verkiezingen 2014

LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Het belangrijkste deel van het antwoord zit voor ons in de omschakeling naar meer kleinschalige landbouw.
Zie daarvoor het antwoord op vraag 3.
Daarnaast pleit Groen voor een gevoelige verlaging van de lasten op arbeid. Die lastenverlaging verdelen we gelijk over werkgevers en werknemers. Daarbovenop willen we ook de RSZ-vermindering voor de eerste drie werknemers gevoelig versterken.
We stellen ook voor dat werkgevers makkelijker personeel kunnen delen in werkgeversgroeperingen. Via een hervorming van
het kinderbijslagsysteem, zorgt Groen ook voor een hogere kinderbijslag voor 70% van de gezinnen.
2
Het globale inkomen maskeert een
grote variatie tussen de subsectoren
en de bedrijven onderling. Inkomens
kunnen ook variëren in de tijd, al naargelang er zich onvoorziene omstandigheden (noodweer, epidemies, tijdelijke instorting van de prijzen…) hebben voorgedaan. We willen met deze voetnoot de
problematiek niet minimaliseren, maar het is nodig hiermee rekening te houden om maatwerk te kunnen bieden en onze landbouwbedrijven te versterken.
Om de ‘verdoken’ armoede op te sporen en hulp te bieden realiseert de vzw Boeren op een kruispunt verdienstelijk werk, dat
ook in de toekomst moet kunnen worden voortgezet.
Algemeen is het van belang dat we onze land- en tuinbouwers
maximaal wapenen om te kunnen opereren in een zich globaliserende markt. Naar de toekomst toe pleiten we dus voor zoveel
mogelijk transparantie in de keten met het oog op de prijsvorming voor de landbouwproducten. We moedigen tevens de oprichting van producentenorganisaties aan, zodat producenten
zich kunnen verenigen om sterker te staan en makkelijker in te
spelen op marktniches. Ook risicobeheersing is van groot belang. Dat kan door meer diversificatie en specialisatie. Tevens
pleiten we voor een betaalbare verzekering tegen rampen en extreme weersomstandigheden. Een eerlijk en flexibel belastingsysteem is noodzakelijk. Daarom ijveren we voor de invoering
van de fiscale carry back en carry forward, zodat inkomensstijgingen en –dalingen beter kunnen worden opgevangen.
7
De steun aan kleinschalige landbouw kan ook een oplossing bieden
voor het prangende probleem van de
verouderende landbouwbevolking. Een
deel van de €7 miljard dat vrijkomt
door het verlagen van het steunplafond moet worden aangewend om de opvolging en de aantrekkelijkheid voor jonge boeren van de landbouwsector te versterken. We willen de inkomensonzekerheid aanpakken en de toegang tot grond
verbeteren.
Ook een heroriëntering van de middelen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) moet deel uitmaken van de oplossing. Want vandaag werkt VLIF tegelijk schaalvergroting en
intensivering in de hand en de overname van bedrijven door
jonge boeren tegen. Bedrijven die dit wensen, zouden rendabel
kunnen blijven of worden zonder de schaal te vergroten, bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden tussen bedrijven nog
meer mogelijk te maken en te stimuleren. Naast het begeleiden
en ondersteunen van de starters is het ook belangrijk om de
overlaters goed te begeleiden.
Bovendien willen we in een aangepaste en moderne opleiding in
de landbouwscholen investeren. Dat houdt in dat er veel meer
aandacht komt voor het verduurzamen van de landbouw als een
meer toekomstgerichte sector.
2
In de eerste plaats moet er een goede economische context worden gecreëerd, zodat boeren opnieuw perspectief krijgen om ‘in de stiel’ te stappen.
We spreken dan concreet over zaken als
transparante prijsvorming, instrumenten om risico’s te beheersen zoals een noodweerverzekering,
maar ook het creëren van rechtszekerheid, een doorgedreven
administratieve vereenvoudiging, een aangepaste fiscaliteit
(carry back en carry forward)…. Om kort te gaan: de boerenstiel
opnieuw aantrekkelijker maken.
Specifiek naar jongeren toe pleiten we voor een nieuw actieplan
om de middelen, verkregen via het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, aangevuld met de Vlaamse middelen ter
zake, zo efficiënt mogelijk te besteden naar de doelgroep toe. We
moeten daarbij rekening houden met de beperkingen die de Europese wetgeving oplegt. Zo kunnen bijvoorbeeld pensioenboeren niet uitgesloten worden van steun. Het komt er dus op aan
7
Voor sp.a moeten de Europese mid12 delen
ter ondersteuning van de
landbouwsector meer dan ooit ten goede komen aan die bedrijven die ze echt
nodig hebben. Bedrijven in moeilijkheden zijn voor ons hierbij
prioritair.
We willen landbouwers meer inko13 menszekerheid
geven. Dat kan door
hen een correcte prijs te geven voor hun
producten. Goede afspraken tussen de
landbouworganisaties, de distributiesector en de voedingsindustrie moeten daarvoor zorgen. Ook het belang van producentenorganisaties, het versterken van de onderlinge samenwerking en het werken met lokale kwaliteitslabels mag niet worden
onderschat. Onderlinge afstemming van bedrijven schept extra
potentieel, bijvoorbeeld op het vlak van energie-efficiëntie.
gezien blijft het inkomen
15 inGlobaal
de land- en tuinbouw achter
t.a.v. de andere sociaal-economische
groepen in onze samenleving. Dit fenomeen doet zich niet alleen in Vlaanderen voor, maar is een algemeen voorkomend fenomeen ook in de
rest van Europa en in de wereld. Het is eigen aan de land- en
tuinbouwsector, een sector met zeer veel risico’s en met doorgaans weinig marktmacht voor de zeer vele producenten in vergelijking met de andere spelers in de keten.
Er zijn diverse strategieën mogelijk om aan deze situatie te verhelpen: samenwerking tussen producenten o.a. via coöperaties
zowel op het vlak van aankopen als afzet en verwerking; zelf
commercialiseren en vermarkten van de eigen producten waardoor de toegevoegde waarde meer op het bedrijf zelf kan blijven;
aan risicospreiding doen; verzekeringssystemen inzetten; schaalvergroting realiseren om de kostenstructuur aan te passen…
Voor bedrijven die in de problemen (dreigen te) komen, heeft de
overheid samen met een aantal stakeholders Boeren op een Kruispunt opgericht, een organisatie die dergelijke bedrijven op een
zeer praktische en doelgerichte manier met raad en daad bijstaat.
om faciliteiten ten gunste van jonge boeren te creëren binnen de
wettelijk toegestane contouren.
Een succesvolle bedrijfsoverdracht
12 vraagt
veel voorbereiding en begeleiding. Die liggen vaak buiten het bereik van (kleine) zelfstandigen. Anderzijds mikken aspirant- ondernemers te
weinig op de overname van een bestaande (landbouw)onderneming. Sp.a wil hierop inspelen door in te zetten op een transparante overnamemarkt ondersteund door eenvoudige regels en
sterkere begeleiding van nieuwkomers.
De landbouw moet voluit gaan
13 voor
innovatie en kwaliteit, zowel
in producten als processen. Landbouwbedrijven, ook kleinere, overleven het
best door te specialiseren of net te diversifiëren. Professionalisering maakt nieuwe investeringen
meer rendabel. Diversifiëring biedt dan weer meer inkomenszekerheid voor vooral de kleinere landbouwbedrijven. Daarnaast
is investeringssteun voor startende, jonge landbouwers een goede stap vooruit, zoals recent in het nieuwe Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid werd opgenomen.
In het vernieuwde Europees land15 bouwbeleid
zijn er een aantal mogelijkheden om jongeren te ondersteunen: de jongerenpremie en de steun bij
overname. Vlaanderen heeft hier deze
legislatuur maximaal op ingespeeld (VLIF, melkquotareglementering, toebedeling reserves MTR, ..), en dient dat te blijven
doen.
Anderzijds is een goede opleiding en vorming noodzakelijk om
jongeren met kennis van zaken in het beroep te laten stappen.
De naschoolse vorming en de bedrijfsadviesdiensten zijn wat dit
betreft interessante instrumenten.
Om een voldoende verjonging mogelijk te maken moet verder
gewerkt worden aan het imago van de sector. Een sector met
een aantrekkelijk imago trekt jongeren aan.
23
Vraag 1
In maart vorig jaar was
het vijftig jaar geleden
dat de ‘wet ertoe strekkende de rendabiliteit in
de landbouw op te voeren en zijn gelijkwaardigheid met andere sectoren te bevorderen’, de
zogenaamde pariteitswet, werd uitgevaardigd.
Intussen stellen we vast
dat het landbouwinkomen in ons land zich nog
steeds ver beneden dit
van de andere sociaaleconomische groepen in
de samenleving bevindt.
Studies wijzen ook uit
dat er in de landbouw
zeer veel ‘verdoken’ armoede bestaat. Wat kan
volgens uw partij gedaan worden om aan die
beide situaties te verhelpen?
Vraag 2
Eén van de problemen
waar de landbouw mee
kampt, is de veroudering
van de landbouwbevolking en het gebrek aan
nieuwkomers. Wat kan
volgens uw partij gedaan worden om het beroep van landbouwer
opnieuw aantrekkelijker
te maken en om de overname van bedrijven
door jongeren te vergemakkelijken?
VERKIEZINGEN 2014
24
Vraag 3
2014 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Jaar van de
Familiale Landbouw.
Anderzijds is er de
voortdurende schaalvergroting in de landbouw
en de daardoor alsmaar
stijgende kapitaalsbehoefte voor die familiale
bedrijven, die bovendien
met steeds grotere risico’s van prijsvolatiliteit
te maken krijgen. Welke
(fiscale of andere) maatregelen kunnen genomen worden om die problematiek het hoofd te
bieden?
Kleinschalige landbouw wordt behalve in ecologisch ook in sociaaleconomisch opzicht meer en meer onleefbaar in Europa. Enerzijds is de
afzetmarkt vandaag in handen van een
heel beperkt aantal (en dus ook sterk geconsolideerde) distributiebedrijven en retailers, anderzijds hangen boeren af van sterk
geïntegreerde en geconsolideerde zaad- en chemische toeleveringsbedrijven. Boeren moeten terug eerlijke prijzen kunnen
verdienen voor hun producten. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet de trustwetgeving aanpassen, zodat
machtsblokken in zowel de toeleveringssector als in de afzetmarkt worden gebroken. Bovendien moet het GLB stimulansen
(subsidies) inbouwen voor boerencoöperaties en voor de lokale
verwerking, distributie en commercialisering van de landbouwproductie door boerenmarkten en hoeveverkoop. Het nodige
budget wordt vrijgemaakt door het steunplafond, dat in 2013
werd verlaagd tot € 300.000 per bedrijf, verder te verlagen tot €
100.000 per bedrijf, wat € 7 miljard uit het GLB-budget zou
kunnen vrijmaken.
Met het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) beschikte
de minister van Landbouw over ruim 300 miljoen euro aan publieke middelen om duurzame investeringen in landbouwbedrijven te stimuleren, maar vandaag werkt VLIF tegelijk schaalvergroting en intensivering in de hand. Bedrijven die dit
wensen, zouden rendabel kunnen blijven of worden zonder de
schaal te vergroten, bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden tussen bedrijven nog meer mogelijk te maken en te stimuleren. Naast samenwerking zijn verbreding, diversificatie en biolandbouw mogelijke alternatieve strategieën.
2
In Vlaanderen is familiale landbouw de meest courante vorm van
bedrijfsuitbating. Heel wat van de huidige steunmaatregelen in het kader van
pijler 1 en het Plattelandsbeleid zijn nu
al toegespitst op deze bedrijven. Schaalvergroting betekent niet
dat de landbouw niet langer familiaal kan zijn. Het is wel een
reden om voor deze bedrijven de toegang tot investeringen te
waarborgen en innovatie, maar ook diversificatie te ondersteunen. Om hun inkomen te helpen verzekeren zijn we voorstander
van verdere ontwikkeling van de korte keten en de versterking
van de positie op de markt door samenwerking via collectief
onderhalen in de vorm van producentenorganisaties e.d..
Daarnaast is het van belang dat er een klimaat wordt gecreëerd dat gericht is op de specifieke kenmerken van familiale
landbouw: veerkracht, familiepatrimoniumbenadering en
overdracht van gronden, dominante familiale arbeid en een degelijke beheersaanpak. Het hervormde GLB zet nog explicieter
in op de kleinere, familiale landbouwbedrijven door het invoe-
7
Vraag 4
Ruimte voor landbouw is
één van de eisen die door
landbouworganisaties
worden naar voor geschoven. Door een vorige
Vlaamse regering werd de
belofte gedaan om 750.000
ha grond voor landbouwdoeleinden vast te leggen.
Intussen zijn we vele jaren
verder en is die vastlegging
nog niet volledig gebeurd.
Bovendien zien we herhaaldelijk dat landbouwgronden worden ingepalmd voor andere
doelstellingen, zoals bv.
milieucompensatie voor
infrastructuurwerken, e.d.
(Schelde-Seineproject,
Zwin, Haven van Antwerpen). Wat wil uw partij
doen om het proces van afbakening van landbouwgronden in de toekomst te
versnellen en aldus meer
rechtszekerheid aan de
boeren te verschaffen?
We willen de AGNAS-procedure in
het buitengebied versnellen om tot
meer rechtszekerheid te komen door
herbevestiging van agrarische gebieden
en door aanduiding van de groene bestemmingen. We hebben nooit de 750.000 ha in vraag gesteld.
En die zijn er ook vandaag, maar meer dan 70.000 ha daarvan is
in oneigenlijk gebruik: verpaarding, vertuining en zonevreemde
gebouwen zijn daar de oorzaak van.
De beperkte beschikbaarheid van grond is dus een knelpunt voor
de actieve (bio)boer. We zetten op verschillende pistes in om de
toegang tot grond te faciliteren en de huidige vruchtbare landbouwgronden maximaal te beschermen. Industriële glastuinbouw, bio- industriële “megastallen” en mestverwerking verwijzen we naar industriezones en bedrijventerreinen. Zelfs in de
steden op daken van parkings of supermarkten is industriële
glastuinbouw mogelijk. De mogelijkheden tot vrijstelling van
vergunningsplicht in het kader van de paardenhouderij willen
we afschaffen. Op die manier dienen aanvragen binnen landbouwbestemming afgetoetst te worden via een ruimtelijke afweging. In ruimtelijke uitvoeringsplannen willen we het aspect
“grondgebonden landbouw” laten doorwegen om landbouwgronden te beschermen bij overdracht van een landbouwbedrijf. De
bestaande pachtwet laat niet toe om milieuvoorwaarden op te
stellen bij het verpachten van grond. Door milieuvoorwaarden op
te nemen kan de toegang tot grond voor (bio)boeren verbeterd
worden. Waardevolle landbouwgronden moeten ook via ruimtelijke plannen bescherming krijgen door ecosysteemdiensten in
die plannen mee op te nemen. In natuurgebieden stimuleren we
beheerslandbouw, bijvoorbeeld begrazingsprojecten.
2
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
ren van een maximumgrens voor rechtstreekse inkomenssteun
ten nadele van de grootste bedrijven. Daarnaast wordt ook de
definitie van ‘actieve landbouwer’ verengd, zodat de middelen
meer bij de échte boeren terechtkomen. Voor landbouwers in
nood levert de vzw Boeren op een Kruispunt verdienstelijk
werk, maar voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn we
ook voorstander van goede systemen voor bedrijfsadvies en
faillissementspreventie.
Schaalvergroting gaat gepaard met
12 uitdagingen
(kapitaalbehoefte, ecologische gevolgen van te monotone
teelt), maar kan ook antwoorden bieden
voor de grote prijsvolatiliteit omdat risico’s sterker gespreid kunnen worden. Aangezien de sociaaleconomische leefbaarheid van de landbouwsector in hoge mate
afhangt van de (vaak onvoorspelbare) wereldmarkt wil sp.a in
de eerste plaats die bedrijven ondersteunen die hier slachtoffer
van zijn. Klimaatverandering zal onvoorspelbare voedselprijzen
alleen maar in de hand werken, dus heeft ook (en misschien zelf
in de eerste plaats) de landbouwsector baat bij een sterk klimaatbeleid.
Door goede (keten)afspraken tus13 sen
de landbouworganisaties, de
distributiesector en de voedingsindustrie kunnen landbouwers een correcte
prijs krijgen voor hun producten. We leggen de nadruk op een
correcte producentenprijs met redelijke marges.
Ook de biologische landbouw heeft economisch potentieel. Meer
onderzoek en ontwikkeling (onder meer op het vlak van agroecologie) kan de productieprocessen optimaliseren. Promotiecampagnes door en met de sector kunnen het marktaandeel vergroten en zo de sector meer zelfredzaam maken.
Meer algemeen legt de N-VA ook een totaalplan op tafel, Plan V.
Daarmee zorgen we ervoor dat er na de verkiezingen een sociaal-economisch herstelbeleid gevoerd wordt vanaf dag één.
Via het Vlaams Landbouwinveste15 ringsfonds
kunnen bedrijven een
beroep doen op investeringsondersteuning en waarborg bij bedrijfsinvesteringen. Er dient een Carry Back Carry Forward systeem ingevoerd te worden in de fiscaliteit. Dit geeft het
voordeel dat bedrijven in conjunctuurgevoelige sectoren als de
landbouw eventuele verliezen zowel naar de toekomst als het
verleden fiscaal kunnen doorrekenen. Dit kan op dit moment enkel naar de toekomst. Ook andere maatregelen (producentenorganisaties, risicobeheer, aangepaste bedrijfsstructuren, ..) kunnen
de crisisbestendigheid van familiale bedrijven verhogen.
Gedurende de afgelopen 5 jaar
7 werd
ca. 2.250 ha van de categorie
‘landbouw’ herbestemd naar de categorie ‘natuur’. Vaak wordt dus onterecht
de indruk gewekt dat deze herbestemming nogal massaal is.
De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen (RSV) zijn verankerd bij decreet van 25 februari
2011. Daarin is opgenomen dat ‘de oppervlakte van de bestemmingscategorie ‘landbouw’ 750.000 ha zal bedragen, bestemd
voor de beroepslandbouw’. Vandaag is er op de bestemmingsplannen ca. 787.000 ha binnen de bestemmingscategorie ‘landbouw’ voorzien, of 37.000 ha meer dan voorzien. We mogen dit
begrip overigens niet verwarren met het areaal cultuurgrond,
dat momenteel ongeveer 564.312 ha bedraagt.
Het klopt dat de planningsprocessen rond de afbakening van
de natuurlijke en agrarische structuur nog niet rond zijn. Dat
betreuren we; er moet verder werk gemaakt worden van het
concretiseren van hetgeen decretaal verankerd is.
Het klassieke ruimtelijke beleid waarbij
functies erg strikt gescheiden worden,
moeten we op onze dichtbevolkte lap
grond achter ons laten. Ruimtelijk beleid
moet sterker gebiedsgericht zijn, eerder dan sectorgericht. Gebieden
moeten in coproductie tussen alle stakeholders (landbouw, industrie, middenveld, omwonenden, lokale overheden,…) vorm krijgen
en beheerd worden. Op die manier realiseren we synergieën tussen
natuur en landbouw, landbouw en energie,… en laten we de stellingenoorlog (met bijhorende juridische procedureslagen) achter ons.
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Tegen 2020 moet de biodiversiteit gekeerd zijn. Dat vraagt onder meer een aanhoudende versterking van het Natura 2000
netwerk. Een sterk blauw-groen netwerk in Vlaanderen is zeker
ook in het voordeel van de landbouwsector, aangezien landbouwers als eerste slachtoffers worden van meer extreme weersomstandigheden (wateroverlast, droogte) als gevolg van bv. klimaatverandering. De realisatie van het Natura 2000 netwerk
sluit uiteraard niet uit dat sp.a de nodige landbouwgronden in
Vlaanderen wil en zal beschermen.
De grootste hap uit het landbouw13 gebied
is toe te wijzen aan vertuining en verpaarding van landbouwgrond. Volgens de landbouwaangifte is
630.000 ha in landbouwgebruik, terwijl er volgens het gewestplan zo’n 809.000 ha is. Door de grote gronddruk in Vlaanderen
en de claim van vele stakeholders op het buitengebied is dringend overleg nodig om een uitkomst te bieden in de afbakening
van de landbouwgebieden.
De nieuwe pachtwetgeving moet
inzetten op de beschikbaarheid en
betaalbaarheid van
landbouwgrond voor de actieve
(bio)boer. De bestaande pachtwet laat
bijvoorbeeld niet toe om milieuvoorwaarden op te stellen bij
het verpachten van grond. Door milieuvoorwaarden op te nemen kan de toegang tot grond voor (bio)boeren verbeterd worden.
2
De regionalisering van de pachtwet
moet worden aangegrepen om werk
te maken van een modernisering ervan.
Dit moet het voorwerp uitmaken van
een breed overleg met alle betrokken
partijen om te komen tot een evenwichtige regeling. Vanuit
Open Vld zijn we van mening dat landbouwers de gelegenheid
moeten krijgen om voldoende en betaalbare landbouwgronden
te vinden. Anderzijds mogen grondeigenaars niet afgeschrikt
worden door te strenge of onvoldoende flexibele bepalingen om
hun eigendommen aan landbouwers te verpachten. Dit kan
schaarste en stijgende grondprijzen tot gevolg hebben. Bovendien is niet elke landbouwer vragende partij voor een langdurige pacht. De gemoderniseerde wetgeving moet rekening houden
met de grotere diversiteit binnen de land- en tuinbouw en meer
maatwerk mogelijk maken.
7
Wij willen deze kans zeker aan2 grijpen
om nieuwe initiatieven te
nemen om meer rechten voor dieren in
te voeren. We willen daarover het gesprek aangaan met dierenrechtenorganisaties, maar ook met de landbouwers. Er is wel degelijk
nood aan een onafhankelijk beleid rond dierenrechten. Daarom zou het geen goede zaak zijn als dierenwelzijn onder de
bevoegdheid van de minister van Landbouw valt. Dan dreigen de economische belangen de overhand te krijgen en
wordt één enkele instantie tegelijk rechter en partij. Dierenrechten horen voor ons thuis onder leefmilieu en het moet een
volwaardige bevoegdheid zijn. Eenmaal de materie Vlaamse
bevoegdheid wordt, moet dierenwelzijn dus ook een volwaardige plaats krijgen in de Vlaamse administratie. Strikte controle op de naleving van bestaande en toekomstige regels op
dierenwelzijn in de veeteelt moet verzekerd kunnen worden.
Bovendien is er nood aan een volledig onafhankelijke adviesraad.
Vanzelfsprekend moet op Europees niveau worden gestreefd naar een zo uniform mogelijke reglementering en een
gelijke mate van gestrengheid van de
naleving ervan. Open VLD erkent het
belang van welzijn voor ALLE dieren, maar is van mening dat
het welzijnsbeleid in Vlaanderen op maat van de verschillende
categorieën aangewezen is. Voor nutsdieren bestemd voor consumptie zijn we van oordeel dat ze het best worden toegevoegd
Daarbij zal het ook nuttig zijn om de kaart van de duurzame
landbouw te trekken. Flankerende maatregelen moeten ervoor
zorgen dat de leefbaarheid van de landbouw gegarandeerd blijft.
25
Vraag 4
(Vervolg)
Landbouwgrond moet zoveel mo15 gelijk
gevrijwaard blijven. Met de
verzuchtingen van andere sectoren
moet zo omzichtig mogelijk omgegaan
worden. Dit wil zeggen dat daarbij het
principe van zuinig ruimtegebruik dient gehanteerd te worden.
Binnen de gebieden die vastgelegd worden voor landbouw, moet
de rechtszekerheid van de aanwezige bedrijven gegarandeerd
worden.
Wanneer er dan toch landbouwgrond zou moeten ingenomen
worden om een aantal belangrijke maatschappelijke functies te
realiseren, dient de landbouwsector op een correcte manier te
worden vergoed voor het verlies. Hiervoor zijn o.a. de instrumenten van planschade en gebruikerscompensatie in het leven
geroepen. Ook het nieuwe decreet landinrichting kan hier soelaas bieden.
We moeten onderzoeken hoe we de
pachtwetgeving kunnen moderniseren,
aansluiting kunnen laten vinden bij de
huidige realiteit en de pachter voldoende en blijvend kunnen beschermen.
Er is een historische reden voor het
13 systeem
van de pacht zoals hij vandaag bestaat (voedselveiligheid na WO II
en ten gevolge van de Koude Oorlog).
Hervormingen anno 2014 dringen zich duidelijk op. De herziening van de pachtwet dient erover te waken een evenwicht te vinden tussen de belangen van de eigenaars en die van de pachters.
Nu de pachtwet naar Vlaanderen
15 komt,
kunnen we ervoor zorgen dat
de pachtwet enerzijds genoeg bescherming biedt voor de landbouwer, maar
ook dat de regelingen rond de pachtwet
anderzijds voldoende aantrekkelijk zijn voor de eigenaars om
hun gronden daadwerkelijk te verpachten. Er zal hier naar het
juiste evenwicht moeten gezocht worden.
Een evaluatie van de pachtwet is inderdaad aangewezen, maar
dergelijke evaluatie moet kaderen in een ruimere aanpak van
het probleem ‘grond als onmisbare productiefactor’. Dat betekent dat ook andere mogelijke stimulansen om te verpachten
(zoals o.a. fiscale) mee in overweging genomen moeten worden.
aan de administratie Landbouw, gelet op de eigenheid van de
veehouderij en de noodzaak om regelingen ter zake te implementeren zodat ze economisch haalbaar zijn. Nutsdieren zijn
immers ‘levend kapitaal’, die zorgen voor een toegevoegde waarde van ongeveer 3.4 miljard per jaar (cijfer 2012) in exportgerichte subsectoren die moeten opereren in een geglobaliseerde
markt. Economisch onhaalbare investeringen zullen het dierenwelzijn immers niet vergroten, wel integendeel.
Sp.a is voorstander om de be12 voegdheid
Dierenwelzijn specifiek
aan een minister toe te wijzen en niet te
laten samenvallen met het bevoegdheidsdomein landbouw, opdat belangenconflicten vermeden zouden worden.
Of dierenwelzijn
13 voegdheid
van de
onder de beminister van
Landbouw of een andere minister valt,
is niet de belangrijkste vraag. De focus
moet liggen op het feit dat ook dierenwelzijn een belangrijk beleidsdomein is dat in de volgende Vlaamse regering voldoende
aandacht moet krijgen. Het zal de taak zijn van de minister die
bevoegd is voor Dierenwelzijn om een gezond evenwicht te realiseren tussen dierenwelzijn en andere gerelateerde beleidsdomeinen; tussen ecologische en economische belangen. Het
spreekt voor zich dat landbouw en dierenwelzijn daarbij niet
per definitie tegenstrijdige belangen dienen.
Vraag 5
De pachtwetgeving is
één van de zaken die na
de recente staatshervorming naar de Gewesten
toe komt. Een nieuwe
pachtwetgeving is dus in
de maak. Daarbij zou in
grote mate geknaagd
worden aan de bescherming van de pachter
(gemakkelijker opzeg
door eigenaar, minder
lange pachtduur,,…).
Wat is het standpunt
van uw partij in deze
materie?
Vraag 6
Ook dierenwelzijn stond
de jongste tijd in de belangstelling. Een overheveling naar de gewesten en samenvoeging
met landbouw is een optie die o.m. in middens
van dierenrechtenorganisaties op heel wat tegenstand stuitte. Wat is
het standpunt van uw
partij daaromtrent?
VERKIEZINGEN 2014
26
Vraag 6
(Vervolg)
Vraag 7
Genetische gewijzigde
gewassen haalden de
voorbije maanden herhaaldelijk de media. In
Wetteren werd een
proefveld ggo-aardappelen vernield. Het
Brussels Hoofdstedelijk
Gewest wil een ggovrije zone worden. Op
Europees niveau kan
ons land geen standpunt
innemen omwille van
het feit dat Vlaanderen
en Wallonië geen eensgezindheid kunnen bereiken. En ook tussen de
EU-lidstaten zijn de
standpunten op dat vlak
zeer verschillend. Intussen blijft de oppervlakte
ggo-gewassen wereldwijd groeien, waarbij
Europese en dus ook
Belgische landbouwers
de boot dreigen te missen. Welk standpunt
moet volgens uw partij
hier ingenomen worden?
LANDBOUWLEVEN 9/05/2014
Wij willen een daadkrachtig dierenwelzijnsbeleid voeren op Vlaams niveau. Vooral omtrent de handhaving
moet een tand bij worden gestoken. Op
Vlaams niveau is het beleidsdomein
landbouw het enige dat in het verleden reeds heel wat expertise
heeft opgebouwd, ook inzake onderzoek en dat bovendien een
controlenetwerk heeft bij de landbouwers dat garanties biedt
voor een snelle en adequate controle-aanpak vanaf 1 juli 2014 ,
het moment dat de dierenwelzijnsbevoegdheid naar de gewesten wordt overgeheveld.
We moeten zeker uit de stellingenoorlog raken. Graag gaan we het
maatschappelijke debat aan, maar dan
moeten we ook de juiste argumenten
gebruiken. ggo’s voorstellen als middel
om de wereldhonger te verhelpen, om de landbouwproductie te
verbeteren en pesticidegebruik te verminderen, is in ieder geval
niet correct. De meeste ggo’s worden ingezet als biobrandstoffen
of veevoeder en zullen dus de honger niet verhelpen. Indien ze
op de lange duur niet veilig blijken te zijn, dan zullen de gevolgen dramatisch zijn. Ggo’s zullen in dit geval meteen onze ganse
wereldvoedselvoorziening en ecosystemen bedreigen.
Groen vindt dat wat voeding betreft geen andere principes
moeten gehanteerd worden dan in de farma of de geneeskunde
wat biotechnologie betreft. De risico’s verbonden aan het opnemen van pesticiden of andere hormoonverstorende stoffen
via de voeding moeten ook zeker meegenomen worden in de
beoordeling.
Groen is dan ook voorstander van een strikt ggo-beleid. Maar
dat mag dan niet alleen betrekking hebben op de Europese
productie maar moet betrekking hebben op alle producten die
verkocht zullen worden op de Europese markt. Bovendien
heeft kwaliteitsvol voedsel ook zijn prijs en daarvoor willen we
de boeren dan ook eerlijk vergoeden. Europa moet via GLB
haar verantwoordelijkheid opnemen. Alleen labelen is niet voldoende.
Activiteiten met ggo’s mogen immers enkel worden uitgevoerd
na een diepgaande risicoanalyse die de veiligheid van het ggo
onderbouwt en na expliciete toelating van de bevoegde overheden. Bovendien is het niet mogelijk om alle ggo’s over een kam
te scheren.
2
Voor Open Vld is vrijheid van denken essentieel. In onze Toekomstverklaring wordt een lans gebroken om het
onderzoek inzake ggo’s niet te belemmeren. Het Vlaams Instituut voor Biotechnologie verricht inzake ggo-onderzoek zeer verdienstelijk
werk en moet daar alle kansen voor krijgen.
Wat het ggo-beleid zelf betreft, nemen we conform het voorzorgbeginsel, waarrond de, wetgeving is gebouwd, een strenge,
maar constructieve houding aan. We zijn voorstander van
nauwgezette en strenge controles, maar veroordelen elke vorm
van bewuste desinformatie. We willen niet dat dit debat op basis van dogma’s, leugens of halve waarheden gevoerd wordt,
maar wel op basis van harde feiten. Dat kan inderdaad het best
op Europees niveau vorm krijgen, waar men op zijn beurt niet
blind kan zijn voor ontwikkelingen elders in de wereld. Vlaanderen uitroepen tot ggo-vrije zone is voor Open Vld geen optie.
Gezien de grote onzekerheden die
12 gepaard
gaan met de toepassing
van ggo’s in de voedselproductie (gevolgen voor milieu, gezondheid, biodiversiteit, sociaal-economische effecten voor
landbouwers die afhankelijk zijn van patenten) wil sp.a de traditionele terughoudendheid van Europa handhaven. Sp.a is ervan overtuigd dat deze unieke positie van de Europese landbouw op de wereldmarkt een troef kan betekenen voor de
landbouw en voedingsindustrie
De N-VA wil wetenschappelijk on13 derzoek
naar genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) verder toelaten onder bepaalde voorwaarden, en
stelt hierbij de keuzevrijheid en informatie van de landbouwers
en consumenten voorop. Het zo klein mogelijk maken van risico’s in het kader van niet-ggo teelten is voor de N-VA een belangrijk aandachtspunt.
7
De ggo-techniek is een techniek
15 die
mits inachtname van de nodige
voorzorgsmaatregelen, interessante toepassingen kent in de land- en tuinbouw.
Zo zou het bv. zeer interessant zijn om
een phytopthora-resistente aardappel te kunnen telen. Dit zou
een aanzienlijke milieuwinst betekenen. We mogen deze mogelijkheden voor belangrijke milieuwinsten niet veronachtzamen.
Ggo-gewassen die veilig zijn bevonden door de controlerende
instanties en op Europees niveau erkend zijn, zouden moeten
geïntroduceerd kunnen worden.
Vlaanderen als bakermat van de ggo-techniek in planten, heeft
een reputatie op het vlak van ggo-gewassen technologie. Wij
moeten blijven investeren in dit onderzoek dat ook zorgt voor
een belangrijke bron van tewerkstelling.
VERKIEZINGEN 2014
26
Vraag 8
Een ander hot item op
dit ogenblik is dit van
de klimaatsverandering,
waar de landbouwsector
zowel slachtoffer als
deel van de oplossing
kan zijn. Wat kan of
moet er volgens uw partij gedaan worden om de
gevolgen van de opwarming van de aarde te beperken? En welke rol
moet de landbouw daarin spelen?
Volgens Groen is er nood aan een
transitieplan voor de klimaatschadelijke veehouderij. Dit plan bevat
concrete stappen, timing en middelen
om de overgang naar een dieren- en klimaatvriendelijke veehouderij te realiseren. Landbouwers die van industriële veehouderij de overgang maken naar grondgebonden landbouw verdienen extra steun. Landbouwers die door de inrichting van
veen- of graslanden, door bebossing, door de teelt van energiegewassen of door bodemverbetering voor natuurlijke CO2-opslag zorgen ook. Boeren die omschakelen van productie met hoge uitstoot van broeikasgassen en landgebruik naar lage
uitstoot van broeikasgassen en laag landgebruik hebben recht
op inkomenssteun. Maar ook de consument moeten we hierin
betrekken. Daarom willen we een programma lanceren ter bevordering van meer plantaardige consumptie. Om de consumenten bewust te maken van het belang van lokale/regionale en seizoensgebonden voedsel en om korteketenlandbouw en
-voedselproductie te stimuleren, stellen we een officieel overheidslabel voor dat lokale, seizoensgebonden producten certificeert op basis van duidelijke sociale, ecologische en gezondheidscriteria.
2
Het zou intellectueel oneerlijk zijn
te doen alsof de land- en tuinbouw
nog geen inspanningen heeft geleverd
op het vlak van verduurzaming. Het is
immers een proces van lange adem en
volgehouden inspanningen. Onze landbouwbedrijven worden
daarom vandaag al geconfronteerd met strenge milieu-eisen. Ze
zorgen via geïntegreerde teelt- en kweekprocessen voor een belangrijke bijdrage op dat vlak. Uit het onderzoek van Carbon
Footprint merken we bijvoorbeeld dat de Vlaamse melkveehouderij een veel kleinere voetafdruk heeft dan die in andere landen. Er is sinds 2010 ook het actieplan voor alternatieve eiwitten waardoor de invoer van soja wordt beperkt. Zelfs
bio-energie moet voldoen aan duurzaamheidscriteria die zijn
vastgelegd via Europese richtlijnen. De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zet sterk in op verdere vergroening en verduurzaming van onze land- en tuinbouw. In zoverre dit gebeurt via een flexibele vergroening die aan de regio’s
7
Vraag 9
Kan of moet de landbouw een rol spelen in
de productie van hernieuwbare energie? Zo
ja, hoe ziet u die rol?
Ja. Het Vlaamse landbouwgebied
biedt kansen voor energieopwekking: recuperatie van reststromen,
warmtekrachtkoppeling, zon- en windenergie. We zijn voorstander van het model van de energielandschappen. Voor windmolens pleiten we voor een nieuw regelgevend kader om te komen tot een zorgvuldige en democratische
planning en inplanting van windmolens op het land. De participatie van burgers en dus ook boeren in windenergie krijgt een
centrale plaats. Er komt een heldere visie over het locatiebeleid
van windprojecten, waarbij aandacht gaat naar verschillende
vormen van windlandschappen en rekening wordt gehouden
met energetische, milieutechnische, ecologische, ruimtelijke en
economische aspecten. Op basis van deze principes en de voorziene doelstellingen wordt een participatief planningsproces op
provincieniveau voorzien om aan te duiden waar windmolens
kunnen geplaatst worden en waar niet. De gemeentes vertalen
deze plannen in een gemeentelijk windplan. De provincies bieden de zones voor de uitbating van windenergie gefaseerd aan
na het doorlopen van een plan-MER procedure. De helft van de
windenergie wordt opengesteld voor de rechtstreekse participatie van de lokale gemeenschap (burgers, lokale overheid, bedrijven, boeren inbegrepen). Er wordt een standaard billijke vergoeding gehanteerd voor de vergoeding van de grondeigenaar.
Op deze manier wordt er een halt toegeroepen aan de windrush
en kunnen burgers mee genieten van de baten.
2
Landbouw moet vanuit bedrijfseconomisch perspectief worden
aangemoedigd zo energiezuinig mogelijk te produceren en hernieuwbare
energiebronnen daarvoor in te zetten.
Daarnaast kan er gezocht worden naar synergieën tussen landbouw en hernieuwbare energie. We denken bijvoorbeeld aan de
mestproblematiek.
Ten derde is er het geladen debat over bio-energie dat veel emoties oproept. Het is van belang om dit debat op basis van correcte informatie en rationele argumenten te voeren. Het spreekt
7
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
ruimte laat voor de keuze en invulling van de vergroeningsmaatregelen, steunt Open Vld deze beleidsoptie. Daarnaast is
het evident dat er systematisch verder gewerkt wordt aan de
verduurzaming van de landbouw in al zijn facetten, bijvoorbeeld ook via de verdere uitbouw van de korte keten, het verminderen van het gebruik van antibiotica, een rationeel gebruik
van pesticiden e.d..
Prioritair zal de landbouwsector
12 moeten
inzetten op de afbouw van
natuurlijke hulpbronnen zoals fossiele
brandstoffen. De ondersteuningsmiddelen van het VLIF moeten dan ook maximaal deze doelstelling
nastreven.
Omdat voorkomen beter is dan ge13 nezen,
streven we in de eerste plaats
naar de ontwikkeling van technologieën
die de uitstoot van broeikasgassen helpen verminderen. De technologieën ontwikkelen we prioritair
intern in Vlaanderen.
Het preventieprincipe trekken we door naar het afvalbeleid.
Niet alleen belast inzamelen en recycleren het milieu minder
dan het ontginnen van nieuwe grondstoffen, het vermindert ook
onze afhankelijkheid van het buitenland. Daarnaast wil de NVA meer inzetten op adaptatie aan klimaatverandering (bv. versterkte kustverdediging, betere waterinfiltratie).
De landbouwsector zal zowel in het beperken van onze uitstoot
van broeikasgassen als bij bv. het verbeteren van waterinfiltratie haar steentje kunnen bijdragen.
Een duurzamere landbouw is het
15 antwoord
op de klimaatuitdaging.
Het nieuwe Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III) dat is ingediend bij de Europese Commissie bevat tal van maatregelen om een duurzamere landbouw in
Vlaanderen tot stand te brengen. Wat emissies betreft zijn er
nog een aantal kennishiaten die door extra inspanningen in het
onderzoek moeten aangepakt worden.
voor zich dat voedselproductie de eerste taak van de landbouw
blijft en bio-energie slechts een beperkt aandeel kan omvatten
van de totale landbouwproductie. Dat is trouwens vandaag al
het geval in Europa; in 2013 werd ongeveer 3.5% of 9.5 miljoen
ton van de totale graanproductie gebruikt voor bio-ethanolproductie.
Last but not least kan de landbouw een belangrijke rol spelen
in de vraag naar meer duurzaamheid. Concreet denken we dan
aan de productie van plantaardige eiwitten en oliën ter vervanging van ingevoerde eiwitten. Hiermee wordt de ecologische
voetafdruk gevoelig verminderd.
Tegen 2050 wil sp.a dat Vlaanderen
12 80-95%
minder CO2-uitstoot. Dat
ook de landbouwsector zijn steentje zal
moeten bijdragen staat buiten kijf. De
nieuwe Vlaamse regering zal dan ook een langetermijnroutekaart moeten opstellen, die in samenspraak met alle stakeholders de beste paden hiernaartoe uittekent.
De N-VA kiest voor een realistische
13 energiemix
waarbij rationeel omgaan met energie de eerste prioriteit is.
Het is aan ieder landbouwbedrijf zelf
om al dan niet te investeren in een eigen hernieuwbare energieproductie. We willen echter ook samenwerking tussen bedrijven
stimuleren (bv. gezamenlijke energieopwekking).
Hernieuwbare energie heeft wat ons betreft zeker een belangrijke rol in de weg naar een duurzame en milieuvriendelijke energiemix. Volgens de huidige plannen zal onze energiemix in 2020
echter nog steeds voor het overgrote deel uit niet-hernieuwbare
bronnen bestaan.
Investeren in hernieuwbare energie is dus zeker een goede zaak
maar moet op een doordachte en vooral efficiënte manier gebeuren.
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Landbouw kan zeker een rol
15 spelen
in het kader van de her-
landbouwproductie, ook dit dient een belangrijk aandachtspunt
te zijn in het kader van het onderzoek.
nieuwbare energie, maar vooral dan
via de rest- en nevenstromen bij de
Het prijzenobservatorium moet
waken over een correcte producentenprijs en een eerlijke verdeling
van de marges in de agrovoedingsketen. Boeren moeten eerlijke prijzen kunnen verdienen voor
hun producten. Vandaag is de afzetmarkt in handen van een
heel beperkt aantal (en dus ook sterk geconsolideerde) distributiebedrijven en retailers. Groen pleit ervoor dat de Europese Commissie optreedt tegen machtsmisbruik door
voedselmultinationals, supermarktketens en tussenhandelaren. Er worden momenteel ook studies naar mogelijk
machtsmisbruik gedaan door de Europese Commissie. Het
mooist zou zijn als in de hele EU de Britse wetgeving terzake zou worden ingevoerd. Met name de Groceries code adjudicator Bill, waarbij een ombudsman met bevoegdheden
kan bemiddelen en optreden bij geschillen tussen boeren en
supermarkten.
Tegelijkertijd moet er meer ruimte komen voor afspraken
tussen producenten, supermarkten en georganiseerde consumenten. Ook hier lopen op Europees niveau velerlei overlegprocedures, met name via onder meer het Platform on
B2B Contractual Practices. Concreet zou het GLB stimulansen (subsidies) moeten voorzien voor boerencoöperaties
en de lokale verwerking, distributie en commercialisering
van de landbouwproductie door boerenmarkten en hoeveverkoop. Ook pioniers van korte ketens, voedselcoöperatieven en biomarkten waar lokale landbouwers hun producten
aan een eerlijke prijs aan de man kunnen brengen, verdienen steun.
2
We moeten streven naar een zo
groot mogelijke transparantie op de
markt inzake prijsvorming. Daarnaast
moet elke landbouwer kunnen kiezen
welke formule van zaken doen het best
bij zijn of haar zaak past (afzet via veiling, contractteelt, zelfvermarkting, termijnmarkten…). De verdere ontwikkeling van
de korte keten kan leiden tot hogere opbrengsten voor het eindproduct. Landbouwers en tuinders moeten zich eveneens kunnen groeperen om zwaarder te kunnen wegen tijdens prijson-
27
Vraag 9
(Vervolg)
derhandelingen, onder meer via de oprichting van producentenorganisaties. Het is tevens van belang dat landbouwers en tuinders een goed zicht hebben op de ontwikkelingen binnen hun
sector, zodat ze goed kunnen inschatten welke producten (te)
veel of (te) weinig zullen worden geteeld om daarop hun productie gedeeltelijk af te stemmen. Ook kiezen voor een combinatie van traditionele en biolandbouw of het gedeeltelijk kiezen
voor nichemarkten, zoals geitenmelk waar er momenteel een
tekort van is, kunnen leiden tot betere prijszetting van producten. Ook blijvende innovatie en keuze voor kwaliteitsproducten,
evenals de verdere ontwikkeling van streekproducten kan financieel gunstige resultaten opleveren.
Vraag 10
Landbouw is vaak de
zwakste schakel in de
voedselketen. Wat kan of
moet gedaan worden om
die positie te versterken
en aldus een faire prijsvorming voor de landbouwproducten te garanderen?
Sp.a streeft naar faire en transpa12 rante
prijsvorming in de volledige
voedselketen. Dit doen we door controles op de eerlijke verdeling van winstmarges in de verschillende schakels van de keten en het faciliteren van een versterkt ketenoverleg dat zelf in staat is de nodige
afspraken tussen de spelers te maken.
Zoals reeds aangehaald bij vraag 3
13 kan
men via goede (keten)afspraken
tussen de landbouworganisaties, de distributiesector en de voedingsindustrie
komen tot een correcte productprijs.
7
Samenwerking tussen landbou15 wers
onder meer in producentenorganisaties of coöperaties of eigen verwerking en vermarkting van producten
kan een strategie zijn. Daarnaast zijn
faire handelsrelaties binnen de agrovoedingsketen zeer belangrijk. Een versterkte werking van het ketenoverleg kan hier soelaas bieden.
$@$BR40197600-208.90M-90.99M@$@
BR40197600
VERKIEZINGEN 2014
28
Vraag 11
Tal van landbouwproducten, zoals bv. vlees,
staan onder druk omwille van gezondheidsen/of milieueffecten.
Hoe ziet uw partij de
plaats van de landbouwproducten in een gezonde voeding en wat kan
of moet gedaan worden
om de consument daarvan te overtuigen?
Bioboeren tonen al dat landbouw
zonder pesticiden en kunstmest
kan. Dat is goed voor de gezondheid,
goed voor het milieu en goed voor de
boer die terug een eerlijk prijs krijgt voor kwaliteitsvolle producten. Invoer van te goedkope of weinig kwalitatieve producten willen we afremmen. Maar duurzame productie vraagt inderdaad duurzame consumptie. Daarom moet het beleid ook
aan consumentenzijde inzetten.
We willen de consument sensibiliseren voor de gezondheids- en
milieu-impact van zijn voedingsconsumptie. Een keurmerk
‘korte keten’ kan wel seizoen- en streekproducten onder de aandacht brengen en promoten.
Algemeen gesproken kunnen labels en keurmerken dus een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat consumenten keuzes kunnen maken op basis van duurzaamheidskenmerken.
Voedseletiketten moeten duidelijke informatie bevatten over de
herkomst, productiewijze, milieubelasting en gezondheidsaspecten van voedselproducten. Producten moeten dan wel op basis van duidelijke sociale, ecologische en gezondheidscriteria
worden gecertificeerd. Maar we willen ook dat gezonde voeding
goedkoper wordt. Ongezonde voeding verhoogt het risico op
hart- en vaatziekten, de belangrijkste doodsoorzaak in Vlaanderen. Gezonde producten zijn nochtans niet goedkoop, en dus
niet vanzelfsprekend voor mensen met een lager inkomen. Gezonde en duurzame voeding kan daarentegen goedkoper gemaakt worden door toepassing van bijvoorbeeld een verlaagd
btw-tarief.
2
Open VLD is van mening dat vooral
gezonde voeding en een gezond eetpatroon moeten worden gepromoot. Dat
impliceert de zorg voor de productie
van kwalitatief en veilig voedsel, een
taak waarvan onze Vlaamse boeren zich met verve kwijten.
Wie wil kiezen voor vegetarische maaltijden moet dat in volle
vrijheid kunnen doen, maar wie kiest voor vleesmaaltijden mag
daarop niet beoordeeld worden. Het is intussen duidelijk dat
vleesmatiging goed is voor eenieders gezondheid én voor het
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
milieu, maar ‘matiging’ betekent niet hetzelfde als aanzetten to
vegetarisme. Goed en gevarieerd eten daarentegen, daar kom
het op aan.
Het is aan de VLAM om in overleg met de betrokken landbouw
subsectoren een verantwoord promotiebeleid voor onze land- en
tuinbouwproducten te voeren. Vanuit Volksgezondheid kan via
campagnes en brochures de nodige informatie over gezond eten
worden bezorgd. Correcte informatie is een must, tendentieuze
of foutieve berichtgeving daarentegen moet ten stelligste wor
den vermeden.
12 Voldoende sensibilisering.
We willen de consumenten blijven
13 stimuleren
om te kiezen voor seizoensgroenten en landbouwproducten
uit eigen streek. Niet alleen wordt zo
een aanzienlijke milieubijdrage geleverd door de transportimpact te beperken, het stimuleert ook de lokale economie.
Daarnaast verplicht de Europese Unie ons om de milieudruk
ten gevolge van de grote veestapel aan te pakken. Hier kunnen
we niet onderuit. Een boete – en dus nodeloze kosten – oplopen
zoals recent met de niet-tijdige uitvoering van de afvalwaterzuivering voor stedelijke gebieden, moet vermeden worden.
7
Vraag 12
Land- en tuinbouw vormen in Vlaanderen, samen met de agrovoedingsindustrie, een
belangrijke economische
sector, zowel op gebied
van tewerkstelling als
naar handelsbalans toe.
Wat kan of moet volgens
uw partij gedaan worden om die positie te
consolideren of zelfs nog
te versterken?
Groen wil de toekomst van de
landbouw sterk garanderen. In
ons land moet er altijd landbouwproductie blijven, want de korteketen is
belangrijk en de tewerkstelling van al deze tienduizenden
mensen ook. Tegelijk willen we een landbouw die de ecologische grenzen respecteert. Daardoor wordt landbouw ook
minder afhankelijk van volatiliteit van prijzen voor input.
Een duurzame Vlaamse veehouderij is gebaseerd op lokale
voederwinning en nevenstromen van menselijke voeding,
waardoor de nodige importen dus verminderen. Er moet onderzoek komen om na te gaan hoeveel dierlijke productie
haalbaar is op basis van die nevenstromen en de aanwezige
graslanden.
2
We verwijzen naar antwoorden op
andere vragen, zoals vraag 2. Fundamenteel gelden voor de landbouwsector in de brede zin van het woord
immers dezelfde wetten als voor de
andere bedrijven: er moet een ondernemersvriendelijk klimaat worden geschapen en ingezet worden op lastenverlaging. Vanzelfsprekend gelden voor landbouw specifieke randvoorwaarden, gelet op het familiale karakter van de
bedrijven, de tendens naar schaalvergroting en de zeer karakteristieke productievoorwaarden. Landbouwers hebben
weinig of geen vat op de prijzen van gronden en grondstoffen
en ze kunnen extra kosten niet doorrekenen in hun eindproduct. Daarnaast worden ze geconfronteerd met risicofactoren, zoals het weer, waarop ze ook al geen vat hebben. Daarenboven verwacht de maatschappij van hen extra taken op
het vlak van milieubeheer en natuurbehoud, dierenwelzijn
7
De VLAM zal blijvend ingezet wor15 den
om te communiceren over onze
kwaliteitsvolle en duurzame producten,
overeenkomstig de aanbevelingen van
de gezondheidsraad.
Daarnaast moet de controle via het FAVV de consument garanties bieden over de kwaliteit van onze producten. De zekerheid
over kwaliteitsvol voedsel moet een troef zijn voor onze export!
e.d.. We erkennen die multifunctionele rol van de landbouwer, maar een maatschappij die extra dingen vraagt aan
landbouwers moet bereid zijn om hen voor dat werk te vergoeden. Landbouwers moeten meer dan ooit échte ondernemers zijn: creatief zoeken naar nieuwe niches, diversificatie,
zelfvermarkting etc.. Goede opleidingen, bijscholingen en
advies zijn dan ook cruciaal.
sp.a streeft naar faire en transpa12 rant
prijsvorming in de volledige
voedselketen. Dit doen we door controles op de eerlijke verdeling van winstmarges in de verschillende schakels van de keten en het faciliteren van een versterkt ketenoverleg dat zelf in staat is de nodige
afspraken tussen de spelers te maken.
De gehele landbouwsector, dus ook
13 de
agrovoedingsindustrie, zal moeten inzetten op innovatie en kwaliteit,
zowel in producten als processen. Een
verdere verduurzaming moet ervoor zorgen dat deze belangrijke
sector ook daadwerkelijk een duurzame toekomst tegemoet
gaat.
De economische positie van de
15 landbouwen agrovoedingssector
zal verder ondersteund worden door inspanningen op het vlak van innovatie
en crisisbestendigheid. Ook moeten inspanningen blijven geleverd worden om onze exportpositie te
vrijwaren en te versterken.
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
VERKIEZINGEN 2014
Door het bestaande strategisch
plan ter bevordering van biologische landbouw uit te breiden en uit te
voeren willen we aansluiting vinden bij
het Europese gemiddelde (5,6%). Het plan heeft nood aan duidelijke kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor de
biologische landbouw.
Biologische landbouwbedrijven leveren een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de biodiversiteit op en rond het
bedrijf. De overheid moet deze bijdragen tot de bescherming
van onze biodiversiteit erkennen en belonen door een aangepast
subsidiebeleid ten gunste van de biologische landbouw. De
gangbare landbouw kan op deze manier ook aangespoord worden om met meer aandacht voor biodiversiteit aan landbouw te
doen. Een omschakelingspremie biedt een bijkomende prikkel.
De overheid staat in voor de controlekosten voor biologische
producten. Het is immers niet billijk dat de boeren met de gezondste producten de hoogste kosten betalen.
Bovendien willen wij dat de sector van biologische land- en tuinbouw op structurele financiële ondersteuning moet kunnen rekenen (bijvoorbeeld voor de producenten, voor vorming en opleiding, voor een kennisnetwerk bio, onderzoek bio en voor
ketenontwikkeling). Projecten zoals het Biogrondfonds die landbouwgrond via een duurzaam en betaalbaar gebruiksrecht ter
beschikking stellen van biologische landbouwprojecten willen
we verder ondersteunen (personeelskosten, startkapitaal). Samen
met de landbouwsector willen we ook initiatieven nemen om het
vormingsaanbod biologische landbouw uit te breiden.
producten het binnenlandse aanbod overtreft. Voor onze landbouwproducenten is dit een opportuniteit om hun bedrijven financieel gezonder te maken. Open VLD steunt daarom het actieplan biolandbouw dat werd uitgevaardigd en hernieuwd. We zouden echter graag
zien dat de combinatie van traditionele en biolandbouw binnen bedrijven meer wordt aangemoedigd en gefaciliteerd. De overgang van
traditionele naar biolandbouw schrikt nog een aantal boeren af.Verder pleiten we voor de ontwikkeling van de korte keten en het uitwerken van een werkbaar concept van stadslandbouw, dat eveneens
een constructieve bijdrage tot het bioverhaal kan leveren.
2
Gezien de grote afstand tussen
12 vraag
en aanbod in ons land en de
positieve milieu-implicaties moet de
biologische landbouw groeien en zeker
het Europese gemiddelde (5,6% van het landbouwareaal) bereiken. Actieve begeleiding en het wegnemen van administratieve
obstakels moet hiertoe bijdragen.
29
Vraag 13
De biologische landbouw blijft in Vlaanderen, ondanks het actieplan van de huidige
regering, nog een zeer
beperkte sector die niet
in staat is aan de vraag
naar biologische producten te voldoen. Wat
kan of moet gedaan
worden om die sector te
stimuleren?
in vraag 3 al werd aangehaald,
13 isZoals
er meer onderzoek en ontwikkeling
(onder meer op het vlak van agro-ecologie) nodig. Daarnaast kunnen promotiecampagnes door en met de sector het marktaandeel vergroten en zo
de sector meer zelfredzaam maken. Er is immers een afzetmarkt
voor bioproducten in Vlaanderen. Dus hebben we er alle belang bij
om de sector te ondersteunen via tijdelijke maatregelen.
We willen opmerken dat Open Vld
biolandbouw beschouwt als complementaire vorm van landbouw naast
de traditionele intensieve en hooggespecialiseerde landbouw, die in Vlaanderen
opereert onder strenge sanitaire, milieu- en kwaliteitseisen en
zijn uiterste best doet om duurzaam te produceren. We produceren in Vlaanderen kwaliteitsproducten die ook zeer veilig zijn.
Gelet op de specifieke context van verstedelijking en versnipperde
open ruimte zijn de opportuniteiten in Vlaanderen een stuk beperkter dan in een land als Oostenrijk. Toch moeten we de biolandbouw
kansen geven, niet in het minst omdat vandaag de vraag naar bio-
7
De biolandbouw kende de voorbije
15 jaren
een uitbreiding, zowel in ha
als in aantal bioboeren. Dit groeiritme
van de afgelopen jaren moet aangehouden worden. Dit kan het best gebeuren
binnen het kader van het strategisch plan biolandbouw. De gestage groei is te verkiezen boven een al te snelle onvoldoende
duurzame groei. Bovenop de instrumenten waartoe de gangbare
landbouw toegang heeft, zijn er in het nieuwe PDPO III specifieke acties opgenomen voor de biolandbouw (oa hectarepremie).
Op dit moment is er een wirwar
van subsidies voor beheersovereenkomsten met milieu-, water- of natuurdoeleinden in het kader van Vlaams en
Europees milieu-, natuur- of plattelandsbeleid. Groen stelt voor
om in de toekomst te kiezen voor één kaderovereenkomst ecologische diensten voor alle landbouwers. Een dergelijke overeenkomst kan ook het best collectief afgesloten worden (met meerdere landbouwers en landgebruikers samen) en voor een heel
gebied. Landbouwers of andere grondeigenaars worden dan
vergoed voor de ecosysteemdiensten die ze leveren aan de samenleving.
richt is de papiermassa te verminderen, maar ook de bestaande
regelgeving maximaal te vereenvoudigen en nieuwe regelgeving zo eenvoudig mogelijk te houden. We zijn voorstander om
aan het begin van de nieuwe legislatuur een ambitieuze, maar
haalbare doelstelling van administratieve vereenvoudiging
voorop te stellen en die aan de hand van jaarlijkse evaluatierapporten op te volgen. Een belangrijk uitgangspunt is dat de
overheidsdiensten maximaal informatie onderling uitwisselen,
zodat ze niet tweemaal dezelfde informatie aan een boer moeten vragen.
Minder papier impliceert dat landbouwers en tuinders vertrouwd geraken met digitale technologie. Als we bijvoorbeeld in
het Landbouwrapport 2012 merken dat 60% van de boeren een
computer gebruikt en het computergebruik daalt met de leeftijd, zijn er nog opportuniteiten om boeren via vorming en opleiding veel papierwerk te besparen. Daarnaast is het evident
dat ze een beroep kunnen doen op diensten die hen bijstaan in
het voldoen van administratieve verplichtingen.
2
Het heeft geen zin om deze problematiek te benaderen vanuit casuïstiek. Administratieve vereenvoudiging
moet integendeel gebaseerd worden op
een algemene benadering die erop ge-
7
Vraag 14
Door de instelling van
het e-loket en de elektronische verzamelaanvraag, en mest- en wateraangifte, werden
belangrijke stappen gezet in de administratieve
vereenvoudiging. Welke
bijkomende stappen zijn
volgens uw partij nog
mogelijk om de administratieve last voor onze
boeren nog verder te
verminderen?
$@$BR40204000-208.90M-71M@$@
Agrobusinesscomplex
BR40204000/LVO-E
BR40204000
VERKIEZINGEN 2014
30
Vraag 14
(Vervolg)
aangiftevrije fiscaliteit
12 enFiscaliteit:
snel beantwoorden van vragen
door de fiscus.
Ruimte: meer integrale benadering van
vergunningsaanvragen. Omgevingsvergunning is hierbij de eerste stap, maar moet verder gaan. Digitalisering van vergunningsaanvragen.
Administratie: verkokering van de Vlaamse administratie actief
doorbreken. 1 project betekent 1 effectbeoordeling en 1 ambtelijk advies.
bestaande vergunningen, zoals
13 deDesociaal-economische
vergunning,
de wegvergunning en de natuurvergunning, kantelen we in de omgevingsver-
Vraag 15
Tegen 2015 moet het
nieuwe GLB geïmplementeerd worden. Het
zal toe gevolg hebben
dat de rechtstreekse inkomenssteun aan de
landbouwers sterk
wordt afgebouwd. Hoe
kan dat volgens uw partij opgevangen worden
om de rendabiliteit van
onze bedrijven niet in
het gedrang te brengen?
Vraag 16
In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt ook heel
wat meer geld gestopt in
pijler II, het Plattelandsbeleid. Wat kan of moet
gedaan worden om ervoor te zorgen dat dit
geld in de eerste plaats
de landbouwsector, toch
de voornaamste behoeder en vormgever van
het platteland, ten goede
komt?
Groen wil landbouwers veel ruimer vergoeden voor ecosysteemdiensten. Landbouwers worden ruimer beloond voor de diensten zoals
landschapsonderhoud, natuurbeheer en waterberging. De beloning voor deze diensten moet een volwaardig deel kunnen
uitmaken van het inkomen. Daarom moet de steun verleend
worden via langjarige overeenkomsten. Is het toezicht op de
kwaliteit gegarandeerd, dan biedt het langdurige karakter
van deze overeenkomsten ook voor de natuur meer zekerheid.
2
We willen opmerken dat belangrij7 ke
en exportgerichte subsectoren in
Vlaanderen nooit rechtstreekse inkomenssteun hebben ontvangen, maar
desalniettemin al jarenlang succesvol
opereren in een internationale economische omgeving. We mogen dus niet de foutieve indruk wekken dat alle landbouwers
minder inkomenssteun zullen krijgen. Daarenboven zijn exportrestituties, die elders de markten ontwrichtten, de facto (bijna)
uitgedoofd.
De rode draad doorheen de landbouwhervormingen van de laatste decennia is de tendens naar meer liberalisering. Met de productie van boterbergen en melkplassen was niemand gebaat.
Open Vld steunt de liberaliseringstendens met dien verstande dat
de Europese steun veel meer gericht wordt naar de actieve boeren en het versterken van onze landbouwbedrijven. Werken in
een geglobaliseerde markt stelt onze boeren voor andere uitdagingen, zoals schaalvergroting, onderzoek en innovatie, kwaliteitsverhoging, diversificatie, nichemarkten, risicobeheer, vorming, promotie en afzetmarkten. Het heroriënteren van Europese
We kiezen voor een landbouw die
het ecosysteem versterkt en bij
voorkeur voor regionaal geproduceerd
voedsel. Duurzame landbouw gaat uit
van de draagkracht van ecosystemen en is een verrijking voor
de natuur. We willen landbouwers actief laten meewerken aan
het behoud, het beheer en de verbetering van de kwaliteit van
het platteland. Daar zetten we de middelen van plattelandsontwikkeling voor in. Door de beoogde duurzame integratie van
landbouw en milieu, verdwijnt op termijn de relevantie van de
twee subsidiepijlers (markt- en inkomenssteun enerzijds en
steun voor plattelandsontwikkeling anderzijds).
2
Voor Open Vld is het duidelijk dat
het geld van pijler ll in het algemeen
en het overgehevelde geld uit pijler l in
het bijzonder maximaal ten goede moet
komen aan de landbouwbedrijven. We
zijn dan ook tevreden dat de Vlaamse Regering expliciet bepaald heeft dat het geld vanuit pijler l moet ten goede komen
van actieve landbouwers. Gelet op het feit dat pijler 2 werkt met
projecten is het evident dat de bijdrage van de fondsen tot de
landbouwsector, en nog specifieker tot de landbouwbedrijven,
één van de belangrijkste beoordelingscriteria moet worden. Dit
sluit echter niet uit dat projecten ook het algemeen belang dienen.
7
LANDBOUWLEVEN 16/05/2014
gunning in. De burger of het bedrijf hoeft zich hierdoor slechts
te wenden tot één loket en kan hierbij de verschillende betrokken overheden aanspreken.
Daarnaast zetten we de inspanningen voor digitalisering onverkort voort. Vormingsmomenten en ondersteuning maken daar
een belangrijk onderdeel van uit.
vereenvoudiging
15 isAdministratieve
een permanente opdracht. De
mogelijkheden van ICT zijn hier nog
niet volledig benut.M.b.t. controles
moet nagegaan worden waar controles
gecombineerd kunnen worden en waar autocontroles de lasten
kunnen verlagen.
steun naar deze uitdagingen was niet alleen wenselijk, maar
vooral noodzakelijk. Idem dito voor het groeiend belang van vergroening en verduurzaming van onze land- en tuinbouw.
door de ondersteuning sterker
12 teNet
richten op die bedrijven waarvan
de rendabiliteit echt onder druk staat.
De landbouwsector moet voluit
13 gaan
voor innovatie en kwaliteit.
Dit kan niet alleen door meer in te zetten op biologische landbouw, maar ook
door te kiezen voor professionalisering of diversifiëring. Zo is
het voor kleinere landbouwbedrijven soms interessanter om
hun activiteiten te verbreden met een kinderboerderij of pluktuin om zo extra inkomsten te genereren. Tegelijk krijgt pijler II
meer slagkracht. Dat zal toelaten om gerichter en in sommige
gevallen ook eerlijker steun aan gezonde bedrijven te geven.
Vlaanderen heeft gekozen om de
15 rechtstreekse
inkomenssteun zo geleidelijk mogelijk te laten evolueren, de
middelen worden gericht naar actieve
landbouwers en jongeren krijgen extra
ondersteuning. De vergroening wordt zo georganiseerd dat ze
effectief resultaat oplevert, op het terrein haalbaar is en de
landbouwers aanzet er actief aan mee te doen. Er zijn natuurlijk ook bedrijven die meer inkomenssteun zullen ontvangen
dan in het verleden. Voor de sectoren vleesvee en vleeskalveren
is er bovendien een gekoppelde steun voorzien.
De landbouwbedrijven zullen
12 steeds
een aanzienlijk deel van
middelen ontvangen, maar ook andere
actoren geven vorm aan het platteland
en moeten dus ook een beroep kunnen doen op deze middelen.
Hierbij denken wij in de eerste plaats aan kennisinstellingen of
brugstructuren zoals de regionale landschappen.
De landbouwsector kan zeker een
13 actievere
(en gefinancierde) rol spelen in landschapsbehoud, biodiversiteitsversterking en onderhoud van bepaalde publieke plaatsen op het platteland.
Het doel, een leefbaar platteland, staat voorop. Ook de landbouwsector kan hiervoor de nodige initiatieven nemen, naast
andere stakeholders, en ondersteund door het beleid.
In het nieuwe programma voor
15 plattelandsontwikkeling
is voorzien
dat het overgrote deel van de middelen
naar de landbouwsector gaat (90%) en
daar waar dit niet het geval is, is een
link met de landbouwsector verplicht. De extra middelen die
door modulatie overkomen van pijler I moeten integraal naar de
landbouwers als begunstigden gaan.
VERKIEZINGEN 2014
Groen wil werk maken van een
nieuw ambitieus Mestactieplan
(MAP V). In het nieuwe MAP V voorzien
we strengere bemestingsnormen waar
de normen tot nog toe niet gehaald werden.
De directe oorzaak van de slechte waterkwaliteit is de veestapel. De Vlaamse veehouderij produceert veel meer mest dan de
landbouwbodem aankan. Volgens het bronprincipe moeten we
dus maatregelen nemen om de veestapel af te bouwen.
Dat betekent zeker niet dat de Vlaamse veehouderij geen toekomst of perspectief heeft, integendeel. We ijveren voor een
duurzamere en maatschappelijk verantwoorde veehouderij die
terug lokaal verankerd is. Concreet betekent dat een hogere
grondgebondenheid van de Vlaamse veeteelt met een veestapel
die zowel per bedrijf als ook in de regio als geheel afneemt.
Kleinschaligere veehouders krijgen meer kansen (meer veehouders kunnen een eerlijk inkomen verdienen) en bieden tegelijk
meer plaats per dier.
Niet alle veehouders kunnen overschakelen op een gemengde
bedrijfsvorm met eigen voedervoorziening. Daarom faciliteren
we duurzame samenwerkingsverbanden tussen veehouders en
akkerbouwers. Samenwerking met de voedingsindustrie en
horeca om lokale kringlopen te sluiten verdient ook goede
steun.
2
De algemene verwachting is dat de
doelstellingen voor grondwater
haalbaar zouden moeten zijn als de
gunstige trend zich voortzet. Tevens is er
tijd tot 2027 om de doelstellingen van
de kaderrichtlijn Water te behalen. Dat is geen reden tot uitstel,
maar het laat wel ruimte voor een economisch haalbaar beleid.
Om succes te boeken is een tijdige en grondige voorbereiding
van het vijfde mestactieplan (MAP) een eerste voorwaarde om
te komen tot een voor de sector haalbare oplossing. Het is tevens een dossier bij uitstek waarbij overleg met de sector cruciaal is en conflictueuze situaties moeten worden vermeden.
Het MAP 5 het bevat het best ook een ‘preventief’ addendum.
7
Meer bepaald kan worden gezocht naar best practices, zoals op
het vlak van voeding, die de mestuitstoot kunnen beperken.
Het MAP 5 moet vooral zo eenvoudig mogelijk worden gehouden zodat het makkelijk toepasbaar is.
Mestverwerking blijft voor Open VLD een hoeksteen in het
mestbeleid, waar mogelijk moeten er ook kleinschalige initiatieven op bedrijfsniveau komen. Tevens kan een positieve discriminatie van stalmest of meststoffen die op basis van een hoog
koolstofgehalte bijdragen tot een betere bodemvruchtbaarheid
overwogen worden.
De verscherping van de doelstel12 ling
moet voor sp.a niet lineair,
maar in de eerste plaats gebiedsgericht
plaatsvinden, nl. in die gebieden die de
doelstellingen vandaag niet halen. In de eerste plaats moet de
bestaande veestapel gestabiliseerd worden.
Het uiteindelijke pad wordt wel13 licht
het prioritair inzetten op
maatregelen die de grootste winst opleveren. Er zal inderdaad moeten gezocht
worden naar een evenwicht. Vermits dit een technisch dossier is,
zullen wetenschappelijk onderzoek en metingen richtinggevend
moeten zijn.
Wel is het zo dat we een nieuwe waterboete absoluut moeten
vermijden. Ze jaagt immers de komende generaties op onnodige
kosten. Daarnaast moet nagedacht worden over het blijvend stimuleren van sommige landbouwsectoren in bepaalde kwetsbare
gebieden, waarbij reeds duidelijk is dat die bedrijven er geen
rechtszekerheid hebben. Dergelijke menselijke drama’s moeten
we eveneens vermijden.
Meer structureel zouden de Europese onderhandelingen efficiënter en effectiever verlopen wanneer de Vlaamse stem aan de
Europese onderhandelingstafel luider zou kunnen klinken.
Daarom heeft de N-VA verschillende voorstellen om hierover
tot nieuwe afspraken te komen met de deelstaten in dit land.
Vraag 17
Binnenkort moeten met
Europa de onderhandelingen worden aangevat
over een nieuw Mestactieplan voor Vlaanderen.
Gezien de doelstellingen
van de Kaderrichtlijn
Water nog niet gehaald
worden, lijken nieuwe
en strengere maatregelen nagenoeg onafwendbaar. Hoe kunnen hier
de milieudoelstellingen
gehaald worden en tegelijkertijd de belangen
van een rendabele landbouw gevrijwaard worden?
$@$RA40103200-208.90M-145M@$@
RA40103200
VERKIEZINGEN 2014
Vraag 17
(Vervolg)
Vraag 18
Op internationaal vlak
voert Europa besprekingen met o.m. de Verenigde Staten met het oog op
een bilateraal akkoord
voor vrijere handel. De
landbouw vreest hiervan
de dupe te worden. Wat
is het standpunt van uw
partij daaromtrent?
We zullen aan de Europese Com15 missie
aantonen dat de landbouwsector wat de nitraatnormen betreft
een aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt door o.a. mestverwerking, een
efficiëntere aanwending van de mest. De werking van de wa-
Het protest tegen het vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU
(TTIP) neemt toe. Het gevaar is groot
dat we onze Europese standaarden op
vlak van voedselveiligheid en milieu moeten laten vallen. Amerikanen hanteren andere waarden en normen als het op voeding
aankomt en de Europeaan wil graag zijn markt daartegen beschermen. Geen chloorkippen, geen hormonenvlees, geen genetisch gemanipuleerd voedsel wat ons betreft. Europeanen en
Amerikanen gaan ook anders om met het voorzorgsprincipe.
Gelukkig neemt de druk op de onderhandelaars nu toe, dankzij
groot protest in Amerika en Europa van burgers, middenveldorganisaties, ngo’s en ook de groenen. En zeer terecht. Wat nu onderhandeld wordt, is een bedreiging voor onze democratie, voor
Europese sociale en milieunormen en zal niet de beloofde economische voordelen opleveren. Groen heeft in het Vlaams Parlement een resolutie ingediend om de landbouwsector te vrijwaren in het Handelsakkoord. Deze resolutie werd ook
aangenomen door het parlement. Ook kan het niet dat er zo
weinig transparantie is over onderhandelingen die een bijzonder grote impact op ons samenlevingsmodel kunnen hebben.
2
over ‘weakest links’
7 inPaniekzaaierij
handelsakkoorden kan tot onrust
leiden. Daarom hebben onze land- en
tuinbouwers recht op correcte informatie. Men geeft immers vaak de onterechte indruk dat het handelsakkoord per definitie in het nadeel van
de Europese Unie zal zijn. Dat is net niet de bedoeling. Wat
landbouw betreft, zal de EU meer hoogwaardige levensmiddelen gemaakt van onze landbouwproducten exporteren. Momenteel wordt een aantal Europese producten, zoals appels en diverse kaassoorten, geweerd van de Amerikaanse markt en zijn
er hoge heffingen van toepassing op andere producten: 30% op
vlees, 22-23% op dranken en tot 139% op zuivelproducten. Dit
soort belemmeringen voor Europese producten moet worden
weggenomen. Vrijhandelsakkoorden hebben vaak betrekking op
het verminderen of afschaffen van invoerrechten voor contingenten van producten. Men mag niet de onterechte indruk wekken dat er absolute vrijhandel komt. Tevens blijven er sanitaire
terkwaliteitsgroepen heeft gezorgd voor een betere opvolging
van de meetpunten en een ruimer draagvlak voor concrete acties te velde.
Op die manier moet het mogelijk zijn om bij Europa opnieuw
een derogatie in de wacht te slepen.
normen gelden. De EU zal dus zijn eigen strenge normen niet
aanpassen naar beneden toe. Concreet: de Europese supermarkten zullen niet vol komen te liggen met Amerikaans ‘hormonenvlees’. Ook wetgeving rond ggo’s wordt bijvoorbeeld niet in de
onderhandelingen betrokken.
Vrije markt is voor sp.a steeds een
12 middel,
nooit een doel op zich. Indien vrijhandel in te grote mate de economische welvaart van het continent
aantast kan ze niet als heilig beschouwd worden en dient de nodige zekerheid ingebouwd te worden.
N-VA is voorstander van deze on13 derhandelingen,
omdat dergelijke
handel bijkomende welvaart kan genereren. Het EU-VS akkoord is belangrijk
voor de politiek, de economie, maar ook voor de geopolitiek.
Tegelijk begrijpt en steunt de N-VA de bezorgdheden inzake,
bijvoorbeeld, voedselveiligheid. Het akkoord mag de Europese
standaarden inzake voedselveiligheid dan ook zeker niet afzwakken.
De Europese Commissie moet
15 zorgzaam
omgaan bij het onderhandelen van vrijhandelsakkoorden
met derde landen. De mogelijke impact
op de landbouw- en voedingssector
moet goed in kaart gebracht worden vooraleer handelstoegevingen worden overwogen. We zijn eerder voorstander van globale
afspraken in het kader van de WTO dan van bilaterale akkoorden.
Er moet tevens over gewaakt worden dat dergelijke handelsakkoorden de in Europa vaak duurzamere productiemethoden dan
in de rest van de wereld niet in het gedrang brengen.
$@$BR40163600-208.90M-90.99M@$@
BR40163600