap, met accent op de relatie
tussen het gebouw en het landschap en de mate waarin het gebouw beeldbepalend is voor zijn
directe omgeving. In de gemeente Raalte zijn de volgende kenmerken van belang:
Bij boerenerven in de oude essen- en kampenlandschappen:
 Het oudere landschap is besloten door singels, erfbossage en perceelsbeplanting.
 Boerderijen zijn gelegen aan de essen en kampen op zandruggen in het landschap.
 Boerderijen liggen in nabijheid van lagergelegen hooi en weilanden.
 Erf kan zowel met de voor- als achterzijde naar de weg zijn gelegen.
 Rafelige erfbegrenzing (open karakter)
1
De omvang van de lijst wordt mede veroorzaakt door de gelijktijdige inventarisatie van het project ‘actualiseren en uitbreiden
van de gemeentelijke monumentenlijst’.
2
Zie ook: Traditie en vernieuwing; Inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderij in Overijssel, Het Oversticht
(Zwolle) 2008.
6
Het Oversticht
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Bij boerenerven in jong ontginningslandschap (heidegebied):
 Landschap is rechtlijnig van opzet;
 Erf voegt zich in de rechtlijnige opzet,
 Heldere begrenzing door singelbeplanting
B. Erfstructuur en erfinrichting
Bij dit criterium wordt gelet op de ligging van hoofd- en bijgebouwen, de onderlinge samenhang van
de bebouwing op het erf en de (groene) inrichting van het erf. De volgende kenmerken zijn hierbij van
belang:
Bij boerenerven in de oude essen- en kampenlandschappen:
 Eenvoudige vorm en opzet van boerderij en erf.
 Veel bijgebouwen
 Traditionele indeling in voor-, zij- en achterf.
 Heldere scheiding van functies in voorerf (nutstuin, moestuin en fruitgaard gecombineerd met
siertuin) en achtererf (functionele bedrijfsvoering).
 De grotere dwarshuisboerderijen hebben soms een formele siertuin.
 Op de erven staan solitaire bomen (eik, lindes, berk, bruine beuk, wilg, es, populier)
Bij boerenerven in jong ontginningslandschap (heidegebied):
 Weinig bijgebouwen.
 Erfbeplanting in strakke singels en erfbossen.
C. Streekeigen verschijningsvorm
Onder streekeigen verschijningsvorm verstaat Het Oversticht een typische hoofdvorm en detaillering
die kenmerkend is voor een bepaalde streek of gebied of in het algemeen kenmerkend voor
hoofdzakelijk (voormalige) agrarische bebouwing. Het Oversticht hanteert een indeling van gebouwen
op basis van de hoofdvorm. Hierin worden de volgende typen onderscheiden:
- erin: woning en bedrijf ineen;
- eraan: woning en bedrijf gescheiden in één gebouw;
- erbij: woning en bedrijf gescheiden als afzonderlijke gebouwen.
In de gemeente Raalte komen, evenals in Salland, verschillende boerderijtypologieën voor. In de
oudere landschappen overheersen twee typen: een hallenhuisboerderij (erin) en een
dwarshuisboerderij, soms ook krukhuisboerderij (eraan). Dit laatste type komt relatief veel voor in
Raalte. In de jongere landschappen komen (doorwerkingen van) deze traditionele hoofdvormen voor,
maar ook boerderijcomplexen met vrijstaande woonhuizen (erbij).
Kenmerken hallenhuisboerderij
 Woning en bedrijf in een hoofdvolume
 Zowel grote als kleine oppervlakken
 De kapvorm vaak gekenmerkt door een wolfseind op het voorhuis en een doorlopend dakschild bij
het bedrijfsgedeelte.
 Pannen- en rietendak of combinaties daarvan
 Gepleisterde gevels komen voor
 Asymmetrische voorgevels
7
Het Oversticht
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Kenmerken dwarshuisboerderij/krukhuisboerderij
 Woning en bedrijf wel in één gebouw, maar in de architectuur duidelijk van elkaar onderscheiden
 T- vormige (dwarshuis) of L-vormige plattegrond (krukhuis)
 Pannen- en rietendaken of combinaties daarvan
 Architectonische details zijn sober
 Gepleisterde gevels komen voor
 Asymmetrische voorgevels
D. Herkenbaarheid/ mate van gaafheid
De meest gave exemplaren zijn over het algemeen reeds als rijks- of gemeentelijk monument
beschermd. Wijzigingen zijn echter van alle tijden en kunnen een pand ook een extra historische ‘laag’
geven. Voor de niet beschermde bebouwing wordt bij dit criterium gelet op de volgende elementen:
 herkenbaarheid hoofdvorm
 herkenbaarheid in relatie tot zijn functie of voormalige functie
E. Architectuur- en/of cultuurhistorische waarde
Tijdens de inventarisatie kan het voorkomen dat panden gesignaleerd worden die niet onder de
categorie streekeigen vallen, maar wel van architectuurhistorisch of cultuurhistorisch belang zijn.
Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld:
 niet streekeigen boerderijtypen
 industrieel erfgoed
 woonhuizen (kleinschalig en vrijstaand)
 overige bijzondere bebouwing
8
Het Oversticht
4
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Rapportage en advies
Op basis van de waardering is een eerste advies opgesteld, dat op 17 februari 2009 is besproken met
de opdrachtgever. Bij deze bijeenkomst lag dit conceptadvies voor, samen met een discussienota. Op
basis van deze stukken werd de interpretatie van en omgang met de opgestelde criteria door de
opdrachtgever aangescherpt. Het conceptrapport werd naar aanleiding van dit gesprek op onderdelen
aangepast.
Uit de bespreking met de gemeente bleek onder andere dat de gemeente het primaat legt bij
het gebouwencomplex (dus het ‘rood’ van de erfstructuur) en de erfinrichting (het ‘groen’) daaraan
ondergeschikt maakt. Dat wil beslist niet zeggen dat de gemeente de waarde van een passende
erfinrichting niet onderschrijft: de gemeente kiest er echter voor om door voorlichting en stimulering te
sturen op een karakteristieke inrichting van erven. Dit past binnen de zienswijze dat de gemeente de
karakteristiek wil bewaren, niet door het opleggen van verboden, maar door het creëren van goede
ontwikkelingsmogelijkheden. Hierbij wordt er voor gekozen om eigenaren op een positieve wijze te
activeren door inspiratie te bieden, bijvoorbeeld door een voorbeeldboek met ‘best practices’. Het
Oversticht heeft daar veel kennis en ervaring over (o.a. met de uitgave Traditie en vernieuwing,
Inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel) en wil graag meedenken
over de opzet van een inspiratieboek gericht op Raalte (Olst-Wijhe/Deventer). Het Oversticht heeft in
dit kader ook gewezen op de mogelijkheid om de ervenconsulent te betrekken bij transformaties en
wijzigingen aan karakteristieke panden. Dit is in andere gemeenten succesvol.
In de tabel volgt een lijst van panden en erven waarvan Het Oversticht adviseert ze in het
bestemmingplan op te nemen als karakteristiek, inclusief foto en de toegekende waardering zoals
beschreven in de criteria (A: relatie met het landschap; B: erfstructuur en erfinrichting; C: streekeigen
verschijningsvorm; D: herkenbaarheid/mate van gaafheid; E: architectuur- en/of cultuurhistorische
waarde.
De selectie is tot stand gekomen aan de hand van de volgende waarderingssystematiek. Een
object kon per criterium worden gewaardeerd als “zeer positief” (twee punten), “positief” (een punt),
“neutraal” (geen punt) of “negatief” (min een punt). Wanneer het erf met gebouwen minimaal vier
punten scoorde, is het voorgedragen als karakteristiek pand.
De groene kantlijnen geven de objecten weer, die ook in het voorlopig advies over de
inventarisatie en actualisatie van gemeentelijke monumenten zijn opgenomen als potentieel
gemeentelijk monument en daardoor mogelijk deze status zullen verwerven.
9
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
1.
BERGHUISWEG
9
* * * *
2.
BORNWEG
4
* * * * *
3.
BROEKLANDERDIJK
21
** * * *
4.
BROEKLANDERDIJK
58
* * * *
5.
BUTZELAARSTRAAT
67
* * * *
10
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
CELLENWEG
12
7.
CELLENWEG
14
8.
CENTSWEG
1
9.
CRISMANSWEG
1
10.
DALFSERWEG
1
* * * *
**
* *
* * * *
** * *
* * * *
11
E. architectuur
6.
Afbeelding
D. herkenbaar
Nr.
C. streekeigen
Adres
B. Erf
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
11.
DALFSERWEG
3
* *
12.
DALFSERWEG
12
*
13.
GROTE HAGENWEG
3
* * * *
14.
GROTE HAGENWEG
9
* * * *
15.
GROTE HAGENWEG
11
* * * *
12
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* *
* * *
Nr.
16.
HAARLESEDIJK
8
*
17.
HAARLESEDIJK
27
* * * *
18.
HAGENWEG
17
* * * *
19.
HEETENSEWEG
5
* * * *
20.
HEETENSEWEG
6
* * * *
13
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* * *
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
21.
HEINOSEWEG
11
* * * *
22.
HEUVELWEG
48
* ** * *
23.
HOFMEIJERSWEG
2, 4
* * * *
24.
HOGEBROEKSWEG
27
* * * *
25.
HOGEBROEKSWEG
30
* * * * *
14
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
26.
HOLTERWEG
27
27.
HOLTERWEG
46
** * * * *
28.
HOLTERWEG
52
** *
29.
HOLTEVEENSEWEG
5
* * * *
30.
HET HOOGELAND
20
* * * *
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* * * *
15
* *
Nr.
31.
HORSTWEG
15
* * * *
32.
KLEINJANSWEG
4
* * * *
33.
KLEINJANSWEG
6
* * * *
34.
LANGESLAG
43
* * * *
16
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
35.
LIERDERHOLTHUISWEG 42
* * * *
36.
LINDERTESEWEG
34
* * * *
37.
LINDERTESEWEG
44
* *
38.
LINDERTESEWEG
52
* * * *
39.
LINDERTESEWEG
57
* * * *
17
E. architectuur
D. herkenbaar
Afbeelding
C. streekeigen
Nr.
B. Erf
Adres
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* *
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
40.
LUTTENBERGERWEG
25
* * * *
41.
LUTTENBERGERWEG
66
* * * * *
42.
MOERWEG
2
* * * *
43.
MOLENWEG
10
* * * * *
44.
NEPPELENBROEKERDIJK 4
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* * * * *
18
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
45.
NEULEMANSWEG
35
46.
NIEUWE DEVENTERWEG 22
* * * *
47.
NIEUWE DEVENTERWEG 46,
46a
* * * *
48.
NIEUWE WETERING
1
* * * * *
49.
NIEUWE WETERING
4
* * * *
*
19
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* **
Nr.
50.
NIJVERDALSEWEG
1
* * * *
51.
OOSTERENKWEG
7
* * * *
52.
OUDE DALFSERWEG
9
* * * *
53.
OUDE TWENTSEWEG
48
* * * *
54.
OVERMEENWEG
23
* * * *
20
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
55.
PLEEGSTERDIJK
19
* * * *
56.
PLEEGSTERDIJK
20,
20a
* * * *
57.
PORTLANDERDIJK
7
* * * *
58.
PORTLANDERDIJK
10,12
* * * *
59.
PORTLANDERDIJK
21
* * * *
21
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
60.
PORTLANDERDIJK
24
* * * *
61.
PORTLANDERDIJK
25
* * * *
62.
PORTLANDERDIJK
29
* * * *
63.
PORTLANDERDIJK
32
* * * *
64.
PORTLANDERDIJK
58, 60
* * * *
22
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
65.
RAARHOEKSWEG
20
* * * *
66.
REELAER, T
3
* * * *
67.
REELAER, T
13
* * * *
68.
SCHANEKAMPSWEG
2
* * * *
69.
SCHOONHETENSEWEG
24
* * * *
23
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
Nr.
70.
SCHOONHETENSEWEG
36
* * * *
71.
SCHOONHETENSEWEG
44
* * * *
72.
SCHOONHETENSEWEG
60
* *
* *
73.
SPEELMANSWEG
5
* *
* *
74.
SPEKSCHATEWEG
8
* *
* *
24
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
75.
STOBBENBROEKERWEG 33
76.
STOEVENWEG
15
** * * *
77.
STOKVISWEG
1
* * * *
78.
STOKVISWEG
14
* * * *
79.
SUMPELWEG
3
* ** * *
* * * *
25
E. architectuur
D. herkenbaar
Afbeelding
C. streekeigen
Nr.
B. Erf
Adres
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
80.
TEN HAVEWEG
24, 26
* * * *
81.
TEN HAVEWEG
34
* *
82.
TOLHUISWEG
11, 13
* * * *
83.
VELDHOEKERWEG
1
* * * *
84.
VELNERWEG
4
* *
26
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* *
* *
Nr.
85.
VERVERSWEG
12
* * * *
86.
VOORTMANSWEG
6, 6a
* * * *
87.
VOORTMANSWEG
8, 10
* * * *
88.
WEELEWEG
13
** * * *
89.
WEELEWEG
16
* * * *
27
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
Nr.
90.
WEELEWEG
20
* * * *
91.
WESENBERG, DE
1
* * * *
92.
WESEPERWEG
34
* * * *
93.
WESEPERWEG
51
* * * *
94.
WOLTHAARSDIJK WZ
5
* *
28
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* *
Nr.
95.
WOLTHAARSDIJK WZ
9
* *
96.
ZONNENBERGERDIJK
7
* * * *
97.
ZUTHEMERWEG
9
* * * *
98.
ZUTHEMERWEG
25
* * * *
99.
ZUTHEMERWEG
30
** * * *
29
E. architectuur
D. herkenbaar
Adres
B. Erf
Afbeelding
C. streekeigen
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
A. landschap
Het Oversticht
* *
Het Oversticht
5
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Beleid voor karakteristieke panden
Dit advies is de basis voor het vaststellen van de karakteristieke panden en erven in het buitengebied
van de gemeente Raalte. Het is wenselijk dat de gemeente aansluitend beleid formuleert hoe zij wil
omgaan met de karakteristieke panden en erven. Dit beleid kan vervolgens worden vertaald in het
bestemmingsplan buitengebied. Daarnaast kunnen er op uitvoering gerichte acties worden ingezet.
Hierbij kan ook worden gedacht aan het opstellen van een inspiratieboek over passende inrichting van
erven. Desgewenst kan Het Oversticht over deze onderwerpen nader adviseren.
30
Het Oversticht
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied
Colofon
Titel:
Karakteristieke panden en erven in het buitengebied van de gemeente Raalte
Opdrachtgever:
gemeente Raalte
Projectnummer:
090019.009.01
Samenstelling:
drs. J. Batelaan MA
dr. mr. G. Medema
Projectleider:
drs. J. Batelaan MA
Datum:
23 maart 2009
31
200 Rho adviseurs voor leefruimte 201 Bijlage 6 Karakteristieke panden deel 2 Rho adviseurs voor leefruimte Behoud van waardevolle bebouwing in het buitengebied van de gemeente Raalte
De gemeente Raalte is gezamenlijk met de gemeenten Deventer en Olst-Wijhe bezig met de
actualisatie van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Belangrijk in het beleid van de
gemeente is de voor de streek kenmerkende agrarische bebouwing in het buitengebied en het
behoud hiervan. De actualisatie wordt dan ook mede aangegrepen om binnen het
bestemmingsplan, door middel van vermelding van zogenaamde ‘karakteristieke panden’, de
oorspronkelijke kwaliteiten van de bebouwing in het buitengebied beter te behouden. Tevens
kan door vermelding van karakteristieke panden en erven uitvoering gegeven worden aan
provinciale regelingen, zoals bijvoorbeeld het VAB beleid. Een inventarisatie van de
karakteristieke panden is daarom noodzakelijk. De gemeente onderkent tevens het belang van
de karakteristieke bebouwing binnen de kernen en wil ook graag deze categorie in beeld
hebben.
Opgave
In opdracht van de gemeente heeft Het Oversticht in 2008 deze inventarisatie uitgevoerd. Het
buitengebeid is geïnventariseerd op basis van een samengestelde veldwerklijst. De panden en
erven zijn beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria. In aanvulling op de reeds
voorgedragen karakteristieke panden en op basis van dezelfde criteria heeft de gemeente
gevraagd om na te gaan of de bebouwing van de volgende adressen eveneens in aanmerking
komt voor de aanduiding karakteristiek:
Achterweiweg 2
Berghuisweg 15 - 15a
Hoge Bosweg 2 - 4
Neulemansweg 33
Nieuwe Deventerweg 54
Portlanderdijk 50 - 52
Het Oversticht heeft de panden en erven beoordeeld op basis van de voglende criteria:
relatie met het landschap
erfstructuur en erfinrichting
streekeigen verschijningsvorm
herkenbaarheid en mate van gaafheid
architectuur- en cultuurhistorische waarde
Voor een nadere toelichting op de selectiecriteria wordt verwezen naar het rapport
‘Karakteristieke panden en erven in het buitengebeid van de gemeente Raalte’, 2009.
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2011
Resultaten
Op 2 februari 2011 zijn bovengenoemde adressen bezocht door een adviseur erfgoed van Het
Oversticht en een betrokken ambtenaar van de gemeente Raalte.
Afbeelding
Erfstructuur en
erfinrichting
Streekeigenheid
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Karakteristiek
Relatie met het landschap
Adres
Achterweiweg 2
*
*
*
/
Nee, de
boerderij is op
een manier
verbouwd die
afbreuk doet
aan de
herkenbaarheid.
Berghuisweg 15 - 15a
*
0
*
**
Hoge Bosweg 2 - 4
**
*
Ja,
aandachtspunt:
omgeven door
nieuwe
gebouwen,
waardoor
boerderij in
gedrang komt.
Moderne
toevoegingen
moeten zeer
nauwkeurig
gedaan worden
Ja, situering in
landschap is
heel krachtig.
Hoofdvolume
met stal is nog
vrij gaaf en
heeft
architectonische
waarden. De
bijgebouwen
zijn van mindere
kwaliteit
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2011
*
*
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Neulemansweg 33
*
0
*
*
*
Nieuwe Deventerweg 54
*
**
*
*
Portlanderdijk 50 - 52
*
*
*
*
Relatie met het landschap
Herkenbaarheid en
gaafheid
Karakteristiek
Streekeigenheid
Afbeelding
Erfstructuur en
erfinrichting
Adres
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2011
Ja, ondanks dat
er veel is
aangepast en
verbouwd. Er is
geen sprake
meer van
erfstructuur of –
inrichting. De
boerderij is
echter wel
onderdeel van
landgoed Het
Neppelenbroek.
In potentie
karakteristiek.
Ja, zeer
compleet
ensemble,
traditionele en
de erfstructuur
en -inrichting
worden
nauwkeurig
hersteld
Ja,
hoofdvolume
met stal vormen
ensemble. Stal
aangepast,
maar is
ondergeschikt.
Wel
aandachtspunt
202 Rho adviseurs voor leefruimte 203 Bijlage 7 Monumenten Rho adviseurs voor leefruimte LIJST GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Straatnaam
Huisnummer
Bendijksweg
50
Hubertsallee
7
Kanaal westzijde, M.O.K. werfjes
?
Kloosterdijk
1
Looweg
17
Neppelenbroekerdijk
1
Rosendaelseweg
26
Schoonhetenseweg
46
Spanjaardsdijk
2
Stationsweg
14
Stationsweg
30
Stationsweg
34-36
Velnerweg
6
Woolthuisweg
28
Wijheseweg
56
Zuthemerweg
11
Zwolsestraat
61
LIJST RIJKSMONUMENTEN
Straatnaam
Huisnummer
Bornweg
3
Buurtschapsweg
2
Colckhof
4
Colckhof
6
Colckhof
8
Den Alerdinckweg
1
Den Alerdinckweg
3
Heetenseweg
26
Heinoseweg
8
Hubertsallee
Hubertsallee
Hubertsallee
1-3
Kolkweg
44
Portlanderdijk
47
Rosendaelseweg
3
Schoonhetenseweg
2
Schoonhetenseweg
56
Schoonhetenseweg
56
't Reelaer
1
't Reelaer
5
't Reelaer
9
't Reelaer
21
Twentseweg
5-7
Vlaminckhorstweg
40
Vlaminckhorstweg
38
Zuthemerweg
19
Zwolseweg
50
Zwolseweg
70
204 Rho adviseurs voor leefruimte 205 Bijlage 8 Grenzen zandwinning Rho adviseurs voor leefruimte 206 Rho adviseurs voor leefruimte 207 Bijlage 9 Dwarsprofielen zandwinning Rho adviseurs voor leefruimte 208 Rho adviseurs voor leefruimte Bijlage 10 209 Karakteristieke panden ‐ deel 3 Rho adviseurs voor leefruimte Aanvulling
1. Berghuisweg 6, 8141 ND, Heino
2. Holterweg 47, Heeten
3. Heetenseweg 25, 8111 PX, Heeten
4. Neppelenbroekerdijk 15, 8107 AS, Broekland
5. Nieuwe Deventerweg 38, 8101 PL, Raalte
6. Pleegsterdijk 22, 8107 AW, Broekland
7. Overmeenweg 19, 8111 PD, Heeten
8. Oude Diepenveenseweg 4, Nieuw Heeten
9. Ramelerdijk 2, 8107 AX, Broekland
10. Rozendaelseweg 16, 8141ND, Heino
11. Stoevenweg 15, 8141 MN, Heino
12. Sumpelweg 5, 8102 PA, Raalte
13. Weeleweg, 26 8111 RN, Heeten
14. Weseperweg 39, Heeten
15. Witteveensweg 4, 8111 RP, Heeten
16. Witteveensweg 5,7, 8111 RP, Heeten
17. Witteveensweg 15, 8111 RP, Heeten
18. Witteveensweg 19, 811 RP, Heeten
19. Zwolseweg 76, 8055 PB, Laag Zuthem
20. Liederholthuisweg 21-23 (april 2011)
21. Sumpelweg 1 (augustus 2011)
Aanvulling
22. Berghuisweg 1, 8111 NC Heeten
Behoud van waardevolle bebouwing in het buitengebied van de gemeente Raalte
De gemeente Raalte is gezamenlijk met de gemeenten Deventer en Olst-Wijhe bezig met de
actualisatie van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Belangrijk in het beleid van de
gemeente is de voor de streek kenmerkende agrarische bebouwing in het buitengebied en het
behoud hiervan. De actualisatie wordt dan ook mede aangegrepen om binnen het
bestemmingsplan, door middel van vermelding van zogenaamde ‘karakteristieke panden’, de
oorspronkelijke kwaliteiten van de bebouwing in het buitengebied beter te behouden. Tevens
kan door vermelding van karakteristieke panden en erven uitvoering gegeven worden aan
provinciale regelingen, zoals bijvoorbeeld het VAB beleid. Een inventarisatie van de
karakteristieke panden is daarom noodzakelijk. De gemeente onderkent tevens het belang van
de karakteristieke bebouwing binnen de kernen en wil ook graag deze categorie in beeld
hebben.
Opgave
In opdracht van de gemeente heeft Het Oversticht in 2008 deze inventarisatie uitgevoerd. Het
buitengebeid is geïnventariseerd op basis van een samengestelde veldwerklijst. De panden en
erven zijn beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria. In aanvulling op de reeds
voorgedragen karakteristieke panden en op basis van dezelfde criteria heeft de gemeente
gevraagd om na te gaan of de bebouwing van de volgende adressen eveneens in aanmerking
komt voor de aanduiding karakteristiek:
1 - Berghuisweg 6, 8141 ND, Heino
2 - Holterweg 47, Heeten
3 - Heetenseweg 25, 8111 PX, Heeten
4 - Neppelenbroekerdijk 15, 8107 AS, Broekland
5 - Nieuwe Deventerweg 38, 8101 PL, Raalte
6 - Pleegsterdijk 22, 8107 AW, Broekland
7 - Overmeenweg 19, 8111 PD, Heeten
8 - Oude Diepenveenseweg 4, Nieuw Heeten
9 - Ramelerdijk 2, 8107 AX, Broekland
10 - Rozendaelseweg 16, 8141ND, Heino
11 - Stoevenweg 15, 8141 MN, Heino
12 - Sumpelweg 5, 8102 PA, Raalte
13 - Weeleweg, 26 8111 RN, Heeten
14 - Weseperweg 39, Heeten
15 - Witteveensweg 4, 8111 RP, Heeten
16 - Witteveensweg 5,7, 8111 RP, Heeten
17 - Witteveensweg 15, 8111 RP, Heeten
18 - Witteveensweg 19, 811 RP, Heeten
19 - Zwolseweg 76, 8055 PB, Laag Zuthem
De onderstaande erven zijn in een eerder stadium beoordeeld. De beoordelingen zijn
opgenomen in dit rapport:
20 - Liederholthuisweg 21-23 (april 2011)
21 - Sumpelweg 1 (augustus 2011)
Het Oversticht heeft de panden en erven beoordeeld op basis van de volgende criteria:
 relatie met het landschap
 erfstructuur en erfinrichting
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012



streekeigen verschijningsvorm
herkenbaarheid en mate van gaafheid
architectuur- en cultuurhistorische waarde
Voor een nadere toelichting op de selectiecriteria wordt verwezen naar het rapport
‘Karakteristieke panden en erven in het buitengebied van de gemeente Raalte’, 2009.
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Resultaten
Op 24 en 27 januari 2012 zijn de volgende adressen bezocht door een adviseur erfgoed van
Het Oversticht en een betrokken ambtenaar van de gemeente Raalte.
Berghuisweg 6
Holterweg 47
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Karakteristiek
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
Nee, de
boerderij is op
een manier
verbouwd die
afbreuk doet
aan de
herkenbaarheid.
Het open
karakter van het
erf is aangetast
door de
afscherming
met hagen.
*
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Nee, de relatief
jonge boerderij
heeft te weinig
streekeigen
karakteristieken
, en is aan de
achterzijde
verbouwd.
Heetenseweg 25
**
*
Neppelenbroekerdijk
15
*
*
*
*
Nieuwe Deventerweg
38
*
Pleegsterdijk 22
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Karakteristiek
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
Ja, de situering
in landschap is
heel krachtig,
door de ligging
op een es. Erf
deels verhard.
Hoofdvolume is
verbouwd. De
bijgebouwen
zijn van mindere
kwaliteit.
Ja, ondanks dat
er veel is
aangepast en
verbouwd.
*
Nee, zowel het
hoofdgebouw
als de schuur
hebben enkele
verbouwingen
ondergaan. De
erfinrichting en
structuur zijn
gewijzigd.
*
*
Nee, gave
Streekeigen
keuterboerderij,
maar het erf is
verhard en heeft
het agrarische
karakter
verloren.
Daarmee doet
het afbreuk aan
het geheel.
*
Oude
Diepenveenseweg 4
Ramelerdijk 2
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
*
Streekeigenheid
Overmeenweg 19
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
*
*
Karakteristiek
Ja, het
hoofdvolume is
ondanks een
sterke
verbouwing nog
zeer
herkenbaar. De
kapschuur is
zeer gaaf en
karakteristiek.
*
Nee, het erf is
gesplitst en
heeft zijn
agrarische
karakter
verloren. Beide
gebouwen zijn
wel streekeigen
en herkenbaar.
*
Nee, het
gebouw is flink
verbouwd met
een moderne
toegang en een
gewijzigde
voorgevel. Het
erf heeft nog
deels zijn
agrarische
karakter
behouden.
Rozendaelseweg 16
*
*
Stoevenweg 15
**
*
*
Sumpelweg 5
-
-
-
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Karakteristiek
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
Nee, de schuur
is zeer
verbouwd,
voorgevel is
achtergevel
geworden en
heeft weinig
relatie meer met
het omringende
landschap.
*
-
Ja, hoewel de
voorgevel van
het woondeel is
verbouwd en
het bijgebouw
iets minder
ondergeschikt
wordt aan het
woongedeelte
door nieuwe
luiken. Zeer
karakteristieke
bijgebouwen.
Na beoordeling
bleek dit pand al
in de
oorspronkelijke
inventarisatie
opgenomen.
Nee, het erf
heeft relatief
nieuwe
bebouwing. Er
is geen
karakteristieke
bebouwing
aanwezig.
Vermoedelijk
wordt een ander
adres bedoeld.
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
Karakteristiek
Weeleweg 26
*
*
Nee, delen van
de oude
boerderij zijn
nog herkenbaar,
maar zwaar
verbouwd. De
agrarische
functie is nog
wel herkenbaar
aan de
inrichting.
Weseperweg 39
*
*
Nee, de
gebouwen uit de
jaren vijftig zijn
niet streekeigen
en recentelijk
behoorlijk
verbouwd.
Witteveensweg 4
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
*
Nee, het
hoofdgebouw is
verbouwd. Het
erf is verhard.
De relatie met
het landschap is
karakteristiek.
Na beoordeling
bleek dit pand al
in de
oorspronkelijke
inventarisatie
opgenomen.
Witteveensweg 5/7
*
Witteveensweg 15
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Karakteristiek
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
*
Nee, de Tboerderij is
streekeigen en
de relatie met
het landschap is
nog enigszins
herkenbaar,
maar het
achterhuis en
de schuur zijn
stevig
verbouwd, en
de erfinrichting
is veranderd.
*
Nee, het
voorhuis van de
T-boerderij is
nog goed
herkenbaar,
maar wel aardig
verbouwd. De
erfinrichting met
hagen en
afscheidingen
heeft de relatie
met het
landschap
verstoord.
Witteveensweg 19
Zwolseweg 76
*
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Streekeigenheid
Karakteristiek
Erfstructuur en
erfinrichting
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
*
Nee, het
hoofdvolume is
gesplitst en de
erfinrichting en
de relatie met
het landschap
verstoord door
hagen en de
inrichting als
siertuin aan de
deelzijde.
*
Nee, het oudste
hoofdvolume is
aan de voorzijde
flink verbouwd.
Aan de
achterzijde is de
schuur nog wel
goed
herkenbaar. De
relatie met de
hooiberg en de
houten schuur
is karakteristiek
en verdient
aandacht.
Resultaten
De volgende adressen zijn in 2011 bezocht door een adviseur erfgoed van Het Oversticht en
een betrokken ambtenaar van de gemeente Raalte.
Lierderholthuisweg
21-23
**
*
*
*
Ja, hoofdvolume
en parallel
gelegen schuur.
Erf ligt krachtig in
landschap, met
vrij zicht op de
kern.
Erfstructuur is
traditioneel van
opzet en wordt
begeleid door
onverharde toerit.
Herkenbaar als
agrarisch bedrijf,
redelijk gaaf en
heeft een
streekeigen
verschijningsvorm.
Sumpelweg 1
*
*
*
*
Ja, de boerderij
heeft een
karakteristieke
ligging op de rand
van een enk en
Sallandse
kenmerken. De
erfinrichting en
relatie met het
landschap zijn
waardevol.
Erfstructuur en
erfinrichting
Herkenbaarheid en
gaafheid
Architectuur- of
cultuurhistorische waarde
Karakteristiek
Streekeigenheid
Afbeelding
Relatie met het landschap
Adres
Geen foto beschikbaar
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, februari 2012
Zwolle, 21 april 2014
Betreft: advies karakteristiek erf Berghuisweg 1, Heeten
Behoud van waardevolle bebouwing in het buitengebied van de gemeente Raalte
De gemeente Raalte heeft gezamenlijk met de gemeenten Deventer en Olst- de actualisatie
van het bestemmingsplan voor het buitengebied gemaakt. Belangrijk in het beleid van de
gemeente is de voor de streek kenmerkende agrarische bebouwing in het buitengebied en het
behoud hiervan. In opdracht van de gemeente heeft Het Oversticht in 2008 deze inventarisatie
uitgevoerd. Het buitengebeid is geïnventariseerd op basis van een samengestelde veldwerklijst.
In vervolg hierop zijn enkele aanvullingen gedaan. De panden en erven zijn beoordeeld op
basis van vooraf vastgestelde criteria
Opgave
Bij eerdere inventarisaties is Berghuisweg 1 niet meegenomen. In aanvulling op de reeds
voorgedragen karakteristieke panden heeft de eigenaar van Berghuisweg 1 gevraagd om na te
gaan of de bebouwing van dit perceel eveneens in aanmerking komt voor de aanduiding
karakteristiek. Zowel bij alle eerdere inventarisaties als voor de opgave voor de Berghuisweg
zijn de volgende criteria gehanteerd:
Beoordelingscriteria
 relatie met het landschap
 erfstructuur en erfinrichting
 streekeigen verschijningsvorm
 herkenbaarheid en mate van gaafheid
 architectuur- en cultuurhistorische waarde
Voor een nadere toelichting op de selectiecriteria wordt verwezen naar het rapport
‘Karakteristieke panden en erven in het buitengebied van de gemeente Raalte’, 2009.
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, april 2014
Resultaten
Op 22 april 2014 is Berghuisweg 1 bezocht door een adviseur erfgoed van Het Oversticht.
*
*
*
Advies karakteristieke panden en erven gemeente Raalte, april 2014
Architectuur- of
cultuurhistorisc
he waarde
Herkenbaarheid
*
Streekeigen
Adres
Berghuisweg 1
Relatie met het
landschap
Erfstructuur en
erfinrichting
Korte beschrijving
De situering in landschap is heel krachtig, door de ligging op een es(relatie met het landschap).
Ondanks dat het woon- en bedrijfsgedeelte niet sterk gescheiden zijn en het erf enigszins
verburgerlijkt is zijn karakteristieke elementen als hagen, boomgaard siertuin en nutstuin
aanwezig en is de bebouwing op de juiste plek gesitueerd (erfstructuur en inrichting). Het
hoofdvolume en de naastliggende stal zijn in een streekeigen bouwtrant gebouwd (hallehuis).
Ondanks enkele aanpassingen is de bebouwing nog zeer herkenbaar en relatief gaaf bewaard
gebleven.
Karakter
istiek
Ja,
hoofdvolume,
stal