Bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg

Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij
Staddijk 20)
2
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
1.1
1.2
1.3
1.4
Inleiding
Aanleiding
Bestaande situatie
Toekomstige situatie
Stedenbouw
Hoofdstuk 2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
Sectoraal beleid
Economie
Verkeer
Milieu
Water
Natuur & Landschap
Archeologie en Cultuurhistorie
10
10
10
12
22
32
38
Hoofdstuk 3
3.1
3.2
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
41
41
41
Hoofdstuk 4
4.1
4.2
4.3
Vooroverleg
Ministerie I&M
Provincie Gelderland
Waterschap
42
42
42
42
Regels
7
7
7
8
9
44
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Artikel 2
Inleidende regels
Begrippen
Wijze van meten
46
46
56
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Bestemmingsregels
Bos
Groen
Maatschappelijk
59
59
61
62
Hoofdstuk 3
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Algemene bouwregels
Algemene gebruiksregels
Algemene afwijkingsregels
Overige regels
64
64
65
66
67
67
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
68
68
69
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
3
4
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Toelichting
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
5
6
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding
Uitvaartcentrum Dela is op dit moment gevestigd aan de burgemeester Daleslaan, centraal
in Nijmegen. Met ingang van 1 januari 2016 verdwijnt Dela van deze locatie, omdat de huur
door de verhuurder is opgezegd. Op verzoek van Dela is de gemeente op zoek gegaan
naar een nieuwe locatie. Nu sprake is van een nieuw gebouw op een nieuwe locatie bestaat
tevens de wens een crematorium aan dit uitvaartcentrum toe te voegen, waardoor een
complete uitvaartfaciliteit ontstaat.
1.2
Bestaande situatie
Het plangebied voor de nieuwe locatie van de uitvaartfaciliteit va Dela betreft een L-vormig
perceel van circa 50.000 m2, gelegen aan de Staddijk in het stadsdeel Dukenburg.
Dukenburg ligt in het zuidwesten van de stad, voorbij het Maas-Waalkanaal. In de jaren 60
is de keuze gemaakt om voor de grootschalige uitbreiding van Nijmegen de sprong over het
kanaal te maken. In Dukenburg is wonen, met zo'n 24.000 inwoners in zeven wijken, de
belangrijkste functie. Vanwege de grote afstand tot het stadscentrum kent Dukenburg een
eigen voorzieningenpakket: scholen, winkels, wijkcentra, sportvoorzieningen etc.
Locatie uitvaartfaciliteit aan de westrand van Dukenburg.
Aan de westzijde van het gebied ligt de geluidswal van de A73. Aan de noordzijde van het
plangebied ligt een populierenbosje en aan de oostzijde is een scholencomplex gesitueerd.
Het plangebied zelf is op dit moment een braak liggend ruig terrein. De locatie maakt
onderdeel uit van stads-en sportpark Staddijk, een belangrijk groen uitloopgebied voor
stadsdeel Dukenburg.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
7
1.3
Toekomstige situatie
In het plangebied wordt een nieuwe uitvaartfaciliteit gerealiseerd. Hiervoor is een
stedenbouwkudig ontwerp uitgewerkt, zowel voor het gebouw als voor de buitenruimte. Het
gebouw is geprojecteerd in een L-vorm in de noordwesthoek van het perceel. Belangrijk
uitgangspunt daarbij was dat het gebouw en de buitenruimte op elkaar zijn afgestemd en
passen in de omgeving.
Ten zuiden van het plangebied, in het stadspark Staddijk is een belangrijke waterpartij
aanwezig. Voor de benodigde waterberging binnen het plangebied is een nieuwe waterpartij
ontworpen die qua vorm goed aansluit op de bestaande waterpartij in het stadspark.
Tevens zorgt deze waterpartij voor een duidelijke afscherming tussen het openbare deel
van het terrein (met daarin een wandel-fietsroute) en het privé-gedeelte. Het privégedeelte
van de uitvaartfaciliteit wordt in de avond- en nachtperiode afgesloten middels een
toegangspoort aan de Staddijk.
Bij binnenkomst ligt aan de oostzijde een parkeerterrein ruimte voor ca. 100 voertuigen in
een groene setting die aansluit op de totale groenstructuur van het gebied en de omgeving.
Vanaf het parkeerterrein naar de uitvaartfaciliteit wordt een bezinningsruimte gecreëerd.
Daarmee wordt een heldere indeling gemaakt tussen de parkachtige setting van de
entreezone enerzijds en het natuurlijke karakter dat past bij de omgeving.
Het bestaande bosgebied in het noordoostelijk deel van het plangebied wordt omgevormd
en krijg een meer natuurlijk karakter met daarin functies als urnentuin. Aan de zuidzijde, zijn
de strooivelden gepland.
Bij de vormgeving van het gebouw is optimaal rekening gehouden bij de ligging in de
omgeving. Aan de voorzijde heeft het een open uitstraling (entreegebied). Ondersteunende
functies (zoals kantoren) zijn gepland aan de achterzijde. Hier zijn de gevels meer
gesloten. Vanuit de aula en de koffiekamers is een directe verbinding met de parkachtige
buitenruimte. Het gebouw krijgt een duurzaam ecologisch karakter.
De nieuwe uitvaartfaciliteit geprojecteerd in haar omgeving.
8
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.4
Stedenbouw
Belangrijk uitgangspunt is dat er een terrein van minimaal 1 hectare is, bij voorkeur gelegen
in een groene landschappelijke setting die goed bereikbaar en eenvoudig te vinden is. Het
plangebied aan de Staddijk voldoet aan deze uitgangspunten.
Door de realisatie van een uitvaartfaciliteit in het groen ontstaat op dit braakliggend terrein
de mogelijkheid om de parkachtige sfeer van de Staddijk te continueren en een groene
verbinding te maken tussen het bestaande park en het populierenbosje, ten noorden
hiervan. Door het semi openbaar maken van het terrein worden recreatieve routes in het
gebied verlengd. De ontsluiting van de uitvaartfaciliteit vindt plaats via de Staddijk,
Streekweg en sluit daarna aan op de hoofdwegen van Nijmegen. Het bouwvolume is gezien
de groote van het perceel van ondergeschikte aard en past gezien situering en omvang
prima in deze rustige groene setting.
Concept inrichtingsplan uitvaartfaciliteit DELA Nijmegen
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
9
Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid
2.1
Economie
Een uitvaartcentrum met creamtoriumfaciliteiten is primair een maatschappelijke
voorziening waarvoor de gemeente Nijmegen geen economisch beleid heeft opgesteld.
Toch is het van belang om te beoordelen wat de effecten zullen zijn van de vestiging van
een uitvaartcentrum op deze locatie.
Om hier zicht op te krijgen is een Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) uitgevoerd. Uit
dit DPO blijkt dat er nog ruimte is op de markt. Door een toenemende vergrijzing is dit
bovendien een "groeimarkt" waardoor er in de toekomst meer capaciteit nodig zal zijn. Het
is waarschijnlijk dat de vestiging van dit uitvaartcentrum een impact zal hebben op de reeds
aanwezige uitvaartfaciliteiten. Dit geldt vooral in de nabije toekomst als de groei van de
markt nog niet volledig doorgezet is.
De gemeente mengt zich in principe niet in concurrentieverhoudingen tussen bedrijven
maar richt zich op een goede ruimtelijke ordening. Uit het DPO blijkt dat het erg
onwaarschijnlijk is dat toevoeging van het onderhavige uitvaartcentrum zal leiden tot
onaanvaardbare leegstand danwel duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur
op het vlak van de lijkbezorging.
Conclusie
Het plan is vanuit economisch en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar.
2.2
Verkeer
2.2.1
Bereikbaarheid
Verkeersontsluiting
Het plangebied wordt omsloten door de A73, Staddijk en Streekweg. De A73 is een
stroomweg en de Staddijk en Streekweg zijn gebiedsontsluitingswegen. De ontsluiting van
het plangebied vindt plaats aan de zijde van de Staddijk. In de huidige situatie is de rijbaan
van de Staddijk voorzien van een smalle rijstrook voor gemotoriseerd verkeer en vrijliggend
fietspad voor fietsverkeer in tweerichtingen. De rijstrook en het vrijliggende fietspad zijn
door een verhoogde band van elkaar gescheiden. Deze situatie is gecreëerd toen deze
route gebruikt werd voor de ontsluiting van de grondbank. Na het gereedkomen van de
geluidwal langs de A73 is de verkeerssituatie echter niet meer naar de oorspronkelijke
situatie teruggebracht.
Met de komst van het uitvaartcentrum en crematorium en de hiermee gepaard gaande
verkeersafwikkeling is een herinrichting van de Staddijk noodzakelijk. De rijstrook voor het
gemotoriseerde verkeer is te krap voor een goede ontsluiting. In- en uitrijdend verkeer
tussen de inrit van het plangebied en de Streekweg/Meijhorst 16e straat kan elkaar namelijk
niet passeren maar moet op passeerstroken op elkaar wachten. Deze situatie is bij de
vestiging van het uitvaartcentrum en crematorium niet acceptabel. De herinrichting wordt
zodanig dat tegemoet komend gemotoriseerd verkeer elkaar kan passeren en het
fietsverkeer veilig wordt afgewikkeld.
Verkeersonderzoek
In het najaar van 2013 heeft een verkeersonderzoek plaatsgevonden naar het doorgaand
verkeer door de wijk en de effecten van de komst van uitvaartcentrum Dela. In deze
toelichting wordt verder ingegaan op de effecten van de komst van het uitvaartcentrum. De
onderzoeksresultaten voor het reeds bestaande doorgaande verkeer in de wijk zijn terug te
vinden in het verkeersonderzoek.
10
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Uit het onderzoek blijkt dat de huidige etmaalintensiteiten (uitgedrukt
motorvoertuigbeweging per etmaal) van de wegen in de omgeving bedragen:




in
Streekweg 4272
Meijhorst 14e straat 7543
Meijhorst 16e straat 4699
Meijhorst 60e straat 6278
De komst van Dela leidt tot een verkeerstoename in de wijk Meijhorst. Dela gaat uit van een
maximum toename van 700 motorvoertuigen tussen 9.00 en 18.00 uur. Afhankelijk van de
herkomst maakt dit verkeer gebruik van de route van Rosenburgweg - Streekweg - Staddijk
of de route van Apelterenweg - Meijhorst 60e straat - Meijhorst 14e straat - Meijhorst 16e
straat - Staddijk.
De toename van de verkeersintensiteit door de vestiging van het uitvaartcentrum en
crematorium bedraagt circa 700 ritten per etmaal (komen en gaan van een voertuig
betekent 2 ritten). Naar verwachting maakt 50% van dit verkeer gebruik van de Streekweg
en 50% van de route Meijhorst 16e straat. Dit betekent dat de verkeersintensiteit op de:




Streekweg verhoogt van 4272 naar 4649, een toename van 8%;
Meijhorst 16e straat verhoogt van 4699 naar 5022, een toename van 7%;
Meijhorst 14e straat verhoogt van 7543 naar 7866, een toename van 4%;
Meijhorst 60e straat verhoogt van 6278 naar 6601, een toename van 5%.
Gezien de inrichting van de betreffende wegen en kruisingen vormt deze toename van de
etmaal intensiteiten geen probleem voor verkeersveiligheid, leefbaarheid en
verkeersafwikkeling.
Openbaar vervoer
Het plangebied ligt in de zone rest bebouwde kom en is hierdoor minimaal voor het
openbaar vervoergebruik ontsloten. De haltevoorzieningen liggen op grote loopafstand en
bevinden zich op de van Rosenburgweg, Tolhuis 11e straat en Meijhorst 13e straat.
Gebruik van openbaar vervoer is altijd zeer laag bij dit soort voorzieningen en verkleining
van de loopafstand draagt dan ook niet bij aan een hoger gebruik.
2.2.2
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel
2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door
Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden
nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke
zone "Rest bebouwde kom".
De parkeernormen voor de verschillende functie bedragen:









kantoor
2,75 pp per 100m2 bruto vloeroppervlak
crematorium
22,5 pp per gelijktijdige crematie
Uitgaande van het beoogde plan zijn de volgende parkeerplaatsen benodigd:
crematorium grote aula 2 diensten achter elkaar 2 x 22,5 pp = 45 pp (overdag)
crematorium kleine aula 1 dienst 1 x 10 pp = 10 pp (overdag)
familiekamers 4 x 10 pp = 40 pp ('s-avonds)
familiekamers overdag 50% = 20pp (overdag)
kantoor 150m2 1,5 x 2,75 pp = 5 pp (overdag)
personeel uitvaartcentrum en crematorium 15 x 0,8 pp = 12 pp (overdag en 's avonds)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
11
Dit betekent dat overdag gemiddeld 92 parkeerplaatsen benodigd zijn en 's-avonds 52. Met
de aanleg van circa 100 parkeerplaatsen voldoet de planontwikkeling aan de parkeereis. Er
is binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voldoen aan deze
parkeereis.
De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan de
dan geldende normen.
2.2.3
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategoriseringskaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar
(augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. De Streekweg, Meijhorst 14e,
16e en 60e straat zijn gebiedsontsluitingswegen. De Streekweg en Meijhorst 16e straat zijn
een GOW-basis en de Meijhorst 14e en 60e straat een GOW-min. Voor deze wegen geldt
50 km/h. Voor het gedeelte van de Staddijk tussen tunneltje A73 en Streekweg geldt nu nog
50 km/h. maar kan 30km/h worden, maar dit is afhankelijk van de inrichting van de weg.
2.3
Milieu
2.3.1
Bedrijvigheid
In de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009" zijn richtafstanden
opgenomen voor geur, geluid, stof en gevaar.
Voor het bepalen van richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:




Gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en
voorzieningen;
Richtafstanden hebben zoals aangegeven in de VNG brochure betrekking op de
omgevingstypen als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied';
De richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van bedrijfsactiviteiten;
Activiteiten waarbij ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten [productie,
opslag, kantoren, parkeerterrein] aanwezig zijn kunnen deze als afzonderlijke te
zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteiten
binnen zones met een verschillende milieucategorie.
Voor een scala aan milieubelastende activiteiten die zijn gerangschikt naar SBI-code zijn
richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk [verwezen wordt naar
lijst 1 in bijlage 1 van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009]. In die lijst
wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor relevante milieuaspecten geur, stof,
geluid en gevaar en van de indices voor verkeer aantrekkende werking, bodem. Lucht en
visueel.
De grootste van de vier afstanden voor relevante milieuaspecten is bepalend voor de
indeling van een activiteit in een milieucategorie. Voor de te hanteren richtafstanden is het
type omgeving bepalend.
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG brochure zijn afgestemd op de
omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar
omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe
functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere
functies zoals bedrijven en kantoren voor. Langs de randen [in de overgang naar mogelijke
bedrijfsfuncties] is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua
aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied [eventueel inclusief
verblijfsrecreatie], een stilte gebied pof een natuurgebied.
12
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming die bedrijven of andere
milieubelastende functies toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een
woning die volgens het bestemmingsplan mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het
algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen; geringe afwijkingen in de lokale
situatie zijn mogelijk.
De richtafstanden voor de bedrijfstypen zijn afgeleid van de aanvaarde normen voor
emissies door milieubelastende activiteiten, de voorgeschreven of aanvaarde grens- en
richtwaarden voor immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen.
De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Zonder dat het ten koste
gaat van het woon- en leefklimaat kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden
verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Hindercontouren
Voor het crematorium in bijlage 1 van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering editie
2009 onder SBIcode -2008 96032 gelden de volgende contouren voor:

Geur
1.


: 100 meter
Stof
: 10 meter
Geluid : 30 meter
Gevaar : 10 meter
De grootste afstand is bepalend en in het geval van een crematorium is dit de geurcontour,
100 meter. De milieucategorie die bij deze afstand hoort is milieucategorie 3.2 cf. de
“Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, Editie 2009,
Bedrijven en milieuzonering”.
Geur, richtafstand 100 meter
In het algemeen zijn de genoemde afstanden in de VNG brochure 'Bedrijven en
milieuzonering, Editie 2009" richtafstanden en geen harde afstandseisen. Aanvaarde
normen voor emissies liggen hieraan ten grondslag.
Eisen voor emissies naar de lucht liggen vast in voorschriften in het Activiteitenbesluit
milieubeheer en de bijbehorende Ministeriele regeling. Crematoria vallen onder de
werkingssfeer van het genoemde besluit en de regeling en zijn aan te merken als type
B-inrichtingen en daarmee melding plichtig volgens de Wet milieubeheer.
Crematoria moeten zich aan de voorschriften houden waar het gaat om emissie van
luchtverontreinigende stoffen afkomstig van verbranding van het aangebodene maar ook
van het verbrandingsproces.
Naverbrandingstechnieken zijn in de voorschriften van het Activiteitenbesluit opgenomen
waaraan voldaan moet worden. De aangegeven richtafstanden in de VNG brochure dateren
van 2009. De huidige eisen voor emissie, die staan weergegeven in het Activiteitenbesluit,
voldoen aan BBT, de laatste stand der techniek. In die zin kan van de aangegeven
richtafstand eventueel worden afgeweken. Noot hierbij is dat het crematorium aan de
[emissie] eisen in het activiteitenbesluit dient te voldoen.
Besluit op de lijkbezorging
De richtlijn van het Besluit op de lijkbezorging staat niet toe dat geur geëmitteerd wordt.
Cremeren vereist een optimale verbrandingstechniek: het is gewenst om het
verbrandingsproces zo te laten plaatsvinden dat zintuiglijk buiten de verbrandingsruimtes
niets waarneembaar is. Dat betekent dat geen zichtbare rook uit de schoorsteen mag
komen en er geen geur verspreid mag worden.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
13
Door het uitvoeren van proeven is gebleken dat het mogelijk is om een crematieproces
nagenoeg reukloos en geurloos te laten verlopen. Basis hiervoor ligt in optimale
verbrandingscondities zowel in de oven als in de naverbrandingstechniek.
Ten aanzien van het voorkomen van rook en geuroverlast zij in het Besluit op de
lijkbezorging bepalingen genoemd waaraan het aangebodene [kist] dient te voldoen. De
houder van een crematorium dient ook daarop toe te zien.
Ten aanzien van stoffen die geëmitteerd worden bij het verbrandingsproces dient in de
bedrijfsvoering dan ook aan voorwaarden te worden voldaan. Die voorwaarden staan, zoals
eerder genoemd, beschreven in het Activiteitenbesluit en de ministeriele regeling.
Afstanden van de grens van de inrichting tot bewoonde omgeving
Vanuit de aangeleverde informatie is bij benadering de afstand gemeten tussen de grens
van het gebouw en de omliggende bewoonde bebouwing. Aan de noordzijde bedraagt de
afstand ongeveer 240 meter naar de woonwagens op de Teersdijk die nagenoeg grenzen
aan de A73. De afstand naar de woonwagens boven het bosgebiedje bedraagt ongeveer
190 meter.
Aan de oostzijde bedraagt de afstand naar de bewoonde bebouwing in wijkdeel Tolhuis 345
meter.
Conclusie
Dit betekent dat het crematorium ruimschoots kan voldoen aan de richtafstand geur van
100 meter zoals aangegeven in de VNG-brochure.
2.3.2
Bodem
Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de
belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de
uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van
invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan
beoordeeld.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende bodemonderzoeken:



Bodemonderzoek Teersdijk te Nijmegen, Tauw B.V., projectnummer 4551124, d.d. 10
december 2007;
Verkennend en nader bodemonderzoek Staddijk ong. in Nijmegen, Envita Nijmegen
B.V., rapportnummer 202858-1-/R01, d.d. 28 maart 2013 (actualisatie bodemonderzoek
2007);
Aanvullend bodemonderzoek Staddijk te Nijmegen, MWH B.V., projectnummer
M13B0184, d.d. 30 juli 2013 (ter plaatse van toekomstige bouwlocatie).
Conclusies bodemonderzoeken
Toekomstige locatie gebouw
In de grond zijn geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd
gehalte aan barium gemeten. Deze verontreiniging vormt geen risico voor het beoogde
gebruik van de locatie als uitvaartfaciliteit. In de bovengrond (0 tot 0,5 meter diep) is geen
asbest aangetoond.
14
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Overig terrein
In de grond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen gemeten. In het grondwater zijn lichte tot
matige verontreiniging met barium, zink, nikkel en/of arseen aangetoond. Dit betreft van
nature aanwezige verhoogde achtergrondgehalten. De lichte en matige (grondwater)
verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie als
uitvaartfaciliteit. In de opgeboorde grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte
materialen aangetroffen.
Op het zuidelijk deel van de locatie wijkt de bodemkwaliteit plaatselijk af. Hier is namelijk
een geval van ernstige bodemverontreiniging met zink aangetoond (zie afbeelding).
Globale weergave zinkverontreiniging
De omvang van de verontreiniging wordt geschat op ca. 120 m³. Deze verontreiniging
bevindt zich niet ter plaatse van de geplande bouwlocatie, parkeerplaatsen en
toegangsweg. Op basis van de nu bekende gegevens is een risicobeoordeling uitgevoerd.
Er blijkt geen sprake te zijn van actuele risico's voor mens, milieu of onacceptabele
verspreiding van de verontreiniging. Een spoedeisende sanering van de verontreiniging is
daarom niet aan de orde. Sanering kan plaatsvinden op een 'natuurlijk moment'.
De zinkverontreiniging in de bovengrond zal niet tot nauwelijks uitlogen naar de
onderliggende kleilaag. Verdere uitloging vanuit de kleilaag naar het grondwater is zeer
onwaarschijnlijk. In de laaggelegen wijken aan de westrand van Nijmegen worden vaak licht
verhoogde gehalten aan, met name, barium, zink, nikkel en/of arseen in het grondwater
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
15
gemeten. Het betreft van nature verhoogde gehalten. De op het perceel aanwezige
zinkverontreiniging zal geen significante impact hebben op de kwaliteit van het grondwater
in het gebied.
Bij het realiseren van de uitvaartfaciliteit op de locatie worden zodoende geen
maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging
verwacht.
2.3.3
Geluid
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitvaartcentrum mogelijk. Een
crematorium is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh).
Ook andere geluidgevoelige bestemmingen zijn enkel toegestaan voor zover voldaan wordt
aan de eisen van de Wgh.
Dit betekent dat de Wet geluidhinder voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. Een
akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting binnen het bestemmingsplangebied vanwege
het wegverkeer van de omliggende wegen is daarom niet vereist.
Vanuit het oogpunt van een fatsoenlijke en respectvolle bedrijfsvoering heeft de
intitiatiefnemer aangegeven akoestische maatregelen te nemen om de geluidsniveau's
binnen het pand laag te houden.
2.3.4
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2
Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder
uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen;
Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteits-eisen) en Ministeriele regelingen (Regeling
niet in betekenende mate bijdragen lucht-kwaliteitseisen; Regeling beoordeling
luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden
op de volgende 2 aspecten:
a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
Op basis van het verwachte aantal crematies en gemiddelde aantal bezoekers per
crematie, verwacht DELA door dit plan op de aan- en afrijroute (Staddijk en Streekweg)
maximaal 500 extra verkeersbewegingen per dag.
Voor de toetsing van het plan is de Regeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen
luchtkwaliteitseisen van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een
verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de
luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In de regeling is nader uitgewerkt
dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder
dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500
motorvoertuigen per etmaal. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim
onder bovenstaande grens. Het plan is daarom NIBM en het hoeft niet aan de
luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
16
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Met de AMvB "Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" wordt de bouw van
zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit
heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof
(PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over
gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. De volgende gebouwen met de bijbehorende
terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en
verzorging-,
verpleegen
bejaardentehuizen.
Ziekenhuizen,
woningen
en
sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Het plan voor een uitvaartcentrum valt niet onder het begrip gevoelige bestemmingen.
Daarom vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.
2.3.5
Externe veiligheid
Pompstation aan de Wijchenseweg
Voor LPG-pompstation TEXACO aan de Wijchenseweg nummer 1 gelden contouren i.v.m.
de aflevering van LPG. Voor dergelijke inrichtingen geldt het Besluit externe veiligheid
inrichtingen. In dit externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen begrippen
plaatsgebonden risico PR en groepsrisico GR. Normering van PR garandeert de
basisveiligheid van personen in de omgeving van een risicobron. Dit risico laat zich
ruimtelijk vertalen omdat er afstandseisen gelden. Daardoor kan er een contour ronde
inrichting worden getrokken die de omvang van het risico aangeeft.
Het LPG station aan de Wijchenseweg betreft een categorie A wat betekent dat de doorzet
LPG maximaal 1000 m3 per jaar mag zijn. Voor categorie A LPG-pompstations geldt een
minimale afstand van 45 meter van af het LPG-vulpunt tot al dan niet geprojecteerde
kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten waarbij voldaan wordt aan de grenswaarde 10 -6
per jaar, onderscheidenlijk de richtwaarde 10-6 per jaar.
De plaatsgebonden risicocontouren PR10-6 van het LPG-station zijn als volgt:
Reservoir
:
25 meter [middelste rode cirkel]
Vulpunt :
45 meter [grootste rode cirkel]
Afleverzuil
:
15 meter [kleinste rode cirkel]
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
17
Het invloedsgebied [groene cirkel] bedraagt 150 meter
De afstand van de grens van het invloedsgebied van LPG-pompstation Wijchenseweg
naar de grens van de inrichting bedraagt ongeveer 900 meter.
Conclusie
De beoogde locatie voor het crematorium bevindt zich900 meter buiten de grens van het
invloedsgebied van het LPG-pompstation. Het ondervindt geen hinder van het
plaatsgebonden risico en het invloedsgebied van het LPG-pompstation aan de
Wijchenseweg.
Transportassen
Ten westen van de beoogde locatie ligt de A73. Dit is een route waar gevaarlijke
stoffenvervoer plaats vindt en daardoor dient rekening te worden gehouden met de
veiligheidszone.
De plaatsgebonden risicocontour [PR 10-6] van de A73 vanwege vervoer gevaarlijke stoffen
bedraagt 13 meter, gemeten vanaf de grens van het asfalt aan de zijkant van de weg.
Groepsrisico dient te worden verantwoord als sprake is van een verblijf voor minimaal 10
personen. Het onderhavige bestemmingsplan betreft in dit geval geen permanente
bewoning van tien mensen of meer; in die zin is geen verantwoording groepsrisico
noodzakelijk [Besluit externe veiligheid].
18
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Het invloedsgebied vanwege het vervoer van brandbare gevaarlijke stoffen over de A73
bedraagt 30 meter.
In de afbeelding is de rode lijn het invloedsgebied van 30 meter vanaf de grens van het
asfalt aan de zijkant van de weg, de blauw gearceerde contour geeft de risicocontour weer
van 13 meter.
Conclusie
Het invloedsgebied van de verkeersader vormt geen belemmering van uit het aspect
externe veiligheid voor de ontwikkeling van de locatie.
Hogedruk aardgasleiding
Ten zuiden van de beoogde locatie loopt een hoge druk aardgastransportleiding. De 0% 100% lethaalzone van deze leiding blijft ten zuiden van de beoogde locatie. Door de ligging
van de gasleiding ten opzichte van de geplande bebouwing vormt de leiding geen
belemmering voor de ontwikkeling van de locatie.
Hoogspanningskabel
Parallel langs de Streekweg loopt een hoogspanningskabel van 150 kV. In de buurt van
bovengrondse hoogspanningskabel is sprake van een elektromagnetisch veld.
Elektromagnetische straling leidt mogelijk tot een verhoogd leukemierisico bij kinderen.
Daarom is door het Ministerie van I&M beleid ontwikkeld dat is gebaseerd op het
voorzorgprincipe. Uitgangspunt van dit beleid rondom hoogspanningsleidingen dat een
magneetveldzone wordt vastgelegd waarin geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden
gerealiseerd. Het uitvaartcentrum is geen kwetsbaar object omdat hier geen mensen
permanent verblijven. Tevens is de afstand tot de Kabel (190m) te groot voor een
daadwerkelijke impact.
2.3.6
Fysieke veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare
ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de
bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
19
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de
incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te
ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen
het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw
goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare
ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand
tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de situering van gebouwen geen
beperkingen worden geconstateerd. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de
omgevingsvergunning gesteld worden.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een
dergelijke voorziening dient voor de panden minimaal 60 m3 water per uur te bedragen.
Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de
gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Hiervoor zal een extra voorziening in het
plangebied aangelegd moeten worden.
Op basis van het huidige plan zijn er geen beperkingen, behoudens het hierboven
genoemde aandachtspunt.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en
de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen
vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze
brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor
het voertuig te zijn.
Een onafhankelijke, tweede, onsluitingsroute heeft de voorkeur van de brandweer. Indien
dit om andere redenen niet wenselijk is, en er sprake is van doodlopende wegen, dan dient
er een keervoorziening aangelegd te worden.
Op basis van het huidige plan zijn er geen beperkingen, behoudens de hierboven
genoemde aandachtspunten.
Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen
beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het
Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t.
bluswater en bereikbaarheid'.
20
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.3.7
Klimaat
Algemeen
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De
Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de
duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en
adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit
kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door
gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar
om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende
omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs.
Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en
het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de
bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het
microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en
de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt
oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige
positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal
verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te
brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te
optimaliseren.
Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing
aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere
beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke
installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de
warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage
van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals
Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal
afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de
omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee
moeten worden gewogen.
Uitvaartfaciliteit van Dela
De
ontwikkelaar
van
de
uitvaarfaciliteit
duurzaamheidsaspecten toe te zullen passen:
heeft
aangegeven
onderstaande
Warmterugwinning
Bij de ventilatie-installatie wordt warmteterugwinning toegepast zodat de warmte uit de
retourlucht uit het pand gebruikt kan worden om de verse buitenlucht die gebruikt wordt om
te ventileren te kunnen voorverwarmen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
21
Lage temperatuurverwarming
De verwarmingsinstallatie wordt als lage temperatuur verwarming uitgevoerd waardoor de
HR 107-ketels een hoger rendement halen. De warmte afgifte vindt plaats via
vloerverwarming.
Warmtepompen
Voor de warmteopwekking wordt aanvullend op de verwarmingsketels warmtepompen
voorzien. Hierbij wordt een warmtepomp gebruikt die ventilatielucht naverwarmd en een
warmtepomp die middels binnendelen de ruimten verwarmd. Hierbij wordt gedurende het
stookseizoen de warmte uit de opstelruimte van de crematieoven gebruikt om de andere
ruimte te verwarmen.
Heat-recovery
Bij het crematieproces is het noodzakelijk dat er een filterinstallatie wordt geplaatst om te
voldoen aan de emissie-eisen. Bij het filterproces komt een relatief grote hoeveelheid
warmte vrij. Deze warmte kan worden benut om in een gedeelte van de benodigde warmte
voor het gebouw te voorzien.
Warmte koude opslag (WKO)
De mogelijkheid bestaat om in watervoerende lagen warmte/koude op te slaan dat dan in
een ander seizoen wordt gebruikt. Hiertoe dient de ondergrond geschikt te zijn, dit is op dit
moment nog niet onderzocht. In de winter wordt water uit de watervoerende laag
opgepompt staat zijn warmte af aan een warmtepomp die het water van de
verwarmingsinstallatie in temperatuur verhoogd. Het afgekoelde grond water wordt op een
andere locatie weer in de watervoerende laag gepompt. In de zomer wordt het afgekoelde
water opgepompt en wordt de koude direct via een warmtewisselaar afgestaan aan de
koelinstallatie. Het opgewarmde grondwater wordt weer in de watervoerende laag gepompt.
Hierna herhaalt zich de cyclus.
LED-verlichting
De ruimte verlichting wordt middels LED-verlichting gerealiseerd.
PV-panelen
Middels PV-panelen kan in een gedeelte van het elektriciteitsgebruik worden voorzien.
2.4
Water
2.4.1
Inleiding
Als onderdeel van de watertoets zijn de volgende stappen doorlopen:




22
de huidige situatie en de (beleids)uitgangspunten van de waterbeheerders, gemeente
Nijmegen en waterschap Rivierenland, zijn geïnventariseerd en geanalyseerd. Hiervoor
zijn de (beleids)stukken van de waterbeheerders geraadpleegd en heeft overleg met de
waterbeheerders plaatsgevonden;
op basis van de huidige situatie en de (beleids)uitgangspunten zijn de uitgangspunten
voor de waterparagraaf uiteengezet;
op 22 november 2013 is deze notitie "Uitgangspunten waterparagraaf" voorgelegd aan
de gemeente Nijmegen. De daaruit voortgekomen reacties zijn verwerkt in deze notitie;
aansluitend heeft de gemeente de notitie ter controle voorgelegd aan het waterschap
Rivierenland.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.4.2
Huidige bodem- en watersituatie
Gebruik, topografie en maaiveldverloop
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit weide en bosschages (zie figuur 2.1). Uit
het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) blijkt het maaiveld grotendeels op NAP +7,0
tot +7,3 m te liggen (zie figuur 2.2). In de noordwesthoek loopt het maaiveld af tot circa NAP
+6,8 m en in de zuidzijde loopt het maaiveld op tot circa NAP +8,2 m. Aandachtspunt is dat
de AHN kan afwijken van de werkelijke maaiveldhoogte vanwege opgaande beplanting, bos
en bebouwing.
Figuur: maaiveldverloop
Bodemopbouw
Volgens de Bodemkaart (Bodemdata NL) blijkt binnen het gebied een Poldervaaggrond
voor te komen ontwikkelt in zware zavel. Daarnaast begint tussen de 0,4 en 1,2 meter
minus maaiveld (m -mv) een laag met grof zand of grind van tenminste 0,4 m dik.
In de zuidrand van het gebied is een TNO-boring (B46A1772) gelegen. Binnen deze boring
be-staat de bodem uit een kleilaag van circa 0,8 m met daaronder zand tot in ieder geval 10
m -mv. Verder zijn geen gegevens van de bodem (opbouw, waterdoorlatendheid)
voorhanden.
Over de doorlatendheid van zand en klei kan globaal het volgende worden aangegeven:





(Fijn) zand: matig tot goed doorlatend, 0,1 tot 1,0 meter/dag (m/d);
Grof zand: (zeer) goed doorlatend, groter dan 1,0 tot 10,0 m/d;
Grind: zeer goed doorlatend, groter dan 10,0 m/d;
Zandige klei, kleiner dan 0,1 tot 0,01 m/d;
Klei: matig tot (zeer) slecht doorlatend, kleiner dan 0,01 m/d;.
Infiltratie en kwel
Volgens de gegevens uit de Atlas Provincie Gelderland ligt het plangebied binnen een
kwelgebied.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
23
Grondwaterstanden
De wisseling in grondwaterstanden wordt uitgedrukt door middel van de gemiddeld hoogste
grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Daarbij wordt de
GHG vaak als maatgevende grondwaterstand gehanteerd voor de toetsing van het ontwerp.
Volgens de Bodemkaart komt binnen het plangebied grondwatertrap VI voor. Dat een GLG
bete-kent van 1,2 m -mv of dieper en een GHG van 0,4 tot 0,8 m -mv. Afgaand op een
maaiveldni-veau van NAP +7,0 tot +7,3 m ligt de GHG op NAP +6,2/6,6 m tot NAP +6,5/6,9
m.
Ten zuiden van het gebied zijn twee TNO-peilbuizen gelegen, B46A0771 en B46A1772 (zie
figuur 2.3). Bij peilbuis B46A0771 ligt het maaiveld op NAP +7,42 m en zit de filterstelling op
1,58 tot 2,08 m -mv. Deze peilbuis is tussen 1980 en 2000 afgelezen. In de jaren van 1980
tot 1995 kende de grondwaterstand een oplopende trend. Tussen 1995 en 2000 is de
grondwaterstand nagenoeg gelijk gebleven en varieerde deze tussen circa NAP +6,5 m
tijdens de droge perioden en NAP +6,7 m tijdens de natte perioden.
Bij peilbuis B46A1772 ligt het maaiveld op NAP +7,66 m en zijn twee filterstellingen
aanwezig, waarvan één op 2,85 tot 3,85 m -mv en één op 9,0 tot 10,0 m -mv. De ondiepe
filterstelling is tussen augustus 2012 en oktober 2013 afgelezen en de diepere tussen juni
en oktober 2013. Ter hoogte van het ondiepe filter varieerde de grondwaterstand
grotendeels tussen NAP +6,2 en +6,4 m met uitschieters richting NAP +6,45/+6,5 m en
NAP +6,15 m. Ter hoogte van het diepere filter varieerde de grondwaterdruk tussen NAP
+6,15 en +6,4 m, dat nagenoeg gelijk is aan de grondwaterstand ter hoogte van het
ondiepe filter.
Omdat peilbuis B46A0771 circa 20 jaar is afgelezen tot en met 2000 en peilbuis B46A1772
circa 1 jaar is afgelezen tot en met 2013 is het niet mogelijk om op basis hiervan een
betrouwbare GLG en GHG te bepalen.
Afgaand op de gegevens van de Bodemkaart en de peilbuizen is een voorzichtige schatting
van de maatgevende grondwaterstand mogelijk van NAP +6,6 m. Gezien het peil in het
nabijgelegen oppervlaktewater richting het noorden afloopt (zie paragraaf 2.5), loopt de
grondwater mogelijk ook richting het noorden af.
Oppervlaktewater
Het plangebied valt binnen het beheergebied van het waterschap Rivierenland. Binnen het
gebied is geen oppervlaktewater (watergangen, sloten, greppels, vijvers) aanwezig (zie
figuur 2.4). Wel ligt ten westen van het gebied een A-watergang. Deze watergang en
bijhorende beschermingszone (die vrijgehouden dient te worden) vallen volledig buiten het
plangebied. Ten zuiden van de Staddijk is een grote vijver gelegen. Ten westen van de
Rijksweg A73 ligt een waterplas.
24
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Figuur: Oppervlaktewater (bron: Legger-viewer Waterschap Rivierenland)
Op aangeven van de gemeente blijkt in deze watergang, ter hoogte van het plangebied,
een stuw aanwezig te zijn, die de scheiding vormt tussen twee peilgebieden (zie figuur 2.5).
Ten noorden van de stuw ligt het zomerpeil op NAP +6,3 m en het winterpeil op NAP +6,0
m. Ten zuiden van de stuw ligt het peil hoger met een zomerpeil van NAP +6,6 m en een
winterpeil van NAP +6,3 m.
Keringen
Binnen het plangebied is geen kern- of beschermingszone van een waterkering aanwezig.
Kabels en leidingen
Binnen het plangebied is geen afvalwaterriolering van de gemeente Nijmegen en geen
persleiding van het waterschap gelegen. Ook in de Staddijk is geen riolering gelegen. De
dichtstbijzijnde afvalwaterriolering ligt in het doodlopende deel van de Steekweg, gelegen
ten oosten van het plangebied.
2.4.3
Beleid en uitgangspunten
Beleid algemeen
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water,
het Nationaal Waterplan 2010-2015, het advies WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water,
Provinciaal Waterplan Gelderland 2010-2015 en het Waterbeheerplan 2010-2015 van het
waterschap. De belangrijkste gezamenlijke punten uit deze beleidstukken zijn dat water een
belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening en dat de verdroging en
wateroverlast bestreden dienen te worden. Hierna is dieper ingegaan op het beleid en de
uitgangspunten van het waterschap en de gemeente en de beschermde gebieden.
Beschermde gebieden
Het plangebied is volgens de Waterverordening provincie Gelderland 2009 niet gelegen in
een beschermingszone ten behoeve van natte landnatuur. Volgens de Provinciale
Milieuverordening Gelderland 2009 is het gebied ook niet gelegen in een waterwingebied
en beschermingszone ten behoeve van de drinkwaterwinning.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
25
Waterschap Rivierenland
In de brochure "Partners in water - De watertoets in rivierenland" is aangegeven op welke
wijze het waterschap Rivierenland uitvoering wil geven aan de watertoets. Peilers van het
Waterschap zijn 'Waterneutraal inrichten' en 'Schoon inrichten'.
Voor nieuwe woonwijken streeft het Waterschap naar een afwateringssysteem met
maximale afkoppeling te komen, zodat 'schoon' hemelwater niet naar een
rioolwaterzuivering wordt afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en naar
het grond- dan wel oppervlaktewater afgevoerd wordt.
Om wateroverlast te voorkomen door de toename van verhard oppervlak, dient het verlies
aan waterberging in de bodem gecompenseerd te worden. Compensatie is verplicht bij een
toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 binnen het stedelijk gebied of 1.500
m2 binnen het landelijk gebied. Tevens geldt voor de genoemde oppervlakken een
eenmalige vrijstelling. Dat wil zeggen dat ze mogen worden afgetrokken van de totale
toename aan verhard oppervlak.
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van
maatgevende regenbuien, de landbouwkundige afvoer, de toename aan verhard oppervlak
en
de
maximaal
toelaatbare
peilstijging
binnen
waterlopen
en
andere
bergingsvoorzieningen. Voor plannen met een toename aan verharding tot 5 ha kan de
vuistregel van 436 m3 per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende
zaken zoals kwel aan de orde zijn. Hierbij is rekening gehouden met de regenbui die
statistisch gezien 1 keer in de 10 jaar + 10% (T=10 + 10%). In de waterlopen binnen het
beheersgebied van het Waterschap geldt een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m.
Uitzondering daarop zijn de deelgebieden Alblasserwaard en Vijfheerenlanden waar een
maximale toelaatbare peilstijging van 0,2 m geldt.
Wanneer de waterberging binnen een voorziening als een wadi of infiltratieveld wordt
gerealiseerd geldt de vuistregel 664 m3 per hectare verharding. Hierbij is rekening
gehouden met de regenbui die statistisch gezien 1 keer in de 100 jaar + 10% (T=100 +
10%).
De voorkeursvolgorde van het Waterschap voor de locatie van waterberging is als volgt:





Waterberging binnen het plangebied;
Extra waterberging in uitbreidingsgebieden;
Waterberging aan de rand van het stedelijk gebied;
Benutten van bergingscapaciteit in het landelijk gebied;
Bovendien geldt als uitgangspunt dat niet wordt
benedenstroomsgebied.
afgewenteld
op
het
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het Waterschap de trits:
vasthouden/ infiltreren -bergen - afvoeren. Hierbij is de eerst genoemde het meest wenselijk
en de laatst genoemde minst wenselijk.
Op dit moment is de rioleringsnota "Samen door een buis" van toepassing.
Lozing van het afstromende hemelwater op de bodem en op open water moet, voor wat de
kwaliteit betreft, voldoen aan algemene regels, die zijn opgenomen in het Blbi en het Barim.
Het waterschap houdt toezicht op deze regels, voor zover het lozingen op open water
betreft. Een watervergunning voor het lozen, waarin de kwalitatieve aspecten worden
geregeld, is niet meer nodig, indien voldaan wordt aan deze algemene regels. Een
watervergunning blijft nodig als het gaat om de kwantitatieve effecten van het lozen vanaf
nieuw verhard oppervlak op oppervlaktewater.
26
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Aanvullende randvoorwaarden zijn:












Ontwikkelingen dienen (grond)waterneutraal te zijn. Dit betekent dat een ontwikkeling
geen nadelige effecten mag hebben op de (grond)waterhuishouding;
Het oppervlak van eventueel te dempen watergangen dient gecompenseerd te worden;
De aanleg van lange duikers voorkomen;
Drooglegging van minimaal 0,7 m in watergang bij bui T=10 + 10%;
Drooglegging van minimaal 0,0 m in watergang en wadi/infiltratieveld bij bui T=100 +
10%;
De eis m.b.t. de drooglegging is op een wadi/infiltratieveld niet van toepassing, gezien
de aanwezigheid van het hemelwater in een dergelijke voorziening van korte duur is. Er
dient echter wel een overloopvoorziening in de voorziening te worden opgenomen, om
de maximale peilstijging (inundatie) te waarborgen;
De toegestane peilstijging in watergangen is tijdens een T=10 + 10% 0,3 m. Tijdens een
T=100 + 10% mag het water tot aan maaiveld stijgen;
In een wadi/infiltratieveld mag maximaal een peilopzet van 0,3 m worden toegepast. De
toegestane peilstijging is afhankelijk van zaken als kindveiligheid en inrichting/opbouw
van de voorziening. Om die reden wordt ook wel een grotere of kleinere peilstijging
toegestaan. Dit in overleg met het Waterschap en Gemeente;
Om te voorkomen dat de bodem van een wadi/infiltratieveld verslempt en de begroeiing
afsterft, dient de voorziening binnen 24 uur leeg te lopen;
Maximale afvoer naar landelijk gebied betreft 1,5 l/s/ha;
Hemelwater, afkomstig van wegoppervlakken, dient, alvorens het wordt geloosd op het
oppervlakte, via een bodempassage of lamellenfilter te worden afgevoerd;
Er mogen geen uitlogende materialen binnen het watersysteem worden toegepast;
Indien drainage onder de woningen en/of wegen wordt aangelegd, dient de b.o.b. of de
drempel van de drainageleiding boven de GHG te worden gesitueerd. In overleg met
Waterschap en Gemeente kan hiervan onder nader te bepalen voorwaarden van
worden afgeweken. Het binnen het peilgebied ingestelde waterpeil ligt namelijk een
stuk lager dan de GHG. Het is echter niet de bedoeling dat door de lager dan GHG aan
te leggen drainage een kweltoename ontstaat. Wanneer dit wel het geval is dient deze
gemitigeerd of gecompenseerd te worden;
Indien de afvalwaterafvoer ofwel droogweerafvoer (DWA) via een gemaal op de
bestaande gemengde riolering wordt aangesloten het inprikpunt niet binnen de
invloedssfeer van een overstort plaatsen. De voorkeur gaat uit om het inprikpunt binnen
de invloedssfeer van een eindgemaal te plaatsen;
Gelet op de aanwezigheid van een overstort van het gemengde rioolstelsel dient de
woningbouwontwikkeling geen risico's voor de volksgezondheid te introduceren. De
overstort ligt echter 130 m ten noorden van de ontwikkeling, waarmee de risico's voor
de volksgezondheid minimaal zijn.?
Gemeente Nijmegen
In 2001 heeft de gemeente Nijmegen een Waterplan opgesteld, waarin het beleid en de
uit-gangspunten voor een duurzaam stedelijk waterbeheer zijn opgenomen. In april 2010
zijn de uitgangspunten voor de infiltratie nader uitgewerkt in de Nota " Afkoppelen en
infiltreren hemel-waterafvoer" Deze nota is in maart 2013 geactualiseerd. In tabel 4.1 is een
samenvatting van de uitgangspunten opgenomen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
27
28
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Tabel: Samenvatting uitgangspunten infiltreren hemelwater (bron: Samenvatting Nota
'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer')
Nieuw oppervlaktewater
Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied wordt bij voorkeur zoveel mogelijk
aangesloten op de bestaande waterstructuur. Ondanks dat het nieuwe water, de vijver, niet
in onderhoud komt van het waterschap, blijft het van belang dat binnen het ontwerp van de
vijver rekening wordt gehouden met het onderhoud en de opslagmogelijkheden voor vuil en
kroos. De vijver wordt echter niet aangesloten op de bestaande staddvijvers.
Om oppervlaktewater van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is het
zelfreinigend vermogen van het water van belang. Dit wordt bevorderd door rekening te
houden met voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte (streven is 1 m),
voldoende oevervegetatie (taludschuinte minimaal 1:2 of flauwer) en eventuele aanvulling
met grond- (kwel stuwwal) en/of oppervlaktewater.
Ontwateringsnormen en drooglegging
De ontwateringsnorm is de afstand tussen de GHG en het maaiveld, straatniveau en
bouwpeil. Hierna zijn de te hanteren ontwateringnormen uiteengezet:


Wegen (secundair): minimaal 0,7 m;
Bebouwing (onderkant vloer) en aanliggend maaiveld: 0,8 m bij niet waterdichte
kruipruimtes. Wanneer wordt uitgegaan van een vloerdikte (excl. isolatie) van 0,2 m
komt de ontwaterings-diepte voor het bouwpeil uit op 1,0 m. Bij kruipruimteloos bouwen
kan de ontwateringsdiepte met 0,3 m worden verminderd;
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
29

Groen: 0,5 m.
De drooglegging van het gebied is medebepalend voor de ontwatering. Drooglegging is de
maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil
ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,7 m, voor het straatpeil een
drooglegging van 1 m en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter.
Omdat het uitgangspunt (grond)waterneutraal ontwikkelen is, mag de grond- en
oppervlaktewa-terstand niet verlaagd worden om te voldoen aan de ontwateringsnormen en
drooglegging.
Afvalwaterafvoer
De gemeente Nijmegen heeft aangegeven dat de afvalwaterafvoer vanuit het plangebied
aange-sloten kan worden op de afvalwaterriolering in het doodlopende deel van de
Steekweg, ter hoog-te van putnummer 10327/25. Afhankelijk van de uit te werken hoogtes
van de afvalwaterafvoer kan dit onder vrijverval plaatsvinden of is voor de aansluiting een
pomp nodig. Daarbij is voor de aansluiting een capaciteitsberekening nodig.
2.4.4
Toekomstige waterhuishouding
Hemelwaterbehandeling
Het van de verhardingen afstromende hemelwater wordt gescheiden afgevoerd van de
afvalwaterafvoer van het gebouw.
Afgaand op de huidige bodem- en watersituatie blijkt het plangebied matig tot slecht
geschikt te zijn voor de infiltratie van hemelwater. De eerste 0,8 m van de bodem bestaat
zeer waarschijnlijk uit matig tot slecht waterdoorlatende klei. Daarnaast ligt de GHG volgens
de Bodemkaart op 0,4 tot 0,8 m -mv.
Gezien de huidige bodem- en watersituatie en de huidige vijver ten zuiden van de Staddijk
is gekozen om binnen het plangebied een nieuwe vijver te realiseren. Binnen de nieuwe
vijver kan het van de verhardingen afstromende hemelwater worden geborgen, deels
infiltreren en deels (vertraagd) afstromen richting het watersysteem buiten het plangebied.
Tijdens een regenbui kan het waterpeil in de vijver stijgen, waarmee de berging van het
hemelwater plaatsvindt. Na neerslag stroomt het water langzaam af, waarmee het waterpeil
weer zakt tot normaal niveau.
Voor de zichtbaarheid en beheersbaarheid van het watersysteem heeft het de voorkeur het
hemelwater bovengronds af te laten stromen richting de nieuwe vijver; bijvoorbeeld via
laagtes in het gras vanaf het gebouw, de wegen en parkeerplaatsen tot aan de vijver.
Daarbij is het voor het voorkomen van wateroverlast van belang dat het maaiveld van het
gebied wordt afgewerkt richting de vijver.
Het van de verhardingen afstromende hemelwater hergebruiken is een mogelijkheid.
Gedacht kan worden aan het gebruik van hemelwater voor sanitaire voorzieningen. Het is
nog niet bekend of en hoe dit een plek krijgt in de ontwikkeling van het gebied.
Voor de toekomstige parkeerplaatsen is het wenselijk een voorzuivering van het
afstromende hemelwater toe te passen. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele
verontreinigingen in het oppervlaktewater of grondwater terecht komen. Een voorzuivering
kan plaatsvinden doormiddel van een bodempassage als een infiltratieveld met een berging
van minimaal 10 mm en een voldoende snelle leegloop. Bij de uitwerking van het plan dient
deze bodempassage nader te worden uitgewerkt.
30
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Om de vervuiling van het afstromende hemelwater zoveel mogelijk te beperken gelden de
volgende uitgangspunten:





voorkomen gebruik van vervuilende (uitlogende) bouwmaterialen;
voorkomen/beperken gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen;
beperken strooien bij gladheid;
voorkomen autowassen op de kavels en op straat;
goede communicatie richting de toekomstige gebruikers (folder, informatie in
koopcontract, plaatsing bordjes).
Compensatie verhard oppervlak
Binnen het plangebied neemt het afstromend verhard oppervlak met circa 8.900 m2 toe.
Met de vrijstelling van 500 m2 komt het te compenseren verhard oppervlak uit op 8.400 m2.
Op basis van de bergingsnorm van 436 m3/ha betekent dit een benodigde berging van 366
m3. In tabel 4.1 is het verhard oppervlak en benodigde berging nader uiteengezet.
Het wateroppervlak van de vijver is bepaald op circa 3.400 m2. Met de maximale peilstijging
van 0,3 m betekent dit een beschikbare berging van 1.020 m3. Dit is dus ruim voldoende
voor het opvangen van de benodigde berging.
Tabel: Verhard oppervlak en benodigde waterberging
Naast de compensatie van het verhard oppervlak dient ook de eventuele toename aan
kwel, als gevolg van het graven van de vijver, gecompenseerd te worden. Echter het
overschot van circa 655 m3 is ruim afdoende om de toename aan kwel te compenseren.
Vijver
De vijver dient later nader te worden uitgewerkt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op
het realiseren van een goede waterkwaliteit en een voldoende snelle daling van het
waterpeil na een regenbui. De peildaling is nodig om weer ruimte te hebben voor nieuwe
regenbuien.
Met het graven van de vijver komt het water zeer waarschijnlijk in contact te staan met de
aanwezige kwelstroom vanuit de stuwwal. Dit heeft een positieve invloed op de
waterkwaliteit in de vijver.
Voor de peildaling, ofwel vertraagde leegloop van de vijver, is het nodig een aansluiting te
realiseren op de nabijgelegen A-watergang, benedenstrooms de aanwezige stuw. Voor het
realiseren van de aansluiting op de watergang dienen de technische uitgangspunten van
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
31
het waterschap gehanteerd te worden.
Ontwatering
Afgaand op de geschatte ontwerpgrondwaterstand van NAP +6,6 m en het maaiveldverloop
volgens de AHN blijkt het gebied niet overal te voldoen aan de ontwateringsnormen. Het
straatniveau en het maaiveld ter hoogte van het gebouw dienen in ieder geval op NAP +7,3
m afgewerkt te worden. Het bouwpeil dient weer circa 0,3 m hoger gelegd te worden dan
het straatniveau.
Afvalwaterafvoer
Binnen het plangebied komt een vrijverval afvalwaterafvoer te liggen welke wordt
aangesloten op de afvalwaterriolering in het doodlopende deel van de Steekweg, ter hoogte
van putnummer 10327/25. Bij de uitwerking van het plan wordt de diameter en
hoogteligging van afvalwaterafvoer en de aansluiting op de bestaande riolering nader
uitgewerkt.
Watervergunning
Voor plannen met (in)directe lozing (toename verharding) op het oppervlaktewater is een
watervergunning nodig. In dit kader zullen nadere eisen worden gesteld aan het plan.
2.5
Natuur & Landschap
2.5.1
Natuur
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied
van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van
de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming
van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de
Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de
natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Het plangebied valt niet binnen Natura 2000 gebieden en er is geen externe werking op
deze gebieden te verwachten.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in
1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de
natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de
Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende
gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:


Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en
'Bronnenbos Refter')
Er zijn geen nadelige effecten vanuit het plangebied te verwachten op de beschermde
Natuurmonumenten rond Nijmegen.
32
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Ecologische Hoofd Structuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te
ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland
2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap.
Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de
stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de
EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het
bosgebied van Vogelzang.
Het plangebied ligt niet binnen de EHS en zal hier ook geen directe invloed op uitoefenen.
2.5.2
Flora en Fauna
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt
de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt bepalingen die
voorheen in verschillende wetten waren opgenomen. Tevens is de Vogelrichtlijn,
Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag geïmplementeerd in deze wet. Hierdoor
heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van in het wild voorkomende soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende
planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent
dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in
principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de
verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden
aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek
naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond
worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen.
De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk
beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd
zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke
activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Voor het plangebied is een quickscan uitgevoerd. Het rapport "Quick Scan Flora- en
faunawet nieuwbouw uitvaartcentrum Dela Nijmegen" d.d. 19 juni 2013 van Tauw. De
conclusies uit dit onderzoek zijn hier kort samengevat.
Gelet op de terreinkenmerken en de aanwezige biotopen, wordt de aanwezigheid van
beschermde flora, reptielen, dagvlinders, libellen, overige ongewervelde, vissen en
amfibieën uit te sluiten. Het terrein is wel geschikt als leef of foerageergebied voor enkele
zoogdieren, vleermuizen en vogels.
Grondgebonden zoogdieren
Eekhoorn, steenmarter en boommarter kunnen op basis van de aanwezige biotopen
voorkomen. Er zijn geen nesten of verblijfplaatsen aangetroffen. Het gebied is geschikt als
foerageergebied. Door de voorgenomen ingreep zal dit gebied verkleinen, maar er zijn
voldoende alternatieven in de omgeving aanwezig. Er zijn daarom geen consequenties
vanuit deze soortgroep voor de verdere planning en uitvoer van het project.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
33
Op basis van verspreidingsgegevens en eerdere onderzoeken is bekend dat de das
voorkomt ten zuiden van het plangebied. Er zijn geen waarnemingen bekend binnen het
plangebied of direct hieraan grenzend. Er zijn geen burchten waargenomen tijdens de
quickscan, wel kan hier sporadisch een foeragerende das voorkomen. Omdat het
naastgelegen bosgebied een gunstiger foerageergebied is, zal het verwijderen van dit
sporadisch foerageergebied geen effect hebben op de soort.
Vleermuizen
Het plangebied kan de functie hebben als verblijfplaats en als foerageergebied voor diverse
vleermuissoorten. Een deel van deze soorten kan een verblijfplaats hebben in bomen.
Daarnaast heeft het gebied mogelijk een functie als foerageergebied. Nader onderzoek is
noodzakelijk om te bepalen in hoeverre deze leefgebiedfuncties worden geschaad. Op
basis van dit nader onderzoek kan worden bepaald of er mitigerende maatregelen
noodzakelijk zijn. Mogelijk is een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk.
Vogels
Nader onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of er binnen het plangebied of de directe
omgeving daarvan jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn van de boomvalk, buizerd of
ransuil. Op basis van dit nader onderzoek kunnen effecten worden uitgesloten of
maatregelen worden getroffen om effecten uit te sluiten of te mitigeren. Mogelijk is in het
laatste geval een ontheffingsaanvraagprocedure noodzakelijk.
Tijdens het veldbezoek zijn niet-jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Deze nesten
zijn in elk geval tijdens de broedperiode beschermd. De broedperiode loopt globaal van
maart tot en met juli. Bescherming van broedende vogels vanuit de Flora- en faunawet is
niet strikt gebonden aan deze periode. Het uitgangspunt moet zijn of er (al/nog) sprake is
van een nestgeval. De vegetatie in het plangebied dient buiten de broedperiode te worden
verwijderd.
Uitvoerbaarheid bestemmingplan
Het is redelijkerwijs te verwachten dat het bestemmingsplan kan worden ingevuld zonder
overtreding van de Flora- en faunawet vanuit vleermuizen en vogels.
Wanneer er sprake is van vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen op het terrein, kunnen
deze (bomen) worden gespaard bij de daadwerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Indien het
niet mogelijk is verblijfplaatsen te sparen, kunnen, afhankelijk van de omvang van de
verblijfplaats, mitigerende maatregelen getroffen worden waarbij schade aan de soort(en)
wordt voorkomen. Hiermee is het reëel dat er een positieve afwijzing zal worden verleend
bij een ontheffingsaanvraag. Alleen in zeldzame gevallen, zoals bij aanwezigheid van zeer
grote verblijfplaatsen, zal een ontheffing moeilijker te verkrijgen zijn. Op basis van de
quickscan wordt dit niet verwacht
Voor eventuele jaarrond nesten van de boomvalk, buizerd of ransuil kunnen maatregelen
worden getroffen zoals het werken buiten de kwetsbare periode of het behouden van
bomen met vogelnesten en het effectief leefgebied daarvan. Hiermee wordt overtreding van
de Flora- en faunawet voorkomen. In het onwaarschijnlijke geval dat een jaarrond
beschermd broedvogelnest moet worden verwijderd, is het mogelijk dat met voldoende
mitigerende maatregelen een positieve afwijzing kan worden verkregen bij een
ontheffingsaanvraag. In dat geval is er eveneens geen sprake van een overtreding van de
Flora- en faunawet. Of er voldoende mogelijkheden zijn ter mitigatie is wel afhankelijk van
de conclusies uit het nader onderzoek.
34
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Nader onderzoek
Voor de bestemmingsplanprocedure is geen nader onderzoek nodig, dit is wel zo voor de
uitvoering. De noodzakelijk compenserende en mitigerende maatregelen moeten verwerkt
worden in het plan en tijdens de uitvoering.
2.5.3
Groen
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid voor gemeente Nijmegen is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor
het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:




inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun
onderlinge samenhang;
een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige
stedelijke ontwikkelingen;
de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een
uitvoeringsprogramma.
Hoofdgroenstructuur uit Groenplan De Groenen Draad
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van
het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In
bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast
kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op
wijkniveau.
Het plangebied ligt binnen de hoofdgroenstructuur als gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Bij
de ontwikkeling van het uitvaartcentrum wordt de buitenruimte ontwikkeld als parkachtig
gebied dat aansluit bij het naastgelegen stadspark Staddijk. In het plan zal een natuurlijke
vijver met graslandvegetatie gerealiseerd worden. Een deel van het bestaande
populierenbos wordt omgevormd tot een structuurrijk bosgebiedje. De ontwikkeling van
deze parkachtige inrichting past binnen de ambitie van het groenplan.
Bij de opstelling van het inrichtingsplan van de buitenruimte en het gebouw moet rekening
gehouden worden met eventueel te nemen compenserende of mitigerende maatregelen die
voorkomen uit het nadere onderzoek ten behoeve van de Flora en Faunawet.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
35
Hoofdgroenstructuur uit Groenplan De Groenen Draad
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen
voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor
inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het
handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en
initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming,
aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame
instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:




Optimale inzet van middelen;
Waarborgen van een vitaal bomenbestand;
Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren;
Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen.
Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op
particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden
gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur
vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De
hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel
beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
36
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdboomstructuur uit het Handboek Stadsbomen
De eikenlaan aan de westzijde van het plangebied maakt deel uit van de
hoofdgroenstructuur. Bij de ontwikkeling van het plangebied moet de eikenlaan behouden
blijven. Dit is reeds in het plan opgenomen. Vanuit het Handboek Stadsbomen bestaat de
ambitie om een boomstructuur te realiseren in de Staddijk. Bij ontwikkeling van deze straat,
moet dit voornemen uitgewerkt worden.
Hoofdboomstructuur uit het Handboek Stadsbomen
Het plangebied valt binnen het regime van de rooivergunning. Dit betekend dat voor alle
bomen dikker dan 95 cm. in omtrek (op een hoogte van 1.30 meter boven maaiveld) een
rooivergunning aangevraagd moet worden. Voor bosplantsoen en bos met een oppervlakte
meer dan 150 m2 moet tevens een rooivergunning aangevraagd worden. De dikte van de
stammen van de bomen in het bos of in het bosplantsoen zijn hierbij niet bepalend, maar de
oppervlakte van het te rooien gebied.
Bij de aanvraag van de rooivergunning moet een compensatieplan ingediend worden. Om
een goede beoordeling van het bomenplan (rooivergunning en compensatieplan) moet een
Boom Effect Analyse (een zogenaamde BEA) gemaakt worden. Deze BEA maakt deel uit
van de rooiaanvraag.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
37
2.6
Archeologie en Cultuurhistorie
2.6.1
Cultuurhistorische waarden
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft
identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet
om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van
bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering
Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening
(Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht
cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van
bestemmingsplannen,
projectafwijkingsbesluiten
en
beheersverordeningen
cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan
conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten en
rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten worden op basis van deze wet aangewezen. Er
zijn geen rijksmonumenten in het gebied aanwezig en het ligt ook niet binnen een
rijksbeschermd stadsgezicht.
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde
Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te
actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door
de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de
gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor
worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en
bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige
stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te
behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de
daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze
ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de
ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische
elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als
beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop
we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis
voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het betreffende bestemmingsplangebied aan de Streeksweg valt binnen gebiedstype 1 van
de cultuurhistorische beleidskaart. Dit houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit
cultuurhistorie alleen ingezet wordt op behoud van historische structuren, tenzij de
ontwikkeling betrekking heeft op een beschermd monument of is gelegen in de directe
nabijheid van een beschermd monument.
38
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Cultuurhistorie Streekweg en Staddijk
De Staddijk heette omstreeks 1859 nog Stadsdijk en werd als volgt omschreven: "loopende
nabij de Teerschesluis van de Graafscheweg langs den Duckenburg en verenigt zich bij de
brug aan de Vossendijk met den groote weg van Nijmegen op Overasselt". Deze weg was
vroeger een dijk, de naam zegt het al, en is in de veertiende eeuw opgeworpen vanwege de
ontginning van het gebied.
De Staddijk is namelijk gelegen in een gebied dat nog een restant is van een verwilderd
riviersysteem uit het late Pleistoceen. Het is ontstaan na de laatste ijstijd, toen veel water
werd afgevoerd door een groot aantal ondiepe geulen die zich regelmatig verlegden. In het
park Staddijk is dit oeroude landschap, waaronder een restant van een rivierarm van de
Maas, nog bewaard gebleven. Hierdoor is het eeuwenlang een moerrasig gebied geweest.
De oude benamingen, zoals Neerbosse Broek, Teerse Broek en Dukenburgse broek
verwijzen hier nog naar. Broek betekent namelijk 'moerassig land'. De natte ondergrond van
de Broekgebieden is mede oorzaak voor de late ontginningen in de westelijke strook van
Nijmegen. Tot omstreeks 1300 werden rond de hoger gelegen oeverwallen kades gelegd
om de bewoonde gebieden vrij te houden van wateroverlast. De Teersdijk is zo'n kade en
kan als waterkering voor de hoger gelegen gronden van Hatert en Wijchen worden
beschouwd. De dijken waren een eerste vervolg op de kades. De westelijke begrenzing van
Dukenburg's broek is de Staddijk. Deze is waarschijnlijk in de veertiende eeuw opgeworpen
als scheiding tussen Dukenburg's broek en het nog nattere deel rond het Wijchens Ven. In
dezelfde eeuw is voor het Land van Maas en Waal ook een regionaal afwateringsysteem
ontworpen met de Oude en Nieuwe Wetering als hartlijnen. De gegraven waterlopen
voerden van oost naar west en konden overtollig water kwijt via een sluis op de Maas.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw is er bebouwing langs de Staddijk tot stand
gekomen. Er is nog een aantal boerderijen aanwezig.
Gevolgen bestemmingsplanwijziging voor de aanwezige cultuurhistorische waarden
Met de nieuwe Nota Cultureel Erfgoed heeft de gemeente Nijmegen er voor gekozen bij
gebiedstype 1 alleen in te zetten op behoud van historische structuren. Deze
bestemmingsplanwijziging heeft geen gevolgen voor de omringende historische structuren.
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan daarom ingestemd worden met de voorgestelde
bestemmingsplanwijziging.
2.6.2
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de
beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het
verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het
culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en
besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan
dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via
archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring
van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de
uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de
Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg
(WAMz, 1-9-2007).
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
39
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de
Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien
dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek
verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen
archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische
(in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die
mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten
van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties
nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het
tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in
de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft
Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische
beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en
hun waardering zijn aangegeven.
8.2
Plangebied
De locatie Staddijk 20 ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch
belang (waarde 1). In het in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld archeologisch beleid
wordt bepaald dat in gebieden met waarde 1 bij bodemingrepen groter dan 2500 m2
archeologisch (voor)onderzoek moet plaatsvinden. Inmiddels is in september 2013 een
proefsleuven-onderzoek in het plangebied uitgevoerd. Dit onderzoek heeft enkele recente
sporen opgeleverd en slechts enkele losse vondsten uit de bouwvoor.
Uit het
proefsleuven-onderzoek blijkt dat er geen verder archeologisch onderzoek meer uitgevoerd
hoeft te worden.
8.3
Voorwaarden
Geen voorwaarden
8.4
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze
weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende
zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
40
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1
Economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt uitgevoerd in opdracht en op kosten van de initiatiefnemer. Op 2 juli 2013
heeft het college de grondverkoopovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer
vastgesteld. De gemeentelijke plankosten en eventuele planschadeclaims worden gedekt
uit de exploitatie "Herstructurering Dukenburg".
Door de aanwezigheid van deze overeenkomsten is er geen noodzaak een exploitatieplan
te maken.
3.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
heeft in de periode van 20 maart tot en met 30 april 2014 voor een periode van zes weken
ter inzage gelegen. Er zijn twintig zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen zijn binnen
de daarvoor gestelde termijn ontvangen. Van de twintig zienswijzen zijn er 15 identiek.
Deze zienswijze is opgesteld door actie comité 'geef de bewoners een stem'. De
zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in een seperate zienswijzennota.
De ingekomen zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van de maximale bouwhoogten
van het plan. In het ontwerpbestemmingsplan was één maximale bouwhoogte opgenomen
voor het hele bouwvlak. Dit liet de mogelijkheid open om in de toekomst meer capaciteit te
realiseren dan waar nu rekening mee is gehouden. Om deze mogelijkheid uit te sluiten zijn
gedifferentieerde maximale bouwhoogten opgenomen op de verbeelding. De nieuwe
maximale bouwhoogten sluiten beter aan bij het concept bouwplan en laten geen ruimte
over voor significante uitbreidingen zonder dat daarvoor een nieuwe planologische
procedure noodzakelijk is.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
41
Hoofdstuk 4 Vooroverleg
4.1
Ministerie I&M
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale
belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze
paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op
welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe
markering voor gevallen waarvoor de mede-overheden afstemming moeten zoeken met het
Rijk.
Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen.
Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met het minsterie van I&M niet noodzakelijk.
4.2
Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop
en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1.
Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd
voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
Het onderhavige plan treft geen provinviale belangenen en hoeft niet aangeboden te
worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
4.3
Waterschap
Het waterschap Rivierenland heeft in het kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg
aangegeven akkoord te zijn met het plan.
42
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
43
Regels
44
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
45
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20) met
identificatienummer NL.IMRO.0268.BP4010-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan
niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende
beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de
woonfunctie.
1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of
overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van
bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter
plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast)
waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met
behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
46
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of
begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door
een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit
(CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend
volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen en/of houden van dieren.
1.12
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13
bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch
en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft
maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.14
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en
verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij
eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse
vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks
verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de
huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de
bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.16
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en
parkeren.
1.17
beschermd stadsbeeld
stadsbeelden
die
overeenkomstig
de
bepalingen
van
de
gemeentelijke
monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een
kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen
in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
1.18
beschermd stadsgezicht
stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang
van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.
1.19
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning;
b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
47
1.20
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22
BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit
Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.23
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning.
1.24
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt
gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten
behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.25
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
1.26
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en
gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een
bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd
overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.27
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.28
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond
en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.29
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt
2
verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m , waarop een volledig of nagenoeg volledig
assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.30
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
48
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.31
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.32
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.33
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden.
1.34
casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de
voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van
gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt
gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars
geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen
overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1.35
cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch
(steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.36
cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan,
creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna,
speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of
seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de
aanduiding 'casino'.
1.37
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te
nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.
1.38
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig
heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen,
grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.39
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan
niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons,
bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-,
internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken,
autorijscholen en dergelijke.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
49
1.40
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het
bouwvlak.
1.41
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.42
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente
Nijmegen (APV).
1.43
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie
van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is
uitgezonderd.
1.44
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.45
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.46
gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf
waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden
geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.47
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
a.
b.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
woningen;
andere geluidsgevoelige gebouwen:
onderwijsgebouwen;
ziekenhuizen;
verpleeghuizen;
verzorgingstehuizen;
psychiatrische inrichtingen;
kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet
(woonwagen);
II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.48
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
50
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.49
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter
aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.50
historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.51
historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.52
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd
en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of
uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.53
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.54
hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.55
hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus
en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van
passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.56
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet
zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.57
hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als
nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.58
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in
hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische
arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.59
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten,
zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
51
1.60
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst
in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van
producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten,
versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.61
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten,
openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts,
apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis,
onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.62
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige,
ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.63
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
1.64
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane
grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens
hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens
hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.65
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit
maar daaraan ondergeschikt is.
1.66
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan
ondergeschikt is.
1.67
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart
Nederland (GBKN), als vervat in het bestand GBK 2013-06-12
1.68
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan
ondergeschikt is.
1.69
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden.
1.70
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet
zijnde een gebouw.
1.71
52
pand
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar
is.
1.72
parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.73
parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's
kunnen parkeren.
1.74
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.75
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.76
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast
in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie.
1.77
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een
ander tegen vergoeding.
1.78
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.79
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals:
kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.80
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel
onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens
begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.81
speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van
speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op
de kansspelen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
53
1.82
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve
voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld,
stadion, tennisbaan en zwembad.
1.83
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens,
wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende
constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen,
brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken,
zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en
speelvoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.84
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot
seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.85
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt
aan te merken.
1.86
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of
van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.87
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een
grote verscheidenheid aan levensmiddelen.
1.88
terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling
waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden
geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.89
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in
de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten
in de bodem aanwezig zijn.
1.90
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.91
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het
gebouw gelegen ruimte.
54
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
1.92
verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet
voor doorgaand verkeer.
1.93
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.94
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater
zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.95
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.96
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in
ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.97
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen
of woonschip.
1.98
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.99
woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is
ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke
verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk
van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd)
om goederen, passagiers of beide te vervoeren.
1.100
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.101
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van
zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren
en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.102
zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte
zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn
zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen,
gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote
zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven,
basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
55
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot
aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de
andere lijn.
2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige
bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming
toegestane activiteit/functie.
2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel
waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere
technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het
hoogste punt van de kap.
2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak
wordt gemeten.
2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers,
(brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies,
hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes
aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om
een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
56
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
57
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te
geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van
ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat
binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt
voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als
bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een
(al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van
de hoofdtoegang;
b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan
de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld
ter plaatse van de hoofdtoegang;
c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse
hoofdgebouw;
d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld.
2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter
toonbanken.
2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane
grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
58
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
3.1
Bos
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos;
b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische- en natuurwaarden;
c. bijbehorende voorzieningen zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en
speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende
voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van schuilgelegenheden en/of berging;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van
2
schuilgelegenheden en/of berging mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m . De
bouwhoogte mag maximaal 5 meter en de goothoogte maximaal 3 meter bedragen;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, de
bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5
meter bedragen.
3.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. het aanleggen van wegen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen
2
met gezamenlijke oppervlakte van meer dan 25 m ;
b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen,
egaliseren, afgraven of ophogen;
c. het kappen van bomen en andere beplanting;
d. het aanleggen van waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterpartijen.
3.3.2
Uitzonderingen
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
a.
b.
c.
d.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
het aanleggen van (half)verharde fiets-en voetpaden;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
59
3.3.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover
het bos hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
60
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 4
4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen,
hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden, overige voorzieningen ten
behoeve van een uitvaartfaciliteit;
c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers,
alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en
overbruggingen;
d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het
aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het
aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 7.2;
c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen
ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met
een maximum diepte van 2 meter;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, de
bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen
niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse
parkeervoorzieningen.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
61
Artikel 5
5.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding uitvaartcentrum (uv) enkel bestemd voor het realiseren
van een uitvaartcentrum / uitvaartfaciliteit met dien verstande dat bijbehorende
voorzieningen zoals bijvoorbeeld een crematorium ook zijn toegestaan;
b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 8.2;
c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen,
sport- en speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende
voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak';
b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden
de volgende bepalingen:
1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van
de
aanduiding
'maximum
bebouwingspercentage'
aangegeven
bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is
aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden
bebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding
'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum
goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel
binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding
'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
1. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
2
overkappingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag ten hoogste 75 m bedragen;
2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de
beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten
hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen;
3. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de
bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen;
4. de hoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde,
mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien
verstande dat:
1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen
gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen,
koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2
meter;
2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
3. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen
en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen
zijnde, niet meer dan 4 meter.
62
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige
bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet
geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen
geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan
wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin
opgenomen voorwaarden.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
63
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
64
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 7
7.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van
beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte
van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene
aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
7.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair,
infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag,
wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle
bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte
van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen
zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van
toepassing zijn.
7.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op
de begane grond toegestane functies;
b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van
ondergrondse parkeervoorzieningen;
c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding
'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan
wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het
hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de
bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is
tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met
een maximum diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de
bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is
tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met
een maximum diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de
bestaande aan- of uitbouw reikt;
g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in
artikel 7.2 is toegestaan;
h. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van
toepassing zijn.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
65
Artikel 8
8.1
Algemene gebruiksregels
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is
verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
8.2
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en
ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of
sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden
toegestaan:
a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de
hoofdactiviteit;
c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus
geen aparte ingang;
d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
2
f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m en
niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca
worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand
zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50
2
m en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende
horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het
pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening
gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met
uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende
horeca worden besteed;
i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan
ondersteunende horeca worden besteed;
2
j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m aan ondersteunende horeca worden besteed en
2
bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m worden opgeteld,
2
met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m .
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de
ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag,
keuken- en toiletruimten.
66
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van
de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een
bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een
verbetering is.
Artikel 10
10.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
b. de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
67
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 11
Overgangsrecht
11.1
Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzonderingen
Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2
Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel
11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.3 Uitzonderingen
Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
68
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk
20)'.
bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 10 (Uitvaartfaciliteit nabij Staddijk 20)
69