Verschil in stabiliteit tussen sociaal-communicatieve

Verschil in stabiliteit tussen sociaal-communicatieve problemen en
negatief veeleisend gedrag van babytijd naar peutertijd in een grote
Nederlandse populatiesteekproef
[Different stability of social-communication problems and negative demanding behaviour from
infancy to toddlerhood in a large Dutch population sample]
Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, 2014, 8:19
E. Möricke, M. Lappenschaar, S. Swinkels, N. Rommelse, J. Buitelaar
Doel
Er is weinig bekend over de stabiliteit van ontwikkelings- en gedragsproblemen als kinderen uit de
algemene populatie zich ontwikkelen van baby tot peuter. Derhalve hebben we op twee tijdstippen
gedragsprofielen onderzocht en vastgesteld of gedrag stabiel is tijdens de vroege ontwikkeling.
Opzet
In het kader van het SOSO-project (ScreeningsOnderzoek Sociale Ontwikkeling) hebben ouders van
4237 kinderen vragenlijsten met 62 items over externaliserend, internaliserend , en sociaalcommunicatief gedrag beantwoord toen de kinderen 14-15 en 36-37 maanden oud waren. Met behulp
van factor mixture modelling (FMM) zijn op beide tijdstippen vijf homogene profielen geïdentificeerd:
drie met relatief normaal gedrag of met milde/matige problemen, een met duidelijke communicatie- en
interactieproblemen, en een met uitgesproken negatief en veeleisend gedrag.
Resultaten
Meer dan 85% van de infants met normaal gedrag of milde problemen bij 14-15 maanden gedroeg
zich vrij normaal als peuters van 36-37 maanden. Een vergelijkbaar percentage infants met matige
communicatieproblemen was de problemen ontgroeid op de peuterleeftijd. Echter, infants met ernstige
communicatie- en interactieproblemen of met uitgesproken negatief en veeleisend gedrag hadden als
peuters nog steeds milde tot ernstige problemen, en toonden geen volledig normaal gedrag. Met de
tijd kwamen verbeteringen vaker voor bij kinderen met negatief en veeleisend gedrag dan bij kinderen
met communicatie- en interactieproblemen. De eerste groep toonde minder continuïteit op hetzelfde
gedragsdomein dan de tweede groep.
Conclusie
Negatief en veeleisend gedrag in de babytijd is vaker van voorbijgaande aard en een minder
specifieke voorspeller van problemen in de peutertijd dan communicatie- en interactieproblemen.
Klinische implicaties
Deze uitkomsten kunnen dienen als basis voor vervolgonderzoek waarin relaties tussen ontwikkelingsen gedragsproblemen in de geïdentificeerde klassen enerzijds en in klinische diagnoses anderzijds
worden geëxploreerd.