Inpassingsplan n244 Toelichting - Provincie Noord

verkeer en vervoer
Inpassingsplan N244
Toelichting
3 februari 2014
N244
VERKEER EN VERVOER
Inpassingsplan N244
Toelichting
Colofon
Uitgave
Provincie Noord-Holland
Postbus 123 | 2000 MD Haarlem
Tel.: 023 514 31 43 | Fax: 023 514 40 40
www.noord-holland.nl
[email protected]
Eindredactie
Provincie Noord-Holland
Directie Beleid | Sector Verkeer en Vervoer
Grafische verzorging
Provincie Noord-Holland, MediaProductie
Haarlem, 3 februari 2014
2 | INHOUD
4 | 1Inleiding
4
|
1.1 N244 belangrijke verbinding in netwerk Noord-Holland
4
|
1.2 Verbreding N244 lost verkeerskundige knelpunten op
4
|
1.3 Inpassingsplan noodzakelijk voor realisatie verbreding N244
5
|
1.4 Globale procedure inpassingsplan N244
5
|
1.5 Inpassingsplan vervangt bestemmingsplannen
6
|
1.6 Planopzet
7 | 2Beleidskader
7
|
2.1 Europees beleid
7
|
2.2 Nationaal beleid
12 |
2.3 Provinciaal beleid
19 |
2.4 Regionaal beleid
20 |
2.5 Gemeentelijk beleid
21 |
3 Planbeschrijving verbreding N244
21 |
3.1 Nut en noodzaak verbreding N244
24 |
3.2 Nut en noodzaak van bijbehorende deelprojecten
29 |
3.3 In het MER vergeleken alternatieven
29 |
3.4 Provincie werkt verbredingsalternatief verder uit
30 |
3.5 Detailbeschrijving N244 tracé A7–N247
33 |
3.6 Begrenzing plangebied
35 |
4 Onderzochte aspecten verbreding N244
35 |
4.1 Bodem
36 |
4.2 Geluid
38 |
4.3 Luchtkwaliteit
39 |
4.4 Externe veiligheid
41 |
4.5 Water
46 |
4.6 Natuur
56 |
4.7 Archeologie
61 |
4.8 Cultuurhistorie
62 |
4.9 Landschappelijke structuur
63 |
5 Juridische vormgeving
67 |
6 Uitvoerbaarheid verbreding N244
67 |
6.1 Economische uitvoerbaarheid
67 |
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
68 |
6.3 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.
69 |
6.4 Verwerving
70 |
7 Wijzigingen bij vaststelling inpassingsplan
70 |
7.1 Ambtshalve wijzigingen
74 |
7.2 Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen
75 |
7.3 Wijzigingen bij vaststelling inpassingsplan door Provinciale
Staten
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 3 76| Bijlagen
|
1
Milieueffectrapport verbreding N244
|
2
Notitie historisch bodemonderzoek Provinciale weg N244
|
3
Vooronderzoek bodemkwaliteit inpassingsplan N244
|
4
Akoestisch onderzoek MER verdubbeling N244
|
5Akoestisch onderzoek reconstructie N244 te Purmerend
|
6
Memo luchtkwaliteit
|
7
Luchtkwaliteitsonderzoek reconstructie N244 te Purmerend
|
8
Waterhuishoudkundig plan verbreding N244
|
9
Flora- en faunaonderzoek N244
|
10 Flora- en faunaonderzoek N244
|
11
Habitattoets N244
|
12
Passende beoordeling N244
|
13
Stikstofdepositieonderzoek N244
|
14
Compensatieplan water en natuur N244
|
15
Lichtonderzoek inpassingsplan verbreding N244
|
16
QRA VGS N244
|
17
QRA tankstation
|
18
Verantwoording groepsrisico
|
19
Quick scan archeologie
|
20 Archeologisch vooronderzoek
|
21
Verkenning aansluiting Purmerenderweg N244
|
22
Aansluiting N244-Purmerenderweg
|
23
Ontwerp en toetsing kruisingen aansluiting N244 op A7
|
24Microscopische dynamische simulatie alternatieven, uitgebreid met
|
25
Reactienota vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro
|
26
Ingediende overlegreacties conceptontwerp inpassingsplan
|
27Nota beantwoording van zienswijzen ontwerp inpassingsplan N244 en
|
28
Wijzigingen verbeelding bij vaststelling inpassingsplan
|
29
Verantwoording groepsrisico
|
30 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.
gedeeltelijke ontwikkeling Baanstee-Noord (paramics-studie)
toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.
1
4 | Inleiding
1.1 N244 belangrijke verbinding in netwerk Noord-Holland
De provincie Noord-Holland werkt aan een goede bereikbaarheid van de regio rondom Purmerend. De
N244 tussen de A7 en de N247 is hierin een belangrijke verbinding. Momenteel is de N244 tussen de A7 en
de N247 grotendeels 2x1 rijstroken. De capaciteit van deze weg is – op termijn – onvoldoende om het
groeiende aantal verkeersbewegingen adequaat te kunnen verwerken. De verbreding van de N244
verbetert die situatie en zal ook een verbetering opleveren voor de drukke N247 en N235. Figuur 1.1 toont
het tracé van de N244 tussen de A7 en de N247. Dit deel van de N244 loopt door drie gemeenten: EdamVolendam, Purmerend en Beemster. Daarnaast liggen enkele bijbehorende onderdelen van de weg op
grondgebied van de gemeente Zeevang.
Figuur 1.1 | De N244 tussen de A7 en de N247, inzet: huidig profiel
1.2 Verbreding N244 lost verkeerskundige knelpunten op
De provincie Noord-Holland heeft in de periode 2009-2011 een Milieu Effect Rapportage (MER) laten
opstellen voor de N244. Dit rapport biedt de informatie om het onderwerp milieu bij de besluitvorming
over de aanpak van de N244 goed mee te kunnen wegen. Eén van de alternatieven in dit MER is het
verbredingsalternatief. In dit alternatief is de N244 over het hele tracé ingericht met 2 x 2 rijstroken.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben op 26 mei 2009 besloten het verbredingsalternatief in een
inpassingsplan uit te werken.
In de vergelijking van de alternatieven scoort dit verbredingsalternatief goed en zijn de effecten
vergelijkbaar met het opgestelde meest milieuvriendelijke alternatief. De provincie geeft de voorkeur
aan het verbredingsalternatief. Nut en noodzaak daarvan komen in hoofdstuk 3 aan bod. In het
vervolg van deze toelichting wordt het gekozen verbredingsalternatief daarom “de verbreding van de
N244” genoemd.
1.3 Inpassingsplan noodzakelijk voor realisatie verbreding N244
De provincie Noord-Holland wil de verbreding van de N244 organiseren door middel van het opstellen van
een inpassingsplan. Een inpassingsplan is in Nederland in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een
bestemmingsplan van provincie of Rijk, waarmee de bestemming van een bepaald gebied juridisch kan
worden vastgelegd. Deze mogelijkheid bestaat sinds de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 5 Dit inpassingsplan voor de verbreding van de N244 herziet (delen van) enkele gemeentelijke bestemmingsplannen (zie
para­g raaf 1.5 voor een overzicht van die plannen). In de huidige situatie laten de geldende bestemmingsplannen de
verbreding soms wel en soms niet toe. In het bestemmingsplan landelijk gebied I van de gemeente Edam-Volendam is de
verbreding al recht­streeks toegestaan. Dat bestemmingsplan heeft echter geen rekening gehouden met realisatie van het
naastgelegen fietspad. Daarom is dat fietspad in het inpassingsplan geregeld. Voor het overzicht is in overleg met de
betrokkenen besloten één provinciaal inpassingsplan op te stellen. De gronden waarop de verbreding moet worden
gerealiseerd, zijn in eigendom van verschillende partijen: de provincie, de betrokken gemeenten, het Hoogheemraadschap
en particulieren. Een inpassingsplan maakt het mogelijk om samen met alle betrokken overheidspartijen de inpassing van
de verbreding van de N244 efficiënt te organiseren. De provincie neemt hiervoor het initiatief, maar voor de besluitvorming
is het van groot belang dat alle partijen worden betrokken bij het opstellen van het inpassingsplan. Een provinciaal
inpassingsplan waarbij de genoemde partijen zijn betrokken, is de beste manier om de verdubbeling van de N244
planologisch-juridisch te regelen.
1.4 Globale procedure inpassingsplan N244
Het provinciaal inpassingsplan zorgt voor de planologische- juridische onderlegger voor het totale project. De te volgen
procedures bij een inpassingsplan zien er globaal als volgt uit:
1
Gedeputeerde Staten (GS) bereiden een ontwerp inpassingsplan voor.
2
De betrokken gemeenteraden worden gehoord ex artikel 3:26 Wro en tevens vindt het wettelijk vooroverleg plaats.
3Het ontwerp inpassingsplan wordt samen met het MER N244 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die periode kan
iedereen zienswijzen tegen het MER en het inpassingsplan indienen.
4Provinciale Staten (PS) stellen het inpassingsplan (eventueel gewijzigd) vast, waarbij de ingekomen zienswijzen worden
betrokken.
5GS leggen het vastgestelde inpassingsplan gedurende zes weken ter inzage. Belanghebbenden kunnen binnen deze
termijn beroep instellen bij de Raad van State.
Met een inpassingsplanprocedure hoeft maar één besluitvormingsprocedure te worden gevolgd in plaats van dat bij vier
verschillende gemeenten afzonderlijke besluitvormingsprocedures gevolgd moeten worden.
1.5 Inpassingsplan vervangt bestemmingsplannen
Na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan, vervangt het enkele (delen van) gemeentelijke bestemmingsplannen.
Tabel 1.1 toont de bestemmingsplannen die (deels) worden herzien door het inpassingsplan voor de N244.
Tabel 1.1 | Bestemmingsplannen welke (deels) worden herzien door het inpassingsplan N244
Gemeente
Naam bestemmingsplan
Vaststelling
gemeenteraad
Goedkeuring
Gedeputeerde Staten
Beemster
Landelijk gebied 1994
24 maart 1994
01 november 1994
(gedeeltelijk)
Edam-Volendam
Landelijk gebied I
26 november 1981
07 december 1982
(gedeeltelijk)
Landelijk gebied I, eerste
herziening
27 april 1989
28 november 1989
Overwhere-Noord 1983
31 maart 1985
13 augustus 1985
Purmerend
Landelijk gebied Noord 1977 16 juni 1978
Overwhere Noord 2012
Zeevang
Koninklijk besluit/RvS/
Onherroepelijk
6 maart 1979
30 juli 2012
18 september 2012
Uitwerkingsplan S-10 1988
01 maart 1988
Purmer II
26 november 1981
7 december 1982
12 februari 1986
Bedrijvenpark BaansteeNoord
3 maart 2008
28 oktober 2008
(gedeeltelijk)
9 juni 2010 (integraal)
Buitengebied 2009
19 januari 2010 (gewijzigd)
Landelijk gebied 1993
(gemeente Zeevang)
24 mei 1988
10 november 2010
6 | 1.6 Planopzet
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), planregels en een toelichting. De opzet van dit inpassingsplan is als volgt:
•
toelichting: In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, het beleidskader en de
uitkomsten van de wettelijk verplichte onderzoeken opgenomen. Daarnaast maakt een verslag van het wettelijk overleg
en de ingediende zienswijzen deel uit van de toelichting;
•
planregels: Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden juridisch geregeld, evenals de
mogelijkheden om bouwwerken te realiseren en ander gebruik van de gronden. Verder zijn er bouwregels (hoogtes,
dieptes, breedtes) opgenomen;
•
verbeelding: Op de verbeelding (onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening ‘plankaart’ of ‘bestemmingskaart’
genaamd) zijn de verschillende bestemmingen in het plangebied aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de
in de planregels opgenomen juridische regeling.
2
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 7 BELEIDSKADER
2.1 Europees beleid
In deze paragraaf komen enkele beleidslijnen aan bod die van invloed kunnen zijn op het plangebied van
de verbreding N244. De Europese beleidslijnen hebben betrekking op water, ecologie en archeologie.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese
wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. Deze richtlijn (2000/60/EG) vervangt een aantal
oude richtlijnen, met de bedoeling meer eenheid in de regelgeving te brengen. In verband met dit project
is een waterhuishoudkundig plan opgesteld en een watertoets uitgevoerd, waarbij ook de Kaderrichtlijn
Water is beschouwd. Het waterhuishoudkundig plan en de watertoets komen aan bod in paragraaf 4.5.
Vogel- en habitatrichtlijn (Natura 2000)
De Vogel- en habitatrichtlijn (Natura 2000) beschermt in het wild levende dieren op grond van ingestelde
beschermingszones. In 2009 had Nederland 162 Natura 2000- gebieden. De N244 loopt niet door en grenst
niet aan Natura2000 gebieden. Het meest dichtbij gelegen Natura2000 gebied is polder de Zeevang op
circa 450 meter van het plangebied. Paragraaf 4.6 gaat nader in op de ecologische waarden in en rond
het plangebied.
Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta draagt zorg voor de bescherming van archeologisch erfgoed. In het plangebied
aanwezige archeologische waarden moeten worden meegewogen bij de besluitvorming over ruimtelijke
ingrepen. Paragraaf 4.7 geeft aan welke archeologische waarden in het plangebied aan de orde zijn.
2.2 Nationaal beleid
In deze paragraaf komt het nationale beleid aan de orde.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte (SVIR) vastgesteld.
De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke
ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie
Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
•
rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)
veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
•
rijksbelangen met betrekking tot (inter) nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
•
rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische
structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere ver­antwoor­delijk­
heden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid
voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies.
Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
Daarnaast wordt (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan
(samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio’s rond de
mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden
over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over
percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat
het Rijk los.
8 | Noordwest Nederland
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de
samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, zijn de rijksopgaven in de SVIR per MIRT
(Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) regio beschreven.
De MIRT regio Noordwest Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropool­
regio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. In de SVIR zijn de volgende opgaven van nationaal belang,
die relevant zijn voor de verbreding van de N244, genoemd:
•
verbetering van de bereikbaarheid van de (noordkant) van de Metropoolregio Amsterdam;
•
het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
•
bescherming van de UNESCO-werelderfgoed gebieden.
Figuur 2.1 | Gebiedsgerichte kaart Noordwest Nederland (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)
Verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam
De gemeenten Beemster, Edam-Volendam en Purmerend vormen onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. De
verbreding van de N244 leidt tot een betere doorstroming richting de A7 en tot ontlasting van de N247 richting het midden en
oosten van Waterland en Amsterdam. De verbreding van de weg levert dan ook een bijdrage aan de rijksopgave voor
verbetering van de bereikbaarheid van de noordkant van de Metropoolregio Amsterdam. Het voorliggende inpassingsplan
past daarmee binnen het rijksbeleid. In paragraaf 3.1 zijn nut en noodzaak van de verbreding van de N244 uitgebreid
beschreven.
Natura 2000
De op korte afstand van de N244 gelegen polder Zeevang is in de SVIR aangewezen als onderdeel van Natura 2000-gebieden. De
effecten van de verbreding van de N244 op de ecologische waarden en instandhoudingsdoelstellingen van de polder Zeevang
zijn onderzocht en getoetst aan regelgeving voor Natura 2000-gebieden en de EHS (Passende Beoordeling, zie paragraaf 4.6).
Uit het stikstof depositieonderzoek is gebleken dat het plan leidt tot toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden,
ook in situaties waarin de kritische depositiewaarden voor het habitattype en het leefgebied reeds worden overschreden. De
instandhoudingsdoelstellingen van deze soorten komen als gevolg van de toename van stikstofdepositie door verbreding van
de N244 niet in gevaar. Significante effecten zijn daarom uitgesloten.
Voorts is uit het ecologisch onderzoek gebleken dat de verbreding van de N244 door het nemen van mitigerende maatregelen ten
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 9 behoeve van de meervleermuis geen significante negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden en instand­
houdingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Polder Zeevang.
De verbreding van de N244 past daarmee binnen het rijksbeleid voor Natura 2000- gebieden. In paragraaf 4.6 is een
samenvatting van de uitkomsten van de Passende Beoordeling opgenomen. Het volledige ecologisch onderzoek is opgenomen
in bijlage 9 tot en met 15 van deze toelichting.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Enkele delen van de polder Zeevang zijn in de SVIR aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het Rijk
heeft de globale begrenzing van de EHS en de voorwaarde voor nieuwe ontwikkelingen binnen de EHS (het beschermings­
regime) vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie voor een verdere toelichting onder ‘Barro’).
Cultureel erfgoedgebieden De Beemster en De stelling van Amsterdam
Het deel van de N244 ten westen van de Beemsterringvaart ligt in de polder De Beemster. De polder De Beemster staat op de
UNESCO- lijst van werelderfgoederen. Daarnaast vormt het ten noorden van de N244 gelegen Fort Beneden Purmerend onder–
d­eel van het UNESCO werelderfgoed De stelling van Amsterdam. Zowel De Beemster als De stelling van Amsterdam zijn
daarom in de SVIR aangewezen als Cultureel Erfgoedgebieden die van rijkswege worden beschermd.
Ontwikkelingen in deze gebieden zijn volgens de SVIR alleen mogelijk als deze de aan de uitzonderlijke universele waarde
verbonden kernkwaliteiten van het Cultureel Erfgoedgebied behouden of versterken.
Het Rijk heeft de begrenzing van en de voorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de Cultureel Erfgoedgebieden De
Beemster en De stelling van Amsterdam (het beschermingsregime) vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (zie hieronder onder Barro).
De effecten van de verbreding van de N244 op de cultuurhistorische waarden van De Beemster en De stelling van Amsterdam
zijn getoetst aan regelgeving voor Cultureel Erfgoedgebieden (Barro) en de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
(zie paragraaf 4.8). Uit deze toetsing is gebleken dat de verbreding van de N244 niet leidt tot aantasting van de cultuur­
historische waarden van De Beemster en De stelling van Amsterdam omdat de verbreding van de weg binnen de ruimte past
die in het verleden voor de weg is gereserveerd. Voor de verbreding van de N244 hoeven daarom geen kenmerkende structuren
en waarden van deze gebieden te worden aangetast.
De verbreding van de N244 past daarmee binnen het rijksbeleid voor Cultureel Erfgoedgebieden. In paragraaf 4.8 is een verdere
toelichting van de toetsing cultuurhistorische waarden opgenomen.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Motivering ex art. 3.1.6 lid 2 Bro
Per 1 oktober 2012 is de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro (Besluit ruimtelijke
ordening). Als in een bestemmingsplan ‘een nieuwe stedelijke ontwikkeling’ mogelijk wordt gemaakt, dient in de toelichting
van dat plan een onderbouwing/toetsing van het initiatief aan de ladder plaats te vinden. Daarbij dient te worden beschreven
op welke wijze, met betrekking tot onder meer bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, rekening is
gehouden met de voorkeursvolgorde uit de ladder.
1Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, woningen in dit segment of aan
bedrijventerreinen binnen deze milieucategorie.
2Als er wordt voorzien in een regionale behoefte, dan bij voorkeur hiervoor ruimte vinden binnen bestaand stedelijk
gebied, bijvoorbeeld door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
3Als de ontwikkeling voorziet in een behoefte, maar het niet mogelijk is om hiervoor ruimte binnen bestaand stedelijk
gebied te vinden, dan bij voorkeur ontwikkelen op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende
vervoerswijzen.
Dit project voorziet in de verbreding van de bestaande provinciale weg N244. De verbreding van een bestaande weg is geen
categorie waarvoor volgens artikel 3.1.6 een nadere onderbouwing dient plaats te vinden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat
de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (zogenaamde
PKB’s). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk
kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te
borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
10 | Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid
vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en
zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een
bestemmings­plan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een
vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau (in bestemmingsplannen) te worden
verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote
rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw
ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRTagenda’s. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer de ecologische hoofdstructuur, radarverstoringsgebieden,
militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van
bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Relevante regels
Op dit plan zijn de regels uit het Barro van toepassing met betrekking tot:
•
ecologische hoofdstructuur (EHS);
•
erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
•
hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
In het Barro zijn enkele delen van polder Zeevang aangewezen als onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Volgens
artikel 2.10 van het Barro dienen provincies in een provinciale verordening:
•
de gebieden aan te wijzen die de ecologische hoofdstructuur vormen;
•
de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden te beschrijven;
•
regels te stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen (hieronder worden ook omgevingsvergunningen voor
afwijkingen van het bestemmingsplan verstaan) in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling
van de wezenlijke kenmerken en waarden.
De provincie Noord-Holland heeft de begrenzing van de EHS, het beschermingsregime en de beschrijving van de wezenlijke
kenmerken en waarden verder uitgewerkt en vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2010 (zie
paragraaf 2.3).
De effecten van de verbreding van de N244 op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn onderzocht en getoetst aan
regelgeving voor de EHS (Passende Beoordeling, zie paragraaf 4.6). Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat de verbreding
van de N244 door het nemen van compenserende maatregelen voor kwaliteitsverlies van het weidevogelgebied, geen significante
negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
De verbreding van de N244 past daarmee binnen de regelgeving van het Rijk voor de EHS. In paragraaf 4.6 is een samenvatting
van de uitkomsten van het ecologisch onderzoek en het Compensatieplan opgenomen. Het volledige ecologisch onderzoek is
opgenomen in bijlage 9 tot en met 15 van deze toelichting.
Gebieden van uitzonderlijke universele waarde
De UNESCO-werelderfgoed gebieden De Beemster en De stelling van Amsterdam zijn op kaart 9 bij artikel 2.13 lid 2 van het
Barro aangewezen als gebieden van uitzonderlijke universele waarde.
Volgens bijlage 8 bij artikel 2.13 lid 3 van het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van belang voor De Beemster: “Het unieke,
samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de droog­
makerij, de grote openheid en voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De stelling van
Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De stelling van Amsterdam tevens van toepassing
op het werelderfgoed De Beemster”.
Voor De stelling van Amsterdam zijn volgens bijlage 8 van artikel 2.13 lid 3 van het Barro de volgende kernkwaliteiten van
belang: “Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse
hydrologische en militair- landschappelijke geheel, de relatief grote openheid en de functie van het wereld erfgoedgebied als
groene en relatief stille ring rond Amsterdam”.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 11 Figuur 2.2 | Uitsnede kaart 9 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (Bron: Barro)
Volgens artikel 2.13 lid 4 van het Barro dienen provincies de beschreven kernkwaliteiten verder uit te werken en te objectiveren.
Daarnaast dienen de provincies in de provinciale ruimtelijke verordening regels op ten nemen over de inhoud en toelichting
van bestemmingsplannen, ten behoeve van instandhouding en bescherming van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van
uitzonderlijke universele waarden.
De provincie Noord-Holland heeft de kernkwaliteiten van De Beemster en De Stelling van Amsterdam uitgewerkt in de
Structuurvisie Noord-Holland 2040. Deze kernkwaliteiten zijn in de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie
Noord-Holland vertaald naar regels opgenomen voor bestemmingsplannen (zie paragraaf 2.3 voor de toetsing van dit
inpassingsplan aan de regels van de provinciale verordening).
Reserveringsgebieden Wegen
In artikel 2.7.2 is de A7 ter hoogte van Purmerend aangewezen als reservering voor een mogelijke uitbreiding met één rijstrook.
De reservering wordt gemeten vanaf de buitenste kantstreep en bedraagt ten hoogste 34 meter aan weerszijden van de hoofdweg.
Figuur 2.3 | Reservering mogelijke uitbreiding A7 met één rijstrook (Bron: Barro)
De verbreding van de N244 draagt bij aan de afwikkelcapaciteit van de A7 bij Purmerend. Verbreding van de N244 levert geen
belemmeringen op voor een toekomstige verbreding van de A7.
12 | 2.3Provinciaal beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040: Kwaliteit door veelzijdigheid
De structuurvisie ‘Kwaliteit door veelzijdigheid, Noord-Holland in 2040’ is door Provinciale Staten vastgesteld op 21 juni 2010.
Deze structuurvisie vervangt het streekplan. De provincie Noord-Holland zet in de structuurvisie in op compacte, hoog­
waardige en bereikbare steden omringt door aantrekkelijk, recreatief groen. Belangrijke aandachtspunten zijn: ruimtelijke
kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open
houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
In de structuurvisie is de N244 aangemerkt als (nieuw) regionaal wegennet. De gebieden rond de N244 zijn aangeduid als:
•
de Stelling van Amsterdam;
•
metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen, bestaand bebouwd gebied;
•
vastgesteld of bestaand bedrijventerrein of kantoorlocatie;
•
nationale landschappen van veenweide en droogmakerijen.
Met betrekking tot de infrastructuur heeft de structuurvisie als doel het regionale wegennet te behouden en te ontwikkelen.
Als wegbeheerder werkt de provincie Noord-Holland aan de verbetering van het eigen wegennet. Deze werkzaamheden vinden
plaats op basis van het Provinciaal Verkeers - en vervoersplan en het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI).
De verdubbeling van de N244 maakt hier deel van uit.
Provinciale ruimtelijke verordening
Provinciale Staten heeft in maart 2010 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In 2012 en
2013 is de PRVS op onderdelen geactualiseerd en/of aangevuld.
De PRVS schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen voor afwijken
van het bestemmingsplan en beheersverordeningen moeten voldoen. In de verordening zijn regels opgenomen voor onder­
werpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang.
De regels in de PRVS zijn gebaseerd op de beleidskeuzes in de provinciale structuurvisie Noord-Holland 2040. Het gaat daarbij
om thema’s over bebouwingscontouren, ecologische hoofdstructuur, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen,
detailhandel, waterkeringen et cetera.
Relevante regels
De volgende regels uit de PRVS zijn van toepassing op het plangebied:
•
bestaand bebouwd gebied (artikel 9, 10, 11);
•
ecologische Verbindingszones (artikel 19);
•
Unesco werelderfgoederen (artikel 22);
•
weidevogelleefgebied (artikel 25);
•
regionale waterkeringen (artikel 30).
Bestaand bebouwd gebied
Een deel van de weg wordt beschouwd als onderdeel van het stedelijk gebied. In de artikelen 9, 10 en 11 van de provinciale
ruimtelijke verordening zijn echter geen regels opgenomen die relevant zijn voor de verbreding van de N244.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 13 Figuur 2.4 | Bestaand bebouwd gebied (Bron: Ontwerp provinciale ruimtelijke verordening 2012)
Ecologische verbindingszone
Ter plaatse van de oostelijke brug over de Purmerringvaart ligt een ecologische verbindingszone die is opgenomen in de
provinciale ruimtelijke verordening (aan de westzijde van de ringvaart). Volgens artikel 19 van de provinciale ruimtelijke
verordening dient een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een ecologische verbindingszone (hieronder wordt ook een
provinciaal inpassingsplan verstaan) de gronden als ‘natuur’ te bestemmen, indien de natuurfuncties is gerealiseerd.
Omdat de gronden onder de brug reeds in gebruik zijn als waterkering met extensieve beweiding en er geen nieuwe
ontwikkelingen op deze gronden worden voorzien, zijn de gronden in het voorliggende inpassingsplan beschouwd als gronden
waar de natuurfunctie ten behoeve van de ecologische verbinding reeds is gerealiseerd. Deze gronden hebben in het
voorliggende inpassingsplan een dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ gekregen. In de regels van de bestemming is
omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werkzaamheden en werken, geen bouwwerken zijnde
(voorheen aanlegvergunningstelsel). De vergunning voor het verlenen van werkzaamheden kan alleen worden verleend, als
kan worden aangetoond dat er geen aantasting van de natuurlijke waarden plaatsvindt. Daarmee is de bescherming van de ter
plaatse voorkomende natuurwaarde geborgd in het inpassingsplan.
Voor de verbreding van de N244 is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.6). Uit het ecologisch onderzoek is
gebleken dat de barrièrewerking van de weg ter plaatse van de kruising met ecologische verbindingszone, niet wordt vergroot
ten opzichte van de huidige situatie, omdat verbreding van de N244 op de bestaande brug over de Purmerringvaart kan worden
gerealiseerd.
In paragraaf 4.6 is een samenvatting van de uitkomsten van het ecologisch onderzoek opgenomen. Het volledige ecologisch
onderzoek (onder andere de Passende Beoordeling en het Compensatieplan) zijn opgenomen in bijlage 9 tot en met 15 van deze
toelichting.
14 | Figuur 2.5 | Ecologische verbindingszones (Bron: Provinciale ruimtelijke verordening 2012)
Unesco werelderfgoederen
Volgens artikel 22 van de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening dient een bestemmingsplan (hieronder wordt ook een
provinciaal inpassingsplan verstaan) uitsluitend te voorzien in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies in een
Unesco werelderfgoedgebied, als deze de kernkwaliteiten en/ of universele waarden van het werelderfgoed het gebied behouden
of versterken.
De effecten van de verbreding van de N244 op de cultuurhistorische waarden van De Beemster en De Stelling van Amsterdam
zijn getoetst aan de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (zie paragraaf 4.8). Uit deze toetsing is gebleken dat de
verbreding van de N244 en de aansluiting N244-Purmerenderweg niet leiden tot aantasting van de cultuurhistorische waarden
van De Beemster en De Stelling van Amsterdam omdat de verbreding van de weg binnen de ruimte past die in het verleden voor
de weg is gereserveerd. Voor de verbreding van de N244 hoeven daarom geen kenmerkende structuren en waarden van deze
gebieden te worden aangetast.
De verbreding van de N244 past daarmee binnen de provinciale regelgeving voor Unesco werelderfgoederen. In paragraaf 4.8 is
een verdere toelichting van de toetsing cultuurhistorische waarden opgenomen.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 15 Figuur 2.6 | Unesco werelderfgoederen (Bron: Ontwerp provinciale ruimtelijke verordening 2012)
Weidevogelleefgebied
Volgens artikel 25 van de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening mag een bestemmingsplan dat betrekking heeft op
weidevogelleefgebied (hieronder wordt ook een provinciaal inpassingsplan verstaan) niet voorzien in de mogelijkheid tot het
aanleggen van nieuwe weginfrastructuur. Omdat de verbreding van de N244 wordt opgevat als het aanleggen van nieuwe
infrastructuur, dient op grond van artikel 25 lid 4 te worden beschreven op welke wijze schade aan het weidevogelleefgebied
wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd.
Voor de verbreding van de N244 is een Compensatieplan opgesteld (zie paragraaf 4.6). Het Compensatieplan voldoet aan de
vereisten uit artikel 25 van de provinciale ruimtelijke verordening. De verbreding van de N244 past daarmee binnen de
regelgeving van de provincie Noord-Holland voor weidevogelleefgebieden.
In paragraaf 4.6 is een samenvatting van de uitkomsten van het ecologisch onderzoek en het Compensatieplan opgenomen.
Het volledige ecologisch onderzoek (onder andere de Passende Beoordeling en het Compensatieplan) zijn opgenomen in bijlage 9
tot en met 15 van deze toelichting.
16 | Figuur 2.7 | Weidevogelleefgebied (Bron: Ontwerp provinciale ruimtelijke verordening 2012)
Regionale waterkering
Volgens artikel 30 van de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening dient een bestemmingsplan dat mede betrekking heeft
op regionale waterkeringen (hieronder wordt ook een provinciaal inpassingsplan verstaan) te voorzien in de bescherming van
de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels en voorziet tevens in een vrijwaringzone
aan weerszijden van de waterkeringen zodat reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt.
In de waterparagraaf (paragraaf 4.5) wordt hier verder op ingegaan. In de planregels en op de verbeelding is rekening gehouden
met de regionale waterkering door het opnemen van een dubbelbestemming. Hiermee is de bescherming van de regionale
waterkering geborgd.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 17 Figuur 2.8 | Regionale Waterkering (Bron: Ontwerp provinciale ruimtelijke verordening 2012)
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Holland (PVVP)
Het PVVP beschrijft de doelstellingen van en visie op verkeer en vervoer in de provincie Noord-Holland. De verdubbeling van de
N244 is opgenomen in het PVVP. In het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI) 2009-2013 is de verdubbeling
van de N244 opgenomen als bereikbaarheidsproject. Volgens het MPI is gezien de ontwikkeling van de verkeersbelasting en de
voorgenomen realisatie van bedrijventerrein Baanstee-Noord verdubbeling van de N244, gedeelte A7-N247 gewenst. Deze
verdubbeling is ook opgenomen in het Bereikbaarheidsoffensief Randstad.
Netwerkvisie Noord-Holland en Gebiedsgericht benutten
In de netwerkvisie van Noord-Holland ‘Per Saldo Beter’ uit 2005 is het regionale netwerk van Noord-Holland aangegeven. In
deze netwerkvisie is de N244 opgenomen als stroomweg. Dit betekent dat prioriteit wordt gegeven aan een goede doorstroming
op deze weg. Op regionaal niveau heeft een uitwerking plaatsgevonden onder de noemer ‘Gebiedsgericht benutten’.
Gebiedsgericht Benutten (GGB) richt zich op een betere en slimmere benutting van wegen in een bepaald gebied en het
verbeteren van de samenwerking van de betrokken wegbeheerders. De maatregelen omvatten meestal kleine (infrastructurele)
aanpassingen. Gebiedsgericht benutten Purmerend is één van de projecten. Het project voor Purmerend omvat het verbeteren
van de verkeersafwikkeling.
Door de spitsstrook op de A7 tussen Zaandam en Purmerend- Zuid kunnen afwikkelproblemen ontstaan op de aansluitingen
met het onderliggende net. Door toepassing van ‘Dynamisch Verkeersmanagement’ wordt de afwikkelcapaciteit bij open­
stelling van de spitsstrook op het netwerk rond en op de A7 bij Purmerend verbeterd. Uitvoering van het maatregelenpakket is
voorzien in de periode tot 2015.
Provinciaal waterplan Noord-Holland 2010-2015
Het provinciaal waterplan 2010-2015 biedt geactualiseerde kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Provinciale Staten
hebben het plan 16 november 2009 vastgesteld. Het plan is vormgegeven rondom vier thema’s: beschermen, benutten, beleven
en beheren. Bij de totstandkoming van het inpassingsplan ten behoeve van de verbreding van de N244, is rekening gehouden
met de opgenomen beleidsuitgangspunten uit het waterplan.
18 | Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013
Het provinciaal milieubeleidsplan 2009-2013 is gericht op het bereiken van de zogenaamde basiskwaliteit. Dat dient voor het
einde van 2013 overal in Noord-Holland te zijn gerealiseerd. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieu­
normen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. In het PMP staan acht milieuthema’s: afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht, klimaat en energie. Voor al deze thema’s zijn
activiteiten en doelen vastgelegd. Voor de verbreding van de N244 zijn de thema’s geluid, licht, lucht, externe veiligheid en
bodem van toepassing en daar is in het inpassingsplan dan ook rekening mee gehouden.
Nota cultuurhistorisch Regioprofiel
De nota cultuurhistorisch Regioprofiel richt zich niet alleen op het bewaren en behouden van cultureel erfgoed, maar wil ook
bewerkstelligen dat cultuurhistorie als inspiratiebron gebruikt wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de ver­schil­
lende regio’s zijn kernkwaliteiten benoemd en aanbevelingen gedaan voor het behoud van verschillende cultuurhistorische
waarden. Dit is op de verbreding van de N244 niet van toepassing.
Nota Natuurbeleid 2005 Noord-Holland Natuurlijk
Het doel van de Nota Natuurbeleid 2005 is een middel in handen te hebben om met het natuurbeleid aan te koersen op resultaten.
Tegelijkertijd is de nota bedoeld als routeplanner voor de veranderingen die zich de komende jaren op dit beleidsterrein aan­
dienen en waar de provincie nadere invulling aan zal gaan geven. Het tracé en het ontwerp voor de N244 houden rekening met
de in de nota beschreven plannen en regels op het gebied van natuur.
Groene Wegen
De nota Groene Wegen is een leidraad voor ontwikkeling en beheer van ecologische verbindingszones in Noord-Holland. De
N244 doorsnijdt geen ecologische verbindingszones, maar nabij de aansluiting met de N247 is het verbinden van ecologische
waarden wel belangrijk. Bij nieuwe infrastructuur is het belangrijk om rekening te houden met ecologische verbindingen.
Bij de aansluiting N244-N247 kruist de weg een ecologische verbindingszone, een natte verbinding, welke gekoppeld is aan de
Purmerringvaart. Onder de huidige brug is een ecologische verbindingsstrook opgenomen.
Omdat de verbreding van de N244 op de bestaande burg over de Purmerringvaart kan worden gerealiseerd, wordt barrière­
werking van de weg ter plaatse van de kruising met ecologische verbindingszone, niet vergroot ten opzichte van de huidige
situatie.
Landschapsverordening Noord- Holland 2005
Op grond van de landschapsverordening Noord-Holland dient landschappelijke verscheidenheid en samenhang op de
verschillende schaalniveaus te worden behouden en te worden bevorderd. De verordening beschermt landschappelijke waarden
en andere provinciale belangen zoals de PEHS. Deze verordening heeft geen gevolgen voor het inpassingsplan.
Actieplan Luchtkwaliteit
Centraal staat in het actieplan luchtkwaliteit het selecteren van maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren in de provincie
Noord-Holland en de voortgang van ruimtelijke ordeningsprocessen ondersteunen, in het bijzonder daar waar per saldo sprake
is van een bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Bij de keuze voor het tracé en het ontwerp van de verbreding van
de N244 is rekening gehouden met de in de nota beschreven koers en maatregelen met betrekking tot de verbetering van de
luchtkwaliteit en het beperken van de verslechtering van de luchtkwaliteit. De verbreding van de N244 is opgenomen in het
Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) onder projectnummer IB 706 en het Nationaal Samenwerkings­
programma Luchtkwaliteit (NSL) onder projectnummer IB 758. Tevens is een separaat luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd dat
in hoofdstuk 4 beschreven is.
Beleidsregel compensatie natuur en recreatie
In het MER N244 is aangegeven dat compensatie van het weidevogelgebied ten noorden van de N244 noodzakelijk is. Hier wordt
in hoofdstuk 4 nader op ingegaan, waar ook het opgestelde Compensatieplan beschreven is.
De compensatie dient gebaseerd te worden op de beleidsregel compensatie natuur en recreatie. Hierin staat dat gelijktijdig met
het vaststellen van het inpassingplan een Compensatieplan voor het weidevogelgebied moet worden bijgevoegd. In dit plan
staat de wijze van compensatie. Deze compensatie ligt bij voorkeur in de nabijheid van de aantasting, maar kan ook elders
plaatsvinden, indien dit leidt tot robuustere structuren. Compensatie voor weidevogelgebied kan alleen plaatsvinden binnen
een als zodanig aangemerkt weidevogelgebied, dan wel een als zodanig toegevoegd gebied. Dat laatste - een als zodanig
toegevoegd gebied - is voor de verbreding van de N244 niet aan de orde.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 19 2.4 Regionaal beleid
Regionaal verkeer- en vervoersplan (RVVP)
Elke tien jaar maakt de stadsregio Amsterdam een regionaal verkeer- en vervoersplan. Dit plan beschrijft de wijze waarop de
stadsregio Amsterdam invulling wil geven aan het verkeer- en vervoerbeleid. Het meest recente RVVP dateert uit 2004 en
beschrijft het beleid tot 2015. Uitbreiding van de capaciteit van enkele regionale wegen zoals de N244 is in dit plan genoemd als
een van de selectieve uitbreidingen voor de lange termijn (2015).
Regionale openbaar vervoervisie
Iedere tien jaar brengt de stadsregio Amsterdam ook een openbaar vervoer visie uit. In 2008 is de nota Regionaal OV als impuls
voor de Metropoolregio Amsterdam -OV-visie 2010-2030 verschenen. De visie geeft het OV in de Metropoolregio Amsterdam,
waar de N244 ook onder valt, een hoofdrol. De Stadregio streeft naar 70 procent marktaandeel voor het OV en dat dit OV het
visitekaartje voor de Metropoolregio is. Eén van de genoemde projecten in de OV-visie is een Hoogwaardig Openbaar Vervoer
(HOV) verbinding tussen Edam-Volendam en Purmerend. Een deel van de route van deze bus gaat via de N244. Ook is ter hoogte
van de Salvador Allendelaan een P+R-locatie met HOV bushalte gepland. Hiermee sluit dit project aan bij de OV-visie van de
Stadsregio Amsterdam.
Regionale fietsstructuurvisie
De regionale fietsstructuurvisie van de stadsregio Amsterdam gaat in op de fietsstructuur in de Metropoolregio. Doel is het
versterken van de samenhang tussen de netwerken van auto, openbaar vervoer en fiets. Ook staat in de visie dat bij ver­
beteringen van capaciteit (voor de auto) ook het fietsgebruik moet worden bevorderd. Voor de N244 betekent dit bijvoorbeeld dat
de geplande P+R voorzieningen bij de Salvador Allendelaan ook goed bereikbaar moet zijn voor fietsers. In het inpassingsplan
N244 is daarom een nieuw fietspad opgenomen vanaf de toegang tot de fietstunnel onder de N244 bij de Miedijk tot aan het
P+R-terrein. Daarmee sluit het project aan op de fietsstructuurvisie.
Waterbeheersplan 4 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (2010-2015)
Het ‘Waterbeheersplan 2010-2015 - Van veilige dijken tot schoon water’ is op 14 oktober 2009 door het algemeen bestuur van
HHNK vastgesteld en goedgekeurd op 9 maart 2010 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Het waterbeheersplan legt de
doelen en maatregelen vast voor het watersysteem. Bijvoorbeeld voor beheer en onderhoud van dijken en watergangen, de
afvalwaterzuiveringen, lozingen, uitvoeringsprogramma’s en calamiteitenbestrijding. De maatregelen moeten ervoor zorgen
dat Noord-Holland boven het Noordzeekanaal voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. De maatregelen
volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.
Bij de tracékeuze en het ontwerp van de verbrede N244 is rekening gehouden met de ambities die zijn opgenomen in dit plan en
in de voorlopers ervan.
Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009
De keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en water­
gangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren.
Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van
het waterstaatswerk en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaatsvinden binnen
deze zones moet contact worden gezocht met het hoogheemraadschap. Dit is in het inpassingsplan waar nodig geborgd door
middel van een passende dubbelbestemming en/of een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden of
werken, geen bouwwerken zijnde. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden
aangevraagd.
Verkeersveiligheidsplan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
Het verkeersveiligheidsplan omvat de beleidsuitwerking van de diverse aspecten in relatie tot verkeersveiligheid. Het plan
vormt een basis voor eenduidigheid en daarmee herkenbaarheid van te nemen (infrastructurele) maatregelen binnen het
beheergebied van HHNK. Bij het ontwerp van de verbreding van de N244 is rekening gehouden met de doelstellingen en
daaraan gekoppelde maatregelen zoals beschreven in het verkeersveiligheidsplan.
Watertoets door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
De watertoets is een procesinstrument dat wettelijk is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (in combinatie met de Wet
ruimtelijke ordening). Een watertoets is verplicht voor een inpassingsplan. De watertoets heeft als doel dat wateraspecten
vroegtijdig in de planontwikkeling worden meegenomen. De betrokken partij voor de watertoets voor de verbreding van de
N244 is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het HHNK heeft een zogenaamde checklist water­
20 | aspecten opgesteld, waarmee in het inpassingsplan rekening is gehouden. De belangrijkste punten van deze checklist voor de
N244 zijn dat wanneer wateroppervlakte ten behoeve van de verbreding wordt gedempt, dit voor 100 procent moet worden
gecompenseerd en dat voor een toename van verharding afhankelijk van de locatie een bepaald percentage daarvan moet
worden gecompenseerd. Hoeveel is afhankelijk van onder andere de toelaatbare peilstijging, afvoercapaciteit en rioolstelsel.
Naast waterkwantiteit staan in de checklist ook punten voor de aspecten waterkwaliteit, waterkeringen, afvalwaterketen en
beheer- en onderhoud van nieuw oppervlaktewater. Het betrekken van het HHNK bij het inpassingsplan voor de N244 draagt
zorg voor de naleving van deze checklist. In hoofdstuk 4 is beschreven wat voor de verbreding van de N244 is gedaan om te
voldoen aan de watertoets. Ook komt daar het opgestelde waterhuishoudkundig plan aan bod.
2.5 Gemeentelijk beleid
Edam-Volendam
Het vastgestelde structuurplan van Edam-Volendam (19 mei 2009) voorziet in een derde aansluiting door het doortrekken van
de N244 verder in oostelijke richting vanaf de N247 tot aan de Dijkgraaf Poschlaan. Hierbij wordt gedacht aan een aansluiting
op de N247 uitgevoerd met verkeerslichten (hoge cyclustijd) waarbij aparte rijstroken voor het busverkeer gerealiseerd moeten
worden of een tweestrooks- of turborotonde. De precieze implicaties van deze doortrekking en het tracé vallen buiten het bestek
van dit inpassingsplan.
Purmerend
Vanuit de Structuurvisie 2005-2020 van Purmerend ligt de nadruk vooral op de interne ontsluitingen van de stad. Met
betrekking tot de N244 staat een deel van de N244 als gepland/in ontwikkeling aangegeven (stadsrand Kwadijk). Het gaat
hierbij tevens om de fietsverbinding die langs de N244 komt te liggen. Daarnaast wordt aangestuurd op een verbetering van de
aantakking van Purmer Noord aan de N244.
Beemster
In de structuurvisie Beemstermaat (vastgesteld 10 juli 2012) is de ruimtelijke identiteit van de droogmakerij benoemd en
vertaald naar de ruimtelijke opgaven die nu en vooral ook in de toekomst zullen gaan spelen. De visie bestrijkt de periode 20122037 en vormt voor de gemeente Beemster het afwegingskader voor nieuwe ruimtelijke plannen.
De Beemster is als droogmakerij en als geheel grondgebied een werelderfgoed. Volgens de structuurvisie is het van belang de
veelgeroemde ruimtelijke identiteit van De Beemster concreet te benoemen en hanteerbaar te maken voor de opgaven die nu en
in de toekomst spelen. Bij aanpassingen aan de N244 of A7, maar ook aan de N243, acht de gemeente Beemster het van belang
dat dit gebeurt met respect voor het werelderfgoed.
In de paragrafen 2.2 en 2.3 is de toetsing van de verbreding van de N244 aan de randvoorwaarden van het Besluit algemene
regels ruimtelijke ordening en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie voor het Unesco Werelderfgoedgebied
De Beemster en De Stelling van Amsterdam beschreven. Uit deze toetsing is gebleken dat de verbreding van de N244 niet leidt
tot aantasting van de cultuurhistorische waarden van De Beemster en De Stelling van Amsterdam omdat de verbreding van de
weg binnen de ruimte past die in het verleden voor de weg is gereserveerd. Voor de verbreding van de N244 en de aansluiting
Purmerenderweg-N244 hoeven daarom geen kenmerkende structuren en waarden van deze gebieden te worden aangetast. In
paragraaf 4.8 is een verdere toelichting van de toetsing cultuurhistorische waarden opgenomen. Het plan past dan ook binnen
het gemeentelijk beleid ten aanzien van Unesco Werelderfgoed.
3
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 21 PLANBESCHRIJVING VERBREDING N244
3.1 Nut en noodzaak verbreding N244
In deze paragraaf komen ‘nut en noodzaak’ van het project verbreding N244 aan bod. Dit is een belangrijk
onderdeel van de onderbouwing van het project.
Nut en noodzaak blijken uit verkeersonderzoek ten behoeve van het MER
Het nut en de noodzaak van de verbreding van de N244 blijken onder andere uit het verkeersonderzoek dat
ten grondslag ligt aan het MER N244 (MER N244: aanvulling, Onderdeel microscopisch dynamische
simulatie alternatieven, Grontmij, 2011, bijlage 24).
Terugbrengen van vertragingstijden
Volgens de prognoses, rekening houdend met autonome verkeersgroei en een gedeeltelijke ontwikkeling
van het bedrijventerrein Baanstee-Noord, ontstaan voor de huidige weg in 2020 afwikkelingsproblemen.
De verbreding van de N244 voorkomt deze vertragingen.
Versterking van N244 voor economische ontwikkeling
Naast de verwachte problemen op de N244 op de middellange en lange termijn wil de provincie NoordHolland de functie van de N244 versterken. Een goede oost-westverbinding draagt bij aan de economische
ontwikkeling van de regio.
Ontlasting N247
Door de verbreding biedt de N244 een alternatief voor de door congestie geplaagde verkeersverbindingen tussen
de agglomeratie Amsterdam en het midden en oosten van Waterland over de N247 (Hoorn–Edam–Amsterdam).
Verkeersveiligheid
De huidige inrichting en het gebruik van de N244 zijn niet met elkaar in overeenstemming. Daardoor
blijft de verkeersveiligheid achter. De verbrede N244 zal worden ingericht volgens de uitgangspunten van
het principe van ‘Duurzaam veilig’. Door optimale afstemming van de kruisingen op het verkeersaanbod
en de realisatie van meerdere rotondes, zal het aantal conflictsituaties dalen. De verkeersveiligheid op de
N244 wordt daarmee vergroot.
Nut en noodzaak van de verbreding blijkt uit MER N244
In het MER N244 zijn verschillende alternatieven voor de aanpak van de problemen op de N244 onder­
zocht. Er zijn verschillende varianten onderzocht en het verbredingsalternatief (aanleg 2x2 weg) is uit­
eindelijk verkozen boven het stroomwegalternatief, meest milieuvriendelijke alternatief, nulalternatief
en nulplusalternatief om uit te werken in voorliggend Inpassingsplan. De onderstaande argumenten zijn
daarbij in het kader van het nut en de noodzaak van het project verbreding N244 van belang:
•
het verbredingsalternatief scoort beter dan het nulalternatief en het nulplusalternatief op de
aspecten doorstroming van het regionale verkeer, verkeersveiligheid en openbaar vervoer;
•
het stroomwegalternatief scoort iets beter op de aspecten doorstroming en verkeersveiligheid. Het
nadeel daarbij is echter het grotere ruimtebeslag (door de ongelijkvloerse kruisingen) en de hierdoor
veroorzaakte extra belasting voor natuur en landschap. Bovendien is dit alternatief relatief duur;
•
het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) scoort vrijwel gelijk met het verbredingsalternatief.
Het nadeel van het MMA is dat de verbreding van het hele tracé in twee stappen uitgevoerd zal
worden wat extra kosten en extra procedures met zich mee zal brengen. Vanwege het feit dat de route
N247–N244–A7 ook door het Rijk wordt aangewezen als primaire verbinding maakt het waar­schijnlijk
dat op niet al te lange termijn toch het hele tracé van de N244 verdubbeld zou moeten worden.
Het MER N244 komt in het vervolg van dit hoofdstuk in meer detail aan bod.
22 | Nut en noodzaak hangen samen met ruimtelijke ontwikkelingen
Er staat een aantal regionale ontwikkelingen in het gebied rondom Purmerend en Edam-Volendam gepland die geheel of
gedeeltelijk effect hebben op de verkeersafwikkeling van de N244. Om de regio en de nieuwe woningbouwlocaties bereikbaar te
houden, is de verbreding van de N244 nodig.
De belangrijkste ontwikkelingen zijn:
•
plannen in het kader van Waterlands Wonen: in totaal gaat het in de regio om een groei
van het aantal woningen van 6.000, waaronder:
–
Lange Weeren: 740 woningen
–
Zuidoostbeemster 1: 650 woningen
–
Zuidoostbeemster 2: 450 woningen
–
Kwadijkerpark:
242 woningen
•
bedrijventerrein Baanstee-Noord (81 hectare netto);
•
uitbreiding van bedrijventerrein Edam-West (8 hectare).
Actualisatie nut en noodzaak
Actualiteit van het verkeersmodel: gehanteerde jaren en groeicijfers
Ten behoeve van het MER is gebruik gemaakt van het regionale verkeersmodel Edam-Volendam–Purmerend dat in 2007 is
opgesteld. Het model is gebaseerd op het NRM 2.1 (landelijk verkeersmodel). Het model beschrijft de ontwikkeling van de
verkeerssituatie in de regio voor 2020. De modelberekeningen zijn uitgevoerd in 2007 met de op dat moment meest recente
gegevens over de diverse ontwikkelingen.
Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is berekend of het verkeersmodel dat in het MER is
gehanteerd nog representatief is voor actuele inzichten in de ontwikkeling van de verkeersstromen op het traject A7-N247 na
verbreding van de N244 (verbredingsalternatief). Dit is gedaan door telcijfers te vertalen naar 2020 met een generieke ophoging
(1,5 procent zoals ook voor de milieuonderzoeken in het inpassingsplan is gehanteerd) en een ophoging op basis van trend­analyse.
Op basis van deze twee prognoses is een inschatting gemaakt van de verkeersintensiteit in 2020.
Uit de berekeningen is gebleken dat verkeersintensiteiten in 2020 voor de meeste van de geanalyseerde wegvakken nagenoeg
gelijk zijn aan, of iets lager liggen dan de gehanteerde verkeersintensiteiten in het MER. Dit is te verklaren uit het feit dat bij
het opstellen van het verkeersmodel dat aan het MER ten grondslag ligt de verwachting was dat diverse ruimtelijke ont­
wikkelingen in de omgeving van de N244 (woningbouw en bedrijventerreinen) in 2020 zouden zijn afgerond.
Deze ontwikkelingen zijn echter vertraagd, waardoor de verwachte groei van het verkeer in een langzamer tempo plaatsvindt
dan de prognoses uit 2007.
Om de groei van de verkeersintensiteiten op langere termijn inzichtelijk te maken, zijn ook de verwachte verkeersintensiteiten
in 2030 berekend. Hiervoor zijn de verkeersintensiteiten uit 2020 voor de periode tot 2030 opgehoogd met het groeipercentage
dat ook in het NRM wordt gehanteerd.
Uit de berekeningen voor het jaar 2030 is gebleken dat de in het MER verwachte groei van het verkeer in voornoemde periode
plaats zal vinden.
Uit de berekeningen is tevens gebleken dat de in het MER verwachte groei van het verkeer door actuele prognoses wordt
bevestigd zij het dat deze groei enigszins vertraagd plaatsvindt. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de in het MER
geconstateerde nut- en noodzaak van de verbreding van de N244 nog steeds actueel is.
Actualiteit verkeersmodel: reikwijdte ontwikkelingen
In het verkeersmodel ten behoeve van het MER (regionale verkeersmodel Edam-Volendam–Purmerend) zijn infrastructurele en
ruimtelijke ontwikkelingen in de regio opgenomen.
In het regionale verkeersmodel zijn de Tweede Coentunnel en de spitsstrook op de A7 tussen Zaandam en Purmerend als auto­
nome ontwikkelingen opgenomen. Daarnaast zijn in het verkeersmodel een aantal ontwikkelingen in de regio die een zeer
directe relatie met de (verbreding van) de N244 hebben, opgenomen. Dit betreffen woningbouw Zuidoostbeemster (650 woningen
in het model), woningbouw Lange Weeren (740 woningen in het model) en bedrijventerrein Baanstee Noord (circa 80 hectare
netto bedrijventerrein).
Tevens zijn in het verkeersmodel een aantal kleinere en grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in de regio opgenomen in
het model, zoals de afronding van woonwijk Weidevenne, de Kop van West en het Wagenweg gebied.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 23 Inmiddels is duidelijk geworden dat dat de ontwikkeling van diverse woningbouwprojecten en bedrijventerreinen langer
doorloopt dan in het verkeersmodel uit het MER was voorzien. De in het verkeersmodel uit het MER voorziene groei van de
verkeersintensiteiten vindt daardoor later plaats (zie de passages onder het bovenstaande kopje ‘Actualiteit van het
verkeersmodel: gehanteerde jaren en groeicijfers’ voor een nadere toelichting op de effecten van de vertraging van deze
ontwikkelingen op de verkeersintensiteiten).
In onderstaande tabel is de actuele stand van de drie grootste ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de N244 weergegeven.
Woningbouw
Zuidoostbeemster
In het MER is uitgegaan van een gerealiseerd aantal van 650 woningen tot 2020, met een mogelijkheid van een verdere
ontwikkeling met nog eens 450 in latere jaren (niet opgenomen in het verkeersmodel).
In de bijgestelde plannen van de gemeente Beemster wordt uitgegaan van in totaal 600 woningen. Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland hebben in oktober van dit jaar positief gereageerd op de twee ontwerpbestemmingsplannen
van de gemeente Beemster om de eerste 65 woningen te gaan bouwen in ‘De Nieuwe Tuinderij’.
De afwijking ten opzichte van de in het verkeersmodel opgenomen ontwikkeling is gering.
Woningbouw Lange Weeren In het MER is uitgegaan van 740 woningen in de Lange Weeren. Ontwikkeling hiervan was onzeker, omdat de locatie
deel uitmaakte van de rijksbufferzone. Met het Bestuursakkoord Pilot Waterland van februari 2011 hebben provincie
Noord-Holland, de betrokken gemeenten en het ministerie van Infrastructuur en Milieu afgesproken de locatie buiten
de rijksbufferzone te plaatsen en de ontwikkeling van 740 woningen mogelijk te maken. De raad van de gemeente
Edam-Volendam heeft bij besluit van 8 november 2012 een voorkeursrecht gevestigd voor een periode van drie jaar in
het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten.
Er is geen afwijking ten opzichte van de in het verkeersmodel opgenomen ontwikkeling.
Bedrijventerrein BaansteeNoord
De gemeenteraad van Purmerend heeft bij raadsbesluit van 3 maart 2008 het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark
Baanstee-Noord’ vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland heeft het plan goedgekeurd bij besluit van 28
oktober 2008. Met ingang van 9 juni 2010 is dit plan onherroepelijk geworden. Dit houdt in dat op termijn het gehele
bedrijventerrein (drie fasen) kan worden ontwikkeld.
Fase 1 van het bedrijventerrein Baanstee-Noord wordt momenteel ontwikkeld. Deze fase betreft 41 hectare netto
terrein. Indien hierna nog behoefte is aan bedrijventerrein, kunnen in fase 2 en 3 nogmaals in totaal circa 40 hectare
netto worden ontwikkeld.
In het model dat gebruikt is voor het MER is uitgegaan van een volledige ontwikkeling in 2020. Met deze ontwikkeling is
verbreding tussen A7 en Baanstee Noord in 2020 noodzakelijk voor een goede verkeersafwikkeling. De verwachting is
dat de ontwikkeling niet in 2020 is afgerond, maar door zal lopen in de periode 2020 – 2030 (zie de passages onder het
bovenstaande kopje “Actualiteit van het verkeersmodel: gehanteerde jaren en groeicijfers” voor een nadere toelichting
op de effecten van de vertraging van deze ontwikkelingen op de verkeersintensiteiten).
Actuele stand ruimtelijke ontwikkelingen (bron: Grontmij, 2013)
De bijstelling van de woningbouwplannen en uitgifte van bedrijventerreinen is gering ten opzichte van het verkeersmodel van
de uit het MER voorziene ruimtelijke ontwikkelingen. Wel is gebleken dat de ontwikkeling van diverse woningbouwprojecten
en bedrijventerreinen langer doorloopt dan in het verkeersmodel uit het MER was voorzien.
Uit de berekeningen is gebleken dat de langere uitvoeringsperiode van deze ontwikkelingen leidt tot een enigszins vertraagde
groei maar niet tot een lagere groei van het verkeer dan voorzien in het MER. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de in het
MER geconstateerde nut- en noodzaak van de verbreding van de N244, in relatie tot de ontwikkeling van nieuwe woningbouw
en bedrijventerreinen nog steeds actueel is.
Verkeersafwikkeling: regionaal wegennet
In het MER is de verkeersafwikkeling van de N244 op het traject A7-N247, inclusief de aansluitende wegvakken van de A7 en N247,
berekend. De verkeersafwikkeling is recent in een ruimer studiegebied onderzocht in het MIRT-onderzoek Noordkant Amsterdam.
Uit het MIRT-onderzoek Noordkant Amsterdam is gebleken dat de grootste knelpunten – in termen van voertuigverliesuren en
overschrijding van reistijdnormen – zich na 2020 voordoen op de A7/A8-corridor. Ook op het onderliggend wegennet (OWN) in
Waterland is sprake van een knelpunt waarvan de omvang sterk samenhangt met de doorstroming op de A7/A8- corridor:
investeren in de A7/A8-corridor ontlast het wegennet in Waterland.
De MIRT-onderzoek onderzochte A7-variant laat zien dat investeren in de A7/A8-corridor, in samenhang met de uitvoering van de
maatregelen uit het programma Gebiedsgericht benutten (GBB), in belangrijke mate bijdraagt aan het beperken van de problemen.
Op basis van de uitkomsten van het MIRT onderzoek heeft het Rijk besloten in te zetten op een aanpak van de A7/A8-corridor.
De verbreding van de N244 en de aansluiting Purmerenderweg-N244 zijn opgenomen in het programma Gebiedsgericht benutten.
De verbreding van de N244 levert, in samenhang met een (toekomstige) verbreding van de A7, een bijdrage aan vermindering
van de druk op het wegennet in Waterland (N247).
24 | Vervolg: MIRT-verkenning en uitvoeringsagenda
Op basis van de uitkomsten van het MIRT-onderzoek hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), de Provincie
Noord Holland en de Stadsregio Amsterdam besloten om de geconstateerde verkeersknelpunten aan te pakken. Daarvoor zullen
in 2014 drie vervolgstudies starten om oplossingen verder uit te werken.
IenM start in 2014 met een MIRT-verkenning voor het traject Coentunnel–Purmerend-Noord en met een MIRT-onderzoek voor
het traject A9 Raasdorp- Alkmaar. De provincie Noord-Holland stelt samen met betrokken regionale partijen een samen­
werkingsovereenkomst op met als doel in 2014 te starten met een planstudie voor de Doortrekking A8. De bovengenoemde
afspraken zijn verder uitgewerkt in een uitvoeringsagenda.
Verkeersafwikkeling: reistijdwinst
In de Netwerkvisie 2015 per saldo beter heeft provincie Noord-Holland streefwaarden gedefinieerd voor de doorstroming op
trajecten op haar wegennet. Dit heeft in combinatie met reistijdgegevens geleid tot een kaartbeeld met knelpunten ten aanzien
van de doorstroming zoals opgenomen in de Investeringsstrategie Noord-Hollandse Infrastructuur.
In deze strategie is de doorstroming op de N244 in de huidige situatie als matig beoordeeld en in Waterland (N235 en N247) als slecht.
In het MER is het effect van de verbreding van N244 tussen de aansluiting met de A7 en de aansluiting met de N247 berekend. In de huidige
situatie bedraagt de reistijd op het traject in zowel de ochtend als de avondspits circa 7-8 minuten.1) Uit de berekeningen is gebleken dat als
de weg niet verbreed wordt, de reistijden in 2020 tijdens het drukste moment van de ochtendspits circa 13 minuten (richting A7) en 12
minuten (richting N247) zullen bedragen. Dat is een maximale vertraging van circa 6 minuten (richting A7) en 5 minuten (richting
N247). Tijdens de avondspits zal de reistijd in beide richtingen oplopen tot circa 10 minuten, dit is een vertraging van circa 3 minuten.
Na de verbreding van de N244, zal de vertraging tijdens de ochtendspits maximaal 6 minuten bedragen (richting A7). Na
verbreding treedt in de ochtendspits richting de N247 geen vertraging meer op. De vertraging richting A7, na verbreding, wordt
veroorzaakt door de ontoereikende capaciteit van de rotonde ter plaatse van de aansluiting met de A7. Het verkeer op de N244
rijdt beter door, maar loopt vast ter plaatse van de rotonde. Deze rotonde zal worden vervangen door een kruising met
verkeerslichten, waardoor de capaciteit wordt vergroot en de vertraging wordt voorkomen.
In de avondspits zal de vertraging richting de A7 oplopen tot maximaal 5 minuten. Evenals in de ochtendspits, wordt deze
vertraging veroorzaakt door de ontoereikende capaciteit van de rotonde ter plaatse van de aansluiting met de A7. Door het
vervangen van de rotonde door een kruising met verkeerslichten, wordt vertraging voorkomen. Na verbreding treedt in de
avondspits richting de N247 geen vertraging meer op.
Het effect van de verbreding van de N244 op de reistijdwinst op de N247 en A7 is in het MER niet onderzocht. Uit het MIRTonderzoek Noordkant Amsterdam is echter wel gebleken dat de verbreding van de N244, in samenhang met een (toekomstige)
verbreding van de A7, een bijdrage levert aan vermindering van de druk op het wegennet in Waterland (N235 en N247) en het
behalen van de reistijdstreefwaarden op het traject Hoorn-Coenplein.
De N244 heeft na verbreding voldoende capaciteit om een verwachte groei, als gevolg van het aantrekken van verkeer dat in de
huidige situatie door Waterland rijdt, op te vangen. Voor verkeer tussen Edam-Volendam en Coenplein zal dan naar
verwachting sprake zijn een substantiële reistijdwinst ten opzichte van de routes door Waterland.
3.2 Nut en noodzaak van bijbehorende deelprojecten
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben op 26 mei 2009 besloten voor het verbredingsalternatief een inpassingsplan op
te gaan stellen. In de vorige paragraaf zijn op hoofdlijnen de belangrijkste argumenten weergegeven om de verbreding van de
N244 te realiseren. Daarnaast zijn er voor de deelprojecten specifieke argumenten, die in deze paragraaf aan bod komen. De deel­
projecten hangen samen met de bestuurlijke keuzes die gemaakt en onderschreven zijn door de betrokken partijen. De keuzes
zijn aan de partners voorgelegd. Deze partners van de provincie Noord-Holland zijn: de gemeenten Beemster, Purmerend,
Zeevang en Edam-Volendam, de stadsregio Amsterdam en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De partners
hebben aangegeven in te kunnen stemmen met de voorgelegde keuzes. Hieronder staat de onderbouwing bij de gemaakte
keuzes en wordt ingegaan op het nut en de noodzaak van deze deelprojecten. Deze deelprojecten zijn:
1
Verbetering aansluitingen A7-N244.
2
Aansluiting Purmerenderweg.
3
Aanleg P+R terrein, horeca en benzinestation met LPG.
4
Aanleg langzaamverkeersverbinding naar P+R terrein.
5
Aanleg regionaal fietspad.
6
Vormgeving kruispunten.
1) MER Verbreding N244, Grontmij 2011, pag. 52 ev.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 25 1
Verbetering aansluitingen A7-N244
Om de capaciteitsverbetering van de N244 door de verbreding optimaal te kunnen benutten is een verbetering van de
aansluitingen vanaf en naar de A7 noodzakelijk. De aansluitingen naar de opritten en vanaf de afritten van de A7 kunnen
daarom het beste worden vormgegeven als kruispunten met VRI’s (verkeersregelinstallaties met verkeerslichten). De provincie
Noord-Holland is in samenspraak met Rijkswaterstaat tot deze oplossing gekomen. Op de verbeelding van het inpassingsplan
is een voldoende ruime verkeersbestemming opgenomen, om de verbetering van de aansluiting A7-N244 mogelijk te maken.
2
Aansluiting Purmerenderweg aan de noordzijde van de N244
Het college van B&W van de gemeente Beemster heeft op 16 juni 2009 ingestemd met de noordelijke aansluiting van de
Purmerenderweg op de N244. Dit is de aansluiting die voortkomt uit het Gebiedsgericht benutten (GGB). Met deze aansluiting
wordt een overbelasting van het lokale wegennet voorkomen. Deze aansluiting is verder van groot belang voor de gemeente
Beemster vanwege de geplande nieuwbouw in Zuidoostbeemster. Door de rechtstreekse aansluiting van de Purmerenderweg op
de N244 zal de kern Zuidoostbeemster worden ontlast en het wegbeeld op de A7 rustiger worden, omdat een betere doorstroming
mogelijk wordt en een bijdrage wordt geleverd aan de verbetering van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gedeelte
van de Purmerenderweg ten zuiden van de N244.
Op onderstaande afbeelding is de aansluiting met de Purmerenderweg in bruine lijnen aangegeven. De N244 loopt op
onderstaande afbeelding van links naar rechts. De tekening is niet exact noordgericht. Ook zijn de op- en afrit naar de A7 te
zien aan de onderzijde van de afbeelding.
Figuur 3.1 | Schetsontwerp van de noordelijke aansluiting Purmerenderweg geprojecteerd op de verbeelding
Het ontwerp van de aansluiting Purmerenderweg (in bruine lijnen) en het ontwerp van de verbrede N244 (ook in bruine lijnen)
zijn op bovenstaande afbeelding geprojecteerd op een uitsnede van de verbeelding van het inpassingsplan. De zwarte belijning
geeft de weg in de huidige situatie weer.
Hierna komen de onderzochte alternatieven van de noordelijke aansluiting Purmerenderweg aan bod. Daaruit zal blijken
waarom die alternatieven niet wenselijk of simpelweg niet mogelijk zijn gebleken.
26 | Figuur 3.2 | Variant zuidelijke aansluiting
Figuur 3.3 | Variant zuidelijke aansluiting
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 27 Zuidelijke aansluiting
Als alternatief is de mogelijkheid voor het realiseren van een zuidelijke aansluiting van de Purmerenderweg op de toerit van de
A7 onderzocht. Uit deze onderzoeken is gebleken dat:
•
per brief d.d. 10 april 2009 heeft Rijkswaterstaat aangegeven dat een zuidelijke aansluiting niet past in de beleidslijn
aansluitingenbeleid:
–de regionale bereikbaarheid en doorstroming kunnen in het geding komen door de kans op wachtrijvorming op de
afrit of op de A7 zelf;
–verslechtering van de leefbaarheid en verkeersveiligheid, doordat een aansluiting van de Purmerenderweg op de afrit
van de A7 een extra belasting van deze afrit genereert. Dat is niet in lijn met de hoge prioriteit die de verbinding A7N244 heeft in de netwerkvisie Noord-Holland. Daarnaast zou een aansluiting op de afrit ook nieuwe mogelijke
conflictsituaties kunnen genereren;
•
per brief d.d. 10 april 2009 heeft Rijkswaterstaat aangegeven dat een zuidelijke aansluiting niet past in de nieuwe
ontwerprichtlijn autosnelwegen, waarin aansluitingen op afritten, zoals die van de Purmerenderweg op de afrit van de A7
niet zijn toegestaan;
•
uit onderzoek van Goudappel Coffeng (Verkenning aansluiting Purmerenderweg-N244 d.d. 26 april 2007, opgenomen in
bijlage 21) naar verschillende zuidelijke aansluitingsvarianten blijkt dat de overgang tussen de wegcategorieën niet helder
is. Er blijft sprake van een kruispunt met een verbindingsweg op een afrit;
•
uit het genoemde onderzoek van Goudappel Coffeng naar verschillende zuidelijke aansluitingsvarianten blijkt dat niet
alle uitwisselingsrichtingen beschikbaar zijn;
•
uit het genoemde onderzoek van Goudappel Coffeng naar verschillende zuidelijke aansluitingsvarianten blijkt dat deze
gevoelig zijn voor spookrijders.
Zuidelijk aansluiting valt af, keuze voor noordelijke aansluiting
Uit de beoordeling van de zuidelijke aansluiting van de Purmerenderweg op de afrit van de A7 (opgenomen in bijlage 22), is
gebleken dat een dergelijke aansluiting vanuit het oogpunt van zowel de doorstroming van het verkeer als de verkeersveiligheid
niet haalbaar is.
De betrokken partijen (Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, de Stadsregio Amsterdam en de gemeente Beemster) hebben
daarom gekozen voor een noordelijke aansluiting van de Purmerenderweg op de N244. Deze keuze is vastgelegd in bestuurlijke
afspraken tussen de betrokken partijen:
•
het college en de raad van de gemeente Beemster akkoord zijn gegaan met het GGB (Gebiedsgericht Benutten) en het
uitvoeringsconvenant waarin de keuze voor een noordelijke aansluiting is gemaakt en het convenant is ondertekend door
het college;
•
het college van de gemeente Beemster al eerder op 11 maart 2008 het besluit heeft genomen ten aanzien van ‘Zeggen en
Doen’ met betrekking tot de aansluiting Purmerenderweg op de N244, om nogmaals te kiezen voor de oplossing zoals
beschreven in het GGB en op basis van Zeggen en Doen geen wijzigingen van het GGB wil voorstellen;
•
in het collegebesluit van de gemeente Beemster d.d. 2 juni 2009 wordt gezegd dat het getekende convenant GGB
Purmerend, dus de noordelijke aansluiting, moet worden gerespecteerd.
Krappere noordelijke variant is niet mogelijk
Uit vervolgonderzoek van Goudappel Coffeng (Aansluiting N244-Purmerenderweg – verkenning nieuwe suggesties d.d. 15
december 2008, opgenomen in bijlage 22) is gebleken dat een noordelijke variant waarbij de aansluiting dichterbij de N244 komt
te liggen, niet haalbaar is vanwege de benodigde boogstraal van dit weggedeelte. Daarom is gekozen voor de eerder behandelde
noordelijke aansluiting met een ruime bochtstraal.
3
Aanleg P+R terrein, horeca en benzinestation met LPG
Het P+R-terrein is voorzien aan de noordkant van het kruispunt van de Salvador Allendelaan en de N244. De aanleg van een
P+R-terrein is van groot belang voor de stimulering van het openbaar vervoer door het de reizigers eenvoudiger te maken om
over te stappen van particulier vervoer naar de buslijnen die onder andere richting Amsterdam gaan.
Op onderstaande tekening (schetsontwerp uit MER, Grontmij) is de P+R-voorziening ingevuld. Mogelijk komt deze ook nog aan
de andere zijde van de toegangsweg naar dit gebied. Verder is op onderstaand schetsontwerp de aansluiting van/naar de
fietstunnel bij de Miedijk te zien. Deze komt bij punt 4 aan bod.
28 | Figuur 3.4 | Schetsontwerp van P+R-voorziening uit het MER en fietspad aansluiting
Naast het P+R-terrein zijn goede mogelijkheden voor een horecavestiging (wegrestaurant) en een verkooppunt voor motor­
brandstoffen. De horecavestiging heeft in dit inpassingsplan een rechtstreekse bestemming gekregen (binnen de bestemming
‘gemengd’). Bij de vormgeving van de bestemming gemengd is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten van de
gemeente Purmerend:
•
inpassing in omgeving: er is een zone rondom de locatie als groen bestemd;
•
flexibiliteit voor gebouw(en): gebouwen kunnen binnen het bouwvlak op verschillende plekken gesitueerd worden tot een
maximaal bebouwingspercentage van 40%;
•
minimale verdiepingshoogte 4 meter;
•
maximaal twee bouwlagen;
•
bebouwing horeca alzijdig representatief;
•
bestemming gebaseerd op gemeentelijke staat van horeca-activiteiten.
Voor het tankstation is gekozen om dit via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken.
Om de ruimtelijke impact van deze nieuwe functies voor de inwoners van Kwadijk te beperken, is ruimte gereserveerd voor de
aanleg van een groene bufferzone rondom deze functies. Hiervoor is de bestemming groen opgenomen aan de noordzijde van
deze functies.
4
Aanleg langzaamverkeersverbinding naar P+R-terrein
Een goede ontsluiting van het P+R terrein, horeca en tankstation voor langzaam verkeer is van groot belang voor de verkeers­
veiligheid en daarmee voor het slagen van de functies op dit terrein. Op figuur 3.4 bij punt 3 is dit fietspad weergegeven. Fietsers
en voetgangers vanuit Kwadijk en Purmerend moeten de locatie veilig kunnen bereiken. Er is daarom in dit inpassingsp­lan een
langzaamverkeersverbinding naar de locatie mogelijk gemaakt vanaf de fietstunnel bij de Miedijk. Dat heeft de voorkeur boven
een veel duurdere extra fietstunnel nabij de Salvador Allendelaan. Vanwege de verdubbeling van de N244 ligt een oversteek­
plaats voor langzaam verkeer op maaiveldniveau niet voor de hand. Alle langzaamverkeerskruisingen van de N244 zijn immers
in de vorm van fietstunnels uitgevoerd.
5
Aanleg regionaal fietspad en onderbouwing van tracékeuze
De Stadsregio Amsterdam acht de realisatie van een fietspad tussen het bedrijventerrein Baanstee en Edam-Volendam nood­
zakelijk om dit regionaal bedrijventerrein ook voor fietsers bereikbaar te maken. Omdat het fietspad utilitair en pas in tweede
instantie recreatief bedoeld is, is gekozen voor een zo kort mogelijke verbinding tussen de Baanstee en Edam, dat wil zeggen
een fietspad parallel aan en ten zuiden van (naast) de N244.
6
Vormgeving kruispunten
Hieronder komt de onderbouwing van keuze voor rotondes of VRI’s aan bod. Deze onderbouwing is gebaseerd op het onderdeel
uit het MER N244 genaamd “microscopische dynamische simulatie alternatieven, uitgebreid met gedeeltelijke ontwikkeling
Baanstee-Noord (paramics-studie)” d.d. 10 februari 2011 van Grontmij (bijlage 24).
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 29 In het bestaande schetsontwerp voor het verbredingsalternatief is uitgegaan van zowel VRI- kruisingen als rotondes,
afhankelijk van de locatie:
•
kruising N244 – aansluitingen A7: VRI;
•
kruising N244 – Salvador Allendelaan: VRI;
•
kruising N244 – Nieuwe Gouw: VRI;
•
kruising N244 – Edisonweg: VRI;
•
kruising N244 – Magneet: rotonde;
•
kruising N244 – Oosterweg: rotonde.
Uit de analyse met het microscopische verkeersmodel blijkt dat de doorstroming in dit schetsontwerp goed is. Nergens ontstaan
lange wachtrijen. Gezien de intensiteiten in de drukste perioden is het ook mogelijk de VRI-kruisingen als rotonde vorm te
geven en de rotondes als VRI-kruisingen. Vanuit verkeersveiligheid heeft de vormgeving als rotonde in principe de voorkeur.
Voor de drie kruisingen die nu in het ontwerp als VRI-kruising zijn opgenomen geldt dat het relatief drukke kruisingen zijn.
Gezien het doel van de provincie Noord-Holland om de N244 neer te zetten als regionale stroomweg zijn in het ontwerp de
drukke kruisingen met VRI’s gehandhaafd. Het realiseren van VRI’s op deze kruisingen levert namelijk het voordeel op dat er
bijvoorbeeld gestuurd kan worden door middel van een ‘groene golf’ op de N244 om het verkeer tussen N247 en N244 goed door te
laten stromen. Daarnaast speelt het openbaar vervoer een rol bij de keuze. Het toepassen van VRI’s bij de kruisingen biedt de
mogelijkheid om de prioriteit van de buslijnen te handhaven. De intensiteiten op het oostelijke deel (bij de kruisingen Magneet
en Oosterweg) zijn lager, waardoor daar rotondes volstaan. In verband met de verkeersveiligheid verdienen rotondes hier de
voorkeur.
3.3 In het MER vergeleken alternatieven
In het milieu effect rapport (MER) van 30 mei 2011 (Grontmij, referentie 319461 revisie D2) zijn vijf alternatieven voor de aanpak
van de N244 vergeleken.
Tabel 3.1 toont een overzicht van de alternatieven. Het verbredingsalternatief is door de provincie gekozen als te realiseren
oplossing. Voor dit alternatief is het inpassingsplan opgesteld. Omdat de keuze voor dit alternatief reeds is gemaakt (zie ook de
volgende paragraaf) en is vertaald in het inpassingsplan, wordt alleen nog over ‘de verbreding van de N244’ gesproken,
waarmee dus het verbredingsalternatief wordt bedoeld.
Tabel 3.1 | Overzicht alternatieven voor de N244
Naam alternatief
Wegtype
Aantal rijstroken
Maximum snelheid Kenmerken
Nulalternatief
Gebiedsontsluitingsweg
2x1
80 km/uur
Huidige kruispuntsamenstelling
Nulplusalternatief
Gebiedsontsluitingsweg
2x1
80 km/uur
Kruisingen met (turbo)rotonde of VRI
(verkeers­regelinstallatie met
verkeerslichten), aansluiting Beemster
(Purmerenderweg) en A7, P+R-terrein met
gelegenheid voor horeca en tankstation
Verbredingsalternatief
Gebiedsontsluitingsweg
2x2
80 km/uur
Kruisingen met (turbo)rotonde of VRI
(verkeersregelinstallatie met
verkeerslichten), aansluiting Beemster
(Purmerenderweg) en A7, P+R-terrein met
gelegenheid voor horeca en tankstation
Stroomwegalternatief
Stroomweg
2x2
100 km/uur
Drie ongelijkvloerse kruisingen
Meest milieuvriendelijke
alternatief
Gebiedsontsluitingsweg
2x1 / 2x2
80 km/uur
Combinatie nulplus en verbredingsalternatief
3.4 Provincie werkt verbredingsalternatief verder uit
Het verbredingsalternatief is in opdracht van de provincie Noord-Holland vertaald naar het inpassingsplan N244. De toe­
passing van het instrument van een provinciaal inpassingsplan kan op instemming rekenen van de gemeentebesturen van
Edam-Volendam, Purmerend, Zeevang en Beemster en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). In het
verbredingsalternatief blijft de N244 een gebiedsontsluitingsweg. Dit houdt in:
•
2x2 rijstroken;
•
snelheidslimiet van 80 km per uur;
•
gelijkvloerse kruisingen met (turbo) rotonde of VRI (verkeersregelinstallatie met verkeerslichten) voor gemotoriseerd
verkeer;
•
handhaving en verlenging van de bestaande ongelijksvloerse kruisingen voor langzaamverkeer (fietstunnels).
30 | Verder zijn naar aanleiding van de uitwerking van het verbredingalternatief de volgende ontwikkelingen in dit inpassingsplan
meegenomen:
•
verbetering aansluitingen A7–N244;
•
de aansluiting van de Purmerenderweg (gemeente Beemster) aan de noordzijde van de N244;
•
ter hoogte van de Salvador Allendelaan, aan de noordkant van de N244, wordt een P+R-terrein aangelegd met mogelijkheid
voor een horecavestiging (wegrestaurant) en een verkooppunt voor motorbrandstoffen (tankstation met LPG);
•
ten noorden van het bestaande tweebaansviaduct over de spoorweg en de Purmerringvaart wordt een vergelijkbaar extra
viaduct aangelegd;
•
ten noorden van het bestaande viaduct over de watergang Middentocht wordt een vergelijkbaar extra viaduct aangelegd;
•
Tussen de Magneet en de aansluiting met de N247 wordt aan de zuidzijde van N244 een regionaal fietspad aangelegd;
•
aan de noordzijde van de N244 wordt vanaf de fietstunnel bij de Miedijk een fietspad aangelegd naar de P+R-voorziening.
De details van de verbreding van de N244 zijn in de volgende paragraaf beschreven.
3.5 Detailbeschrijving N244 tracé A7–N247
Het inpassingplan voor de N244 betreft het deel van de N244 vanaf de aansluiting met de A7 tot aan de N247. Deze paragraaf
beschrijft de details van dit tracé van west naar oost.
Figuur 3.5 | Tracé N244 tussen A7 en N247 met de belangrijkste kruisingen
Omgeving A7-Purmerenderweg
Aan de westzijde begint het tracé bij de aansluiting met de A7. De N244 gaat over de A7 heen en de uitwisseling van verkeer
tussen de A7 en de N244 is in de huidige situatie geregeld met rotondes. Voor verkeer vanaf de A7-zuid richting de N244 oost
heeft deze rotonde een bypass. Bij de verbreding van de N244 wordt een aansluiting vanuit de Beemster en Zeevang gemaakt via
de Purmerenderweg en de huidige rotondes worden vervangen door kruispunten. Dit betekent een verruiming van de
capaciteit, waardoor de doorstroming hier zal verbeteren.
Voor de aansluiting van de Purmerenderweg op de N244 zijn verschillende varianten onderzocht. De basis van deze onder­
zoeken is gelegd in de in 2003 opgestelde verkeersnetwerkvisie. Deze visie is opgesteld in een samenwerkingsverband van de
provincie Noord-Holland, gemeente Amsterdam, Rijkswaterstaat Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam. Hierin is
geconstateerd dat de Rijksweg A7 nabij Purmerend in 2010 als zeer filegevoelig wordt gezien. Dit knelpunt is projectmatig
regionaal uitgewerkt in het kader van Gebiedsgericht benutten (GGB) van Purmerend. Aan de hand van het GGB is een
convenant opgesteld waarin de meeste betrokken partijen overeen zijn gekomen het maatregelenpakket volledig uit te voeren.
In het GGB is de noordelijke variant voor de aansluiting Purmerenderweg-N244-Rijksweg A7 opgenomen.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 31 Omgeving Purmerenderweg-Salvador Allendelaan
Vanaf de Purmerenderweg tot het kruispunt met de Salvador Allendelaan heeft de huidige N244 twee rijstroken in beide
richtingen. Beide wegvakken lopen over een viaduct (voor elke richting een apart viaduct) over de Oostdijk, Westdijk en de
Beemsterringvaart. Bij de verbreding van de N244 behoudt dit wegvak twee rijstroken in beide richtingen. Het dubbele viaduct
over de Beemsterringvaart blijft zoals deze in de huidige situatie is.
Omgeving Salvador Allendelaan-Nieuwe Gouw
Ter hoogte van het kruispunt met de Salvador Allendelaan vindt een aantal veranderingen plaats. De twee rijstroken op de
zuidbaan gaan in de huidige situatie over in een opstelstrook voor rechtdoor (N244) en een opstelstrook voor rechtsaf (Salvador
Allendelaan). Bij de verbreding van de N244 komt hier aan de rechter- en linkerkant een opstelstrook bij. De huidige stroken
zijn dan opstelstroken voor rechtdoor, de nieuwe strook links een opstelstrook voor linksaf en de nieuwe strook rechts voor
rechtsaf (Salvador Allendelaan). Ook voor de rijbaan van oost naar west komen vier opstelstroken, twee voor rechtdoor (N244)
en één voor rechtsaf en één voor linksaf (Salvador Allendelaan). De nieuwe opstelstroken van de Salvador Allendelaan richting
het noorden leiden naar het nieuw te ontwikkelen P+R-terrein met 150 parkeerplaatsen en een horeca- gelegenheid (weg­
restaurant). Verkeer vanaf het kruispunt wordt via één rijstrook naar een rotonde geleid, waar de ene afslag leidt naar het
P+R-terrein en de andere naar de horecagelegenheid. De rijstrook vanaf de rotonde richting het kruispunt N244-Salvador
Allendelaan krijgt drie opstelstroken, voor elke richting één. Verder is er via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid een
tankstation te realiseren ten noordwesten van het kruispunt N244-Salvador Allendelaan. Dit tankstation kan – na toepassing
van de wijzigingsbevoegdheid – via een aparte uitvoeg-/invoegstrook vanaf/naar de N244 ontsloten worden.
Hoewel het LPG-tankstation niet rechtstreeks planologisch mogelijk is gemaakt in het voorliggende inpassingsplan, is het
LPG-tankstation wel onderdeel van het plan (projectalternatief) en is de ruimtelijke, milieuhygiënische, cultuurhistorische en
economische aanvaardbaarheid onderzocht in de effectbeoordeling in het MER (opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting) en
de onderzoeken voor het inpassingsplan.
Voor de externe veiligheidssituatie van het LPG-tankstation is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd en een
verantwoording groepsrisico opgesteld. Uit de QRA en verantwoording groepsrisico is gebleken dat er geen (beoogde) kwetsbare
objecten binnen de 10-6 contour (110 meter) van het beoogde vulpunt liggen en het groepsrisico, binnen de toetsingsafstand
van het beoogde LPG-tankstation, onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt (zie paragraaf 4.4 voor een nadere
toelichting op de externe veiligheidsaspecten.
Uit de landschappelijke en cultuurhistorische beoordeling is gebleken dat het LPG- tankstation wordt gesitueerd op een terrein
dat als reservering voor uitbreiding van de N244, reeds is opgehoogd in de jaren ’70. Realisatie van het LPG-tankstation heeft
dank ook geen effect op de cultuurhistorische waarden (verkavelingspatroon, waterstructuur) van het (aangrenzende) veen­
weidegebied. De realisatie van het tankstation en de horecagelegenheid hebben wel een ruimtelijke invloed; het zicht vanuit
Kwadijk verandert. Deze ruimtelijke verandering wordt aanvaardbaar geacht (zie paragrafen 4.8 en 4.9 voor een nadere toe­
lichting op de ruimtelijke en cultuurhistorische aspecten).
Aangezien de locatie reeds in de jaren ’70 is opgehoogd, is de bodemkwaliteit geschikt voor realisatie van een LPG-tankstation
(zie paragraaf 4.1 voor een nadere toelichting op de bodemaspecten).
De effecten van het LPG-tankstation op Natura2000-gebieden, de EHS en beschermde flora en fauna op de locatie zijn beschouwd
in de Habitattoets, Passende beoordeling en veldinventarisatie.
Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat het LPG-tankstation kan leiden tot verstoring van het aangrenzende weidevogel­
gebied. Voor de verstoring van het weidevogelgebied worden, conform de regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening
Structuurvisie, compenserende maatregelen getroffen (zie paragraaf 4.6 voor een nadere toelichting op het Compensatieplan).
Daarnaast is in de regels van dit inpassingsplan een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het aanbrengen van
beplanting. Het doel van deze regeling is om te voorkomen dat beplanting wordt aangebracht die verblijfs- of foerageer­
mogelijkheden biedt aan roofdieren en roofvogels (waardoor de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied zou
kunnen worden bedreigd).
Uit de veldinventarisatie is gebleken dat ter plaatse van het beoogde LPG-tankstation orchideeën voorkomen. Voor deze soort
dient voorafgaand aan de realisatie van het LPG-tankstation een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Uit
het ecologisch onderzoek is gebleken dat mitigerende en compenserende maatregelen voor deze soort kunnen worden getroffen,
waarmee kan worden voldaan aan de vereisten om ontheffing te verkrijgen van de Flora- en faunawet (zie paragraaf 4.6 voor
een nadere toelichting op het ecologisch onderzoek).
32 | Zowel de P+R-locatie, als de horecagelegenheid, als het eventuele tankstation zullen voor langzaamverkeer toegankelijk worden
gemaakt via een fiets-/voetpad vanaf de fietstunnel bij de Miedijk.
Vanaf het kruispunt N244-Salvador Allendelaan heeft de N244 tot het gelijkvloerse kruispunt met de Nieuwe Gouw in de
huidige situatie in beide richtingen één rijstrook. Bij de verbreding van de N244 worden dit twee rijstroken in beide richtingen.
De verbreding vindt plaats aan de noordzijde, waar al een verhoogd dijklichaam aanwezig is.
Omgeving Nieuwe Gouw-Edisonweg
Het kruispunt N244-Nieuwe Gouw is in de huidige situatie geregeld met een verkeersregelinstallatie (VRI) met verkeerslichten.
Dit blijft bij de verbreding van de N244 zo. Wel wordt het aantal opstelstroken voor beide richtingen van de N244 verhoogd van
drie naar vier. De extra opstelstrook is voor rechtdoorgaand verkeer.
Vanaf het kruispunt N244-Nieuwe Gouw tot het kruispunt N244-Edisonweg bestaat de N244 uit één rijbaan met één rijstrook
voor beide richtingen. Na de verbreding van de N244 zijn er twee rijbanen met voor iedere richting twee rijstroken. Voor dit
wegvak betekent dit dat een extra rijbaan moet worden aangelegd, met ook een extra, nieuw viaduct over spoorlijn
Amsterdam-Hoorn en de Purmerringvaart. Dit extra viaduct is ontworpen aan de noordzijde van het bestaande viaduct.
Omgeving Edisonweg-Magneet
Voor het met verkeerslichten geregelde kruispunt N244-Edisonweg gelden dezelfde wijzigingen als voor het kruispunt N244Nieuwe Gouw: een verdubbeling van het aantal opstelstroken voor rechtdoorgaand verkeer.
Ook op het wegvak tussen de Edisonweg en de Magneet, wordt de enkele rijstrook van de N244 in beide richtingen verdubbeld.
Onder dit wegvak ligt ter hoogte van de Westerweg een fietstunnel, die als gevolg van de verdubbeling wordt aangepast.
Omgeving Magneet-Oosterweg
De Magneet sluit in de huidige situatie aan op de N244 door middel van een rotonde. Bij de verbreding van de N244 wordt deze
rotonde een zogenaamde turborotonde, met dubbele rijstroken voor rechtdoorgaand verkeer (N244). Ter hoogte van deze rotonde
krijgt het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Baanstee- Noord een nieuwe aansluiting op de N244.
Ten oosten van deze rotonde N244-Magneet gaat de N244 over de watergang genaamd Middentocht. Ten behoeve van de
verdubbeling moet hier een nieuw viaduct overheen worden aangelegd, ten noorden van het bestaande viaduct.
Ook het wegvak van de N244 tussen De Magneet en Oosterweg wordt de enkele rijstrook van de N244 in beide richtingen
verdubbeld.
Omgeving Oosterweg-N247
Het kruispunt N244-Oosterweg is in de bestaande situatie geregeld met verkeerslichten. Bij de verbreding van de N244 worden
deze lichten vervangen door een turborotonde, met dubbele rijstroken voor doorgaand verkeer (N244).
Vanaf de Oosterweg tot de aansluiting van de N244 met de N247 vindt in de verbreding van de N244 wederom een verdubbeling
van de rijstroken in beide richtingen plaats.
Vlak voor de aansluiting met de N247 kruist de N244 de Purmerringvaart. Het huidige viaduct over dit water biedt voldoende
ruimte voor de 2x2 rijstroken van de verbreding van de N244. Wel wordt de rijstrookindeling aangepast.
Het kruispunt N244-N247 blijft een gelijkvloerse, met verkeerslichten geregelde kruising. Vanaf de N244 richting de N247 gaat
de rechterrijstrook van de N244 over in een opstelstrook voor rechtsaf (N247-zuid). De linkerstrook gaat over in een opstelstrook
voor linksaf (N247-noord). Ook zal ruimte worden gereserveerd voor een opstelstrook voor rechtdoor, die in gebruik genomen
kan worden als de derde ontsluiting van Edam-Volendam gerealiseerd is. Dan zal de strook voor rechtsaf ook voor rechtdoor
gebruikt kunnen worden.
In de huidige situatie ligt langs de N244 geen fietspad. Bij de verbreding van de N244 is de realisatie van een regionale fiets­
verbinding langs de N244 meegenomen. Tussen de Magneet en de aansluiting met de N247 wordt aan de zuidzijde van N244 een
fietspad aangelegd. Het fietspad kruist de Oosterweg gelijkvloers.
Ter hoogte van de aansluiting met de N247 zal een aansluiting op het fietspad langs de N247 worden gerealiseerd.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 33 3.6 Begrenzing plangebied
In deze paragraaf is de begrenzing van het plangebied beschreven en onderbouwd. De plangrens is van west naar oost beschreven.
In principe is de oeverlijn van de naast de N244 gelegen watergangen gehanteerd als plangrens aan noord- en zuidzijde van de
N244. Daarbij speelt echter mee dat in overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gekozen is om de berm­
sloten te verbreden als compensatie voor de toename van het verharde oppervlak. Op plaatsen waar deze sloten verbreed
moeten worden, is het water en de te realiseren verbreding van de bermsloten ook dit inpassingsplan opgenomen.
Voor het inpassingsplan N244 is verder uitgegaan van de aansluiting Purmerenderweg op de N244 nabij de A7, zoals opgenomen
in het gebiedsgericht benutten (GGB) Purmerend . Dit document is door het college van Beemster in juni 2009 aangenomen. De
plangrens ter hoogte van deze aansluiting loopt om de geplande rotonde ten noorden van de N244.
Aan beide zijden van het wegvak van de N244 tussen de aansluiting met de Purmerenderweg en de Salvador Allendelaan ligt de
plangrens op de oeverlijn. Ten noorden van de N244 is het water en de verbreding van de bermsloten echter in het plangebied
opgenomen. Aan de zuidzijde is dat niet het geval. Dit vloeit voort uit het waterhuishoudkundig plan (zie hoofdstuk 4).
Daarnaast is ter hoogte van het viaduct over de Purmerringvaart voldoende ruimte bestemd voor het inpassen van een extra
viaduct. Het huidige viaduct zal voor de twee rijstroken in de oostelijke rijrichting worden gebruikt. Voor de westelijke
rijrichting, eveneens met twee rijstroken, wordt een nieuw viaduct aangelegd aan de noordzijde van het bestaande viaduct.
Ter hoogte van de aansluiting met de Salvador Allendelaan volgt de plangrens ook de oeverlijn, maar is er wel sprake van een
breder plangebied dan elders. Aan de noordzijde is ruimte opgenomen voor de gewenste aanleg van een P+R-terrein, een
horecavoorziening en een tankstation. Ten oosten van de aansluiting met de Salvador Allendelaan bevindt zich een fiets­
tunnel. Deze blijft gehandhaafd en past binnen de verkeersbestemming. Omdat de fietstunnel voor een deel door/onder de
bestemming groen loopt, is binnen die bestemming de mogelijkheid van fietstunnels opgenomen. Bij deze fietstunnel is aan
de noordzijde de bestemming verkeer verruimd om de aansluiting van het fiets-/voetpad naar de P+R-locatie mogelijk te
maken. De plangrens is op deze locatie daarom ruimer genomen dan de oeverlijn. Ook is hier op verzoek van de gemeente
Purmerend een klein gedeelte van een agrarisch perceel meebestemd, omdat dit nog net binnen de gemeentegrens ligt. Voor
dit gedeelte zijn dezelfde mogelijkheden als voor het aansluitende agrarische gebied vastgelegd. De bestemming van dit
gedeelte is gelijk aan de geldende bestemming en heet ‘Agrarisch met waarden’.
Langs het wegvak N244 vanaf Salvador Allendelaan tot aansluiting met Edisonweg is de oeverlijn de plangrens aan de noord- en
zuidzijde. Aan de noordzijde is het water in verband met de compensatie van de toename van het verhard oppervlak ook op de
kaart opgenomen, inclusief de benodigde verbreding in verband met de compensatie. Daarnaast geldt hier voor het tracé van de
verbrede N244 de bestemming verkeer. Aan de zuidzijde van de N244 is vanaf de huidige weg tot de oeverlijn de bestemming
groen opgenomen.
Ter hoogte van bedrijventerrein Baanstee-Noord is de plangrens voor het inpassingsplan N244 afgestemd op de plangrens van
het bestemmingsplan bedrijvenpark Baanstee-Noord. In het bestemmingsplan bedrijvenpark Baanstee-Noord was al rekening
gehouden met 2x2 rijstroken voor de N244. Daarnaast is het binnen bestemmingsplan bedrijvenpark Baanstee-Noord aan de
oostkant mogelijk om in de groenbestemming voet- en fietspaden te realiseren, waardoor het niet nodig was om het regionale
fietspad dat aansluit op de fietstunnel bij de Magneet in dit inpassingsplan ter plaatse van Baanstee-Noord apart te
bestemmen.
De aansluiting van de Magneet op de N244 is gepland middels een rotonde. Deze aansluiting valt binnen de plangrens van het
inpassingsplan N244. De mogelijke aansluiting op deze rotonde richting het noorden, valt buiten de plangrens van het
inpassingsplan N244, maar binnen het bestemmingsplan Baanstee-Noord.
Ten oosten van de aansluiting met de Magneet is rekening gehouden met een fietspad. Deze is opgenomen als verkeers­
bestemming. Voor zover het fietspad binnen het bestemmingsplan Baanstee-Noord valt, geldt dat die op grond van de daar
geldende bestemming(en) mogelijk is.
De plangrens langs het wegvak tussen de aansluiting met de Magneet en de Oosterweg is ten noorden en ten zuiden van de
N244 ter plaatse van de kantlijn van de sloot, die de afscheiding vormt tussen de N244 en de agrarische percelen, geprojecteerd.
Ter hoogte van de Oosterweg is een ontsluiting naar het noorden mogelijk gemaakt. Dit in tegenstelling tot het oorspronkelijke
ontwerp uit het MER N244.
34 | Tussen de Middentocht en de Oosterweg, is de plangrens ter plaatse van de kantlijn van de Eerste Gangs Molentocht gelegd.
Daar waar de Eerste Gangs Molentocht wordt verbreed ten behoeve van de aanleg van een waterbergingsgebied, is de plangrens
ter plaatse van de kantlijn van de toekomstige verbrede Eerste Gangs Molentocht geprojecteerd. Tussen de aansluiting met de
Oosterweg en het talud naar het viaduct over de Purmerringvaart, is de plangrens ter plaatse van de kantlijn van de Eerste
Gangs Molentocht, die de afscheiding vormt tussen de N244 en de agrarische percelen geprojecteerd.
Vlak voor de aansluiting met de N247 gaat de N244 over de Purmerringvaart middels een viaduct. Dit viaduct is smal bestemd,
gekozen is het bestaande viaduct met ruimte voor 2x2 rijstroken, te handhaven. Er is immers geen ruimere
verkeersbestemming nodig, omdat het bestaande viaduct al voldoende ruimte voor 2x2 rijstroken biedt. Dit in tegenstelling tot
het viaduct over het spoor waar in verband met de flexibiliteit bij de uitwerking van het viaduct een ruimere
verkeersbestemming is opgenomen.
Rond de aansluiting met de N247 krijgt een relatief groot gebied een verkeersbestemming. Dit is in overleg met de gemeente
Edam-Volendam besloten, omdat het flexibiliteit biedt en er in de huidige situatie ook al een verkeersbestemming geldt.
Ter plaatse van de N247 is ruimte voor de bestemming verkeer op de verbeelding opgenomen, zodat op grond van het
inpassingsplan opstelstroken kunnen worden gerealiseerd. Vanaf de N244 is langs het zuidelijke deel van de N247 tot de
Purmerringvaart een ruimere verkeersbestemming opgenomen om de benodigde opstelstroken en de realisatie van de
fietstunnel naar de derde ontsluitingsweg mogelijk te maken.
De oostelijke plangrens van het inpassingsplan N244 is gelegen aan de oostzijde van de te realiseren waterberging, zodat dat
binnen het plangebied mogelijk gemaakt is conform de wens van o.a. het hoogheemraadschap. De plannen voor de derde
aansluiting van Edam-Volendam op de N247 zijn niet geregeld in dit inpassingsplan, omdat ze nog niet voldoende concreet zijn.
De gemeente Edam-Volendam stelt hiervoor een apart bestemmingsplan op, dat naadloos op de plangrens van het
inpassingsplan zal aansluiten.
4
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 35 ONDERZOCHTE ASPECTEN VERBREDING N244
De potentiële belemmeringen voor de verbreding van de N244 zijn op verschillende manieren onderzocht.
Uitgevoerd bureauonderzoek is waar nodig en waar beschikbaar aangevuld met verkennend onderzoek. Een
belangrijke bron van onderzoeksinformatie is het MilieuEffectRapport Verbreding N244 (Grontmij, 2011), in
deze toelichting het MER N244 genoemd. Het doel van een MER N244 is informatie bieden om milieu­
aspecten in de bestuurlijke besluitvorming op een volwaardige en juiste wijze mee te kunnen nemen.
In dit hoofdstuk gaan wij dieper in op de onderzochte aspecten voor de verbreding van de N244. Dit betreft
de volgende onderwerpen: bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, natuur, archeologie,
cultuurhistorie en de landschappelijke structuur.
4.1 Bodem
Algemeen
Om te voorkomen dat tijdens de verbreding van de N244 wordt gestuit op bodemverontreinigingen is
bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn doorgaans vier stappen aan de orde. De eerste stap is een
historisch bodemonderzoek, volgens NEN 5725. Dit type onderzoek is al uitgevoerd voor het MER N244.
De tweede stap is een verkennend onderzoek volgens NEN 5740 en wordt uitgevoerd als daar aanleiding
toe is op grond van het historische onderzoek. Een vervolgonderzoek is een mogelijke derde stap van het
bodemonderzoek en indien nodig volgt als vierde stap een saneringsplan.
Historisch onderzoek
Het doel van het historisch bodemonderzoek (memo Grontmij, 2009, zonder kenmerk) is het vaststellen
of in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden die de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem
nadelig kunnen hebben beïnvloed. Omdat in dit stadium nog geen veld- en laboratoriumonderzoek
hoeven plaats te vinden, kan enkel een uitspraak worden gedaan over de verwachte milieuhygiënische
bodemkwaliteit.
Uit historisch bodemonderzoek, waarbij onder andere gebruik is gemaakt van historische kaarten, blijkt
dat het plangebied altijd als agrarisch gebied in gebruik is geweest. Voor zover te overzien is het sloten­
patroon in de loop der tijd niet veranderd. De locatie is volgens het historisch onderzoek niet gelegen in
een bodembeschermingsgebied.
Binnen het plangebied hebben in het verleden drie bodemonderzoeken plaatsgevonden. Deze hebben
geen aanleiding gegeven voor vervolgonderzoek.
De conclusie op basis van het historisch onderzoek uitgevoerd voor het MER N244 is dat het plangebied
niet verdacht is ten aanzien van bodemverontreinigingen. De notitie Historisch bodemonderzoek
Provinciale weg N244 van Grontmij is als bijlage 2 bij dit inpassingsplan gevoegd.
Vervolgonderzoek bodem
Het historisch bodemonderzoek zoals hierboven beschreven is op een verminderd basisniveau uitgevoerd.
Dit was voldoende voor het benodigde detailniveau in het MER, maar is niet voldoende in verband met
het inpassingsplan.
In opdracht van de provincie Noord-Holland is daarom aanvullend een inventarisatie van de bodem­
gegevens uitgevoerd om een goede afweging te kunnen maken of de toekomstige functie - die geregeld is in
het inpassingsplan (de weg) - voldoet aan de huidige bodemkwaliteit. De resultaten van deze inventarisatie
zijn vastgelegd in ‘Inpassingsplan N244, Provincie Noord-Holland Inventarisatie bodemgegevens vooronderzoek bodemkwaliteit’ (Royal HaskoningDHV, maart 2013, bijlage 3).
36 | Op basis van de resultaten van dit aanvullende onderzoek is de huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit beoordeeld. De toetsing
bestaat uit twee delen:
•
toetsing van de diffuse bodemkwaliteit. Bij toetsing van het inpassingsplan wordt gekeken naar de bekende bodem­
kwaliteit en deze wordt getoetst aan de voorgenomen functie. In het geval van een weg als voorgenomen functie, kan
milieutechnisch worden aangesloten bij de bodemfunctieklasse Industrie;
•
toetsing van de lokale bodemkwaliteit. In dit geval moet aan de hand van de circulaire bodembescherming getoetst
worden of er sprake is van een (mogelijk) geval van ernstige verontreiniging.
Samenvatting beschikbare gegevens
Voor Purmerend is het grootste deel van het plangebied uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart (2012) vanwege te beperkte
gegevens en zodoende is de diffuse kwaliteit niet bekend. Blijkens de bodemkwaliteitskaart (2012) van Edam-Volendam voldoet
de bodem in het plangebied grotendeels de kwaliteitsklasse Wonen en plaatselijk aan de kwaliteitsklasse Industrie. De diffuse
bodemkwaliteit is geen belemmering voor het vaststellen van het inpassingsplan.
Uit het provinciale archief zijn enkele gevallen van ernstige verontreiniging bekend langs het tracé. Het betreft hier (gesaneerde)
agrarische dammetjes, een industrieterrein en een voormalig NS-emplacement. Alleen het NS-emplacement ligt ter hoogte
van het tracé, maar het zal naar verwachting met een viaduct worden overbrugd. De aanwezige gevallen van ernstige
verontreinigingen betreffen verontreinigingen waarvoor geen verspreidingsrisico’s aanwezig zijn, en welke zodoende geen
belemmering vormen voor het vaststellen van het inpassingsplan.
De verder bekende lokale bodemkwaliteit is niet van dien aard dat er een belemmering is voor het vaststellen van het
inpassingsplan.
Conclusie
Op basis van de beschikbare gegevens zijn er wat betreft de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor het vaststellen van het
inpassingsplan.
4.2 Geluid
Akoestisch onderzoek MER
In het “Akoestisch onderzoek MER verdubbeling N244” (Grontmij, 2007) zijn geluidbelastingen berekend. Het onderzoek is als
bijlage 4 bij dit inpassingsplan gevoegd. Hierin is de geluidbelasting berekend op de gevels van de woningen langs de N244, de
Salvador Allendelaan en overige wegen. Ook is de geluidbelasting op de gevels van zorginstelling Kwadijkeroog berekend. Het
totaal aantal geluidbelaste woningen neemt door het verbreden van de N244 ten opzichte van de referentie situatie in 2005 met
9% toe. Ten opzichte van autonome ontwikkeling is het aantal geluidbelaste woningen bij het verbreden van de N244 in 2020
niet significant.
Maatregelen zijn noodzakelijk
Uit het onderzoek blijkt dat er geluidreducerende maatregelen noodzakelijk zijn (geluidarm wegdek, schermen o.i.d.). Een
hogere waarde kan worden aangevraagd als blijkt dat de maatregelen niet kosteneffectief zijn. De te treffen maatregelen
hebben betrekking op het weggedeelte ter plaatse van de kruising met de Oosterweg en ter plaatse van de Stationsweg nabij de
spoorweg Amsterdam- Hoorn, waar lokaal maatregelen ter bescherming van de woningen Oosterweg E34 te Purmer en
Stationsweg 26/27 te Kwadijk noodzakelijk zijn.
Conclusie: specifiek akoestisch onderzoek noodzakelijk
Uit het onderzoek blijkt dat voor diverse woningen op verschillende locaties de gevelbelasting toeneemt. Om exact te kunnen
bepalen welke maatregelen doeltreffend zijn, is specifiek akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om
te bepalen voor welke woningen een aanvraag voor een hogere waarde nodig is.
Akoestisch onderzoek inpassingsplan
Voor de wijzigingen aan de N244 in het kader van de verbreding, is specifiek geluidonderzoek uitgevoerd door Royal Haskoning
DHV. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage Reconstructie N244 te Purmerend, Akoestisch onder­
zoek, 28 oktober 2013, versie definitief 08 (bijlage 5).
De wijzigingen aan de N244 die voor wat betreft het onderwerp geluidhinder van belang zijn, betreffen het verbreden van de
N244 (van 2x1 naar 2x2 rijstroken) en het aanpassen van de maximumsnelheid. Daarnaast is bij de Purmerenderweg een
nieuwe aansluiting op de N244 gepland die geluidgevolgen zou kunnen hebben voor omliggende woningen. In het onderzoek is
nagegaan of er sprake is van ‘reconstructie’ zoals omschreven in de Wet geluidhinder. Ook is in het onderzoek nagegaan of een
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 37 overschrijding van de voorkeurgrenswaarde aan de orde is. Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van reconstructie en/
of overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dan moet onderzocht worden welke geluidbeperkende maatregelen getroffen
kunnen worden. Indien uit het specifieke akoestisch onderzoek blijkt dat niet kan worden voldaan aan de grenswaarden in de
Wet geluidhinder, dan moeten mogelijk hogere waarden voor die woningen worden vastgesteld.
Actualisatie akoestisch onderzoek
Naar aanleiding van zienswijzen op het ontwerp inpassingsplan over een foutief gehanteerde rijsnelheid op de N244 in het
akoestisch onderzoek zijn de geluidseffecten van de verbreding opnieuw berekend. Voor deze aangepaste berekening is voor een
deel van het traject de snelheid in de huidige situatie geactualiseerd.
Uit de actualisatie van het akoestisch onderzoek is gebleken dat over een gedeelte van het tracé (km 21.765 tot en met km 22.265,
km 22,265 tot en met km 23,0 km en 23,3 tot en met 23,8) geluidreducerend asfalt dient te worden toegepast. Daarnaast dienen
voor meer woningen hogere waarden te worden vastgesteld (toegevoegd zijn Oostervenne 301 tot en met 426).
Voor 19 (toekomstige) woningen in Kwadijkerpark dienen hogere waarden te worden vastgesteld.
Voor 11 gebouwen is de nieuw vast te stellen hogere waarde hoger dan de eerder vastgestelde hogere waarde (maximaal 2 dB).
Voor acht gebouwen is de nieuw vast te stellen hogere waarde lager of gelijk aan de eerder vastgestelde hogere waarde.
Er is een nieuw hogere waardenbesluit genomen door de provincie Noord-Holland.
Voorts blijkt uit de actualisatie van het akoestisch onderzoek dat de geluidsbelasting op de woningen langs het deel ten
noorden van de Purmerenderweg enigszins zal toenemen, als gevolg van de(beperkte) toename van het verkeer op dit deel van
de Purmerenderweg. De toename van de geluidbelasting leidt niet tot een reconstructiesituatie voor deze woningen. Maat­
regelen om de geluidseffecten van het plan te beperken zijn in dat geval niet nodig.
Voor de bepaling van de geluidbelasting in het maatgevende jaar dient de geluidbelastingwaarde te worden bepaald in het
tiende jaar volgend op het jaar waarin de wijziging op of aan de aanwezige weg is gerealiseerd. Dit is in dit geval het jaar 2026
en is landelijk gebruikelijk. Dit jaartal is twee jaar verder dan de planhorizon van het inpassingsplan. De geluidbelastingen
van de N244 zullen in het jaar 2026 hoger zijn dan in het jaar 2024 (planhorizon van dit inpassingsplan) vanwege de autonome
groei van het verkeer. Uit de berekende geluidbelastingen voor het jaar 2026 en het gehanteerde verkeersmodel (waarin een
geleidelijke groei van het verkeer tot 2026 is opgenomen) kan worden afgeleid dat ook in het jaar 2024 aan de vereisten van de
Wet geluidhinder wordt voldaan. Daarmee is gemotiveerd dat het akoestisch onderzoek toereikend is voor de planhorizon van
het inpassingsplan.
Maatregelen en hogere waarden
Het bevoegd gezag (provincie Noord-Holland) heeft besloten om:
•
voor de woningen op de Stationsweg op de N244 tussen km 23.3 en km 23.8 stiller asfalt (dunne deklaag B) toe te passen.
Na toepassing hiervan hoeven voor de woningen op de Stationsweg geen hogere waarden meer te worden vastgesteld;
•
voor de woningen ten zuiden van de N244 (tussen de A7 en Miedijk) op de N244 stiller asfalt (dunne deklaag B) toe te passen
(km 21.765 – km 22.265). Voor de onderstaande woningen dienen na toepassing van deze maatregel hogere waarden
vanwege de N244 te worden vastgesteld:
–9 woningen: Westervenne 313, 327, 341, 355, 369, 383, 397, 411 en 425 (resp. 2e t/m 10e bouwlaag);
–67 woningen: Oostervenne 301-425 (2e t/m 10e bouwlaag);
–68 woningen: Oostervenne 302-426 (2e t/m 10e bouwlaag);
•
ten behoeve van het Kwadijkerpark op de N244 stiller asfalt (dunne deklaag B) toe te passen (km 22.265 – km 23.000).
Er dienen na toepassing van deze maatregel voor 19 (toekomstige) woningen hogere waarden te worden vastgesteld.
De hogere waarden vanwege de N244 zijn door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland gewijzigd vastgesteld.
Voor de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld, is in een vervolgonderzoek onderzocht of het treffen van
gevelmaatregelen nodig is om de binnenwaarde te waarborgen. Hieruit blijkt dat bij diverse woningen aan de Westervenne en
Oostervenne gevelmaatregelen dienen te worden genomen om de geluidsbelasting aan de binnenzijde van de woningen te
beperken.
De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 62 dB na het toepassen van stiller asfalt. De gecumuleerde geluid­
belasting is niet hoger dan de maximaal toegestane grenswaarde van 63 dB die in de Wet geluidhinder is opgenomen voor
38 | reconstructie. Gezien de hoogte van de gecumuleerde geluidbelasting en de maatregelen die aan de N244 worden getroffen,
worden de gecumuleerde geluidbelastingen toelaatbaar geacht.
Aansluiting N244-Purmerenderweg en wijziging Purmerenderweg
Vanwege wijzigingen aan de overige wegen is geen sprake van reconstructie volgens de Wgh. Met betrekking tot het aanleggen
van de nieuwe aansluiting N244-Purmerenderweg en de wijziging van de Purmerenderweg, is geen sprake van een over­schrijding
van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Wet geluidhinder stelt geen aanvullende eisen ten aanzien van deze wegen.
Nadat de hogere waarden (gewijzigd) zijn vastgesteld, bestaat er uit oogpunt van het onderwerp geluid geen belemmering voor
de vaststelling van het inpassingsplan door Provinciale Staten.
Borging maatregelen in de regels
In de regels van de bestemming ‘Verkeer ’is een specifieke gebruiksregel opgenomen waarin is bepaald dat de nieuw aan te
leggen delen van de N244 niet eerder in gebruik genomen mogen worden dan dat geluidreducerend asfalt is aangelegd en de
hogere waarden zijn verleend. Daarmee zijn de maatregelen in het kader van de Wet geluidhinder geborgd in het inpassingsplan.
4.3 Luchtkwaliteit
Algemeen
De luchtkwaliteit in Nederland moet voldoen aan de grenswaarden zoals deze zijn gesteld in de Wet luchtkwaliteit (Wlk). Deze
Wlk maakt deel uit van de Wet milieubeheer (Wm). De belangrijkste verontreinigde stoffen die in Nederland voorkomen zijn
stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De stoffen koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) zorgen soms voor knelpunten, voor­
namelijk bij stagnerend verkeer. De overige stoffen waar de Wet luchtkwaliteit grenswaarden voor stelt leveren in Nederland
nergens problemen op.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de
decentrale overheden in de gebieden waar de luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. De wettelijke basis voor het NSL
wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit, die met ingang van 15 november 2007 van kracht is geworden. Het NSL bevat alle
maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen
Voor het MER N244 is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd (Grontmij, 2007). Hierbij zijn met het CARII- model berekeningen
gemaakt voor concentraties luchtverontreiniging voor de stoffen NO2 en PM10. Het tracé is hiervoor in zes delen opgesplitst.
Voor alle zes delen liggen de concentraties van beide stoffen zo ver onder de norm, dat overschrijding van deze norm als gevolg
van het verbreden van de N244 onwaarschijnlijk wordt geacht. Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bij dit inpassingsplan
gevoegd.
Luchtkwaliteitsonderzoek
Ten behoeve van het inpassingsplan N244 is een apart luchtkwaliteitsonderzoek verricht. Dit hangt samen met de berekenings­
systematiek van het luchtkwaliteitonderzoek en de aanpassingen van het schetsontwerp, zoals de aansluiting van de
Purmerender­weg op de N244, die als lokale maatregel niet in het MER hoefde te worden meegenomen.
Voor realisatie van het project is toetsing noodzakelijk aan de vigerende luchtkwaliteitseisen uit de Wet Milieubeheer. De
effecten van de gewijzigde N244 op de luchtkwaliteit zijn in het luchtkwaliteitonderzoek Reconstructie N244 te Purmerend
(Royal HaskoningDHV, 2013) inzichtelijk gemaakt. Het doel van het onderzoek is om het effect van het plan op adequate wijze
aan de geldende wet- en regelgeving in de Wet Milieubeheer (Wm) te toetsen. Het luchtonderzoek is gericht op de vraag of na
realisatie van het plan voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer.
De planontwikkelingen van de N244, inclusief de aansluiting van de N244 op de Purmerenderweg, zijn opgenomen in het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) (IBnr. 758) en daarmee primair gebaseerd op de NSL-grondslag
(art. 5.16 lid 1, onder d, Wm). Concreet betekent dit dat het project doorgang kan vinden wanneer het betreffende project, zoals
het uitgevoerd gaat worden, past binnen het NSL of er in ieder geval niet mee in strijd is.
Op 24 april 2012 hebben Gedeputeerde Staten een melding gedaan in het kader van het NSL ingevolge artikel 5.12, twaalfde lid,
van de Wet Milieubeheer. De melding betreft een gedeeltelijke wijziging van het in het NSL opgenomen project Verbreding
N244. De wijziging betreft de aansluiting van de N244 op de Purmerenderweg.
Bij de melding is aannemelijk gemaakt dat het gewijzigde project per saldo past binnen of in elk geval niet in strijd is met het
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 39 NSL. Dit betekent dat aannemelijk is gemaakt dat ook met inbegrip van deze wijzigingen, het NSL blijft waarborgen dat aan de
grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Aangezien in het onderhavige inpassingsplan een nieuwe aansluiting op de Purmerenderweg is voorzien, week het plan aan­
vankelijk af van hetgeen in het NSL was opgenomen omdat deze aansluiting geen onderdeel uitmaakte van het NSL.
Het plan is derhalve getoetst aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 in de Wm. In de onderstaande paragraaf zijn de uit­
komsten van het luchtkwaliteitsonderzoek samengevat. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 7 van de toelichting.
Actualisatie luchtkwaliteitsonderzoek
Naar aanleiding van zienswijzen over de actualiteit en reikwijdte van het luchtkwaliteitsonderzoek, is het onderzoek
geactualiseerd. De effecten van het plan op de luchtkwaliteit zijn opnieuw berekend, waarbij uit is gegaan van meest recente
inzichten in het jaar van openstelling en toetsjaren. Uit het geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek is gebleken dat het plan
in de toetsjaren voldoet aan de eisen van de Wet luchtkwaliteit.
Voor het eerste volledige kalenderjaar na openstelling is uitgegaan van het jaar 2017. Voor het 10e jaar na realisatie van de
wijzigingen is het jaar 2026 gebruikt.
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek is gebleken dat in 2017 (1e volledige kalenderjaar na openstelling) en 2026 (10e jaar na realisatie
van het plan) voor NO2 en PM10 wordt voldaan aan de grenswaarden. Verder kan gesteld worden dat overschrijding van de
grenswaarden van de overige stoffen uit de Wm redelijkerwijs is uitgesloten.
Aangezien de luchtkwaliteit in het zichtjaar 2026 voldoet aan de grenswaarden, kan vanwege de afnemende trend in achter­
grondconcentraties en emissiefactoren in de periode tussen 2017 en 2026, gesteld worden dat in 2024 (de planhorizon van dit
inpassingsplan) aan de luchtkwaliteitsvereisten wordt voldaan.
Hiermee is aangetoond dat het plan voldoet aan art. 5.16 lid 1 sub a Wm.
4.4 Externe veiligheid
Voor de MER N244 heeft Grontmij een extern veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit een QRA (kwantita­
tieve risicoanalyse) voor de weg (N244) en het middels een wijzigingsbevoegdheid op te richten LPG tankstation met een doorzet
van maximaal 1.500 m3.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd zou verblijven in de directe
omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting of
op die route. De omvang van het PR is dus geheel afhankelijk van de aard en hoeveelheid stoffen die opgeslagen is in de inrich­
ting of vervoerd worden over de transportroute. Voor een individu geeft het PR een kwantitatieve indicatie van het risico dat hij
loopt wanneer hij zich in de omgeving van een inrichting of transportroute bevindt. De grenswaarde van het PR is 10 -6 per jaar
(kans van één op een miljoen) en geldt voor nieuwe situaties. Deze kans kan als een zone op een kaart worden afgebeeld.
Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten, zoals woningen of scholen, worden gerealiseerd.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per inrichting of per kilometertransportroute dat een groep van 10 of meer personen in
het invloedsgebied van de inrichting of de transportroute komt te overlijden als direct gevolg van een ongewoon voorval met
gevaarlijke stoffen in die inrichting of op die route. Het GR is een indicatie van de mogelijke maatschappelijke impact van een
ongeval. Het groepsrisico wordt getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarde.
Huidige situatie geen risico’s
Uit de risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen blijkt dat de N244 in de huidige situatie geen aandachtspunt of bijna
aandachtspunt is op het gebied van externe veiligheid. Voor plaatsgebonden risico en groepsrisico wordt aan de wettelijke eisen
en richtlijnen voldaan. De contour voor plaatsgebonden risico is kleiner dan de wettelijke norm 10 -6. Ook wat betreft groeps­
risico wordt in de huidige situatie aan de oriënterende waarde voldaan. Uit de risicokaart Noord-Holland blijkt dat in de
huidige situatie geen risicovolle objecten langs de N244 liggen.
LPG tankstation
In verband met de realisatie van een tankstation met LPG kan het risico toenemen. Om die reden is een QRA (kwantitatieve
risicoanalyse) uitgevoerd en een verantwoording groepsrisico opgesteld (Grontmij, 5 oktober 2012).
40 | Plaatsgebonden risico
Uit de QRA van Grontmij blijkt dat de maatgevende PR 10-6 contour van een LPG-tankstation met een maximale doorzet van
1.500 m3 op 110 meter van het LPG- vulpunt ligt. De locatie van het LPG vulpunt is met een aanduiding vastgelegd op de
verbeelding van het inpassingsplan. De aanduiding voor het vulpunt is aan de westzijde van de beoogde locatie van het
tankstation (conform de in de QRA gehanteerde locatie, zie figuur 4.1) gesitueerd op de verbeelding. Er liggen er geen (beoogde)
kwetsbare objecten (horeca bij de P&R voorziening, woningen ten zuiden van de N244) binnen de 10 -6 contour (110 meter) van
het beoogde vulpunt, daarmee is geborgd dat het LPG- vulpunt op voldoende afstand van kwetsbare objecten in de omgeving
komt te liggen.
Figuur 4.1 | PR 10-6 contouren bij doorzet op jaarbasis : 1.500 m3 conform de Revi (bron: Grontmij, oktober 2012)
Groepsrisico
Uit de berekening van het groepsrisico voor Grontmij blijkt dat het groepsrisico binnen de toetsingsafstand van het beoogde
LPG-tankstation onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt. Het groepsrisico voldoet daarmee aan de vereisten
voor het toelaatbare risico, zoals bepaald in het BEVI.
Verantwoording groepsrisico
Omdat het groepsrisico in de toekomstige situatie toeneemt - er is in de huidige situatie geen LPG-tankstation aanwezig - dient
het bevoegd gezag het groepsrisico te verantwoorden. Ten behoeve van deze verantwoording heeft Grontmij de elementen
verantwoording groepsrisico (bijlage 18) opgesteld.
In dit document zijn enkele adviezen opgenomen om het restrisico van het LPG- tankstation te beperken.
Daarnaast zal de provincie Noord-Holland bij de uitwerking van de P+R-voorziening beschouwen of de beoogde horeca
voorziening (binnen het bouwvlak van de bestemming ‘Gemengd’) op ruimere afstand van het LPG-vulpunt kan worden
gesitueerd. Het groepsrisico kan daarmee verder worden verlaagd.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 41 Ondanks de genoemde maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico’s nooit voor 100 procent weggenomen
worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. Het bevoegd gezag maakt
deze afweging voor het restrisico door middel van de verantwoordingplicht voor het groepsrisico bij dit inpassingsplan en het
opgestelde brandweeradvies.
Verantwoording groepsrisico door bevoegd gezag
De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre ontstane risico’s, als gevolg van een omgevingsbesluit,
kunnen worden geaccepteerd en, indien noodzakelijk, welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.
De verantwoordingsplicht zorgt dat alle betrokken partijen een goede ruimtelijke afweging maken waarin de veiligheid voor de
maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd is. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij de risico’s
zoveel mogelijk zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident waarbij gevaarlijke stoffen
betrokken zijn.
De invulling van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag.
In de nota ‘Verantwoording groepsrisico vanwege komst LPG tankstation, Horecafunctie en P+R bij de N244 ter hoogte van de
Allendelaan, Purmerend’ is het groepsrisico voor het tankstation en de weg N244 verantwoord en aangegeven welke maat­
regelen het bevoegd gezag (de provincie Noord-Holland) treft om het groepsrisico te beperken. Het groepsrisico is beschreven in
het document Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico(bijlage 18).
De volledige verantwoording groepsrisico is opgenomen in bijlage 29 van de toelichting.
Groepsrisico is aanvaardbaar
Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland acht het groepsrisico aanvaardbaar en accepteert het restrisico waarbij de
in de verantwoording groepsrisico voorgestelde maatregelen en keuzes zo optimaal mogelijk worden geborgd.
4.5 Water
Algemeen
De N244 loopt door de polders de Beemster en de Purmer, twee droogmakerijen. De Purmerringdijk is een waterkering in deze
droogmakerij met de functie van boezemkade. Om de veiligheid te waarborgen, mogen de voorgestelde wijzigingen aan de
N244 geen gevolgen hebben voor de stabiliteit en veiligheid van de waterkering. Dit houdt onder andere in dat in, op en over het
dijklichaam alleen onder strenge voorwaarden mag worden gebouwd. Werkzaamheden op en nabij de kades mogen pas worden
uitgevoerd na vooraf uitgevoerde toetsing en gegeven toestemming van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
De N244 loopt door de polders de Beemster en de Purmer. Beide polders hebben een wateropgave (tekort aan waterberging).
Compensatierichtlijnen uit het MER
Conform de eisen van het HHNK moeten dempingen van bestaande waterstructuur één op één worden gecompenseerd. Daar
waar watergangen worden gedempt, zullen deze zoveel mogelijk parallel aan de nieuwe weg worden teruggegraven. Hierbij
wordt ervoor gezorgd dat aan- en afvoerrichtingen niet veranderen, omdat dat volgens de watercompensatieregelingen niet
mag.
Door de toename aan verharding zal een deel van de neerslag versneld worden afgevoerd. Om te voorkomen dat de water­
huishoudkundige situatie verslechtert, is compensatie noodzakelijk. Onderstaand is een globaal overzicht gegeven van de
verhardingsbalans. Hierin is uitgegaan van 100 procent compenseren voor gedempt oppervlaktewater en 20 procent compen­
satie voor de toename aan verharding. Omdat het verhard oppervlak niet versneld maar via de bermen afvoert, is dit laatste
compensatiepercentage te hoog en met de helft verlaagd naar 10 procent.
Tabel 4.1 | Watercompensatie in m2 voor de verbreding van de N244
Toename verhard oppervlak N244
Bestaande verharding (m2)
Verharding verbrede N244 (m2)
Toename (m2)
Compensatieverplichting (m2)
100.885
188.986
84.551
10.309
De afwatering van hemelwater op de N244 geschiedt via de berm naar de aangrenzende watergangen. Deze vorm van
berminfiltratie blijft bij de verbreding van de N244 gehandhaafd.
42 | Watertoets
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 onder 1 sub b moet voor een inpassingsplan een watertoets worden
uitgevoerd. Deze watertoets is een proces van vroegtijdig informeren van en afstemmen met de waterbeheerder Hoogheem­raad­
schap Hollands Noorderkwartier. De gevolgen voor de waterhuishouding van de verbreding van de N244 moeten beschreven
worden. Ook de wijze waarop met de waterhuishouding in het plan is rekening gehouden, dient aan bod te komen. Dit betekent dat
er ook een koppeling gelegd moet worden met het Compensatieplan en de te treffen maatregelen die daarin worden geadviseerd.
Daartoe heeft Royal HaskoningDHV een waterhuishoudkundig plan opgesteld (maart 2013). De resultaten hiervan zijn gebruikt bij
het watertoetsproces. De resultaten van het waterhuishoudkundig plan komen in het vervolg van deze paragraaf aan bod.
Waterhuishoudkundig plan
Ten behoeve van het inpassingplan is een waterhuishoudkundig plan opgesteld (Waterhuishoudkundig plan Verbreding N244,
Royal HaskoningDHV, juli 2013, opgenomen in bijlage 8 van de toelichting). Het waterhuishoudkundig plan:
•
maakt inzichtelijk hoe het huidige watersysteem functioneert;
•
maakt duidelijk hoe ingrepen in het watersysteem binnen het ontwerp passen;
•
maakt duidelijk welk effect het ruimtelijk plan heeft op oppervlakte- en grondwater;
•
geeft de mogelijkheid tot het aanvragen van watergerelateerde vergunningen;
•
geeft inzicht in het toekomstige watersysteem.
Gelijktijdig aan het opstellen van het waterhuishoudkundig plan is het proces van de watertoets doorlopen. De resultaten van
dit proces zijn vastgelegd in het waterhuishoudkundig plan.
De toekomstige waterstructuur moet zowel kwalitatief als kwantitatief goed functioneren en voldoen aan de eisen van het
Hoogheemraadschap. De toekomstige waterstructuur is gericht op het zoveel mogelijk handhaven van de bestaande water­
structuur. Dempingen worden één op één gecompenseerd. Dit is overigens slechts in zeer beperkte mate aan de orde. Daar waar
watergangen bij de uitvoering van het project toch blijken te moeten worden gedempt, zullen deze zoveel mogelijk parallel aan
de nieuwe weg worden teruggegraven. Hierdoor veranderen de aan- en afvoerrichtingen niet.
Hieronder volgen de maatregelen uit het waterhuishoudkundig plan, die nodig zijn om de effecten van de verbreding van de
N244 op de waterhuishouding te mitigeren of compenseren. Alleen de aspecten die invloed ondervinden van de voorgenomen
ontwikkeling komen aan bod. Dit zijn maatregelen in het kader van:
•
veranderingen in de afwatering;
•
grondwater;
•
compensatie toename verhard oppervlak;
•
effecten op de waterkwaliteit;
•
effecten op de waterkeringen;
•
veranderend beheer en onderhoud.
Veranderingen in de afwatering
In de huidige situatie vindt er vrije afwatering naar de berm plaats. In de toekomstige situatie zal dit niet veranderen. Er wordt
dus zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige afwatering. Bij een afwatering via de berm geldt als randvoorwaarde dat de
berm een minimale breedte heeft van 5 meter. Indien deze breedte niet kan worden gerealiseerd wordt een natuurvriendelijke
oever aangelegd of wordt het water centraal verzameld en gemonitord. Hier kan dan in een later stadium besloten worden een
zuiverende voorziening aan te leggen (bijvoorbeeld een lamellenafscheiding, wadi of helofytenfilter).
Bij het nieuw aan te leggen viaduct zal het hemelwater naar de landhoofden worden geleid en via een afwateringsriool worden
afgevoerd. Ook hiervoor geldt dat er geen rechtstreekse lozing op het oppervlaktewater mag plaatsvinden, maar dat dit via een
zuiverende voorziening gebeurt. De afwatering wordt bij nadere uitwerking van het ontwerp meegenomen en in nauw overleg
met het Hoogheemraadschap vastgesteld.
Grondwater
Bij de aanleg van de weg en de kunstwerken wordt er naar gestreefd om de effecten op het grondwater zo beperkt mogelijk te
houden. Voor de hoogteligging van de weg wordt uitgegaan van de bestaande waterpeilen in het gebied. Hierdoor worden de
grondwaterstromen niet aangetast. Het waterpeil is verschillend per peilgebied en is mede afhankelijk van de bestaande
maaiveldhoogten. Daarmee is de weghoogte ten opzichte van het maaiveld variabel.
Waterkwaliteit
Als gevolg van de verbreding van de N244 zijn effecten te verwachten op de waterkwaliteit. De verontreinigingen zijn afkomstig
van wegmeubilair door corrosie van zink en van emissies door het verkeer van zware metalen, PAK, minerale olie en strooizout.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 43 Zink is de maatgevende parameter van deze verontreinigingen. De emissies van wegverkeer richting bodem en grondwater
nemen niet meetbaar toe door de voorgenomen ontwikkeling.
Het verschil in de hoeveelheid verzinkt wegmeubilair en de daaruit voortkomende emissie van zink is marginaal voor de
voorgenomen wegverbreding vergeleken met de huidige situatie. Alle verontreinigingen worden afgevangen door de humeuze
bovenlaag van de berm. De beïnvloeding van de kwaliteit van het grondwater hierdoor is marginaal.
De afstand van wegdek tot watergang zal in de toekomstige situatie korter worden. Omdat ook na verbreding de berm
voldoende breed is het effect op de waterkwaliteit minimaal.
Het afstromend water van het tankstation zal conform het activiteitenbesluit door een oliefilter met slibvangput worden geleid
alvorens het op het riool wordt geloosd.
Waterkwantiteit; toename verhard oppervlak
Regenwater dat op een onverharde bodem valt, infiltreert voor een belangrijk deel in de bodem. In verhard gebied vindt
nauwelijks of geen infiltratie in de bodem plaats. Vrijwel al het water stroomt af naar het oppervlaktewater of de riolering. Dit
betekent dat bij een grote regenbui het oppervlaktewatersysteem een grote afvoerpiek moet opvangen. Zoals verwoord in de
Vierde nota waterhuishouding en het Waterbeleid 21e eeuw mogen problemen niet worden afgewenteld op de omgeving
(waterneutraal bouwen). Het beleid van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier houdt in dat de initiatiefnemer
afdoende compenserende maatregelen neemt, opdat het oppervlaktewatersysteem na de realisering van de verharding niet
zwaarder wordt belast dan voordien.
Per wegdeel is in het waterhuishoudkundig plan aangegeven wat de toename aan verharding is. De toename aan verhard
oppervlak moet worden toegekend aan de peilvakken die de weg doorkruist. Immers daar waar er sprake is van toename moet
het ook worden gecompenseerd. In tabel 4.2 uit het waterhuishoudkundig plan (zie hieronder) staat de toename aan verhard
oppervlak per peilgebied weergegeven. Uitgaande van de compensatie eis per peilgebied moet er in totaal 10.309 m 2 water­
berging worden gerealiseerd bovenop de compensatie voor de te dempen watergangen.
WHHP-Tabel 4.2 | Berekende compensatie toename verhard oppervlak per peilgebied
Locatie
Toename verhard
oppervlak (m2)
Peilvak
Eis (%)
Te realiseren
berging (m2)
Kruispunt 7
1.168
5761-1
7%
82
Wegvak 6
12.957
5802-6
7%
907
Kruispunt 6
2.312
5802-6
7%
162
Wegvak 5
7.284
5802-1
7%
510
Kruispunt 5
4.353
5802-4
7% huidig, wordt 13% door ontwikkeling Baanstee-Noord
566
Wegvak 4
5.649
5802-4
7% huidig, wordt 13% door ontwikkeling Baanstee-Noord
734
Kruispunt 4
1.582
5802-1
7% huidig, wordt 13% door ontwikkeling Baanstee-Noord
206
Wegvak 3
4.350,6
5802-1
7% huidig, wordt 13% door ontwikkeling Baanstee-Noord
566
Wegvak3 (deel polder De Koog)
2.900,4
5741-3
15%
435
Kruispunt 3
1.699
5741-3
15%
255
Wegvak 2
9.680
5741-4
15%
1.452
Kruispunt 2
4.944
5471-2
15%
742
Wegvak 1
17.732
5471-2
15%
2.660
Kruispunt 1
7.939
5400-49 en
5400-1
13%
1.032
Bij de ruimtelijke uitwerking van deze waterbergingsopgave zijn de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
•
de N244 loopt op het grensvlak tussen de verschillende peilgebieden. Compensatie in de vorm van open water wordt
gegraven aan de kant van de weg waar het nieuw verharde oppervlak op afwatert;
•
bij de verbreding van watergangen wordt zoveel mogelijk ingezet op het aanhouden van het huidige profiel en talud;
•
daar waar watergangen worden gedempt, zullen deze zoveel mogelijk parallel aan de nieuwe weg worden teruggegraven.
Hierdoor veranderen de aan- en afvoerrichtingen niet;
•
de waterbergingsopgave die ontstaat als gevolg van de toename aan verhard oppervlak aangrenzend aan het project
Baanstee-Noord wordt binnen dit project opgelost;
•
de aanwezige bomen worden waar mogelijk gehandhaafd.
44 | Baanstee-Noord
Een deel van de N244 grenst aan het plangebied Baanstee-Noord en zal afwateren op dit geïsoleerde systeem. In het Nat­
structuur­plan is opgenomen dat de verhardingscompensatie voor de N244 wordt opgenomen in de plannen voor BaansteeNoord. Er is rekening gehouden met een toename aan verharding van 14.000 m2. Het daarbij horende wateroppervlak ter
compensatie is 1.830 m2 (13 procent, uitgaande van een toegestane peilstijging van 0,35 meter). Hieraan verbindt het
Hoogheemraadschap de volgende voorwaarden:
•
de compensatie van 1.830 m² water zal door de gemeente moeten worden gegraven bovenop de benodigde compensatie voor
de realisatie van Baanstee- Noord. Dit zal te zijner tijd worden getoetst tijdens de verdere uitwerking van Baanstee-Noord;
•
deze compensatie geldt voor een maximale verhardingstoename van 14.000 m². Bij een grotere verhardingstoename zal
extra compensatie moeten worden gegraven;
•
de bovenstaande verhardingstoename moet afwateren op het in te stellen watersysteem van Baanstee-Noord;
•
bij de nadere invulling van de compensatie dient zo veel mogelijk op peilvak- niveau te worden gecompenseerd. Alleen
wanneer dit, in overleg met de waterbeheerder, niet mogelijk of niet logisch wordt bevonden, kan de benodigde water­
berging elders in het plangebied, benedenstrooms, worden gerealiseerd.
Uit de berekeningen die op basis van het ontwerp zijn uitgevoerd blijkt dat er sprake is van een toename van 15.935 m 2 aan
verhard oppervlak. Uitgaande van een compensatie eis van 13 procent moet er 2.072 m2 aan waterberging worden gerealiseerd
binnen het project Baanstee-Noord.
In totaal blijft er dan nog 10.309 m2 – 2.072 m 2 = 8.237 m 2 waterberging over dat binnen het project verbreding N244 moet worden
opgelost.
Oplossing waterbergingsopgave binnen plangebied
Onderstaande tabel 4.3 uit het waterhuishoudkundig plan geeft een overzicht van de waterbergingsopgave per peilvak. In
bijlage 3 van het waterhuishoudkundig plan is de tekening opgenomen waar de oplossing voor de waterbergingsopgave op staat
aangegeven. De aan te leggen nieuwe waterberging is met een dubbelbestemming ‘Waterbergingsgebied’ geborgd in de plan­
regels en op de verbeelding van het inpassingsplan N244.
Wijziging locatie waterbergingsopgave als gevolg van verplaatsing fietspad
Nadat het ontwerp inpassingsplan ter inzage heeft gelegen, is besloten het nieuwe fietspad dat ten noorden van de N244 was
geprojecteerd, naar de zuidzijde van de N244 te verplaatsen (zie paragraaf 7.1 voor een nadere toelichting op het besluit om het
nieuwe fietspad te verplaatsen). Dit heeft als consequentie dat de waterbergingsopgave als gevolg van de toename aan
verharding voor het nieuwe fietspad, dient te worden opgelost in het peilvak ten zuiden van de N244. Met het Hoogheemraad­
schap is afgesproken dat bij de nadere uitwerking van het ontwerp van de weg in overleg met het Hoogheemraadschap wordt
bekeken op welke wijze de compensatie binnen dit peilvak zal worden gerealiseerd.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 45 Figuur 4.3 | Waterbergingscompensatie
Bij bovenstaande tabel 4.3 uit het waterhuishoudkundig plan is het van belang te vermelden dat met het Hoogheemraadschap
Holland Noorderkwartier is afgesproken dat de benodigde compensatie ter plaatse van wegvak 3 (793 m 2) wordt opgelost door de
extra waterberging die wordt gegraven ter plaatse van wegvak 4 (772 m2). Het Hoogheemraadschap gaat hiermee akkoord
omdat deze peilgebieden in de toekomst worden samengevoegd.
Aanvullend op de hierboven beschreven waterbergingsopgave dienen de te dempen watergangen voor 100 procent te worden
gecompenseerd. De te dempen watergangen betreffen een zeer beperkte en daarom ondergeschikte oppervlakte, waardoor dit
niet nodig is mee te nemen in de compensatieberekening. Daarnaast geldt dat de compensatieopgave die samenhangt met het
dempen van watergangen afhankelijk is van de uiteindelijke uitvoering van het project. Dit komt dus in de uitvoeringsfase pas
exact aan bod. De realisatie van de eventuele compensatie is geborgd omdat voor het eventuele dempen van watergangen een
watervergunning aangevraagd zal moeten worden.
In voorliggend inpassingsplan is voldoende ruimte gereserveerd om de benodigde waterbergingsopgave te kunnen realiseren.
Waterbergingscompensatie N509
Ten behoeve van het provinciale project reconstructie N509 wordt er binnen voorliggend inpassingsplan ruimte gereserveerd
om de waterbergingsopgave van het project N509 op te lossen. In totaal is er ruimte gereserveerd voor 2.350 m2 ter plaatse van
kruispunt 1 (zie ook bijlage 8 waterhuishoudkundig plan).
Waterkeringen
Het traject van de N244 kruist de Purmerringdijk en de Purmerringvaart en de Beemsterringvaart. De dijk is een waterkering
met de functie boezemkade. Om de veiligheid te waarborgen mag de verbrede N244 geen negatieve gevolgen hebben voor de
stabiliteit, het optreden van piping, zettingen en veiligheid van de kering. Dit houdt onder andere in dat in en op het dijk­
lichaam alleen onder strenge voorwaarden mag worden gebouwd en dat er op basis van nog uit te voeren toetsingen kritisch
gekeken zal worden naar werkzaamheden op en nabij de boezemkade. Werkzaamheden op en nabij kades mogen pas worden
uitgevoerd na vooraf uitgevoerde toetsing en gegeven toestemming door het Hoogheemraadschap.
46 | In de huidige situatie kruist de N244 door middel van een tweebaansviaduct de spoorweg en de Purmerringvaart. In de voor­
genomen ontwikkeling zal ten noorden van het bestaande viaduct een vergelijkbaar viaduct worden aangelegd.
Na overleg met het Hoogheemraadschap zijn de volgende aandachtspunten aangegeven voor de aanleg van dit viaduct:
•
de huidige funderingen staan deels in de waterkering. Het is de wens van het Hoogheemraadschap om de nieuwe
funderingen gelijk te maken met de huidige onder voorwaarde van een levensduur van 100 jaar;
•
de keringen zijn boezemwaterkeringen en een tweede waterkering tegen de meren;
•
de kering aan de westzijde voldoet niet aan de hoogte. Er moet hier zonder problemen in de toekomst kunnen worden
opgehoogd of de provincie moet hier al wat werk doen;
•
de kering aan de oostzijde is onder het viaduct afgewerkt met een materiaal om erosie tegen te gaan. Dit moet worden
doorgetrokken;
•
de afwatering moet gewaarborgd blijven;
•
er moet rekening worden gehouden met beschadigingen en de stabiliteit indien er een aanvoerweg langs de waterkering
wordt aangelegd;
•
de waterkering moet na uitvoering van de werkzaamheden nog te verhogen zijn tot minimaal NAP +0,7 meter.
Ontwikkelingen waterschap
Voor de polder De Koog is op dit moment een peilbesluit in voorbereiding, waarbij het de insteek is om de noordelijke twee
peilgebieden in peil te verlagen. Deze ontwikkeling is ook van invloed op de waterloop die langs de N244 is gelegen, wat
mogelijk weer invloed heeft op de opbouw van de N244. Bij de verdere uitwerking van dit plan wordt hier door de provincie
Noord-Holland rekening mee gehouden. Voor het vaststellen van het inpassingsplan N244 is voorgaande geen belemmering.
Beheer en onderhoud
Bij het realiseren van nieuw open water worden de watergangen zodanig gedimensioneerd dat deze door het waterschap
varend kunnen worden onderhouden. Dit geldt alleen als de sloten minimaal 6 meter breed zijn en 1 meter diep. De nieuw te
graven of te verbreden watergangen waar geen varend onderhoud mogelijk is moeten aan weerzijden twee onderhoudsstroken
aanwezig zijn. Het beheer en onderhoud van de watergangen blijft in het beheer van het Hoogheemraadschap. Voor het
vaststellen van het inpassingsplan N244 is voorgaande geen belemmering.
Kunstwerken niet zijnde waterkeringen
Extra en nieuwe duikers worden zo gedimensioneerd en aangelegd dat ze geen belemmering vormen voor watergerelateerde
natuur en de aan- en afvoer van water garanderen. Daar waar water gedempt wordt en er zodoende dode uiteinden in de water­
gangen ontstaan worden door middel van een duiker met een diameter van tenminste 600 mm (landelijk gebied) of 800 mm
(stedelijk gebied) met elkaar verbonden. Bij de aanvraag van de waterwetvergunning wordt nader overleg gepleegd over de toe
te passen duikers en duikerlengtes. Voor het vaststellen van het inpassingsplan N244 is voorgaande geen belemmering.
4.6 Natuur
Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000)
In de omgeving van het plangebied liggen, van dichtbij naar veraf, de volgende Natura 2000-gebieden (zie figuur 4.2):
•
Polder Zeevang (450 meter)
•
Markermeer en IJmeer (circa 2 kilometer)
•
Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder
(circa 4 kilometer)
•
Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske (circa 6 kilometer)
•
Eilandspolder (circa 7 kilometer)
•
Polder Westzaan (circa 9,5 kilometer)
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 47 Figuur 4.2 | Natura 2000-gebieden (geel) en tracé verbreding N244 (rood)
Alle Natura 2000-gebieden behoren tot het Natura 2000-landschap ‘Meren en Moerassen’. Dit wordt gekenmerkt door een open
landschap met sloten, vaarten, rietlanden, weilanden en moeras. De gebieden zijn van groot belang als broed-, foerageer- en
leefgebied voor verschillende broedvogels en overwinterende vogels en vissoorten. De ruigtes zijn het leefgebied van de noordse
woelmuis. De meervleermuis vliegt en foerageert boven de veenweidegebieden, de watergangen en de meren. De vaste verblijf­
plaatsen van de meervleermuis bevinden zich in stedelijk gebied, zoals in Purmerend.
In het MER wordt geconcludeerd dat er geen vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is,
omdat significant negatieve effecten niet aan de orde zouden zijn. Gelet op de duur van de voorbereiding van het inpassings­
plan, de tijd die verstreken was sinds het veldonderzoek en vooruitlopend op mogelijke vergunningverlening in het kader van
de natuurwetgeving is het veldonderzoek naar het voorkomen van beschermde flora en fauna geactualiseerd. Op basis van deze
actuele informatie is nogmaals getoetst aan de Natuurbeschermingswet.
Habitattoets en Passende Beoordeling
Uit de Habitattoets (voortoets) (Royal HaskoningDHV, 2013, bijlage 11 van de toelichting) blijkt dat het Natura 2000-gebied
Polder Zeevang, en het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer de enige gebieden zijn die binnen de invloedssfeer van het
inpassingsplan vallen en waarvoor mogelijk significant negatieve gevolgen zijn. Omdat significant negatieve effecten niet uit
te sluiten zijn, moet er op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een zogeheten Passende Beoordeling worden opgesteld.
In 2012 is een Passende Beoordeling opgesteld (Royal HaskoningDHV, 2013, bijlage 12 van de toelichting). In deze Passende
Beoordeling is onderzocht of het inpassingsplan op zichzelf én in combinatie met andere plannen of projecten significante
effecten heeft. Onderstaande tabel toont welke effecten getoetst zijn aan welke instandhoudingsdoelstellingen.
48 | Tabel 4.4 | De in de Passende Beoordeling getoetste verstoringsfactoren en instandhoudingsdoelstellingen
Gevoeligheid voor verstoringsfactor
Relevante verstoringsfactor voor Passende Beoordeling
Tijdelijk
IHD
Ndepositie
Licht
Geluid
Optisch
Licht
(werkzaamheden
’s nachts)
Permanent
Licht
(Purmerenderweg)
Licht
(P+Rterrein,
wegverbreding)
Geluid
Optisch
Ndepositie
Natura 2000-gebied Polder Zeevang
Kleine zwaan
x
Kolgans
x
Grauwe gans
x
Brandgans
x
Smient
x
x
x
Goudplevier
x
Kieviet
x
Grutto
x
x
x
x
Wulp
x
x
x
x
Meervleermuis
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer
Meervleermuis
x
Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder
Vochtige heide
(laagveengebied)
x
x
Veenmosrietlanden
x
x
Grutto
x
x
Kemphaan
x
x
Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske
Vochtige heide
(laagveengebied)
x
x
Veenmosrietlanden
x
x
Hoogveenbossen
x
x
Kranswierwateren
x
x
Grutto
x
x
Kemphaan
x
x
Visdief
x
x
Watersnip
x
x
Natura 2000-gebied Eilandspolder
Veenmosrietlanden
x
x
Grutto
x
x
Kieviet
x
x
Stikstofdepositie
De Commissie voor de m.e.r. heeft in het toetsingsadvies voor het MER (rapportnummer 1775–77 d.d. 22 oktober 2013) aan­
gegeven dat in de Passende Beoordeling onvoldoende inzichtelijk is gemaakt of aantasting van de natuurlijke kenmerken van
de omringende Natura 2000-gebieden met zekerheid kan worden uitgesloten door de toename van stikstofdepositie als gevolg
van de verbreding van de N244. Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is een stikstof­
depositie onderzoek uitgevoerd en is de Passende Beoordeling aangevuld. In de onderstaande paragraaf worden de uitkomsten
van het stikstofdepositieonderzoek en de aanvulling op de Passende Beoordeling samengevat. Het volledige stikstofdepositie­
onderzoek is opgenomen in bijlage 13 van de toelichting.
In het stikstofdepositieonderzoek is de bijdrage van de toename van het wegverkeer na verbreding van de N244 op de stikstof­
depositie in nabijgelegen Natura 2000-gebieden berekend. Op basis van de berekeningsresultaten zijn de effecten van de
bijdrage aan stikstofdepositie aan de kritische depositiewaarden van de voor stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden in
Natura 2000-gebieden bepaald.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 49 Huidige situatie
In de huidige situatie (2013) is er voor sommige habitattypen en leefgebieden sprake van een overschrijding van de kritische
depositiewaarden voor stikstof. Het betreft het habitattype veenmosrietlanden en alle stikstofgevoelige leefgebieden soorten
van het Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, het gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske
en het gebied Eilandspolder en het habitattype vochtige heiden (laagveengebied/moerasheide) van het Natura 2000-gebied
Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder en het gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske.
Effecten stikstofdepositie
Op basis van de verkeersintensiteiten na verbreding van de N244, is de toename aan de depositie van stikstof in de Natura
2000-gebieden als gevolg van het plan berekend.
In de Habitattoets en Passende Beoordeling zijn op basis van de uitkomsten van de berekeningen per habitattype en leefgebied
onderzocht wat de effecten van de toename van stikstofdepositie zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura
2000-gebieden waar dit habitattype en leefgebied voorkomen. In de onderstaande paragrafen is een samenvatting van de
uitkomsten van de Habitattoets en Passende Beoordeling weergegeven. De volledige Habitattoets en Passende Beoordeling zijn
opgenomen in bijlage 11 en 12 van de toelichting.
Habitattoets
Uit de Habitattoets is gebleken dat significante gevolgen voor de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten van
het Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, het gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske en
het gebied Eilandspolder, als gevolg van de toename van stikstofdepositie na verbreding van de N244, niet op voorhand kan
worden uitgesloten. Daarom is een Passende Beoordeling opgesteld voor de effecten van de toename van stikstofdepositie op de
instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000-gebieden.
Passende Beoordeling stikstofdepositie
Uit de Passende Beoordeling voor de effecten van de toename van stikstofdepositie als gevolg van de verbreding van de N244 op
de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden is gebleken dat:
•
de verbreding van de N244 leidt over een kleine oppervlakte van het Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld en Kalver­
polder tot een beperkte toename van de depositie stikstof. Voor een deel doet het effect van het plan zich voor in leefgebied
voor Kemphaan en Grutto. Op de plaatsen waar het planeffect zich binnen dit leefgebied voordoet, leidt de toename van
stikstofdepositie niet tot overschrijding van de kritische depositiewaarden van het leefgebied. De instandhoudings­
doelstellingen van de deze soorten komen als gevolg van de toename van stikstofdepositie door verbreding van de N244
niet in gevaar. Significante effecten zijn daarom uitgesloten;
•
de verbreding van de N244 leidt over een kleine oppervlakte van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland,
Oostzanerveld & Twiske tot een beperkte toename van de depositie stikstof. Deze toename manifesteert zich in het
habitattype veenmosrietlanden en in leefgebied van de broedvogels kemphaan, watersnip en visdief en de niet-broedvogel
grutto. De toename van stikstofdepositie doet zich ook voor in situaties waarin de kritische depositiewaarden voor het
habitattype en het leefgebied worden overschreden.
Voor het habitattype veenmosrietlanden leidt de beperkte toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de autonome
ontwikkeling tot een vertraagde autonome afname van de depositie in de orde/grootte van 5 dagen over een periode van 13
jaar. Deze afname doet zich bovendien voor op een zeer kleine oppervlakte (1,84%), waarvan een groot deel nu ook een
goede habitatkwaliteit heeft. Dit planeffect zal zeker niet leiden tot een merkbare versnelling van de natuurlijke
veroudering van dit habitattype, mede in aanmerking nemende dat andere factoren mede bepalend zijn voor de kwaliteit
ervan (zie paragraaf 6.1.2 van de Passende Beoordeling). Het planeffect heeft daarmee zeker geen ecologische gevolgen
voor het huidige habitattype.
In leefgebied van de broedvogels kemphaan, watersnip en visdief en de niet-broedvogel grutto doet zich over een kleine
oppervlakte een beperkte toename van stikstof voor Het berekende planeffect valt bij de stikstofbemesting van weidevogel­
grasland en de (lage) stikstofbemesting van kemphaangrasland in het niet. Daarbij komt, dat het planeffect zich vooral
voordoet in het gebied langs de rijksweg. Vanwege de verstoring die uitgaat van de weg is dit in de huidige situatie al geen
optimaal leefgebied voor de vogels. Op een oppervlakte van 0,01% van het leefgebied waar het planeffect zich voordoet
zullen zich dan ook geen ecologische gevolgen voor grutto, kemphaan, grutto, visdief en watersnip voordoen.
Dit beeld wordt ondersteund door de bevindingen zoals beschreven in paragraaf 6.1.2 van de Passende Beoordeling. De
beschreven toename in depositie leidt ecologisch gezien niet tot gevolgen voor de kwaliteit van het bestaande leefgebied
van de broedvogels kemphaan, watersnip en visdief en de niet-broedvogel grutto.
De instandhoudingdoelstellingen van het habitattype en voornoemde soorten komen als gevolg van de toename van
stikstofdepositie door verbreding van de N244 niet in gevaar. Significante effecten zijn daarom uitgesloten;
•
de verbreding van de N244 leidt over een kleine oppervlakte van het Natura 2000-gebied Eilandspolder tot een beperkte
toename van de depositie stikstof. Deze toename manifesteert zich alleen in leefgebied 8 van de niet-broedvogels kieviet
50 | en grutto. In een klein deel van het leefgebied waarin dit planeffect zich manifesteert is ook sprake van (tijdelijke) over­
schrijding van de kritische depositiewaarde van dit leefgebied.
De berekende maximale toenamen zijn echter zeer gering. Ter vergelijking: op weidevogelgraslanden wordt vaak 100-200 kg N
per hectare per jaar aan mest aangebracht, om de voedselrijkdom voor volwassen weidevogels op peil te houden. Het
berekende planeffect valt daarbij in het niet. De reden dat de Eilandspolder voor de kieviet is aangewezen is vanwege de
functie van het gebied als foerageergebied en slaapplaats. Een dergelijke zeer kleine verandering in depositie zal zeker
geen gevolgen hebben voor de voedselbeschikbaarheid voor kievit. Voor de grutto is met name van belang het op orde
houden van de slaapplaatsfunctie van de Eilandspolder. Het zijn vooral plas-draspercelen die als slaapplaats voor grutto
en kieviet fungeren. Dergelijke gebieden worden in hun functioneren niet beïnvloed door stikstofdepositie, maar door de
waterhuishouding. Gezien de zeer geringe toename en mede gebaseerd op bovenstaande overwegingen leidt de beschreven
toename in depositie ecologisch gezien niet tot gevolgen voor de kwaliteit van het leefgebied.
De instandhoudingdoelstellingen van deze soorten komen als gevolg van de toename van stikstofdepositie door verbreding
van de N244 niet in gevaar. Significante effecten zijn daarom uitgesloten; stikstofgevoelige habitattypen liggen buiten het
bereik van deze toename en worden dus niet door het plan beïnvloed.
Passende Beoordeling geluid grutto en wulp
De grutto en wulp zijn opgenomen in de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Polder Zeevang. Uit de
Passende Beoordeling is gebleken dat het plan leidt tot een afname van de kwaliteit door geluidsverstoring van een zeer klein
oppervlak van het Natura 2000-gebied Polder Zeevang. De oppervlakte van het slaap-, foerageer- en/of rustgebied dat verdwijnt,
is zeer klein in verhouding tot het beschikbare slaap, rust- en foerageergebied voor de soorten binnen Polder Zeevang. Daar­
naast treedt er geen verstoring op van de ecologisch belangrijke plas-draspercelen. Ook mét kwaliteitsvermindering in de
zuidoostelijke punt is er voldoende rust- of foerageergebied binnen het Natura 2000-gebied beschikbaar voor realisatie van de
ten doel gestelde populatieomvang. Significant negatieve effecten op de grutto en wulp zijn niet aan de orde.
Passende Beoordeling effecten meervleermuis
Uit de Passende Beoordeling is gebleken dat de ontwikkelingen die het inpassingsplan verbreding N244 mogelijk maakt, zonder
inzet van mitigatie, tot significant negatieve effecten op de meervleermuis kunnen leiden.
De belangrijke vliegroutes voor de meervleermuis van en naar Polder Zeevang en Markermeer & IJmeer betreffen de Beemster­
ringvaart, de Purmerringvaart-west en -oost, evenals de watergang parallel/ten zuiden van de N244 vanaf de Beemster­
ringvaart tot aan de Purmerringvaart-west (tussen de woonwijk Overwhere en de N244).
De toename van verlichting door realisatie van extra openbare verlichting langs de N244, het P+R-terrein en de aansluiting van
de N244 met de Purmerenderweg kan vleermuizen in hun vliegen en foerageren verstoren. Het is in deze planfase, gezien de
grote gevoeligheid van de meervleermuis voor kunstlicht, niet uit te sluiten dat realisatie van bovengenoemde planelementen
zou kunnen leiden tot een toename van lichtintensiteit langs de Beemsterringvaart, de Purmerringvaart-oost en –west en het
water ten zuiden/parallel aan de N244, tussen de Beemsterringvaart en de Purmerringvaart. Hierdoor zou de functie (vliegen/
foerageren) van deze gebieden kunnen worden aangetast. Met name de aantasting van de functionaliteit van de vliegroutes
kan leiden tot gevolgen voor de populatie in de Natura 2000-gebieden Polder Zeevang en Markermeer & IJmeer.
Onderzoek lichthinder meervleermuis
Omdat in de planfase niet helder is op welke locaties, hoeveel en wanneer er verlichting toegepast gaat worden, zijn
significante effecten op de meervleermuis niet uit te sluiten zonder de toepassing van mitigerende maatregelen voor
verlichting. Daarom is in het kader van de Passende Beoordeling onderzocht wat de gevolgen qua lichthinder zijn van het
inpassingsplan op de functionaliteit van de vliegroutes van meervleermuis. Daarnaast is onderzocht welke mitigerende
maatregelen voor verlichting kunnen worden toegepast om verstoring van het vliegpatroon te voorkomen (Lichtonderzoek
Royal HaskoningDHV, 2013, bijlage 15 van de toelichting).
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 51 Figuur 4.3 | Locaties vliegroutes van de meervleermuis
Voor de belangrijke vliegroutes en foerageergebieden zijn metingen uitgevoerd om de huidige verlichtingssterkte vast te
stellen. Daarna is door een verlichtingsexpert een inschatting gemaakt (ook op basis van berekeningen) van de toekomstige
verlichtingssterkte na realisatie van het inpassingsplan. Per relevante locatie is vervolgens onderzocht of de toekomstige
lichthinder door mitigatie zou kunnen worden voorkomen of beperkt.
Uit de huidige metingen van de lichtintensiteit (Lichtonderzoek Royal HaskoningDHV, 2013) en de verwachte toekomstige
situatie door een lichtexpert blijkt echter dat gezien de grote afstand van de verlichting (toename door wegverlichting,
P+R-terrein en de aansluiting Purmerenderweg) tot het Natura 2000-gebied er geen sprake is van een meetbare toename in
verlichtingsintensiteit. Er is geen sprake van lichthinder van de kolonies in Kwadijk en het foerageergebied in Polder
Zeevang.
De toename van verlichting door realisatie van extra openbare verlichting langs de N244, het P+R-terrein en de aansluiting van
de N244 met de Purmerenderweg kan echter wel het vliegpatroon van meervleermuizen op de routes ter plaatse van de Beemster­­­
ringvaart, de Purmerringvaart-oost en -west en het water ten zuiden/parallel aan de N244, tussen de Beemsterringvaart en de
Purmerringvaart verstoren.
Mitigerende maatregelen ten behoeve van de meervleermuis
Uit het lichtonderzoek is gebleken dat het voorkómen van lichthinder op de belangrijke vliegroutes van de meervleermuis op
verschillende wijze te mitigeren is. Mogelijke oplossingen zijn onder andere: het beperken of dimmen van openbare verlichting,
het toepassen van verstrooiingsarme armaturen, aanpassen van lichtpunthoogte of richting van lichtuitstraling, of het toepassen
van vleermuisvriendelijke verlichting (Bat-lampen). Uit de analyse blijkt dat er ook voor het worst case-scenario voldoende
mogelijkheden zijn om lichthinder te voorkomen.
Door toepassing van mitigerende maatregelen kan de functionaliteit van de belangrijke vliegroutes van de meervleermuis
behouden blijven.
52 | Het behoud van het vliegpatroon van de meervleermuis is in de planregels van het voorliggende inpassingsplan geborgd met
een voorwaardelijke bepaling voor het plaatsen van verlichting (zie hoofdstuk 5 voor een verdere toelichting op de voor­
waardelijke bepaling voor het plaatsen van verlichting).
Daarnaast wordt de toepassing van de mitigerende maatregelen ten aanzien van lichthinder in de projectfase/gebruiksfase
geborgd door Natuurbeschermingswet¬vergunningvoorschriften en voorschriften in de Flora- en faunawetontheffing.
In de Passende Beoordeling wordt geconcludeerd: “Het inpassingsplan verbreding N244 heeft wel negatieve effecten op de
kwaliteit van het leefgebied van de meervleermuis, maar deze zijn door borging van het nemen van mitigerende maatregelen
ten aanzien van lichthinder niet significant”.
Provinciaal natuurbeleid: Weidevogelgebieden en EHS
Ten noorden van de N244 ligt een open polderlandschap dat een belangrijke functie vervult als weidevogelleefgebied
(gearceerde gebieden in figuur 4.4). Daarnaast bevinden zich op ruimere afstand van het plangebied diverse gebieden van de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (figuur 4.4).
Figuur 4.4 | Weidevogelleefgebieden en EHS-gebieden (Bron: Partiële herziening Provinciale structuurvisie 2011
provincie Noord-Holland).
Effecten op Provinciale Weidevogelgebieden
Ten noorden van Purmerend vormt de weg de begrenzing van agrarisch gebied. De benodigde ruimte voor de verbreding van de
N244 is in het verleden bij de aanleg van de weg al grotendeels voorbereid. Dit is gebeurd in de vorm van aanleg van extra brede
bermen en een gedeeltelijk gerealiseerd dijklichaam voor de extra rijstroken. Hierdoor leidt de verbreding van de N244 niet tot
ruimtebeslag in het agrarisch gebied met bijzondere natuurwaarden, ten noorden van Purmerend. Er is dus ook geen sprake
van fysieke aantasting van Provinciale Weidevogelgebieden. Wel kan een deel van het weidevogelgebied ten noorden van de
weg worden verstoord doordat de N244 dichterbij komt te liggen. Daarnaast kan als gevolg van de realisatie van bijbehorende
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 53 planelementen (aansluiting Purmerenderweg, realisatie P+R- terrein) en door toename van openbare verlichting langs de weg
de verstoring toenemen. Hierdoor kan de dichtheid aan broedvogels achteruitgaan.
Voor de verstoring van het weidevogelgebied dienen compenserende maatregelen getroffen te worden. Het kwaliteitsverlies van
het in de partiële herziening structuurvisie 2011 vastgestelde weidevogelgebied wordt gecompenseerd conform het beleid van
het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland (verordening provincie Noord-Holland, juni 2010).
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. en een zienswijze op het inpassingsplan is een regeling
opgenomen die moet bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied. Het betreft hier een aan­
duidings­omschrijving met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting. Het doel
van deze regeling is om te voorkomen dat beplanting wordt aangebracht die verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt aan
roofdieren en roofvogels (waardoor de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied zou kunnen worden bedreigd).
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer op grond van een landschappelijk inrichtingsplan voor de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingszone - weidevogelgebied’ komt vast te staan dat de aan te brengen
beplanting geen significante verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt voor roofdieren en roofvogels. Tevens is als voorwaarde
opgenomen dat uit het landschappelijk inrichtingsplan de soort, de locatie en de maximale groeihoogte van de aan te brengen
beplanting moet blijken.
Effecten op EHS: ecologische verbindingszone langs Purmerringvaart
Bij de aansluiting N244-N247 kruist de weg een ecologische verbindingszone, een natte verbinding, welke gekoppeld is aan de
Purmerringvaart. Onder de huidige brug is een ecologische verbindingsstrook opgenomen.
Omdat de verbreding van de N244 op de bestaande burg over de Purmerringvaart kan worden gerealiseerd, wordt barrière­
werking van de weg ter plaatse van de kruising met ecologische verbindingszone, niet vergroot ten opzichte van de huidige
situatie.
Compensatie Provinciaal natuurbeleid
De compensatie van het kwaliteitsverlies van het weidevogelgebied is uitgewerkt in het Compensatieplan Water en Natuur
Verbreding N244 (Royal HaskoningDHV, 2013, bijlage 14 van de toelichting). Dit rapport gaat onder andere in op de omvang van
de compensatieplicht en het voorstel van provincie Noord-Holland over de wijze waarop zij hieraan wil voldoen.
Compensatieopgave
Bij de berekening van de compensatie wordt uitgegaan van de huidige situatie en wordt gekeken naar verschuiving van de
verstoringscontour door uitbreiding van de weg. Voor het bepalen van de verstoring van weidevogelleefgebied gaat de provincie
uit van een aantal vuistregels. Voor provinciale wegen (80 km/uur) wordt een afstand van 100 meter gehanteerd.
Door de verbreding verschuift de weg (fysiek) circa 20 meter naar het noorden op. De lengte van het westelijk deel is waar ver­
breding plaatsvindt, nabij weidevogelgebied, is circa 2.650 meter. Dit betekent dat er 2.650*20 meter = 53.000 m² (5,3 hectare)
gecompenseerd moet worden als gevolg van verstoring van weidevogelgebied door de verbreding van de N244.
Compensatieplan N244
Op grond van de geïnventariseerde verstoring wordt in deze paragraaf verwoord op welke wijze de provincie Noord-Holland het
verlies of de verstoring van weidevogelbroedgebied kan compenseren. De compensatie bestaat, conform de Beleidsregel
compensatie natuur en recreatie Noord-Holland d.d. 17 december 2007 (Provinciaal blad van Noord-Holland 2008, 10), uit het
mogelijk maken van 12 jaar weidevogelbeheer op een geschikte locatie met een minimaal oppervlak gelijk aan het verstoorde
gebied. De verstoring en vernietiging is gesteld op 5,3 hectare goed weidevogelgrasland.
Om te komen tot een compensatievoorstel zijn diverse gesprekken gevoerd met regionale partijen over mogelijkheden voor
compensatie in de omgeving van de ingreep. Gezien de jaarlijkse onderbesteding op het budget voor weidevogelbeheer is er
geen ruimte in het gebied om extra weidevogelbeheer neer te leggen als compensatie. Daarom is gekeken of er ook inrichtings­
maatregelen mogelijk waren in het gebied die bij zouden dragen aan het in stand houden van de weidevogels. Gedacht werd
hierbij aan het aanleggen van plas-drasmogelijkheden of het kappen van bosschages.
Uiteindelijk bleken er in de regio geen mogelijkheden voor compensatie. Daarom is ervoor gekozen de compensatieverplichting
op grond van artikel 8 van ‘Beleidsregels compensatie natuur en recreatie Noord-Holland’ op financiële wijze te voldoen. De
finan­ciële compensatie is geraamd op € 581,– per hectare per jaar conform het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer.
De totale vergoeding komt hiermee neer op circa € 37.000,– (€ 581 x 12 x 5,3). Dit bedrag wordt gestort in de provinciale
compensatievoorziening. Met dit bedrag wordt bijgedragen aan een project ten behoeve van weidevogels in het Wormer- en
54 | Jisperveld. Zie projectomschrijving in het Compensatieplan (bijlage 14). In dit project worden inrichtingsmaatregelen getroffen
om zes plas-draspercelen aan te leggen. Deze plas- draspercelen zijn bedoeld om extra foerageermogelijkheden te bieden voor
weidevogels. Het totaalbedrag dat benodigd is voor de uitvoering van het complete project is € 120.000,–.
Beschermde soorten
In 2006 is door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot een flora- en faunaonderzoek in het gebied langs
de N244 uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was inzicht krijgen in het voorkomen en de verspreiding van beschermde soorten
langs de N244 tussen Purmerend en Edam/Volendam. Het ging daarbij specifiek om flora, vissen, amfibieën en vleermuizen.
Speciale aandacht ging uit naar kleine modderkruiper, bittervoorn en rugstreeppad. Tabel 4.5 laat een overzicht zien van alle
in het gebied aangetroffen beschermde en bedreigde soorten langs de N244 in 2006 (Van der Goes en Groot, 2006, opgenomen in
bijlage 9 van de toelichting).
Tabel 4.5 | Aangetroffen beschermde en bedreigde soorten langs de N244 in 2006
Flora- en faunawet
Habitat richtlijn
Bijlage:
Rode lijst
Categorie:
Planten:
zwanenbloem
Vrijgesteld van verboden
krabbenscheer
Gevoelig
moeraswespenorchis
Overig
brede wespenorchis
Vrijgesteld van verboden
vleeskleurige orchis
Overig
rietorchis
Overig
gewone dotterbloem
Vrijgesteld van verboden
Vissen:
vetje
Kwetsbaar
bittervoorn
Streng beschermd1)
II
kleine modderkruiper
Overig
II
Kwetsbaar
Amfibieën:
kleine watersalamander
Vrijgesteld van verboden
bruine kikker
Vrijgesteld van verboden
V
bastaard kikker
Vrijgesteld van verboden
V
meerkikker
Vrijgesteld van verboden
V
groene kikker-complex
Vrijgesteld van verboden
V
meervleermuis
Streng beschermd
II, IV
gewone dwergvleermuis
Streng beschermd
IV
egel
Vrijgesteld van verboden
mol
Vrijgesteld van verboden
haas
Vrijgesteld van verboden
Zoogdieren:
1)
Bijlage 1 AMvB
Ter actualisatie van het onderzoek uit 2006 zijn diverse inventarisaties naar beschermde flora en fauna langs een tracé van de
N244 uitgevoerd (E.C.O. Logisch, 2012, opgenomen in bijlage 10 van de toelichting). In de onderstaande paragraaf zijn de uit­
komsten van dit onderzoek samengevat.
Voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde flora
Binnen het plangebied zijn beschermde plantensoorten aangetroffen. Dit zijn de bijenorchis, moeraswespenorchis, rietorchis,
gevlekte rietorchis en de zwanenbloem. Hierbij zijn plaatselijk grote dichtheden van de orchideeënsoorten waargenomen. Van
de bijenorchis zijn 28 individuen waargenomen, van de moeraswespenorchis circa 580 en van de rietorchis/gevlekte rietorchis
circa 2.900 exemplaren. De grote dichtheden komen vooral voor in de bermen rondom de Salvador Allendelaan, het zwaarte­
punt ligt aan de noordzijde van de weg ter plekke van het geplande tankstation en P+R.
Beschermde fauna
Binnen het plangebied zijn drie soorten muizen (bosmuis, huisspitsmuis en de veldmuis) en vliegroutes van de gewone dwerg­
vleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en watervleermuis aangetroffen. Er zijn foeragerende individuen
waargenomen van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en watervleermuis.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 55 De betekenis van de N244 met bermen voor vogels is zeer minimaal. De bermen van de N244 zelf vormen vanwege de verkeers­
drukte een ongeschikte broedlocatie voor grondbroeders. De waterlopen langs het tracé van de N244 bieden broedgelegenheid
aan algemene water- en moerasvogels zoals waterhoen, wilde eend en meerkoet.
Het weidegebied in de omgeving van de N244 vormt broed- en foerageergebied voor weidevogels. Uit inventarisatiegegevens van
de provincie Noord-Holland blijkt dat hier wordt gebroed door tureluur, grutto, gele kwikstaart, veldleeuwerik, kieviet, schol­
ekster, graspieper, kuifeend, slobeend en krakeend. Bij de provincie Noord-Holland zijn verder uit 1999 en 2000 waarnemingen
van broedvogels bekend uit de directe omgeving van de N244 van boomvalk, holenduif, bergeend en knobbelzwaan.
Tijdens de veldinventarisaties zijn er binnen het plangebied van het inpassingsplan geen vaste rust- en verblijfplaatsen van
beschermde broedvogels aanwezig waargenomen.
Tijdens het veldonderzoek is qua amfibieën alleen de bastaardkikker waargenomen in diverse bermsloten van het plangebied.
In enkele watergangen binnen het plangebied zijn de bittervoorn en de kleine modderkruiper waargenomen. Er zijn geen ring­
slangen of sporen van de ringslang aangetroffen in het plangebied.
Effecten op beschermde fauna
Tijdens en na de werkzaamheden die samenhangen met de verbreding van de weg, kunnen vleermuizen mogelijk hinder
onder­vinden van de werkzaamheden en het gebruik van de weg.
Voor meervleermuizen zijn mitigerende maatregelen reeds onderzocht in de Passende Beoordeling (zie paragraaf
‘Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000’). Voor andere soorten vleermuizen die alleen onder het beschermingsregime van
de Flora- en faunawet vallen, geldt dat in het kader van de aanvraag van ontheffing van de Flora- en faunawet mitigerende en/
of compenserende maatregelen dienen te worden uitgewerkt.
Er zijn geen zwaar-beschermde grondgebonden zoogdieren van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet aangetroffen in het
plangebied. Met betrekking tot de muizen, spitsmuizen, egel en mol (tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet) kunnen
aanwezige dieren en verblijfplaatsen als gevolg van grondwerkzaamheden verstoring ondervinden, onopzettelijk gedood
worden of hun leefgebied (gedeeltelijk) vernietigd worden.
De graafwerkzaamheden en activiteiten tijdens de broedperiode kunnen leiden tot verstoring van broedvogels en hun
broedplaatsen (nesten).Als gevolg van de plannen en werkzaamheden aan de verbreding N244 zal het huidige karakter van het
gebied nauwelijks veranderen. De ontwikkelingen in het plangebied zullen nauwelijks invloed hebben op de
broedvogelsamenstelling.
Voor amfibieën geldt dat als gevolg van het dempen en verleggen van sloten aanwezige exemplaren van algemeen beschermde
soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) tijdelijk verstoring (en onopzettelijk doden en vernietigen deel leefgebied) kunnen
ondervinden. De nieuw te graven waterpartijen zullen nieuw leefgebied vormen voor deze soorten. Per saldo gaat er geen
leefgebied verloren. Bij een toename van het verharde oppervlak is ook compenserend oppervlaktewater nodig. Bij een goede
lokalisering en inrichting hiervan kan het leefgebied voor amfibieën juist toenemen.
Als gevolg van het dempen en verleggen van sloten kunnen aanwezige exemplaren van beschermde vissoorten bittervoorn,
paling en kleine modderkruiper tijdelijk verstoring ondervinden, onopzettelijk gedood worden en er kan vernietiging van (een
deel van) hun leefgebied plaatsvinden. Nieuw te graven sloten zullen opnieuw leefgebied vormen voor deze vissoorten.
Per saldo gaat er geen leefgebied verloren. Bij een toename van het verharde oppervlak is ook compenserend oppervlaktewater
nodig. Bij een goede lokalisering en inrichting hiervan kan het leefgebied juist toenemen.
Beschermde flora
Met name de westelijke bermen herbergen een bijzondere plantengroei met veel schaarse (Rode Lijst) en beschermde soorten.
De weg is hier echter al verdubbeld, waardoor de ingreep bij verdubbeling van het overige deel van de weg hier minimaal zal
zijn. Wel zullen het fietspad, het P+R-terrein en de aansluiting Purmerenderweg hier enige invloed op hebben. Mogelijk zal de
vegetatie ook ter hoogte van de overgang van het huidige reeds verdubbelde deel van de weg naar het nog niet verdubbelde deel
vernietigd worden.
De beschermde soort zwanenbloem, die voorkomt in de sloten langs de zuidkant van het tracé, zal niet vernietigd worden
omdat de verbreding van de N244 richting het noorden plaats zal vinden. Deze soort is echter weinig kritisch en zal zich na
afronding van de werkzaamheden in de nieuw aangelegde sloten kunnen vestigen. Zwanenbloem valt onder de vrijstellings­
regeling, zodat er geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd hoeft te worden in verband met deze soorten.
56 | Op basis van het huidige ontwerp zal sprake zijn van vernietiging van rietorchis, moeraswespenorchis en bijenorchis bij de
aan­sluiting van de nieuwe en bestaande verdubbelde delen van de N244 en aanleg van het P+R-terrein.
Zorgplicht en ontheffing
Voor alle aangetroffen soorten geldt de zorgplicht uit de Flora- en faunawet. Voor de licht-beschermde soorten waarvoor de
vrijstelling geldt (soorten van tabel 1 uit de Flora- en faunawet), hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor de overige,
zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten uit de Flora- en faunawet) moet ontheffing worden aangevraagd.
Mitigerende en compenserende maatregelen zwaar beschermde soorten
In het kader van de aanvraag voor ontheffing van de Flora- en faunawet, zullen op basis van het definitieve ontwerp en de
gekozen uitvoeringsmethode mitigerende- en compenserende maatregelen, om negatieve effecten op zwaar beschermde
soorten te voorkomen, worden uitgewerkt.
Uit de ecologische onderzoeken (bijlage 9 en 10 van de toelichting) is gebleken dat het mogelijk is mitigerende en/of
compenserende maatregelen te treffen in de uitvoerings- en beheerfase. Een ontheffing van de Flora- en faunawet voor
zwaarder beschermde soorten kan in dat geval worden verleend.
4.7 Archeologie
Gemeentelijk beleid
Beemster
De gemeenteraad van Beemster heeft in 2003 de beleidsnota ‘Archeologie gemeente Beemster’ vastgesteld. Het archeologie­
beleid van de gemeente Beemster is geformuleerd vanuit de overtuiging dat de gemeente het publieke belang van het kwetsbare
en waardevolle archeologische erfgoed wil behartigen. Dit erfgoed is onderdeel van de cultuurhistorische identiteit van de
gemeente, vertegenwoordigt een algemeen belang en maakt deel uit van de publieke ruimte. Het versterken van deze identiteit
verhoogt de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving.
Het doel van het archeologiebeleid is om op een effectieve, controleerbare en klantvriendelijke wijze met het archeologisch
erfgoed om te gaan. Initiatiefnemers van bodemverstorende plannen kunnen in een vroeg stadium worden geïnformeerd
welke archeologiecriteria van toepassing zijn.
Als beleidsinstrument wordt ervoor gekozen om een selectief deel van de archeologische terreinen op de bestemmingsplan­
kaarten op te nemen met een aanlegvergunningenstelsel. Aan de vergunningverlening kan de voorwaarde worden gekoppeld
van een uit te voeren archeologisch onderzoek.
Volgens de beleidsnota archeologie van de gemeente Beemster, ligt er in het plangebied een voormalige buitenplaats, met een
hoge verwachtingswaarde voor waardevolle archeologische resten.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 57 Figuur 4.5 | Ligging potentieel waardevolle archeologische resten in Zuidoostbeemster
58 | Edam-Volendam
De gemeente Edam-Volendam bereidt op dit moment een archeologienota voor. Deze zal binnenkort worden vastgesteld.
In de concept-archeologienota is het Purmergebied is daarin aangeduid met een archeologieregime van de vijfde categorie. Voor
deze gebieden geldt dat bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 10.000 m² of groter die dieper
reiken dan 50 cm beneden het maaiveld, rekening dient te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
In de concept-archeologienota is bepaals dat een dergelijke regeling in nieuwe bestemmingsplannen met een aanleg­
vergunning­stelsel dient te worden opgenomen.
Het deel van het inpassingsplan dat in de gemeente Edam-Volendam ligt, valt geheel samen met de Purmer.
Purmerend
De gemeenteraad van Purmerend heeft in september 2009 de beleidsnota ‘Archeologie in Purmerend’ vastgesteld. Het
Purmerendse archeologiebeleid moet ervoor zorgen dat tijdens het ruimtelijk planvormingsproces voldoende informatie over de
aanwezige archeologische waarden in Purmerend bekend is zodat verantwoorde besluitvorming mogelijk is.
De archeologische waarden van Purmerend zijn weergegeven op de archeologische beleidskaart bij de beleidsnota. De gebieden
die volgens de archeologische beleidskaart een middelhoge of hoge verwachtingswaarde hebben voor archeologische resten,
dienen te worden opgenomen in nieuwe bestemmingsplannen. Door het vastleggen van de archeologische waarden in een
bestemmingsplan is het mogelijk de archeologische waarden te reguleren en te voorkomen dat deze waarden zonder enige
vorm van onderzoek worden verstoord.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Purmerend, zijn er in het plangebied van het voorliggende
inpassingsplan twee gebieden met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde: ter plaatse van de Oude Gouw en de
westelijke kruising met de Purmerringvaart.
Figuur 4.6 | Archeologische beleidskaart Purmerend
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 59 Zeevang
In de ‘Beleidsnota Archeologie gemeente Zeevang’ staat vermeld hoe de bescherming van archeologische waarden in toekomstige
ruimtelijke plannen dient te worden geregeld. Bij deze nota is een beleidskaart gemaakt waar van af te lezen is waar welk soort
beschermingsregime van toepassing is. Voor Zeevang geldt een beschermingsregime waarbij de verplichting om het archeologisch
belang bij een ruimtelijk plan te betrekken afhankelijk is van het oppervlak en de diepte van de bodemberoering van een plan.
Volgens de regels het vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009’ van de gemeente Zeevang, dient voor de gronden ten
noorden van de N244 (ter plaatse van de beoogde veiligheidszone LPG, zie paragraaf 4.4 en hoofdstuk 5) archeologisch onderzoek
plaats te vinden bij ontwikkelingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 40 cm beneden maaiveld.
Daarmee is de bescherming van archeologische waarden in deze gebieden geborgd in dit inpassingsplan.
Figuur 4.7 | Archeologiegebieden gemeente Zeevang
60 | Onderzoek
Bureauonderzoek (2009)
In het kader van de archeologische monumentenzorg (AMZ) is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van
archeologische waarden binnen het plangebied. Voor het MER N244 is een quick scan uitgevoerd (Grontmij, 2009). Hierin is
gekeken naar gegevens van het Archeologisch Informatiesysteem Archis2, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie
Noord-Holland.
De door Grontmij uitgevoerde quick scan archeologie is als bijlage 19 bij dit inpassingsplan gevoegd.
Archeologisch vooronderzoek (2013)
In 2013 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor de gebieden die in het archeologisch beleid van de gemeenten
Beemster, Edam-Volendam, Purmerend en Zeevang of in de vigerende bestemmingsplannen zijn aangeduid als gebieden met
een middelhoge of hoge verwachting voor archeologische waarden. De gebieden waarvoor een archeologisch vooronderzoek is
uitgevoerd, zijn weergeven op onderstaande kaart.
Figuur 4.8 | Gebieden waarvoor archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd (Bron: Vestigia)
Het vooronderzoek bestond uit een aanvullend archeologisch bureauonderzoek, waarmee een specifiek archeologisch
verwachtingsmodel voor het plangebied is opgesteld. Daarnaast is op basis van het verwachtingsmodel een verkennend
booronderzoek uitgevoerd in de gebieden waar zich archeologische resten zouden kunnen bevinden.
In de onderstaande paragrafen zijn de uitkomsten van het archeologisch onderzoek samengevat. Het volledige archeologisch
onderzoek is opgenomen in bijlage 20 van dit inpassingsplan.
Uitkomsten bureauonderzoek.
Uit het bureau onderzoek is gebleken dat in de Beemster en Purmer (deelgebieden 1, 4 en 5) mogelijk elementen of sporen van
17e-eeuwse droogmakerijen in het geding kunnen komen in het kader van de plannen. Het gaat hierbij om waterlopen,
ringdijken, ringsloten, polderwegen, molens, molenkolken en een molengang.
In deelgebied 2 is een bestaande molenlocatie aanwezig.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 61 Deelgebieden 3 en 5 bevinden zich geheel of gedeeltelijk op het zogenaamde ‘oude land’. In theorie zouden hier bewonings­
sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen.
Op de locatie van deelgebied 3 zou bovendien mogelijk een oud middeleeuws bewoningslint/ontginningsas het tracé kunnen
kruisen.
Bij deelgebied 4 zou zich mogelijk het erf van een historische boerderij aan de buitenzijde van de dijk tussen het ‘ouder land’ en
de Purmer kunnen bevinden.
Tenslotte werd voor de Purmer, en deelgebied 5, op basis van het bureauonderzoek een verhoogde verwachting voor het
aantreffen van archeologische resten uit het Neolithicum tot en met de steentijd op de oeverwallen van het Laagpakket van
Wormer in de ondergrond geconstateerd.
Uitkomsten veldonderzoek
Tijdens het onderzoek zijn geen elementen of sporen van de 17e-eeuwse droogmakerijen aangetroffen in de vorm van water­
lopen, molens, molenkolken of een molengang.
Ook zijn geen sporen aangetroffen die aanwijzingen opleveren voor een middeleeuws bewoningslint of een boerderijplaats ter
plaatse van deelgebied 2 en 3. In de ‘extra’ boringen rond de middeleeuwse veenkreek, zijn eveneens geen aanwijzingen voor
bewoning aangetroffen.
Ten slotte is voor de aanwezigheid van een Wormerkreek binnen deelgebied 5 geen overtuigend bewijs aangetroffen, laat staan
dat er aanwijzingen voor bodemvorming of (langdurige) bewoning zijn aangetroffen.
Deelgebied 1 (A7-Aansluiting N244-Purmerenderweg)
In deelgebied 1 zijn tijdens het veldonderzoek geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van een 17e-eeuwse molen
of molengang. Desondanks kan de aanwezigheid van archeologische resten van een molen of molengang op basis van het
booronderzoek niet geheel worden uitgesloten.
Binnen deelgebied 1 verdient het volgens het onderzoek de aanbeveling bij voorgenomen grondroerende werkzaamheden een
vorm van archeologisch vervolgonderzoek te laten verrichten.
Conform het archeologiebeleid van de gemeente Beemster en het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2012’ is voor dit gebied in het
voorliggende inpassingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 opgenomen. In de regels van deze dubbel­
bestemming is opgenomen dat bouw- en aanlegwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 50m2 en dieper dan 40 cm
beneden maaiveld alleen mogelijk zijn met een omgevingsvergunning. Voor het verkrijgen van de omgevingsvergunning dient
een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Daarmee is de bescherming van archeologische waarden en het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek voordat
werkzaamheden in dit gebied plaatsvinden, geborgd in dit inpassingsplan.
Deelgebied 2 (Molenlocatie)
Voor deelgebied 2 is geen veldonderzoek uitgevoerd, omdat binnen deze bestemming het huidige (agrarische) gebruik wordt
gecontinueerd en binnen de wijzigingsbevoegheid voor de veiligheidszone LPG geen bodemingrepen zijn voorzien die leiden tot
bodemverstoringen.
Conform het archeologiebeleid van de gemeente Zeevang en het vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009’ is voor dit
gebied in het voorliggende inpassingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 opgenomen. In de regels van deze
dubbelbestemming is opgenomen dat bouw- en aanlegwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 500 m 2 en dieper
dan 40 cm beneden maaiveld alleen mogelijk zijn met een omgevingsvergunning. Voor het verkrijgen van de omgevings­
vergunning dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Deelgebieden 3, 4 en 5
Tijdens het veldonderzoek zijn in deze gebieden geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten.
Uit het archeologisch vooronderzoek is gebleken dat nader archeologisch onderzoek in deze gebieden niet nodig is. Voor deze
gebieden is in dit inpassingsplan daarom geen nadere regeling opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.
4.8 Cultuurhistorie
De cultuurhistorie is een belangrijk uitgangspunt voor het inpassen van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Waarde­
volle cultuurhistorische elementen dienen volgens de Nota Belvedère (zie ook hoofdstuk 2) behouden en versterkt te worden
door ontwikkeling.
De Beemster, ten noordwesten van de N244, is de eerste, grote droogmakerij van Nederland en is opgenomen op de wereld­
erfgoedlijst van UNESCO. Een groot gedeelte van het veenweidegebied rond Purmerend (Zeevang en Veenweide Oost als
62 | onderdeel van Waterland) is benoemd tot Belvedère gebied. De Stelling van Amsterdam, waarvan het Fort benoorden
Purmerend in de nabijheid van de weg ligt, is benoemd als werelderfgoed, Belvedèregebied, Nationaal Landschap en als
waardevol in de regioprofielen. De N244 kruist het plangebied van de verdedigingslinie, nabij de Purmerenderweg.
Het verbreden van de N244 heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarden, doordat de werkzaamheden ten behoeve
van de opwaardering van de N244 en de aanleg van het P+R terrein, tankstation en de horecagelegenheid grotendeels binnen de
voor de weg gereserveerde ruimte komen te liggen. Nader onderzoek naar het onderwerp cultuurhistorie is daarom niet
noodzakelijk.
4.9 Landschappelijke structuur
De N244 vormt in de huidige situatie voor een deel de grens tussen het stedelijke gebied van Purmerend en de openheid van de
achterliggende, open veenpolder. Vanaf de aansluiting met de A7 loopt de weg langs Purmerend, door de Purmer en sluit aan
op de N247, een andere gebiedsontsluitingsweg.
De gebieden rond de N244 zijn droogmakerijen (de Purmer en de Beemster) en veenweidegebieden (Veenweide Oost, Over­
weersche polder en Kwadijkeroog). Een opvallend kenmerk van de Beemster zijn de rechte watergangen met haaks daarop de
wegen al dan niet met rechte lintbebouwing. Nieuwe ontwikkelingen zoals de A7 en de N244 volgen grotendeels het patroon
van de polder.
Ondanks de omringing van landschappen met een hoge waarde, is de aantasting van de omgeving door de verbreding van de
N244 minimaal. Voor het westelijk deel van de weg is in het verleden al rekening gehouden met een mogelijke uitbreiding van
de weg in noordelijke richting, waardoor dit geen nadelige landschappelijke gevolgen heeft. Ook de aanpassingen aan de
oostelijke aansluiting van de A7 hebben geen effect op het landschap.
Het terrein waar het P+R-terrein, het tankstation en de horecagelegenheid zijn gepland, was gereserveerd voor uitbreiding van
de weg, maar wordt ingevuld met genoemde functies. De realisatie van het tankstation en de horecagelegenheid hebben wel
een ruimtelijke invloed. Het zichtveld vanuit Kwadijk verandert van een bomenrij met daarachter een gebiedsontsluitingsweg
naar een bomenrij met daarachter gebouwen en een gebiedsontsluitingsweg. Het ruimtelijke beeld wordt hiermee gewijzigd.
Voor het aanleggen van het oostelijke deel van het tracé moeten een aantal taluds worden verbreed en watergangen worden
verlegd. Daarnaast wordt een tweede viaduct over de Purmerringvaart aangelegd, ter hoogte van Baanstee-Noord. Deze
ingrepen zijn kleinschalig te noemen en hebben geen nadelige gevolgen voor de landschappelijke structuur en de ruimtelijke
kenmerken van het plangebied.
Conclusie: minimale aantasting landschappelijke structuur
In het MER N244 is bij de effectbeoordeling aangegeven, dat de realisatie van het P+R-terrein, tankstation en
horecagelegenheid een enigszins negatief effect zal hebben op het landschappelijke beeld vanuit Kwadijk. Voor het overige
geldt dat er geen effecten worden verwacht. Vervolgonderzoek is voor het aspect landschap daarom niet noodzakelijk.
5
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 63 JURIDISCHE VORMGEVING
De juridische regeling van dit inpassingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. Op de
verbeelding zijn de bestemmingen per locatie weergegeven. In de planregels zijn die bestemmingen van
bouw- en gebruiksregels voorzien. De opzet van de planregels is verder als hieronder weergegeven.
Artikel 1: Begrippen
In dit artikel zijn diverse begrippen gedefinieerd om verschil in interpretatie uit te kunnen sluiten.
Artikel 2: Wijze van meten
In dit artikel zijn regels opgenomen over hoe gemeten moet worden. Hiermee kan verschil in inter­
pretatie worden uitgesloten.
Artikel 3: Agrarisch met waarden
De bestemming agrarisch met waarden is bedoeld voor twee agrarische percelen (van beperkte omvang)
ten noorden van de N244. Deze agrarische gebieden zijn gelegen in de gemeenten Purmerend en Zeevang.
De mogelijkheden van deze bestemming zijn in overeenstemming gebracht met het omringende
agrarische gebied dat buiten dit inpassingsplan valt en op Zeevangs grondgebied gelegen is.
Artikel 4: Gemengd
De bestemming gemengd is bedoeld voor een horecavoorziening én voor een P+R- voorziening. De exacte
locatie van deze voorzieningen is nog niet duidelijk. De bestemming gemengd zorgt voor de gewenste
flexibiliteit. Beide functies kunnen met de bestemming gemengd aan elke kant van de toegangsweg van
het gebied gesitueerd worden. Dit artikel bestaat uit een bestemmingsomschrijving, bouwregels, een
mogelijkheid voor het afwijken van de gebruiksregels en een nadere eisenregeling.
Artikel 5: Groen
De bestemming groen is opgenomen voor de grotere groengebieden en voor de locaties waar land­
schappelijke inpassing wenselijk is, zoals rondom het P+R-terrein, de horeca- en tankstationlocatie. Dit
artikel bestaat uit een bestemmingsomschrijving, bouwregels en een wijzigingsbevoegdheid voor het
realiseren van een tankstation met LPG-verkoop. Binnen de bestemming groen valt ook de aanduiding
‘Waterstaat – Waterberging’ om watercompensatie in het kader van het waterhuishoudkundig plan N244
uit te kunnen voeren.
Artikel 6: Natuur
De bestemming natuur is opgenomen voor een perceel ten noorden van het beoogde verkooppunt voor
motorbrandstoffen, dat is gelegen binnen de 10-6 contour van het LPG-vulpunt, die mogelijk wordt
gemaakt via de wijzigingsbevoegdheid ‘Wro-zone – Wijzigingsgebied 2’.
De regels van deze bestemming zijn opgesteld met inachtneming van de regels voor de bestemming
natuur uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Zeevang.
Artikel 7: Recreatie - Volkstuin
De bestemming recreatie – volkstuin is opgenomen voor een perceel ten noordwesten van het beoogde
verkooppunt voor motorbrandstoffen, dat is gelegen binnen de 10-6 contour van het LPG- vulpunt, die
mogelijk wordt gemaakt via de wijzigingsbevoegdheid ‘Wro-zone – Wijzigingsgebied 2’,
De regels van deze bestemming zijn opgesteld met inachtneming van de regels voor de bestemming
‘Recreatie – Volkstuin’ uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Zeevang.
64 | Artikel 8: Verkeer
In het artikel verkeer zijn diverse verkeerszaken geregeld. In eerste instantie gaat het uiteraard om de verbrede N244, maar
verder zijn ook de bijbehorende voorzieningen binnen deze bestemming geregeld. Ook vaarverkeer van kruisende water­
gangen, treinverkeer van kruisende sporen, fietspaden en fietstunnels van kruisende fietsroutes zijn toegestaan. Dit artikel
bestaat uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorwaardelijke bepaling verlichting
In artikel 8 is een voorwaardelijke bepaling voor het gebruiken van verlichting opgenomen. In dit artikel wordt het behoud van
de functionaliteit van de vliegroutes van de meervleermuis als voorwaarde voor gebruik van verlichting geregeld. Dit betekent
dat het vliegpatroon van de meervleermuis niet mag worden verstoord. In onderstaande figuur zijn de vliegroutes, zoals deze in
de Passende Beoordeling en het lichtonderzoek naar voren zijn gekomen, weergegeven (zie ook paragraaf 4.6 en bijlagen 12 en 15
van de toelichting).
Figuur 5.1 | Locaties vliegroutes van de meervleermuis
Uit het lichtonderzoek en de Passende Beoordeling is gebleken dat verschillende mitigerende maatregelen om verstoring van
het vliegpatroon van de meervleermuis te voorkomen kunnen worden toegepast en tevens haalbaar zijn in het voorliggende
plan. Mogelijke oplossingen zijn onder andere: het beperken of dimmen van openbare verlichting, het toepassen van ver­
strooiingsarme armaturen, aanpassen van lichtpunthoogte of richting van lichtuitstraling of het toepassen van vleermuis­
vriendelijke verlichting (Bat-lampen).
In de regels van de bestemming is er voor gekozen de functionaliteit van het vliegpatroon te beschermen en niet de aard, locatie
en omvang van de mitigerende maatregelen gedetailleerd voor te schrijven. Het nemen van mitigerende maatregelen voor
verlichting is daarmee indirect geborgd in de regels.
In de regels is voor een indirecte borging van de mitigerende maatregelen gekozen omdat:
•
uit het lichtonderzoek en de Passende Beoordeling is gebleken dat op voorhand niet nauwkeurig kan worden bepaald tot op
welke afstand van de vliegroutes van de meervleermuis mitigerende maatregelen voor verlichting dienen te worden
genomen om verstoring van het vliegpatroon te voorkomen;
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 65 •
tevens is uit het lichtonderzoek en de Passende Beoordeling gebleken dat het niet noodzakelijk is een volledig verbod van
toename van verlichting ter plaatse van de vliegroutes van de meervleermuis op te nemen in de regels. Uit deze onder­
zoeken is gebleken dat de verlichtingssterkte ter plaatse van de vliegroutes in beperkte mate kan toenemen zonder dat het
vliegpatroon wordt verstoord;
•
de toename van lichtsterkte ter plaatse van de vliegroutes van de meervleermuis is mede afhankelijk van de locatie,
hoogte, verlichtingssterkte en type armatuur van de lichtmasten. Of sprake is van verstoring van het vliegpatroon door
nieuwe verlichting (en dus mitigerende maatregelen dienen te worden toegepast) kan alleen in samenhang met de totale
nieuw toe te voegen verlichting langs de N244 worden beoordeeld;
•
daaruit volgt dat het vastleggen van locaties – waar mitigerende maatregelen voor verlichting dienen te worden genomen – met
een aanduiding op de verbeelding, niet exact mogelijk is;
•
welke mitigerende maatregelen dienen te worden toegepast kan per locatie verschillen, het bepalen van de exacte maat­
regelen is dan ook maatwerk;
•
de voorwaardelijke bepaling is daarom van toepassing op het gehele bestemmingsvlak.
Door de bescherming van het vliegpatroon als criterium te hanteren en de bepaling voor het gehele bestemmingsvlak toe te
passen, dient een samenhangend lichtplan voor het gehele tracé te worden opgesteld. Met het opstellen van een lichtplan kan
worden onderbouwd dat de toe te passen mitigerende maatregelen voor verlichting voorkomen dat het vliegpatroon van de
meervleermuis, als beschreven in de Passende Beoordeling in bijlage 12 van de toelichting en het lichtonderzoek in bijlage 15
van de toelichting, wordt verstoord.
Specifieke gebruiksregel geluid
Tenslotte is in dit artikel een specifieke gebruiksregel opgenomen waarin is bepaald dat de nieuw aan te leggen delen van de
N244 niet eerder in gebruik genomen mogen worden dan dat geluidreducerend asfalt is aangelegd en de hogere waarden zijn
verleend (zoals weergegeven in de bijlagen bij de regels). Deze gebruiksregel is opgenomen om te borgen dat de maatregelen die in het kader van de vereisten van de Wet geluidhinder worden genomen - zijn toegepast voordat de verbreding van de N244
in gebruik wordt genomen.
Artikel 9: Water
Binnen de bestemming water zijn de bestaande watergangen geregeld. Uit oogpunt van flexibiliteit zijn toekomstige water­
gangen zowel in de bestemmingen verkeer, als groen mogelijk gemaakt. Dit artikel bestaat uit een bestemmingsomschrijving
en bouwregels.
Artikel 10 t/m 17: Leiding – Gas, Leiding – Hoogspanning, Waarde – Archeologie 1, Waarde – Archeologie 2, Waarde – Ecologie, Waterstaat
– Waterbergingsgebied, Waterstaat – Waterkering en Waterstaat – Waterloop.
In deze artikelen zijn de zogenaamde dubbelbestemmingen geregeld. De gas- en hoogspanningsleidingen, waterkeringen, de
ecologische verbindingszone en gebieden met een middelhoge en hoge archeologische trefkans hebben een planologische
beschermingszone van variabele breedte. De bestemming van de leidingen, waterkeringen, de ecologische verbindingszone en
archeologische waarden heeft prioriteit boven de onderliggende hoofdbestemmingen. Bij deze artikelen is naast de bestemmings­
omschrijving en de bouwregels, een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werkzaamheden en werken,
geen bouwwerken zijnde (voorheen aanlegvergunningstelsel). Hierdoor kunnen geen grondwerkzaamheden plaatsvinden, zonder
een omgevingsvergunning voor werkzaamheden of werken, geen bouwwerken zijnde. Daarmee zijn de betreffende leidingen,
waterkeringen, de ecologische verbindingszone en archeologische waarden beschermd en wordt tegemoet gekomen aan de
belangen van de (leiding)beheerders.
Artikel 18: Anti- dubbeltelregel
De anti- dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat grond die eerder voor bouwplannen is aangemerkt, niet nogmaals
in de beoordeling mag worden betrokken.
Artikel 19: Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is het strijdig gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden geregeld, waardoor bijvoorbeeld
een seksinrichting of straatprostitutie expliciet uitgesloten kan worden als een mogelijkheid voor het plangebied.
Artikel 20: Algemene aanduidingsregels
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. en een zienswijze is een regeling opgenomen die moet
bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied. Het betreft hier een aanduidingsomschrijving met
daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting. Het doel van deze regeling is om te
voorkomen dat beplanting wordt aangebracht die verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt aan roofdieren en roofvogels
66 | (waardoor de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied zou kunnen worden bedreigd).
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer op grond van een landschappelijk inrichtingsplan voor de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘beschermingszone - weidevogelgebied’ komt vast te staan dat de aan te brengen
beplanting geen significante verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt voor roofdieren en roofvogels. Tevens is als voorwaarde
opgenomen dat uit het landschappelijk inrichtingsplan de soort, de locatie en de maximale groeihoogte van de aan te brengen
beplanting moet blijken.
Artikel 21: Algemene afwijkingsregels
Voor kleinschalige afwijkingen van de planregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Dit biedt enige flexibiliteit aan
het plan, zonder de rechtszekerheid van betrokkenen tekort te doen.
Artikel 22: Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn de regels opgenomen waaronder de bestemming ‘Groen kan worden gewijzigd in de bestemming ‘Verkoop­
punt motorbrandstoffen met LPG’. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de vestiging van een LPG-tankstation
mogelijk te maken op het moment dat initiatieven daartoe voldoende zijn uitgewerkt.
Daarnaast is in dit artikel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, gelijktijdig met de toepassing van de hiervoor genoemde
bevoegdheid, een gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone LPG’ op te nemen op de verbeelding. Deze aanduiding omvat de 10 -6
contour voor het plaatsgebonden risico van het LPG-vulpunt. Aan de veiligheidszone dient - onder andere - de voorwaarde te
worden verbonden dat binnen de onderliggende bestemmingen geen kwetsbare objecten in de zin van het BEVI worden
toegestaan. Door toepassing van deze bevoegdheid te verbinden aan de bevoegdheid voor de vestiging van het LPG-tankstation
is er voldoende planologische waarborging van een aanvaardbare externe veiligheidssituatie ter plaatse. Van belang hierbij is
dat het LPG-vulpunt daadwerkelijk wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding, omdat de ligging van het
wijzigingsgebied (c.q. de veiligheidszone) aan dit punt is gerelateerd. In de onderhavige bevoegdheid zijn hiertoe specifieke
aanvullende voorwaarden opgenomen.
Artikel 23: Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht geregeld, zowel qua gebruik als qua bouwen. Het zorgt ervoor dat duidelijk vastligt hoe in
een overgangssituatie van de ene planologische situatie naar de andere planologische situatie met de afwijkingen (ten opzichte
van wat was toegestaan) moet worden omgegaan. Een afwijking ten opzichte van wat planologisch was toegestaan mag
bijvoorbeeld blijven bestaan, maar niet worden vergroot.
Artikel 24: Slotregel
De slotregel bevat de citeertitel van het plan.
6
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 67 UITVOERBAARHEID VERBREDING N244
6.1 Economische uitvoerbaarheid
De kosten voor de verbreding van de N244 wegdeel tussen A7 en N247 zijn geraamd op € 44.485.013,70
(prijspeil januari 2013). Het plan wordt uitgevoerd door de provincie Noord-Holland. Verschillende
partijen participeren in de financiering van het project. In onderstaande tabel zijn de verschillende
financierende partijen vermeld met de financiële inbreng die zij leveren. Met het Rijk en de Stadsregio
Amsterdam, worden nog bestuurlijke afspraken gemaakt over de exacte omvang van de financiële
bijdrage van deze partijen aan het plan. Over de financiële bijdragen aan het plan van de overige partijen
zijn inmiddels bestuurlijke afspraken gemaakt.
Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.
Partij
Bedrag in euro’s
Provincie Noord-Holland
24.135.013,70
Stadsregio Amsterdam
13.500.000,00
RWS (aansluiting A7; subsidieaanvraag Beter Benutten)
1.000.000,00
Gemeente Purmerend
4.000.000,00
Gemeente Beemster
1.000.000,00
Gemeente Edam-Volendam
495.000,00
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
355.000,00
Totaal
44.485.013,70
Planschade
Een inpassingsplan is een van de in artikel 6.1 Wro genoemde schadeveroorzakende besluiten.
Ten behoeve van het inpassingsplan is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. In de planschaderisico­
analyse is onderzocht of de ontwikkelingen die in het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt,
kunnen leiden tot een risico op planschade.
Uit de planschaderisicoanalyse is gebleken dat het planschaderisico aanvaardbaar is voor de provincie
Noord-Holland.
De beoordeling of het plan leidt tot planschade en de bepaling van het planschadebedrag zullen, na
onherroepelijk worden van het voorliggende inpassingsplan, door de het college van Gedeputeerde Staten
van de provincie Noord-Holland (met eventueel een toetsing door de rechter) moeten worden vastgesteld.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het besluit Bro is het conceptontwerp
inpassingsplan N244 voorgelegd aan de instanties die bestuurlijke en/of zakelijke belangen hebben in het
plangebied, met het verzoek hierop binnen zes weken te reageren. Het concept ontwerp inpassingsplan is
toegezonden aan de volgende instanties:
Instantie
Plaats
B&W van Beemster
Middenbeemster
B&W van Zeevang
Oosthuizen
B&W van Purmerend
Purmerend
B&W van Edam-Volendam
Volendam
VROM inspectie
Haarlem
Stadsregio Amsterdam
Amsterdam
Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland
Haarlem
68 | Instantie
Plaats
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Heerhugowaard
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Zaandam
N.V. Nederlandse Gasunie
Waddinxveen
Tennet TSO B.V.
Arnhem
Liander
Duiven
Liandon
Duiven
Prorail
Amsterdam
PWN
Velserbroek
Eurofiber Nederland BV
Utrecht
Ziggo
Utrecht
UPC
Amsterdam
Stadsverwarming Purmerend B.V.
Purmerend
Reggefiber Operator B.V.
Rijssen
Nuon Power Generation B.V.
Amsterdam
KPN B.V.
Amersfoort
BT Nederland BV
Amsterdam Zuidoost
Hetzinger Satelliet Ontvangst BV
Leusden
De volgende instanties hebben een reactie ingediend op het concept-ontwerp inpassingsplan N244:
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Gemeente Beemster
Gemeente Edam –Volendam
Gemeente Purmerend
Gemeente Zeevang
Stadsregio Amsterdam
PWN (Waterleidingbedrijf Noord Holland
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
N.V. Nederlandse Gasunie
Rijkswaterstaat Noord-Holland
De ontvangen overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 26 van de toelichting.
In de reactienota zijn de ontvangen overlegreacties samengevat en beantwoord. In de beantwoording is tevens per
overlegreactie toegelicht of deze aanleiding heeft gegeven tot wijziging van het inpassingsplan.
De reactienota is opgenomen in bijlage 25 van de toelichting.
Terinzagelegging ontwerp inpassingsplan
Het ontwerp inpassingsplan heeft samen met het MER van 6 mei 2013 tot en met 22 juni 2013 ter visie gelegen. Tijdens deze
periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op het inpassingsplan en het MER in te dienen.
Tijdens de tervisielegging van het ontwerp inpassingsplan en het MER zijn 21 zienswijzen ingediend. Daarnaast is één ziens­
wijze na de terinzagelegging ontvangen. Deze zienswijze is voor de volledigheid wel samengevat in de Nota van beantwoording
van zienswijzen, maar niet beantwoord, omdat deze niet ontvankelijk is.
In de Nota van beantwoording van zienswijzen zijn de ingediende zienswijzen op het inpassingsplan en het MER samengevat,
beantwoord en is beschreven op welke punten de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het plan.
De nota van beantwoording van zienswijzen is opgenomen in bijlage 27 van de toelichting
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het inpassingsplan op diverse punten gewijzigd. In paragraaf 7.2 van de
toelichting zijn de wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen beschreven.
6.3 Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.
De Commissie voor de m.e.r. heeft op 22 oktober het toetsingsadvies voor het MER Verbreding N244 uitgebracht
(rapportnummer 1775–77, d.d. 22 oktober 2013). In het toetsingsadvies heeft de commissie beoordeeld of het MER voldoende en
juiste informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in het besluit.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 69 De Commissie voor de m.e.r. heeft in het toetsingsadvies aangegeven dat in de Passende Beoordeling onvoldoende inzichtelijk
is gemaakt of aantasting van de natuurlijke kenmerken van de omringende Natura 2000-gebieden met zekerheid kan worden
uitgesloten door de toename van stikstofdepositie als gevolg van de verbreding van de N244. Naar aanleiding van het toetsings­
advies van de Commissie voor de m.e.r. is een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd en is de Passende Beoordeling aangevuld
(zie paragraaf 4.6 voor een toelichting op de uitkomsten van het stikstofdepositie-onderzoek).
Uit de aanvulling van de Passende Beoordeling is gebleken dat de toename van stikstofdepositie als gevolg van het plan niet zal
leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Daarnaast heeft de Commissie voor de m.e.r. aanbevolen ter nadere onderbouwing van het nut en de noodzaak van het
initiatief, op basis van een geactualiseerd verkeersmodel een beschouwing te geven van de verkeersafwikkeling in het gehele
studiegebied in relatie tot de tijdswinst door de verbreding van de N244.
Naar aanleiding van de aanbeveling is in paragraaf 3.1 van deze toelichting een paragraaf over actualisatie van het nut en de
noodzaak van het plan opgenomen. In deze paragraaf zijn de actualiteit en reikwijdte van het verkeersmodel, de verkeers­
afwikkeling in breder verband en de reistijdwinst beschreven. Uit de actualisatie is gebleken dat:
•
de in het MER verwachte groei van het verkeer, door actuele prognoses wordt bevestigd, zij het dat deze groei enigszins
vertraagd plaatsvindt;
•
na de verbreding van de N244 zal er tijdens de ochtend- en avondspits geen vertraging meer optreden op de N244;
•
de verbreding van de N244 levert, in samenhang met een (toekomstige) verbreding van de A7, een bijdrage aan vermindering
van de druk op het wegennet in Waterland (N247);
•
daaruit kan worden geconcludeerd dat de in het MER geconstateerde nut en noodzaak van de verbreding van de N244 nog
steeds actueel is.
Tenslotte heeft de Commissie voor de m.e.r. aanbevolen voor de besluitvorming over het inpassingsplan na te gaan of de
beoogde beplanting mogelijk kan leiden tot wezenlijke effecten op de weidevogelpopulaties in de nabijheid van de weg. Naar
aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r.is op de verbeelding een gebiedsaanduiding ‘Overige zone Beschermingszone weidevogelgebied’ opgenomen. Aan deze gebiedsaanduiding is een omgevingsvergunningplicht voor het
aanbrengen van beplanting gekoppeld. Het doel van deze regeling is om te voorkomen dat beplanting wordt aangebracht die
verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt aan roofdieren en roofvogels (waardoor de instandhouding van het aangrenzende
weidevogelgebied zou kunnen worden bedreigd). De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer op grond van
een landschappelijk inrichtingsplan voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Beschermingszone - Weidevogelgebied’
komt vast te staan dat de aan te brengen beplanting geen significante verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt voor
roofdieren en roofvogels.
Het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is opgenomen in bijlage 30 van de toelichting. Het toetsingsadvies van de
commissie is door Provinciale Staten betrokken bij het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan N244.
In de Nota van beantwoording van zienswijzen is het toetsingsadvies samengevat en is beschreven op welke wijze de adviezen
en aanbevelingen zijn verwerkt in het voorliggende inpassingsplan.
6.4 Verwerving
Nog niet alle percelen die benodigd zijn voor de aanleg van de N244 zijn verworven. Hierover lopen minnelijke
onderhandelingen met eigenaren en zakelijk gerechtigden. Om de noordelijke aansluiting N244-Purmerenderweg zoals
beschreven en onderbouwd in paragraaf 3.2 te kunnen realiseren zal één woning aan de Purmerenderweg verworven moeten
worden. De provincie Noord-Holland probeert in minnelijk overleg deze woning en bijbehorend perceel (tuin) te verkrijgen.
Indien minnelijk overleg niet leidt tot overeenstemming, zal de provincie tot onteigening over moeten gaan om de benodigde
gronden en de te slopen woning in eigendom te krijgen.
7
70 | WIJZIGINGEN BIJ VASTSTELLING
INPASSINGSPLAN
Bij de vaststelling van het inpassingsplan zijn naar aanleiding van enkele heroverwegingen (in het
ontwerp van de weg) en onderwerpen die in de zienswijzen naar voren zijn gebracht, diverse wijzigingen
aangebracht in de verbeelding, regels en toelichting van het inpassingsplan. De wijzigingen ten opzichte
van het ontwerp inpassingsplan zijn beschreven in de onderstaande paragrafen.
7.1 Ambtshalve wijzigingen
Op onderstaande afbeelding zijn de wijzigingen van de verbeelding van het inpassingsplan weergegeven.
Deze wijzigingen zijn toegelicht in onderstaande paragraaf. Een gedetailleerde afbeelding van de
wijzigingen van de verbeelding is opgenomen in bijlage 28 van de toelichting.
Figuur 7.1 | Wijzigingen verbeelding bij vaststelling inpassingsplan
Verbeelding
•
Uit het archeologisch vooronderzoek is gebleken dat voor de gebieden waar in het ontwerp
inpassingsplan de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 2’, ‘Waarde – Archeologie 3’ en
‘Waarde – Archeologie 5’ aan was toegekend, de nadere regeling voor bescherming van
archeologische waarden kan vervallen. Deze dubbelstemmingen zijn daarom verwijderd van de
verbeelding. De titel van de dubbelstemming ‘Waarde – Archeologie 4’ is door het vervallen van de
voorgaande dubbelstemmingen gewijzigd in ‘Waarde – Archeologie 2’.
•
Fietstunnel Oosterweg. Naar aanleiding van de beperkte omvang van het aantal fietsers op de
Oosterweg dat van een dergelijke oversteek gebruik zou maken, heeft de provincie Noord-Holland
besloten de fietstunnel die in het ontwerp inpassingsplan ter plaatse van de Oosterweg was
geprojecteerd te laten vervallen. Ten noorden en ten zuiden van de N244 is de plangrens ter plaatse
van de kantlijn van de sloot, die de afscheiding vormt tussen de N244 en de agrarische percelen,
geprojecteerd. De agrarisch percelen ten noorden en ten zuiden van de N244, waar voorheen de
fietstunnel was geprojecteerd vormen geen onderdeel van het plangebied van het vastgestelde
inpassingsplan. Deze percelen behouden de huidige (agrarische) bestemmingen van de
bestemmingsplannen van de gemeente Edam-Volendam.
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 71 •
Verplaatsen fietspad naar zuidzijde N244. Naar aanleiding van de beperkte omvang van het aantal fietsers op de Ooster­
weg en de beschikbare ruimte ten zuiden van de N244, heeft de provincie Noord-Holland besloten het fietspad dat in het
ontwerp inpassingsplan ten noorden van de N244 was geprojecteerd te verleggen naar de zuidzijde van de N244. Tussen de
Middentocht en de Oosterweg, is de plangrens ter plaatse van de kantlijn van de Eerste Gangs Molentocht gelegd. Daar
waar de Eerste Gangs Molentocht wordt verbreed ten behoeve van de aanleg van een waterbergingsgebied, is de plangrens
ter plaatse van de kantlijn van de toekomstige verbrede Eerste Gangs Molentocht geprojecteerd. Tussen de aansluiting met
de Oosterweg en het talud naar het viaduct over de Purmerringvaart, is de plangrens ter plaatse van de kantlijn van de
Eerste Gangs Molentocht, die de afscheiding vormt tussen de N244 en de agrarische percelen geprojecteerd. De agrarische
percelen ten noorden van de Eerste Gangs Molentocht, waar het fietspad was geprojecteerd, vormen geen onderdeel van
het vastgestelde inpassingsplan. Deze percelen behouden de huidige (Agrarische) bestemmingen van de
bestemmingsplannen van de gemeente Edam-Volendam.
•
Magneet-zuid. Uit een vergelijking tussen de verbeelding van het ontwerp inpassingsplan en het Voorlopig Ontwerp ten
behoeve van de contractvoorbereiding is gebleken dat aan de westzijde de berm van de weg buiten de plangrens van het
ontwerp inpassingsplan ligt. Het deel van de geprojecteerde berm dat buiten de plangrens ligt, valt binnen de
bestemming ‘Groen’ van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen gemeente Purmerend. Omdat de berm kan worden
beschouwd als onderdeel van de weg (verkeersborden e.d. worden in de berm geplaatst) kan er discussie ontstaan of de
berm is toegestaan binnen de bestemming ‘Groen’. Daarom is de berm, opgenomen binnen de bestemming ‘Verkeer’ van
het inpassingsplan. Het betreft een ondergeschikte technische wijziging van het inpassingsplan, waarvoor geen nader
onderzoek en/of afstemming met andere partijen noodzakelijk is.
•
Salvador Allendelaan. Uit een vergelijking tussen de verbeelding van het ontwerp inpassingsplan en het Voorlopig
Ontwerp ten behoeve van de contractvoorbereiding is gebleken dat aan de zuidzijde de berm aan weerszijden van de weg
buiten de plangrens van het ontwerp inpassingsplan ligt. Het deel van de geprojecteerde berm dat buiten de plangrens
ligt, valt binnen de bestemming ‘Groen’ van het bestemmingsplan Overwhere Noord, gemeente Purmerend. Omdat de
berm kan worden beschouwd als onderdeel van de weg (verkeersborden e.d. worden in de berm geplaatst) kan er discussie
ontstaan of de berm is toegestaan binnen de bestemming ‘Groen’. Daarom is de berm, opgenomen binnen de bestemming
‘Verkeer’ van het inpassingsplan.
Het betreft een ondergeschikte technische wijziging van het inpassingsplan, waarvoor geen nader onderzoek en/of
afstemming met andere partijen noodzakelijk is.
•
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. is op de Verbeelding een gebiedsaanduiding ‘Overige
zone - Beschermingszone weidevogelgebied’ opgenomen. Aan deze gebiedsaanduiding is een omgevingsvergunningplicht
voor het aanbrengen van beplanting gekoppeld. Het doel van deze regeling is om te voorkomen dat beplanting wordt
aangebracht die verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt aan roofdieren en roofvogels (waardoor de instandhouding van
het aangrenzende weidevogelgebied zou kunnen worden bedreigd). De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend
wanneer op grond van een landschappelijk inrichtingsplan voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Beschermings­
zone - Weidevogelgebied’ komt vast te staan dat de aan te brengen beplanting geen significante verblijfs- of foerageer­
mogelijkheden biedt voor roofdieren en roofvogels.
Toelichting
•
Tabel 1.1 (Vigerende bestemmingsplannen) in paragraaf 1.5 is geactualiseerd. Verwijderd is het bestemmingsplan
Uitbreidingsplan in hoofdzaken (voormalige gemeente Kwadijk). Toegevoegd zijn de bestemmingsplannen Overwhere
Noord 2012( gemeente Purmerend) en Landelijk gebied 1993 (gemeente Zeevang).
•
In de paragrafen 2.3 en 2.5 is volledigheidshalve toegevoegd dat de aansluiting van de N244 op de Purmerenderweg is
betrokken in de beoordeling van de effecten van het plan op cultuurhistorische waarden.
•
In paragraaf 3.1 is vermeld dat het vergroten van de verkeersveiligheid is toegevoegd als een van de doelstellingen van het
project. In het MER is het vergroten van de verkeersveiligheid als doel opgenomen en als toetsingscriterium voor het
beoordelen van de alternatieven gehanteerd (pag. 26 van het MER);
•
De alinea over reistijdwinst in paragraaf 3.1 is naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.
verplaatst naar de paragraaf ‘Actualisatie nut en noodzaak’ (verderop in paragraaf 3.1) en aangevuld met relevante
informatie uit het MER over bijdrage van het plan aan de reistijdwinst op het tracé;
•
In paragraaf 3.2 is volledigheidshalve toegevoegd dat met de aansluiting van de N244 op de Purmerenderweg een bijdrage
wordt geleverd aan de verbetering van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het gedeelte van de Purmerenderweg
ten zuiden van de N244.
•
Naar aanleiding van het vervallen van de fietstunnel ter hoogte van de Oosterweg en het verplaatsen van het fietspad
naar de zuidzijde van de N244, zijn in de toelichting de beschrijving van het nut en de noodzaak van bijbehorende
deelprojecten (paragraaf 3.2), de beschrijving van de uitwerking van het projectalternatief (paragraaf 3.4), de
beschrijving van het tracé (paragraaf 3.5) en de beschrijving van de begrenzing van het plangebied (paragraaf 3.6)
aangepast. In deze paragrafen is de beschrijving van de fietstunnel verwijderd en is de beschrijving van een fietspad
72 | aan de noordzijde van de N244 vervangen door een beschrijving van een fietspad aan de zuidzijde van de N244.
•
Ten aanzien van het LPG-tankstation is de aanvaardbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid nader onderbouwd. Hiervoor
is in paragraaf 3.4 een nadere onderbouwing opgenomen van de ruimtelijke, milieuhygiënische, ecologische en
cultuurhistorische aanvaardbaarheid van het LPG-tankstation.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over een foutief gehanteerde rijsnelheid op de N244 in het akoestisch onderzoek, zijn de
geluidseffecten van de verbreding opnieuw berekend. Voor deze aangepaste berekening is voor een deel van het traject de
snelheid in de huidige situatie geactualiseerd. In de toelichting zijn de uitkomsten van het geactualiseerde akoestisch
onderzoek samengevat. Het volledige geactualiseerde akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
Uit de actualisatie van het akoestisch onderzoek is gebleken dat over een langer gedeelte van het tracé (toegevoegd ten
opzichte van het ontwerp inpassingsplan is 23,3 tot en met 23,8) geluidreducerend asfalt dient te worden toegepast.
Daarnaast dienen voor meer woningen hogere waarden te worden vastgesteld (toegevoegd zijn Oostervenne 301 tot en met
426). Voor de woningen van de Kwadijkerpark zijn de hogere waarden enigszins gewijzigd.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over de geluidseffecten op enkele woningen langs de Purmerenderweg, is het akoestisch
onderzoek aangevuld. Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de woningen langs het deel ten noorden van de
Purmerenderweg enigszins zal toenemen, als gevolg van de(beperkte) toename van het verkeer op dit deel van de
Purmerenderweg. De toename van de geluidbelasting leidt niet tot een reconstructiesituatie voor deze woningen.
Maatregelen om de geluidseffecten van het plan te beperken zijn in dat geval niet nodig. In de toelichting zijn de
uitkomsten van het geactualiseerde akoestisch onderzoek samengevat. Het volledige geactualiseerde akoestisch
onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van het geactualiseerde akoestisch onderzoek is in paragraaf 4.2 van de toelichting een korte beschrijving
van de toetsjaren uit het akoestisch onderzoek in relatie tot de planhorizon van het inpassingsplan opgenomen. Uit de
berekende geluidbelastingen voor het jaar 2026 en het gehanteerde verkeersmodel (waarin een geleidelijke groei van het
verkeer is tot 2026 opgenomen) kan worden afgeleid dat ook in het jaar 2024 aan de vereisten van de Wet geluidhinder
wordt voldaan. Daarmee is gemotiveerd dat het akoestisch onderzoek toereikend is voor de planhorizon van het
inpassingsplan.
•
Uit het geactualiseerde akoestisch onderzoek is gebleken dat voor meer en andere woningen hogere waarden dienen te
worden vastgesteld. In paragraaf 4.2 van de toelichting is opgenomen dat een nieuw hogere waardenbesluit genomen is
door de provincie Noord-Holland.
•
Naar aanleiding van het geactualiseerde akoestisch onderzoek is in paragraaf 4.2 van de toelichting opgenomen dat voor
de woningen waarvoor een hogere waarde is vastgesteld in een vervolgonderzoek onderzocht is of het treffen van
gevelmaatregelen nodig is om de binnenwaarde te waarborgen. Hieruit blijkt dat bij diverse woningen aan de
Westervenne en Oostervenne gevelmaatregelen dienen te worden genomen om de geluidsbelasting aan de binnenzijde
van de woningen te beperken.
•
Het volledige geactualiseerde akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over de actualiteit en reikwijdte van het luchtkwaliteitsonderzoek, is het onderzoek
geactualiseerd. De effecten van het plan op de luchtkwaliteit zijn opnieuw berekend, waarbij uit is gegaan van meest
recente inzichten in het jaar van openstelling en toetsjaren. Uit het geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek is gebleken
dat het plan in de toetsjaren voldoet aan de eisen van de Wet luchtkwaliteit. In de toelichting zijn in paragraaf 4.3 de
uitkomsten van het geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek samengevat.
•
In paragraaf 4.3 van de toelichting is een korte motivering opgenomen dat aangezien de luchtkwaliteit in het zichtjaar
2026 voldoet aan de grenswaarden, vanwege de afnemende trend in achtergrondconcentraties en emissiefactoren in de
periode tussen 2017 en 2026, gesteld kan worden dat in 2024 (de planhorizon van dit inpassingsplan) aan de
luchtkwaliteitsvereisten wordt voldaan.
•
Aan paragraaf 4.3 van de toelichting is toegevoegd dat Gedeputeerde Staten op 24 april 2012 een melding hebben gedaan in
het kader van het NSL ingevolge artikel 5.12, twaalfde lid, van de Wet Milieubeheer. De melding betreft een gedeeltelijke
wijziging van het in het NSL opgenomen project Verbreding N244. De wijziging betreft de aansluiting van de N244 op de
Purmerenderweg. Bij de melding is aannemelijk gemaakt dat het gewijzigde project per saldo past binnen of in elk geval
niet in strijd is met het NSL. Dit betekent dat aannemelijk is gemaakt dat ook met inbegrip van deze wijzigingen, het NSL
blijft waarborgen dat aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
•
Het volledige geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in bijlage 7 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van de verantwoording groepsrisico is in paragraaf 4.4 een korte beschrijving van de verantwoordings­
plicht en de motivering van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico na realisatie van het LPG-tankstation opgenomen.
Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland acht het groepsrisico aanvaardbaar en accepteert het restrisico
waarbij de in de verantwoording groepsrisico voorgestelde maatregelen en keuzes zo optimaal mogelijk worden geborgd.
•
De volledige verantwoording groepsrisico is toegevoegd in bijlage 29 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van het besluit om de fietstunnel bij de Oosterweg te laten vervallen en het nieuwe fietspad van de noordnaar de zuidzijde van de N244 te verleggen, is de waterbergingsopgave voor het plan bijgesteld. In de waterparagraaf
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 73 (paragraaf 4.5) en het Waterhuishoudkundig plan (bijlage 8 van de toelichting) is aangegeven dat de verplaatsing van het
nieuwe fietspad tot gevolg heeft dat de waterbergingscompensatie voor het nieuwe fietspad in een ander peilvak dient te
worden gerealiseerd. Met het Hoogheemraadschap is afgesproken dat bij de uitwerking van het ontwerp van het fietspad
in overleg met het hoogheemraadschap zal worden bepaald op welke wijze de waterbergingscompensatie binnen dit
peilvak kan worden gerealiseerd.
•
Stiktstofdepositie. Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is een stikstofdepositie
onderzoek uitgevoerd en is de Passende Beoordeling aangevuld. In paragraaf 4.6 (Natuur) zijn de uitkomsten van het
stikstofdepositieonderzoek en de aanvullingen van de Habitattoets en Passende Beoordeling beschreven.
Uit het stikstof depositieonderzoek is gebleken dat het plan leidt tot toename van stikstofdepositie in Natura
2000-gebieden, ook in situaties waarin de kritische depositiewaarden voor het habitattype en het leefgebied reeds worden
overschreden. De instandhoudingdoelstellingen van deze soorten komen als gevolg van de toename van stikstofdepositie
door verbreding van de N244 niet in gevaar. Significante effecten zijn daarom uitgesloten. Het stikstofdepositieonderzoek
is opgenomen in bijlage 13 van de toelichting.
•
Aanvulling Habitattoets, Passende Beoordeling en Compensatieplan. Naar aanleiding van de uitkomsten van het stikstof­
depositieonderzoek is in de Habitattoets en Passende Beoordeling onderzocht wat de effecten van de toename van stikstof­
depositie zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden waar dit habitattype en leefgebied voor­
komen. In paragrafen 2.2 (Nationaal Beleid) en 4.6 (Natuur) is een samenvatting van de uitkomsten van de Habitattoets en
Passende Beoordeling weergegeven.
Uit de Passende Beoordeling is gebleken dat de toename van stikstofdepositie als gevolg het plan geen significant
negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving. De
aangevulde Habitattoets, Passende Beoordeling en Compensatieplan zijn opgenomen als bijlage 11,12 en 14 van de
toelichting.
•
Passende Beoordeling grutto en wulp. Naar aanleiding van de actualisatie van het akoestisch onderzoek zijn in de
Passende Beoordeling de effecten van de toename van geluid op de verblijfs- en foerageermogelijkheden van de grutto en
wulp in het Natura 2000-gebied Polder Zeevang nader onderzocht. In paragraaf 4.6 (Natuur) zijn de uitkomsten van dit
onderzoek beschreven. Uit de Passende Beoordeling is gebleken dat het plan leidt tot een afname van de kwaliteit door
geluidsverstoring van een zeer klein oppervlak (worst case 0,005% van het leefgebied) van het Natura 2000-gebied Polder
Zeevang voor de grutto en wulp, maar dat dit niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudings­
doelstellingen voor deze soorten.
•
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. is in paragraaf 4.6 (Natuur) een toelichting op een
regeling opgenomen die moet bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied. Het betreft hier
een aanduidingsomschrijving met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van
beplanting.
•
In 2013 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor de gebieden die in het archeologisch beleid van de gemeenten
Beemster, Edam-Volendam, Purmerend en Zeevang of in de vigerende bestemmingsplannen zijn aangeduid als gebieden
met een middelhoge of hoge verwachting voor archeologische waarden. In de toelichting zijn in paragraaf 4.7 de
uitkomsten van het archeologisch onderzoek samengevat.
•
Het volledige archeologisch onderzoek is opgenomen in bijlage 20 van de toelichting.
•
Hoofdstuk 5 (Juridische vormgeving). Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. is een toelichting op
een regeling opgenomen die moet bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogel­gebied. Het betreft hier
een aanduidingsomschrijving met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting.
•
Hoofdstuk 5 (Juridische vormgeving). De toelichting op artikel 22 is uitgebreider en concreter geformuleerd.
•
In de paragraaf economische uitvoerbaarheid (6.1) is een alinea toegevoegd en aangegeven dat ten behoeve van het
inpassingsplan een planschaderisicoanalyse is uitgevoerd. In de planschaderisicoanalyse is onderzocht of de
ontwikkelingen die in het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt kunnen leiden tot een risico op planschade. Uit de
planschaderisicoanalyse is gebleken dat het planschaderisico aanvaardbaar is voor de provincie Noord-Holland.
•
In de paragraaf maatschappelijke uitvoerbaarheid (6.2) is een alinea toegevoegd over de zienswijzen die naar aanleiding
van de tervisielegging van het ontwerp inpassingsplan zijn ingediend en de beantwoording daarvan in de Nota
beantwoording van zienswijzen.
•
In de Nota beantwoording van zienswijzen zijn de ingediende zienswijzen en het toetsingsadvies van de Commissie voor
de m.e.r. samengevat en beantwoord. De nota is opgenomen in bijlage 27 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is een paragraaf toegevoegd over het
toetsingsadvies (paragraaf 6.3). In deze paragraaf zijn de plaats van het toetsingsproces binnen het besluitvormingsproces
en een verwijzing naar het openbare advies dat in de bijlagen is opgenomen, beschreven. Daarnaast is in deze paragraaf
een korte samenvatting van het toetsingsadvies, de wijze waarop de adviezen en aanbevelingen van de Commissie voor de
m.e.r zijn verwerkt in het inpassingsplan en een verwijzing naar de beantwoording van het toetsingsadvies in de Nota van
beantwoording van zienswijzen opgenomen.
74 | •
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. voor nadere onderbouwing van nut en noodzaak van
de verbreding in relatie tot de reistijdwinst in regionaal verband is in paragraaf 3.1 een paragraaf over actualisatie van nut
en noodzaak van het plan opgenomen. In deze paragraaf zijn de actualiteit en reikwijdte van het verkeersmodel, de
verkeersafwikkeling in breder verband en de reistijdwinst beschreven. Uit de actualisatie is gebleken dat:
–de in het MER verwachte groei van het verkeer door actuele prognoses wordt bevestigd zij het dat deze groei enigszins
–na de verbreding van de N244 zal er tijdens de ochtend- en avondspits geen vertraging meer optreden op de N244;
–de verbreding van de N244 levert, in samenhang met een (toekomstige) verbreding van de A7, een bijdrage aan
vertraagd plaatsvindt;
vermindering van de druk op het wegennet in Waterland (N247).
Daaruit kan worden geconcludeerd dat de in het MER geconstateerde nut en noodzaak van de verbreding van de N244 nog
steeds actueel is.
•
Verwijzingen naar de nummering van bijlagen zijn geactualiseerd, omdat door het toevoegen van bijlagen de nummering
is gewijzigd.
Regels
•
Artikel 8 (Verkeer). Uit het geactualiseerde akoestisch onderzoek is gebleken dat over een langer gedeelte van het tracé
geluidreducerend asfalt dient te worden gerealiseerd. Naar aanleiding van het geactualiseerde onderzoek, is de specifieke
gebruiksregel waarin de kilometrages – waar geluidreducerend asfalt dient te worden aangelegd – zijn vastgelegd,
gewijzigd. De specifieke gebruiksregel is aangevuld met de kilometrages km 22,265 tot en met km 23,0 en km 23,3 tot en
met 23,8 waar de geluidreducerende bronmaatregelen met de vereiste akoestische werking als genoemd in hoofdstuk 7 van
het akoestisch onderzoek in bijlage 4 van de regels dienen te worden gerealiseerd.
•
Artikel 8 (Verkeer). Daarnaast is uit het geactualiseerde geluidonderzoek gebleken dat voor meer woningen in
Kwadijkerpark, aan de Oostervenne en Westervenne hogere waarden dienen te worden vastgesteld. In de specifieke
gebruiksregels is opgenomen dat voor de adressen Oostervenne 301 tot en met 426 en Westervenne 313, 327, 341, 355, 369,
383, 397, 411, 425 zoals aangegeven op de kaart in bijlage 5 van de regels en de ongenummerde woningen Kwadijkerpark
zoals aangegeven op de kaart in bijlage 6 een hogerewaardenbesluit dient te worden genomen.
•
Artikelen 12 en 13 (Waarde – Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5). Uit het archeologisch vooronderzoek is gebleken dat voor de
gebieden waar in het ontwerp inpassingsplan de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 2’, ‘Waarde – Archeologie 3’
en ‘Waarde – Archeologie 5’ aan was toegekend, de nadere regeling voor bescherming van archeologische waarden kan
vervallen. Deze dubbelstemmingen zijn daarom verwijderd uit de regels. De titel van de dubbelstemming ‘Waarde –
Archeologie 4’ is voor het vervallen van de voorgaande dubbelstemmingen gewijzigd in ‘Waarde – Archeologie 2’. Tevens is
voor ‘Waarde-Archeologie 1’ de ontgravingsdiepte aangepast van 35 cm naar 40 cm, conform de regeling in het
bestemmingsplan ‘Buitengebied 2012’ van de gemeente Beemster.
•
Artikel 20 (algemene aanduidingsregels). Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie voor de m.e.r. is een
(nieuw) artikel 20 opgenomen inhoudende een regeling ter bescherming van het aangrenzende weidevogelgebied. De
regeling omvat een aanduidingsomschrijving en een omgevingsvergunningsverplichting. Het doel van deze regeling is
om te voorkomen dat beplanting wordt aangebracht die verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt aan roofdieren en
roofvogels (waardoor de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied zou kunnen worden bedreigd). De
omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer op grond van een landschappelijk inrichtingsplan voor de
gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Beschermingszone - Weidevogelgebied’ komt vast te staan dat de aan te brengen
beplanting geen significante verblijfs- of foerageermogelijkheden biedt voor roofdieren en roofvogels.
•
Lid 22.1.2.a (wijzigingsbevoegdheid voor veiligheidszone LPG) is aangepast waardoor beter is omschreven wat de wijziging
behelst en op welke (delen van) bestemmingen de bevoegdheid betrekking heeft.
•
Lid 22.1.3 (voorwaarden wijzigingsbevoegdheid voor veiligheidszone LPG) is aangepast ter nadere objectivering van de
wijzigingscriteria. Enkele voorwaarden die onvoldoende objectief geformuleerd waren en die bij nader inzien ook niet
nodig bleken te zijn, zijn hierbij geschrapt.
7.2 Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen
Naar aanleiding van de zienswijzen, die zijn ingediend tijdens de tervisielegging van het ontwerp inpassingsplan en het MER
is het plan op onderstaande punten gewijzigd:
Verbeelding
•
Naar aanleiding van de zienswijze van PWN zijn enkele regionale waterleidingen als figuur opgenomen op de verbeelding
omdat deze als planologisch relevant worden beschouwd. De volgende leidingen zijn toegevoegd op de verbeelding:
–ten westen van de aansluiting N244-A7(west);
–ter plaatse van de toe-/afrit A7 (oost);
–ter plaatse van de Stationsweg;
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland | 75 –ter plaatse van de Purmerdijk (west);
–ten oosten van de kruising N244-Oosterweg.
•
Naar aanleiding van een zienswijze is op de Verbeelding een gebiedsaanduiding ‘Overige zone - Beschermingszone
weidevogelgebied’ opgenomen. Aan deze gebiedsaanduiding is een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van
beplanting gekoppeld.
Toelichting
•
Naar aanleiding van een zienswijze is in paragraaf 4.6 (Natuur) een toelichting op een regeling opgenomen die moet
bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied. Het betreft hier een aanduidingsomschrijving
met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over een foutief gehanteerde rijsnelheid op de N244 in het akoestisch onderzoek, zijn de
geluidseffecten van de verbreding opnieuw berekend (zie paragraaf 7.1 voor een toelichting op de uitkomsten van het
geactualiseerde onderzoek). In de toelichting zijn de uitkomsten van het geactualiseerde akoestisch onderzoek
samengevat. Het volledige geactualiseerde akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over de geluidseffecten op enkele woningen langs de Purmerenderweg, is het akoestisch
onderzoek aangevuld (zie paragraaf 7.1 voor een toelichting op de uitkomsten van het geactualiseerde onderzoek). In de
toelichting zijn de uitkomsten van het geactualiseerde akoestisch onderzoek samengevat. Het volledige geactualiseerde
akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
•
Naar aanleiding van zienswijzen over de actualiteit en reikwijdte van het luchtkwaliteitsonderzoek, is het onderzoek
geactualiseerd. De effecten van het plan op de luchtkwaliteit zijn opnieuw berekend (zie paragraaf 7.1 voor een toelichting
op de uitkomsten van het geactualiseerde onderzoek). In de toelichting zijn de uitkomsten van het geactualiseerde
luchtkwaliteitsonderzoek samengevat.
•
Het volledige geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in bijlage 7 van de toelichting.
•
Hoofdstuk 5 (Juridische vormgeving). Naar aanleiding van een zienswijze is een toelichting op een regeling opgenomen
die moet bijdragen aan de instandhouding van het aangrenzende weidevogelgebied. Het betreft hier een
aanduidingsomschrijving met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting.
Regels
Naar aanleiding van een zienswijze en het advies van de Commissie voor de m.e.r. is op de verbeelding van het inpassingsplan
een gebiedsaanduiding ‘Overige zone – Beschermingszone weidevogelgebied opgenomen. In artikel 20 van de regels is aan deze
gebiedsaanduiding een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van beplanting gekoppeld (zie hoofdstuk 5 en
paragraaf 7.1 voor een nadere toelichting op deze regeling).
7.3 Wijzigingen bij vaststelling inpassingsplan door Provinciale Staten
Bij de behandeling van dit inpassingsplan op 3 februari 2014, hebben Provinciale Staten dit inpassingsplan gewijzigd
vastgesteld (Besluit PS 2014/5). Met een amendement op het voorstel van Gedeputeerde Staten, hebben Provinciale Staten
besloten dat “de fiets/langzaam verkeer-tunnel bij de kruising met de Oosterweg/N244 conform het oorspronkelijke ontwerp
inpassingsplan (NL.IMRO.9927.IPN2442011-ON01) wordt vastgesteld”.
Verbeelding
Naar aanleiding van de gewijzigde vaststelling, is de verbeelding van het inpassingsplan als volgt gewijzigd:
•
De plangrens is ter plaatse van geprojecteerde fietstunnel conform de plangrens van het ontwerp inpassingsplan (NL.
IMRO.9927.IPN2442011-ON01) geprojecteerd.;
•
Ter plaatse van de beoogde fietstunnel is de bestemming ‘Verkeer’, conform het ontwerp inpassingsplan, opgenomen;
•
Ter plaatse van de te verleggen watergang is de bestemming ‘Water’ opgenomen. In het ontwerp inpassingsplan was voor
een deel van de watergang de bestemming Water-waterloop’ opgenomen. Deze bestemming is niet opgenomen op de
verbeelding en in de regels van het vastgestelde inpassingsplan, omdat de brug over de waterloop voor het fietspad parallel
aan de N244 is komen te vervallen door de verplaatsing van het beoogde fietspad naar de zuidzijde van de N244.
76 | Figuur 7.2 | Verbeelding ter plaatse van beoogde fietstunnel ter hoogte van de kruising N244-Oosterweg na vaststelling
door Provinciale Staten
Toelichting – bijlagen
In de bijlage “Nota van beantwoording zienswijzen ontwerp inpassingsplan N244”(bijlage 27) is bij de zienswijzen, die gericht
zijn op de fietstunnel ter plaats van de Oosterweg, toegevoegd dat Provinciale Staten bij de vaststelling van het inpassingsplan
hebben besloten dat de beoogde fietstunnel onderdeel van het inpassingsplan blijft.
1
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Milieueffectrapport
verbreding N244
2
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Notitie historisch bodemonderzoek
Provinciale weg N244
3
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Vooronderzoek bodemkwaliteit
inpassingsplan N244
4
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Akoestisch onderzoek MER
verdubbeling N244
5
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Akoestisch onderzoek
reconstructie N244
te Purmerend
6
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Memo luchtkwaliteit
7
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Luchtkwaliteitsonderzoek
reconstructie N244
te Purmerend
8
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Waterhuishoudkundig plan
verbreding N244
9
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Flora- en faunaonderzoek N244
10
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Flora- en faunaonderzoek N244
11
bijlage
Habitattoets N244
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
12
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Passende beoordeling N244
13
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Stikstofdepositieonderzoek N244
14
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Compensatieplan water en
natuur N244
15
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Lichtonderzoek inpassingsplan
verbreding N244
16
bijlage
QRA VGS N244
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
17
bijlage
QRA tankstation
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
18
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Verantwoording groepsrisico
19
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Quick scan archeologie
20
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Archeologisch vooronderzoek
21
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Verkenning aansluiting
Purmerenderweg N244
22
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Aansluiting N244-Purmerenderweg
23
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Ontwerp en toetsing kruisingen
aansluiting N244 op A7
24
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Microscopische dynamische
simulatie alternatieven, uitgebreid
met gedeeltelijke ontwikkeling
Baanstee-Noord (paramics-studie)
25
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Reactienota vooroverleg
ex art. 3.1.1 Bro
26
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Ingediende overlegreacties
conceptontwerp inpassingsplan
27
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Nota beantwoording van
zienswijzen ontwerp inpassingsplan
N244 en toetsingsadvies Commissie
voor de m.e.r.
28
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Wijzigingen verbeelding bij
vaststelling inpassingsplan
29
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Verantwoording groepsrisico
30
Inpassingsplan N244 Toelichting Provincie Noord-Holland
bijlage
Toetsingsadvies Commissie
voor de m.e.r.