GEMEENTE EVERGEM voorpagina en inhoudstafelx

Inhoud
1. Waarom een omgevingsanalyse ?
1
2. Maatschappelijke ontwikkelingen
3
2.1. Demografische ontwikkelingen
2.1.1.
2.1.2.
3
2.1.1.1.
2.1.1.2.
2.1.1.3.
2.1.1.4.
3
3
3
3
Stagnerende bevolkingsgroei
Toename van het aantal huishoudens en gezinsverdunning
Migratie – verhuissaldo
Nieuwe samenlevingsvormen
Evergem specifiek
4
2.1.2.1. Evolutie inwonersaantal per leeftijdsgroep
2.1.2.2. Evolutie inwonersaantal per woonkern
4
5
2.2. Economische ontwikkelingen
2.2.1.
2.2.2.
2.3.2.
6
Algemeen
Evergem specifiek
6
6
2.2.2.1.
2.2.2.2.
2.2.2.3.
2.2.2.4.
2.2.2.5.
6
8
8
9
10
Ontwikkeling Gentse kanaalzone – nieuwe industriegebieden
Sectoren –werkgelegenheid
Activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad
Inkomens
Financieel profiel gemeentebestuur Evergem
2.3. Ecologische ontwikkelingen
2.3.1.
3
Algemeen
13
Algemeen
13
2.3.1.1.
2.3.1.2.
2.3.1.3.
2.3.1.4.
2.3.1.5.
2.3.1.6.
2.3.1.7.
2.3.1.8.
13
13
13
13
14
14
14
14
Klimaatsverandering
Verlies aan biodiversiteit
Wijze waarop we produceren en consumeren
Druk op de (open) ruimte
Luchtverontreiniging
Waterkwaliteit – integraal waterbeheer
Geluidshinder
Milieudruk door afvalstoffen
Evergem specifiek
2.4. Sociaal-culturele ontwikkelingen
2.5. Technologische ontwikkelingen
2.6. Politiek-bestuurlijke ontwikkelingen
2.6.1.1. Multi-level governance
2.6.1.2. Regisseursrol lokale besturen
2.6.1.3. Overregulering
3. Kenmerken en trends per beleidsdomein
3.1. Wonen
14
15
16
16
16
16
17
18
18
3.1.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘wonen’
3.1.2. Kenmerken en trends
3.1.2.1.
3.1.2.2.
3.1.2.3.
3.1.2.4.
3.1.2.5.
3.1.2.6.
3.1.2.7.
3.1.2.8.
Evolutie gemiddelde prijs bouwgronden en vastgoed in Evergem
Continue stijging van het aantal eigenaars
Evolutie stedenbouwkundige vergunningen
Sociale huisvesting
Woonkosten en betaalbaarheid
Woonkwaliteit
Bodembezetting
Nutsvoorzieningen
18
20
20
21
21
21
22
22
22
22
3.1.2.9. Ruimtelijke ‘transitie’
23
3.1.2.10. grote uitdagingen voor de gemeente Evergem op vlak van ‘wonen’, uitdagingen die
ook op de participatieavond aan bod kwamen
24
3.1.3. Actoren m.b.t. ‘wonen’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.1.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. woonbeleid
3.2. Mobiliteit
24
24
26
3.2.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘mobiliteit’
3.2.2. Kenmerken en trends
26
27
3.2.2.1. De wegcategorisering
28
3.2.2.2. Het snelheidsbeleid op de openbare wegen
30
3.2.2.3. Voetgangersbeleid
30
3.2.2.4. Fietsbeleid
31
3.2.2.5. Openbaar vervoer beleid
31
3.2.2.6. Parkeerbeleid
32
3.2.2.7. Vrachtwagenroutes
32
3.2.2.8. Trage wegen
33
3.2.2.9. De omvorming van de R4 tot Primaire I: wat betekent dit voor Evergem op vlak van
mobiliteit?
33
3.2.2.10. Participatieavond ‘wonen, mobiliteit, natuur- en milieubeheer’
34
3.2.3. Actoren m.b.t. ‘mobiliteit’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.2.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. mobiliteitsbeleid
3.3. Natuur- en milieubeheer
35
35
36
3.3.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘natuur- en milieubeheer’
3.3.2. Kenmerken en trends
37
3.3.2.1. Waterbeleid: zuiveringsgraad stijgt, lage waterbeschikbaarheid, overstromingsrisico
neemt toe, open water verhoogt de beleveniswaarde en het maatschappelijk bewustzijn
3.3.2.2. Biodiversiteit – natuur en groen
43
3.3.2.3. Milieudruk door afvalstoffen
44
3.3.2.4. Geluidshinder
45
3.3.2.5. Luchtverontreiniging – geurhinder
45
3.3.2.6. Verwevenheid thema duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking 46
3.3.2.7. Participatieavond internationale samenwerking
46
3.3.3. Actoren m.b.t. ‘natuur- en milieubeheer’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.3.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. natuur- en milieubeleid
3.4. Werken en ondernemen
47
48
49
3.4.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘werken en ondernemen’ 49
3.4.2. Kenmerken en trends
50
3.4.3. Actoren m.b.t. ‘werken en ondernemen’ werkzaam op grondgebied Evergem
50
3.4.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. werken en ondernemen
50
3.5. Zorg en opvang
51
3.5.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘zorg en opvang’
3.5.2. Kenmerken en trends
3.5.2.1.
3.5.2.2.
3.5.2.3.
3.5.2.4.
3.5.2.5.
Opvanginitiatieven voor kinderen tussen 0-3 jaar
Opvoedingsondersteuning
Diensten en voorzieningen voor personen met een handicap
Gezinszorg en aanvullende thuiszorg
Residentiële zorg voor ouderen
51
53
53
53
53
54
54
3.5.2.6. Sociaal beleid
3.5.2.7. Begraafplaatsen
3.5.2.8. Participatieavond ‘zorg en opvang’
3.5.3. Actoren m.b.t. ‘zorg en opvang’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.5.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. zorg en opvang
3.6. Onderwijs
57
59
60
60
62
63
3.6.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘onderwijs’
3.6.2. Kenmerken en trends
3.6.2.1.
3.6.2.2.
3.6.2.3.
3.6.2.4.
3.6.2.5.
School lopen in Evergem of buiten Evergem
Evolutie leerlingenaantallen basisscholen Evergem
Maximumcapaciteit scholen
Buitenschoolse kinderopvang
Onderwijssituatie jongeren in secundair onderwijs
3.6.3. Actoren m.b.t. ‘onderwijs’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.7. Vrije tijd
63
64
64
64
65
66
68
68
69
3.7.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘vrije tijd’
3.7.2. Kenmerken en trends
3.7.2.1.
3.7.2.2.
3.7.2.3.
3.7.2.4.
3.7.2.5.
3.7.2.6.
3.7.2.7.
3.7.2.8.
3.7.2.9.
Gemeentelijke infrastructuur
Vrijwilligers
Kunst en cultuur
Sport
Jeugd
Erediensten en niet-cofessionele beschouwingen
Toerisme
Participatieavond ‘vrije tijd’
Participatieavond ‘jeugd’
3.7.3. Actoren m.b.t. ‘vrije tijd’ werkzaam op grondgebied Evergem
3.7.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. vrije tijd
3.8. Veiligheid
69
70
70
70
71
72
72
73
73
73
74
74
75
76
3.8.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘veiligheid’
3.8.2. Kenmerken en trends
3.8.2.1.
3.8.2.2.
3.8.2.3.
3.8.2.4.
3.8.2.5.
3.8.2.6.
3.8.2.7.
3.8.2.8.
3.8.2.9.
3.8.2.10.
76
77
‘Goede’ handhaving
77
Gemeentelijke administratieve sancties
78
Brandveiligheid
78
Nood- en interventieplanning
79
Politiezone Assenede-Evergem
79
Het milieu, lokaal afvalbeleid en lokaal waterbeleid handhaven op lokaal niveau 79
Het lokaal woonbeleid handhaven
80
De ruimtelijke ordening op lokaal niveau handhaven
80
Het lokaal mobiliteitsbeleid handhaven
80
Het lokaal economisch beleid handhaven
80
3.8.3. Actoren m.b.t. ‘veiligheid’ werkzaam op grondgebied Evergem
4. Interne analyse
Organogram
Autonoom Gemeentebedrijf Evergem
Samenwerking gemeente-OCMW
81
82
82
83
83
4.1. Overzicht van de gemeentelijke diensten en dienstverlening
4.1.1. Sector Maatschappelijke zaken
4.1.2. Sector gemeentewerken
4.1.3. Sector PROM
4.1.4. Vrijetijdsdiensten
4.1.5. gemeentelijk onderwijs
4.1.6. ondersteunende diensten
4.2. Werkpunten voor volgende legislatuur – signalen vanuit het participatietraject
personeel
5. Participatietraject: Mijn Gedacht!
83
83
89
93
94
96
97
101
104
5.1. Participatie actoren, ‘experten’
5.2. participatie inwoners
5.3. participatie personeel (gemeente)
104
105
105
Bronnen
106
1. WAAROM EEN OMGEVINGSANALYSE ?
Iedereen die een strategisch beleid wilt voeren, moet telkens volgende basisvragen in het achterhoofd
houden:
1/ Op welke vlakken willen we sturend optreden? Wat willen we bereiken? Waar willen we met de gemeente
Evergem staan over 6jaar / 12 jaar? (= wenselijke toekomst)
2/ Welke zijn de randvoorwaarden die door de omgeving worden opgelegd? Hieronder vallen de regelgeving
van de hogere overheden, maar ook de voorkeuren van de burger. Deze overwegingen kunnen gevat worden
onder de vraag ‘wat moeten we?’ of ‘wat verwacht onze (politieke) omgeving? (= noodzakelijke toekomst)
3/ Welke middelen hebben we nodig en welke hebben we ter beschikking? Dit is de vraag van het kunnen. Zij
omvat veel meer dan de budgettaire mogelijkheden: ook het hebben van competenties van mensen,
infrastructuur, de IT-ondersteuning, de toegankelijkheid, de werkmethodes zijn even belangrijk. (= haalbare
toekomst)
‘Beleid’ of ‘strategie’ is continu evenwicht zoeken en vinden in het strategisch spanningsveld tussen wat de
organisatie wil (missie, visie, doelen), wat de organisatie kan (middelen) en wat de organisatie moet (externe
omgeving).
Als de middelen en de mogelijkheden onbeperkt of ruim zijn, is het maken van keuzes eenvoudig. Iedereen
weet dat de overheidsmiddelen beperkt zijn en dat de financiële ruimte voor lokale overheden niet groot
(meer) is. De opmaak van een gemeentelijk beleidsplan dat in de praktijk ook waargemaakt moet worden, is
dan ook een zeer moeilijke evenwichtsoefening. De gemeente dient haar middelen selectief en gewogen in te
zetten voor hetgeen gemeenten beogen, met name op het lokale niveau bijdragen tot het welzijn van de
burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied. Deze missie is decretaal verankerd in
het gemeentedecreet artikel 2.
Het zogenaamde primaat van de politiek kan echter maar een maximale slag- en uitvoeringsdraagkracht
hebben indien het steunt op een optimale samenwerking met de gemeentelijke diensten. Keuzes maken
betekent dat men moet kunnen beschikken over degelijke expertises en analyses. Beslissingen moeten hun
beslag krijgen in een professionele uitvoering die wordt omkaderd door degelijke beheersstructuren. Dit houdt
in dat een goede relatie, samenspraak en samenwerking tussen het politieke niveau en het ambtelijk niveau
meer dan wenselijk is.
Planning geeft de mogelijkheid afstand te nemen van datgene waar lokale overheden dag in, dag uit mee bezig
zijn en geeft de mogelijkheid om te analyseren wat er in de omgeving en in de eigen organisatie gaande is.
Door van op afstand naar het beleid en de organisatie te kijken, krijgen de dagdagelijkse handelingen een
beleidskader en komt er meer samenhang in de acties. Het opmaken van een strategisch plan doet de
beleidsmakers en leidinggevenden nadenken over het beleid en dwingt hen om de politieke wensen en dromen
zo concreet mogelijk te vertalen in doelstellingen. De synthese van het ‘willen’, ‘moeten’ en ‘kunnen’ wordt in
een plan vertaald in strategische doelstellingen die de grote opties aangeven. Die algemene opties worden dan
verder vertaald in concrete en operationele doelstellingen die aangeven hoe de organisatie die globale
prioriteiten en strategische doelstellingen zal trachten te realiseren. Wanneer de doelstellingen voldoende
duidelijk geformuleerd zijn, worden ze voor de leiding van de organisatie een instrument om hun beleid op te
volgen en bij te sturen.
Op 14 oktober 2012 zijn de nieuwe gemeenteraadsleden gekozen. Op 2 januari 2013 wordt de nieuwe
gemeenteraad 'geïnstalleerd' en kunnen zij van start gaan. Vóór eind 2013 moet de nieuwe bestuursploeg in
een beleidsplan vastleggen wat de thema's zijn waar zij de komende zes jaar vooral aan willen werken en hoe
en met welke middelen zij de vooropgestelde doelstellingen zullen realiseren.
Om een goed en realistisch plan te kunnen opmaken en de nodige strategische keuzes te kunnen maken,
gezien de financieel beperkte beleidsruimte, is het belangrijk om zicht te hebben op de huidige toestand en op
wat er op ons afkomt. Dit noemen we een ‘omgevingsanalyse’. Dit is een voorbereidend document dat wordt
1
opgemaakt vóór er door het bestuur wordt gestart met de opmaak van het beleidsplan en dat het beleid kan
ondersteunen en inspireren bij het maken van de strategische keuzes.
Dit document is tot stand gekomen met input van de verschillende gemeente-, OCMW- diensten en de politie
korpschef. Eveneens heeft elke medewerker via een bevraging zijn input kunnen geven over de interne werking
van onze organisatie (luik ‘interne analyse’). Eveneens hebben inwoners en experten ter zake via een
participatietraject hun input kunnen geven.
2
2. MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN
2.1. Demografische ontwikkelingen
2.1.1. Algemeen
2.1.1.1.
Stagnerende bevolkingsgroei
Vlaanderen kent een bevolkingsgroei. Het Vlaams Gewest telde op 1 januari 2010 4,7% meer inwoners dan in
i
2001. Projecties van de Studiedienst van de Vlaamse regering voorspellen voor 2030 een verdere toename van
ii
de bevolking (+7,4%). Het groeiritme zou in de toekomst geleidelijk afnemen. Er zijn echter belangrijke
verschillen naar regio in de voorspelde bevolkingstoename. Alle Vlaamse provincies zullen hun bevolking zien
groeien, maar niet allen met dezelfde sterkte. Voor Oost-Vlaanderen is de prognose voor de periode 2009-2030
iii
8,1% bevolkingsgroei.
Ook naar leeftijd tonen de bevolkingsprojecties een aantal belangrijke verschillen. De grootste toename
situeert zich in de oudere leeftijdscategorieën: +9% voor de 50-64jarigen, +37% voor de 65-79jarigen en zelfs
iv
+63% voor de 80plussers. Het proces van vergrijzing zal de komende jaren en decennia zijn kruissnelheid
bereiken, gezien de grote groep ‘babyboomers’ (geboren na Wereldoorlog 2) geleidelijk aan opschuiven naar
deze oudere bevolkingsgroepen. Binnen de groep ouderen zal ook het aandeel 80-plussers sterk toenemen.
Men spreekt van vergrijzing binnen de vergrijzing, ook wel interne vergrijzing genoemd.
Recent is er echter, naast deze verdergaande vergrijzing, ook een trend van vergroening merkbaar. Vrouwen
lijken geleidelijk aan opnieuw meer kinderen te krijgen. In Vlaanderen is tussen 2002 en 2008 een stijging van
het aantal geboorten merkbaar, in 2009 lag het aantal geboorten opnieuw wat lager. Volgens de projecties
zouden de jongeren eerst in aantal toenemen, maar naar het einde van de projectieperiode weer licht
v
afnemen, met een positief groeisaldo voor de periode 2009-2030 van 3%. Deze trend van vergroening is nog
relatief pril en het is dan ook moeilijk te voorspellen of deze evolutie zich zal verderzetten in de toekomst.
De bevolkingstoename onder de jonge, maar vooral de oudere bevolking, zal gepaard gaan met een daling in
de overige leeftijdsgroepen. Het aantal 20-34jarigen zal in eerste instantie nog licht toenemen, maar nadien
dalen tot in 2030 2% onder het aantal in 2008. De grootste daling doet zich voor onder de 35-49jarigen,
vi
waarvan het aantal met 11% zal dalen.
2.1.1.2.
Toename van het aantal huishoudens en gezinsverdunning
Van 2000 tot 2008 is er in Vlaanderen een gestage toename (+7,8%) van het aantal huishoudens merkbaar.
Deze stijging vond vooral plaats bij eenpersoons- (+17,7%) en tweepersoonshuishoudens (+11,5%). Bij
huishoudens van meer dan 3 personen (met uitzondering van huishoudens van 7 personen) is een lichte daling
vii
merkbaar. De projecties van de Studiedienst van de Vlaamse Regering maakte ook voor de huishoudens (naar
grootte) projecties. Het totale aantal private huishoudens zal tussen 2008 en 2030 in Vlaanderen met 13%
toenemen. De stijging vindt uitsluitend plaats in de één- en tweepersoonshuishoudens, de aantallen van de
viii
andere huishoudens dalen licht.
Een onderzoek van de Universiteit Gent haalt aan dat 36% van de kinderen die opgroeien in een éénoudergezin
ix
x
in Vlaanderen onder de armoedegrens leeft. In Evergem zijn er 549 éénoudergezinnen (2011).
2.1.1.3.
Migratie - verhuissaldo
Uit migratie-onderzoek blijkt dat ouderen een doelgroep zijn die grote steden (zoals Gent en Antwerpen) en
regionale centrumsteden graag ruilen voor kleinere stedelijke gebieden en de randgebieden rond de
xi
centrumsteden (zoals Evergem), deze gebieden blijken best aantrekkelijk te zijn voor ouderen.
3
2.1.1.4.
Nieuwe samenlevingsvormen
Sinds de jaren 70 is het traditionele gezin in Vlaanderen langzaam meer naar de achtergrond aan het
verdwijnen. Hoewel ‘koppel met kinderen’ het meest dominante gezinstype blijft, ontstaat er door een evolutie
in het huwelijks- en echtscheidingspatroon een grotere variëteit in gezinstypes: stijgend aantal
alleenstaanden, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Doorheen de laatste decennia is de
huwelijksleeftijd steeds toegenomen. Dit komt door een dubbele trend: niet alleen stijgt de huwelijksleeftijd bij
het eerste huwelijk, ook neemt het aantal tweede, zelfs derde en vierde huwelijken toe. Hiermee
samenhangend is ook een stijgend aantal echtscheidingen op te merken. Deze stijgende trend is recentelijk
xii
gestabiliseerd, maar houdt nog steeds in dat een aanzienlijk aandeel huwelijken eindigt in echtscheiding.
2.1.2. Evergem specifiek
2.1.2.1.
Evolutie bevolkingsaantal per leeftijdsgroep
Het bevolkingsaantal in Evergem kent nog steeds een stijgende trend. Het voorbije decennia (2000-2010) is het
inwonersaantal in Evergem met 6,28% toegenomen, de voorbije twee decennia (1990-2010) met 12,7%
toegenomen. Op 26 oktober 2012 had Evergem 34.025 inwoners.
Wanneer we de evolutie van de Evergemse bevolking per leeftijdsgroep bekijken de voorbije 20jaar merken we
dat de bevolkingstoename zich voornamelijk in de oudere leeftijdsgroepen van de bevolking situeert.
Evolutie inwonersaantal volgens leeftijdsgroep
(1985-2010)
6000
0-2j
3-5j
5000
6-11j
12-19j
4000
20-29j
30-39j
3000
40-49j
50-59j
2000
60-69j
70-79j
80-89j
1000
90-99j
100j+
0
1985
1990
1995
2000
2005
2010
De prognoses van de Vlaamse studiedienst voorspelt voor Evergem voor 2010-2030 een groei van 5,42%.
0 tot en met 18 jaar
19 tot en met 59 jaar
60-plus
Totaal
2010
6.975
17.867
8.153
32.995
2020
6.972
17.918
9.456
34.346
2030
6.823
16.884
11.075
34.783
xiii
2010->2030
-2,17%
-5,50%
+13,58%
+5,42%
4
Gezien Evergem op 26 oktober 2012 reeds de grens van 34.000 inwoners heeft overschreden, stellen wij als
gemeentelijke diensten ons de vraag of deze prognoses voor Evergem niet onderraamd zijn. Dit zou betekenen
dat we de komende 7 jaar maar 300 extra inwoners zouden bijkomen. Dit betwijfelen wij sterk. Eveneens
vragen wij ons af of, gezien de algemene lichte trend van vergroening en het feit dat Evergem de voorbije en de
komende jaren een sterke toename van woonwijken kent, effectief het aantal kinderen en jongeren in Evergem
de komende decennia zal dalen zoals de prognoses dit voorspellen. We zullen deze evoluties van dichtbij
volgen.
2.1.2.2.
Evolutie bevolkingsaantal per woonkern
Evolutie bevolkingsaantal per dorpskern (1995-2010)
9500
9000
8500
8000
Evergem-Center
7500
Ertvelde-Center
7000
Sleidinge
6500
6000
31/12/jjjj
31/12/jjjj
31/12/jjjj
31/12/jjjj
Evolutie bevolkingsaantal per dorpskern (1995-2010)
2600
2400
2200
Belzele
2000
Doornzele
1800
Wippelgem
1600
Langerbrugge
1400
Kluizen
1200
Rieme
1000
31/12/jjjj
31/12/jjjj
31/12/jjjj
31/12/jjjj
Bovenstaande grafieken tonen aan dat de bevolkingsgroei de voorbije decennia zich in elke dorpskern, m.u.v.
Kluizen en Wippelgem, heeft doorgezet. Bij de kleine dorpskernen merken we de voorbij jaren een sterke
stijging in Belzele, Doornzele en Langerbrugge. De verklaring hiervoor is dat deze kernen over een ruime
juridische voorraad bouwgronden beschikken die mogen aangesneden worden. In de kernen Kluizen en vooral
Wippelgem is er quasi geen juridische voorraad bouwgrond.
5
2.2. Economische ontwikkelingen
2.2.1. Algemeen
Economische ontwikkelingen zijn vaak nog moeilijker te voorspellen dan demografische ontwikkelingen. Toch
zijn er een aantal belangrijke trends waar mogelijks rekening mee moet worden gehouden naar de toekomst
xiv
toe.
Vlaanderen is een welvarende regio in Europa. De crisis heeft echter wel een sterke impact op de
economische groei en de arbeidsmarkt. De economische groei daalde van 3,7% tot 1,1% in 2008 met een
sterke stijging van het aantal niet-werkende werkzoekenden als gevolg. Na vele jaren met een continu
stijgende werkzaamheid (2003-2008), zorgde de recessie in 2009 voor een daling. In 2010 volgde onmiddellijk
een eerste herstel. Sinds begin 2011 beleeft de Vlaamse economie echter weer moeilijke tijden, zodat een
xv
verder herstel van de werkzaamheidsgraad mogelijk zal uitblijven. Ten gevolge de economische crisis neemt
xvi
het aantal faillissementen toe.
Een eerste belangrijke factor die inspeelt op de koopkracht van het huishouden is het inkomen. De voorbije
xvii
jaren (tussen 2000 en 2009) is het jaarlijks inkomen gestegen. Het inkomen van een huishouden kan in
verschillende elementen opgedeeld worden. Het grootste deel van het inkomen van de Vlaamse huishoudens,
ongeveer 2/3, is afkomstig uit economische activiteiten. Ook inkomen uit vermogen en uit sociale uitkeringen
neemt een belangrijke plaats in. In 2009 zien we, in vergelijking met 2000, een daling van het aandeel van de
inkomens uit economische activiteiten (-2,6%) en uit vermogen (-1%) ten voordele van het inkomen uit sociale
uitkeringen (+3,9%). De koopkracht wordt naast het inkomen ook sterk bepaald door de evolutie van de prijzen
1
van goederen en/of diensten. Dit kan opgevolgd worden door middel van de consumptie-index en de
2
gezondheidsindex . Tijdens de periode 2000 tot 2010 is zowel de consumptie-index als de gezondheidsindex
xviii
gestegen. Dit heeft ook geleid tot bijhorende loonindexeringen en dus ook –stijgingen. Voor de komende
jaren worden verdere stijgingen van het algemeen prijspeil voorspeld als gevolg van stijgende olie- en
xix
voedingsgrondstoffenprijzen.
2.2.2. Specifiek Evergem
2.2.2.1.
Ontwikkeling Gentse kanaalzone - nieuwe industriegebieden
De haven van Gent is de economische hoeksteen voor de regio en vanuit sociaal-economisch perspectief van
xx
belang voor heel (Oost-) Vlaanderen. Het is de derde Vlaamse haven na Antwerpen en Zeebrugge op vlak van
3
4
5
e
maritieme overslag . Op vlak van werkgelegenheid en waardecreatie komt de haven van Gent op de 2 plaats,
6
na de haven van Antwerpen. Zoals alle havens in de range staat ook de haven van Gent onder belangrijke
xxi
concurrentiedruk.
De Gentse kanaalzone is het gebied rond het kanaal Gent-Terneuzen en de R4-oost en R4-west met inbegrip
van respectievelijk een kilometerbrede strook en een honderd meter brede strook rond deze ringweg. Het
betreft een langgerekt gebied van ca 60km² waarvan de haven ongeveer driekwart inneemt (4700ha). Het
gebied Gentse kanaalzone omvat grotere delen van de gemeenten Gent, Evergem (Kerkbrugge-Langerbrugge,
Doornzele en Rieme) en Zelzate. In het gebied staat de economische havenfunctie en de bedrijvenfunctie
voorop, wat niet wegneemt dat in de kanaaldorpen ook de stedelijke functie, in de vorm van het ruime wonen
xxii
met bijhorende voorzieningen, aanwezig is en blijft.
Het zeehavengebied Gent is in 2005 definitief vastgesteld in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Daarmee is duidelijk geworden welk gebied van Vlaams belang wordt geacht, waarbinnen de Vlaamse overheid
1
Consumptie-index = algemene indicator van levensduurte berekend op een korf van goederen en diensten uit het
consumptiepakket van een huishouden.
2
Gezondheidsindex = een variant van de consumptie-index, waarbij enkele schadelijke producten (zoals tabak, alcohol en
benzine) uit de lijst wordt gehaald.
3
Goederenverkeer 2011: 50 miljoen ton goederen (maritieme overslag 27,2 miljoen ton, binnenvaart 22,8 miljoen ton)
vervoerd door 19.582 schepen (3.351 zeeschepen, 16.231 binnenvaartschepen)
4
Werkgelegenheid 2010: 68340 jobs (26185 directe en 42155 indirecte banen) in een 300tal bedrijven
5
Toegevoegde waarde 2010: 7,4 miljard euro
6
Range : De Gentse haven behoort tot de Hamburg-Le Havrerange
6
een trekkende initiatiefnemer is en waarbinnen het Havenbedrijf Gent GAB, in uitvoering van het havendecreet, als gebiedsbeheerder actief is. In dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening
Zeehavengebied Gent – Inrichting R4-oost en R4-west’ zijn een reeks herbestemmingen in het gebied
doorgevoerd waardoor het planologisch kader voor de verdere ontwikkeling van de zeehaven daardoor, op
xxiii
enkele kleinere punten na, werd bepaald.
In 2007 kwam ‘het strategisch plan voor de Gentse kanaalzone’ tot stand. Het centraal element in dit plan is
“het garanderen van de economische ontwikkeling en van de nautische toegankelijkheid van de kanaalzone,
beide rekening houdend met de andere in de kanaalzone aanwezige elementen zoals wonen, landschap,
milieu”. Het Vlaams Gewest, de provincie Oost-Vlaanderen en de gemeenten Gent, Evergem en Zelzate dragen
de wettelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden op vlak van economie, milieu, ruimtelijke ordening,
leefbaarheid, mobiliteit en infrastructuur in de betrokken delen van de kanaalzone.
Het strategisch plan vormt de leidraad voor de toekomstige uitbouw en inrichting van de Gentse kanaalzone.
De Gentse haven heeft niet de ambitie om te groeien tot een mainporthaven noch tot volwaardige diepzeexxiv
containerhaven, maar wil terug op de kaart komen als middelgrote haven. Naast de bestaande grote
industrieën uit de metaalsector, de agro- en voedingsindustrie en de auto-industrie wil Gent nieuwe
industriële ontwikkelingen stimuleren en zo dé toonaangevende rol in West-Europa spelen voor de bioenergiesector via Ghent Bio Energy Valley. Tegelijk wordt ingezet op verbreding van de maritieme cluster door
het organiseren van logistieke dienstverlening ten gunste van de industrie. De haven van Gent voorziet plaats
om deze nieuwe industrieën in de toekomst nog te kunnen accommoderen, gezien Gent de enige Vlaamse
haven is die vandaag ruimte heeft voor de bestaande industrie en die voor de toekomst nog reserveert voor de
xxv
nieuwe maritieme industrie.
In 2002 is een subregionaal overlegorgaan voor het Gentse zeehavengebied (SRO-Gent) geïnstalleerd, een
overlegorgaan dat formeel de adviezen aan de Vlaamse regering geeft over aspecten van de ontwikkeling van
de Gentse zeehaven. Dit overlegorgaan bestaat uit de gouverneur, vertegenwoordigers van de Vlaamse
ministers, Havenbedrijf Gent, stad Gent en gemeente Evergem en Zelzate. De leden van dit SRO-Gent vormen
7
samen met de andere relevante actoren in de kanaalzone de ‘stuurgroep’ van het Subregionaal Netwerk voor
de Gentse kanaalzone (SRN-Gentse kanaalzone) waarin ook werkgroepen en het Projectbureau Gentse
8
Kanaalzone werkzaam zijn. De projectvereniging voor aanvullend grondbeleid in de Gentse kanaalzone
(PROVAG) staat in voor de realisatie van de doelstellingen inzake leefbaarheid in de Gentse kanaalzone d.m.v.
9
aanvullend grondbeleid.
De leefbaarheid van de Gentse zeehaven op lange termijn hangt nauw samen met de keuze voor een
verbeterde nautische toegang en in het bijzonder voor een bijkomende, grotere zeesluis in Terneuzen. De
bouw van een tweede zeesluis in Terneuzen wordt als noodzakelijk beschouwd voor het behoud van de
bestaande grote bedrijfssectoren in de kanaalzone (met name metaal en autobouw) en als stimulans voor de
verdere grensoverschrijdende economische ontwikkeling van de gehele kanaalzone. De zeehaven van Gent
wordt moment ontsloten langs één zeesluis in Terneuzen die reeds bijna 40 jaar in dienst is en qua capaciteit
beperkt is tot 80.000ton waardoor de grootste zeeschepen die Gent wil aandoen reeds op de Schelde een deel
van hun lading moeten overslaan op binnenvaartschepen. Op 19 maart 2012 werd het akkoord over de
kostenverdeling voor de realisatie van deze nieuwe zeesluis ondertekend. Hiernaast is de ontsluiting aan
landzijde ook belangrijk. Een merendeel van de bedrijventerreinen in de Gentse haven beschikken over een
spooraansluiting, weliswaar is in het strategisch plan Gentse kanaalzone opgenomen dat de mogelijkheden van
het spoor in de haven van Gent onderbenut worden. De havendelen zijn voor goederenverkeer via de weg
aangesloten langs de R4-ringweg die het (vracht)wagenverkeer moet dragen. Om op een vlotte en veilige
manier als haveninterne verdeelweg (R4-oost) en combinatie van havenontsluitingsweg en verbinding tussen
de snelwegen van E34 en E17/E40 (R4-west) te kunnen functioneren, is een opwaardering van beide R4’s
7
Andere relevante actoren in de kanaalzone: aankoopcomité, NMBS, Infrabel, bewonersgroepen (waaronder
bewonergroep Doornzele-Kerkbrugge-Langerbrugge en bewonersgroep Rieme), economische actoren (zoals Volvo Cars
Gent, Arcelor Mittal GEnt, VOKA,…), natuurbewegingen, werknemersorganisaties, landbouworganisaties, gemeente
Terneuzen en externe procesbegeleiders
8
Projectbureau Gentse kanaalzone: een permanent secretariaat dat aan het ambt van de provinciegouverneur wordt
toegevoegd
9
De gemeentelijke bijdrage van de gemeente Evergem voor de werking van SRN-Gentse kanaalzone en provag voorbije
legislatuur (2007-2012) is bepaald op jaarlijks €12.395.
7
voorzien met ombouw van verschillende knooppunten en aanleg van parallelwegen. Zie verder bij
beleidsdomein mobiliteit.
Voor Evergem situeert de organische groei van de haven zich vooral in de (verdere) ontwikkeling van de
zeehaventerreinen van Kluizendok en Rieme-Noord:
Kluizendok: De eerste fase van de aanleg van het Kluizendok is klaar, op de aanleg van de sporen en
de sporenbundel na. De realisatie van de tweede fase van het Kluizendok moet nog starten. Hiervoor
is in 2011 de opmaak van een masterplan voor de realisatie van deze 2e fase gestart en de afronding
xxvi
hiervan wordt verwacht tegen eind 2012.
Zeehavengebonden bedrijventerrein Rieme-Noord + uitbouw van een lokaal bedrijventerrein ten
zuidwesten van het bedrijventerrein Rieme-Noord: De werken voor de aanleg van het bedrijventerrein Rieme-Noord (= nivellerings- en wegeniswerken) zijn ingepland voor voorjaar 2013. De aanleg
van de ontsluitingsweg is voorzien voor 2012-2013. De aanleg van het Hollands complex zijn ingepland
voor midden 2013-midden 2014. Daarna kan gestart worden met de uitgifte van de terreinen. Voor de
ontwikkeling van het lokaal bedrijventerrein wordt een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
xxvii
opgemaakt.
Zeehaventerrein Langerbruggekaai – Grote Nest: in juni 2011 zijn de infrastructuurwerken voor de
aanleg van het bedrijventerrein ‘Grote Nest’ gestart. Randvoorwaarden verbonden bij de
herontwikkeling van het centraal gedeelte bedrijventerrein Langerbruggekaai (voormalige
Electrabelsite) zijn de ontsluiting van de achterliggende bedrijven aan de Gentweg, de erfgoedwaarde
van de site en de gebouwen en de asbestverontreiniging in de gebouwen en de bodemverontreiniging
xxviii
van de site.
2.2.2.2.
Sectoren - werkgelegenheid
Een studie van Resoc (voorjaar 2012) geeft voor de provincie Oost-Vlaanderen aan dat de secundaire en
quartaire sector sterk staan in Oost-Vlaanderen en de tertiaire sector het relatief minder goed doet.
De agricultuur zit geconcentreerd in regio Meetjesland-Leiestreek. Ook de hiermee verbonden en dus lokaal
verankerde voedingsindustrie staat erg sterk in deze regio, al is er een dalende tewerkstelling.
De bouw is in elke Vlaamse regio de grootste secundaire subsector. De aanwezigheid van Volvo en
ArcellorMittal in de Gentse regio duwt er de tewerkstelling in de vervaardiging van transportmiddelen en de
metaalsector omhoog. Vooral de tewerkstelling in energie, water en afvalverwerking kende de voorbije jaren
een sterke groei in de provincie, maar voorlopig blijft dit een vrij bescheiden sector in absolute aantallen.
De tertiaire sector is de motor van de Oost-Vlaamse economie, net als elders in Vlaanderen (= groot- en
kleinhandel, transport, logistiek, horeca en toerisme, informatica, media en telecom, financiële diensten,
zakelijke dienstverlening, uitzendbureaus): qua tewerkstelling is het de grootste sector. Vooral de sectoren met
de grootste vraag naar hooggekwalificeerd personeel staan nog vrij sterk.
Oost-Vlamingen werken meer dan gemiddeld in de quartaire sector (= onderwijs, maatschappelijke
dienstverlening, gezondheidszorg, openbare besturen, ontspanning, cultuur en sport). Stadsregio Gent heeft
een relatief hoge tewerkstelling in zowat elke quartaire subsector. Ook de gezondheidszorg is er goed
ontwikkeld.
In Oost-Vlaanderen is er een sterke concentratie van de werkgelegenheid rond de Gentse regio. In alle
hoofdsectoren zijn er daar relatief meer jobs, al is het overwicht in de quartaire sector het meest uitgesproken.
Er is evenveel zelfstandige activiteit in Oost-Vlaanderen als gemiddeld, en deze is gelijkmatiger verspreid over
de verschillende regio’s dan de loontrekkende werkgelegenheid.
2.2.2.3.
Activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad
De activiteitsgraad is de mate waarin de bevolking op beroepsactieve leeftijd (18-64 jaar) zich aanbiedt op de
arbeidsmarkt, m.a.w. een job heeft of een job zoekt. Voor Evergem is de activiteitsgraad 77,56 (cijfers 2010).
Dit wil zeggen dan 77,56 inwoners op 100 inwoners tussen 18 en 65jaar een job hebben of een job zoeken (en
22,44 inwoners op die 100 inwoners niet werken en ook niet op zoek zijn naar een job). Gemiddelde in de
xxix
provincie: 76.
8
De werkzaamheidsgraad is het aandeel werkende personen binnen de groep van inwoners op beroepsactieve
leeftijd (18-64 jaar). De werkzaamheidsgraad voor Evergem is 72,73. Dit wil zeggen dat 7 op 10 inwoners op
xxx
beroepsactieve leeftijd een job heeft. Gemiddelde in de provincie: 70,79.
De werkloosheidsgraad is dan het aandeel niet-werkende personen binnen de groep van inwoners op
beroepsactieve leeftijd (18-64jaar). Voor Evergem was dit 4,83 (september 2012) of 792 niet-werkende
werkzoekenden. Dit wil zeggen dat 4,83 op 100 inwoners op beroepsactieve leeftijd geen job heeft, maar wel
actief op zoek is naar een job. In vergelijking met een jaar voordien (september 2011) was dit 4,41% of 718
niet-werkende werkzoekenden. Gemiddelde in de provincie (2011): 6,51.
In de eerste 9 maanden van 2012 (januari-september) waren er 607 vacatures in Evergem. In dezelfde periode
xxxi
vorig jaar bedroeg dit aantal 532. Vergeleken met vorig jaar is er een stijging van 14.10 procent.
10
Wanneer we de evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden in de RESOC GRG zonder stad Gent
van dichtbij bekijken, zien we wanneer we naar het geslacht kijken dat 51,72% vrouwen zijn. Kijken we naar de
leeftijd, zien we dat 22,48% jonger dan 25 jaar is en 27% ouder dan 50 jaar is. Kijken we naar het studieniveau,
zien we dat 48% laaggeschoold zijn. Kijken we naar de werkloosheidsduur, zien we dat 45% meer dan één jaar
geen werk heeft gehad. Wanneer we inzoomen op de jonge werkzoekenden merken we dat 42% van deze
jongeren laaggeschoold zijn en 21,4% langer dan 1 jaar werkloos is. Wanneer we inzoomen op de oudere nietwerkende werkzoekenden (+50jaar) zien we dat 56% van deze groep laaggeschoold is en dat 75% langer dan 1
xxxii
jaar werkzoekend is.
Voor 2012 (januari tot september) zijn er in Evergem 11 faillissementen gekend: 3 in de bouw, 3 in de horeca,
xxxiii
2 in de administratie, 1 in groot- en detailhandel en 1 overige diensten.
Wanneer we in Evergem naar de evolutie van het aantal land- en tuinbouwbedrijven kijken sinds 1985
merken we op dat het aantal bedrijven meer dan gehalveerd is, maar de oppervlakte cultuurgrond (in
eigendom, in pacht of deelpacht) ongeveer gelijk is gebleven.
Totaal aantal bedrijven
Totale oppervlakte cultuurgrond (ha)
2.2.2.4.
1985
509
4092,94
1995
378
4528,69
2005
297
4582,66
2010
236
4110,01
Inkomens
Voor Evergem was in 2010 het gemiddeld inkomen per aangifte: 29.914 euro/jaar en het gemiddeld inkomen
per inwoner: 17.208 euro/jaar. Het gemiddeld inkomen per aangifte kan sterk beïnvloed worden door sterk
afwijkende waarden (hoge/lage), waardoor het aan te raden is om ook de mediaan inkomen per aangifte te
bekijken voor Evergem: € 23.675. Dit betekent dat inwoners van Evergem een gemiddeld inkomen heeft dat
10,32 procent boven het Belgisch gemiddelde ligt .
10
RESOC GRG zonder stad Gent: Destelbergen, Evergem, Lochristi, Melle, Merelbeke, Moerbeke, Oosterzele,
Wachtebeke, Zelzate.
9
2.2.2.5.
FINANCIEEL PROFIEL GEMEENTEBESTUUR EVERGEM
Hierbij een overzicht van de uitgaven en ontvangsten van het gemeentebestuur Evergem zoals voorzien in
budget 2012.
In het gemeentelijk budget 2012 zijn in ‘gewone dienst’ (= courante ontvangsten en uitgaven) € 35.967.359
ontvangsten ingeschreven en € 35.347.659 uitgaven ingeschreven.
De belangrijkste rubrieken zijn:
belasting op
drijfkracht
1%
Elia-compensatie
(hogere
overheid)
1%
belasting op
motorvoertuigen
1%
andere (som van
allerhande kleine
ontvangsten)
23%
ontvangsten (budget 2012)
ontvangsten van
dividenden
allerhande
3%
milieubelasting
BOT en VEW
2%
5% gemeentefonds
13%
andere (som van
allerhande kleine
uitgaven)
22%
kosten bijdrage
brandweer
2%
kosten
afvalverwerking
2%
kosten
huisvuilophaling
en containerpark
3%
kosten courant
onderhoud
verkeer- en
waterwegen leninglasten
6%
(aflossingen en
intresten)
7%
overdracht aan
politiezone
9%
personenbelastin
g
29%
opcentiemen
onroerende
voorheffing
22%
Uitgaven (budget 2012)
personeelskoste
n
35%
overdracht aan
OCMW
14%
Sinds 2008 heeft Evergem 7,9% aanvullende personenbelasting (+- 10,5 miljoen euro). Dit is net boven het
11
gemiddelde van de ‘Belfiuscluster’ (7,8%) en ook iets hoger dan het Vlaams gemiddelde (7,2%).
Wat de opcentiemen op onroerende voorheffing betreft zit Evergem met 1.300 (sinds 2008 – staat voor +- 7,7
miljoen euro) iets onder het gemiddelde van de Belfiuscluster (1.473) en iets onder het Vlaams gemiddelde
(1.340)
11
Belfius deelt ‘vergelijkbare’ gemeenten in clusters. Evergem hoort tot de cluster ‘sterk verstedelijkte gemeenten met lage
inkomens’.
10
ontvangsten gewone dienst 2010 per inwoner (in €)
Evergem
Belfiuscluster
Vlaams gewest
andere overdrachten
116
176
221
belastingen
641
583
667
fondsen
145
191
323
prestaties
99
74
82
schuld
82
118
103
totaal
1083
1142
1396
In vergelijking met andere gemeenten krijgt Evergem weinig ontvangsten door overdrachten en fondsen.
Opvallend zijn ook de totale inkomsten die toch lager liggen in vergelijking met gelijkaardige gemeenten en met
Vlaanderen.
uitgaven gewone dienst 2010 per inwoner (in €)
personeel zonder onderwijs
Evergem
Belfiuscluster
Vlaams gewest
317
339
419
35
89
125
werking
206
183
231
toelage OCMW
115
124
119
toelage politiezone
72
87
121
toelage erediensten
8
8
7
andere overdrachten
89
93
133
schuld
80
113
145
totaal
922
1036
1300
personeel onderwijs
Bij de uitgaven gewone dienst is het lagere bedrag voor personeelskosten opvallend, eveneens het lager
bedrag voor werking in vergelijking met het Vlaams gemiddelde. Ook de lagere schuld valt op. De totale
uitgaven liggen lager in vergelijking met andere gelijkaardige gemeente en een stuk lager in vergelijking met
het Vlaams gemiddelde.
Het gemeentebestuur Evergem stapt vanaf 2013 in de “beheers- en beleidscyclus”. Dit is een door de hogere
overheid opgelegde nieuwe manier van werken op vlak van strategische planning (beleidscyclus) en op vlak van
beheer van de middelen (beheerscyclus) waarbij de gemeenten overstappen op een nieuwe manier van
financieel beheer en boekhouden, waarbij wordt afgestapt van de ‘functionele en economische codes’ en
gewerkt wordt op basis van ‘beleidsdomeinen’, ‘beleidsvelden’ en ‘beleidsitems’ en waarbij wordt afgestapt
van ‘gewone dienst’ en ‘buitengewone dienst’ en gewerkt wordt op basis van ‘exploitatiebudget’,
‘investeringsbudget’ en ‘liquiditeitenbudget’. Lokale besturen zijn verplicht vanaf 2014 met BBC te werken,
besturen konden al sinds 2011 er voor kiezen vervroegd dit nieuw systeem in te voeren. Heel wat besturen die
ervoor kozen om BBC vervroegd in te voeren, ondervonden dat – naast het organisatorische luik - de nieuw te
hanteren principes ook een serieuze invloed hadden op hun financieel evenwicht.
Het financieel evenwicht van de gemeente wordt beoordeeld op basis van de autofinancieringsmarge en het
resultaat op kasbasis.
De autofinancieringsmarge toont aan hoeveel middelen een bestuur overhoudt uit zijn dagdagelijkse
ontvangsten (belastingen, retributies, subsidies,…) na betaling van alle courante kosten (personeel,
werkingsmiddelen, overdrachten aan OCMW, politie en brandweer, enz.) en na terugbetaling van alle
aflossingen op leningen. Deze middelen kunnen dan aangewend worden voor het financieren van
investeringen en/of het betoelagen van investeringen door derden (kerkfabrieken, verenigingen,). Voor de
gemeente bedraagt die autofinancieringsmarge (budget 2013): € 2.022.320. Dit resultaat is quasi gelijk aan de
courante investeringen die de gemeente voor 2013 inschrijft in het investeringsbudget.
De vaststelling dat er dus onvoldoende middelen beschikbaar blijven voor het investeren in nieuwe projecten
vormt voor de gemeente momenteel geen probleem. De gemeente beschikt immers over voldoende reserves
uit het verleden om lopende projecten (uitbreiding GBS Belzele, geplande wegenwerken,…) te financieren. Het
restbedrag van deze reserves – na het onttrekken van middelen voor bovengenoemde investeringen – noemt
met het resultaat op kasbasis. Dit resultaat moet op het einde van elke budgetperiode positief zijn. Voor de
11
gemeente Evergem berekende men dat dit resultaat op kasbasis eind 2013 vermoedelijk € 8.555.331 zal
bedragen.
Het gemeentebudget 2013 voldoet daarmee aan de wettelijke opgelegde evenwichtsvoorwaarden, maar toont
tevens aan dat één van de grootste uitdagingen voor volgende legislatuur zal zijn om de
financiële toestand van het bestuur verder te bewaken en de investeringsprojecten die
men wil realiseren goed te overwegen. Zeker ook rekening houdend met allerhande factoren zoals
minder ontvangsten ten gevolge de economische crisis, stijging van de pensioenlast voor lokale besturen ten
gevolge de stijgende bijdrage aan RSZPPO, de indexatie van de lonen op basis van een extrapolatie van het
verleden, inflatie, de te verwachten stijging van de brandweerdotatie, de mogelijke meerkost m.b.t. de
politiezone ten gevolge van de Copernicus-rechtszaak, gevolgen van besparingen door hogere overheden,
leninglasten, enz.
12
2.3. Ecologische ontwikkelingen
2.3.1. Algemeen
2.3.1.1.
Klimaatsverandering
Dat het klimaat verandert staat nauwelijks nog ter discussie. De vraag is vooral hoe snel dit proces gaat en wat
de gevolgen hiervan zullen zijn. Door de klimaatverandering komen er meer natte en droge periodes: stijging
van de omgevingstemperatuur met een hogere verdamping als gevolg, meer neerslag tijdens de winter, hoger
zeewaterpeil, daling van de zomerneerslag en een toename van het aantal extreme zomeronweders te
xxxiv
xxxv
verwachten.
Het overstromingsrisico neemt toe.
12
Door de grote bevolkingsdichtheid kent Vlaanderen eigenlijk een lage waterbeschikbaarheid . Het
beschikbare water moet over een groot aantal inwoners verdeeld worden, terwijl de oppervlakte beperkt is. De
verwachte toename van de temperatuur en afname van de zomerneerslag ten gevolge van de
xxxvi
klimaatsverandering doen de kansen op ernstige watertekorten nog verder stijgen.
2.3.1.2.
Verlies aan biodiversiteit
Natuur en biodiversiteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Biodiversiteit staat voor de verscheidenheid
aan levensvormen op aarde: de rijkdom aan dieren en planten, de genetische diversiteit binnen soorten en de
veelheid aan ecosystemen. Biodiversiteit is van levensbelang, want alleen door die enorme verscheidenheid
kan de natuur ons gezond voedsel, zuivere lucht en natuurlijke grondstoffen leveren. De biodiversiteit staat
onder grote druk, de afname van het verlies aan biodiversiteit is niet gestopt. Oorzaken zijn o.a. versnippering
van de natuur, een onaangepast beheer, de impact van de klimaatverandering.
2.3.1.3.
Wijze waarop we produceren en consumeren
Wanneer we de milieudruk willen verminderen, houdt dit ook in dat we moeten nadenken over de wijze
waarop we produceren en consumeren. 80% van de consumenten zegt milieubewust te willen kopen, maar
xxxvii
Het energiegebruik blijft toenemen. In 2008 lag het binnenlands energiegebruik
slechts 20% doet het ook.
+-34% hoger dan in 1990. Ook vergeleken met onze buurlanden heeft Vlaanderen een hoog energieverbruik.
De huishoudens nemen 25% van het energiegebruik voor hun rekening. Dit energiegebruik van de huishoudens
xxxviii
nam tussen 1990 en 2008 met 17% toe. Sinds 2003 is er een geleidelijke daling.
Sinds 2005 kent de
groenestroomproductie in Vlaanderen een sterke groei, weliswaar komt dit overeen met (nog maar) 3,3% van
xxxix
het bruto elektriciteitsverbruik.
De gemiddelde Vlaming heeft een ecologische voetafdruk die 5x zo groot is als de voor hem beschikbare
biocapaciteit. Voeding, huisvesting en personenvervoer domineren de ecologische voetafdruk van
xl
huishoudens, samen goed voor 65% van de Belgische voetafdruk . De Vlaamse voetafdruk is bovendien voor
meer dan de helft energiegebonden.
2.3.1.4.
Druk op de (open) ruimte
De druk op de (open) ruimte is groot en neemt nog steeds toe, o.a. door de bevolkingsgroei en demografische
ontwikkelingen zoals gezinsverdunning en economische ontwikkelingen. Op diverse plaatsen leidt dit tot
concurrentie tussen verschillende vormen van landgebruik. Bij ongewijzigd beleid kan, rekening houdend met
de demografische en economische ontwikkelingen, tegen 2030 de oppervlakte versteende ruimte in
xli
Vlaanderen met 17% zijn aangegroeid t.o.v. 2005. Hierdoor slibt de open ruimte verder dicht. Het areaal
groene ruimte (bos, natuur en overig groen) in Vlaanderen zou met zo’n 6000 ha toenemen in 2015, een
toename die bijna helemaal ten kosten gaat van landbouwgronden. De oppervlakte speelzones in bossen en
natuurreservaten nam de voorbije jaren beperkt toe.
Open ruimten worden vaak onvoldoende geoptimaliseerd voor functies zoals recreatie, natuur,
xlii
multifunctionele landbouw, bos en/of buffering.
12
Afhankelijk van de methode blijkt dat er gemiddeld in Vlaanderen jaarlijks tussen 1100 en 1700m³ water per
persoon beschikbaar is. Internationaal wordt dit als ‘zeer weinig’ bestempeld.
13
2.3.1.5.
Luchtverontreiniging
Luchtverontreiniging, en vooral hoge ozon- en fijn stofconcentraties, heeft een belangrijke impact op de
xliii
volksgezondheid en de natuur. Hoewel de globale luchtkwaliteit in Vlaanderen is verbeterd, worden er nog
steeds burgers blootgesteld aan overschrijding van de EU-normen. Fijn stof en ozon worden hierbij als de
meest schadelijke stoffen beschouwd. Sinds 1997 daalt het percentage van de Vlamingen blootgesteld aan
overschrijdingen van de Europese dagnorm voor fijn stof. In 2007 was dit nog het geval voor 45% van de
xliv
burgers, in 2010 7%. De omgeving van Gent en de Gentse Kanaalzone is één van de 4 ‘hotspots’ in
Vlaanderen op vlak van fijn stof.
2.3.1.6.
Waterkwaliteit – integraal waterbeheer
Men heeft de laatste jaren immers de mond vol over ‘integraal waterbeheer’, waarbij alle functies van het
water worden in acht genomen: drinkwater, water in onze leefomgeving, water als leefmilieu op zich, water als
transportmiddel, water als productiemiddel, water als recreatief element,… De zorg voor water is een
grensoverschrijdende problematiek. Een van de belangrijkste milieurichtlijnen voor water is dan ook op
Europees niveau geformuleerd: de Europese kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn stelt de ‘goede toestand’ van
onze watersystemen tegen 2015 voorop. De EU-lidstaten zijn verplicht om voor elk stroomgebied gezamenlijk
actieprogramma’s op te stellen waarin alle aspecten van water aan bod komen. Voor Vlaanderen gaat het om
het stroomgebiedsdistrict van de Schelde en het stroomgebied van de Maas. De richtlijn voorziet wel in een
mogelijk uitstel hiervoor tot 2021 of zelfs 2027, mits motivatie. De richtlijn werd in Vlaanderen vertaald in het
decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003, een kaderdecreet dat werd uitgewerkt in meerdere
uitvoeringsbesluiten.
Hoewel de oppervlaktewaterkwaliteit de voorbije jaren geleidelijk aan verder verbeterde, is de ‘goede
13
toestand’ van de Vlaamse watersystemen nog niet in bereik.
Sinds de start van de metingen van nitraat in het grondwater in 2004, is er nog geen gesproken trend vast te
stellen. De norm voor nitraat in grondwater werd in het najaar van 2007 op 38% van de meetlocaties in
Vlaanderen overschreden. In 58,2% van de meetplaatsen grondwater bevat het grondwater
xlv
bestrijdingsmiddelen.
2.3.1.7.
Geluidshinder
Geluidshinder blijft een belangrijke bron van hinder. Blootstelling aan lawaai heeft een belangrijke
gezondheidsimpact. Verkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder in Vlaanderen. Door de verwachte groei
van het wegverkeer wordt verwacht dat de blootstelling aan geluid van wegverkeer zal blijven toenemen,
xlvi
ondanks de geplande Europese en Vlaamse maatregelen.
2.3.1.8.
Milieudruk door afvalstoffen
Vlaanderen is er in geslaagd de huishoudelijke afvalproductie (524,8kg per inwoner) onder controle te houden
sinds 2000. Het is een serieuze hoeveelheid afval, toch behoort Vlaanderen hiermee tot de top van Europa.
De totale hoeveelheid geproduceerd bedrijfsafval neemt toe. Los van deze toename worden meer
bedrijfsafvalstoffen voorbehandeld met het oog op recyclage of op een andere nuttige toepassing. Duurzaam
materialenbeheer wordt noodzakelijk en er moet nagedacht worden over het ‘cradle to cradle’ principe. De
hoeveelheid gestort bedrijfsafval neemt niet toe.
2.3.2. Evergem specifiek
Zie bij 3.3. Natuur- en milieubeheer, 3.3.2. Kenmerken en trends.
13
In 2008 voldeden 55% van de meetplaatsen oppervlaktewater aan de basiskwaliteit voor biochemisch zuurstofverbruik
en 33% aan de biologische basiskwaliteit.
14
2.4. Sociaal-culturele ontwikkelingen
De invloed van traditionele instituties en maatschappelijke rolpatronen op individuele opvattingen, waarden en
gedragingen vermindert. Ook wel ‘detraditionalisering’ genoemd. De door de staat, religie of familie opgelegde
referentiekaders hebben de afgelopen decennia sterk aan kracht ingeboet. Door een stijgend opleidingsniveau,
meer politieke rechten, verbeterde arbeidsomstandigheden en een verhoogd welvaartsniveau, hebben in het
e
laatste deel van de 20 eeuw steeds meer mensen de autonomie gekregen om hun individuele levensloop,
waarden en opvattingen volgens hun eigen inzichten en voorkeuren in te vullen. Waar vroeger persoonlijke
xlvii
levenskeuzes werden ingegeven door tradities of geloofskaders, is het nu aan het individu zelf om te kiezen.
Als gevolg hiervan is de solidariteit tussen mensen minder vanzelfsprekend dan in het verleden. Bovendien
nemen niet alleen de keuzes, maar ook de onzekerheden toe. Als individuen meer verantwoordelijk worden
voor het uittekenen van hun eigen levensloop, moeten zij ook over het nodige ‘kapitaal’ (materieel, sociaal als
cultureel) beschikken om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het heterogener en individueler worden
van de bevolking maakt immers dat ‘de’ samenleving minder vanzelfsprekend is geworden en ook minder
xlviii
vanzelfsprekend zal blijven. Het overbruggen van deze sociale afstand wordt wellicht de grootste uitdaging.
Vaste sociale structuren breken af, waardoor sociale schaalverkleining optreedt. Mensen krijgen opnieuw
meer belangstelling voor hun eigen wijk. Het eigen buurtje wordt het referentiekader voor het te voeren
beleid. Tegelijk verruimen mensen hun blik op de wereld via virtuele netwerken, waarbij zij zich niet laten
beperken door geografische grenzen. Er is meer contact met mensen over de hele wereld, maar dat is veel
vrijblijvender dan het contact in de eigen wijk. Er is behoefte aan lokale ontmoetingsruimte en lokale cultuur
xlix
om vorm te geven aan de (lokale) identiteit.
We hebben het steeds drukker en combineren verplichtingen op gebied van werk en gezin. Hierdoor is er
schaars beschikbare vrije tijd. De generatie Y’ers (geboren tussen 1980-1994) wordt omschreven als een énén-generatie: werken is belangrijk, gezin is belangrijk, maar vrije tijd is ook belangrijk. Eveneens merken we
een gewijzigd vrijetijdsgedrag: de drijfveer om aan recreatie te doen zijn ‘belevenissen’. Daarom worden
l
doelgroepen tegenwoordig vaak aan de hand van belevingssferen of motieven ingedeeld:
•
•
•
•
•
Gezelligheid (27%): recreatieactiviteiten die vooral gezellig en leuk zijn en niet te lang duren of te
inspannend zijn.
Tussen uit (34%): genieten, weg uit de dagelijkse omgeving en nergens meer aan denken.
Interesse (14%): interessante dingen zien en te weten komen
Opgaan (15%): liefde voor
Uitdaging (9%): fysieke, uitdagende en grensverleggende inspanning
Ook hier komt dit én-én-verhaal terug: vroeger ging men óf wandelen óf op familiebezoek óf was lid van één
vereniging die wekelijks of maandelijks samenkomt. Nu worden allerlei activiteiten zo maximaal mogelijk
gecombineerd. De schaarse vrije tijd wil men zo optimaal mogelijk invullen, ‘kwalitijd’ genoemd. Men schrijft
zich liever in voor één of enkele activiteiten dan een langdurig engagement aangaan bij één bepaalde
vereniging. Men ‘zapt’ van de ene beleving naar de andere: men wil een vrijetijdsprogramma op maat kunnen
samenstellen.
België is een koploper in gemiddeld aantal uren TV kijken. De gemiddelde Belg kijkt 2,5 uur TV per dag. Ook
het aantal uren internetgebruik / sociale media is gestegen. Recent onderzoek van de universiteit van Gent
toont aan dat kinderen tussen 10 en 12 jaar 60% van hun dag zittend doorbrengen: ze zitten op de
schoolbanken, zitten voor de tv en de computer(spelletjes) en telefoneren ook zittend. Kinderen zouden
li
evenveel moeten bewegen als zitten. Deze verhouding is op dit moment helemaal zoek.
De burger is duidelijker mondiger geworden. De burger neemt het niet om niet geïnformeerd of gehoord te
zijn. De burger stelt de eisen naar de overheid steeds scherper en verwacht ook meer van de overheid.
Eigenbelang en ‘rechten’ staan centraal. Men is minder tolerant, verdraagt heel weinig van een ander.
De burger meent steeds meer dat de overheid verantwoordelijk is voor meer en meer tekortkomingen op het
openbaar domein en klaagt de overheid hierover aan. Inwoners zijn en voelen zich minder verbonden met
‘hun’ gemeente: inwoners zien een gemeentebestuur steeds meer in een rol van een ‘leverancier’: het
openbaar domein wordt beschouwd als het ‘mijne’, dat moet aangepast worden door de ‘leverancier’ (=
gemeentebestuur) wanneer ‘ik’ dit wens of vraag volgens ‘mijn’ wensen.
15
Eveneens stellen we een verzwakking van moreel besef in onze maatschappij vast. Procedure aspecten wegen
sterker door dan inhoudelijke aspecten.
2.5. Technologische ontwikkelingen
We kennen een toenemende digitalisering. Het gebruik van sociale media en andere communicatiemiddelen
kende de voorbije jaren een immense groei. ‘Generatie Einstein’ (de generatie geboren tussen 1985 en 2000)
en de ‘generatie post-Einstein’(generatie geboren na 2000) houden zich zowel privé als zakelijk dagdagelijks
bezig met onderwerpen als ‘social networking’, ‘multitasking’, gesocialiseerde individualisering en profielen, op
school wordt gewerkt met digitale schoolborden en adaptieve software,... Toch zijn er reeds trendstudies die
lii
een ‘facebook-moeheid’ voorspellen en zijn er zelfs aanwijzingen dat jongeren op school ‘oude media’ boven
liii
‘nieuwe media’ verkiezen.
De snelheid waarmee generaties geboren na 1985 informatie oppikken en verspreiden, geeft ze veel macht. Ze
zijn daardoor in staat een product, activiteit of dienstverlening te maken of supersnel af te breken.
Het publiek heeft de digitale weg naar de gemeentelijke dienstverlening gevonden. Deze toenemende
digitalisering moeten we verder uitbouwen binnen onze dienstverlening, ook e-government genoemd.
Weliswaar is nog altijd een beperkt deel van de bevolking niet mee in dit ‘digitale’ verhaal en hebben zij niet de
middelen of competenties om deze nieuwe digitale kanalen te gebruiken.
Met GIS (Geografisch Informatiesysteem) worden geografische objecten vastgelegd via gegevens en informatie
in een GIS. Dit gaat van concreet fysische objecten zoals huizen, wegen, rioleringen, leidingen,… tot virtuele
objecten zoals postcodegrenzen, administratieve indelingen, leeftijd van de inwoners,… GIS biedt heel veel
mogelijkheden voor de overheid om informatie met elkaar te linken. De integratie van GIS binnen de gehele
organisatie is van vitaal belang voor het maximaal benutten van de informatiebronnen.
2.6. Politiek-bestuurlijke ontwikkelingen
2.6.1.
“Multi-level governance”
Het beleid wordt op veel terreinen bepaald door politieke processen op meerdere niveaus: lokaal,
intergemeentelijk, provinciaal, regionaal, nationaal, Europees en/of mondiaal. Dit wordt ook ‘multi-level
governance’ genoemd.
De Europese besluitvorming is steeds duidelijker voelbaar op nationaal en regionaal, maar zelfs ook op
gemeentelijk niveau. Denken we aan de Europese kaderrichtlijn Water, de overstromingsrichtlijn, EU
14
15
Habitatrichtlijn , Richtlijn omgevingslawaai , Richtlijn luchtkwaliteit, …
2.6.2.
Regisseursrol lokale besturen
Hiernaast erkent de Vlaamse overheid in toenemende mate de centrale rol van het lokale beleidsniveau en
gaat steeds vaker rekenen op de inbreng van het lokale niveau bij het realiseren van haar beleid. Steeds meer
wordt het lokale bestuur als ‘regisseur’ aangeduid door de Vlaamse overheid in meerdere beleidsdomeinen:
regisseur voor het lokaal woonbeleid, regisseur voor het lokaal sociaal beleid, regisseur inzake nest-webfunctie
buitenschoolse kinderopvang, regisseur inzake gezinsondersteuning, … Al te vaak krijgt het lokale niveau deze
regisseursrol toegeschoven zonder extra middelen.
14
EU habitatrichtlijn streeft een coherent Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones na, Natura 2000
genoemd. De richtlijn verplicht lidstaten ook om de habitats en soorten die voor de EU van belang zijn, in een gunstige staat
van instandhouding te behouden of te herstellen.
15
EU-richtlijn omgevingslawaai heeft tot doel de schadelijke effecten en hinder in te perken die veroorzaakt worden door
het omgevingslawaai van belangrijke wegen, spoorwegen, luchtwegen en agglomeraties.
16
Het planlastendecreet treedt in werking vanaf 2013. Dit zou met het wegvallen van de opmaak van een tiental
sectorale plannen de administratieve last op lokaal niveau moeten verminderen. Dit betekent eveneens dat het
gemeentebestuur kan intekenen op de Vlaamse beleidsprioriteiten en hiervoor subsidies ontvangt. De
garantie op gekwalificeerd personeel op het lokaal niveau dat tot op vandaag verankerd was in de decretale
plannen, valt weg.
2.6.3.
Overregulering
De dag van vandaag zijn er heel veel regels en voorschriften, in feite veel te veel regels vooral als we deze
talloze regels ook consequent wil handhaven. Het Belgisch Staatsblad, waarin alle wetten en besluiten
verschijnen die regeringen en parlementen nemen, was in 2011 het op twee na dikste ooit: voor een landje als
liv
België was dit in 2011 maar liefst 81.964 pagina’s dik. Het politiereglement voor de politiezone AssenedeEvergem is 133pagina’s dik en bestaat uit 347 artikelen. Deze massa hoeveelheid regelgeving heeft enerzijds te
maken met de maatschappelijke roep om een overheid die optreedt. Zoiets is zeker het geval bij
probleemsituaties, incidenten, rampen en klachten waarbij het formuleren van extra regels vrij snel en direct
kan geformuleerd worden, daarom niet altijd even effectief. Bovendien hebben nieuwe regels soms eerder een
symboolwaarde: eerder bedoeld als een signaal aan de samenleving, maar in realiteit niet echt de bedoeling
dat er een strikt toezicht komt of mogelijk is op de toepassing van de nieuwe regels.
De wet- en regelgeving wordt hierdoor steeds complexer. Het neemt voor het lokale bestuur steeds meer tijd
en geld om tot de realisatie van een project te komen.
17
3. KENMERKEN EN TRENDS PER BELEIDSDOMEIN
3.1. Wonen
3.1.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘wonen’
Hoewel het ernaar uitziet dat de bevolkingsgroei langzaam zal stagneren, blijft, door de gezinsverdunning, het
aantal huishoudens wel stijgen. In functie van de behoefte (aan bepaalde types) van woningen is echter niet de
bevolking maar ‘het huishouden’ de maatstaf. Het aantal toenemende huishoudens heeft tot gevolg dat ook de
behoefte aan woningen zal blijven toenemen.
De demografische evoluties hebben ook een invloed op het gewenste woningtype. Het toenemend aantal
éénpersoons- en tweepersoonshuishoudens kan de vraag naar kleinere wooneenheden vergroten. Bovendien
beschikken alleenstaanden en eenoudergezinnen over een kleiner budget.
Uit migratie-onderzoek blijkt immers dat ouderen kleinere stedelijke gebieden en randgebieden rond de
centrumsteden, zoals de gemeente Evergem, best aantrekkelijk vinden en dit verkiezen boven wonen in een
centrumstad.
Langs de aanbodzijde zijn ook enkele veranderingen merkbaar. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de verschuiving
16
van nieuwbouw naar ‘koop met vernieuwbouw’ , de verschuiving van individuele woningbouw naar
17
appartementen , een daling van de gemiddelde kavelgrootte en een toename van de projectmatige
18 lv
aanpak .
Een stijging van het aantal ouderen, vaak gecombineerd met de uitdrukkelijke wens om in de eigen woning te
blijven wonen, betekent een grote maatschappelijke uitdaging op verschillende vlakken. Binnen het
beleidsdomein wonen betekent dit dat vaak woningen in eigendom van oudere generaties vaak
onderbewoond (grote gezinswoningen voor een- of tweepersoonshuishoudens) en/of minder van kwaliteit
(oud bouwjaar en geen of beperkte renovatie). Bij toename van het aantal oudere huishoudens zal er dan ook
een grotere ‘theoretische behoefte’ ontstaan aan aangepaste woongelegenheden zoals kleine
appartementen, assistentiewoningen, ‘kangoeroewoningen’,… Weliswaar is het niet omdat er een
‘theoretische behoefte’ is, berekend op demografische analyses, dat deze ook in de praktijk ten volle bestaat.
De vraag is of mensen de overgang naar een beter aangepaste woning (tijdig) zullen maken gezien het streven
lvi
van mensen om zo lang mogelijk thuis en zelfstandig te willen wonen.
De trend van vergroening is nog relatief pril - en in Evergem als trend niet vast te stellen en ook niet
meegenomen in de prognoses van de Vlaamse studiedienst voor Evergem (zie demografische ontwikkelingen) waardoor het dan ook moeilijk is om nu reeds de toekomstige uitdagingen van het woonbeleid hierdoor in te
schatten. Mogelijke consequenties kunnen o.a. zijn dat de trend van kleinere woningtypes en dalende
perceelsgrootte zich niet zo sterk verderzet, dat de aanwezigheid van crèche, opvang, school,.. in sterkere mate
lvii
de woningkeuze bepaalt.
De toename van het aantal nieuw samengestelde gezinnen en éénoudergezinnen heeft gevolgen op vlak van
woonvormen. Hoe kan een woning best gebouwd en/of ingedeeld worden als kinderen van een of beide
ouders niet permanent in de woning wonen? Een ander mogelijk gevolg door de meer instabiele levensloop
van hedendaagse gezinnen en voor bepaalde doelgroepen kan een te grote ‘housing stress’ (te hoog aandeel
van het inkomen gaat naar wonen) ontstaan. Zo komen sommige huishoudens in een financieel precaire
lviii
situatie terecht waardoor het moeilijk wordt om lening of huur te betalen.
16
Koop met vernieuwbouw = aankopen van een bestaande woning en deze grondig renoveren
Momenteel zijn 60% van de nieuwe woningen in Vlaanderen appartementen.
18
Deze toename hangt samen met de globale stijging van het aantal appartementen. Het aandeel vennootschappen als
bouwheer is bij appartementen groter dan bij woningen. Ook in de particuliere woningbouw is het aandeel professionele
actoren (ontwikkelaars, bouwpromotoren, sleutel-op-de-deur firma’s,…) toegenomen.
17
18
19
De woonkost weegt het zwaarst door in de bestedingen van Vlaamse huishoudens. In 2009 bedroeg dit
aandeel 25,8%, waarmee na een lichte daling vanaf 2003 tot 2008, opnieuw het niveau van begin jaren 2000
werd bereikt. Economische ontwikkelingen zoals een stijging van de koopkracht kan resulteren in een
toenemende vraag naar woningen (dat kan zorgen voor prijsstijgingen) en/of kan leiden tot hogere eisen voor
de kwaliteit van het wonen. Die stijgende koopkracht gaat om gemiddelden, wat wil zeggen dat de koopkracht
van lagere inkomenscategorieën niet noodzakelijk toeneemt en zelfs kan afnemen. Dit kan, gecombineerd met
het feit dat de woonkost bij lagere inkomenscategorieën groter is, wel toenemende problemen naar
lix
betaalbaarheid opleveren.
De ligging van de gemeente Evergem binnen de Gentse kanaalzone (dichtbij werkgelegenheid) en in de
nabijheid van de centrumstad Gent (onderwijs, verzorgingsinstellingen, horeca, cultuur…) zal deze
woningvraag zeker beïnvloeden.
Als reactie op de toegenomen onzekerheid ten gevolge van de toenemende individualisering, zoals geschetst
bij de sociaal-culturele ontwikkelingen, lijken zekerheid en geborgenheid belangrijke waarden te worden, zeker
in het wonen. In een onzekere en flexibele maatschappij is het van groot belang om terug te kunnen vallen op
een stabiele en zekere woonsituatie. Hoewel ook een trend naar meer vraag naar flexibele woonvormen, wordt
algemeen verwacht dat er in de toekomst een toenemende behoefte zal ontstaan aan woonzekerheid en
woonproducten die zekerheid bieden. In Vlaanderen wordt een eigen woning al decennialang gepromoot als
de beste garantie op woonzekerheid. Anderzijds zijn de fundamentele voorwaarden voor duurzaam eigen
woningbezit, namelijk zeker, stabiel en adequaat werk (of een vervangingsinkomen) hebben om een lang
lopende lening terug te kunnen betalen, niet langer een evidentie, waardoor de kans bestaat dat de
lx
duurzaamheid van eigen woningbezit zal afnemen. Daarnaast lijkt door de toegenomen onzekerheid en
vooral de toegenomen diversiteit ook de vraag naar het wonen met gelijkgestemden in een veilige, geborgen
lxi
omgeving zich duidelijker te stellen.
Technologische ontwikkelingen hebben eveneens hun invloed op de woonvoorkeuren van huishoudens. Omdat
veel mensen thuis beschikken over een werkplek met PC, wordt het bijvoorbeeld veel makkelijker om van thuis
uit te werken. Ook de aanwezigheid van zgn. ‘satellietkantoren’ draagt bij tot kleinere woon-werkverplaatsingen. Naarmate deze trend zich doorzet, wordt de locatie van de werkplek minder van belang en kan
men de keuze van de woonlocatie meer laten bepalen door factoren die met de kwaliteit van het huis en de
woonomgeving te maken hebben. Ook doen domoticatoepassingen langzaam hun intrede. Zo kunnen
sensoren in de woning worden geplaatst die zo nodig de brandweer, politie of een zorgverlener alarmeren.
Dergelijke toepassingen verhogen het wooncomfort van huishoudens en zorgen ervoor dat ouderen langer
zelfstandig kunnen blijven wonen. Dit alles heeft zijn invloed op de uitrusting van het openbaar domein.
Naast de basisvoorzieningen (gas, elektriciteit, water, riool) wordt ook de aanwezigheid of mogelijkheid om aan
te sluiten op de informatiesnelweg (thuiswerk, communicatie met de overheid, recreatie) steeds belangrijker.
De woning is dus niet enkel de plek meer om te eten en te slapen, maar is ook de plek om te werken, te
ontspannen, te zorgen of zorg te ontvangen. Voor al deze functies wordt steeds meer beroep gedaan op
externe diensten, wat maakt dat allerlei nieuwe vormen van dienstverlening de woning en/of woonomgeving
binnenkomen. Het wooncomfort wordt niet enkel meer bepaald door het uitrustingsniveau van de woning,
maar ook door de dienstverlening die in en rondom de woning kan genoten worden. Het gaat daarbij om een
ruime waaier aan diensten, zoals een schoonmaakdienst, klusjesdienst, maaltijdleverancier, strijkdienst,
kinderopvang, supermarkt, … voor een ruime waaier aan gebruikers: tweeverdieners met of zonder kinderen,
werkende alleenstaanden, ouderen,… Omdat er steeds meer ouderen komen is er een groeiende behoefte aan
lxii
zorg en dienstverlening in en rondom de woning: de zorg verhuist naar de mensen. Deze behoefte wordt
nog versterkt door het feit dat een grote groep senioren (babyboomers) steeds welvarender wordt en dit ook
kan en wil betalen.
De impact van het ‘wonen’ op de klimaatverandering en op het leefmilieu in het algemeen is groot. De
aangroei van het aantal woningen, de vernieuwing van bestaande woningen en de steeds hogere eisen inzake
wooncomfort zorgen ervoor dat meer en meer natuurlijke bronnen (grondstoffen, water en energie) dienen te
lxiii
worden ingezet. Dat leidt op zijn beurt tot hogere emissies en een verhoogde productie van afvalstoffen.
Door de toenemende milieudruk en stijgende energieprijzen wordt duurzaam bouwen en wonen een
noodzakelijk en dringend thema op de woningmarkt. Het doel van duurzaam wonen en bouwen moet zijn om
19
Woonkost = uitgavenpost van een huishouden dat bestaat uit huur (huurders) of geschatte huur (eigenaars), gewone
onderhoudskosten, lasten en kosten voor verwarming, verlichting en water.
19
te streven naar gezonde, veilige en betaalbare woningen met geringe impact op het milieu. Duurzaam wonen
en bouwen omvat bijgevolg meerdere invalshoeken en deelaspecten: zuinig omgaan met materialen, energie
en water tijdens het bouwproces, op rationele wijze omgaan met water door optimaal gebruik van regenwater,
besparende installaties en technieken en het gebruik van huishoudtoestellen met minimaal verbruik, op
rationele wijze omspringen met energie door bij voorkeur gebruik van hernieuwbare en/of milieuvriendelijke
lxiv
energiebronnen, optimale isolatie, energiezuinige verlichtingssystemen en huishoudtoestellen, enz.. Op vlak
van duurzaamheid en energiezuinigheid zijn de laatste jaren meerdere initiatieven gelanceerd vanuit diverse
beleidsdomeinen en beleidsniveaus. De normen en wetgeving hiervoor uitgewerkt en verplicht opgelegd bij
20
nieuwbouw en verbouwingen brengt natuurlijk ook een prijskaartje met zich mee voor de kandidaat(ver)bouwer wat het aanschaffen van een eigen woning steeds duurder/moeilijker maakt, minder gebouwd
zal worden, gezinnen langer in oudere woningen blijven wonen, wat dan op zich het realiseren van
lxv
energiebesparingen dreigt te beperken.
Door de klimaatverandering komen er meer natte en droge periodes. Het watersysteem heeft daarom een
lxvi
grotere veerkracht nodig. Open ruimte wordt noodzakelijk om water op te kunnen vangen bij zware regenval
en water te kunnen bijhouden om periodes van grote droogte en watertekort te kunnen overbruggen. Water is
en wordt steeds belangrijker om als element mee te nemen bij de ruimtelijke inrichting van een gebied. Zie ook
bij beleidsdomein natuur- en milieubeheer.
De ondergrond wordt door een sterk toegenomen ruimtevraag steeds intensiever gebruikt, onder meer voor
ondergrondse constructies, allerhande leidingen en bekabeling, energieopslag… deze toenemende drukte
lxvii
vraagt meer aandacht voor een zorgvuldige inrichting en gebruik van de ondergrond.
Eveneens is er een groeiende behoefte om op perceel- of wijkniveau alternatieve energievoorzieningen te
kunnen realiseren. De productie van hernieuwbare energie stelt specifieke eisen aan de ruimte.
Extra wooneenheden betekent ook bijkomende voorzieningen voor onderwijs, zorg en werkgelegenheid
lxviii
mogelijk maken.
3.1.2. Kenmerken en trends
3.1.2.1.
Evolutie gemiddelde prijs bouwgronden en vastgoed in Evergem
De Vlaamse woningmarkt kende de afgelopen decennia een gevoelige prijsstijging, sterker dan de gemiddelde
kosten van het levensonderhoud. In 2000 was in Evergem de gemiddelde prijs per m² bouwgrond €55,14. Op
vijf jaar tijd was deze bouwgrondprijs bijna verdubbeld. De prijs bleef stijgen: in 2010 was in Evergem de
lxix
gemiddelde prijs per m² bouwgrond reeds € 128,69, m.a.w. prijs x2,33 op tien jaar tijd. Naast de grondprijs
is ook de bouwkost doorheen de jaren sterk gestegen. De kost van een bouwproject zal verder toenemen als
gevolg van toenemende grondstofprijzen en toenemende vereisten wat betreft energie. Een nieuwbouwwoning is enkel nog mogelijk voor de betere tweeverdieners. Huishoudens met een woonbudget van €200.000
kunnen de investering van een nieuwbouwwoning niet meer aan. Deze huishoudens richten zich nu ook op de
secundaire koopmarkt, waardoor prijzen van oude woningen in de hoogte jagen waardoor aankopers dan ook
lxx
minder budget overhouden voor ingrijpende renovatiewerken.
De aantrekkingskracht van de centrumstad Gent en de omliggende ‘residentiële’ gemeenten uit zich in de
gemiddelde prijzen van de bouwgronden per m². De gemeente Evergem is samen met de gemeente Nevele de
enige randgemeenten van stad Gent die in 2010 een gemiddelde prijs van bouwgrond per m² lager dan € 134
per m² hebben. Voor de randgemeenten van Gent is Evergem dus nog een van de meest betaalbare
lxxi
gemeenten, wat nog een extra aantrekkingskracht met zich meebrengt.
20
Recente normen en wetgeving: energieprestatie, isolatie, luchtdichtheid, geluidsisolatie, plaatsen van veiligheidsglas bij
lage ramen, gescheiden hemelwaterafvoer, controle water- en gasleidingen, bijkomende eisen voor stookoliereservoirs,
hogere eisen rendement verwarmingsketels, verwerking bouwafval, gebruik veiligheidscoördinator,
grondverzetreglementering, …
20
De gemiddelde verkoopprijs van het vastgoed in Evergem kende de voorbije 10jaar ook een heel sterke stijging.
De gemiddelde verkoopprijs voor een gewoon woonhuis in Evergem was in 2000 €87.812, terwijl dit in 2010
voor hetzelfde type woonhuis €185.340 was. De gemiddelde verkooprijs voor een villa, bungalow of landhuis in
Evergem steeg iets minder sterk: in 2000 betaalde men hiervoor in Evergem gemiddeld €253.232, in 2010: €
281.037. De sterkste stijging bevindt zich bij de gemiddelde verkoopprijs van appartementen, flats en studio’s
in Evergem: € 70.029 betaalde men gemiddeld hiervoor in 2000, terwijl men in 2010 voor eenzelfde type reeds
€198.270 moest betalen: prijs x 2,8 op tien jaar tijd. Ook bij de verkoop van woningen speelt de energiezuiniglxxii
heid een steeds grotere rol in de prijs en verkoopbaarheid van de woning.
3.1.2.2.
Continue stijging van het aandeel eigenaars
Het aandeel eigenaars van woningen is in Vlaanderen tussen 2001 en 2005 met 1,8% gestegen. Deze evolutie
ligt volledig in de lijn waarbij het aandeel eigenaars gedurende een halve eeuw continu bleef stijgen van 42% in
lxxiii
1974 tot ruim 74% in 2005. Opvallend is dat, ondanks de sterk stijgende prijzen op de woningmarkt, vanaf
eind jaren negentig het aandeel eigenaars niet is gedaald. Voor jongvolwassenen blijft een eigendomsverwerving nog een haalbare kaart, door meerdere factoren: het steeds langer uitstellen om de oudere woning
te verlaten, verschuiving van nieuwbouw naar aankoop (meestal met renovatie dat iets makkelijker kan
gespreid worden over meerdere jaren), langere looptijden van de leningen, lage rentevoeten, schenkingen en
erfenissen (ouders ‘babyboomers’) en kiezen voor kleinere woningen met minder comfort en minder
woonvertrekken. Een gevolg van deze trend is dat minder huishoudens hun eerste eigendomsverwerving als
hun ‘definitieve’ woning beschouwen.
Hoewel daar voorlopig nog geen concrete aanwijzingen voor zijn, verwacht men naar de toekomst toe een
lxxiv
stagnering van het aandeel eigenaars.
Evergem kent op 1 januari 2011 13008 woongelegenheden waarvan 69,10% (of 8988) eigenaar en bewoner is
en waarvan 30,09% (of 4020) bewoner en geen eigenaar is. Het aandeel eigenaars in Evergem ligt hoger dan
lxxv
het provinciaal gemiddelde (63,58%) en het gemiddelde in het Meetjesland (61,12%).
3.1.2.3.
Evolutie stedenbouwkundige vergunningen
In de statistieken van de stedenbouwkundige vergunningen en de begonnen woningen is duidelijk te zien dat
de sterk groei die zich voordeed vanaf het begin van de jaren 2000 op een hoog niveau tot stilstand kwam in de
periode 2005-2006. Nadien kwam een eind aan deze groeiperiode en werden, als gevolg van de algemene
economische crisis en verhoogde bouwkost, minder vergunningen afgeleverd. Op basis van de recentste cijfers
lijkt in 2009 een dieptepunt te zijn bereikt. In 2010 werden opnieuw meer stedenbouwkundige vergunningen
afgeleverd en woningen begonnen, maar dit zou het gevolg zijn van de afschaffing van het tijdelijk verlaagd
21
BTW-tarief op nieuwbouw. De komende jaren zal blijken of deze trend zich al dan niet doorzet.
3.1.2.4.
Sociale huisvesting
De overheid stelt woningen ter beschikking, sociale woningen die verhuurd worden door een sociale
huisvestingsmaatschappij of de Vlaamse maatschappij voor sociaal wonen. Het huurpatrimonium in Evergem in
2010 dat verhuurd werd onder het sociaal huurstelsel was 357 sociale woningen. Dit is 2,74% van de totale
huishoudens. Hiervan werden er in 2010 353 verhuurd via een sociale huisvestingsmaatschappij en 4 via het
sociaal verhuurkantoor. Dit aandeel sociale huurwoningen is in Evergem vrij laag t.o.v. het totale aantal
huishoudens. Voor de provincie is dit aandeel gemiddeld 6,24%. Eveneens is dit aandeel vrij laag t.o.v. het
aantal fiscale aangiften betreffende een jaarlijks netto belastbaar inkomen van minder dan € 10.000 (inkomens
2008-2009) gezien Evergem 15,84 sociale woningen heeft per 100 fiscale aangiften < € 10.000. Voor de
lxxvi
provincie is dit gemiddeld 28,74 sociale woningen per 100 fiscale aangiften < € 10.000.
Het grond- en pandendecreet bepaalt per gemeente het ‘bindend sociaal objectief’. Het bindend sociaal
objectief is een gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat ten minste moet gerealiseerd
worden tegen 31 december 2020, dit met als doel een sterke inhaalbeweging te maken op vlak van sociale
woongelegenheden. De gemeentelijke bindende sociale objectieven voor sociale woningen en kavels werd
voor de gemeente Evergem als volgt vastgelegd: 230 sociale huurwoningen, 102 sociale koopwoningen en 8
21
Om nog van het verlaagde tarief te genieten, moesten bouwaanvragen ingediend worden tegen eind maart 2010.
21
sociale kavels. Sedert de nulmeting werden 92 sociale huurwoningen en 31 sociale koopwoningen gerealiseerd.
Daarnaast wordt nog de realisatie van 262 huurwoningen, 167 koopwoningen en 20 kavels verwacht. De stand
van zaken van deze projecten wordt opgevolgd in het lokaal woonoverleg.
3.1.2.5.
Woonkosten en betaalbaarheid
22
Volgens de woonquote-methode heeft 17% van de afbetalende eigenaars betaalbaarheidsproblemen.
Verder onderzoek heeft aangetoond dat het hier vooral om alleenstaanden en eenoudergezinnen gaat en dat
de problematiek zich vrij gelijkmatig spreidt over de inkomensquintielen (m.u.v. het hoogste quintiel).
Bij de huurders, privaat en zeker sociaal, situeren de betaalbaarheidsproblemen zich vooral in de 2 laagste
inkomensquintielen. In de sociale huisvesting springt vooral de ongunstige positie van gezinnen met kinderen
en jonge gezinnen in het oog. Op de private huurmarkt is de situatie vooral moeilijk bij eenoudergezinnen en
lxxvii
65+ers.
3.1.2.6.
Woonkwaliteit
In de gemeente Evergem is 24,47% van alle woongelegenheden gebouwd vóór 1945 en 51,76% van de
woningen is gebouwd tussen 1945 en 1990. 23,77% van de woongelegenheden is gebouwd na 1990, dus nu 22
jaar oud of jonger. 10,62% van alle woongelegenheden is gebouwd na 2000, dus nu 12 jaar oud of jonger. In
vergelijking met de gemiddelden in de provincie heeft de gemeente Evergem een groter aandeel
woongelegenheden gebouwd na 1990 en 2000. Het woningbestand in Evergem is relatief jong, dit door het
grote aantal recente nieuwbouwwijken. Wanneer op sectorniveau wordt gekeken naar de oude woningen in
lxxviii
Evergem bevinden zich deze voornamelijk in de as Sleidinge-Langerbrugge-Doornzele.
Op vlak van woonkwaliteit en kwaliteitsbewaking kan de lokale overheid een rol spelen door kwaliteitsbewaking van de koopwoning via het opleggen van normen met betrekking tot minimale oppervlaktes,
leefruimtes, buitenruimtes, parkeren,… Kwaliteitsbewaking van huurwoningen is mogelijk via de procedure
ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring en het conformiteitsattest. Hiernaast wordt er ook gewaakt over
leegstand en verkrotting. In de inventaris van leegstand zijn voor Evergem in 2012 7 panden opgenomen. 7
woningen werden in 2012 ongeschikt verklaard en er lopen nog 4 procedures. Agentschap Wonen voelt een
stijgende vraag naar woononderzoeken door de krapte van de woningen op de markt van de huurwoningen.
3.1.2.7.
Bodembezetting
De gemeente Evergem is 7504 ha groot waarvan 6823 ha kadastrale oppervlakte (percelen), de overige 628ha
openbaar domein. 1425ha is bebouwde oppervlakte (= 20,88%) en 5398ha onbebouwde oppervlakte (=
79,12%). Van de bebouwde oppervlakte is 60,69% woningen, appartementsgebouwen en bijgebouwen, 15,15%
gebouwen voor landbouw, tuinbouw en veeteelt, 14,58% gebouwen voor ambachten en nijverheid en 2,97%
gebouwen voor handel, diensten en horeca. Het aantal ha gebouwen voor landbouw, tuinbouw en veeteelt
enerzijds en het aantal ha gebouwen voor ambachten en nijverheid ligt in Evergem hoger dan gemiddeld in de
provincie. Van de onbebouwde oppervlakte is 88,61% in functie van land- en tuinbouw, wat wijst dat de
agrarische sector in Evergem (in het Meetjesland) een relatief grotere rol speelt dan gemiddeld in de provincie
Oost-Vlaanderen.
Delen van de gemeente Evergem hebben een sterk landelijk karakter, terwijl andere delen van de gemeente
door de ligging in de Gentse Kanaalzone een sterk industrieel karakter heeft en andere delen van de gemeente
grenzend aan stad Gent een randstedelijk karakter vertoont. Deze verscheidenheid binnen één gemeente met
9 dorpskernen en het vinden van een evenwicht hierin is ongetwijfeld één van de grote uitdagingen voor de
komende jaren.
3.1.2.8.
Nutsvoorzieningen
22
Woonquote = het aandeel van het huishoudinkomen dat aan de naakte woonuitgaven wordt gespendeerd en is een vaak
gehanteerde maat voor betaalbaarheid in onderzoek. Onder ‘naakte woonuitgaven’ worden de bedragen bedoeld die
huishoudens besteden aan de huur van de woning of de afbetaling van de lening. Verbruikskosten zijn niet inbegrepen.
22
Openbare verlichting heeft tot doel om het openbare leven bij duisternis zo goed mogelijk te laten
functioneren en moet bijdragen aan een sociaal veilige, verkeersveilige en leefbare omgeving. Beelden vanuit
de lucht tonen duidelijk aan dat Vlaanderen één van de meest verlichte regio’s in de wereld is. De
netbeheerder, Eandis, is eigenaar van het openbare elektriciteitsnet in Evergem en verantwoordelijk voor het
onderhoud en het beheer hiervan. De gemeente is zelf eigenaar van de verlichtingspalen en –armaturen.
De gemeente Evergem heeft in totaal 5880 lichtpunten (palen) waarvan 82 voor monumentverlichting. Het
gemiddeld aantal branduren per jaar is 4082u per lichtpunt (voor monumentverlichting: 1814u). De prijs van
elektriciteit is de voorbije jaren sterk gestegen. De verwachting is dat de prijs voor elektriciteit verder zal
stijgen. Op vlak van kostprijs voor het gemeentebestuur betekent dit concreet voor de gemeente dat in 2006
(met een verbruikcijfer van 2.376.467kWh) de kostprijs voor openbare verlichting €206.566,88 was en dit in
2011 (met een lager verbruikcijfer van 2.346.535kWh) op vijf jaar tijd is verdubbeld: € 415.528,64. Niet alleen
vanuit ecologisch standpunt, maar ook vanuit financieel standpunt worden best energiebesparende
maatregelen genomen, ook op vlak van openbare verlichting. Technologische ontwikkelingen maken en zullen
dit in de toekomst mogelijk maken op verschillende manieren.
Theoretische levensduur van masten is ongeveer 30 jaar. In de praktijk is 40 jaar ook mogelijk, afhankelijk van
de situatie. Meer dan 700 masten en palen in Evergem zijn ouder dan 35 jaar (geplaatst voor 1977).
Het is belangrijk om een visie op vlak van openbare verlichting binnen de gemeente te bepalen en mee te
nemen bij het ontwerpen van woonomgevingen: waar is wel en geen verlichting nodig? Hoeveel licht is nodig
op een bepaalde plek? En met welke technologie realiseren we dit plan? Voor de Gentse kanaalzone is er reeds
masterplan van de openbare verlichting opgesteld.
De nutsvoorzieningen gas, elektriciteit, water en telecommunicatie zijn niet in handen van de gemeente, maar
van heel wat netbeheerders:
•
•
•
•
•
•
Eandis voor laagspanning (tot 12000 V) en lage druk aardgas
Elia voor hoogspanningsleidingen (ondergronds en bovengronds)
Fluxis voor hogedruk aardgastransportleidingen
Air Liquide voor transportleidingen voor stikstof en zuurstof
Belgacom en Telenet voor telecommunicatie
VMW voor water
Elk van deze netbeheerders moet onderhoud, vervangingen en uitbreidingen op zijn net uitvoeren: geplande
ingrepen voor uitbreidingen en vervangingen, huisaansluitingen en onverwachte interventies voor
herstellingen. Voor de geplande ingrepen moet een vergunning aan het gemeentebestuur worden
aangevraagd.
3.1.2.9.
Ruimtelijke ‘transitie’
De maatschappelijke ontwikkelingen geven aan dat we op vlak van ruimtelijke ordening niet zozeer meer van
het individuele woonvraagstuk moeten vertrekken, maar door bijvoorbeeld groepen van woningen of hele
wijken samen te ontwerpen, m.a.w. het ontwerpen van woonomgevingen. In deze ruimtelijke transitie is het
thema van verdichting bijna vanzelfsprekend. Door te verdichten kan het openbaar vervoerssysteem
performanter worden. Het zorgt ervoor dat openbare infrastructuren zoals voorzieningen, rioleringen of
energienetwerken beter benut worden of alternatieve energievoorzieningen voorzien op wijk- of
perceelniveau. Het houdt de waardevolle ecologische netwerken en overstromingsgebieden open, waardevolle
grond en landbouwgebieden blijven gevrijwaard, een toegankelijke open ruimte waar recreatie mogelijk is
(‘kwalitatieve leegte’). Zomaar verdichten om te verdichten kan geen strategie zijn, het gebeurt bij voorkeur in
lxxix
de nabijheid van werkgelegenheid en voorzieningen, op plaatsen met een goede toegankelijkheid.
23
3.1.2.10.
•
•
•
•
•
•
Grote uitdagingen voor de gemeente Evergem op vlak van ‘wonen’,
uitdagingen die ook op de participatieavond aan bod kwamen, zijn:
het realiseren van multifunctioneel groen en recreatie (open ruimte) in functie van de suburbanisatie
het realiseren van buffers (koppelingsgebieden) tussen woongebieden en industrie
het stimuleren van herbruik (voorbeeld leegstaande fabriekspanden, kerken, kastelen, kloosters,
pastorijen en kloosters,…)
het stimuleren van inbreidingsgerichte en kernversterkende woonprojecten
met oog voor uitbouw voor woonzorgzones en zorgvriendelijke wijken (zie beleidsdomein zorg en
opvang)
verdichting op een kwaliteitsvolle manier realiseren
het nemen van energiebesparende maatregelen o.a. op vlak van openbare verlichting
3.1.3. Actoren m.b.t. ‘wonen’ werkzaam op grondgebied Evergem
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Vlaamse Regering – het Agentschap Wonen-Vlaanderen (regierol): zorgt voor de uitvoering van het
woonbeleid en woonkwaliteitsbeleid in Vlaanderen, verstrekt financiële tegemoetkomingen of
premies aan particulieren (in het bijzonder huursubsidie, renovatie- en verbeteringspremies), zorgt
ervoor dat de kwaliteitsnormen voor woningen gerespecteerd worden, volgt de erkende huurdiensten
op en ondersteunt de gemeenten bij de ontwikkeling en de uitvoering van een lokaal woonbeleid.
Gemeentebestuur Evergem (regie- en actorrol)
Projectbureau Gentse Kanaalzone (regierol): heeft als opdracht de coördinatie en aansturing van de
opties uit het strategisch plan Gentse Kanaalzone.
Gecoro: gemeentelijke adviesraad (regierol)
Sociale huisvestingsmaatschappijen (actorrol): Het Volk, Volkshaard, Meetjeslandse
Bouwmaatschappij, CVBA Wonen
Vlaamse Maatschappij sociaal wonen (actorrol)
Sociaal verhuurkantoor (actorrol)
Nutsmaatschappijen (actorrol)
Private projectontwikkelaars (actorrol)
Huurdersorganisaties of huurdersbonden
3.1.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. woonbeleid
•
•
•
Ruimte planning en regelgeving (Vlaams, provincie, gemeente):
o Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (Vlaams)
o Provinciaal ruimtelijk structuurplan (provincie)
o Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (gemeente)
o Ruimtelijke uitvoeringsplannen (gemeente)
o Stedenbouwkundige verordeningen (vlaams / gemeente)
o Richtnota bouwen en verkavelen (gemeente)
o Gabarietenplan (gemeente)
o Gronden- en pandendecreet (Vlaams)
o Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening (Vlaams)
o Woonbeleidsplan in opmaak (Vlaams) – voorstudie april 2012
o Beleidsplan Ruimte 2020-2050 (Vlaams) – groenboek april 2012 (beleidsplan Ruimte zal in de
plaats komen van het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen)
Verlenen van stedenbouwkundige vergunningen (gemeente)
Ondersteuning van woningverwerving en -behoud
o Sociaal woonaanbod: bindend sociaal objectief per gemeente (wordt opgevolgd via lokaal
overleg)
o Bescheiden woonaanbod: bepaalde percentages aan bescheiden woningen moet gerealiseerd
worden
24
Kooprecht sociale huurder onder bepaalde voorwaarden (Vlaams / sociale
huisvestingsmaatschappijen)
o Verzekering gewaarborgd wonen (Vlaams)
o Sociale leningen (Vlaams)
Ondersteuning van de woonkwaliteit en –verbetering
o Renovatiepremie, verbeterings- en aanpassingspremie (Vlaams)
o Sociale leningen (Vlaams)
o Handhaving minimum kwaliteitsnormen woningen
Technisch onderzoek van de woning + advies (agentschap Wonen-Vlaanderen),
beslissing gemeente door het besluit van de burgemeester (ongeschikt en/of
onbewoonbaar)
Inventaris van leegstand en verkrotting (gemeente)
o Conformiteitsattest (gemeente): attest waarmee bevestigd wordt dat de woning niet
ongeschikt of onbewoonbaar is.
Ondersteuning van huren van een woning
o Aanbod sociale huurwoningen (sociale huisvestingsmaatschappijen)
o Huursubsidie (Vlaams / OCMW)
o Informatie en advies (huurdersorganisaties of huurdersbonden)
o
•
•
25
3.2. Mobiliteit
3.2.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘mobiliteit’
Zich verplaatsen is een dagelijkse basisbehoefte. Naar de school, het werk, de winkel en vrijetijdsbesteding
maar ook economisch voor het transporteren van goederen en personeel. De impact van deze mobiliteitsbehoefte op onze leefomgeving is enorm. We moeten in het mobiliteitsbeleid een optimale oplossing trachten
te vinden en te realiseren voor vijf doelstellingen:
•
•
•
•
•
het vrijwaren van de bereikbaarheid
het garanderen van de toegankelijkheid
het verbeteren van de veiligheid
het verbeteren van de verkeersleefbaarheid
het terugdringen van de schade aan natuur en milieu
Iedereen staat wellicht achter elk van deze mooie doelstellingen. Maar in veel situaties staan deze streefdoelen
haaks op elkaar en moet er een compromis gezocht worden dat aanvaardbaar is voor de vele
belangengroepen. Bovendien moeten we rekening houden met één belangrijke randvoorwaarde: de financiële
beperkingen.
De demografische ontwikkelingen (bevolkingsgroei, gezinsverdunning door toenemend aantal alleenstaanden
en éénouder-gezinnen,) en de recente bijkomende verkavelingen in Evergem brengen een groeiende
verkeersstroom met zich mee: het gebied tussen Evergem en Belzele, het gebied tussen de Droogte en de
Maagdekensstraat en het gebied tussen de Kerkstraat en Oostveld zijn de meest opvallende binnen onze
gemeente. Dit brengt niet alleen een groeiende verkeersstroom, maar ook een grotere parkeerdruk met zich
mee.
Ook de toekomstige kanaalzone en de uitbouw van nieuwe bedrijventerreinen (Grote Nest, Rieme-Noord,
Kluizendok) brengt een grote druk van het wegverkeer met zich mee. De ombouw van de R4 tot primaire weg I
heeft gevolgen voor enerzijds de aansluitende wegen, maar anderzijds ook voor andere wegen in de buurt die
andere verkeerstromen moeten verwerken. Zie verder bij ‘kenmerken en trends’.
We moeten vanuit ruimtelijke ordening de ruimte in eerste instantie zo organiseren dat de vraag naar
verplaatsingen afneemt. Vandaag zijn vervoerssystemen onvoldoende aangepast aan de ruimtelijke
organisatie, en vice versa. Intensieve activiteiten worden nog vaak ontwikkeld op plaatsen die onvoldoende
multimodaal bereikbaar zijn. Dit vraagt een efficiënter en multimodaal gebruik van infrastructuren in een
lxxx
aangepast netwerk.
Duurdere brandstofprijzen krijgen mogelijks een weerslag op het gebruik van de auto. Toch nemen we heel
vaak, ook voor kleinere afstanden, liever de ‘auto’, ondanks de prijsstijgingen op vlak van brandstof de
voorbije jaren. Vlaanderen heeft met 52meter weg per ha één van de meest dichte wegennetten van Europa.
lxxxi
Toch stonden we in 2009 met zijn allen in Vlaanderen ongeveer 4 miljoen uren stil.
Ook ’s morgens en ’s
avonds Evergem buiten en binnen rijden gaat niet altijd en overal even vlot.
Er is een mentaliteit waardoor we niet mogen verwachten dat door het eenvoudigweg plaatsen van een
snelheidsbord de snelheidslimiet wordt gerespecteerd. Eveneens hebben steeds meer voetgangers de indruk
dat ze als zwakke weggebruiker op een zebrapad altijd voorrang hebben, wat verkeerd is. Het is al diverse
malen pijnlijk duidelijk geworden dat dit niet klopt: voetgangers hebben niet altijd voorrang op zebrapaden en
ook in de gevallen dat ze voorrang hebben, krijgen ze die nog niet altijd.
De burger stelt de eisen naar de overheid steeds scherper en gaat de overheid steeds meer verantwoordelijk
stellen voor tekortkomingen aan het openbaar domein.
Evergem heeft een aantal specifieke kenmerken , waar we in het mobiliteitsbeleid rekening moeten mee
houden: 1/ Het zuidelijke deel van Evergem is grootstedelijk gebied Gent: het kent een dichte bebouwing en
verliest zijn dorpse karakter van vroeger; 2/ Evergem is gedeeltelijk een onderdeel van de Gentse kanaalzone:
zware industrie, veel bedrijventerreinen en enkele risicovolle ondernemingen zijn eigen aan deze ruimtelijke
26
context 3/ Aan de andere zijde maken we deel uit van het landelijke Meetjesland, met open ruimtes, weiden
en velden. Deze drie aspecten van Evergem zijn zo divers dat we niet mogen proberen Evergem altijd over één
kam te scheren en binnen het mobiliteitsbeleid overal dezelfde oplossing toe te passen.
3.2.2. Kenmerken en trends
Mobiliteitsbeleid situeert zich op drie werkdomeinen: ruimtelijke ordening, infrastructuur en flankerende
maatregelen.
Mobiliteit vertrekt vanuit de ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke ordening wordt vastgelegd waar
vertrekpunten (woningen, bedrijven, …) en bestemmingen (scholen, werkplekken, handelszaken,
vrijetijdscentra,…) zich bevinden. Vanuit de ruimtelijke ordening ontstaan de verkeersstromen. Als
men aan de oostzijde van een dorp een belangrijk industriegebied inplant en aan de westzijde van het
dorp een belangrijke hoofdweg, dan is het logische gevolg dat er een economische verkeersstroom
door het dorp ontstaat.
De infrastructuur is het middel om de verkeersstromen te verwerken. Men kan gemakkelijk de fout
maken om mobiliteit te eng te bekijken door alleen op de infrastructuur te focussen. De infrastructuur
is het geheel van rijwegen, fiets- en voetpaden, bushaltes, fietsenbergingen, parkeervoorzieningen,
openbare verlichting, …
De flankerende maatregelen zijn alle aspecten van sensibilisering, wetgeving, verkeersregeling,
handhaving, subsidie, materiële ondersteuning, … die een invloed hebben op het gedrag van de
mobiele mens. De middelen om het gewenst gedrag te bereiken kunnen opgedeeld worden in de drie
E’s: ‘engineering’ of de infrastructuur moet zodanig ontworpen worden dat wordt bereikt wat men
wil, ‘education’ of sensibiliseren, informeren en opleiden en ‘enforcement’ of handhaving.
Wat men ook onderneemt of wil ondernemen op gebied van mobiliteit, het heeft steeds een invloed op de
diverse aspecten van bereikbaarheid, toegankelijkheid, veiligheid, verkeersleefbaarheid, milieu en natuur
enerzijds en ruimtelijke ordening, infrastructuur en flankerende maatregelen anderzijds.
Elk individu zoekt zich een weg om vanuit zijn vertrekplek zijn bestemming te bereiken. Het mobiliteitsbeleid
moet dit sturen. Het sturen gebeurt door het nemen van strategische keuzes en beslissingen in diverse
thema’s:
•
•
•
•
•
•
•
•
De wegcategorisering: het belang en de bedoeling van een wegtraject
Het snelheidsbeleid op de openbare wegen
Het voetgangersbeleid
Het fietsbeleid
Het openbaar vervoer beleid
Het parkeerbeleid
De vrachtwagenroutes
Het beleid ‘trage wegen’
Het gemeentelijk mobiliteitsplan is een sectoraal beleidsplan dat als apart beleidsplan behouden blijft. Het
mobiliteitsplan heeft een toekomstvisie over 20 à 30 jaar en vertaalt dit in een actieplan over een periode van 6
à 10 jaar. Het dient om de 6 jaar geëvalueerd en bijgestuurd of vernieuwd te worden. Evergem heeft in 2009
gekozen om het bestaande mobiliteitsplan te verbreden en verdiepen: in 2010 werd de verkenningsfase
afgewerkt, in 2011 werd de uitwerkingsnota afgerond. Bewust werd in 2012 niet de fase met beleidskeuzes
afgewerkt. In 2013 dienen de beleidskeuzes voor de beleids- en beheercyclus 2014-2019 geformuleerd te
worden. De administratie heeft samen met de leden van de verkeerscommissie de uitwerkingsnota nog verder
verfijnd en getracht een gefundeerd advies te formuleren voor de diverse thema’s. Op basis van de beschikbare
informatie kan de nieuwe beleidsploeg samenhangende keuzes maken.
Aangezien mobiliteit een materie is met vele externe actoren, moet dit mobiliteitsplan worden opgesteld en
goedgekeurd door de Gemeentelijke Begeleidingscommissie waarin al deze actoren vertegenwoordigd zijn. Een
externe auditor ziet toe op het correcte verloop van dit proces. Zonder geldig mobiliteitsplan kan de gemeente
geen beroep meer doen op subsidie voor de realisatie van mobiliteitsinfrastructuur.
27
3.2.2.1.
De wegcategorisering
In eerste instantie is belangrijk te weten wat de functie van elke weg is. De functie wordt vastgelegd in de
wegcategorisering. Onderstaande tabel verduidelijkt kort de diverse categorieën met de hoofdfunctie en
aanvullende functie en wie bevoegd is om de categorie vast te leggen. De bevoegdheid om hierover te
beslissen kan liggen bij het Vlaams Gewest in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, de Provincie in het
provinciaal ruimtelijk structuurplan of de gemeente in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of
gemeentelijk mobiliteitsplan.
Categorie
Hoofdweg
hoofdfunctie
Verbinden op
internationaal
niveau
Verbinden op
Vlaams niveau
Aanvullende functie
Verbinden op
Vlaams niveau
schaalniveau
Europa en
Vlaanderen
bevoegdheid
Vlaams Gewest
(RSV)
Verzamelen op
Vlaams niveau
Vlaams Gewest
(RSV)
Primaire weg II
Verzamelen op
Vlaams niveau
Verbinden op
Vlaams niveau
Secundaire weg I
Verbinden op
bovenlokaal niveau
Ontsluiten op
bovenlokaal niveau
Secundaire weg II
Verzamelen op
bovenlokaal niveau
Secundaire weg III
Verzamelen voor
autoverkeer,
verbinden voor
openbaar verkeer
en fiets
Verbinden op
lokaal niveau
Verbinden en
ontsluiten op lokaal
niveau, toegang
geven en
verblijfsfunctie
Toegang geven en
verblijfsfunctie
Vlaanderen en
(klein)stedelijke
gebieden
Vlaanderen en
(klein)stedelijke
gebieden
Regio en
(klein)stedelijke
gebieden
Regio en omgeving
Tussen
(klein)stedelijke
gebieden
Provincie (PRS)
Meerdere
gemeenten en
omgeving
Tussen en in
gemeenten,
kernen, wijk,
bedrijvenzone
Woonstraat,
winkelstraat,
ventweg, landelijke
weg
Gemeente (GRS
en GMP)
Primaire weg I
Lokale weg I
Lokale weg II
Ontsluiten op
lokaal niveau
Verzamelen op
lokaal niveau en
erftoegangen
Toegang geven tot
percelen
Lokale weg III
Toegang geven tot
percelen
Ontsluiten op
buurtniveau
Vlaams Gewest
(RSV)
Provincie (PRS)
Provincie (PRS)
Gemeente (GRS
en GMP)
Gemeente (GRS
en GMP)
We kunnen niet alle wegen opsommen en hun categorie vermelden. Het is wel het vermelden waard wat
de belangrijkste assen zijn in Evergem (en omgeving):
•
•
•
Hoofdwegen:
o E17, E40 en E34 (N49)
Primaire weg I:
o R4-West Jacques Paryslaan (19,9 km in de twee richtingen samen)
Geen Primaire wegen II en Secundaire wegen I in Evergem
Secundaire weg II (14,0 km gezamenlijk):
o N9 Brugse Steenweg,
o N456 Christoffelweg (Brielken tot R4),
28
N458B (verbinding Ovaal van Wippelgem – Noordlaan, nog aan te leggen in 2014),
N458 Noordlaan – Aardeken – Lindenlaan – Marktplein,
N448 Eeklostraat – Hospitaalstraat – Stoepestraat,
Havenontsluitingswegen N474 – Vasco Da Gamalaan, Christoffel Colombuslaan en
verbinding naar Ovaal van Wippelgem.
• Lokale weg I :
o N456 Kwadeweg – Asschout – Hulleken – Polenstraat – Sleidinge Dorp – Hooiwege –
Zwaantje – Singel (totaal traject van 7,4 km)
Alle bovenstaande wegen zijn in het beheer van Agentschap Wegen en Verkeer (Vlaams) of het
Havenbedrijf. Alle andere wegen zijn van een lagere categorie. De categorie van de wegen kan u zien op
het kaartje in bijlage van dit document. Er zijn nog ongeveer 57,7 km wegen van de categorie Lokale weg
II, deze zijn voor het overgrote deel gemeentewegen.
Er zijn bijna 200 km Lokale wegen III. Met uitzondering van de parallelwegen langs de R4 (4,6 km) zijn dit
allemaal gemeentewegen. De Lokale wegen III zijn zeer divers van aard en gebruik: het kunnen zowel
straten in het centrum met veel winkels zijn, als woonstraten in wijken of landbouwwegen.
Er zijn bovendien nog meer dan 60 km andere wegen. Dit zijn dan bijvoorbeeld onverharde buurtwegen of
voetwegen en fietsverbindingen. Evergem telt ondertussen ook ruim 4 km private wegen.
o
o
o
o
De problemen in het thema wegcategorisering zijn eerder beperkt: het kan dat wegen een andere functie
moeten toegewezen krijgen, deels door een gewijzigde visie, mogelijks ook door de evolutie van de
toestand. Voorbeeld hiervan is de geplande ombouw van de R4 tot primaire weg I dat gevolgen zal hebben
voor enerzijds de aansluitende wegen, maar anderzijds ook voor andere wegen in de buurt die andere
verkeerstromen moeten verwerken. Dit moet meegenomen worden in de wegcategorisering. Het komt
ook voor dat de weginfrastructuur niet overeenstemt met de wegcategorie. Westbeke is hiervan een
voorbeeld: dit is een ontsluitingsweg van een industriegebied met slechts een wegbreedte van 4 meter. In
het mobiliteitsplan en het beleidsplan 2014-2019 moet een eventuele bijsturing van wegcategorie
geformuleerd worden en moeten acties worden opgesomd om de wegen conform te maken met de
wegcategorisering.
Daarnaast moet er permanent aandacht zijn aan het in een goede staat houden van de
wegeninfrastructuur. Gezien de omvang van de wegeninfrastructuur en de nieuwbouwwaarde ervan,
vertegenwoordigt het onderhoud van wegen een belangrijk bedrag.
In de sfeer van flankerende maatregelen moeten we de bewegwijzering, de havennummering, de
straatnaamborden, de gemeenteplannen, de GPS-systemen, vrachtwagensluizen en dergelijke zien. Het is
immers de bedoeling om de mensen langs de juiste weg naar hun bestemming te sturen. Een ander aspect
dat een invloed kan hebben op de route-keuze van de weggebruiker is de toegestane snelheid.
De gemeente Evergem heeft een verantwoordelijkheid te nemen voor een wegen- en rioleringsnet van
291,5 km. Er wordt algemeen aangenomen dat een redelijke gemiddelde levensduur van wegen- en
rioleringsinfrastructuur 70 jaar kan zijn. Daaruit kunnen we concluderen dat we elk jaar 4,16km (= één
zeventigste van 291,5km) zouden moeten heraanleggen.
Uit de vaststellingen van de werken van vorige 16 jaar weten we dat we gemiddeld 760.000euro moeten
spenderen aan één kilometer heraanleg. Met de eventueel noodzakelijke onteigeningen en de kostprijs
hiervan wordt hier geen rekening gehouden. Daaruit kunnen we concluderen dat we jaarlijks in grootorde
ongeveer 3.165.000euro zouden moeten voorzien om het juiste tempo te halen. Met brede wegen zal
deze jaarlijkse rekening duurder uitvallen, met een soberder aanleg zal de rekening lager zijn.
Bij het na te streven investeringsritme van ruim 4km per jaar moet rekening worden gehouden met andere
kosten dan de eigenlijke aanleg van de wegen en rioleringen alleen: ook de ontwerpers, veiligheidscoördinatoren, nutsleidingen, labo’s voor grondmechanisch onderzoek of hygiënisch bodemonderzoek en
eventuele afvoerkosten van (vervuilde) grond zullen de kostprijs opdrijven. De diverse studie- en
onderzoeks-kosten kunnen in grootorde op een extra 8% ingeschat worden, de kosten voor afvoer van
(vervuilde grond) kunnen sterk oplopen, maar het is onmogelijk hiervoor cijfers op te geven.
Daartegenover staat dat voor diverse projecten er partners (andere overheden) kunnen zijn die een deel
van de kosten dragen of dat er soms subsidies kunnen bekomen worden voor de gemeentelijke
investeringen.
29
In het meerjarenplan moet natuurlijk concrete cijfers komen, maar als maatstaf om uit te maken of we
goed bezig zijn, is het aantal kilometer gerealiseerde infrastructuur wellicht de meest neutrale
meetmethode. Met de huidige wegeninfrastructuur zouden we in de komende legislatuur 25km weg
moeten heraanleggen. Uitbreidingen met nieuwe weginfrastructuur, op wiens initiatief dan ook, kan niet
meegeteld worden. Deze uitbreidingen zorgt ervoor dat de in stand te houden infrastructuur toeneemt.
De dienst wegen, rioleringen en nutsleidingen hebben een inventaris met straten of delen van straten die
er niet zo goed of zelfs ronduit slecht bijliggen. Eveneens heeft de dienst een overzicht van projecten die
moeten gerealiseerd worden in kader van het zoneringsplan en actieplan ‘rio-herrekening Ertvelde’ (zie
verder bij thema ‘natuur- en milieubeheer) en heeft de dienst een overzicht van weginfrastructuur die niet
geschikt of niet aangepast is aan de mobiliteitsfunctie die ze moet vervullen. De nieuwe beleidsploeg zal
hierin prioriteiten moeten bepalen en keuzes maken welke projecten meegenomen worden in het
meerjarenplan 2014-2019.
3.2.2.2.
Het snelheidsbeleid op de openbare wegen
Binnen de bebouwde kom is er een snelheidslimiet van 50 km/u. Er is enkele jaren geleden op Vlaams
niveau beslist dat in schoolomgevingen een vaste of variabele zone dertig moet geïnstalleerd worden. Dat
is ook gebeurd. In woonwijken, waar de wegen geen enkele andere verkeersfunctie hebben dan de
woningen bereiken, trachten we bij nieuwe aanleg consequent de wijken als een zone dertig aan te leggen.
Enkele straten zijn als woonerf aangelegd en aangeduid. Daar geldt een maximale snelheid van 20 km/u.
Het Vlaamse Gewest heeft geijverd om op de gewestwegen een maximale snelheid van 70 km/u in te
voeren. Op de R4 geldt een snelheidslimiet van 90 km/u, ondanks het feit dat dit een weg is met twee maal
twee rijstroken en een middenberm.
Heel wat verschillende argumenten leiden tot keuzes van de maximale snelheid: zwakke weggebruikers
beschermen, automobilist beschermen tegen zichzelf, minder lawaai, energieverbruik en minder uitstoot
bij lagere snelheid, …
Het feit dat we niet kunnen verwachten dat bij het plaatsen van een snelheidsbord de snelheidslimiet
wordt gevolgd (Education), betekent dat we meer klemtoon moeten leggen op zowel de weginrichting
(Engineering) als op de handhaving (Enforcement). Beide kosten echter zeer veel geld. Het is niet mogelijk
om massaal wegen anders in te richten of in elke straat de politie aan het werk te zetten. Het
snelheidsbeleid moet dus op de nodige aanvaarding en respect van de weggebruiker kunnen rekenen.
Anderzijds moet een beleid niet zomaar volgen wat de mensen zullen willen aanvaarden, maar moet het
beleid sturend werken. Als voorbeeld van het sturend karakter van snelheidsbeleid: als men parallel aan
een gewestweg met een snelheidslimiet van 70km/u een landbouwweg heeft met maximum snelheid
90km/u (maximaal toegelaten snelheid bij ontbreken van borden), dan moet men om het sluikverkeer op
deze landbouwweg te weren, durven beslissen op die landbouwweg een lagere maximum snelheid in te
voeren.
3.2.2.3.
Voetgangersbeleid
In het mobiliteitsdecreet is het ‘STOP-beginsel’ ingeschreven als rangorde van wenselijke
mobiliteitsvormen:
• Stappen
• Trappen (fiets)
• Openbaar (en collectief) vervoer
• Privé vervoer
Het stappen is de basis mobiliteitsvorm. Dit betekent niet dat er overal voetpaden moeten liggen, maar dat
elke locatie te voet op een veilige en comfortabele manier moet te bereiken zijn. Er moet een veilige en
comfortabele loop- , rol- en geleidelijn zijn naar elke bestemming. Afhankelijk van de verkeerssituatie moet
deze looplijn gezien worden als aparte infrastructuur (voetpad) of niet.
Van invloed voor de verkeerssituatie is onder meer de intensiteit van het autoverkeer (wegcategorie), de
snelheid van het autoverkeer (snelheidsbeleid) en de intensiteit van het voetgangersverkeer (welke
bestemmingen zijn er).
30
De dienst verkeer werkt aan een overzicht van noodzakelijke voetgangersinfrastructuur, gebaseerd op
wegcategorie, snelheid en bestemmingen om consequent keuzes te kunnen maken voor het investeren in
voetgangersinfrastructuur. Wetende dat elke kilometer voetpad minstens 100.000 € kost, moeten we niet
altijd een voetpad nastreven. Op sommige plaatsen is dit niet echt nodig.
3.2.2.4.
Fietsbeleid
Wanneer de afstand te groot wordt om te stappen moet men de overstap maken naar de fiets. In het
fietsbeleid hebben we het voornamelijk over het functionele fietsen: het vlot en snel bereiken van een
bestemming. Het recreatieve fietsen heeft andere doelstellingen (mooie landschappen, aangenaam
tijdverdrijf, goed voor de gezondheid, …).
In eerste instantie moet voor een goed fietsbeleid nagedacht worden over de fietsnetwerken: wat zijn de
fietsbestemmingen en welke routes worden hiervoor uitgestippeld. Net als de voetganger neemt de fietser
heel dikwijls de kortste weg. Als dit niet comfortabel is, kiest men voor een iets langere, maar
comfortabeler weg. Er zijn bovenlokaal al enkele fietsnetwerken uitgetekend: het Bovenlokaal Functioneel
Fietsroutenetwerk van het Vlaamse Gewest en de Lange Afstands Fietsroutes. Deze bovenlokale
netwerken moeten aangevuld worden met de lokale netwerken, als verfijning van het netwerk. Net als bij
de voetgangers geldt hier dat je overal veilig moet kunnen fietsen waar er bestemmingen zijn. Net als bij
het voetgangersbeleid betekent dit niet dat er overal aparte fietsinfrastructuur moet zijn, maar dat de
verkeerssituatie uitmaakt welke infrastructuur nodig is. Weerom is wegcategorie, snelheidsregime en
intensiteit van autoverkeer en fietsgebruik (fietsnetwerkfunctie) bepalend.
Bij het definiëren van de netwerken moeten we in Evergem rekening houden met enkele gigantische
barrières: de Ringvaart en het Kanaal Gent-Terneuzen enerzijds en de R4 anderzijds. We moeten duidelijk
wensen formuleren waar de fietser de R4 moet kunnen kruisen op een veilige en vlotte manier. Dit wordt
verder aangehaald verder in ‘Ombouw R4’.
Voor een fietser is het belangrijk dat hij zijn fiets op een veilige manier kan achterlaten, zodat hij deze bij
de terugreis in een bruikbare toestand terugvindt. Degelijke fietsenstalling aan de bestemmingspunten is
daarom eveneens van groot belang.
3.2.2.5.
Openbaar vervoer beleid
Een goed samenspel van fiets en openbaar vervoer en een toegankelijk openbaar vervoer met vlot op- en
afstappen is een belangrijk na te streven doel. Het doortrekken van de loop-, rol- en geleidelijn tot in de
trein, tram of bus, en de haltes en stations als fietsbestemmingen opwaarderen zijn dus belangrijk om al
deze milieuvriendelijke vervoersvormen te promoten.
Voor de grotere afstanden tussen vertrekplek en overstap op openbaar vervoer wordt de wagen
ingeschakeld. Knopen van het openbaar vervoer waar de overstap naar de wagen nodig is, moeten
uitgerust worden met de nodige parkeerplaatsen. Niet om het gebruik van de wagen te promoten, maar
om de mobiele mens uit zijn wagen te krijgen en van het openbaar vervoer gebruik te laten maken.
Het uitbouwen en het afstemmen op elkaar van de openbaar vervoersnetwerken is geen gemeentelijke
materie. Als gemeente kunnen we wel duidelijk de wensen van de bevolking formuleren en stimuleren dat
hiervan werk wordt gemaakt. Ook De Lijn heeft natuurlijk te kampen met budgettaire beperkingen,
waardoor ze zeer zuinig moeten omspringen met het inwilligen van alle vragen. Voor heel wat hiaten
wordt de belbus naar voor geschoven, maar dit is moeilijk als een volwaardig openbaar vervoer te
beschouwen.
Uit het onderzoek van de bestaande situatie in Evergem blijken een aantal tekortkomingen bij het
openbaar vervoer:
•
•
De normen voor de basismobiliteit in het grootstedelijk gebied worden niet gehaald in Belzele.
Noch de frequentie, noch de afstand tot de halte wordt gegarandeerd.
Diverse dorpen zijn onderling niet te bereiken met het openbaar vervoer.
31
•
•
•
Diverse wijken worden niet met openbaar vervoer bediend.
Bedrijventerreinen zijn niet bereikbaar met het openbaar vervoer.
De capaciteit van de fietsenstallingen aan de belangrijke openbaar vervoerknooppunten is
ontoereikend.
3.2.2.6.
Parkeerbeleid
Met de ‘steeds’ toenemende bevolking en het daardoor ook stijgende autobezit en -gebruik neemt ook de
parkeerdruk heel erg toe. Door de dichtere bebouwing en de stijgende vraag naar parkeermogelijkheid
komen we langzaamaan in de situatie dat er keuzes moeten gemaakt worden.
De keuze moet niet in elke kern identiek zijn. In de kernen waar dit nodig is, moeten keuzes gemaakt
worden tussen een volgend beleid ( = niets doen en iedereen zijn plan laten trekken) of sturend beleid en
bijvoorbeeld een blauwe zone of betalend parkeren invoeren. Daarbij moet de omvang van de zone
bepaald worden, het standpunt naar bewonerskaart ingenomen worden en alternatieven voor
langparkeren al dan niet worden aangeboden.
Een zeer specifieke parkeerproblematiek is de parkeerproblematiek voor mindervaliden. In Evergem
zouden er 265 parkeerkaarten uitgereikt zijn voor minder validen (1 op 125 inwoners). Dit is uitzonderlijk
laag als men weet dat er in Vlaanderen 300.000 kaarten in omloop zijn. We merken echter dat er steeds
vaker vragen gesteld worden om een parkeerplaats voor mindervaliden aangeduid te krijgen in de buurt
van de woning. Er zal een standpunt moeten ingenomen worden over dit aspect gezien deze vraag omwille
van de vergrijzing alleen maar zal toenemen.
Een andere parkeerproblematiek is het parkeren van vrachtwagens in woonwijken. We hebben het over
de inwoners die vrachtwagenchauffeur zijn en de vrachtwagen voor de deur of in de buurt achterlaten.
Buren ervaren hier (over)last van en klagen het parkeren aan. Voornamelijk wordt het starten en op druk
en temperatuur komen van de vrachtwagens in de vroege uren aangeklaagd. Dit is een steeds wisselend
probleem omdat chauffeurs verhuizen of van job veranderen.
3.2.2.7.
Vrachtwagenroutes
In een ruim bezette werkgroep werden de vrachtwagenroutes naar en in de Gentse Kanaalzone
uitgewerkt. De doelstelling is geen doorgaand vrachtvervoer door de woonkernen. Aan de hand van een
goed uitgewerkte havennummer en bewegwijzering met havennummers wordt het verkeer geleid via de
correcte weg. In samenspraak met TomTom Maps en het Havenbedrijf Gent werd een reeks van
‘interessante plekken’ voor de GPS-toestellen samengesteld, waarin alle toegangen van bedrijven met
havennummers werden opgenomen.
Vanop de E40, E17 en E34 worden alle vrachtwagens naar de R4 geleid. Aan de westzijde van het Kanaal
Gent- Terneuzen zijn er diverse toegangen naar de bedrijvenzones:
•
Via N9 naar Bedrijvencentrum Evergem langs Brugse Steenweg en naar industriegebied
Durmakker (ontsluiting in 2012 gerealiseerd)
• Via N456 naar industriegebied Durmakker en Stora-Enso aan de zijde Evergem en naar de N474
(weg langs het Kanaal).
• Via N458 Kerkbruggestraat – Burggravenlaan naar de bedrijven in Gentweg in afwachting van de
rechtstreekse verbinding tussen Gentweg en N474.
• Via het Ovaal van Wippelgem naar Industriegebied De Nest en de Kluizendokken.
• Via het aan te leggen ‘hollands complex’ Rieme Noord naar de industrie in Rieme.
De Beneluxweg (de N474 op grondgebied Zelzate) behoort evenmin als Riemesteenweg – Kanaalstraat,
Elslo of Langerbrugsestraat tot de correcte routes. Wie met de vrachtwagen langs daar rijdt, begaat een
overtreding. In Riemesteenweg – Kanaalstraat is de handhaving georganiseerd met een automatische
detectie. Op de andere locaties moeten de overtredingen door de politie worden vastgesteld. Alle
verwerking vraagt nog veel tijd. Het verhaal van ‘een druk op de knop’ bij de automatische detectie klopt
niet. De cijfers van metingen bewijzen wel dat heel wat minder verkeer door de kanaaldorpen rijdt.
32
Met de realisatie van de ontsluiting via Rieme-Noord zal er wellicht nog weinig reden zijn om door de
dorpskern van Rieme zelf te rijden. De uitvoering in drie fasen duurt echter nog wel een tijd (fase 1
afgerond tegen mei 2013, fase 2 start in 2013 en afgerond tegen begin 2015, fase 3 heraanleg
Bombardemenstraat is ten vroegste begin 2016 afgerond).
In de gemeenteraad van oktober 2012 is de aanleg van de ontsluiting van de Gentweg naar de N474
kanaalweg Langerbruggekaai goedgekeurd. Wanneer dit gerealiseerd is, moeten er geen vrachtwagens
meer door de dorpskern van Kerkbrugge-Langerbrugge rijden (met uitzondering van plaatselijk verkeer).
Ook in andere kernen is er een problematiek van vrachtwagens door de woonstraten. Elk van deze
problemen moet verder individueel aangepakt worden, en niet per definitie op dezelfde manier als in de
kanaaldorpen. Er zijn meldingen in Belzele (Buntstraat en Doornstraat, in mindere mate Westbeke),
Wippelgem (Drogenbroodstraat), Ertvelde (Pastorijstraat), Evergem (Kapellestraat) en Kluizen
(Kluizendorpstraat).
In Sleidinge is een toename van doorgaand verkeer te verwachten door de
aanpassingen aan de E34: de N456 is het enige kruispunt tussen Zelzate en Eeklo waar men de E34 nog kan
op- en afrijden en nog op het onderliggende wegennet kan geraken. Met de ringweg rond Lembeke wordt
het traject van de N456 aantrekkelijker om als kortere verbinding te dienen tussen E34 en R4. Met de
aanleg van de doortocht van Sleidinge is in het verleden de piste van de ringweg geschrapt.
3.2.2.8.
Beleid ‘trage wegen’
Trage wegen zijn functionele, maar ook recreatieve verbindingen voor voetgangers en fietsers (in sommige
gevallen ook ruiters) los van het verharde wegennet dat veelvuldig door het autoverkeer wordt gebruikt.
De wegen zijn in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw veelal in onbruik geraakt. Met de
veranderende tijdsgeest neemt hun nut en belang echter weer toe. Trage wegen zijn nuttige, korte
verbindingen naar het centrum van een dorp, meestal dwars door of langsheen velden of weiden. Bij de
private eigenaars is er dikwijls weerstand om de voetwegen of buurtwegen open te maken. Het zijn echter
over het algemeen officiële openbare wegen, waar de gemeente de verplichting heeft om deze open te
houden en in een goede staat te houden. Het is balanceren tussen private en publieke belangen om
trajecten die een tijd verwaarloosd zijn en weinig gebruikt werden, weer op te waarderen.
3.2.2.9.
De omvorming van de R4 tot primaire I : wat betekent dit voor
Evergem op vlak van mobliteit?
De R4-West, die dwars door Evergem loopt van de E34 (in Zelzate) naar de autosnelwegen E40 en E17, is in
het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als Primaire weg I bestemd. Dit betekent dat de weg als
hoofdfunctie ‘verbinden op Vlaams niveau’ heeft met als bijkomende functie ‘verzamelen op Vlaams
niveau’. Kortom de R4 ligt er niet voor Evergemse doeleinden, maar voor doeleinden op hoger niveau. Dit
heeft gevolgen voor de inrichting. De ontwerpsnelheid is 110 km/u. De minimale afstand tussen
knooppunten bedraagt minimaal 3 à 5 km. De knooppunten zijn ongelijkvloerse kruisingen.
Fietsvoorzieningen zijn volledig los van de rijweg, die uit twee maal twee rijstroken bestaat.
De R4-West moet stelselmatig omgevormd worden tot een Primaire weg I. Het Raamplan R4 dat in 2001
werd uitgewerkt geeft een beeld van het eindresultaat. Sinds de uitwerking van het Raamplan heeft men
de klaverbladconstructie op de kruising van R4-West met de E34 te Zelzate en het Ovaal van Wippelgem
gerealiseerd. Het was in 2001 de verwachting dat de omvorming veel sneller zou vooruit gaan dan we nu
moeten vaststellen. Dit heeft alles met beschikbare budgetten op het Vlaamse niveau te maken. Het is dan
ook te verwachten dat de volledige omvorming nog geruime tijd zal duren. De aanpassingen aan de R4
hebben natuurlijk een ernstige impact op de lokale wegen.
Er zijn nog wat discussiepunten tussen Evergem en het Vlaams Gewest, maar het eindbeeld zou er zowat
als volgt moeten uitzien (van noord naar zuid):
•
•
•
Het Klaverbladknooppunt ter hoogte van de E34 is voltooid
Ter hoogte van de gemeentegrens met Zelzate is er reeds een fietsbrug die het noorden van
Rieme verbindt met de Kasteelstraat en via een tunnel onder de E34 ook met De Katte in Zelzate.
In 2013 wordt door AWV gestart met de realisatie van een ‘hollands complex’ ter hoogte van
Rieme-Noord. De aansluitplaats is nu reeds vast te stellen, omdat het Havenbedrijf de
33
•
•
•
•
•
•
•
•
•
ontsluitingsweg aan het aanleggen is in Rieme-Noord. Een hollands complex is een stel op- en
afritten aan weerszijden van de R4 die door een brug boven de R4 worden verbonden en aan één
zijde ontsluiting geven naar Rieme-Noord.
Het knooppunt Riemesteenweg verdwijnt na de realisatie van bovenvermeld complex. De R4 zal
in een sleuf onder de Riemesteenweg worden aangelegd. Er is geen mogelijkheid meer om hier de
R4 op of af te rijden. Voor het dwarsende verkeer van auto’s, fietsers en voetgangers tussen
Ertvelde en Rieme is er geen enkele hinder meer. De Pastorijstraat en Riemesteenweg dienen
enkel nog als lokale weg II om Ertvelde en Rieme met elkaar te verbinden.
Het knooppunt Hoogstraat zal verdwijnen (na de aanleg van de N458B wellicht). Evergem moet
hier streven een fietsbrug over de R4 te behouden voor de goede woon-werkverbinding met de
fiets naar de Kluizendokken. De Hoogstraat wordt een doodlopende weg voor autoverkeer.
Het knooppunt van het Ovaal van Wippelgem is gerealiseerd. In 2013 moet aan de zijde van
Wippelgem nog de tak N458B worden aangelegd tot aan de splitsing Wippelgem-Eindeken –
Noordlaan. Langs deze tak komen ook fietspaden die de Noordlaan met de fietspaden langs de
westelijke zijde van de R4 verbinden. Na de realisatie van deze tak zal de N458 door Wippelgem
(Drogenbroodstraat – Wippelgem Dorp – Wippelgem-Eindeken) als gewestweg afgeschaft worden
en overgedragen worden naar de gemeente.
Ten zuiden van het Ovaal van Wippelgem moet via een fietsbrug de verbinding voor fietsers
tussen Wippelgem en Doornzele hersteld worden (Beekstraat - Walgracht). Dit is ook een woonwerkverbinding naar De Nest en de Kluizendokken.
Het knooppunt Drogenbroodstraat - Kerkbruggestraat is nog een punt van discussie tussen
gemeente Evergem en AWV. Er is geen twijfel over dat er geen aansluiting is van de R4 met de
kruisende wegen. Wel is er een meningsverschil over de vorm van de kruising: AWV wil dit
beperken tot een fietsbrug, Evergem wil een volwaardige brug, die ook voor autoverkeer geschikt
is. Als nadeel voor dit laatste moeten we de onteigeningen van woningen, de kostprijs en het
blijvende doorgaande sluikverkeer door Wippelgem en Kerkbrugge onder ogen nemen.
Het knooppunt Elslo is identiek aan het knooppunt Riemesteenweg: de R4 gaat in een sleuf onder
Elslo door, er is geen mogelijkheid meer om de R4 op of af te rijden en Elslo dient nog enkel als
lokale verbinding tussen Evergem en Kerkbrugge-Langerbrugge en verderop Doornzele. Aan de
oostzijde van de R4 ligt daar echter wel de parallelweg die verbinding heeft naar het noorden
(door industriegebied De Nest) met het Ovaal van Wippelgem en naar het zuiden met het
knooppunt Langerbrugsestraat.
Het knooppunt Langerbrugsestraat is een combinatie van insleuving van de R4 onder de
Langerbrugsestraat door, maar met op- en afritten van de R4. Voor dit kruispunt zal er dus
aandacht moeten zijn voor de veiligheid van de fietser in dit kluwen van autoverkeer.
Het dubbele knooppunt van de N456 en de Evergemsesteenweg – Schouwingstraat is een
ingewikkeld complex. De R4 zal in een tunnel onder het gehele complex van het dubbele
knooppunt, de tramlijn en de spoorlijn doorgaan. Aan weerszijden van de tunnel komt er een stel
van op- en afritten. De twee knooppunten zelf worden als rotondes voorzien met de aansluiting
van de lokale wegen en de op- en afritten. Ook hier zal er veel aandacht aan de veiligheid voor de
fietser moeten gegeven worden. AWV is werk aan het maken van het aanstellen van een
ontwerper. Dit zal één van de eerstvolgende knooppunten zijn, die wordt gerealiseerd. Dit is
voornamelijk afhankelijk van het vinden van budgetten op Vlaams niveau.
In de loop van 2013 zal een extra parallelweg voor fietsers worden gerealiseerd tussen
Drogenbroodstraat en Langerbrugsestraat. De opdracht is reeds door AWV aan de aannemer
gegund.
3.2.2.10.
Participatieavond ‘wonen, mobiliteit, natuur- en milieubeheer’
Op vlak van het beleidsdomein ‘mobiliteit’ zijn tijdens de participatieavond waarbij belangrijke actoren
en partners m.b.t. mobiliteit aanwezig waren interessante aspecten aangehaald en besproken. Het
verslag van deze avond is integraal terug te vinden op de gemeentelijke website. M.b.t. mobiliteit
onthouden we alvast zeker :
o
Bij verkavelingen (ruimtelijke ordening) moet rekening worden gehouden met de draagkracht
van de wegeninfrastructuur
34
o
o
o
o
o
o
o
Door teveel woningen in het buitengebied (ruimtelijke ordening) wordt het autogebruik
hierdoor gestimuleerd
De kwaliteit van wegen en fietspaden is heel belangrijk
De uitbouw van het openbaar vervoer in de nabijheid van nieuwe woon- en
industriegebieden
Openbaar vervoer: meer en kleinere lijnbussen + aandringen bij de Lijn dat zij de belbussen,
wat voor Evergem een positief verhaal is, gebruiksvriendelijker organiseren
Trammen en treinen aanpassen zodat ze toegankelijker zijn voor fietsen en rolstoelen
Aandacht voor mobiliteit van senioren/ouderen vooral in kernen met weinig (buurt)winkels
Verkeersvrij of autoluw maken van bepaalde straten
3.2.3. Actoren en partners m.b.t. ‘mobiliteit’ werkzaam op grondgebied
Evergem
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Departement mobiliteit en openbare werken (MOW) (Vlaams) (regierol)
Agentschap Wegen en Verkeer (AWV): beheerder gewestwegen (actor)
Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn: beheerder van tram en buslijnen (regierol en actor)
NMBS: treinverkeer (regierol en actor)
Infrabel: beheerder spoorinfrastructuur (actor)
Havenbedrijf Gent: beheerder havengebied en bijhorende infrastructuur van wegen en kades
(actor)
WenZ: beheerder Ringvaart en kanaal Gent-Oostende (actor)
Afdeling Maritieme Toegangen (afdeling binnen MOW): beheerder kanaal Gent-Terneuzen
(actor)
Provincie Oost-Vlaanderen: actief in mobiliteit in de Gentse Kanaalzone als regisseur,
fietspadeninfrastructuur (regierol)
Politiezone Assenede-Evergem (actor) voor handhaving
Vele belangengroepen met specifieke mobiliteitsvragen: pendelaars, fietsers, wandelaars,
mindermobielen, openbaar vervoer-gebruikers, transportfirma’s, bedrijven, buschauffeurs,
schippers en bewoners langs wegen (soms verenigd in buurtcomités of actiegroepen).
3.2.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. het mobiliteitsbeleid
•
•
•
•
Planning en regelgeving (Vlaams, provinciaal, gemeente)
o Decreet betreffende het mobiliteitsbeleid (2012) (Vlaams)
o Mobiliteitsplan (goedgekeurd in 2002, beslist in 2009 om deze te actualiseren:
verkenningsnota (2010) en uitwerkingsnota (2011) – keuzes nog te maken in 2013
o Ruimtelijk structuurplan en uitvoeringsplannen ( Vlaams – provincie – gemeente)
Ruimtelijke ordening (Vlaams – provincie – gemeente)
Infrastructuur beheren en aanleggen (Vlaams – gemeente)
Flankerende maatregelen (waarbij we het gedrag van de mens willen beïnvloeden):
sensibiliseren, verkeersregeling, handhaving, subsidie, materiële ondersteuning,… (Vlaams –
provincie – gemeente)
35
3.3. Natuur- en milieubeheer
3.3.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘natuuren milieubeheer’
De bevolkingstoename stuurt in belangrijke mate consumptie en leidt tot stijgende behoeften aan
hulpbronnen, hogere emissies en bijgevolg tot een hogere milieudruk. Eveneens veroudering van de
bevolking heeft een belangrijke invloed op de consumptiepatronen. Zo neemt het aandeel van voeding en
lxxxii
transport in de uitgave van huishoudens toe met de leeftijd.
Onze eet- en drinkgewoonten hebben een
grote milieu-impact. 44% van de ecologische voetafdruk van de Vlaming heeft betrekking op voeding. De
individualisering van de maatschappij is een belangrijke ontwikkeling met ook een milieu-impact.
Individualisering uit zich in meer huishoudens (gezinsverdunning, meer alleenstaanden) en nieuwe
consumptiepatronen die al dan niet duurzaam zijn: meer auto’s, met minder in één auto, meer individuele
ruimte per woning, individueel verpakte kant- en klaar voeding,…
11% van de ecologische voetafdruk van de Vlaming heeft betrekking op personenvervoer, waarvan het
dagelijks vervoer met de auto hiervan 80% in beslag neemt. De milieuschade veroorzaakt door vervoer en
transport is voor een groot deel het gevolg van het gebruik van energiebronnen, de uitstoot van schadelijke
lxxxiii
stoffen en de veroorzaakte hinder.
De milieuwinst van de technologische vooruitgang op vlak van
personenvervoer wordt ten dele teniet gedaan door de groeiende omvang van het wagenpark, een toename
van het wagengebruik en een lagere bezettingsgraad van de wagens. Prognoses geven aan dat de
voertuigbezetting nog verder zal dalen en het aantal reizigerskilometers door het wegverkeer nog verder zal
lxxxiv
toenemen.
De druk op de (open) ruimte is groot en neemt steeds toe, o.a. door de demografische en economische
ontwikkelingen. De toename van bebouwing heeft een impact op bodemfuncties- en kwaliteit,
lxxxv
waterhuishouding en het microklimaat in de bebouwde omgeving.
De ruimtelijke ordening heeft dus een
grote invloed op het gemeentelijk milieubeleid. Bovenlokale ruimtelijke plannen voorzien voor een deel van
Evergem in de ontwikkeling van regionale bedrijvigheid en zeehaventerreinen ten oosten van de R4-West.
Gelet op de nabijheid van de lokale woonkernen dichtbij deze bedrijventerreinen, dient het gemeentelijk
milieubeleid hierop specifiek worden afgestemd. Degelijke buffering, afscherming qua geluid, visuele hinder
en stofhinder vanuit de omliggende bedrijventerreinen en verkeersinfrastructuren is hierbij noodzakelijk.
Niet alleen economische groei, maar ook de economische crisis kan een negatieve invloed hebben op de
milieukwaliteit: toenemend sluikstorten, minder investeringen in kader van energiebesparingen, bij
consumptie speelt de prijs een nog belangrijkere rol i.p.v. het milieubewust te willen kopen,…
Eveneens zorgt de toenemende verkaveling (voornamelijk in het randstedelijk gebied) in Evergem voor meer
waterverbruik en meer verharding. Daarmee geraakt de balans van watertoevoer en waterverbruik verder uit
evenwicht (met mogelijks watertekort in de grondlagen als gevolg) en anderzijds wordt te veel water te snel
afgevoerd naar waterlopen en lager gelegen gebieden met mogelijks wateroverlast als gevolg. Bij het
beleidsdomein ‘wonen’ kwam reeds aan bod dat ten gevolge de klimaatverandering open ruimte noodzakelijk
wordt om water te kunnen beheren. Bij zware regenval, het water kunnen verzamelen om vervolgens in
periodes van grote droogte en watertekort, het opgevangen water aan te wenden.
Technologische ontwikkelingen kunnen bijdragen tot (meer) milieuverantwoorde en materiaalefficiënte
productieprocessen en producten. Hernieuwbare producten, zoals biobrandstoffen en hout, kunnen een
duurzaam alternatief zijn. De Europese en Vlaamse doelstellingen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare
energie moet leiden tot energiebesparende consumptie en milieuverantwoord gebruik van hernieuwbare
energiebronnen. Hernieuwbare energie heeft een meerkost en deze komt finaal terecht bij de consument.
Studies geven aan dat de geplande expansie van hernieuwbare energie tegen 2020 kan leiden tot een jaarlijkse
meerkost van € 106 tot € 159 per gezin in Vlaanderen. De precieze factuur hangt af van de korting die de
grootgebruikers zullen genieten ter bescherming van hun internationale competitiviteit. Hoe meer korting
lxxxvi
voor de grootgebruikers, hoe hoger de factuur voor de gezinnen.
36
Technologische ontwikkelingen op vlak van communicatie kunnen ingezet worden voor natuur- en
milieueducatie om alle actoren (burgers, bedrijven, verenigingen, organisaties,..) te sensibiliseren een
verantwoordelijk en duurzaam gedrag te stellen.
Op alle beleidsniveaus (Europees, federaal, gewestelijk, provinciaal, regionaal, lokaal) is er regelgeving en
worden beleidsmaatregelen genomen op vlak van natuur- en milieubeheer. Zie politiek-bestuurlijke
ontwikkelingen. Het is dan ook heel belangrijk dat dit wettelijk kader afgestemd wordt op de verschillende
beleidsniveaus, eveneens over de verschillende beleidsdomeinen heen opdat het aspect van duurzaamheid in
alle beleidsdomeinen aan bod komt.
3.3.2. Kenmerken en trends
3.3.2.1.
Waterbeleid
Evergem is integraal gelegen in het stroomgebied van de Schelde, meer specifiek in het bekken Gentse
Kanalen. De bekkenbeheerplannen werden in september 2007 goedgekeurd door de bekkenbesturen. 95% van
de gemeente ligt in het deelbekken Burggravenstroom, 5% van het grondgebied (in het noorden) ligt in het
deelbekken Krekenland.
1/ Zuiveringsgraad stijgt
Duurzaam waterbeleid vereist een integrale aanpak. Tegen eind 2015 stelt Europa dat er een goede
waterkwaliteit moet zijn. Mits Vlaanderen de nodige motivering kan voorleggen en er een stelselmatige
vooruitgang kan aangetoond worden, kan de streefdatum 2x met 6 jaar verlengd worden tot respectievelijk
2021 en 2027. Er wordt ondertussen algemeen van uitgegaan dat het zoneringsplan tegen eind 2027 moet
gerealiseerd zijn en dat in het collectief te optimaliseren buitengebied dan overal de rioleringsinfrastructuur
moet gerealiseerd zijn.
De uitdaging om deze doelstelling van ‘goede waterkwaliteit’ te halen, moet praktisch vertaald worden in het
rioolstelsel degelijk aanleggen en beheren. Dit houdt in:
Een degelijk rioolstelsel uitdenken:
Het zoneringsplan van Evergem is in het Ministerieel Besluit van 9 juni 2008 vastgesteld. Op dit plan zijn 4
23
zones terug te vinden: 1/ het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation, 2/
het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation, 3/ het collectief te
optimaliseren buitengebied waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd en 4/ het individueel te
optimaliseren buitengebied waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden door middel van een
individuele behandeling van afvalwater of kortweg IBA genoemd. In Evergem moeten slechts een 55tal IBA’s op
termijn geplaats worden. Ook de blanco gelaten zones op het grondgebied moeten binnen dit individueel te
optimaliseren buitengebied worden beschouwd. Bedrijven en woningen binnen terreinen die in dit blanco
gebied liggen moeten dus zelf voor de zuivering van het afvalwater instaan. De Vlaamse Milieumaatschappij
heeft de regisseursrol in de opmaak van het zoneringsplan en bewaakt de consequentie in de uitbouw.
Het zoneringsplan moet vertaald worden in een concreet Gebiedsdekkend Uitvoeringsplan (GUP) door de
Vlaamse Milieumaatschappij in samenspraak met de gemeente. De concrete aanpak van dit GUP maakt echter
de laatste jaren weinig vorderingen. Het wordt nu begin 2013 verwacht.
In de jaren tachtig is een Totaal Rioleringsplan opgesteld, dat nog steeds als basisplan wordt beschouwd voor
de afwateringsrichting van de rioleringen. Evergem is onderverdeeld in 2 zuiveringsgebieden: 1/
zuiveringsgebied Evergem (omvat de integrale deelgemeente Evergem incl. Wippelgem, Doornzele,
Kerkbrugge-Langerbrugge en Belzele en deelgemeente Sleidinge) met rioolwaterzuiveringsinstallatie
‘Kiekebossen’ langs de Ringvaart ter hoogte van R4 en 2/ zuiveringsgebied Ertvelde (omvat deelgemeente
Ertvelde incl. Rieme en Kluizen en de Asseneedse deelgemeente Oosteeklo) met rioolwaterzuiveringsinstallatie
langs de Avrijevaart ter hoogte van R4.
23
Zie ook: http://geoloket.vmm.be/zonering/
37
Door het feit dat er verplicht gescheiden stelstels worden aangelegd in alle nieuwe realisaties van riolering,
moet dit Totaal Rioleringsplan qua diameters en dieptes worden bijgestuurd met concrete hydraulische
berekeningen. Voor het zuiveringsgebied Ertvelde is deze rio-herrekening beschikbaar, voor het
zuiveringsgebied Evergem werd in de jaren negentig een hydronaut opgesteld.
Het rioolstelsel is zo geconcipieerd dat er vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallaties een aantal collectoren
vertrekken. Dit geheel van rioolwaterzuiveringsinstallaties en collectoren wordt beheerd door NV Aquafin en
wordt de bovengemeentelijke riolering genoemd. Men spreekt voor Evergem van een collector als in een
rioolknoop waar diverse rioolstrengen samen komen er een vuilvracht van 300 inwonersequivalenten wordt
verzameld. Alle rioolstrengen met een lagere vuilvracht is het gemeentelijk rioolstelsel, dat ook door de
gemeente wordt beheerd.
Er moet een duidelijk standpunt worden ingenomen welke taak de gemeente in de periode 2014-2019
opneemt in de zuivering van de afvalwaters van de panden die individueel moeten behandeld worden. Hierbij
moet de vraag gesteld worden of het prioriteit verdient om de IBA’s als een gemeentelijke taak te beschouwen
als er nog 1300 woningen via gecentraliseerde zuiveringsinfrastructuur moeten aangepakt worden.
Het rioolstelsel op een degelijke manier uitbouwen:
De Vlaamse Milieumaatschappij zou eind 2012 of begin 2013 een gebiedsdekkend uitvoeringsplan (GUP) aan
de gemeente overmaken met daarin de verwachtingen voor de uitbouw van het gemeentelijke rioleringsstelsel
voor het betrokken meerjarenplan. We zullen in kader van het meerjarenplan in actieplannen moeten
uitschrijven welke concrete projecten deze legislatuur worden aangepakt. Uit het zoneringsplan blijkt dat er
nog ongeveer een 50-tal projecten moeten uitgevoerd worden om van nog ongeveer 1.300 panden het
afvalwater in te zamelen. Evergem telt ongeveer 13.000 woningen. Aangezien we tegen eind 2027 alle 1.300
woningen moeten gesaneerd hebben, moeten we tegen eind 2019 (7 van 15 jaar) ruim 600 woningen extra in
bestaande straten zonder riolering van een riolering hebben voorzien. Deze legislatuur (2007-2012) werden
205 woningen van een riolering voorzien (nieuwe aansluiting, vroeger was er geen riolering) en 300 woningen
van nieuwe riolering voorzien (vervangen van bestaande).
De gemeente kan het beheer van de riolering zelf in eigen handen houden, ofwel doorgeven aan een
rioolbeheerder. Evergem heeft gekozen om het rioolbeheer in eigen handen te houden. Dit omwille van het
grote belang, de gedetailleerde terreinkennis en de verwevenheid met de mobiliteitsinfrastructuur.
Aan de uitvoering van deze Europese kaderrichtlijn Water hangt uiteraard een kostprijs vast. Volgens het
principe ‘de vervuiler betaalt’ is in de richtlijn evenzeer opgelegd dat de prijs voor de waterzuivering moet
doorgerekend worden via de drinkwaterprijs. Vlaanderen heeft dit vertaald in een verplichting aan de
drinkwatermaatschappijen om wat ze aanleveren aan drinkwater ook te laten zuiveren (decreet van 24
december 2004). Er is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Vlaamse Maatschappij voor
Watervoorziening (VMW) en de gemeente Evergem, waarbij de gemeente de verplichting van de VMW
overneemt op het grondgebied van Evergem om het afvalwater van de abonnees van de VMW op te vangen en
te transporteren naar de bovengemeentelijke rioleringsinfrastructuur. De VMW int daarvoor een bijdrage voor
opvang en transport (BOT) bij haar abonnees en stort daarvan 95,5 % (min 4,5 % kosten) door aan de
gemeente. In 2011 vertegenwoordigde dit een bedrag van ongeveer 1,9 miljoen euro (inclusief 21 % BTW). De
gemeente moet jaarlijks aan de Vlaamse Milieumaatschappij rapporteren over de aanwending van deze geïnde
bedragen om te bewijzen dat deze naar het beheer van de riolering en afwatering gaan.
De gemeente kan subsidie aanvragen bij het Vlaamse Gewest voor de aanleg van riolering. De Vlaamse
Milieumaatschappij (VMM) behartigt de subsidiedossiers. De subsidiepot is echter beperkt en slechts een
selectie van rioleringsdossiers wordt effectief gesubsidieerd. In het kader van de realisatie van het GUP zal de
subsidieverdeling aangepast worden, maar het is niet duidelijk op dit ogenblik op welke financiële middelen de
gemeente kan rekenen vanuit de Vlaamse overheid voor de realisatie van dit GUP. Tot op vandaag werd de
subsidie toegekend volgens de prioriteiten van het Vlaamse Gewest, waarbij gecombineerde dossiers met
bovengemeentelijke rioolinfrastructuur (die van NV Aquafin) en in gewestwegen voorrang kregen.
Het degelijk uitbouwen van een rioleringsnetwerk houdt in dat voldoende projecten opgestart en gerealiseerd
moeten worden. De riolering moet natuurlijk met een degelijke kwaliteit worden aangelegd. Er zijn regels
vastgelegd in de Code van de Goede praktijk voor de aanleg van openbare riolering. Bij subsidiedossiers
38
beoordeelt een ‘ambtelijke commissie’ de kwaliteit van de bij Vlaamse Milieumaatschappij ingediende
voorontwerpen. Het ‘ambtelijk bekkenoverleg’ adviseert deze projecten, naast de vele andere actoren die bij
de uitbouw van dergelijke infrastructuur betrokken partij zijn. De diensten van het provinciaal bestuur zien
naderhand toe op de conforme verdere uitwerking van de ontwerpen. Tijdens de uitvoering moet degelijk
worden toegezien op de correcte toepassing van het bestek en de goede uitvoering van de werken. Dit toezicht
is nog te beperkt. We hebben vastgesteld dat achteraf regelmatig nog aspecten in de uitvoering aan de
aandacht van de controle zijn ontsnapt. De kwaliteit van de materialen heeft de laatste jaren een positieve
evolutie meegemaakt, zodat we nu een levensduur mogen verwachten die het investeringsritme benadert
(ruim 100 jaar).
Het rioolstelsel op een degelijke manier in goede staat houden (preventief onderhoud):
De inventaris van de riolering in Evergem is nog steeds niet afgerond. Het inventariseren werd steeds
achteruitgeschoven bij de dienst wegen, rioleringen en nutsvoorzieningen ten voordele van meer prioritaire
zaken, zoals aansluitingen en herstellingen. Daardoor hebben we nog steeds geen globaal overzicht waar er
precies riolering ligt en waar niet. We moeten derhalve het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel
kilometer riolering er in ons beheer is. Ook kennen we de leeftijd van de verschillende strengen van de riolering
niet.
De aansluiting van de woningen op de riolering gebeurt reeds lang door eigen personeel (gratis dienstverlening
voor de burger). Aangezien onze eigen werklieden zeer degelijk werk leveren, voorkomt dit ernstige
beschadiging van ons rioleringsstelsel. In het verleden hebben burgers zelf de aansluiting moeten realiseren.
Meermaals gebeurde dit met de grove middelen en werd een veel te groot gat in de rioolbuis dichtgemaakt
met overvloedig gebruik van materiaal, waardoor de doorstroming van de buis aan de binnenzijde verhinderd
werd.
Er is geen stelselmatig onderhoud van reiniging van de riolering. We weten niet in welke riolering veel slib zit
en wat de invloed hiervan is op de correcte doorstroming. Reiniging van buizenstelsels gebeurt enkel ad hoc
naar aanleiding van een specifiek opgedoken probleem. Er is wel een stelselmatig onderhoud van de
pompinstallaties in het rioleringsstelsel. De pompen die op de drukriolering werden geplaatst worden
gedurende 15 jaar door de installerende firma onderhouden. De pompen om gravitaire rioolstrengen op te
pompen naar een hoger niveau worden via een overeenkomst door pompspecialisten van VMW beheerd.
VMW is beter onderlegd in materie van pompen.
Er is geen preventief onderhoud van riolering om de bestaande stelsels langer in gebruik te kunnen houden.
Lekkende rioleringen kunnen bijvoorbeeld met het aanbrengen van een polyesterkous hersteld worden, zolang
de buizen niet verzakt zijn en het lengteprofiel nog gerespecteerd blijft. Lekkende rioleringen zorgen voor veel
infiltrerend grondwater. Met dit grondwater komt ook omhullende grond mee in de buis, met verstopping van
de buis en verzakking van de omgeving (en de buis) tot gevolg. Bij lage grondwaterstanden verdwijnt er door
de lekken in de buis veel afvalwater de ondergrond in. Op die wijze krijgen we vervuiling van de ondergrond
door het afvalwater.
Er op toezien dat het rioolstelsel op een correcte manier wordt gebruikt en functioneert:
Als er een riolering ligt in de straat is het verplicht om het afvalwater hier op te lozen. Er worden soms cijfers
genoemd van 20 % van de woningen die niet zouden zijn aangesloten op de riolering, waar dit nochtans wel
mogelijk is. We zijn er van overtuigd dat het aantal ontbrekende aansluitingen en onrechtmatige lozingen op
oppervlaktewater of grondwater in Evergem veel lager ligt dan het genoemde percentage, maar er is geen
stelselmatige controle op het correct aangesloten zijn op bestaande stelsels.
Er is geen stelselmatige en regelmatige controle op het correct opsplitsen en lozen van afvalwater en
hemelwater waar dit mogelijk is. We zijn er van overtuigd dat er nog afvalstromen ten onrechte in het
oppervlaktewater terechtkomen en dat er te veel hemelwater wordt geloosd in het afvalwaterstelsel waar er
andere afvoeren mogelijk zijn. Foute lozingen van afvalwater op oppervlaktewater hebben uiteraard een direct
negatief effect op de kwaliteit van het leefmilieu.
39
Bij nieuwbouw, ernstige verbouwing, aanleg van een gescheiden stelsel in de straat en vaststelling van foute
aansluitingen is er sinds 1 juli van 2011 een verplichte keuring van het private rioolstelsel voor te leggen aan
de rioolbeheerder. Dit willen we opvolgen, maar er is nog geen 100 % sluitende systematiek.
Er is geen stelselmatig onderzoek naar de toestand van de riolering. We hebben dus geen globaal beeld van de
te verwachten levensduur of noodzakelijke herstellingskosten. De kennis die er is over slechte toestand van de
riolering is puur gebaseerd op inzakkende en falende riolering, waarbij telkens ad hoc herstellingen moeten
gebeuren. Zo is er geen onderzoek naar lekkende voegen, obstakels in de buizen door ingroei van wortels of te
ver instekende aansluitingen, aantasting van het buismateriaal door de invloed van het afvalwatermilieu,
verzakkingen van de buis met verstoring van het lengteprofiel, aanslibbing of verstopping van de buizen, … De
materialen en technieken die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden gebruikt, zijn van heel
wat mindere kwaliteit. Een vastgesteld probleem is bijvoorbeeld de gebruikelijke techniek dichtingen van de
betonbuizen. Na verloop van tijd vergaan deze dichtingen en hebben we lekkende buizen.
Fouten in gebruik en in het stelsel corrigeren en slechte rioolstrengen tijdig vervangen:
Het werk is niet rond als er overal riolering ligt. Riolering heeft een bepaalde levensduur, die door een goed
beheer kan verlengd worden, maar die toch eindig is. Door het te beperkte onderhoud en door de gebruikte
werkwijzen en technieken in het verleden, moeten sommige rioolstelsels vroegtijdig vervangen worden. Hierbij
moet terdege rekening gehouden met de mindere uitvoeringskwaliteit van de vele verkavelingen van de jaren
zestig en zeventig van de vorige eeuw hier in Evergem. De problemen komen aan het licht als er verzakkingen
optreden en ‘zuigers’ de bovenbouw ondermijnen. De gemeente als rioolbeheerder beschikt over weinig
effectieve handhavingsmaatregelen om een burger die bewust verkeerd handelt in het lozen tot de orde te
roepen en een juiste werkwijze af te dwingen.
Zelfs met goed onderhoud is de levensduur beperkt. Algemeen wordt er gesproken over een gemiddelde
levensduur van zeventig jaar. Wellicht kan dit bij kwalitatief goed uitgevoerd stelsels, nog een pak langer. De
laatste 17 jaar hebben we echter aan een te laag tempo gewerkt (vervanging om de 90 jaar, in plaats van een
wenselijke om de 70 jaar). De investering in voltooiing van het stelsel zal evolueren naar investering in
vervanging en terzelfdertijd ombouw naar gescheiden stelsels. De investeringen in rioleringen zijn een continue
gegeven.
Vervangingsinvesteringen zijn ook nodig voor optimalisatie van rioolstelsels. In de vorige eeuw is de riolering
ontstaan uit de nood om alle water af te voeren, weg van de bebouwing. Er werd daarbij geen onderscheid
gemaakt tussen afvalwater en regenwater. Met het opvangen van al de lozingspunten (een eind weg van de
bebouwing) sinds de jaren negentig van vorige eeuw door de NV Aquafin wordt er daardoor veel hemelwater
mee afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Soms worden hele waterlopen mee afgeleid naar de
collectoren. Daar moeten dan investeringen gebeuren om het stelsel te optimaliseren en het hemelwater af te
koppelen voor een goede werking van de zuivering.
2/ Lage waterbeschikbaarheid (zie ook bij ‘wonen’)
Vlaanderen is een regio met een tekort aan water als men de balans maakt tussen het jaarlijkse waterverbruik
en de totale jaarlijkse neerslag. Het noodzakelijke water wordt deels gewonnen uit hergebruik van hemelwater
(dat in de regenwaterputten wordt gebufferd), deels uit oppervlaktewaterwinningen (zoals spaarbekken
Kluizen), maar voor een zeer groot deel uit grondwaterwinningen. De diepere grondwaterlagen worden
hierdoor overbevraagd en daardoor ontstaan problemen in onze leefomgeving of in onze
drinkwatervoorziening. Een bijkomend fenomeen is dat het brakke zeewater plaats krijgt om door te dringen
naar de ondergrond verder van de kust weg. Er is dan een verzilting aan de gang.
Naast overmatig verbruik van grondwater als oorzaak van het probleem is er ook de wijziging in de toevoer van
hemelwater naar oppervlaktewater en naar grondwater. Door de toenemende verharding wordt meer en meer
hemelwater afgevoerd. Het hemelwater heeft onvoldoende tijd om als oppervlaktewater in de ondergrond te
dringen en de grondwatertafel te voeden. Dit is een internationaal probleem maar het is ook van groot belang
dat er ook op gemeentelijk vlak constante aandacht is voor het ter plaatse infiltreren van de neerslag in de
ondergrond. Als gemeente moet we niet alleen de burger opleggen om meer te bufferen en te infiltreren, maar
40
ook in de eigen infrastructuurwerken zorgen voor maatregelen bij bijkomende verhardingen, zodat infiltratie in
de ondergrond met compenserende aspecten mogelijk wordt gemaakt. De watertoets is het instrument dat de
aanpak van dit probleem moet bewaken. Bij elke realisatie van nieuwe verharding (extra wegen, gebouwen,
werkterrein, terras, parking, …) moet de infiltratie van de neerslag worden beoordeeld en op een creatieve
maar effectieve manier worden aangepakt. Wadi’s (waterafvoer door infiltratie), grachten, onverharde
bermen, plantstroken, ondergrondse infiltrerende voorzieningen, … zijn stuk voor stuk zaken die moeten als
mogelijkheden worden overwegen. Het kan niet dat hemelwater wordt opgevangen, in een buizenstelsel wordt
verzameld en zo snel mogelijk wordt afgevoerd.
3/ Overstromingsrisico neemt toe (zie ook bij ‘wonen’)
Enerzijds is er een watertekort voor gebruik in onze woningen en bedrijven door een te beperkte doorvoer
naar de ondergrond. Anderzijds vertoont zich regelmatig het fenomeen van wateroverlast in onze
leefomgeving.
Hoogtes worden aangeduid in ‘tweede algemene waterpassing’ (TAW) uitgedrukt in aantal meter ten opzichte
van het gemiddelde laag tij in Oostende (boven de zeespiegel). Evergem is een laaggelegen gemeente met zeer
beperkte niveauverschillen. Evergem is gelegen in het Bekken Gentse Kanalen. Dit bekken is nogal speciaal
door zijn ligging (laag) en gesteldheid (weinig hoogteverschillen) en door het feit dat de natuurlijke afloop niet
meer terug te vinden is in grote delen van het grondgebied. De veelal kunstmatige afwateringsinfrastructuur is
er gekomen om deze oorspronkelijk moerassige regio bewoonbaar te maken.
Evergem is gelegen tussen Kanaal Gent- Oostende, Ringvaart en Kanaal Gent-Terneuzen en quasi alle
oppervlaktewater in Evergem moet daar naar toe. Enkel de meest noordelijk gelegen delen van Ertvelde
wateren af naar het noorden, naar het poldergebied. Er is een niveauverschil tussen het normale peil van het
Kanaal Gent-Oostende (5,61m TAW) en het normale peil van het Kanaal Gent-Terneuzen (4,45m TAW). Dit
wordt overbrugd in de sluizen op de Ringvaart ten zuiden van Belzele. Het hoogste punt in Evergem is te
situeren aan de kerk van Ertvelde (11,0m TAW). Een zeer laag gelegen punt ligt in de Karperstraat in Kluizen
(5,3m TAW) Het grootste deel van Evergem situeert zich tussen 6,5 en 7,5m TAW. Er is dus meestal weinig
hoogteverschil tussen het grondoppervlak en het normale waterpeil van de kanalen waar het water moet
naar toe stromen. De afwatering via de Avrijevaart naar het kanaal Gent-Terneuzen kan zelfs niet gravitair. Het
water moet er in het pompgemaal Spiedam opgepompt worden naar het niveau van het kanaal. Als men
daarenboven weet dat de waterpeilen in de afwaartse kanalen stijgen als er een groot debiet moet verwerkt
worden vanuit de Leie en de Schelde, dan beseft men dat waterpeilbeheer een zaak is die zeer belangrijk is.
Het hebben van een goed concept van afwatering:
De hoeveelheden water van neerslag zijn nooit te beheersen. Hoe groot men de buizen ook zou voorzien, de
neerslagintensiteit kan de afvoercapaciteit altijd overtreffen. Daarom moet altijd nagestreefd worden om het
water zo veel mogelijk ter plaatse te houden en het te op te slaan voor verbruik (regenwaterputten). Wat niet
kan verbruikt worden moet men trachten te infiltreren in de ondergrond. Pas als dit niet (meer) mogelijk is,
mag water (liefst vertraagd) afgevoerd worden. Bij elke nieuwe realisaties van infrastructuur moet men deze
principes toepassen. Dit wordt de ‘ladder van Lansink’ genoemd. Bij bijkomende verharding wordt deze aanpak
via de stedenbouwkundige vergunning nagegaan in de watertoets.
De afwateringsinfrastructuur is uitgebouwd. Een ernstig probleem is dat men de afwateringsinfrastructuur
heeft misbruikt door er afvalwater in te lozen en omdat dit geurhinder veroorzaakt en tot ongezonde
toestanden kan leiden, heeft men decennia geleden de afwatering onder de grond weggestopt in buizen. Deze
buizen zijn nu grotendeels aangesloten op collectoren en een zuiveringsinstallatie. De afwateringskanalen en
grachten zijn tot riolering herleid. De eigenlijke afwatering is daarmee misbruikt en moet opnieuw
gerealiseerd worden. Een mooi voorbeeld daarvan is het project ‘afkoppelen Hindeplas fase 2’ rond de
ingekokerde waterloop Hindeplas. Door het inbuizen of inkokeren heeft men het afwateringsdebiet ernstig
beperkt, de infiltratie onmogelijk gemaakt en mede daardoor waterproblemen gecreëerd (de andere oorzaak
van waterproblemen is de te lage ligging van de bebouwing). Afwateringsinfrastructuur die op die manier
misbruikt is, zal moeten hersteld worden in zijn oorspronkelijke functie. Dit betekent dat men aparte
infrastructuur zal moeten aanleggen voor afwatering en voor de afvoer van afvalwater. In sommige gevallen
41
kan dit een prioriteit zijn. In andere gevallen moet met van de renovatie van bestaande riolering of wegen
gebruik maken om terzelfdertijd een gescheiden stelsel te realiseren.
Op een aantal plaatsen zijn er ongelukkige inplantingen van woningen of andere panden. Veelal door hun lage
ligging dreigen ze regelmatig slachtoffer te worden van wateroverlast. Daar moeten maatregelen overwogen
worden om de wateroverlast te voorkomen of te beperken. Er moet dus een oplijsting gemaakt worden van
de problematische gebieden, met een analyse van de probleemtoestand en de mogelijke acties die kunnen
helpen.
Uitbouw van de afwatering:
Bij nieuwe ruimtelijke ordening is er een nieuwe uitbouw van de afwatering noodzakelijk. De laatste jaren
wordt het belang van een degelijk concept en een degelijke uitbouw van afwatering ernstig ingeschat en wordt
er werk gemaakt van deze materie en is dit meegenomen in de regelgeving van ruimtelijke ordening waardoor
bij allerhande actoren advies en goedkeuring moet worden gevraagd.
Afwatering in goede staat houden:
Ook bij afwatering is regelmatig onderhoud noodzakelijk om de goede werking te garanderen. Regelmatig
reinigen van de afvoer is essentieel voor een goede afwatering van daken. Van de gemeentegebouwen gebeurt
dit door eigen werklieden meermaals per jaar. Regelmatig onderhoud van de afvoer van wegen is essentieel
omdat er anders water op de rijweg zal blijven staan en dit een verkeersveiligheidsprobleem vormt. Waar de
afvoer via straatkolken wordt gerealiseerd, is een regelmatig reinigen van de straatkolken nodig. Dit werk is
uitbesteed aan een externe dienstverlener: twee maal per jaar worden alle straatkolken (van de
gemeentewegen) gereinigd. Langs gewestwegen bepaalt AWV het onderhoudstempo. Waar het water via een
berm naar een langsgracht of waterloop moet afgevoerd worden, is het noodzakelijk dat de berm geen
obstakel vormt. Het profiel van de berm moet bewaakt worden en zo nodig verbeterd worden voor een
normale afloop naar de gracht of waterloop. Er is geen inventaris van grachten en afwateringsleidingen. Het is
nodig om een overzicht uit te bouwen van de grachten langs de wegen en de afwateringsvoorzieningen tot aan
de rand van onze gemeente.
Er is geen systeem van regelmatig onderhoud van de grachten. Nochtans moeten we een dergelijk systeem
uitwerken en in de praktijk brengen, zodat we de goede afwatering van de wegen en gebouwen onder controle
kunnen houden. Er is slechts een beperkt programma van ruimen van grachten en profileren van bermen. Er
zal dus evenzeer een programma moeten worden uitgewerkt om op een regelmatige basis de bermen te
profileren, zodat het water vlot van de wegverharding in de berm kan stromen en zich daar kan verspreiden of
de gracht kan bereiken.
Het onderhoud van de waterlopen van tweede en derde categorie is een opdracht van Watering De
Bruggravenstroom, de Isabellapolder en de Zwartesluispolder. De kosten worden doorgerekend naar de
gemeente. We hebben geen zicht op stelselmatige aanpak van het onderhoud door deze besturen. Er zijn in de
laatste jaren al diverse infiltratie- of bufferbekkens gebouwd. Er is geen onderhoudsprogramma om de goede
werking van deze bekkens te garanderen. Aan de hand van een overzicht van de gerealiseerde voorzieningen
(met correcte gegevens over het functioneren ervan) moeten we een onderhoudsprogramma uitwerken.
De pompinstallaties voor regenwaterafvoer worden wel op een degelijke manier opgevolgd.
Grachten tussen particuliere eigendommen zijn geen bevoegdheid van de gemeente of van de Polders of
Watering. Bij wanbeheer of misbruik moeten de benadeelden hun grieven uiten bij hun buren of bij de
vrederechter. Het zou echter een geode zaak zijn om de inwoners te sensibiliseren door degelijke info te
verstrekken over het belang van deze particuliere grachten.
Toezicht op correct gebruik en functioneren:
Zoals al gesteld in het onderdeel afvalwater is er geen stelselmatige controle op het correct aangesloten zijn op
de bestaande stelsels. Verkeerde lozingen worden dus niet stelselmatig opgespoord, gemelde fouten worden
wel opgevolgd. Gezien er geen inventaris is van grachten en afwateringsleidingen, is er ook geen controle op
het in stand houden van de grachten. Vragen om grachten te overwelven of te dempen worden kritisch
42
bekeken en slechts positief beoordeeld als er zeer gefundeerde redenen zijn. De functie van de grachten wordt
gerespecteerd door de diensten.
Om een beeld te krijgen van de vlotte doorstroming en afvoer in de waterlopen kan een systeem van geëikte
peillatten in de waterlopen een oplossing zijn: wanneer veel water moet afgevoerd worden, merken we dat het
water stroomopwaarts tot een gevaarlijk peil opstuwt. Wanneer er op verscheidene plaatsen in het
afwateringstraject peillatten kunnen afgelezen worden, kan men de trajecten met de meeste opstuwing
(steilste verhanglijn) detecteren en eventuele obstakels verwijderen.
Handhaving en curatief onderhoud:
Ondanks het preventief onderhoud van straatkolken, krijgen we toch nog regelmatig meldingen van verstopte
straatkolken. Deze worden dan manueel vrijgemaakt. Deze meldingen zouden beter moeten geregistreerd en
geanalyseerd worden, om de preventieve onderhoudsopdrachten te kunnen verbeteren. Hetzelfde principe
moeten we doortrekken in het opvolgen van meldingen van overlopende dakgoten: we moeten deze
meldingen gebruiken om ons preventief onderhoud bij te sturen.
4/ Open water verhoogt de beleveniswaarde en het maatschappelijk bewustzijn
Water bepaalt mee de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gebied. Waterlopen,
waterwegen en waterplassen bieden heel wat mogelijkheden op het vlak van recreatie op en langs het water
en herbergen waardevol landschappelijk en cultuurhistorisch erfgoed.
3.3.2.2.
Biodiversiteit – natuur en groen
De aanwezigheid van natuur en groen in een gemeente is belangrijk voor de leefomgeving. Evergem heeft geen
grote bossen, openbare parken, natuurgebieden of andere grote visuele dragers. Toch is er zowat 60ha
gemeentelijk groen, waarbij Doornzele Dries (18ha), sportcentrum Hoge Wal en castrale motte (10ha),
kasteeldomein van Wippelgem en de speelpleintjes (18ha).
Met het oog op het behoud, herstel en versterking van de biodiversiteit investeert de Vlaamse overheid in de
realisatie, ruimtelijke afbakening, inrichting en beheer van natuurgebieden. Het biodiversiteitsbeleid in
Vlaanderen uit zich in de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en de planologische
vastlegging van ecologisch waardevolle gebieden (VEN-gebieden afgebakend). In Evergem zijn geen VENgebieden afgebakend. Eveneens voorzag het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in een uitbreiding van de
lxxxvii
In het provinciaal
oppervlakte groengebied tot 38000 ha natuur- en 10000ha bosgebied in Vlaanderen.
ruimtelijk structuurplan werden 61 natuurverbindingsgebieden en 78 ecologische infrastructuren afgebakend.
Evergem heeft één natuurverbindingsgebied zijnde het verbindingsgebied in Ertvelde (belangrijk omwille van
de knotbomenrijen en houtkanten). De ecologische infrastructuur bestaat uit kleine natuurgebieden
(bomenrijen, bermen, dijken, houtkanten, linies,…) en voor Evergem zijn volgende gebieden opgenomen in het
provinciaal ruimtelijk structuurplan: De Lieve, Nieuwe Kale, Burggravenstroom, Burggravenstroom-Avrijevaart,
Sleidingvaardeken, Brakeleiken.
Evergem beschikt over een gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP), dat 16 jaar geleden werd
goedgekeurd en 8 jaar geleden gedeeltelijk werd geactualiseerd voor 6 gebieden: Kale Meersen (Kiekebossen),
Sleinse meersen (tussen Sleidingsvaardeken en Meerbeke), de Heffink en Heffinkbossen, het bos aan de
Schildekensstraat en het Gooiken. Er is een gefaseerde uitvoering van het actieprogramma in GNOP, met
prioriteit voor het gebied Kiekebossen. Voorbije legislatuur werden volgende grote natuurinrichtingsprojecten
gerealiseerd: Elslopark, Reigerstraat, Castrale Motte. Voor het gebied Kiekebossen is een samenwerking met de
vzw Natuurpunt. Intussen is door Natuurpunt een erkenningsdossier voor het natuurgebied ingediend bij de
Vlaamse regering.
De gemeente beschikt eveneens over een subsidiereglement voor de aanleg en het onderhoud van kleine
landschapselementen.
43
In een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn voor Evergem in de Gentse kanaalzone volgende
koppelingsgebieden, buffers tussen bedrijvenzones en kanaaldorpen, vastgelegd: Rieme Zuid en Rieme Noord,
Doornzele Noord en Doornzele Zuid, Langerbrugge Zuid, Doornzele kanaalzijde en Rieme Oost. De Vlaamse
Landmaatschappij staat in voor de invulling van deze koppelingsgebieden. De gemeente draagt financieel bij.
Voor het koppelingsgebied Rieme Zuid en Doornzele Noord werd in 2011 gestart met de opmaak
van de technische plannen en de noodzakelijke onteigeningen. In de loop van 2012 wordt het
inrichtingsplan voor dit koppelingsgebied verder uitgewerkt en is het uitvoeringsdossier voorzien
in 2014. Het gemeentelijk aandeel in de financiering voor beide projecten samen bedraagt
153.537,0 euro.
Voor het koppelingsgebied Doornzele kanaalzijde en Langerbrugge Zuid heeft VLM inmiddels de
eindvoorstellen van de landinrichtingsplannen opgemaakt. Deze werden samen met het
financieringsluik ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraad in de zitting van 20 december
2012. Het eindvoorstel van deze landinrichtingsplannen zal dan door VLM voor ministeriële
goedkeuring overgemaakt worden aan Vlaams minister Joke Schauvliege. Het gemeentelijk
aandeel bedraagt 23.547 euro voor het project Doornzele kanaalzijde en 127.776 euro voor het
project Langerbrugge Zuid.
Voor het koppelingsgebied Rieme Oost organiseerde de VLM eind 2011 een kick-off voor de
betrokken overheden om te peilen naar de verwachtingen omtrent dit koppelingsgebied. In 2012
lxxxviii
wordt verder gewerkt aan het ontwerp voor dit gebied.
Evergem heeft haar medewerking aan het ECO²-project (Ecokwadraat) in de koppelingsgebieden
van de Gentse Kanaalzone verleend. De gemeente ondertekende daarvoor het ECO²-Charter en
engageert zich samen met de andere partners (Boerenbond, VLM, AgroAanneming, Agentschap
Natuur en Bos) voor de realisatie van groenbuffering in die gedeelten van de koppelingsgebieden
van de Gentse Kanaalzone die een agrarische bestemming behouden via de aanplanting van
kleine landschapselementen in landbouwgebieden. Voor Evergem gaat het om het gebied Rieme
Zuid en Noord en Doornzele Noord. Door de ondertekening van het charter engageert Evergem
zich ook om daar 20 jaar lang financieel aan bij te dragen door het toekennen van subsidies aan de
landbouwers voor de aanplant en het onderhoud van bomenrijen in de Evergemse
koppelingsgebieden via het (bestaande) gemeentelijk subsidiereglement voor de aanleg en het
onderhoud kleine landschapselementen.
De gemeente Evergem heeft in 2010 beslist de convenant ‘Groen Raamwerk’ Gentse Kanaalzone
te ondertekenen samen met het Havenbedrijf Gent agh, de stad Gent, de gemeente Zelzate, de
provincie Oost-Vlaanderen en het Vlaams gewest. Dit convenant wil mee uitvoering geven aan de
realisatie van een samenhangend landschappelijk raamwerk voor de gehele kanaalzone
opgenomen in het strategisch plan van de Gentse Kanaalzone. Dit groen raamwerk draagt bij tot
de landschappelijke kwaliteit en de ecologische basiskwaliteit in het havengebied.
3.3.2.3.
Milieudruk door afvalstoffen
Afvalstoffen vormen een zware belasting voor het milieu. Ze houden een verlies aan grondstoffen in, en ook de
verwerking werkt milieubelastend. Bij het beheer van afvalstoffen wordt de ‘ladder van Lansink’ gevolgd:
preventie is prioritair, vervolgens wordt hergebruik en recyclage nagestreefd en ten slotte heeft verbranding
met energierecuperatie voorrang op storten.
Afvalpreventie wordt door de gemeente onder meer gestimuleerd door het stimuleren van thuiscomposteren
onder meer door het inzetten van compostmeesters en de verkoop van compostmateriaal, verdelen van
antireclamestickers, organiseren van Afvalarme evenementen (uitlenen van herbruikbare bekers,
afvaleilandjes,…), enz. Eveneens via onze communicatiekanalen proberen we inwoners hiervoor te
sensibiliseren. Scholen worden gestimuleerd om mee te werken aan het provinciaal project Milieuzorg op
School (MOS).
Om sluikstorten te voorkomen is er een gemeentebelasting op het weghalen van sluikstorten ingesteld.
Eveneens wordt er een gemeentelijke administratieve geldboete opgelegd wanneer de overtreder van de
sluikstort gekend is. In 2011 werden 54 inbreuken op sluikstorten vastgesteld en een bestuurlijk verslag voor
opgemaakt.
44
Met het kringloopcentrum vzw Ateljee heeft de gemeente een samenwerkingsovereenkomst gesloten om het
hergebruik van afval te stimuleren.
De gemeente is bevoegd voor het inzamelen en verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen. Voor
bedrijfsafvalstoffen is het Vlaamse Gewest bevoegd. Een groot deel van de inzameling en verwerking van
huishoudelijk afval is in Evergem overgedragen aan de intergemeentelijke opdrachthoudende vereniging voor
huisvuilverwerking (IVM) (19 gemeenten); onder meer voor de afvalfracties: restafval, papier en karton, PMD,
klein gevaarlijk afval, grof huisvuil. Het huishoudelijk restafval en het grof huisvuil worden verbrand in de
verbrandingsoven van IVM. De inzameling van het andere afval wordt in opdracht van de gemeente
uitgevoerd. Het containerpark werd in Evergem recentelijk uitgebreid en opgebouwd volgens het principe ‘de
vervuiler betaalt’.
Evergem
cijfers 2010
Vlaams
Belfiuscluster Gewest
huishoudelijk selectief afval (in kg) per
persoon
495,3
387
374,8
restafval (in kg) per persoon
178,1
141,7
150,1
totaal huishoudelijk afval (in kg) per persoon
673,4
528,7
524,8
Op vlak van huishoudelijk afval in aantal kg per persoon scoort Evergem toch minder goed in vergelijking met
het gemiddelde van de gemeenten in de Belfiuscluster, eveneens in vergelijking met het gemiddelde in het
Vlaams gewest.
Het Vlaams milieubeleidsplan 2011-2015 en Uitvoeringsplan ‘milieuverantwoord beheer van huishoudelijke
afvalstoffen 2008-2015’ bestendigt het beleid rond huishoudelijke afvalstoffen.
3.3.2.4.
Geluidshinder
In Evergem zijn verkeer en industrie de grootste bronnen van geluidshinder: toenemend verkeer op de R4 en
de spoorlijn 55 (Gent-Zelzate-Terneuzen), en sommige bedrijvigheden. Op het vlak van geluidshinder door
wegverkeer wordt, in woonkernen met veel vrachtverkeer, een scheiding van vracht- en woonverkeer
gerealiseerd via de aanleg van vrachtwagensluizen en bijkomende maatregelen in Rieme, Doornzele, Kerk- en
Langerbrugge. Zie beleidsdomein ‘mobiliteit’. De koppelingsgebieden moeten voor een geluidsbufferende
invulling zorgen tegenover de bedrijvigheid in de kanaalzone, eveneens wordt hiermee de visuele hinder
aangepakt. Bij infrastructuurwerken uitgevoerd door de Vlaamse Gemeenschap moeten we als
gemeentebestuur aandringen op voldoende geluidsbuffering. De omvorming van de R4 tot primaire weg 1
met Hollandse complexen en ondertunneling, zou een vlottere doorstroming met zich moeten meebrengen,
lxxxix
waarbij geluidsdeskundigen een verlaging van de geluidsbelasting voorspellen.
In het gemeentelijk politiereglement zijn artikelen ter bestrijding van rumoer en lawaai opgenomen.
Overtredingen hierop kunnen gesanctioneerd worden met een gemeentelijke administratieve sanctie. In
2011: 53 inbreuken m.b.t. geluid geregistreerd: 2 inbreuken m.b.t. geluid van werktuig met motor aangedreven
en 51 inbreuken m.b.t. nachtlawaai. Verenigingen en organisatoren van evenementen kunnen in de
gemeentelijke uitleendienst een geluidsmeter lenen.
Alle binnengekomen milieuklachten worden systematisch bij de milieudienst geregistreerd en opgevolgd in
het milieuklachtenregistratie- en opvolgingssysteem. In 2011 werden 39 klachten geregistreerd, waarvan 34 op
te volgen door de gemeentelijke milieudienst en 5 door de Milieu-inspectie.De klachten hebben voornamelijk
betrekking op lucht (geurhinder en luchtkwaliteit zoals rook-, roet- en stofhinder) en geluid. In 2011 lagen de
geluidsklachten met een onbekende oorzaak iets hoger dan in 2010. Deze klachten betroffen geluidshinder die
uit een bepaalde richting kwam maar moeilijk te lokaliseren was. De ‘gekende’ geluidsklachten zijn afkomstig
xc
van KMO en industrie, muziekfestivals, jeugdverenigingen, cafés.
3.3.2.5.
Luchtverontreiniging – geurhinder
De belangrijkste emissiebronnen in Evergem zijn industrie, wegverkeer, gebouwenverwarming en landbouw.
Mogelijke maatregelen op lokaal vlak situeren zich op het vlak van verkeer/vervoer (beperkt), rationeel
45
energiegebruik en het verbranden van afval in de open lucht. De industriële emissies vallen onder de Vlaamse
milieuregelgeving.
Op vlak van fijn stof behoort de Gentse Kanaalzone tot de 4 ‘hotspots’ voor stof in Vlaanderen. Hoewel de
stofproblematiek verbeterd is, wordt de Europese norm voor fijn stof nog steeds overschreden. De Vlaamse
Milieumaatschappij heeft een meetstation in Evergem en Ertvelde.
In de woonkernen van Evergem-centrum en Rieme wordt soms geurhinder ervaren, veroorzaakt door
omliggende industrie. De oorzaken van de geurhinder in de woonkern Evergem-centrum zijn te zoeken bij
enkele bedrijven aan de oostzijde van het kanaal. Bij klachten van geurhinder veroorzaakt door industriële
activiteiten wordt, als de oorzaak bekend is, met de verantwoordelijke bedrijfsleiders overlegd om te komen
tot een oplossing. Als de oorzaak niet aangeduid kan worden, kan een geurstudie opgelegd worden. Als de
norm overschreden worden is een saneringsplan noodzakelijk. In Rieme werd de problematiek van de vetzurige
geur, in het verleden, opgevolgd door een werkgroep samengesteld uit de plaatselijke bedrijven, milieuinspectie en de gemeentelijke milieudienst. Door de betreffende bedrijven werden diverse brongerichte
saneringen uitgevoerd, met gunstig gevolg .
Inzake luchtverontreiniging en verkeer is het uitbouwen van een duurzaam mobiliteitsscenario van belang, o.a.
een veilig fietsnetwerk uitbouwen, vlotte combinatie fiets-openbaar vervoer, optimalisering openbaar vervoer
met oog voor nieuwe woonkernen, .. Zie beleidsdomein ‘mobiliteit’.
Ongeveer 30% van de binnengekomen klachten m.b.t. lucht in 2011 is de veroorzaker onbekend. Dit is één van
de belangrijkste knelpunten. Heel vaak is het zeer moeilijk om de oorzaak te vinden. Voor de behandelde
klachten waarvan de veroorzakers wel gekend zijn, is er ongeveer een gelijkmatige verdeling tussen industrie,
KMO, land- of tuinbouw, particulieren, verenigingen.
3.3.2.6.
Verwevenheid thema duurzame ontwikkeling en
ontwikkelingssamenwerking
Onder invloed van een aantal problemen die vooral zichtbaar worden als men ze binnen de mondiale context
bekijkt (klimaatverandering, biodiversiteit, met reglmaat terugkerende voedselcrisissen en de samenhang met
de economische crisissen, droogte, verwoestijning,…) wordt duidelijk dat een aantal ontwikkelingsvraagstukken
sterk verbonden zijn het thema ecologische duurzaamheid. Hoewel de problemen door iedereen wel gekend
eveneens de verwevenheid tussen beide thema’s, wordt op lokaal niveau nog maar weinig erkenning gegeven
aan dit thema.
3.3.2.7.
Participatieavond internationale samenwerking (GRIS)
Ook de GRIS (gemeentelijke raad voor internationale samenwerking) kwam samen om hun opmerkingen en
aanvullingen mee te geven. Hierbij de belangrijkste:
•
•
•
•
•
Het thema ‘duurzame ontwikkeling’ meer erkenning geven binnen de gemeente, eveneens het
klimaatthema als beleidsprioriteit benaderen. Enkele steden en gemeenten werken nu reeds
expliciet rond het thema en stellen een groeipad naar klimaatneutraliteit voor.
Duurzaam aankoopbeleid beter inbouwen in de algemene beleidsprocessen
Internationale samenwerking is een horizontaal thema binnen de organisatie, een thema dat om
integratie vraagt in andere diensten. Nog te vaak wordt vanuit het thema internationale
samenwerking een eigen doelgroep ontwikkeld, maar dit blijkt onvoldoende om een grote
gedragenheid te creëren in de gemeente. Aanvullend op de werking met de eigen doelgroep is
meer integratie en samenwerking met andere diensten heel belangrijk om zodoende ook de
doelgroepen als jeugdverenigingen, scholieren, socio-culturele verenigingen te kunnen bereiken.
Een goede ondersteuning (vorming, netwerking, communicatie) van de lokale actoren die werken
binnen de sector ontwikkelingssamenwerking gezien zij op lokaal niveau bekend zijn en ook
kansen biedt voor het gemeentebestuur: de samenwerking heeft bredere impact, toont de
bezorgdheid van het lokale bestuur voor dit thema, garandeert meer gedragenheid voor
ontwikkelingsthema’s bij de bevolking.
Het blijvende belang van een fair trade beleid waarin een lokaal bestuur een voorbeeldrol heeft te
spelen, dit zowel naar het eigen aankoopbeleid als naar de bewustwording van de bevolking.
46
3.3.3. Actoren / partners m.b.t. ‘natuur- en milieubeheer’ werkzaam op
grondgebied Evergem
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Vlaamse Regering – Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (regierol)
Vlaamse Landmaatschappij (VLM): extern verzelfstandigd agentschap – opdracht decretaal
vastgelegd. De VLM heeft als missie: samen, gebiedsgericht investeren in de omgevingskwaliteit
op het platteland en in het randstedelijk gebied. (regierol)
Agentschap voor natuur en bos (ANB): intern verzelfstandigd agentschap: beheert zelf eigen
bossen, natuurgebieden en domeinen en helpt ook anderen bij het beheren van natuur en bos.
(regierol)
Gemeentebestuur Evergem (actor): o.a. voor het afleveren van milieuvergunningen voor
activiteiten klasse 2 en 3 (bedrijven)
Provincie (actor): o.a. voor het afleveren van milieuvergunningen voor bedrijven ingedeeld in
klasse 1 en samenwerking met het provinciaal centrum voor milieuonderzoek.
Politiezone Assenede-Evergem (actor): samenwerking in functie van milieuhandhaving
Projectgroep Gentse Kanaalzone (regierol en actor): coördinatie en aansturing van de opties uit
het strategisch plan Gentse Kanaalzone
Havenbedrijf Gent (regierol en actor): beheerder van het zeehavengebied Gent
Minaraad : gemeentelijke adviesraad (regierol)
Natuurpunt vzw: vereniging voor natuur en landschap met belangrijkste pijlers natuurstudie,
beheer en educatie (beheert Kiekebossen(5ha)) (actor)
Bewonersgroepen: Rieme en Doornzele / Kerkbrugge / Langerbrugge (actor) maken deel uit van
de Stuurgroep Netwerk Gentse Kanaalzone van het project Gentse kanaalzone
Actoren specifiek m.b.t. oppervlaktewater en afwatering:
•
•
•
•
•
•
Afdeling Bovenschelde van Waterwegen en Zeekanaal (WenZ) : beheren van de kanalen GentOostende en de Ringvaart (regie- en actorrol)
Maritieme Toegangen voor het Kanaal Gent-Terneuzen (regierol en actor)
Vlaamse Milieumaatschappij (VMM): intern verzelfstandigd agentschap – opdracht decretaal
vastgelegd. De VMM speelt een cruciale rol in het integraal waterbeleid. Ze meet en controleert
de kwantiteit en kwaliteit van water, beheert watersystemen, int een heffing op watervervuiling
en op grondwaterwinning, adviseert over milieuvergunningen en zorgt voor de planning van en
toezicht op de zuiveringsinfrastructuur. De VMM vervult de taak van regulator voor leidingwater.
Verder bewaakt de VMM de luchtkwaliteit, inventariseert ze wie wat loost, en doet
beleidsvoorstellen. (regierol)
Provincie Oost-Vlaanderen : voor waterlopen categorie 2 (regierol)
Isabellapolders, Zwartesluispolder en Watering De Burggravenstroom: autonome lokale besturen
die zijn opgericht om het oppervlaktewaterbeheer te behartigen: beheren de waterlopen van de
e
e
2 categorie (Provincie) en 3 categorie (gemeente) (actor)
e
Gemeentebestuur Evergem : voor waterlopen 3 categorie, grachten langs gemeentewegen en de
rioleringen voor hemelwater (regierol en actor)
Actoren specifiek m.b.t. afvalstoffen:
•
•
Openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij (OVAM): intern verzelfstandigd agentschap –
opdracht decretaal vastgelegd. OVAM is het aanspreekpunt voor alles wat te maken heeft met de
afvalstoffenproblematiek, het milieugericht ge- en verbruik van materialen en het saneren van de
bodem in de ruimste zin van het woord. (regierol)
Intergemeentelijke opdrachthoudende Vereniging voor Huisvuilverwerking Meetjesland (IVM):
intergemeentelijk samenwerkingsverband (19 gemeenten) dat instaat voor het voorkomen
(thuiscomposteren, zwerfvuilacties, afvalarme evenementen), ophalen en verwerken van afval
(inzameling, composteren en verbranden restafval). (actorrol)
47
3.3.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. het natuur- en milieubeleid
•
•
•
•
•
•
•
•
Planning en regelgeving (Europees, Vlaams, provincie, gemeente):
o Vlaams milieubeleidsplan 2011-2015 of MINA-plan4 (Vlaams) en milieujaarprogramma’s
en milieurapporten: bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaams
Gewest, provincies en gemeenten dient te worden gevoerd.
o Gemeentelijk milieubeleidsplan 2009-2013 (gemeente) – moet hierna niet meer
opgemaakt worden als apart plan, maar meegenomen worden in het gemeentelijk
meerjarenplan
o Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (gemeente)
o Beleidsplanning m.b.t. mobiliteit (Vlaams - gemeente)
o Beleidsplanning m.b.t. ruimte (Vlaams – provincie – gemeente)
o Strategisch plan Gentse Kanaalzone (kanaalzone) en jaarverslagen
o Convenant natuurdoelstellingen en groen raamwerk Gentse Kanaalzone (2010)
o Materialendecreet (en uitvoeringsbesluiten) (Vlaams)
o Vlarema (Vlaams)
o Uitvoeringsplan ‘milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen 2008-2015
o Decreet algemene bepaling milieubeleid (en uitvoeringsbesluiten) (Vlaams): bepaalt dat
er om de 5 jaar een Vlaams milieubeleidsplan opgesteld wordt dat jaarlijks wordt
geoperationaliseerd via milieujaarprogramma’s
o Decreet Natuurbehoud (en uitvoeringsbesluiten) (Vlaams)
o Veldwetboek (Vlaams)
o Milieuvergunningsdecreet (Vlaams)
o Bodemdecreet (Vlaams)
o Mestdecreet (Vlaams)
o Decreet algemene bepalingen energiebeleid (Vlaams)
o Vlaremwetgeving (Vlaams)
o Milieuhandhavingsdecreet (Vlaams)
o Kyotoprotocol (Europees)
o Richtlijn energieprestatie van gebouwen (Europees)
o Europese kaderrichtlijn Water (Europees) -> vertaald in: Decreet integraal waterbeleid
(Vlaams)
o Uitvoeringsbesluit watertoets (20/07/2006)
o Uitvoeringsbesluit zoneringsplannen (10/03/2006)
o Ministerieel Besluit mbt het zoneringsplan van de gemeente Evergem (9/06/2008)
o Hemelwaterdecreet (1/10/2004)
o Jaarlijks: gemeentelijk milieujaarrapport
o Gemeentelijke inventaris van risicogronden (gedeeltelijk opgemaakt)
o Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 in opmaak
Voorbeeldfunctie: interne milieuzorg (overheid algemeen)
Sensibilisering (overheid algemeen)
projecten i.v.m. educatie (overheid algemeen)
Economische instrumenten : heffingen, subsidies, vergoedingen, gemeentelijke administratieve
sancties (Vlaams - gemeente)
Verlenen van milieuvergunningen, natuurvergunningen (gemeente - provincie)
Inzamelen en verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen (gemeente)
Milieuhandhaving (Vlaams – gemeente): gemeentelijke toezichthoudend ambtenaar oefent
toezicht uit op de naleving van de milieuwetgeving bij inrichtingen van klasse 2 en 3, de nietingedeelde inrichtingen en vrije velddelicten
48
3.4. Werken en ondernemen
3.4.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘werken
en ondernemen’
De demografische ontwikkelingen heeft een invloed op zowel de vraag- als de aanbodzijde van het
winkelgebeuren (lokale economie). Aan de vraagzijde zien we dat het koopgedrag van ouderen afwijkt van
dat van andere consumentengroepen. Ouderen hechten meer belang aan kwaliteit, geven voorkeur aan
speciaalzaken boven grote ketens en supermarkten, hechten meer belang aan goede service en
voorlichting en zijn vaak ook minder mobiel waardoor de nabijheid van dagelijkse producten heel
belangrijk worden. De gevolgen van de vergrijzing zullen ook aan de aanbodzijde merkbaar zijn: het aantal
xci
zelfstandige winkeliers zal afnemen door een gebrek aan bedrijfsopvolging.
Het aantal eenoudergezinnen en alleenstaanden neemt toe. Kleinere huishoudens betekenen meer
individuen op pad om aankopen te doen terwijl de aangekochte hoeveelheden kleiner worden. Dit leidt
onder meer tot een aanpassing van het productengamma. Ook het budget waarover de consument
beschikt wordt kleiner, waardoor het steeds prijsbewuster zal worden.
Onlinehandel (e-commerce) binnen de totale detailhandel is in Vlaanderen op dit ogenblik nog vrij klein
xcii
(±3%), maar vertoont sterke groeicijfers van om en bij de 30%. Men spreekt van een sterk “crosschannel-gedrag”: de consument zoekt informatie op het internet, stapt vervolgens een fysieke winkel
binnen om het product te bekijken en doet uiteindelijk de aankoop via zijn smartphone bij een webshop.
Detailhandel en horeca zijn de motor van de lokale economie en bepalen mee de aantrekkingskracht van
een gemeente. Toch voorspellen velen, rekening houdend me de druk op de klassieke winkelformule
(opkomst e-commerce, vergrijzing,…), moeilijke tijden voor de detailhandel gevestigd in ‘aanloopstraten’
binnen een gemeente. Het aantal buurtwinkels daalde de afgelopen decennia drastisch. Sinds 2007 is er
een voorzichtige kentering merkbaar: het aantal buurtwinkels blijft afnemen, maar minder drastisch dan in
de periode 1995-2005. De behoefte aan buurtwinkels, thuiszorgdiensten, afhaaldiensten en mobiele
winkels zal wellicht weer toenemen als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen. Ook het
consumentenpatroon verandert opnieuw: voor de aankoop van dagelijkse goederen willen klanten zich
niet ver verplaatsen, waardoor het belang van nabijheid weer groter wordt. Consumenten willen ook
steeds minder vrije tijd opofferen aan boodschappen doen, waardoor flexibele openingsuren en
zondagsopening steeds belangrijker worden. Deze trends zijn de nieuwe uitdagingen waarop de ‘lokale
economie’ zal moeten inspelen. Het belang van nabijheid komt ook tot uiting in een sterk groeiende
cultuur van streekproducten en de economische circuits die daarrond ontstaan.
Economie en ruimte zijn heel nauw met elkaar verbonden. Het ruimtelijk structuurplan geeft aan waar
vestigingsmogelijkheden voor ondernemingen mogelijk is of mogelijk zal gemaakt worden. Via ruimtelijke
uitvoeringsplannen worden de bestemming, inrichting en het beheer van het een gebied juridisch
vastgelegd. De economische ontwikkelingen in de Gentse kanaalzone (uitbreiding bedrijventerreinen) zal
extra werkgelegenheid met zich meebrengen, eveneens extra aantrekkingskracht om in Evergem te
komen wonen. In de Gentse kanaalzone zijn een aantal zeer belangrijke maar kwetsbare sectoren onder de
industriële ondernemingen (auto- en metaalindustrie) aanwezig zijn, ondernemingen waar ook veel
24
inwoners een job hebben, maar eveneens sectoren die op mondiaal vlak belangrijke mutaties kennen .
Een zeer sterke concentratie in enkele sectoren of activiteiten leidt tot een grote gevoeligheid voor
xciii
schokken in de economische ontwikkeling.
De economische leefbaarheid van een gemeente en haar ondernemen hangt nauw samen met de
bereikbaarheid voor personeel, klanten en leveranciers. Dichtgeslibde wegen, onduidelijke
bewegwijzering, zwaar vervoer door de dorpskernen, … het zet niet alleen de leefbaarheid voor de
inwoners onder druk, maar belast ook zwaar de economische activiteiten. Zie beleidsdomein ‘mobiliteit’.
24
Sinds september 2012 ten gevolge de crisis en besparingen: 146 jobs minder in de Belgische vestigingen van
ArcelorMittal + VolvoCars Gent verlaagt vanaf 2013 zijn productievolume vanaf 2013 waardoor 300 tijdelijke werkkrachten
geen nieuw contract krijgen.
49
3.4.2. Kenmerken en trends
Zie ‘economische ontwikkelingen – specifiek Evergem’
3.4.2.1.
Participatieavond ‘ondernemen en werken’
Vertegenwoordigers van de adviesraad lokale economie en land- en tuinbouwraad kwamen samen met een
medewerker van gemeente en OCMW. Het volledige verslag is terug te vinden op de gemeentelijke website. De
belangrijkste items die m.b.t. werken en ondernemen aan bod kwamen, zijn :
•
•
•
De lokale economie en handel meer promoten opdat de Evergemse winkelende burger ook in de eigen
gemeente gaat winkelen.
Mobiliteit is voor lokale handelaars heel belangrijk: invoeren en handhaven van een blauwe zone in de
dorpskernen (Evergem-centrum prioritair), openbaar vervoer is te weinig uitgebouwd, goede
fietspaden, aandacht voor de toenemende groep senioren door het hebben van voldoende (openbaar)
vervoer opdat ook deze doelgroep tot bij de winkels geraakt, de heringebruikname van trage wegen
gefaseerd invoeren niet alleen in landbouwgebieden met oog voor onderhoud en controle op
achtergelaten afval.
Land- en tuinbouwers die worden onteigend zouden van hun onteigende gronden gebruik moeten
kunnen maken tot op het moment dat deze gronden effectief worden bebouwd. Eveneens
buffergebieden maximaal mogelijk laten invullen door land- en tuinbouwactiviteiten.
3.4.3. Actoren en partners m.b.t. ‘werken en ondernemen’ werkzaam
op grondgebied Evergem
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Vlaams agentschap Ondernemen (Vlaams)
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen (provincie)
Resoc: regionaal scoiaal-economisch overlegcomité (regio Gent en rand)
Serr: sociaal- economische raad van de regio (regio Gent en rand)
Ondernemingsloketten
Lokale werkwinkel (gemeente)
RVA
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB)
plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) (gemeente)
Havenbedrijf Gent
De grotere bedrijven in Evergem en de Gentse Kanaalzone
Gemeentelijke adviesraad lokale economie (ALE): vertegenwoordigt de lokale afdelingen van de
ondernemerssyndicaten: Unizo, VOKA, Nationale Groepering Ambulante Handel
Gemeentelijke land- en tuinbouwraad : vertegenwoordigt de lokale afdelingen van de land- en
tuinbouworganisaties: boerenbond, Vlaams Agrarisch Centrum, KVLV, Agra, De afdelingen van
Onderlinge Bedrijfshulp, de Bedrijfsgilden, Groene Kring, Bloemistengilde
3.4.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. werken en ondernemen
•
•
•
•
Planning en regelgeving (Vlaams – provincie – gemeente)
o Decreet ruimtelijke economie (Vlaams)
o Ruimtelijk structuurplan en ruimtelijke uitvoeringsplannen (Vlaams – provincie –
gemeente)
Economische instrumenten: subsidies, belastingen (Federaal – Vlaams – gemeente)
Afleveren vergunningen (gemeente: sociaal-economische, taxi, afwijkingen openingsuren)
Begeleiding van werkzoekenden via lokale werkwinkel (gemeente en OCMW participeert)
50
3.5. Zorg en opvang
3.5.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘zorg en
opvang’
De grootste uitdaging waar we voorstaan is de vergrijzing en hoe we hier mee omgaan, wetende dat dit
een tijdelijk gegeven is (de komende dertig jaar) maar wel degelijk om een grote groep inwoners gaat:
tussen 1990 en 2010 zijn er 3063 60-plussers bijgekomen in de gemeente Evergem, tussen 2010 en 2030
voorspelt de Vlaamse studiedienst voor Evergem nog eens 2.922 60-plussers extra, wat zou betekenen dat
er in 2030 11.075 60-plussers in Evergem wonen, waarvan 3381 ouder dan 80 jaar. Dit is een immens
grote groep wanneer dit naast het Evergems aanbod van 115 serviceflats en de 563 bedden in
woonzorgcentra wordt gelegd. Deze demografische evolutie stelt het beleid voor een enorme uitdaging.
De zorgvraag zal enorm toenemen. Onder-zoek geeft aan dat de residentiële zorg en de thuiszorg elk met
ongeveer één derde moet groeien vanaf 2010 tegen 2025. Dit is niet enkel een uitdaging van aanbod,
xciv
bouw en infrastructuur, maar ook van personeel. Dit in een context van een krapte op de arbeidsmarkt,
een economische recessie en het feit dat de gemeenten onder zware financiële druk staan. Onderzoek
geeft aan dat een OCMW 11 euro per dag betaalt per resident uit de kas van de gemeente voor de zorg die
ze zelf uitvoert. Eveneens geeft dit onderzoek aan dat ouderen-zorg in ons land vanaf 2030 bijna 0,6% en
vanaf 2060 bijna 2% van het BBP meer kost in vergelijking met vandaag – in euro’s van 2010 respectievelijk
xcv
2 en 7 miljard euro per jaar extra.
De idee dat een oudere met een gelijk welke zorgvraag onmiddellijk kan opgenomen worden in een
woonzorgcentrum is gezien de vergrijzingsgolf totaal geen realistische optie meer. Er zullen en kunnen
nooit voldoende woonzorgcentra gebouwd worden om de zorgvraag op te vangen. Bovendien is een
opname in een woonzorgcentrum een heel dure oplossing zowel voor de maatschappij als voor de
persoon met een zorgvraag. Het wonen in een residentiële setting kost in België meer dan wat men als
gemiddeld pensioen ontvangt. Veel ouderen moeten daarom hun woning verkopen, rekenen op de steun
van de kinderen of steun van het OCMW om dit te kunnen betalen. Eveneens mag de psychische impact
van een opname in een woonzorgcentrum niet onderschat worden. Men mag niet uit het oog verliezen dat
men een persoon aan zijn vertrouwde omgeving onttrekt. Een opname kan bijgevolg enkel doorgaan
wanneer er geen andere oplossing meer is.
Ouderen zijn een heel heterogene bevolkingsgroep. Je kan niet spreken over dé oudere. Tien jaar geleden
werd het begrip ‘oudere’ vaak gekoppeld aan het beeld van een oudere zorgbehoevende persoon.
Vandaag denkt men terecht eerder aan actieve, fitte en kapitaalkrachtige senior. De zorgvragen die vanuit
deze doelgroep ‘ouderen’ worden gesteld is dan ook zeer gevarieerd. Hiernaast stellen we vast dat de
eerste bewoners van den Dries de pensioenleeftijd bereiken en ook voor hen een antwoord moet gezocht
worden. Er werd een prille aanzet gegeven tot (mogelijkse) doorverwijs naar woonzorgcentra. Deze
doelgroep wordt voorafgaand gescreend en een proefperiode is voorzien.
Veel ouderen blijven liefst zo lang mogelijk in hun eigen vertrouwde omgeving wonen. Wanneer huishoudelijke of verzorgende taken moeilijk worden, moet er hulp van buitenaf komen. Indien de mantelzorg
ontbreekt of onvoldoende is, kunnen thuiszorgdiensten helpen.
Negen op tien woonzorgcentra zijn momenteel op zoek naar zorgverleners. Eenzelfde noodkreet is te
horen bij de gezinszorg en andere actoren. De vergrijzing zorgt niet enkel voor een stijgende behoefte aan
zorg, maar ook voor een pensioneringsgolf van het zorgpersoneel zelf.
Het woonzorgdecreet (2009) maakt het mogelijk om bestaande en nieuwe vormen in de thuiszorg, de
thuis-zorgondersteunende en -aanvullende zorg en de residentiële ouderenzorg te combineren.
Samenwerking en het combineren van allerlei zorgvormen is het antwoord op de komende uitdagingen.
De wetgever creëert de mogelijkheid dat verschillende diensten uit het veld (woonzorgcentrum,
huisartsenkring, thuiszorgdiensten, uitbaters van assistentiewoningen,…) samen een woonzorgnetwerk
vormen in een bepaald gebied. Hoewel er vandaag nog geen uitvoeringsbesluiten bestaan zien we op het
veld reeds nauwe samenwerkingsverbanden ontstaan tussen verschillende diensten. Deze bundeling van
krachten (expertise, financiële middelen, infrastructuur…) zorgen voor creatieve pakketten aan
dienstverlening op maat van het individu. Een ander voorbeeld van een mogelijk samenwerkingsverband
bestaat in het concept van assistentiewoningen. Het is belangrijk te duiden dat er een fundamenteel
51
verschil bestaat tussen assistentiewoningen en serviceflats. Personen die in een serviceflat verblijven
worden doorgaans opgenomen in een woonzorgcentrum wanneer de zorgvraag te complex is geworden.
Het concept van een assistentiewoning bestaat erin dat personen die woonachtig zijn in een dergelijk
woonzorgvorm daar onder alle omstandigheden blijven wonen (lees: zelfs als ze zwaar zorgbehoevend
worden). De invulling/bouw van deze eenheden (domotica, brede gangen,…) worden hierop geënt. Externe
diensten zullen afhankelijk van de zorgvraag gespecialiseerde hulp bieden. We zien vandaag dat er heel
wat private initiatiefnemers in zee gaan met mutualiteiten en/of OCMW’s om dergelijk
woonzorgvormen mogelijk te maken. In de praktijk investeren de private partners in de stenen (verkopen
of verhuren deze), en de andere partner (mutualiteiten, OCMW’s) bieden de gespecialiseerde hulp aan
(tegen betaling). Mensen die een dergelijk woning huren, kunnen overigens een huursubsidie bekomen.
Het is een woonzorgvorm die naar ons aanvoelen de komende jaren aan populariteit zal winnen. In deze
visie wordt men enkel opgenomen in een woonzorgcentrum wanneer er een zeer specifieke zorgvraag is
die men niet kan ondervangen in een dergelijke woonzorgvorm. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan
dementerenden, een moeilijke doelgroep die in aantal ook steeds groter wordt.
Onderzoek van Itinera, een onafhankelijke denktank, over lokaal ouderenbeleid neemt in haar
aanbevelingen aan gemeenten op dat een gemeente de schaarse financiële middelen dient in te zetten
waar het nodig is: overzicht over zorg, coördinatie (begeleiden van woonzorgnetwerken, woonzorgzones
ruimtelijk mogelijk maken) en de bewaking van kwaliteit enerzijds en het gericht aanmoedigen en
organiseren van een gezonde levensstijl in een gunstige omgeving anderzijds. Beide onderdelen kennen
een preventief effect en betaalbaar, verdienen daarom verdere uitbreiding. Enkel zo kunnen we de golf
van zorguitbreiding enigszins afremmen: door in te zetten op de mogelijkheden van ouderen om gezond
xcvi
en gelukkig thuis en in hun omgeving te blijven wonen. Ouderen hebben meer slechte eetgewoonten
dan personen van jongere leeftijd, met een overconsumptie van suikers, vetten, zout en een
onderconsumptie van groenten en fruit. Het belang van een gezonde levensstijl kan niet voldoende
benadrukt worden om het welzijn van ouderen in stand te kunnen houden. Wat we aanleren aan onze
kinderen en wat we vaak te horen krijgen dat gezond is voor elk van ons, is even gezond voor de ouderen
in onze samenleving: fysieke activiteit, sociale interactie, voeding, enz. Het komt erop aan om de oudere
op regelmatige basis uit zijn huis te krijgen en hem te laten wandelen of fietsen. Het is uitvoerig
aangetoond dat ouderen die fysiek actief zijn ook gezonder zijn. Niet alleen hun psychisch welzijn en hun
kwaliteit van leven verbetert, maar veel belangrijker nog, de fysieke activiteit voorkomt het ontstaan van
chronische aandoeningen. Dankzij de fysieke activiteit is de oudere meer in staat om anderen te bezoeken
en te ‘ontmoeten’. Dit versterkt op zijn beurt het sociale netwerk, het samenhorigheidsgevoel en het
sociaal engagement. Ook hierbij hebben studies een duidelijke relatie met gezondheid en welzijn
xcvii
vastgesteld.
Het gevaar om zich enkel te gaan toespitsen op hoe we als gemeentebestuur kunnen omgaan met de
vergrijzing, houdt ook een gevaar in zich, met name dat de doelgroepen kinderen, jongeren en gezinnen
hierdoor minder aandacht zouden krijgen. Gezien gemiddeld 36% van de kinderen die opgroeien in een
éénoudergezin onder de armoedegrens leeft en opgroeit, betekent dit met de toename van het aantal
éénoudergezinnen geen positief gegeven. Eveneens vindt 3,2% van alle geboorten in Evergem plaats in een
kansarm gezin (10 geboorten per jaar) en ervaren de medewerkers van de sociale dienst van het OCMW
dat steeds meer mensen kampen met financiële problemen: ze komen nauwelijks rond met hun budget,
het beheren van hun inkomsten en uitgaven verloopt moeizaam en de achterstallige rekeningen stapelen
zich op.
Voor de sociale sector wordt samenwerking en integraal werken heel dringend. Er zijn heel veel instanties
of diensten binnen de sector, waardoor nog te vaak verkokerd wordt gewerkt: ze houden zich bezig met
deelaspecten van een probleem waarmee collega’s in andere diensten en organisaties zich ook mee
bezighouden. Vanuit het Vlaamse beleidsniveau heeft de gemeente een regierol gekregen op vlak van het
lokaal sociaal beleid, weliswaar zonder bijkomende middelen. Verdergaande samenwerking tussen
gemeente en OCMW enerzijds, maar eveneens samenwerking tussen het lokaal bestuur en externe
partners is broodnodig om op de maatschappelijke uitdagingen te kunnen anticiperen.
52
3.5.2. Kenmerken en trends
3.5.2.1.
Opvanginitiatieven voor kinderen tussen 0-3 jaar (voorschoolse
opvang)
In de gemeente zijn op dit ogenblik 406 erkende opvangplaatsen voor kinderen tussen 0-3jaar (erkend
door Kind en Gezin). Er zijn twee diensten die onthaalouders begeleiden: een gemeentelijke dienst voor
onthaalouders (met 134 opvangplaatsen op 16 opvanglocaties verspreid over de gemeente (geen
onthaalouders in Belzele, Kluizen,Wippelgem en Kerkbrugge-Langerbrugge) en een dienst voor
onthaalhouders van de KAV. Naast deze onthaalouders die werken binnen een dienst voor onthaalouders
zijn er in Evergem nog kinderdagverblijven en zelfstandige onthaalouders in volgende dorpskernen:
•
•
•
•
•
•
Belzele: 4 opvanglocaties – samen 88 opvangplaatsen
Ertvelde: 4 opvanglocaties – samen 54 opvangplaatsen
Evergem-centrum: 1 opvanglocatie – 56 opvangplaatsen
Kerkbrugge: 4 opvanglocaties – samen 38 opvangplaatsen
Sleidinge: 2 opvanglocaties – samen 17 opvangplaatsen
Wippelgem: 1 opvanglocatie – 12 opvangplaatsen
We hebben onvoldoende zicht of ouders of toekomstige ouders tijdig een opvangplaats in de gemeente
kunnen vinden. De gemeentelijke dienst voor onthaalouders werkt niet met een wachtlijst en verwijst,
wanneer geen plaatsje tijdig vrij komt, de betrokken ouder door zonder verder op te volgen of deze ouder
dan effectief een plaatsje vindt. Op 1 oktober 2012 werd aan de verschillende opvanginitiatieven de vraag
gesteld of er nog een plaatsje vrij is of wanneer een eerste plaatsje vrijkomt. Vanuit de binnengekomen
antwoorden zouden er 5 plaatsjes vrij zijn op 1 oktober 2012. Natuurlijk kunnen die ondertussen al
ingevuld zijn. Er komen eveneens enkele plaatsjes vrij in het voorjaar 2013 en in het najaar 2013. Er zijn
ook drie opvanginitiatieven die aangeven dat pas in het voorjaar 2014 een plaatsje vrijkomt. Wanneer we
kijken naar de betrokken doelgroep, zien we dat er in Evergem 1391 0-3jarigen wonen.
De verantwoordelijken van de dienst geven aan dat zij vaststellen dat onthaalouders rapper stoppen en
het ook niet zo eenvoudig is om bijkomende onthaalouders gezien hun statuut, gezien de steeds strengere
normen op vlak van veiligheid, hygiëne, m² binnen- en buitenruimte, enz.
De gemeentelijke dienst voor onthaalouders wordt gecoördineerd door twee verantwoordelijken. Zie
verder bij interne analyse. De erkenning van de gemeentelijke dienst voor onthaalouders loopt af in
september 2013. In maart 2013 moet de aanvraag opnieuw worden ingediend
3.5.2.2.
Opvoedingsondersteuning
In Evergem is er een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (Sloeberhof) dat zich richt tot
gezinnen met kinderen van 0 tot 12 jaar die hulp vragen omdat er zich bij de opvoeding van de kinderen
problemen voordoen of dreigen voor te doen. Het heeft een erkenning door Kind en Gezin voor 75
plaatsen. Het centrum biedt verschillende werkvormen aan. Er is zowel een begeleiding in het thuismilieu
als in het centrum mogelijk. Dit kan in de vorm van gesprekken, gebruik van bepaalde methodieken,
(ouder)trainingen, …
3.5.2.3.
diensten en voorzieningen voor personen met een handicap
In Evergem zijn 1575 personen met een handicap waarvan 483 jonger dan 60 jaar (= 2,74% van het totaal
aantal inwoners jonger dan 60 jaar) en 1092 60-plussers (= 13,64% van de 60plussers) erkend door het
Directie-Generaal personen met een handicap.
In Evergem zijn ook voorzieningen voor personen met een handicap aanwezig. Er is het dagcentrum Obra
en er is Den Dries die diensten aanbiedt zoals begeleid werk, beschermd wonen, geïntegreerd wonnen en
tehuis voor niet-werkenden. Hiernaast heeft de jeugddienst tijdens de speelpleinwerking ook een beperkte
inclusiewerking.
53
3.5.2.4.
Gezinszorg en aanvullende thuiszorg
Wanneer het poetswerk, maar ook andere activiteiten zoals boodschappen doen, wassen en strijken
moeilijk worden, kan gezinszorg/thuiszorg een oplossing bieden. Niet alleen ouderen doen beroep op deze
dienst, ook jongeren of jonge gezinnen die door ziekte of handicap tijdelijk of definitief niet kunnen instaan
voor de huishoudelijke taken, kan beroep doen op gezinszorg. Hiernaast zijn ook nog andere
dienstverlening mogelijk via poetshulp of dienstencheques.
In Evergem zijn volgende organisaties actief op vlak van gezinszorg. Hierbij kan u het aantal gepresteerde
uren in 2009 en 2011 terugvinden:
Organisatie
OCMW Evergem
Familiezorg OostVlaanderen
Familiehulp
Solidariteit voor het gezin
Thuishulp
Onafhankelijke dienst voor
Gezinszorg (Partena)
TOTAAL:
Gepresteerde uren
thuiszorg op
grondgebied Evergem in
2009
38.670,15 (= 161
klanten)
27.551
Gepresteerde uren
thuiszorg op
grondgebied Evergem
in 2011
36.947,47 (= 152
klanten)
30.590,75
10.168,25
7.325,37
2.342,45
571,25
11.233
9.950,82
2.407,70
1.349,15
86.628,47
92.478,89
OCMW Evergem, dienst gezinszorg: in 2011 werden 152 klanten geholpen waarvan 132 ouderen, 12
personen met een handicap, 2 gezinnen en 6 andere. Het van hogerhand opgelegde tarief voor de
thuiszorg wordt bepaald door het inkomen van de aanvrager. Naast gezinszorg geeft het OCMW ook nog
volgende dienstverlening:
•
•
•
•
•
OCMW Evergem, poetsdienst: enkel poetsen per halve dag per week of per veertien dagen. De
poetsdienst telde aanvankelijk 18 poetsvrouwen en werd naar 3 poetsvrouwen gereduceerd in
2008. De overschakeling heeft een daling van het aantal klanten: in 2011 werden 12 klanten
geholpen.
OCMW Evergem, thuiszorgpremie: een premie (€ 37,18 voor een bejaarde en € 61,97 voor een
echtpaar) die wordt toegekend aan personen die vrijwillig zorg dragen voor een ernstig
zorgbehoevend persoon. In 2011 verleend aan 1 persoon, in 2010 en 2009: geen.
OCMW Evergem, alarmtelefoon: in 2011 maandelijks tussen 17 en 20 gebruikers., idem 2010 en
2009.
OCMW Evergem, maaltijdbedeling: rechtstreeks via 3 Evergemse traiteurs, ook mogelijk als
oudere om een warme maaltijd in het lokaal dienstencentrum of in de woonzorgcentra te
nuttigen.
OCMW Evergem, poetsdienst met dienstencheques: 53 poetsvrouwen worden hiervoor inzet, in
2011 567 klanten. De focus bij de dienst van het OCMW ligt op de doelgroep 65-plussers: 391
klanten. OCMW Evergem heeft geen eigen klusjesdienst. Wanneer hierover vragen binnenkomen,
wordt doorverwezen naar de klusjesdienst van Solidariteit voor het gezin.
3.5.2.5.
Residentiële zorg voor ouderen
3.5.2.5.1.
Serviceflats
In de gemeente zijn er op dit ogenblik 115 serviceflats, waarvan 74 in eigendom van het OCMW Evergem.
Op basis van demografische evoluties bepaalt de Vlaamse overheid jaarlijks hoeveel erkende
‘wooneenheden’ er aanwezig mogen zijn in een gemeente. Voor Evergem bedraagt dit 183 eenheden (=
cijfer voor 2013). Dit betekent een tekort van 68 eenheden.
54
AANTAL ERKENDE EENHEDEN SERVICEFLATS TE EVERGEM
Hof Ter Linden
41
Ter Hollebeke (OCMW)
20
Ter Caele (OCMW)
29
Ter Caele bis (OCMW)
5
Ten Oudenvoorde (OCMW)
20
TOTAAL
115
De wachtlijst voor de serviceflats in eigendom van het OCMW zijn (dd. 11 september 2012):
WACHTLIJSTEN SERVICEFLATS OCMW EVERGEM
Evergem bib
115
Evergem Hoeksken
144
Ertvelde
124
Sleidinge
115
Nuances:
1.
2.
Deze cijfers (SF) hebben betrekking op het aantal aanvragen. Dit is niet hetzelfde als ‘het aantal
personen’ in die zin dat een aanvraag van een koppel wordt geteld als 1 aanvraag.
Sommige aanvragen hebben betrekking op de drie locaties. Dit betekent dat één aanvraag
genoteerd kan worden op de drie lijsten (ongeveer 25%).
3.5.2.5.2.
Woonzorgcentra
In de gemeente zijn er op dit ogenblik 563 erkende bedden, waarvan 193 in eigendom van het OCMW
Evergem (drie woonzorgcentra). Op basis van demografische evoluties bepaalt de Vlaamse overheid
jaarlijks hoeveel erkende ‘bedden’ er aanwezig mogen zijn in een gemeente. Voor Evergem bedraagt dit
563 bedden (= cijfer voor 2013).
AANTAL ERKENDE BEDDEN TE EVERGEM (WZC)
Hindeplas
21
Hof Ter Linden
45
Ave Maria
90
Brembloem
43
Stuivenberg
171
Ter Hollebeke (OCMW)
60
Ter Caele (OCMW)
93
Ten Oudenvoorde (OCMW)
80
TOTAAL
603
De wachtlijst voor de drie woonzorgcentra van het OCMW zijn:
Actieve wachtlijst
Actieve wachtlijst B
Reserve wachtlijst
Passieve wachtlijst
WACHTLIJSTEN WZC OCMW EVERGEM
43
9
19
274
Nuances:
1.
2.
3.
De cijfers hebben betrekking op het aantal aanvragen tot opname. Er staan koppels genoteerd op
de wachtlijsten. Deze worden als 1 aanvraag beschouwd in de telling.
De meerderheid van de aanvragen zijn voor het nieuwe WZC Ten Oudenvoorde
16 aanvragers hebben reeds 1 of meerdere malen een opnamemogelijkheid geweigerd.
55
Leeftijdsvoorwaarde: de ouderenvoorzieningen van het OCMW zijn toegankelijk voor personen vanaf 65
jaar. Indien men nog geen 65 jaar is, zal het OCMW voorafgaandelijk aan de opname een goedkeuring
vragen aan het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid. De gemiddelde leeftijd van de bewoners van
de woonzorgcentra is de gemiddelde leeftijd 84 jaar. De serviceflats zijn toegankelijk voor personen vanaf
25
60 jaar. Daar ligt de gemiddelde leeftijd in 2011 op 78jaar.
De graad van zorgbehoevendheid is een belangrijk criterium voor een opname in een woonzorgcentrum.
Dit wordt gemeten aan de hand van een Katz-schaal. De Katz-schaal is een beoordelingsschaal om na te
gaan in hoeverre men afhankelijk is van hulp door derden. Deze schaal wordt ingevuld door de huisarts,
behandelende geneesheer of verpleegkundige bij opname in een ziekenhuis. Op basis van deze Katz-schaal
wordt een categorie van zorgbehoevendheid toegekend nl. O, A, B, C, Cd.
In principe wordt voorrang verleend aan ouderen met een zwaar zorgprofiel (B, Bd, C, Cd). Afwijkingen van
dit principe kunnen enkel via een sociaal en/of medisch verslag en worden goedgekeurd door het Bijzonder
Comité voor de Sociale Dienst (BCSD). Voor een aanvraag voor een serviceflat wordt eveneens een Katzschaal gevraagd. Op basis van deze schaal zal beoordeeld worden of de aanvrager nog voldoende valide en
zelfredzaam is om een serviceflat te betrekken.
Woonplaats: de aanvrager moet gedurende een periode van minstens 3 opeenvolgende jaren voorafgaand
aan de aanvraag tot opname gedomicilieerd zijn op de gemeente Evergem of moet gedurende minstens
20, al dan niet onderbroken, jaren op de gemeente Evergem ingeschreven zijn.
Wachtlijsten:
Op de actieve wachtlijst worden de personen opgenomen die voldoen aan de woonplaatsvoorwaarde
hiervoor en die gerangschikt worden in categorie B of C/Cd van de Katz-schaal. Het laatste criterium
(categorie B of C/Cd) is niet van toepassing voor een aanvraag tot opname in een serviceflat. Het criterium
dat geldt voor deze aanvraag is ‘de mate waarin een persoon voldoende zelfredzaam is om een serviceflat
te betrekken’.
Wanneer de aanvrager zelf niet voldoet aan de woonplaatsvoorwaarde dan is een inschrijving op de
‘Actieve B-wachtlijst’ mogelijk indien één van de kinderen, kleinkinderen, broers, zussen of ouders voldoet
aan de voorwaarden. Er bestaat geen Actieve B-wachtlijst voor wat betreft de aanvragen voor serviceflats.
Op de actieve reservewachtlijst worden de personen opgenomen die niet voldoen aan de
woonplaatsvoorwaarde voorzien voor de ‘actieve wachtlijst’, maar wel gerangschikt worden in een B of
C/CD categorie op de Katz-schaal. Het laatste criterium (categorie B of C/Cd) is niet van toepassing voor
een aanvraag tot opname in een serviceflat. Het criterium dat geldt voor deze aanvraag is ‘de mate waarin
een persoon voldoende zelfredzaam is om een serviceflat te betrekken’.
Op de passieve wachtlijst worden de personen opgenomen die behoren tot categorie O of A van de Katzschaal, ongeacht de woonplaatsvoorwaarde. Indien de toestand van een persoon, ingeschreven op de
passieve wachtlijst, na verloop van tijd wijzigt, kan hij/zij dit op basis van een nieuwe Katz-schaal meedelen
aan de sociale dienst. Blijkt uit de nieuwe Katz-schaal dat de aanvrager behoort tot de categorie B of C, dan
wordt hij/zij ingeschreven op één van de actieve wachtlijsten. Dit op datum van de aanvraag van het nieuw
onderzoek.
3.5.2.5.3.
Kortverblijf
In de gemeente zijn er 16 eenheden kortverblijf erkend, waarvan 4 in het woonzorgcentra Ten
Oudenvoorde (OCMW Evergem). Op basis van de demografische evoluties bepaalt de Vlaamse overheid
jaarlijks hoeveel erkende ‘bedden’ kortverblijf er aanwezig mogen zijn in de gemeente. Het cijfer voor
Evergem bedraagt 17 bedden (= cijfer voor 2013).
AANTAL ERKENDE EENHEDEN KORTVERBLIJF TE EVERGEM
Hof ter linden
8
25
Opmerking: Alle personen ouder dan 60 jaar kunnen vooralsnog opgenomen worden in een serviceflat. Het betreft een
overgangsmaatregel van de Vlaamse overheid in afwachting van nieuwe uitvoeringsbesluiten inzake het woonzorgdecreet.
Vanaf het ogenblik dat de overgangsmaatregel van de Vlaamse overheid vervalt zal deze leeftijdsgrens opgetrokken worden
naar 65 jaar.
56
Ave Maria
Ten Oudenvoorde (OCMW)
TOTAAL
4
4
16
Bezettingsgraad kortverblijf OCMW Evergem:
Ten Oudenvoorde
Kwartaal III
2011
Kwartaal IV
2011
Kwartaal I
2012
Kwartaal II
2012
Bezetting kortverblijf
328
329
351
330
Max aantal dagen
368
368
364
364
89,1%
89,4%
96,4%
90,6%
%bezetting
3.5.2.5.4.
Bejaardenwoningen
Het OCMW Evergem beschikt over 14 bejaardenwoningen. Hof ter Linden beschikt over 10
aanleunwoningen.
3.5.2.5.5.
Lokaal dienstencentrum
Het OCMW heeft een eigen lokaal dienstencentrum in Evergem-centrum. Een lokaal dienstencentrum
wordt aanzien als een prachtvoorbeeld van geslaagde integratie van meerdere functies, indien het goed
wordt uitgebouwd: alles wordt er gecoördineerd in functie van je behoeften. Het lokaal dienstencentrum
organiseert informatieve, recreatieve en algemeen vormende activiteiten en biedt diverse diensten aan.
In 2011 werden volgende activiteiten georganiseerd:
-
13 informatieve activiteiten met 891 aanwezigen
61 vaste recreatieve activiteiten met 1047 aanwezigen
29 occasionele ontmoetings- en ontspanningsactiviteiten met 950 aanwezigen
124 vormingsmomenten, verdeeld over 12 verschillende onderwerpen met 120 inschrijvingen
Activiteiten van het dagelijks leven (Pedicure, kapsalon en douche) : 221 behandelingen
Warme maaltijden (vanaf 1/9/2011) : 1615 maaltijden
Minder Mobielen Centrale (vanaf 1/4/2011) : 228 ritten
De ontmoeting met anderen en het inspelen op noden en behoeften van de bezoekers is hierbij cruciaal.
De werking is er op gericht het sociale netwerk verder uit te bouwen en een continue ondersteuning in hun
dagelijkse leven te garanderen. Er wordt gepoogd om steeds in te spelen op maatschappelijke en
plaatselijke tendensen. In 2011 werden 6169 aanwezigheden in de ontmoetingsruimte genoteerd. Het
‘Hoeksken’ telde in 2011 14 vrijwilligers om de werking te ondersteunen en 4 vrijwilligers-chauffeurs voor
de Minder Mobielen Centrale.
3.5.2.6.
Sociaal beleid
3.5.2.6.1 Sociale bijstand
De wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de wet op het leefloon, die in 2002 werd
georganiseerd, reikt verder dan enkel een inkomensgarantie. Er moet worden gestreefd naar een
maximale integratie en participatie aan het maatschappelijk leven. Hiervoor beschikt het OCMW over drie
26
belangrijke instrumenten: de tewerkstelling, een leefloon en een geïndividualiseerd project voor
maatschappelijke integratie, al dan niet gecombineerd.
26
Het leefloon bedraagt sinds de indexering van 1 september 2011: € 513,46 voor de categorie ‘samenwonende persoon’,
€ 770,18 voor de categorie ‘alleenstaande persoon’ en € 1026,91 voor de categorie ‘persoon met gezinslast’.
57
155 personen deden beroep op het leefloon in 2011. Dit betekent dat het OCMW aan een 60 tot 70
personen maandelijks een leefloon toekend. Dit is 0,13% van het totaal aantal inwoners. Dit is laag in
vergelijking met het gemiddelde in de provincie (0,58%), toch voor Evergem een stijging in vergelijking met
2010 (127 leefloongerechtigden) en 2009 (111 leefloongerechtigden. Opvallend is dat 59% tussen 18 en 35
jaar oud is. Er is een intensieve opvolging naar (sociale) tewerkstelling toe, eveneens is er een goede
samenwerking binnen de lokale werkwinkel.
Binnen de sociale dienst van het OCMW is er een aparte dienst voor budgetbegeleiding en
schuldbemiddeling opgericht. Er zijn drie hulpverleningsvormen:
•
•
•
•
budgetbegeleiding: dit is een hulpverleningsvorm waarbij de cliënt voldoende zelfredzaam is om
zelf in te staan voor zijn betalingen. Vanuit de dienst wordt de cliënt begeleid en kan er bemiddeld
worden met schuldeisers. De cliënt blijft zelf zijn betalingen uitvoeren en legt de betalingswijzen
ter controle voor aan de maatschappelijk werker. In 2011 waren dit bij het OCMW Evergem 10
dossiers (in 2010 27 dossiers, in 2009 19 dossier).
Budgetbeheer: dit is een meer ingrijpende vorm van hulpverlening. Hierbij wordt het inkomen
van de cliënt beheerd door de dienst. Afhankelijk van de individuele situatie ontvangt de cliënt
een bepaald bedrag aan leefgeld om zijn dagelijkse kosten (voeding, kleding, verzorging) te
betalen. Met het resterend bedrag wordt een budgetplan opgemaakt en een afbetalingsregeling
voorgelegd aan de schuldeisers. In 2011 waren dit bij het OCMW Evergem 26 dossiers
budgetbeheer (in 2010 65 dossiers, in 2009 33 dossiers.
Collectieve schuldbemiddeling: wanneer de financiële situatie zo ernstig is dat budgetbeheer
geen oplossing kan bieden op lange termijn, dan kan men doorverwezen worden naar de
procedure van collectieve schuldenregeling waarbij een verzoekschrift wordt ingediend bij de
arbeidsrechtbank die moet oordelen of de cliënt zich bevindt in een toestand van overmatige
schuldenlast, waarbij een schuldbemiddelaar wordt aangesteld die de inkomsten van de cliënt
vanaf dan verder zal beheren. 3 juristen zijn werkzaam in de 13 Meetjeslandse OCMW’s. In 2011
waren dit 58 dossiers (in 2010 67 dossiers, 2009 60 dossiers)
Elektriciteit en verwarming zijn basisbehoeften. Daarom werden een aantal sociale maatregelen
voorzien in de energiewetgeving. Zo heeft iedere Vlaming recht op een gratis hoeveelheid
elektriciteit en genieten bepaalde categorieën afnemers van lagere energieprijzen. In geval van
niet-betaling van de energiefactuur mag niet zomaar worden overgegaan tot afsluiting van de
elektriciteits- en/of aardgastoevoer. De distributiebeheerder heeft de toestemming van de Lokale
Adviescommissie (LAC) van de gemeente waarin de afnemer woont nodig. De bedoeling van het
LAC is het terugdringen van het aantal afsluitingen. Voor 2011 waren dit 110 dossiers inzake
water en 116 dossiers inzake elektriciteit/gas. In 2010 waren er dit 25 dossiers inzake water en
139 dossiers inzake gas/elektriciteit, in 2009 waren er 50 dossiers inzake water en 158 dossiers
inzake elektriciteit/gas.
In 2011 waren er 2103 eandisopladingen (budgetmeter) in AC Sleidinge, in 2010 waren er 2227 en in 2009
1781 opladingen.
In 2011 waren er 357 stookoliepremie aanvragen, in 2010 waren er dit 341 aanvragen en in 2009 217
aanvragen.
3.5.2.6.2. Voorschotten en andere steun aan Belgen
In 2011 werd door het OCMW Evergem :
•
•
•
•
•
•
beslist om aan 106 gerechtigden een wintersteun te verlenen (in 2004: 200 tussenkomsten). Er
werd eveneens aan 266 gerechtigden een éénmalige toeslag op huisbrandolie verleend.
ontvingen 11 gerechtigden een voorschot op een sociale uitkering (in 2004: 21 tussenkomsten).
27 personen ontvingen een steun voor gezondheidsgerelateerde problemen.
28 personen ontvingen een steun voor huisvestingsgerelateerde problemen.
21 personen ontvingen een gewone steun
7 personen ontvingen een tussenkomst voor leefgeld
58
Om steunverlening zo laag mogelijk te houden, is het sociaal onderzoek en aanvragen van andere sociale
rechten onontbeerlijk. Eveneens blijft de laagdrempeligheid en toegankelijkheid van het ‘sociaal huis’ heel
belangrijk opdat mensen die steun nodig hebben en in aanmerking komen voor steun deze ook effectief
kunnen krijgen.
3.5.2.6.3. vluchtelingen, Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s)
In 1995 voerde de hogere overheid het wachtregister en het spreidingsplan in. Met deze instrumenten
wenste zij de financiële lasten voor de opvang van asielzoekers te spreiden over alle OCMW’s. Dit op basis
van een quoteregeling op basis van het aantal inwoners, het aantal in de gemeente wonende
leefloongerechtigden en asielzoekers en het gemiddeld belastbaar inkomen van de inwoners. In 2011
werden OCMW’s ook bevoegd voor asielzoekers zonder toewijzing van een OCMW of opvangstructuur
indien deze asielzoekers ingeschreven werden in het wachtregister van de gemeente. Een LOI is een klein,
lokaal ingebed opvangcentrum waar asielzoekers kunnen verblijven tot dat hun asielaanvraag erkend of
geweigerd wordt. Daarna kunnen zij als geregulariseerd vluchteling doorstromen naar de financiële
steunverlening voor asielzoekers (equivalent leefloon). Het OCMW Evergem beschikt over 6 lokale
opvanginitiatieven (LOI’s) met een totaal van 54 opvangplaatsen: 3 in Evergem, 1 in Langerbrugge, 1 in
Sleidinge en 1 in Rieme. Medio 2013 komen er 10 extra plaatsen in de pastorij van Sleidinge. Deze
dienstverlening wordt integraal gesubsidieerd.
In 2011 genoten 19 gerechtigden het equivalent leefloon en 5 personen ontvingen een aanvullende steun
waarvan 5 gerechtigden een steun voor kinderen. 37 gerechtigden ontvingen een steun gerelateerd voor
gezondheidsproblemen en 1 gerechtigde ontving een steun voor huisverstingsgerelateerde problemen.
De hogere overheid neemt, afhankelijk van de situatie, 100% of 50% van deze hulp van het OCMW ten
laste.
3.5.2.6.4. Activering van tewerkstelling
De nieuwe leefloonwet laat de OCMW’s niet veel keuze: er moet werk gemaakt worden van werk, zeker
voor de jonge leefloongenieter. Het OCMW kan de jongere op verschillende manieren aan het werk
helpen. Het recht op maatschappelijke integratie door tewerkstelling is gerealiseerd wanneer het OCMW
bemiddelt en een werkgever vindt die de jongere in dienst neemt. Na het beëindigen van de tewerkstelling
wordt de cliënt verder opgevolgd en toegeleid naar de werkwinkel. Via de partners in de werkwinkel kan
een trajectbegeleiding de kansen op de arbeidsmarkt vergroten. In 2011 werden 24 personen
tewerkgesteld via art 60§7 en 1 persoon tewerkgesteld via art 61. In 2010 waren dit 22 personen, in 2009
28 personen. Aandachtspunt naar de toekomst toe is de tewerkstelling van cliënten met een psychische
problematiek en het uitwerken van een methodiek eventueel in samenwerking met werkplaatsen en
psychiatrische centra.
3.5.2.6.5. Juridische eerstelijnsbijstand
Sinds 2006 kan de Evergemse burger een uur per week in het administratief centrum van het OCMW
beroep doen op het juridisch advies of de juridische eerstelijnsbijstand. Juridische eerstelijnsbijstand
omvat voornamelijk het verlenen van praktische inlichtingen, het verstrekken van juridische informatie,
het geven van een eerste juridische advies of doorverwijzen. Het opstarten van een dossier of het
verdedigen van een cliënt behoort reeds tot de juridische tweedelijnsbijstand. In 2011 werkten 5
advocaten en 4 notarissen mee aan het juridisch en notarieel advies. In 2011 vonden er 49 aanvragen
behandeld plaats (In 2009 waren er 75, in 2010 waren er dit 50): 35 hadden betrekking op burgerlijk recht,
12 m.b.t. sociaal recht en 2 m.b.t. handelsrecht.
3.5.2.7.
Begraafplaatsen
In Evergem zijn er 9 begraafplaatsen. De voorbije jaren kenden we een sterke toename van het aantal
crematies, een dermate grote toename waardoor nu zelfs meer crematies dan begravingen plaatsvinden.
Dit heeft zeker ook zijn effect op de inrichting van begraafplaatsen.
59
3.5.2.8.
Participatieavond ‘zorg en opvang’
Alle actoren van het platform lokaal sociaal beleid, vertegenwoordigers van seniorenraad en gezinsraad
werden uitgenodigd voor de participatieavond ‘zorg en opvang’. Het volledige verslag is op de gemeentelijke
website (www.evergem.be/mijngedacht) terug te vinden. Hierbij de belangrijkste items die aan bod kwamen:
•
•
•
•
•
•
Samenwerking tussen de actoren op vlak van zorg, samenwerking privé- en overheidssector. Meer dan
nu (verengd tot het samen organiseren van een aantal gezamenlijke vormingen voor medewerkers)
gaan samenwerken. De vraag wordt gesteld of het initiatief voor de samenwerking moet komen vanuit
de private sector of het gemeentebestuur/OCMW hierbij een faciliterende rol zal opnemen.
Uitbouwen van een gestructureerd vrijwilligerswerk is heel belangrijk, doch zal dit professioneel
moeten worden gestimuleerd en begeleid om dit te doen slagen.
De steeds toenemende groep ouderen betrekken bij het beleid via inspraak via werk- of
themagroepen en een goede communicatie naar hen toe uitwerken (buurtwerking). Het lokaal
bestuur zal hiertoe zelf de stap naar de ouderen moeten zetten, zeker naar de 80plussers die men zal
moeten helpen om bepaalde drempels te overwinnen.
Vrijetijdsaanbod ook aanpassen aan de demografische evolutie (ouderen)
De kansarmen zelf betrekken bij de aanpak van kansarmoede.
Focussen op een verantwoordelijke maatschappij en sensibiliseren waarbij mensen (belangeloos)
zorgen voor mekaar en waarin iedereen/aal bevolkingsgroepen dienaangaande een (passende)
maatschappelijke verantwoordelijkheid opneemt/opnemen. Zoiets kan beginnen met een
buurtwerking, doch zal verder aan de basis (bij de mentaliteit van de mensen zelf) moeten groeien en
gedragen worden.
3.5.3. Actoren en partners m.b.t. ‘zorg en opvang’ werkzaam op
grondgebied Evergem
Actoren m.b.t. sociaal beleid:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
OCMW Evergem (regierol en actor)
Lokale werkwinkel met alle partners (VDAB, RVA, PWA, ) (actor)
Justitiehuis Gent (actor)
Bureau voor juridische bijstand (actor)
Babel Vlaamse tolkentelefoon (actor)
Onderlinge Hulp (actor)
CAW (actor)
Kringloopwinkel (actor)
ACW (actor)
Regionaal Welzijnsoverleg Gent (regie)
Welzijnsband (regie)
Steunpunt opbouwwerk Meetjesland (regie)
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen (regie)
Rijksgevangenis (actor)
Onderlinge Hulp (actor)
De Klomp (actor)
De Lijn (regie)
Sociale huisvestingsmaatschappijen (regie)
Sociaal Verhuurkantoor (actor)
Asielinstanties nl Dienst Vreemdelingenzaken, Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en
de Staatslozen, Fedasil (regie)
Tussenstap VZW (actor)
60
Actoren m.b.t. ziekte en invaliditeit, volksgezondheid:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
huisartsen, huisartsenverenigingen, ziekenhuizen, apothekers (actor)
SEL: samenwerkingsverbanden eerstelijnsgezondheidszorg Meetjesland / Gent (regie)
Mutualiteiten (regie)
Rode Kruis (actor)
Wit Gele Kruis (actor)
Gemeentebestuur: intergemeentelijke drugpreventiedienst (actor)
Obra (actor)
Den Dries (actor)
Psychiatrisch Centrum Sleidinge (actor)
Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain (actor)
MPI (actor)
’t Vurstjen (school buitengewoon onderwijs (actor)
Ikaros (actor)
Vereniging voor gehandicapten (regie)
Dienstencentrum mozaïek arbeidszorginitiatief voor volwassenen met een handicap (actor)
Vlaamse coeliakievereniging (actor)
LOGOGezond+(- (regie)
Toezicht volksgezondheid Oost-Vlaanderen (actor)
Actoren m.b.t. werkloosheid:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
OCMW Evergem – dienst tewerkstelling (actor)
Lokale Werkwinkel met alle partners (regie)
Vakbonden (regie)
Meetjeslandse Leerwerkbedrijven Eeklo (actor)
CVO : centra volwassenonderwijs (actor)
Pro Natura Oost-Vlaanderen Eeklo (actor)
IVO Eeklo (actor)
Job & co Sint-Amandsberg (actor)
Centrum voor loopbaanbegeleiding Avanti Eeklo, Gent, Gentbrugge (actor)
Con Brio Sint-Amandsberg (actor)
De Vierklaver arbeidszorginitiatief Landegem (actor)
De werkbank Gent (actor)
Vokans Gent, Eeklo (regie)
Actoren m.b.t. gezin en jongeren: Kind en Gezin (regie)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Onthaalouders (actor)
Onderwijsinstellingen (actor)
Centrum voor leerlingenbegeleiding (actor)
OCMW Evergem: gezinsondersteuning en socio-culturele participatie (regie)
Thuiszorgdiensten: Bond Moyson, Familiehulp, Familiezorg, Solidariteit voor het gezin,
Onafhankelijke dienst voor gezinszorg-Partena (regie)
Mutualiteiten (regie)
Dienstenchequebedrijven (actor)
Gemeentebestuur Evergem: dienst onthaalouders, buitenschoolse kinderopvang, jeugddienst,
vrijetijdsdiensten (actor)
Jeugdverenigingen (actor)
gezinsbond (regie)
Jeugdraad, gezinsraad (regie)
CAW (regie)
Schuldbemiddelaars – advocaten (actor)
Comité Bijzondere Jeugdzorg (regie)
CKG Sloeberhof (actor)
61
•
Centrum Leerlingenbegeleiding (regie)
Actoren m.b.t. ouderen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
OCMW Evergem: dienstencentrum, woonzorgcentra, serviceflats, kortopvang,
bejaardenwoningen, DGAT en dienstenchequebedrijf (regie)
Thuiszorgdiensten: solidariteit voor het gezin, huisteam, (actor)
Residentie Hof ter Linden, rusthuis de Brembloem, Ave Maria, St Jozef Assenede, Hindeplas,
Stuivenberg (actor)
Thuisverpleging (actor)
Traiteur die warme maaltijden aan huis levert (actor)
Dienstenchequebedrijven (actor)
Seniorenraad (regie)
Thuiszorgwinkel (actor)
Ziekenhuizen (AZ St Lucas – AZ Alma Eeklo (actor)
PC St Jan Baptist en PC Sleidinge (actor)
Den Dries (actor)
Wit-Gele Kruis (actor)
Provincie Oost Vlaanderen Overleg kortverblijf (regie)
Verschillende dienstenchequebedrijven werkzaam op het grondgebied (actor)
PWA (actor)
Vormingsverenigingen zoals CVO Panta Rhei, de avondschool (actor)
Verschillende verenigingen Neos, Okra, Evergemse Kalligrafie, Ateljee (actor)
Logo Gezond+ (regie)
3.5.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. ‘zorg en opvang’
•
•
•
Planning en regelgeving (Vlaams – provincie- gemeente)
o Gemeentewet, Organieke wet betreffende de OCMW’s, gemeentedecreet, OCMWdecreet (Federaal - Vlaams)
o Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 (Vlaams)
o Decreet van 13 juli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning
(Vlaams)
o Decreet van 28 maart 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en
peuters (Vlaams)
o Decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid (Vlaams)
o Decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de
samenwerking tussen de zorgaanbieders (Vlaams)
o Decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio’s en betreffende de
samenwerking en programmatie van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen (Vlaams)
o Partnerschapsverdrag omtrent het lokaal werkgelegenheidsbeleid 2005 (Vlaams)
o Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (federaal)
o Decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 28 april 1998 betreffende het
Vlaamse integratiebeleid (Vlaams)
o Decreet lokaal sociaal beleid (Vlaams)
dienst voor onthaalouders: aanbieden kinderopvang voor kinderen tussen 0 en 3 jaar (gemeente)
OCMW-dienstverlening : aanbieden van sociale bijstand, thuiszorg, residentiële ouderenzorg,
tewerkstelling, enz. (gemeente)
62
3.6. Onderwijs
3.6.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op
‘onderwijs’
De Vlaamse studiedienst voorziet in haar prognoses voor de gemeente Evergem geen toename van het
aantal kinderen en jongeren tegen 2030, ondanks een lichte trend van vergroening in Vlaanderen (zie
demografische ontwikkelingen) en de vele recente nieuwe woonwijken in Evergem. Gezien de Vlaamse
studiedienst in 2008 geen zicht had op de geplande woonwijken, denken wij als gemeentelijke diensten dat
het aantal kinderen en jongeren de komende decennia in Evergem weldegelijk zullen toenemen en dat ook
in bepaalde dorpskernen (voornamelijk Belzele) een grote invloed heeft en zal hebben op de instroom
van leerlingen in bepaalde scholen. De bepaling van maximumcapaciteit (GBS Evergem, GBS Sleidinge)
heeft zeker ook impact op nieuwe instroom van leerlingen.
De toename van de vrouwelijke arbeidsparticipatie, de toename van het tweeverdienersschap (wat ook de
norm is geworden in onze maatschappij), toename van het aantal echtscheidingen en éénoudergezinnen
en het inkrimpen van de familiale netwerken maakt het voor ouders steeds moeilijker om de opvoeding
van kinderen te combineren met het arbeidsleven. Het hele zorgenpakket (waaronder ook de opvang van
de kinderen) dat vroeger vanzelfsprekend door de thuisblijvende echtgenote werd gedaan, moet nu
worden uitbesteed aan derden. Hierdoor is een duidelijke toenemende behoefte aan buitenschoolse
kinderopvang en vrijetijdsaanbod tijdens de schoolvakanties merkbaar.
Kosteloosheid van het basisonderwijs (maximumfactuur) heeft invloed op het budget van financiering
door het schoolbestuur. Scholen moeten keuzes maken wat zij wel en wat zij niet meer kunnen doen.
Een toenemende bevolking en een toenemende verkeersstroom heeft ook zijn invloed op de
schoolomgeving. Eveneens kan ook dit mee een rol spelen om als ouder voor de ene of andere school te
kiezen. De parkeer-problematiek aan de scholen is belangrijk om mee te nemen in het gemeentelijk
mobiliteitsbeleid.
Duurzaam beleid binnen het onderwijs wordt steeds belangrijker en gestimuleerd. Dit uit zich binnen
verschillende domeinen: natuur- en milieueducatie, mondiale vorming, vredeseducatie, gezondheidsopvoeding,…
De gemeentelijke basisscholen zijn druk bezette infrastructuren: onderwijs, voor- en naschoolse opvang op
elke schooldag en tijdens schoolvakanties, speelpleinwerking tijdens zomervakantie, naschools gebruik
door sport- en culturele verenigingen ’s avonds en in het weekend, pc-opleidingen, …
De technologische ontwikkelingen zijn zeker ook in het onderwijs sterk voelbaar: de laatste jaren kennen
we een ingrijpende digitalisering binnen het onderwijs met digitale schoolborden (en aanschaf van nodige
licenties), tablets,… De generatie kinderen zijn opgegroeid met deze digitalisering, terwijl huidige
leerkrachten hier veel minder of niet mee zijn opgegroeid. Werken met dergelijke digitale systemen heeft
zijn voordelen: via bewegende beelden kunnen bepaalde zaken aanschouwelijker gemaakt worden,
boeken kunnen geüpdatet worden, nota’s kunnen centraal worden bewaard en nadien overal vanop
verschillende toestellen worden geconsulteerd, mindere belasting van de rug door de overvolle boekentas,
maar heeft evenzeer zijn nadelen: onderzoek wijst uit dat digitale media voor mindere prestaties zorgen
dan gewone media op vlak van leesvaardigheid, de schrijfmotoriek wordt minder aangesproken, bij digitale
handboeken geven leerlingen aan het gevoel te verdwalen gezien een bladzijde geen fysieke, tastbare,
zichtbare plaats meer heeft, de lokale netwerk/ICT-infrastructuur van de school is hier niet op voorzien,
kostprijs tablet versus schoolboek, etc. Er zijn zelfs aanwijzingen dat jongeren oude media boven nieuwe
media verkiezen. Een evenwicht in de combinatie van zowel oude als nieuwe media moet gezocht
xcviii
worden.
Het kerndoel van onderwijs wordt, ‘via het recht op een ononderbroken leerproces, het recht op zo
volledig mogelijke ontplooiing en de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid’ mooi
verwoord in de nationale en internationale wetgeving. Dit impliceert onderwijs te organiseren steeds meer
op niveau van elke individuele leerling. Ondanks deze wettelijke vereisten is het bij huidige klasgroottes en
diverse leernoden, zonder digitale hulpmiddelen moeilijk om voor ieder kind te differentiëren volgens
63
27
zijn/haar persoonlijke niveau. Hier heeft adaptieve software een belangrijk potentieel, veel meer dan het
digitaliseren van schoolboeken. Toch is het gevaar te worden meegesleept in systemen waarvan de
effectiviteit en efficiëntie nog onvoldoende vaststaat, niet denkbeeldig. We mogen zeker niet uit het oog
verliezen dat de kwaliteit van de leerkracht nog steeds de factor is met veruit de grootste invloed op de
xcix
prestaties en leerwinst van leerlingen. Er zijn ramingen die er op wijzen dat het toenemend
leerkrachtentekort tegen 2020 20.000 leraren zal bedragen.
3.6.2. Kenmerken en trends
3.6.2.1. School lopen in Evergem of buiten Evergem
De drie onderwijsnetten zijn aanwezig in de gemeente Evergem.
De overgrote meerderheid van de kinderen in het basisonderwijs die in Evergem wonen, lopen ook school
in Evergem (85,8% = 3067 van 3574 leerlingen). Het aandeel leerlingen secundair onderwijs dat in
Evergem woont en ook school loopt in Evergem is veel lager (23,5%), gezien het beperkt aanbod secundair
onderwijs in Evergem (Sint-Franciscus en Kunstencampus Muda) en de nabijheid van centrumsteden Gent
en Eeklo. Van de 880 leerlingen die in Evergem secundair onderwijs volgen, wonen 64,7% ook in Evergem.
Dagelijks zijn er 507 leerlingen lager onderwijs en 1850 jongeren (secundair onderwijs) die in Evergem
c
wonen en zich naar hun school buiten Evergem (vnl. Gent en Eeklo) moeten verplaatsen.
3.6.2.2. Evolutie leerlingenaantallen basisscholen Evergem
De scholen met een sterke stijging van het aantal leerlingen de voorbije jaren zijn: GBS Evergem, vrije
basisschool Sleidinge, GBS Wippelgem en GBS Belzele. Wanneer we deze stijging naast de evolutie van het
aantal kinderen in de verschillende dorpskernen bekijken, lijkt dit logisch.
700
VB Sint-Franciscus EV
GS Molenschip EV
600
GBS Evergem
500
VB Belzele
GBS Belzele
400
VB Braambos afdeling LB
VB Braambos afdeling DZ
300
GBS Wippelgem
200
VB De Bijenkorf SL
GBS Sleidinge
100
VB Ertvelde
GS Ertvelde
1993-1994
1994-1995
1995-1996
1996-1997
1997-1998
1998-1999
1999-2000
2000-2001
2001-2002
2002-2003
2003-2004
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
2010-2011
2011-2012
0
VB De Kleine Prins KL
VB Sint-Barbara RI
27
Aan de hand van algoritmes bouwt een adaptief leersysteem een model van de doelen, voorkeuren en kennis van elke
individuele leerling en gebruikt dit model om zich bij de interactie met de leerling aan te kunnen passen aan de behoeften
van die leerling.
64
3.6.2.3. Maximumcapaciteit scholen
Het decreet van 30 mei 2012 bepaalt dat elk schoolbestuur de capaciteit voor elke school, onderwijsniveau
en vestigingsplaats moet bepalen in functie van de draagkracht van de school. Voor de scholen in Evergem
gevestigd zijn volgende maximumcapaciteiten bepaald:
VB Sint-Franciscus Evergem
GO Molenschip Evergem
GBS Evergem
VB Belzele
GBS Belzele
VB Braambos afd. Langerbrugge
VB Braambos afd. Doornzele
GBS Wippelgem
VB Bijenkorf Sleidinge
GBS Sleidinge
VB Ertvelde
GO Ertvelde
VB Kleine Prins Kluizen
VB Sint-Barbara Rieme
TOTAAL
Kleuters
175
90
300
100
100
50
75
100
125
200
170
200
100
75
1860
Lager
300
180
450
175
150
75
125
150
200
300
300
350
175
150
3080
Totaal
475
270
750
275
250
125
200
250
325
500
470
550
275
225
4940
Wanneer we voor schooljaar 2011-2012 kijken naar de bezetting van de scholen voor kleuters, zien we dat
er in alle scholen, m.u.v. GBS Sleidinge, nog marge aanwezig is.
VB Sint-Franciscus Evergem
GO Molenschip Evergem
Kleuters
111
42
capaciteit marge
175
+64
90
+48
GBS Evergem
VB Belzele
GBS Belzele
VB Braambos afd. Langerbrugge
VB Braambos afd. Doornzele
GBS Wippelgem
VB Bijenkorf Sleidinge
GBS Sleidinge
VB Ertvelde
GO Ertvelde
VB Kleine Prins Kluizen
VB Sint-Barbara Rieme
TOTAAL
269
76
71
33
57
99
103
204
108
143
86
51
1453
300
100
100
50
75
100
125
200
170
200
100
75
1860
+31
+24
+29
+17
+18
+1
+22
-4
+62
+57
+14
+24
+407
In 2010 werd aan alle Evergemse scholen de vraag gesteld of zij capaciteitsuitbreidingen plannen.
•
•
•
GBS Belzele: is in 2012 gestart met een nieuwbouwproject in 2 fasen / fase 1: 4 kleuterklassen en
6 lagere klassen. Dit is de opgegeven capaciteit hierboven.
Vrije basisschool Sleidinge: diende in 2009 een dossier in voor een nieuwbouw waarbij tegen
2018 uitvoering verwacht wordt en 6 extra klaslokalen zou opleveren.
Vrije basisschool Rieme: bezig met bouwproject: vooral gericht op gymruimte, kleedkamers,
refter, administratief gedeelte en 1 klaslokaal.
65
3.6.2.4. Buitenschoolse kinderopvang
Wanneer we de evolutie van het aantal kinderen die gebruik maken van de buitenschoolse kinderopvang
van dichtbij (2003-2011) bekijken,
gemiddelde jan-juni 2003
's morgens
aantal
's avonds
kinderen op
drukste
ochtend
aantal
kinderen op
drukste
avond
GBS Sleidinge
22,3
38
58,3
96
GBS Wippelgem
6,9
13
13,4
23
GBS Evergem
59,6
84
75,2
116
GBS Belzele
14,4
20
22,8
38
De Bijenkorf
12,39
27
22,6
45
0
0
1,93
5
2,97
7
6,34
15
MPI
Vrije school Doornzele
Vrije school Burggravenlaan
3,04
5
3,28
11
Sint-Franciscus
30,1
40
46,5
78
Vrije school Belzele
19,4
28
28,2
46
Vrije school Kluizen
10,9
20
17,4
32
Vrije school Eeklostraat
10,48
16
30,1
41
Vrije school Hofbilkstraat
2,7
7
2,5
8
Vrije school Lindenlaan
22,2
29
23,9
30
Vrije school Rieme
10,9
17
10,2
22
De Regenboog
27,3
40
20,5
28
255,58
391
383,15
634
totaal
's morgens
gemiddelde 2011
aantal
's avonds
kinderen op
drukste
ochtend
aantal
kinderen op
drukste
avond
GBS Sleidinge
58
82
64
96
GBS Wippelgem
23
37
25
41
GBS Evergem
56
82
101
158
GBS Belzele
10
16
10
20
De Bijenkorf
14
25
39
65
MPI
5
8
4
9
Vrije school Doornzele
11
19
14
24
Vrije school Burggravenlaan
9
13
14
24
Sint-Franciscus
28
41
39
61
Vrije school Belzele
25
39
39
62
66
Vrije school Kluizen
26
42
37
55
Vrije school Eeklostraat
9
29
43
76
Vrije school Hofbilkstraat
0
0
0
0
Vrije school Lindenlaan
16
34
26
82
Vrije school Rieme
12
23
13
27
De Regenboog kleuter
36
55
39
67
De Regenboog lager
58
81
53
82
totaal
396
626
560
949
De Regenboog
zien we dat in 2011 elke dag ‘ s morgens gemiddeld 396 kinderen gebruik maakten van de buitenschoolse
kinderopvang in de verschillende scholen. ’s Avonds is dit gemiddelde per dag 560 kinderen. Hierbij kan u
ook de cijfers van de drukste momenten terugvinden. Deze cijfers geven aan dat op het drukste moment ’s
morgens 626 kinderen aanwezig waren en op het drukste moment ’s avonds 949 kinderen aanwezig waren
verspreid over de verschillende scholen.
Deze cijfers vergelijken met de cijfers uit 2003 toont aan dat in 8 jaar tijd heel wat meer ouders beroep
doen op deze gemeentelijke dienstverlening: gemiddeld per dag ’s morgens 140 meer kinderen (+54%) in
2011 in vergelijking met 2003 en gemiddeld per dag ’s avonds 177 meer kinderen (+47%) in 2011 in
vergelijking met 2003. Dit terwijl het aantal inwoners van deze leeftijdsgroep (0 tot en met 11jarigen)
gedurende die 8jaar nauwelijks is gegroeid.
In 2011 waren er 147 kinderen die recht hadden op het sociaal tarief BKO (47 lopen school in Evergemcentrum, 41 in Ertvelde, 29 in Sleidinge, 10 in Belzele, 8 in Langerbrugge, 7 in Wippelgem, 3 in Doornzele, 1
kind in Kluizen en 1 kind in Rieme), waarvan 115 kinderen in Evergem wonen.
Rekening houdend met demografische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen (aantal
2verdieners, gezinsverdunning, woonafstand ouders-grootouders, generatie grootouders meer gesteld op
luxe/vrije tijd die ook niet altijd op de kinderen willen passen, nieuwe woonwijken, …) zal het aantal
kinderen die gebruik maken van de buitenschoolse kinderopvang verder toenemen.
Tijdens schoolvakanties wordt de buitenschoolse kinderopvang gecentraliseerd georganiseerd op 3
locaties: in GBS Evergem, GBS Sleidinge en in/aan de containers aan sportcentrum Hoge Wal. In
kerstvakantie of andere vakantie kan – afhankelijk wanneer de feestdagen in de week vallen - die
centralisatie nog beperkter (op 1 locatie).
De buitenschoolse kinderopvang zoals deze wordt georganiseerd in Evergem, met name in elke basisschool
in Evergem, en niet in IBO’s (initiatief buitenschoolse opvang gesubsidieerd door Kind en Gezin), betekent
dat wij tot op vandaag geen subsidies van de hogere overheid ontvangen voor het organiseren van
buitenschoolse kinderopvang. Er is nieuwe Vlaamse wetgeving m.b.t. buitenschoolse kinderopvang op
komst, waarin een nieuwe financiering van buitenschoolse kinderopvang is in voorzien. Er is nog weinig
concreet geweten over dit decreet, maar de wetgeving zou financiering voorzien volgens de “nest- en
webfunctie” die de buitenschoolse kinderopvang heeft binnen een gemeente. Met de nestfunctie van de
buitenschoolse kinderopvang wordt bedoeld dat we een veilige en geborgen omgeving moeten garanderen
waar kinderen zich thuis voelen en (zelf)vertrouwen vinden. Voor jonge kinderen betekent dit een
activiteitenaanbod voorzien in het ‘nest’ zelf (eveneens in goede infrastructuur met begeleiding die
gevormd is,..) , waar mogelijk in samenwerking met externe partners uit de buurt die activiteiten
organiseren in het ‘nest’ zelf. Voor oudere kinderen betekent deze nestfunctie een sterke uitvalsbasis zijn
van waaruit de oudere kinderen vertrekken naar een activiteitenaanbod georganiseerd binnen het
‘web’(= de infrastructuur van partnerorganisaties). Met de webfunctie van de buitenschoolse
kinderopvang wordt bedoeld een gevarieerd keuzeaanbod voor vrijetijdsactiviteiten aanbieden voor
kinderen in samenwerking met externe partners uit de buurt.
Sinds 2001 heeft de gemeente een coördinator buitenschoolse kinderopvang (B-niveau) die de groep
kinderopvangsters aanstuurt en begeleidt. Sinds enkele jaren wordt deze coördinatie, vanuit het oogpunt
‘span of control’ (36 opvangsters), ontdubbeld in 2 koppen (1 FTE B-niveau en 1x 0,5 FTE C-niveau) waarbij
nog een halftijdse 0,5FTE C-niveau is bijgekomen omwille van het vele administratief werk. Deze halftijdse
C valt weg vanaf 1 januari 2013 gezien de automatisering.
67
Op dit ogenblik zijn er 17,21 FTE opvangsters (D-niveau). Dit zijn 36 opvangsters. (In 2005 waren er dit 29
opvangsters (15,33 FTE)).
De norm die wij intern hanteren op vlak van begeleiding in de BKO is 1 opvangster per 20 kinderen. Deze
norm wordt in enkele scholen niet altijd gehaald. De norm binnen een IBO is 1 opvangster per 14 kinderen.
De samenwerking van en met de scholen in kwestie, maar ook met externe partners in kader van de
web- en nestfunctie is en zal nog belangrijk worden om een kwalitatief goede buitenschoolse
kinderopvang te kunnen organiseren, wat ook de school zelf ten goede komt. Kwaliteit, locatie,
aanwezigheid van voldoende en deskundig opvangpersoneel die bezig zijn met de kinderen en
betaalbaarheid zijn belangrijke uitdagingen op vlak van buitenschoolse kinderopvang.
3.6.2.5. Onderwijssituatie jongeren in secundair onderwijs
e
e
Van de leerlingen die in Evergem wonen en gewoon secundair onderwijs (2 en 3 graad) volgen, is er op 1
februari 2011 33,42% die een ASO-opleiding volgt (provinciaal gemiddelde: 42,25%), 39,28% die een TSOopleiding volgt (provinciaal gemiddelde: 31,20%), 25,73% die een BSO-opleiding (beroep) volgt (provinciaal
ci
gemiddelde: 24,4%) en 1,56% volgt KSO (kunstonderwijs) (provinciaal gemiddelde: 2,14%).
Van de 880 leerlingen die in Evergem secundair onderwijs volgen zijn er 166 leerlingen met schoolse
vertraging (18,86%). Het gemiddelde schoolse vertraging in de provincie Oost-Vlaanderen is 28,66%.
3.6.3. Actoren en partners m.b.t. ‘onderwijs’ werkzaam op grondgebied
Evergem
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Agentschap voor onderwijsdiensten (Agodi)
Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (Agion)
OVSG
Vlaamse onderwijsraad (VLOR)
Schooldirecties een leerkrachten
Ouderverenigingen
Schoolraad
Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB)
OBRA, werkwinkel, OCMW: partners in kader van de uitbouw van het concept ‘brede school’
Politie, drugpreventiedienst: partners in kader van preventie en veiligheid
Verenigingen: naschools gebruik van de schoolinfrastructuur
Gemeentelijke diensten: dienst buitenschoolse kinderopvang, sportdienst, bibliotheek, cultuur,
milieu, jeugddienst
68
3.7. Vrije tijd
3.7.1. De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘vrije tijd’
Demografische ontwikkelingen zorgen voor een groter potentieel publiek voor vrijetijdsactiviteiten.
Enerzijds de bevolkingsgroei binnen Evergem en net buiten Evergem (ruimtelijke ontwikkeling grens
Wondelgem-Evergem ‘Lange Velden’), anderzijds ook de grote 65-plussers die op zoek zijn naar
vrijetijdsinvulling. Een groot deel van de 65plussers zijn nog fit en mobiel, eveneens is het een groep
opgegroeid na Wereldoorlog II (‘babyboomers’ genoemd) die een betere inkomens- en vermogenspositie
hebben en gesteld zijn op luxe.
Zo ontstaat de komende jaren een mogelijke grote groep vrijwilligers die op zoek zijn naar een zinvolle
invulling voor de tijd die vrijkomt. Met de recente pensioenhervorming zal deze opportuniteit weliswaar
beperkter zijn, toch gezien een beperkte financiële ruimte ten gevolge de economische en financiële crisis,
moeten we nadenken of en hoe wij als gemeentebestuur vrijwilligers meer en beter kunnen ondersteunen
en inzetten.
De doelgroep ‘senioren’ of ‘ouderen’ kunnen we echter niet onder één noemer onderbrengen: een 65jarige kan je niet vergelijken met een 75-jarige of een 90-jarige. Dit vraagt binnen deze grote groep van
senioren een gedifferentieerde aanpak op vlak van vrijetijdsaanbod. De klemtoon voortdurend leggen op
het aspect ‘vergrijzing’ en ‘ouderen’ en hoe als gemeentebestuur hiermee te moeten omgaan, houdt ook
een gevaar in zich, met name de kans dat hierdoor kinderen en jongeren (eveneens een grote groep : 21%
van alle inwoners) minder aandacht zullen krijgen.
De toename van éénoudergezinnen betekent een stijging van de kinderkansarmoede. Alleenstaande
ouders hebben het ook moeilijker om werk-gezin-vrije tijd te combineren. Dit vraagt specifieke aandacht
binnen het vrijetijdsaanbod.
Het én-én-verhaal zoals omschreven bij de sociaal-culturele ontwikkelingen houdt in dat we de schaarse
vrije tijd zo optimaal mogelijk willen invullen (ook ‘kwalitijd’ genoemd) en dit door allerlei activiteiten zo
maximaal mogelijk te combineren. Men schrijft zich liever in voor één of enkele activiteiten dan een
langdurig engagement aangaan bij één bepaalde vereniging. Men ‘zapt’ van de ene beleving naar de
andere. Het aantal vrijetijdsactiviteiten waarin een gemiddelde inwoner participeert is gestegen, de
gemiddelde bestede tijd per vrijetijdsactiviteit daalt: men wil een vrijetijdsprogramma op maat kunnen
samenstellen, het lidmaatschap bij verenigingen (langdurig engagement) daalt. Als vrijetijdsdiensten,
waarbij we nu zowel een eigen aanbod aanbieden als infrastructuur ter beschikking stellen aan
voornamelijk verenigingen en subsidies verlenen aan ‘gestructureerde’ verenigingen, zullen we op dit
gewijzigd vrijetijdsgedrag moeten inspelen. Ook de gemeentelijke adviesraden en beheerraden zoals die
nu bestaan, georganiseerd en gestructureerd zijn, moeten we de vraag stellen of deze voldoende inspelen
op deze maatschappelijke ontwikkelingen. We stellen vast dat er losse of tijdelijke
samenwerkingsverbanden en initiatieven ontstaan, naast de klassieke verenigingen. Ook voor deze losse
initiatieven krijgen we als gemeentediensten de vraag of zij steun van de gemeente krijgen voor het
realiseren van hun projecten, terwijl de huidige subsidiereglementen naar verenigingen toe hier niet op
zijn voorzien.
De aandacht voor specifieke doelgroepen (ouderen, kansengroepen, kinderen en jongeren,…) is een taak
van alle vrijetijdsdiensten. De verschillende diensten hebben binnen hun projecten elk in meer of mindere
mate aandacht voor deze groepen, maar te vaak blijft het bij losse initiatieven, gefragmenteerd. Een
gezamenlijke aanpak, het ontwikkelen van een éénvormig beleid en samenwerking over de diensten heen
(zoals OCMW, BKO,…), is effectiever. Eveneens het afstemmen van het aanbod van de verschillende
diensten lokaal en regionaal, moet ‘multi-leisure’ mogelijk maken en een overlapping tegen gaan.
We zijn heel wat mondiger geworden. De burger wil veel meer dan vroeger ‘deel hebben’ dan louter ‘deel
nemen’, hij wil mede-eigenaar worden en meer inspraak hebben. Burgers verwachten tegenwoordig alle
informatie digitaal op hun maat terug te vinden en willen voor alles digitaal kunnen inschrijven. Inzetten
op digitalisering en nieuwe technologieën wordt een must willen we het publiek bereiken, ermee in
interactie gaan en de werking en dienstverlening aanpassen aan huidige normen en noden. Dit geldt op
vele terreinen, zoals het uitbouwen van een goede communicatiemix, het aanbieden van nieuwe vormen
69
binnen de werking zoals e-books, mediakunst,… Ook moeten we nadenken over de rol van de bib in deze
digitaliseringsevolutie.
De doelgroep 12- tot 15-jarigen is een moeilijk te bereiken doelgroep, als organisatie weten we ook heel
weinig van deze doelgroep. Alleen stellen we vast dat er een beperkter vrijetijdsaanbod is voor deze
doelgroep, zij op fuiven meer en meer aanwezig zijn, terwijl de ‘oudere’ jongeren (vanaf 16 jaar) dit
eigenlijk liever niet willen. Ook een toename van het aantal hangjongeren (verveling?) stellen we vast.
Deze doelgroep bereiken blijkt niet eenvoudig.
Een bedreiging ten gevolge de economische en financiële crisis en de financiële situatie van de gemeente is
het gevaar om als vrijetijdsdiensten ‘commerciëler’ te worden, m.a.w. de focus te sterk op enkel de
inkomstenzijde te leggen, waardoor diversiteit en diepgang in het aanbod dreigt verloren te gaan.
De vraag naar infrastructuur voor het organiseren van activiteiten en projecten door derden, de financieel
beperkte ruimte van het gemeentebestuur en de aanwezigheid van sterke culturele en sociale spelers in de
gemeente en in de buurt, dwingt ons maar opent ook perspectieven om partnerschappen en
samenwerkings-verbanden aan te gaan met andere spelers (zowel publieke als private).
Hoe kunnen we als gemeentebestuur dienstoverschrijdend stimuli uitwerken of voorwaarden scheppen
waarbij we effectief ‘effecten’ kunnen bereiken in onze gemeente op vlak van sociale cohesie, het rekening
houden met en het oog hebben voor elkaar, zich meer betrokken voelen bij de omgeving en daarvoor ook
zelf verantwoordelijkheid willen opnemen? Gemeentelijke en vrijetijdsinfrastructuur hebben een
ontmoetings-functie. Bij de exploitatie van de infrastructuur moet het begrip ‘ontmoeting’ centraal staan,
ook voor niet-gestructureerde activiteiten en initiatieven.
Ten gevolge het planlastendecreet wordt niet meer door hogere overheden bepaalt welke de niveaus van
de personeelsleden binnen een gemeentebestuur moeten zijn voor bepaalde sectoren (cultuur, bib,
sport,..). Weliswaar is het hebben van gekwalificeerd personeel een basisvoorwaarde om een kwaliteitsvol
vrijetijdsaanbod te kunnen garanderen, eveneens om als aanspreekpunt te kunnen fungeren binnen de
sector en de juiste ondersteuning te kunnen bieden aan derden.
3.7.2. Kenmerken en trends
3.7.2.1. Gemeentelijke infrastructuur
De gemeente heeft heel wat eigen infrastructuur die zij ter beschikking stellen aan verenigingen, inwoners,
enz. om er sport, culturele of ontmoetingsactiviteiten te organiseren.
Op vlak van de eigen sportinfrastructuur merken we een grotere druk en concurrentie tussen de
verschillende sportclubs voor binnensportinfrastructuur, dit omdat het gebruik van de bestaande
infrastructuur verdeeld moet worden tussen de verschillende sportclubs en de vraag t.o.v. het aanbod
groter is. zeker sinds schooljaar 2012-2013 de sporthal van Kunstencampus Muda naschools niet meer kan
worden gebruikt zoals voorheen.
Het onderhouden en up to date houden van de bestaande infrastructuur is een basisvoorwaarde om een
goede werking uit te bouwen. Hierbij moeten we ook oog hebben voor duurzaamheid en rationeel
energiegebruik. De uitgaven voor energie in de sportinfrastructuur Evergem en Hoge Wal worden voor
2013 op 275.500 euro ingeschat. Duurzaamheid is los van het infrastructurele een thema dat ook in de
werking van de vrijetijdsdiensten aan bod dient te komen via educatie en sensibilisering, door zelf het
goede voorbeeld te geven bij het organiseren van projecten en activiteiten, enz.
3.7.2.2. Vrijwilligers
Bepaalde diensten, niet alleen de vrijetijdsdiensten maar ook sectoren zoals zorg, welzijn en milieu werken
- al dan niet projectgebonden - met vrijwilligers. Dit gebeurt ad hoc, elk op zich, fragmentarisch. De ene
70
keer met succes, de andere keer met heel wat minder succes. Er is nood aan een vrijwilligersbeleid, zodat
meer mensen actief kunnen betrokken worden bij het vrijetijdsleven en zodat ook een potentieel aan
vrijwilligers adequaat kan aangesproken en ingezet worden. Zeker wanneer we zien dat deze potentiële
groep vrijwilligers een vrij grote groep is of kan zijn. Het uitbouwen van een algemeen infopunt voor
vrijwilligers (over gemeente en OCMW heen) en het voorzien van voldoende ondersteuning, begeleiding
en vorming, kan een win-win-situatie betekenen zowel voor de vrijwilliger als voor het lokaal bestuur.
Mensen moeten zich voldoende ‘uitgedaagd’ voelen om zich te engageren voor iets. Vandaar dat het
werven, motiveren en ondersteunen van vrijwilligers op een georganiseerde manier, via een dynamische
begeleiding, noodzakelijk is om deze vrijwilligers optimaal te kunnen begeleiden en hen een divers aanbod
van vrijwilligerswerk, over gemeente en OCMW heen, te kunnen aanbieden waarbij zij eveneens kunnen
kiezen op maat.
3.7.2.3. Kunst en cultuur
Het nieuwe decreet lokaal cultuurbeleid voorziet drie grote Vlaamse beleidsprioriteiten:
1/ de gemeente voert een kwalitatief en duurzaam lokaal cultuurbeleid,
2/ de gemeente organiseert een laagdrempelige bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften
3/ de gemeente, opgenomen in de lijst van steden en gemeenten, organiseert een cultuurcentrum.
De bibliotheek en het cultuurcentrum blijven dus belangrijke waarden in het lokaal cultuurbeleid. Ook de
coördinerende rol van de gemeente binnen het lokaal cultuurbeleid, die zorgt voor de coördinatie tussen
verschillende culturele actoren en afstemming in het aanbod is hierin belangrijk.
De bibliotheek moet kunnen beschikken over voldoende personeel en middelen om in te tekenen op de
Vlaamse beleidsdoelstellingen inzake bibliotheekwezen nl. het organiseren van een laagdrempelige
bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften, die:
o
o
o
o
de cultuureducatie en de leesmotivatie stimuleert;
inzet op de bevordering van e-inclusie bij moeilijk bereikbare doelgroepen en op de
verhoging van informatiegeletterdheid en mediawijsheid;
inzet op een aangepaste dienstverlening voor personen met beperkte mobiliteit en voor
moeilijk bereikbare doelgroepen op cultureel, educatief en sociaaleconomisch gebied;
inzet op samenwerking met onderwijsinstellingen
Er moet gekeken worden hoe de bibliotheek bovenstaande prioriteiten kan realiseren binnen een
veranderende samenleving waar het digitale verhaal steeds belangrijker wordt.
Voor het cultuurcentrum is het aanbieden van culturele infrastructuur een belangrijke ondersteunende
rol voor de culturele actoren en dit op het niveau van de verschillende kernen waar het sociaal-culturele
leven zich afspeelt (receptieve functie). Daarnaast blijft het breed en eigen cultuurspreidingsaanbod
(artistiek en educatief) met de nadruk op podiumkunsten, gericht op de bevolking van een streekgericht
werkingsgebied, de hoofdopdracht.
De gemeenschapsvormende werking zal moeten herbekeken worden in functie van de nieuwe Vlaamse
beleidsprioriteiten. Naast gemeenschapsvorming worden ook cultuureducatie en het bereiken van
kansengroepen naar voor geschoven als prioriteiten. Er zullen duidelijke keuzes moeten gemaakt worden
op welke thema’s/domeinen we verder kunnen en willen inzetten (amateurkunstenbeleid, levenslang en
levensbreed leren beleid, erfgoed, …), tot welke doelgroepen we ons extra richten en hoe we deze
verbinden met de Vlaamse beleidsprioriteiten. Meer vraaggericht gaan werken (meer ondersteunend i.p.v.
zelf aanbieden) zal de relevantie van nieuwe projecten verhogen. Verder dient de
cultuurbeleidscoördinator meer op te treden als ‘gatenvuller’, met name daar aanbod ontwikkelen waar
hiaten zijn.
Het beleid inzake onroerend erfgoed is in Evergem een ad hoc beleid. Er zijn geen duidelijke beleidslijnen
uitgeschreven hoe men omgaat met beschermde monumenten, met de inventaris van het waardevol
bouwkundig erfgoed of met funerair erfgoed. Duidelijke beleidslijnen zouden er moeten voor zorgen dat er
doordacht wordt omgesprongen met het onroerend erfgoed in de gemeente en historisch waardevol
patrimonium niet verloren gaat.
71
Er moet dringend een beheersplan voor het kasteeldomein van Wippelgem worden opgemaakt, willen we
een doordachte bestemming geven aan het hele domein (inclusief landerijen rondom rond) en van start
kunnen gaan met de uitbouw ervan in 2018. In 2018 loopt de pacht van de landbouwgronden die bij het
kasteeldomein behoren ten einde, kan het gemeentebestuur ook aan deze gronden een bestemming en
invulling geven.
3.7.2.4. Sport
Wil men intekenen op het Sport voor Allen-beleid, dan moet men inzetten op volgende Vlaamse
beleidsprioriteiten:
1/ het ondersteunen van de kwalitatieve uitbouw van de sportverenigingen via een doelgericht
subsidiebeleid
2/ het stimuleren van sportverenigingen tot professionalisering met een bijzonder accent op kwaliteitsvolle
jeugdsportbegeleiding en eventueel tot onderlinge samenwerking
3/ het voeren van een activeringsbeleid met het oog op een levenslange sportparticipatie van een ander
georganiseerd laagdrempelig beweeg- en sportaanbod
4/ het voeren van een beweeg- en sportbeleid met aandacht voor transversale samenwerking zodat
kansengroepen gelijke kansen krijgen om actief te participeren in sport
Om te voldoen aan deze prioriteiten moet er met vastgelegde bestedingspercentages worden gewerkt en
moeten er per prioriteit indicatoren bepaald worden. Vooral voor de prioriteit inzake
jeugdsportbegeleiding wordt heel rigide te werk gegaan en wil de Vlaamse overheid het beleid van de
afgelopen 6 jaar behouden.
We moeten de samenwerking met scholen versterken waar mogelijk, zodat nog meer kinderen de weg
naar de sportdienst en –clubs vinden. Eveneens moeten we de samenwerking met de buitenschoolse
kinderopvang en jeugddienst versterken, om mee een antwoord te bieden op de overbezetting in de
buitenschoolse kinderopvang en deze tijd zinvol in te vullen voor kinderen. Eveneens kadert dit volledig in
de visie van “nest- en webfunctie” die een buitenschoolse kinderopvang zal krijgen met het nieuwe
decreet op komst.
De naamsverandering van pleinbasket naar buurtsport zorgt ervoor dat ook andere sporten dan basket
aan bod kunnen komen en maken een gedifferentieerdere aanpak per plein mogelijk. Het aanpassen van
de locaties op basis van de bevolkingspiramide en het aantal aanwezigen, zorgt ervoor dat buurtsport
relevant blijft.
3.7.2.5. Jeugd
28
De ondersteuning van het jeugdwerk zal ook in de toekomst een voorwaarde zijn om subsidies te krijgen
van de Vlaamse Overheid. De Vlaamse beleidsprioriteiten zijn:
1/ De ondersteuning van het jeugdwerk in algemene zin: ondersteunen particuliere jeugdwerk,
ontmoetingsplaatsen en – mogelijkheden voor jongeren voorzien, voorzien in een jeugdwerkaanbod,
tenminste tijdens de zomervakantie
2/De bevordering van participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk
29
kwetsbare situaties
3/Het voeren van een beleid om de aandacht voor jeugdcultuur te verhogen
28
In het nieuw decreet lokaal jeugdbeleid wordt ‘jeugdwerk’ als volgt gedefinieerd: “sociaal-cultureel werk op basis van
niet-commerciële doelen voor of door kinderen en jongeren van drie tot en met dertig jaar, in de vrije tijd, onder
educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de kinderen en jongeren die
daaraan deelnemen op vrijwillige basis en dat wordt georganiseerd door jongeren, particuliere jeugdverenigingen,
gemeentelijke openbare besturen of de Vlaamse Gemeenschapscommissie”. Jeugdwerkbeleid gaat over alles wat te maken
heeft met de ‘georganiseerde jeugd’, dit zijn jeugdverenigingen, maar ook speelpleinwerking, grabbelpas, jeugdwerking van
een toneelvereniging, …
29
Gemeenten worden afgetoetst aan een aantal indicatoren om voor deze beleidsprioriteit subsidies te kunnen krijgen.
Vermoedelijk zal Evergem voor deze prioriteit uit de boot vallen.
72
30
Daarnaast is het belangrijk dat de jeugddienst verder inzet op jeugdbeleid , zodat invloeden van andere
domeinen kunnen erkend en indien nodig kunnen opgepikt worden. Hoe ver het jeugdbeleid moet gaan,
m.a.w. welke verbindingen worden gemaakt tussen welke domeinen en de doelgroep jeugd, is een
beleidskeuze die van essentieel belang is voor de positionering van de jeugddienst binnen het geheel van
de organisatie.
Het aanbod speelpleinwerking en grabbelpas biedt tijdens de vakanties een antwoord op de vraag naar
kinderopvang. De hele uitwerking van het aanbod speelpleinwerking wordt gedragen door vrijwilligers
(animatoren), waarbij de jeugddienst een coördinerende en ondersteunende rol heeft. Deze manier van
werken moet zoeker behouden blijven. Voor de speelpleinwerking is er nood aan ruimte en duidelijke
afspraken met andere diensten om de werking ervan vlotter te laten verlopen. De doelgroep tieners, en
vooral de doelgroep 13-15 jarigen, is moeilijk te bereiken en te boeien. Het aanbod (o.a. SWAP) en de
manier van werken voor deze doelgroep moet herbekeken worden.
De ruimte op maat van kinderen en jongeren heeft meer aandacht nodig. Er bestaat geen globale visie op
de inrichting van speelruimte in de gemeente, het onderhoud en de veiligheid van speeltoestellen laat te
wensen over. Ook wordt nog steeds de vraag gesteld naar een JOC en fuifruimte. Gezien de financiële
beperkte beleidsruimte van het gemeentebestuur stellen we ons hierbij de vraag of dit kan gerealiseerd
worden in een samenwerkingsverband met andere actoren/partners?
Overlast is een ‘hot item’… en dit zowel voor fuiven, rondhangers, … Niet alleen de jeugd, maar ook de
mensen zijn mondiger geworden, en vaak ook veel minder verdraagzaam. Op vlak van omgaan met
overlast en het delen van onze (schaarse) publieke ruimtes lijkt een integrale aanpak essentieel.
Momenteel wordt enkel ‘repressief’ gereageerd op overlast, terwijl preventie, wat veelal ook een meer
positieve aanpak inhoudt, minder vaak (of niet) aan de orde is.
3.7.2.6. Erediensten en niet-confessionele beschouwingen
In 2013 zal het centraal bestuur in overleg met de verschillende kerkfabrieken een gemeentelijke visie
uitwerken die verder gaat dan de dagelijkse werking of noodzakelijke investeringen. Basisgegevens
waarmee rekening zal moeten gehouden worden zijn: de parochiekerken als gebouw (met o.m. hun
cultuurhistorische waarde, hun architecturale mogelijkheden, hun bouwfysische toestand, …), de
parochiekerk in haar ruimtelijke omgeving, het actuele gebruik en de functie van de parochiekerk en de
mogelijke interesse van andere actoren. Het is wachten op deze visie om dit in te passen in het
gemeentelijk meerjarenplan 2014-2019.
3.7.2.7. Toerisme
De afgelopen legislatuur werd een beperkt toeristisch beleid gevoerd, dat zich vooral toespitste op de
extra communicatie en promotie van bestaande troeven en activiteiten. Er is een projectgroep Toerisme
dat meedenkt over hoe dit kan gerealiseerd worden. De installatie van een toeristisch infopunt in de
bibliotheken (wat door de vertraging van de binnenrenovatie van de hoofdbibliotheek nog niet kon
gerealiseerd worden) zal hier een impuls aan geven, maar er moet nog meer ingezet worden op het
gebruik van digitale communicatie. Het toeristisch luik op de website kan beter uitgewerkt worden. Ook
moet gekeken worden naar een nauwere samenwerking met (private) toeristische actoren in de
gemeente en kan de vraag gesteld worden of het gemeentelijk toeristisch beleid niet moet evolueren naar
een ondersteuningsbeleid.
3.7.2.8. Participatieavond ‘vrije tijd’
Op vlak van het beleidsdomein ‘vrije tijd’ zijn tijdens de participatieavond waarbij belangrijke actoren en
partners m.b.t. vrije tijd aanwezig waren interessante aspecten aangehaald en besproken. Het verslag van deze
avond is integraal terug te vinden op de gemeentelijke website. M.b.t. vrije tijd onthouden we alvast zeker :
30
Het jeugdbeleid omvat alle domeinen die invloed kunnen hebben op kinderen en jongeren in de gemeente.
73
•
•
•
•
•
•
•
Als gemeentebestuur een ondersteunende rol op zich nemen: mensen samenbrengen en
faciliterend optreden zodat actoren elkaar leren kennen, van elkaar kunnen leren en er
mogelijkheden ontstaan om samen te werken – faciliteren i.p.v. het als gemeente zelf
organiseren.
Ervaren een behoefte aan een totaaloverzicht van alle Evergemse verenigingen en wie met wat
bezig is (niet opgedeeld in doelgroepen of beleidstakken), eveneens een behoefte aan een
totaaloverzicht van mogelijke taken die men binnen de gemeente als vrijwilliger kan uitoefenen.
Het creëren van een platform waar wijk- en kermiscomités en buurtinitiatieven en verenigingen
onderling informatie kunnen uitwisselen zou een grote meerwaarde zijn, bvb. elkaars materiaal
onderling kunnen uitlenen, samenwerkingen, …
Blijven oog hebben voor mensen die nog niet op de ‘digitale trein’ zitten.
Jongeren hebben een plek nodig waar ze vrij terecht kunnen binnen de eigen omgeving, niet één
luxeproject (JOC), wel het gedecentraliseerd inrichten van lokale poten.
Hechten veel waarde aan het belang van het evenementenloket en de ondersteunende rol die de
gemeente hierin heeft: het evenementenloket moet echter voor meer staan dan enkel de
administratieve afhandeling van een aanvraag, eveneens begeleiding en ondersteuning bij het
opstellen van dossiers – die door de strengere regelgeving steeds complexer wordt – is
noodzakelijk, eveneens het (pro)actief ter beschikking stellen van informatie en zich zo flexibel
mogelijk opstellen bij het verlenen van ondersteuning zijn hierin zeer belangrijk.
Er dienst niet zozeer extra geïnvesteerd te worden in toerisme, wel nog meer aansluiting zoeken
met Toerisme Meetjesland. Als gemeente erover waken dat door mobiliteitsveranderingen
(omvorming R4 bvb) de verschillende dorpskernen via fietspaden met elkaar verbonden blijven.
3.7.2.9. Participatieavond ‘jeugd’ (jeugdraad)
Ook de jeugdraad kwam in kader van dit participatietraject samen. Gezien de jeugd een doelgroep is en dit
document is benaderd vanuit beleidsdomeinen en niet doelgroepen, worden hier de belangrijkste items
die aan bod kwam voor de doelgroep ‘jeugd’ weergegeven:
•
•
•
•
•
Participatie, informatie en inspraak kwamen sterk naar voor. Het aspect ‘terugkoppeling’ was
hierbij belangrijk. Een advies geven is één zaak, maar er een gefundeerd antwoord op geven en/of
de discussie opentrekken is een andere zaak. Naast praten, moeten er ook concrete resultaten
merkbaar zijn van het denk- en overlegwerk. In die zin is de jeugd(raad) zeker vragende partij voor
meer overleg en betrokkenheid. De ‘jeugdraad van het shepencollege’ is hier een goed voorbeeld,
dat sterk geapprecieerd wordt.
Samenwerking was eveneens belangrijk: zowel om het vrijetijdsaanbod te verbreden en te
versterken, als om krachten te bundelen voor een gezamenlijk doel (en ook zo besparend te
kunnen werken) als om de onderlinge informatie-uitwisseling (en daarmee de efficiëntie) te
verhogen.
De roep naar een ‘ontmoetingsplek’ is overduidelijk, kwam ook aan bod op de participatieavond
vrije tijd. Een ontmoetingsplek, eveneens als alternatief (daarom geen oplossing!) voor
hangjongeren, als contactpunt tussen jeugddienst en jongeren, als ruimte voor een alternatief
aanbod voor jongeren tijdens het weekend, als experimenteerruimte, repititieruimte,..
‘fuiven’ blijft een hot item voor de jeugd, vooral de vraag naar administratieve vereenvoudiging
en betere opvolging van de evenement-aanvragen, eveneens meer overleg met o.a. de politie
kwam aan bod.
Meer openheid om samen te denken en samen te werken: de jeugd wil echt wel meewerken aan
de toekomst van onze/hun gemeente, het zou jammer zijn hen hierin te negeren.
3.7.3. Actoren en partners m.b.t. ‘vrije tijd’ werkzaam op grondgebied
Evergem
•
Departement cultuur, jeugd, sport en media (Vlaams) (regierol)
74
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Bloso: intern verzelfstandigd agentschap ter bevordering van de lichamelijke ontwikkeling, sport
en openluchtrecreatie : subsidieert de gemeente voor haar Sport voor Allen beleid (Vlaams)
(regierol)
Vlaams Instituut voor sportbeheer en recreatiebeleid (ISB): kenniscentrum en koepel van
ambtenaren actief in de gemeentelijke en provinciale sportsector (regierol)
Provincie Oost-Vlaanderen (regierol en actor)
Gemeentelijke vrijetijdsdiensten (sportdienst, cultuurcentrum, bibliotheek,
cultuurbeleidscoördinator, jeugddienst), Evergem sport vzw (regierol en actor)
Gemeentelijke beheer- en adviesorganen: cultuurraad, jeugdraad, sportraad, VCA bib en VCA CC)
(regierol)
Projectgroep toerisme (regierol)
Verenigingen (culturele, sport, jeugd) (actor)
Wijk-, feest- en kermiscomités (actor)
Scholen: kleuter- en basisscholen, middelbare school Sint-Franciscus en MUDA (actor)
Kinderen en jongeren in het algemeen, eveneens ouders van kinderen en jongeren (actor)
Animatoren speelpleinwerking (actor)
Kunstenaars (actor)
Skaters (actor)
Vrijwilligers (bvb: Vrijwilligers Gerardsmolen) (actor)
Onderlinge Hulp (actor)
Streeknetwerk Meetjesland: Comeet, De Klad, Toerisme Meetjesland, Meetjeslandse
burensportdienst, Meetjesman (regierol en actor)
3.7.4. Het beleidsinstrumentarium m.b.t. vrijetijdsbeleid
•
•
•
•
•
•
Planning en regelgeving (Vlaams, provincie, gemeente):
o Ontwerp van decreet betreffende het Lokaal Cultuurbeleid, 27 juni 2012 (Vlaams)
o Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 6
juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid (Vlaams)
o Decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, 6 juli 2012
(Vlaams)
o Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 6 juli
2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (Vlaams)
o Ontwerp van decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal
jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid (Vlaams)
o Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende
de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het
provinciaal jeugdbeleid (Vlaams)
o Cultuurbeleidsplan 2011-2013 en jaarlijkse actieplannen en jaar- en werkingsverslagen
(gemeente)
o Sportbeleidsplan 2007-2012, evaluatie in 2011 (gemeente)
o Jeugdbeleidsplan en jaarlijkse verantwoordingsnota’s (gemeente)
o Financiële verdeling socio-culturele verenigingen 2010-2011 (gemeente)
o Comeet 2008-2013 – cultuurnota (regionaal)
o Beleidsplan De KLAD 2010-2015 (regionaal)
o Masterplan Toerisme Meetjesland 2012-2017 (regionaal)
Infrastructuur (cultuurcentrum, sportcentra en sportterreinen, ontmoetingscentra, kasteeldomein
van Wippelgem,…) ter beschikking stellen en beheren (gemeente)
Aanbieden van een vrijetijdsaanbod en organiseren van gemeenschapsvormende activiteiten
(gemeente – regionaal)
Organiseren van een laagdrempelige bibliotheek (gemeente)
Ondersteunen van verenigingen via informatieverlening, ter beschikking stellen van infrastructuur,
subsidiëring, uitlenen materiaal (gemeente – provincie)
Toeristische informatie aanbieden (gemeente)
75
3.8. Veiligheid
3.8.1.De impact van de maatschappelijke ontwikkelingen op ‘veiligheid’
De dag van vandaag zijn er heel veel regels en voorschriften, in feite veel te veel regels vooral als we deze
talloze regels ook consequent wil handhaven. Handhaving is het sluitstuk van elk beleid: wie regels maakt,
cii
moet ze uiteindelijk ook naleven. Er is veel bijzondere hogere wet- en regelgeving die het optreden van
de gemeente mogelijk maakt of zelfs verplicht oplegt: milieuhandhaving, afval, ruimtelijke ordening,
stedenbouw, huurwetgeving, markten en kermissen, begraafplaatsen, alcoholverbod minderjarigen,
brandpreventie, parkeerbeleid, voedselveiligheid,.. Voor talloze overlastfenomenen zoals sluikstorten,
geluidsoverlast of wildplassen bestaan er de gemeentelijke administratieve sancties. Handhaving is en
blijft een kernopdracht voor gemeentelijke overheden. Keer op keer blijkt uit enquêtes dat burgers zich
ergeren over de verwaarlozing van de handhaving van de regelgeving. Overtreders vandaag hebben vaak
het gevoel dat zij pech hebben doordat ze tegen de lamp zijn gelopen, terwijl er zoveel andere ‘zondaars’
de dans ontsprongen zijn. De ‘pakkans’ is klein en de overtreder vraagt zich af waarom uitgerekend ‘hij’
tegen de lamp liep. Toevallige, te willekeurige controles en sancties zorgen voor frustraties en weerstand.
Een (lokale) overheid die er niet in slaagt haar zelf opgestelde regels of normen te handhaven, wordt
ciii
hierdoor ongeloofwaardig.
De demografische, sociaal-culturele en ruimtelijke ontwikkeling in Evergem (randstedelijk gebied, Gentse
kanaalzone, een enorme uitbreiding van het aantal woonwijken de voorbije jaren, kleinere percelen
waardoor men dichter op elkaar woont, bevolkingsgroei, meer auto’s, men is minder tolerant, verdraagt
veel minder van een ander, enz. ) heeft zeker zijn impact op de veiligheidsproblematieken die een dorp of
gemeente heeft en hoe men hiermee moet omgaan: ‘stadsfenomenen’ waarmee grote steden te maken
hebben, verschuiven ook meer naar het randstedelijk gebied (deel van Evergem), een toename van
huishoudens en woningen betekent een toenemende verkeersstroom, de hoeveelheid aan bedrijven door
de ligging in de Gentse kanaalzone heeft gevolgen op vlak van veiligheid, er komen meer klachten binnen
over burgers onderling die niet veel meer van elkaar kunnen verdragen,…
Bovendien merken we dat de invulling van aansprakelijkheid aan het veranderen is. Steeds meer wordt
ook gekeken of de gemeente – de burgemeester dus – een fout heeft gemaakt of tekort heeft geschoten
op vlak van uitrusting openbaar domein, op vlak van toezicht of het niet hebben van een degelijk
evacuatie- of rampenplan, enz. Steeds meer stellen we vast dat wanneer iets fout loopt, het de fout van de
burgemeester is en wanneer de burgemeester iets verbiedt, dit als ‘belachelijk’ wordt aanzien. Dit maakt
het op vlak van handhaving een heel moeilijke evenwichtsoefening.
Alles daadwerkelijk handhaven is in de praktijk niet mogelijk, eveneens niet betaalbaar. Er moeten
keuzes gemaakt worden. Bij het maken van die keuzes zal het waarborgen van de veiligheid, gezondheid en
civ
leefbaarheid in de gemeente centraal staan. Eveneens kan het niet de bedoeling zijn dat bij handhaving
alle heil van de overheid moet komen. Ook burgers kunnen elkaar informeel aanspreken op hun gedrag,
maar jammer genoeg gebeurt dit minder en minder. Bovendien merken we dat de tolerantie van en tussen
mensen vaak ver te zoeken is en men niet meer verdraagt wanneer hij of zij door een ander wordt
aangesproken op zijn of haar gedrag. We stellen een verminderde informele sociale controle vast,
waardoor de overheid noodgedwongen dit moet compenseren met formele(re) vormen van sociale
controle, wat ook een serieus prijskaartje betekent. De overheid moet erover waken dat ze een deel van
de ‘handhavingslast’ bij andere actoren (burgers, bedrijven, organisaties,…) in de maatschappij blijft
leggen. Uit sociologisch onderzoek blijkt dat handhaving beter werkt als de burgers en doelgroepen actief
cv
betrokken worden.
Minder regels, meer steun van centrale overheden voor handhaving van regels door gemeenten en een
intergemeentelijke aanpak van het handhavingsbeleid zijn nodig. Eveneens richt een goed
handhavingsbeleid zich niet alleen op sanctioneren maar maakt eveneens werk van preventiebeleid, van
correcte informatie en communicatie, van een verwittiging- en aanschrijvingsbeleid en ten slotte bij
cvi
hardnekkige weerstand gemotiveerde sancties.
76
We moeten aandacht hebben voor:
-
Goede en duidelijke regelgeving
prioriteiten stellen en het minimumniveau aan handhaving bepalen
helder handhaven en betrokkenheid laten zien door persoonlijk
contact: duidelijk communiceren waarom, wat en wanneer we als
gemeente wel of niets kunnen doen en hoe we omgaan met verzoeken
en/of klachten van inwoners , ook als we niet of pas later handhaven
dit duidelijk en helder communiceren.
3.8.2. Kenmerken en trends
3.8.2.1. ‘Goede’ handhaving
sancties : boete, administratieve sanctie (geldboete, sluiting zaak), gevangenisstraf,…
repressief toezicht : aanmaning de overtreding te beëindigen
preventief toezicht : adviezen formuleren, waarschuwingen
communicatie regelgeving
duidelijke regelgeving
Effectieve en efficiënte handhaving is het resultaat van goede regelgeving waarop toezicht uitgeoefend
cvii
wordt en waarbij sancties mogelijk zijn. Optimale handhaving is daarom niet hetzelfde als maximale
handhaving.
Mogelijke oorzaken van een gebrekkige handhaving zijn: 1/ geen, te veel of slecht toepasbare regels, 2/
weinig of geen toezicht op de massa regels, de overtredingen worden niet opgemerkt of zeker niet
vastgesteld, 3/ vastgestelde overtredingen worden niet vervolgd of bestraft, de oplegde sancties schieten
hun doel voorbij of 4/ de opgelegde sanctie wordt niet uitgevoerd of afgedwongen.
De gemeentelijke overheid treedt niet handhavend op tegen alle rechtsregels. Zaken die in het Burgerlijk
Wetboek (privaatrecht) geregeld zijn, moeten privaatrechtelijk worden afgehandeld via de vrederechter.
Burenruzies zijn hier het gekende voorbeeld. Hiernaast heb je de strafrechtelijke handhaving over die
overtredingen die strafbaar gesteld zijn: misdrijven worden vastgesteld door politieambtenaren of
ambtenaren met politiebevoegdheden (vb gemeentelijke milieuambtenaar), vervolgens kan het parket de
overtreders van deze misdrijven vervolgen en eventueel een straf vorderen bij de strafrechter. Sinds een
cviii
aantal jaren is de bestuurlijke handhaving bezig aan een opmars in steden en gemeenten. Ook hier zijn
er eigen ambtenaren (vb gemeentelijk milieuambtenaar, medewerker containerpark) die overtredingen
moeten ontdekken, zij hebben meestal meer toezichtsrechten dan gewone politieambtenaren maar
mogen die alleen gebruiken om specifieke overtredingen vast te stellen. Afhankelijk van de sector zal de
administratieve sanctie neerkomen op een administratieve geldboete en/of een concrete dwangmaatregel
(vb sluiting van een bedrijf of een café). Deze mogelijkheid van bestuurlijke handhaving heeft als voordeel
dat specifieke overtredingen sneller gesanctioneerd kunnen worden en dat eigen prioriteiten kunnen
cix
bepaald worden. Als laatste is er de fiscale handhaving (vb belasting voor opruimen sluikstort,
leegstandsheffing) die gemeenten het mogelijk maken om de gevolgen van overtredingen weg te werken,
dit kunnen doorrekenen aan de ‘dader’ voor zover die geïdentificeerd wordt.
De minister van Binnenlandse zaken geeft in haar beleidsnota aan dat ze werk wil maken van het
versterken van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Ze ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor de
cx
lokale besturen. De vraag hier opnieuw welke middelen de hogere overheid hiervoor zal vrijmaken. De
wetgeving op de gemeentelijke administratieve sancties werd recentelijk uitgebreid. Binnen de gemeente
Evergem is de sanctionerend ambtenaar de gemeentesecretaris die dit sinds 2005 bij zijn takenpakket
heeft bijgenomen, de administratieve opvolging gebeurt binnen de dienst secretariaat. Wanneer deze
bestuurlijke handhaving verder wordt uitgebreid, moeten we kijken binnen de organisatie waar dit best
zijn plaats krijgt.
77
3.8.2.2. Gemeentelijke administratieve sancties
Sinds 2005 kunnen overtredingen van bepaalde artikelen in het politiereglement in de politiezone
Assenede-Evergem gesanctioneerd worden met een gemeentelijke administratieve geldboete, ook wel
‘overlastboetes’ genoemd. Het gaat voornamelijk om overtredingen op vlak van lawaaihinder en
afvaloverlast (sluikstorten, zwerfvuil). De procedure kan van vaststelling van de overtreding tot het
opleggen van een gemeentelijke administratieve sanctie volledig afgehandeld worden door de gemeente.
Ook minderjarigen tussen 16 en 18 jaar kunnen een overlastboete krijgen. Leeftijd werd onlangs verlaagd
naar 14 jaar.
3.8.2.3. Brandveiligheid
Sinds de jaren 70 heeft de brandweer een enorme evolutie meegemaakt. Van kleine lokale
vrijwilligerskernen zijn zij geëvolueerd naar steeds meer professionele en autonome korpsen.
Brandbestrijding stond steeds centraal. Naast brandbestrijding wordt brandpreventie steeds belangrijker.
Blussen is niet meer voldoende.
In ons land zijn drie niveaus bevoegd voor de brandveiligheid:
de federale overheid: bepaalt de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing
waaraan nieuwe gebouwen en uitbreidingen aan bestaande gebouwen moeten voldoen. Op basis
van deze wet kan de burgemeester een inrichting sluiten als ze niet voldoet aan de wettelijke
veiligheidsvoorschriften (artikel 135§2 nieuwe gemeentewet)
de Vlaamse overheid: bevoegd om rekening houdend met het specifieke karakter van bepaalde
gebouwen de federale normen aan te vullen voor de beleidsdomeinen die onder hun
bevoegdheid vallen: woonzorgcentra, kamers, hotels, … Dit gebeurt ook via de regelgeving op
milieuvergunningen of ruimtelijke ordening.
Gemeentelijke overheid: kan regels uitvaardigen (opgenomen in het politiereglement) voor onder
meer alle publieke toegankelijke inrichtingen waar geen andere regelgeving voor geldt (vb eigen
gebouwen, jeugdlokalen, nachtwinkels, tenten waarin een evenement wordt georganiseerd, …) en
kan eveneens de voorschriften van de algemene verordeningen aanvullen voor zover deze nog
niet door
de hogere overheden zijn gereglementeerd.
Elke brandweerdienst moet controle uitoefenen op de toepassing van de voorgeschreven regels over
brandvoorkoming. Die controle (door een lid van de brandweerdienst : technicus-brandvoorkoming) vindt
plaats in de bij wetten en verordeningen bepaalde gevallen en telkens de burgemeester erom verzoekt.
Deze controle is een moeilijke opdracht gezien de wetgeving te weinig onderling is afgestemd en dat
afwijkingen toegestaan door de ene overheid in conflict komen met regels opgelegd door een andere
overheid. Overleg tussen de verschillende overheden is hier absoluut belangrijk.
Op vlak van de woonzorgcentra is er een nieuw besluit voor de brandveiligheidsnormen in werking
getreden op 1 juli 2012. De woonzorgcentra krijgen tot 1 juli 2013 de tijd om de wijziging over hun
erkenning rond te krijgen. Voor 1 juli 2013 heeft de voorziening een attest nodig dat ze voldoet aan alle
veiligheidsmaatregelen zoals voorzien in het besluit. Voor het woonzorgcentrum Ter Caele (Evergemcentrum) heeft deze extra normering een grote impact. Het gemeentebestuur zal hierover een duidelijke
keuze moeten maken welke weg ze hier inslaat.
Op vlak van jeugdlokalen voorziet de Vlaamse overheid sinds 2002, via het decreet lokaal jeugdbeleid,
subsidies om gemeentebesturen te overtuigen extra te investeren in de jeugdlokalen en zo de situatie
beetje bij beetje ‘recht’ te trekken.
Ook bij het organiseren van een evenement zijn er heel wat bepalingen m.b.t. brandveiligheid waarmee
een organisator moet rekening houden. De aanvragen worden doorgestuurd naar de brandweer, waarbij
de brandweer een advies formuleert.
78
De gemeente Evergem heeft geen eigen brandweerdienst, maar doet hiervoor beroep op de
brandweerdienst van stad Gent. In kader van de brandweerhervorming zijn er naar analogie met de
31
politiezones, hulpverleningszones opgericht. Evergem maakt deel uit van de Hulpverleningszone
Centrum Oost-Vlaanderen. De gemeentelijke bijdrage aan de brandweer is op dit ogenblik (budget 2012) €
850.000. In kader van de brandweerhervorming kan deze gemeentelijke bijdrage in de toekomst drastisch
toenemen.
3.8.2.4. Nood- en interventieplanning
Elke gemeente is verplicht om een gemeentelijk algemeen nood- en interventieplan op te maken, een
‘GANIP’ genoemd. Dit algemene plan dient als basis voor de verdere gedetailleerde uitwerking van de
noodplanning, om in geval van een noodsituatie zo snel mogelijk te kunnen reageren. De gemeente is
eveneens verplicht om een ambtenaar noodplanning aan te stellen, die belast is met de opmaak en de
actualisatie van het GANIP.
Alle betrokken disciplines – brandweer, medische discipline, politie, logistiek en communicatie – hebben
ook een eigen plan opgesteld (een monodisciplinair plan) dat als bijlage bij het GANIP is gevoegd: het
brandweer interventieplan, het medisch interventieplan, het politioneel interventieplan, het plan met
materiaallijst van de Civiele Bescherming en het communicatieplan.
Indien de gemeentelijke fase van het rampenplan wordt afgekondigd, wordt er een Gemeentelijk
Coördinatiecomité opgericht. Dat bestaat uit de burgemeester, ambtenaar noodplanning,
vertegenwoordigers van de vijf disciplines en van het bedrijf of de organisatie waar de noodsituatie zich
voordoet. Het comité staat permanent in contact met de hulpverleners, die hen constant op de hoogte
brengen van de situatie op de plaats van de ramp. Op basis van die informatie worden de nodige
beslissingen genomen. Indien nodig kan de gemeente op korte tijd en met eigen personeel een
gemeentelijk callcenter oprichten. Alle informatie over de noodsituatie wordt op regelmatige tijdstippen
doorgestuurd naar de pers en kan dan ook geraadpleegd worden op de gemeentelijke website. In sommige
noodsituaties dienen inwoners geëvacueerd te worden. Daarvoor worden opvangcentra voorzien.
In het GANIP staat een opsomming van alle mogelijke risico’s op het gemeentelijk grondgebied: onder
meer op bedrijventerreinen, bij Sevesobedrijven (opslag of verwerking van milieugevaarlijke stoffen),
woonzorgcentra, scholen, grote evenementen. Voor de grote risico’s zal ook nog een Bijzonder Nood- en
Interventieplan (BNIP) opgemaakt worden. Dat gebeurt in samenspraak met de bedrijven en organisaties
en de hulpdiensten.
3.8.2.5. Politiezone Assenede-Evergem
Evergem maakt deel uit van de politiezone Assenede-Evergem. De politie is verplicht een eigen zonaal
veiligheidsplan op te maken voor 5 jaar. De politie ontvangt federale dotaties voor hun werking. Deze
dotaties volstaan niet om de werking van de lokale politie te dekken. Dit tekort wordt bijgepast door de
gemeentes van de politiezone. In het budget 2012 betekent dit voor de gemeente Evergem een overdracht
van € 3.235.523.
3.8.2.6. Het milieu, lokaal afvalbeleid en lokaal waterbeleid handhaven op lokaal
niveau
Zie ook beleidsdomein ‘natuur- en milieubeleid’. Het milieuhandhavingsdecreet trad in 2009 in werking en
vervangt alle toezichts- en strafbepalingen door één globale regeling. De gemeentelijke milieuambtenaar
en duurzaamheidsambtenaar zijn in Evergem opgeleid om als toezichtambtenaar op te treden. Gemeenten
met meer dan 30.000 inwoners moet kunnen beroep doen op minstens 2 toezichthouders.
Milieumisdrijven worden vastgesteld in een PV. Na de vaststelling van een milieu-inbreuk of een
milieumisdrijf kan de toezichthouder steeds een informele aanmaning geven. Ook kan een bestuurlijke
maatregel worden opgelegd door de toezichthouder, de gouverneur of de burgemeester. Wat je kan
opleggen in zo’n maatregel is ruimer dan alleen een sluiting van een bedrijf.
79
3.8.2.6. Het lokaal woonbeleid handhaven
Zie ook beleidsdomein ‘wonen’. De gemeente moet een lijst samenstellen van woningen en gebouwen
waarvan zij vermoeden dat ze verwaarloosd zijn. Het Vlaams gewest stelt vervolgens die lijst vast en gaat
via fiscale weg de eigenaars van de verwaarloosde panden belasten om hen aan te zetten die woningen
snel weer in orde te zetten. Woningen die een acuut gevaar betekenen voor bewoners of omwonenden
(openbare veiligheid), kunnen door de burgemeester via zijn bevoegdheid op basis van de nieuwe
gemeentewet onbewoonbaar verklaard worden. Via de Vlaamse wooncode bestaat er de mogelijkheid als
burgemeester om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren wanneer er geen acuut gevaar is.
3.8.2.7. De ruimtelijke ordening op lokaal niveau handhaven
Zie ook beleidsdomein ‘wonen’. Handhaving op vlak van ruimtelijke ordening begint in principe met het
voorkomen van stedenbouwkundige misdrijven: dit door een goede en laagdrempelige informatieverlening
waardoor inwoners weten wat kan en waarvoor een vergunning nodig is. Eveneens is het belangrijk bij de
opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen de voorschriften te
screenen op handhaafbaarheid: zijn ze echt nodig? zijn ze duidelijk genoeg en niet voor meerdere
interpretaties vatbaar? Een goede informatieverlening om stedenbouwkundige misdrijven te voorkomen,
is belangrijk, zeker wanneer we kijken naar de kost (beperkte personeelscapaciteit, tijd) om één
stedenbouwkundige overtreding te behandelen. Mogelijke instrumenten op vlak van curatieve handhaving
zijn: stakingsbevel tijdens de uitvoeringsfase (toezichthouder legt de werken stil), wanneer eenmaal
gebouwd: vragen aan de eigenaar om zich in orde te stellen met de regelgeving, pv opstellen dat naar het
parket gaat waarbij een herstelmaatregel kan opgelegd worden.
3.8.2.8. Het lokaal mobiliteitsbeleid handhaven
Zie ook beleidsdomein ‘mobiliteit’. Op vlak van mobiliteit en verkeersveiligheid is het belangrijk dat er
goede afspraken gemaakt zijn tussen gemeente en politie, eveneens dat hierin prioriteiten worden
bepaald.
Parkeren is een belangrijke pijler van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid. Het controleren op het
foutparkeren is een politiebevoegdheid. Voor het controleren van het gedepenaliseerd parkeren (betalend
parkeren, blauwe zone, bewonersparkeren) heeft de gemeente meerdere mogelijkheden: een belasting /
retributie of een gemeentelijke administratieve sanctie, waarbij het toezicht gebeurt door eigen personeel
(gemeentelijke ambtenaren of gemeenschapswachten) of parkeerwachters van een autonoom
parkeerbedrijf of politie.
De openbare ruimte is voor iedereen toegankelijk. Particulieren kunnen niet zomaar een stukje van het
openbaar domein opeisen voor bvb een reclamepaneel, een tafeltje buiten voor het café, een kraan of
container wanneer je je huis verbouwt, enz. Dit kan weliswaar het veilig gebruik vna die openbare ruimte
door andere passanten hypothekeren. Voor het particulier gebruik van het openbaar domein is er steeds
een vergunning nodig van de domeinbeheerder. Dit is in vele gevallen de gemeente. Sinds 2010 verleent
de gemeente deze vergunning tegen een vergoeding afhankelijk van het gebruik. De politie kan
controleren of de inname wel degelijk vergund is en of de vergunning correct verlopen is.
3.8.2.9. Het lokaal economisch beleid handhaven
Zie ook beleidsdomein ‘economie’. De federale inspectiedienst van FOD Economie is verantwoordelijk voor
de handhaving van de regelgeving relevant voor het gemeentelijk economisch beleid: markten en
kermissen, sociaal-economische vergunningen, openingsuren in detailhandel, rookverbod, alcoholgebruik,
... De gemeente kan op basis van haar algemene bestuurlijke politiebevoegdheid (op basis van artikel 133,
134ter, 134quater en 135§2 Nieuwe Gemeentewet in kader van openbare orde) optreden via
politiebesluiten of politieverordeningen en een inrichting sluiten. Op basis van de wet openingsuren kan
een gemeente ook optreden tegen nachtwinkels die de sluitingsuren niet respecteren.
80
3.8.3. Actoren en partners m.b.t. ‘veiligheid’ werkzaam op grondgebied
Evergem
•
•
•
•
•
Politiediensten
Brandweer
Dienst 100
Civiele bescherming
Rode Kruis
81
4.
Interne analyse
De gemeente Evergem als ‘organisatie’ bestaat enerzijds uit uitvoerende diensten die zich in hun
dienstverlening en/of werking rechtstreeks richten naar de inwoners van Evergem. Anderzijds heeft de
organisatie ook vijf ondersteunende diensten die werken ter ondersteuning van deze uitvoerende
diensten.
Hierbij kan u per dienst basisinformatie terugvinden over hun kerntaken en medewerkers.
Het gemeentebestuur van Evergem (zonder onderwijzend personeel) heeft 298 personeelsleden, wat staat
voor 236,38 voltijds equivalenten, in dienst (op 18 december 2012).
In concreto:
•
vastbenoemden: 101,79 FTE / 117 koppen
•
contractuelen: 68,71 FTE / 88 koppen
•
geco’s: 65,88 FTE / 93 koppen
Niveau’s:
•
decretale graden + A-niveau: 13,6 FTE / 14 koppen
•
B-niveau: 44,81 FTE / 49 koppen
•
C-niveau: 52,24 FTE / 60 koppen
•
D-niveau: 64,06 FTE / 91 koppen
•
E-niveau: 61,67 FTE / 84 koppen
Voltijds/ deeltijds:
•
Voltijds: 149 medewerkers
•
Deeltijds (ook loopbaanonderbrekingen, ouderschapsverloven, etc): 149 medewerkers
In 2009 werd door de gemeenteraad een nieuw organogram goedgekeurd. Dit organogram clustert de
gemeentediensten in drie afdelingen: een technische afdeling, een maatschappelijke afdeling en een
afdeling interne organisatie. Deze aansturing per afdeling is tot op heden niet geïmplementeerd, waardoor
enerzijds de vroegere sectorwerking en anderzijds de rechtstreekse aansturing van de vrijetijdsdiensten en
ondersteunende diensten door de gemeentesecretaris in realiteit nog van toepassing is:
•
Sector gemeentewerken met een diensthoofd die de dienst wegen, de dienst groen en
begraafplaatsen, dienst gebouwen en logistiek, de cel verkeer en de cel administratieve
ondersteuning aanstuurt.
•
Sector PROM met een diensthoofd die de dienst patrimonium, de milieudienst en de dienst
ruimtelijke ordening aanstuurt.
•
Sector maatschappelijke zaken met een diensthoofd die de dienst burgerzaken, de jeugddienst, de
dienst buitenschoolse kinderopvang, de dienst onthaalouders, de verantwoordelijke
tewerkstelling, de dienst internationale samenwerking en de cel administratieve ondersteuning
aanstuurt.
•
De gemeentesecretaris die rechtstreeks de ondersteunende diensten (secretariaat, communicatie,
ICT en personeelsdienst) en de vrijetijdsdiensten (cultuurcentrum, bibliotheek, sportdienst)
aanstuurt.
Aangezien de functies van afdelingshoofd voorzien in huidig organogram niet zijn ingevuld, bestaat het
managementteam op dit ogenblik uit: gemeentesecretaris, ontvanger en burgemeester.
Het financieel profiel van de gemeente vindt u in deze nota terug onder 2.2.2.5. (economische
ontwikkelingen – Evergem specifiek).
82
Autonoom Gemeentebedrijf Evergem
In 2005 heeft de gemeente een autonoom gemeentebedrijf opgericht: het “Autonoom Gemeentebedrijf
Evergem”. Doorheen de jaren is dit autonoom gemeentebedrijf in werking uitgebreid.
Op dit ogenblik is het autonoom gemeentebedrijf bevoegd voor:
•
de exploitatie van sporthal Evergem en sportcentrum Hoge Wal
•
sportpromotie
•
de exploitatie en werking van het cultuurcentrum
•
de exploitatie van de gemeentelijke ontmoetingscentra (OC De Lieve, OC De Burggrave, OC Ter
Gulden Celle, AC raadszaal Ertvelde, OC Cardijnwijk), m.u.v. het Koetshuis (kasteeldomein
Wippelgem), de molen in Doornzele en de ruimten in de gemeentelijke basisscholen die naschools
kunnen gebruikt worden.
•
de exploitatie en werking van de bibliotheken
Het autonoom gemeentebedrijf heeft geen eigen personeel. Het is het personeel van de gemeente die
uitvoering geeft aan de beslissingen genomen door de raad van bestuur en het directiecomité van het
autonoom gemeentebedrijf.
De raad van bestuur bestaat op dit ogenblik uit 12 gemeenteraadsleden. Elke politieke groep is erin
vertegenwoordigd. Het directiecomité bestaat op dit ogenblik uit 5 gemeenteraadsleden.
Het gemeentebestuur en het autonoom gemeentebedrijf hebben een beheersovereenkomst gesloten.
Deze beheersovereenkomst regelt de financiële verhoudingen tussen de gemeente en het bedrijf, de
afstemming van het beleid van het bedrijf op dat van de gemeente inzake exploitatie van de
infrastructuren en ermee verbonden activiteiten.
Samenwerking gemeente-OCMW
Het gemeentebestuur en het OCMW-bestuur hebben een beheersovereenkomst gesloten (juni 2012)
betreffende de samenwerking tussen gemeente en OCMW m.b.t. de gemeenschappelijke ondersteunende
diensten ICT en communicatie. Het doel van deze overeenkomst is een efficiënte, effectieve en
economische functionerende werking tot stand te brengen, waardoor de gemeente en het OCMW
Evergem naar alle belanghebbenden en zo klantvriendelijk mogelijke dienstverlening aanbieden en
garanderen. De samenwerking beoogt eveneens het creëren van objectieve schaalvoordelen voor beide
organisaties, het verminderen van de overheadkosten, continuïteit en eenheid van werken. In de
beheersovereenkomst zijn de taken en verantwoordelijkheden van beide ondersteunende diensten
opgenomen, eveneens de personeelsformatie van beide diensten. De effectieve start van de gezamenlijke
dienst ICT en communicatie was voorzien voor 1 januari 2013, maar is gezien de niet-invulling of intentie
van niet-invulling van de personeelsformatie ‘on hold’ gezet tot de nieuwe beleidsploeg hierover
duidelijkheid brengt, eveneens een visie op middellange termijn over de samenwerking gemeente-OCMW
en een visie over de OCMW-werking en –dienstverlening formuleert.
4.1. Overzicht van de gemeentelijke diensten en dienstverlening
4.1.1. Sector maatschappelijke zaken
4.1.1.1. Dienst burgerzaken
In een gemeentelijke organisatie zijn inwoners het meest vertrouwd met de dienstverlening aangeboden
door de dienst burgerzaken. Deze dienst zorgt enerzijds voor de aanmaak en vernieuwing van de
identiteitskaart (7804 in 2011), kids-ID (1003 in 2011), reispas (989 in 2011), rijbewijs (1512 in 2011),
voorlopig rijbewijs (690 in 2011), internationaal rijbewijs (125 in 2011), aangiftes adreswijzigingen (1890 in
2011), attesten en uittreksels allerhande (vb uittreksel strafregister 2531 in 2011), behandelen van
pensioenaanvragen, uitkeringen voor mindervaliden, etc. Deze dienstverlening wordt aangeboden aan het
algemeen loket op drie locaties in de gemeente.
83
Anderzijds is het de dienst waar je als inwoner mee in contact komt bij geboorte (4 geboorten op Evergems
grondgebied in 2011, 138 erkenningen van een kind, 6 adopties), huwelijk (157 in 2011), echtscheiding (91
in 2011), jubileum en overlijden (350 in 2011). Deze dienstverlening wordt aangeboden aan het loket
burgerlijke stand in het Administratief Centrum Gemeentehuis.
Het diensthoofd staat naast de algemene coördinatie van de dienst ook in voor de informatiefunctie en
dossierbeheer van vreemdelingen 153 nieuwkomers in 2011), de organisatie van verkiezingen,
straatnaamdossiers, dossiers m.b.t. hernummering en herbenaming als de opmaak van de jaarlijkse
statistieken.
Op drie locaties in Evergem kan de burger terecht voor de dienstverlening van het algemeen loket: het
Administratief Centrum Gemeentehuis (4 loketten), het Administratief Centrum in Sleidinge (1 loket) en in
het Administratief Centrum in Ertvelde (1 loket). In Sleidinge en Ertvelde zijn er beperkte openingsuren,
weliswaar is er op de drie locaties een wekelijkse avondopening op dinsdagavond tot 19u30. De loketten in
AC Gemeentehuis zijn 23u open, in AC Ertvelde 11u30 open en in AC OCMW Sleidinge 5u30 open.
Sinds 1 april 2011 werken we in het AC Gemeentehuis met een klantenbegeleidingssysteem. Met dit
e
systeem wensen we de ‘klanten’ die voor een 1 lijnsdienstverlening komt, te begeleiden naar het juiste
loket. Dit betekent dat dit systeem niet alle bezoekers in het AC Gemeentehuis registreert, maar enkel de
bezoekers die geholpen kunnen worden aan een loket. 85% van de bezoekers in het AC Gemeentehuis
worden verder geholpen aan het algemeen loket. Het gemiddeld maandelijks aantal bezoekers voor het
algemeen loket varieert tussen 1713 bezoekers (november 2011) en 2953 bezoekers (augustus 2011) per
maand. De zomermaanden juni, juli en augustus zijn voor het algemeen loket de drukste maanden van het
jaar. Voor het algemeen loket betekent dit gemiddeld op een dinsdag +-220 bezoekers (waarvan +-100
komen tussen 16u30 en 19u30 met als piek van 17u15 tot 18u40), woensdag 110 à 120 bezoekers,
maandag- en vrijdagvoormiddag 70à80 bezoekers en donderdagvoormiddag 50à60 bezoekers.
Dondervoormiddag is gemiddeld gezien de rustigste voormiddag. Het klantenbegeleidingssysteem laat ook
toe de gemiddelde wachttijd per wachtrij weer te geven. Voor het algemeen loket is een norm van een
gemiddelde wachttijd van 5 minuten bepaald, een gemiddeld wachttijd die sinds september 2011 haalbaar
is. Om deze norm te halen blijkt uit het nakijken van de gegevens in het klantenbegeleidingssysteem dat
het nodig is om in de voormiddag 3 algemene loketten open te houden. Op momenten waar door
omstandigheden maar 1 of 2 loketten open waren, zien we dat vrij direct wachtrijen en wachttijden van
meer dan 5 minuten worden gevormd. Ook in de namiddag op dinsdag en woensdag is het openen van 3
loketten aan te bevelen om de wachttijden niet te laten oplopen boven de 5 minuten. Op dinsdagavond is
het openen van 4 loketten geen overbodige luxe. Dit wordt gedaan in hoeverre voldoende personeel
beschikbaar is. Op dinsdagavond om 17u15à17u20 is vaak het moment waarop de wachttijden vaak in de
hoogte schieten: van wachttijden van 1à3 minuten op enkele minuten wachten naar wachttijden van 14à
20 minuten.
Het loket burgerlijke stand (1 loket) heeft heel wat minder bezoekers in vergelijking met het algemeen
loket: varieert tussen een 120 en 170 bezoekers per maand. Eveneens duurt de dienstverlening aan het
loket burgerlijke stand gemiddeld langer. Hierdoor kan de gemiddelde wachttijd aan dit loket hierdoor
soms omhoog getrokken worden: wanneer toevallig gelijktijdig 2 of 3 bezoekers bij het loket burgerlijke
e
e
stand moeten zijn, kan de wachttijd voor die 2 of 3 persoon soms oplopen tot een kwartier of halfuur.
(Dit is eveneens het geval bij het loket ruimtelijke ordening gezien de beperkte personeelscapaciteit en het
niet werken op afspraak.)
In kader van het “sociaal huis” kunnen inwoners die een vraag hebben over sociale hulp- en
dienstverlening en niet weten waar zij met hun vraag hiervoor terecht kunnen, deze vraag stellen aan de
onthaalmedewerkers in het Administratief Centrum Gemeentehuis en Administratief Centrum OCMW of
aan de medewerkers van de dienst burgerzaken (Algemeen Loket) in het Administratief Centrum Ertvelde.
De dienst burgerzaken bestaat uit een diensthoofd op B1-B3niveau en 10 administratief medewerkers op
C-niveau of 9 voltijds equivalenten. De dienst burgerzaken is binnen de organisatiestructuur zoals
goedgekeurd een dienst binnen de maatschappelijke afdeling. Gezien de niet-implementatie van deze
organisatiestructuur blijft de dienst burgerzaken ressorteren bij de sector maatschappelijke zaken.
84
4.1.1.2. Dienst onthaalouders
De dienst onthaalouders ‘Kleine Beer’ is een gemeentelijke dienst erkend door Kind&Gezin die
onthaalouders begeleidt in hun job als onthaalouder voor kinderen jonger dan 3 jaar. De erkenning loopt af
in september 2013. Een nieuwe erkenning moet worden aangevraagd in maart 2013.
Op dit ogenblik zijn er 134 opvangplaatsen op 16 opvanglocaties verspreid over de gemeente. De
onthaalouders zijn op dit ogenblik geen gemeentelijk personeel. De betaling gebeurt via Kind en Gezin. Wel
worden de onthaalouders aangestuurd en begeleid door twee verantwoordelijken onthaalouders op B1B3niveau (samen 1,5 voltijds equivalent). Deze verantwoordelijken zijn wel gemeentelijk personeel. De
verantwoordelijken worden gesubsidieerd volgens het aantal erkende opvangplaatsen. Eén vierde van de
1,5FTE wordt door de gemeente gesubsidieerd.
De dienst onthaalouders is (gezien de niet-implementatie van de goedgekeurde organisatiestructuur) een
dienst binnen de sector maatschappelijke zaken. De werkplek van de verantwoordelijken dienst
onthaalouders hebben hun werkplek in Kluizen.
4.1.1.3. Dienst buitenschoolse kinderopvang
De gemeente voorziet in de basisscholen van de verschillende netten op het grondgebied van de gemeente
voor- en naschoolse kinderopvang (meer info zie 3.6. onderwijs, kenmerken en trends buitenschoolse
kinderopvang). Op dit ogenblik gaat dit om 16 opvanglocaties verspreid in de gemeente. In 2011 maakten
gemiddeld ’s morgens 396 kinderen gebruik van de buitenschoolse kinderopvang (piekmoment: 626
kinderen) en ’s avonds gemiddeld 560 kinderen (piekmoment: 949 kinderen). Zoals bij 3.6. weergegeven
betekent dit in 8jaar tijd een stijging ’s morgens van 54% meer kinderen (of dagelijks gemiddeld 140meer
kinderen) en ’s avonds van 47% meer kinderen (of dagelijks gemiddeld 177meer kinderen) die van deze
gemeentelijke dienstverlening gebruik maken.
Ook tijdens de schoolvakanties wordt gecentraliseerd op 3 locaties buitenschoolse kinderopvang
aangeboden. Tijdens de zomervakantie is dit in samenwerking met de speelpleinwerking: in de voormiddag
wordt buitenschoolse kinderopvang aangeboden, in de namiddag kunnen de kinderen aansluiten bij de
speelpleinwerking die op dezelfde locatie wordt aangeboden. Tijdens de andere vakanties en of
conferentiedagen wordt een hele dag buitenschoolse kinderopvang aangeboden.
Op dit ogenblik zijn er 34 leerlingenopvangsters in dienst op D-niveau (of 16,79FTE). Zij worden
aangestuurd en begeleid door twee verantwoordelijken buitenschoolse kinderopvang op B1-B3niveau (1,3
FTE (0,3 niet ingevuld) en 1 halftijds C-niveau boven kader). Vanaf 8 januari 2013 zal ook voor de
buitenschoolse kinderopvang gewerkt worden met een geautomatiseerd systeem van registreren van de
aanwezigheden van de kinderen. Dit gebeurt binnen de software recreatex, een software dat ook wordt
gebruikt
De dienst buitenschoolse kinderopvang is (gezien de niet-implementatie van de goedgekeurde
organisatiestructuur) een dienst binnen de sector maatschappelijke zaken. De werkplek van de
verantwoordelijken BKO bevindt zich in Kluizen.
Het retributiereglement voor buitenschoolse kinderopvang werd recentelijk in de gemeenteraad van
november 2012 aangepast en treedt in werking vanaf 8 januari 2013.
4.1.1.4. jeugddienst
De gemeente heeft een eigen jeugddienst die instaat voor: 1/het ontwikkelen en uitvoeren van het
jeugdbeleid (volgens het jeugdbeleidsplan) en 2/ het ondersteunen van het lokale jeugdwerk. Dit laatste
via subsidies, materiële ondersteuning (kampvervoer) en lokalenbeleid. De jeugddienst biedt ook een eigen
vakantieaanbod aan voor kinderen tot 12jaar via grabbelpasactiviteiten en speelpleinwerking in de
zomervakantie. Voor speelpleinwerking waren er in 2011 gemiddeld 227 kinderen die dagelijks gebruik
maakten van deze dienstverlening (op de drie locaties samen). Voor jongeren tot 15jaar worden er
SWAPactiviteiten georganiseerd tijdens schoolvakanties (m.u.v. kerstvakantie).
Voor grabbelpasactiviteiten is sinds 2010 (laatste aanpassing retributiereglement op vlak van prijzen) de
deelnameprijs afhankelijk van de activiteit: het tarief wordt bepaald op basis van de reële onkost
verbonden aan de activiteit (met uitzondering van dek osten verbonden met de inzet van personeel van de
85
jeugddienst). De deelnameprijs per activiteit bedraagt minimum €2 en maximum €30. Inschrijvingen
kunnen sinds de zomer 2011 online.
De jeugdraad is een belangrijke partner voor de jeugddienst.
Ook op andere beleidsdomeinen tracht de jeugddienst de belangen van kinderen en jongeren te
behartigen, o.a. in het speelruimtebeleid waar in samenwerking met de dienst gemeentewerken en de
buurtsporters de speeltoestellen op de verschillende speelpleinen in kaart worden gebracht en een visie
hierover wordt uitgewerkt.
De jeugddienst bestaat uit een jeugdconsulent op B1-B3niveau (voltijds), 1 voltijds programmator op C1C3niveau, 1 halftijds administratief medewerker op C1-C3niveau en een 3/4FTE coördinator
speelpleinwerking op C1-C3niveau. De jeugddienst is (gezien de niet-implementatie van de goedgekeurde
organisatiestructuur) een dienst binnen de sector maatschappelijke zaken. De jeugddienst heeft de
werkplek in Kluizen.
4.1.1.5. drugpreventiedienst
De gemeente heeft een eigen drugpreventiedienst. Het betreft een intergemeentelijk
samenwerkingsverband met de gemeente Assenede, Lochristi en Zelzate. Dit is één van de 8
intergemeentelijke drugpreventiediensten die er zijn in de provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente
Lochristi stapt vanaf 1 januari 2013 uit dit samenwerkingsverband. Begin januari 2013 zal in overleg met
Assenede en Zelzate een keuze moeten gemaakt worden of we hiermee verder gaan of niet.
Bij ‘Drugpunt Evergem’ kan men bij de drugpreventiemedewerker terecht voor informatie, (ondersteuning
bij) drugpreventie, advies en begeleiding bij beginnende drugproblemen. De drugpreventiemedewerker
(B1-B3niveau) was werkzaam in de vier gemeenten en heeft zijn werkplek in Kluizen. De
drugpreventiedienst ressorteert ook
4.1.1.6. dienst internationale samenwerking
Binnen de sector maatschappelijke zaken is er een dienst internationale samenwerking met 2 halftijds
verantwoordelijken internationale samenwerking (B1-B3niveau).
De dienst internationale samenwerking wil werken aan een meer rechtvaardige en solidaire gemeente. Dit
gebeurt via een brede waaier aan programma’s en projecten gaande van sensibilisering en informatie over
e
logistieke en financiële ondersteuning aan noord-zuidorganisaties en 4 pijler initiatieven tot acties in het
zuiden zelf. De gemeente Evergem heeft een stedenband met Guaranda in Ecuador.
De gemeente heeft een convenant afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap. Ook heeft de gemeente een
programma met de federale overheid. Hierdoor kunnen we Vlaamse en federale middelen benutten voor
het uitbouwen van het beleidsthema ontwikkelingssamenwerking. In het budget 2012 betekent dit een
budget van € 66.866 werkingssubsidies van de hogere overheden dat kan ingezet worden voor
ontwikkelings-samenwerking. De federale subsidie (€32.616) moet integraal doorgestuurd worden aan
Guaranda om er daar projecten mee te financieren. Met het planlastendecreet verdwijnt de verplichting
om een sectoraal beleidsplan internationale samenwerking op te maken en de koppeling van de opmaak
van dit beleidsplan met de subsidies. Om subsidies te kunnen verkrijgen van de Vlaamse overheid zullen
deze alleen nog kunnen worden toegekend aan lokale besturen die op het lokale niveau invulling geven
aan de Vlaamse beleidsprioriteit inzake gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, namelijk door de
opname van ontwikkelingssamenwerking in het reguliere lokale beleid en de verdere professionalisering
van de lokale besturen op het vlak van gedecentraliseerde ontwikkelingssamenwerking, zowel op het vlak
van eigen acties als op het vlak van de coördinatie van lokale initiatieven. Die beleidsprioriteit heeft
minstens betrekking op de eerste van de volgende resultaatgebieden en kan, als de gemeente daarvoor
kiest, daarnaast ook het tweede resultaatsgebied omvatten: 1/ de versterking van het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking in de eigen gemeente, 2/ de versterking van de bestuurskracht van een
partneroverheid in het Zuiden, zodat die haar kerntaken zo goed mogelijk kan uitvoeren.
Samen met 102 andere Vlaamse gemeenten heeft Evergem (sinds 2009) de titel van Fair Trade gemeente.
Deze titel geeft aan dat er heel wat inwoners, verenigingen, scholen, horeca-zaken en winkels eerlijke
handelsproducten kopen of te koop aanbieden. Hiermee draagt Evergem zijn steentje bij om de
86
levensomstandigheden van de kleine boeren in het zuiden te verbeteren. Eveneens sluit het aan op de
visie van duurzame ontwikkeling.
De Gemeentelijke Raad voor Internationale Samenwerking (adviesraad) is een belangrijke partner van de
dienst.
4.1.1.7. lokale werkwinkel – tewerkstelling en ondernemen
Het lokaal werkgelegenheidsbeleid is uitgebouwd in de lokale werkwinkel in samenwerking met partners
zoals VDAB en OCMW die ook in de lokale werkwinkel zijn gehuisvest. De gemeente coördineert en
ondersteunt tewerkstellingsprojecten binnen de lokale werkwinkel. Hiervoor is vanuit de gemeente een
halftijdse functie verantwoordelijke tewerkstelling en ondernemen (B1-B3-niveau) voorzien. Deze functie is
op dit ogenblik niet ingevuld. Eveneens zou er sprake zijn dat de VDAB als partner zou uitstappen, wat
betekent dat het gehele concept van ‘lokale werkwinkel’ in vraag wordt gesteld. Binnen de lokale
werkwinkel heeft ook de PWA (Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap) zijn plaats. De gemeente zal een
keuze moeten maken welke rol zij op vlak van tewerkstelling en ondernemen de komende legislatuur
wenst op te nemen.
4.1.1.8. ‘Rest’ maatschappelijke zaken
Naast de bovengenoemde diensten die ressorteren onder de sector maatschappelijke zaken, biedt deze
sector in het AC Gemeentehuis ook nog volgende dienstverlening:
•
•
evenementenloket:
o
aanspreekpunt voor elke inwoner of organisator die in Evergem een evenement wenst te
organiseren
o
afhandeling aanvragen evenementen (= publieke manifestaties op openbaar of privaat
domein). (Voor 2011: 189 aanvragen evenementen algemeen, 33 aanvragen
wielerwedstrijd en joggings)
o
afhandeling aanvragen gemeentelijk uitleenmateriaal (261 aanvragen feestmateriaal
voor 2011)
o
afhandeling aanvragen gebruik gemeentelijke infrastructuur (876 aanvragen culturele
infrastructuur)
o
betoelaging en onderzoek van het geplande evenement op de conformiteit met het
gemeentelijk politiereglement (o.m. de aard van de activiteit, de aankondiging en
bewegwijzering, sluitingsuur, geluidswagens, ….);
o
standplaatsen circussen en andere bijzondere manifestaties;
o
organiseren coördinatievergadering mbt veiligheid tijdens evenementen
o
uitwerken en ondersteunen van gemeentelijke evenementen (vb. t.g.v. ingebruikname
van gemeentelijke infrastructuur)
o
organiseren en ondersteunen van gemeentelijke plechtigheden (vb. ontvangst van de
nieuwe inwoners, huldiging van de verdienstelijke inwoners, plechtigheden t.g.v. officiële
feestdagen (vb. 11 en 21 juli, 11 november, …..), inhuldiging van gemeentelijk
patrimonium, ontvangst van lokale personaliteiten (vb pastoors), personeelsfeest, …..), …
o
organiseren van ontvangsten van personen (vb. hoogwaardigheidsbekleders) en
verenigingen.
loket lokale economie:
o ondersteunt de adviesraad lokale economie en de acties die deze organiseert.
o ondersteunt specifieke doelgroepen:
-
vergunningen voor bepaalde specifieke handelsactiviteiten:
* taxibedrijven en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder,
87
-
•
* opslag van vuurwerk,
* vestigingen van dierenhandelszaken,
* kansspelinrichtingen,
* grote handelsvestigingen (sociaal-economische vergunningen),….
uitwerken en/of ondersteunen van specifieke, periodiek terugkerende
(sensibiliserende) acties. Voorbeelden: ‘Met belgerinkel naar de winkel’,
‘ondernemingsvriendelijke gemeente’,…, alsook het uitwerken en/of ondersteunen
van eenmalige activiteiten zoals bijvoorbeeld Open BedrijvenDag
-
markten, jaarmarkten: organisatie, standplaatsen, controle, …
-
voor publiek toegankelijke inrichtingen: objectieve aansprakelijkheid,
brandpreventie en –veiligheid, ….
-
horeca, voedselveiligheid, hinder bij openbare werken, nachtwinkels, sluitingsdagen
en –uren, …….
loket land- en tuinbouw:
o ondersteunt land- en tuinbouwraad
o ondersteunt specifieke doelgroepen:
administratieve begeleiding en ondersteuning van specifieke activiteiten en dossiers:
ziekten en plagen bij (pluim)veestapel en varkens (vogelpest, mond- en klauwzeer,
varkenspest, brucellose, …), schadecommissie, jaarlijkse land- en tuinbouwtellingen,
jaarmarkten en veeprijskampen (organisatie, begeleiding)
- betoelaging prijskampen (trekpaarden en warmbloedpaarden) en activiteiten tot
promotie van de lokale land- en tuinbouw
- organisatie en ondersteuning van eenmalige activiteiten in verband met de (lokale) landen tuinbouw
- dierenwelzijn en dierenbescherming
Gezien het beperkt aantal bezoekers voor het loket land- en tuinbouw, lokale economie en evenementenloket
in het AC Gemeentehuis en het feit dat deze dienstverlening door dezelfde medewerkers wordt aangeboden is
één fysiek loket hiervoor ingericht.
-
•
•
•
•
•
ondersteuning seniorenraad en hun activiteiten
ondersteuning gezinsraad en hun activiteiten
ondersteuning minderhedenbeleid, personen met een beperking
ondersteuning verbroedering en jumelage
volksgezondheid: ondersteuning van voorlichtings- en preventiecampagnes (vb griepvaccinatie,
rookstopbegeleiding)
• beheer van de gemeentelijke (gemeentebestuur en AGB) verzekeringsdossiers: 165 actieve
verzekeringspolissen
• beheer van schadedossiers en van de gerechtsdossiers die hiermee verband houden
• flankerend onderwijsbeleid: sociale voordelen en netoverschrijdend onder-wijsoverleg
• interne koerierdienst tussen gemeentelijke diensten en naar externe diensten (dagelijks)
Deze dienstverlening wordt verleend door het sectorhoofd maatschappelijke zaken (A1-A3niveau) en 3,2 FTE
administratief medewerkers (C1-C3niveau).
88
4.1.2. Sector gemeentewerken
4.1.2.1. Dienst wegen en rioleringen, nutsleidingen en waterlopen
De dienst wegen en rioleringen, nutsleidingen waterlopen is een dienst binnen de sector gemeentewerken.
Deze dienst staat in voor:
•
het onderhoud van de wegeninfrastructuur : 373km wegen waarvan 291,5km verantwoordelijkheid
lokaal bestuur
•
de verdere uitbouw van het rioleringsstelsel
•
het beheer van de afwatering
•
opmaken vergunningen en toezicht op het herstel bij werken door de nutsmaatschappijen (ongeveer
80 vergunningen per jaar)
•
uitwerken en opvolgen werken door derden
De dienst bestaat uit een diensthoofd op B4-B5niveau, twee adjuncten op B1-B2-niveau en 1 technisch adjunct
op C1-C3niveau.
12 werklieden aangestuurd door een ploegbaas staan in voor:
•
•
•
•
•
2 man die het ganse jaar door huisaansluitingen realiseert op de rioleringen
3 man (tijdens hoog seizoen met 4) die de signalisatie voor zijn rekening neemt
3 man voor de grote herstellingen
2 man voor de kleine herstellingen
2 man onderhoudswerken (kerkwegels, wegbermen, grachten, voetpaden en rioleringen...)
4.1.2.2. Dienst groen en begraafplaatsen
Verspreid over 292 locaties onderhoudt de dienst groen en begraafplaatsen dagelijks ongeveer 80 ha groen. De
dienst groen en begraafplaatsen is één van de diensten binnen de sector gemeentewerken.
25 werklieden staan in voor het dagelijks groenonderhoud. Deze worden aangestuurd door 2 adjuncten (B1B3niveau) onder leiding van het diensthoofd (B4-B5niveau). De werklieden zijn opgedeeld in diverse ploegen:
a.
Reinigingsploeg (5 werklieden)
- machinaal en manueel vegen van alle straatgreppels
- opkuisen van drie wekelijkse markten en alle kermissen
- reinigen 65 bushokjes (4 bushokjes worden onderhouden door firma (reclame))
- ledigen 210 vuilbakjes
- onderhoud 251 zitbanken
- water geven seizoensbeplanting
- ledigen van bladkorven in 164 straten
b.
Gras- en snoeiploeg (4 werklieden)
- gras afrijden met machines met een breedte van 52 cm, zitmaaiers 1,20 m met opvang,1,80 m en
4,80 m zonder opvang.
- in de winter snoeien van beplanting
c.
4 Groenploegen (12 werklieden)
- dagelijks onderhoud van groenzones
- snoeien beplanting in de winter
- nieuwe aanplantingen : grote werken worden uitbesteed
d.
Begraafplaatsen (4 werklieden)
- staan in voor de begravingen (240 begravingen in 2011)
- onderhoud 9 begraafplaatsen (Sleidinge en Engelenhof worden in de zomer onderhouden via sociale
economie
- De groenploegen staat enkel in voor het maaien van het gras.
Hiernaast is het diensthoofd en de twee adjuncten verantwoordelijk voor:
• advies kapvergunningen
89
• subsidie voor kleine landschapselementen
• advies bij aanvragen nutsleidingen
• advies en opvolging van de werken bij groenaanleg verkavelingen en wegenis werken
• aankoop: materiaal seizoensbeplanting, speeltuigen, voor- en najaarsbeplanting, straatmeubilair…
• uitwerken en opvolgen werken door derden: maaien wegbermen, doorzaaien voetbalvelden,
zwerfvuilproject, kappen en snoeien van bomen ….
• opmaken en opvolgen beleidsplannen i.s.m. andere diensten: beheersplan Dries, pesticidenreductieplan,
gemeentelijk natuurontwikkelingsplan…
4.1.2.3. Dienst gebouwen en logistiek
De Dienst Gebouwen en Logistiek staat in voor het faciliteitenbeheer. Dit houdt onder meer in de zorg voor het
gebouwenpatrimonium van de Gemeente Evergem en het Autonoom Gemeentebedrijf (AGB). Dit omvat 66
gebouwen en variëren in omvang van meer dan 5.300 m² tot enkele tientallen m²:
• Een eerste ‘reeks’ gebouwen (5) omvat de gebouwen die aan de administratieve diensten gelinkt zijn:
-
-
Het Administratief Centrum Gemeentehuis met de twee garagegebouwen in de tuin erachter
is oorspronkelijk in 1890 gebouwd, maar in 1994 sterk uitgebreid. In kader van het
vernieuwde dienstverleningsconcept werden in 2010-2011 enkele aanpassingen
doorgevoerd.
Het Administratief Centrum Ertvelde is volledig gerenoveerd met de aanbouw en integratie
van het bibliotheekfiliaal Ertvelde (1996).
Het Administratief gebouw Kluizen is in jaren niet meer aangepakt. Op dit ogenblik hebben
de diensten buitenschoolse kinderopvang, onthaalouders, jeugddienst en drugpreventie er
hun werkplek. De laatste renovaties dateren wellicht van toen het OCMW het gebouw in
gebruik nam.
• Het politiecommissariaat is in oorsprong ook een gebouw uit de 19 eeuw, maar het werd in de jaren
negentig uitgebreid en volledig gemoderniseerd. Ondertussen werd het aanpalende huis op de hoek van de
straat ook in het complex opgenomen. Het dak van het oudste deel moet ernstig gerenoveerd worden en de
inrichting is aan herziening toe. Dit gebouw wordt verhuurd aan de Politiezone Assenede-Evergem, maar de
gemeente is eigenaar.
de
• De derde reeks gebouwen (3) zijn de sanitaire voorzieningen, ateliers en loodsen van de werklieden van de
Dienst Gemeentewerken in Oostveld. In 2011 werden twee containergebouwtjes toegevoegd om de
dringendste nood van plaatsgebrek voor sanitaire voorzieningen te verhelpen. In Hooiwege op de vroegere
Bentex-site huurt de gemeente een loods voor de opslag van materiaal. De sanitaire ruimtes en ateliers zijn
in 1990 gebouwd. In de jaren negentig werden de loodsen nog uitgebruid. De site wordt langzaamaan te
klein om de dienst te kunnen blijven huisvesten.
• De volgende reeks gebouwen zijn de schoolgebouwen.
-
-
-
-
De Gemeentelijke Basisschool (GBS) Evergem is sinds de jaren vijftig tot 2002 in zeven
bouwfasen gerealiseerd. In 2008 werd de verwarming nog gerenoveerd. Er is weer
plaatsgebrek en er zijn nog isolatiewerken uit te voeren aan de oude delen van het gebouw.
De lagere school van GBS Sleidinge is in drie bouwfasen gerealiseerd. In het najaar van 2011
is de verwarming gerenoveerd. Er is echter weer plaatsgebrek en de oudste delen van het
gebouw moeten beter geïsoleerd worden.
De kleuterschool van GBS Sleidinge werd eind de jaren negentig gebouwd en is in goede
staat. Om de nood aan turnruimte (voor kleuters) op te vangen werd de kapel aan de
overzijde van de straat op het OCMW-terrein in gebruik genomen bij de school. Dit gebouw is
daar eigenlijk niet voor geschikt en is slecht geïsoleerd.
GBS Belzele zal in de periode 2012-2014 volledig worden vernieuwd, met uitzondering van de
turnzaal. Het is echter een bijna vaststaand feit dat tegen het einde van de bouwwerken de
volgende bouwfase al hoogst noodzakelijk zal zijn, omdat de refterruimte al veel te klein zal
zijn (het gebouw is ontworpen om in twee bouwfasen gerealiseerd te worden).
90
-
GBS Wippelgem is in de periode 2008-2011 volledig nieuw gebouwd en is naar onze mening
volledig in orde.
• De volgende reeks gebouwen (13) omvat de gebouwen voor de erediensten.
-
de kerken van Ertvelde, Evergem, Kluizen, Doornzele, Kerkbrugge-Langerbrugge en Rieme zijn
eigendom van de gemeente, maar worden beheerd door de kerkfabrieken.
de dekenij Evergem en Pastorij van Doornzele en Ertvelde worden nog bewoond door
bedienaars.
de pastorij van Sleidinge is door het OCMW in gebruik
de pastorij van Kluizen wordt als woning verhuurd
de pastorij van Kerkbrugge is door het OCMW in gebruik
de pastorij van Belzele is verkocht
• De culturele infrastructuur omvat een tiental gebouwen.
-
De hoofdbibliotheek werd in 1994 in gebruik genomen. In 2011 werd het dak gerenoveerd. In
2013 zal de binnenzijde nog eens grondig gerenoveerd moeten worden.
Het bibliotheekfiliaal van Sleidinge werd in 2008 aan het cultuurcentrum gebouwd.
Het administratief gebouw waar het personeel van het Cultuurcentrum is gevestigd ervoor
de
dateert uit de 19 eeuw en daar dringt zich nog een renovatie op.
De theaterzaal zelf is gebouwd in 1990. Een vaste tribune werd voorzien in 2010.
In Belzele worden twee gebouwen uit de jaren vijftig gebruikt als ontmoetingscentrum. De
toestand van de gebouwen is niet rampzalig maar ook zeker niet optimaal.
Het ontmoetingscentrum Ter Gulden Celle in Doornzele dateert uit het begin van deze eeuw
en is in goede toestand.
Ontmoetingscentrum De Burggrave is in concessie gegeven. Dit gebouw is oud en er zullen
zich kosten opdringen in de (nabije) toekomst.
Ontmoetingscentrum Cardijnwijk dateert van 2012.
De molen van Doornzele is in 2003 als bijna nieuwbouw in gebruik genomen.
De molen van Wippelgem is een historisch erfstuk dat na de restauratiewerken in de jaren
negentig verder op punt moeten gehouden worden
In het Administratief Centrum in Ertvelde is het bibliotheekfiliaal in gevestigd.
• Op het kasteeldomein van Wippelgem situeren zich zeven gebouwen of bouwwerken: het Kasteel, het
Koetshuis, het Hoveniershuis (in concessie), de Boerderij, de serre, de duiventoren en de ijskelder. Gezien de
leeftijd en de omvang van het domein en haar gebouwen, zal hier steeds moeten in blijven geïnvesteerd
worden. Tegen 2018 komen de pachtgronden vrij. Een duidelijke visie over dit kasteeldomein moet worden
uitgewerkt.
• In de reeks sportinfrastructuur vinden we ook acht gebouwen terug.
-
-
De sporthal Evergem is gebouwd in 1984 en er is al één en ander aan gerenoveerd. In 2012
moeten de sturingen van verwarming en de ventilatie vernieuwd worden.
De sporthal (2001-2002) en zwembad (1976) Hoge Wal is een zeer complexe materie op
gebied van technische installatie waar permanente aandacht zal moeten aan gegeven
worden.
De cafetaria en kleedkamers van de atletiekpiste werden gebouwd in de jaren negentig. De
atletiekpiste zelf werd vernieuwd in 2011.
De accommodatie op de voetbalterreinen van Belzele, Ertvelde, Evergem, Doornzele en
Sleidinge is eigendom van de gemeente.
• Voor diverse bestemmingen hebben we nog een reeks gebouwen op verspreide lokaties:
-
-
We denken dan aan de oude houten chalets en de containerlokalen op de Hoge Wal. Beiden
zijn tijdelijk constructies die nog slechts een beperkte levensduur hebben.
Voor de speelpleinwerking (vzw Spees) werd aan de bibliotheek Evergem een gebouw
overgenomen van het OCMW: het Duckhouse. Dit gebouw dateert uit de jaren zestig en er
zijn kosten aan.
Het oude schoolhuis in de Kapellestraat is ter beschikking gesteld aan een aantal
verenigingen (vaste gebruikers). Als men voor dit gebouw renovaties begint te vragen kan
met het beter afbreken.
91
-
-
Op de parking in de Bolwerkstraat staat een containerlokaal als berging voor materiaal van de
jeugddienst.
In de tuin achter het administratief centrum Ertvelde staan twee klaslokalen uit de jaren
zestig als huisvesting voor enkele verenigingen en als vergaderlokaal te gebruiken door alle
Evergemse verenigingen.
Aan de school van Sleidinge staan enkele containerklassen voor de school zelf en enkele
containerlokalen als tijdelijke huisvesting voor KLJ Sleidinge.
De voormalige bibliotheek van Rieme is ter beschikking gesteld van het OCMW als
noodwoning.
• De laatste reeks gebouwen zijn de dienstgebouwen op de begraafplaatsen van Evergem, Ertvelde en
Sleidinge (uit de jaren negentig) en het dienstgebouw van het containerpark (2010).
Naast de gebouwen zijn er een reeks andere voorzieningen die moeten beheerd worden. We denken daarbij
aan:
• de omgeving van de gebouwen
• de voetbalterreinen van Evergem, Ertvelde, Sleidinge, Belzele, Doornzele
• de atletiekpiste en skeelerpiste op de Hoge Wal en de skeelerpiste in Evergem
• het containerpark en de stapelplaats langs de Jaques Paryslaan
• Op ruim dertig plaatsen zijn ‘foorkasten’ voorzien voor de elektriciteitsvoorziening bij plaatselijke kermissen.
Op de marktplaatsen van Evergem, Ertvelde en Sleidinge zijn aansluitkasten geplaatst voor de marktkramers.
Om al deze voorzieningen te onderhouden bestaat de dienst gebouwenbeheer en logistiek uit:
• een waarnemend diensthoofd
• drie adjuncten
• een werkliedenkader van 11 vakmannen en medewerkers voor de technische herstellingen:
• 1 schrijnwerker
• 3 schilders
• 1 metser
• 1 loodgieter
• 3 losse medewerkers
• 1 rattenvanger
• 1 openstaande functie (elektricien)
• Op het containerpark is een ploeg van 4 vakmannen en medewerkers tewerkgesteld.
• In het magazijn van Oostveld is nog een ploeg voor logistieke ondersteuning gehuisvest van 8 personen en
een ploegbaas. Zij zorgen voor intern transport, zijn de uitleendienst in kader van uitlenen van materiaal,
metaalwerken, werken met tractor langs de wegen, …
• Voor het onderhoud en de reiniging van de gebouwen zijn er diverse ploegen schoonmaakpersoneel onder
de leiding van één van de adjuncten van de dienst. Binnen sport, cultuur en de gemeentelijke basisscholen
hebben ze eigen onderhoudspersoneel.
4.1.2.3. Cel verkeer
Binnen de sector gemeentewerken is er de cel verkeer. De mobiliteitsambtenaar stuurt inhoudelijk deze cel
aan. De cel verkeer wordt gevormd door de mobiliteitsambtenaar (B1-B3niveau) en twee medewerkers van de
administratieve cel van de sector gemeentewerken die deeltijds voor verkeer werken. Deze medewerkers van
de administratieve cel handelen de aanvragen voor inname openbaar domein (evenementen/werken
aannemer/ werken eigen personeel/ inname particulieren) af (in 2011: 162 vergunningen in kader van een
evenement, 151 signalisatievergunningen voor werken aannemers, 38 signalisatievergunningen voor werken
eigen personeel)
92
De mobiliteitsambtenaar streeft naar een degelijk mobiliteitsbeleid dat een evenwicht zoekt tussen de
aspecten: verkeersveiligheid, bereikbaarheid, toegankelijkheid, leefbaarheid, milieu en economie. Zie 3.2.
mobiliteit. Dit evenwicht moet vertaald worden naar beleidskeuzes en in eerste instantie vastgelegd worden in
het mobiliteitsplan.
Een klankbord voor de mobiliteitsproblematiek is de verkeerscommissie die driemaandelijks samenkomt.
Maandelijks is er een ambtelijke werkgroep (stuurgroep verkeer), die met specialisten ter zake verkeers- en
mobiliteitsproblemen onder de loep neemt en een advies formuleert.
4.1.2.3. Cel administratieve ondersteuning
De sector gemeentewerken wordt aangestuurd door een sectorhoofd op A1-A3 niveau. Voor alle diensten
binnen de sector gemeentewerken is er een administratieve poule ter ondersteuning. Deze bestaat uit 6
administratief medewerkers (5,75FTE) waarvan 2 voornamelijk werken voor verkeer (zie hierboven).
4.1.3. Sector PROM
4.1.3.1. dienst patrimonium
De dienst patrimonium maakt deel uit van de sector PROM (patrimonium, ruimtelijke ordening en milieu). De
dienst staat in voor het administratief en juridisch beheer van het patrimonium (openbaar domein en privaat
domein) van de gemeente:
-
aankopen, verkopen, overnames, huurovereenkomsten & notariële formaliteiten (in 2011: 20
gemeenteraadsdossiers en besluiten)
-
rooilijnplannen, onteigeningsplannen en onteigeningsdossiers (in 2011: 14
gemeenteraadsdossiers en besluiten)
-
opvolging gerechtelijke procedures-patrimonium/ro/milieu
-
juridische adviesformulering (eigendomsconflicten, buurtwegen, erfdienstbaarheden) en
informatieverstrekking
-
administratief toezicht kerkbesturen (in 2011: 65 kerkraadbesluiten nagezien)
Ook het opvolgen van het strategisch plan Gentse Kanaalzone, deelstudies en actieprogramma gebeurt door
het sectorhoofd PROM in samenwerking met de stedenbouwkundig ambtenaar.
De dienst patrimonium bestaat uit een diensthoofd op A4-niveau (eveneens sectorhoofd PROM) en een
stafmedewerker op B1-B3-niveau.
4.1.3.2. dienst ruimtelijke ordening
De dienst ruimtelijke ordening maakt deel uit van de sector PROM (patrimonium, ruimtelijke ordening en
milieu) en bestaat uit de stedenbouwkundig ambtenaar op B4-B5niveau en een administratief medewerker op
C1-C3niveau. Zij staan in voor:
•
vergunningsbeleid en vergunningsprocedures ruimtelijke ordening
in 2011:
-
504 stedenbouwkundige vergunningen
-
6 verkavelingen en 27 verkavelingswijzigingen
-
1 stedenbouwkundig attest
-
870 stedenbouwkundige uittreksels
-
159 openbare onderzoeken mbt deze vergunningsaanvragen
•
opvolging grond- en pandenbeleid en Vlaamse wooncode
•
ruimtelijk beleid en ruimtelijke planningsprocessen ( = structuurplanning en ruimtelijke uitvoeringsplannen), landinrichtingsplannen K-gebieden + informatieverstrekking (voor 2011: 9 gemeenteraadsdossiers en besluiten m.b.t. ruimtelijke lanning en RUP’s)
93
Het loket ruimtelijke ordening is tijdens de openingsuren ook altijd beschikbaar voor publiek. Het aantal
bezoekers per maand voor dit loket varieert tussen de 160 en 220 bezoekers.
4.1.3.3. dienst milieu
De dienst milieu maakt ook deel uit van de sector PROM (patrimonium, ruimtelijke ordening en milieu) en
bestaat uit de milieuambtenaar op B4-B5niveau en de duurzaamheidsambtenaar op B1-B3niveau. Zij staan in
voor:
•
het gemeentelijk milieubeleid en planning, uitvoering mina-overeenkomst , o.a. afvalbeleid en
sensibilisering
•
milieuvergunningen, MER & veiligheidsrapportering, milieuklachten, subsidies en informatieverstrekking
in 2011:
-
37 klasse 1 milieuvergunningsaanvragen (+ openbaar onderzoek)
-
28 klasse 2 milieuvergunningsaanvragen (+ openbaar onderzoek)
-
38 klasse 3 meldingen
Het loket milieu is eveneens als loket toegevoegd in het klantenbegeleidingssysteem. Het aantal bezoekers per
maand voor dit loket varieert tussen 12 en 40 bezoekers.
4.1.4. Vrijetijdsdiensten
Gezien de niet-implementatie van de organisatiestructuur ressorteren de vrijetijdsdiensten rechtstreeks onder
de gemeentesecretaris.
4.1.4.1. Bibliotheek
De bibliotheek heeft een vestiging in de drie grote dorpskernen van de gemeente: de hoofdbibliotheek in
Evergem-centrum en een filiaal in Ertvelde en Sleidinge. M.u.v. zondag zijn zowel de hoofdbibliotheek als de
filialen alle dagen open voor publiek: 31u in de hoofdbib (leeszaal 39u), 19,5u in beide filialen.
De bib kent +- 7500 leners (67,6% hoofdbib, 18,3% filiaal Ertvelde, 14,1% filiaal Sleidinge) en +- 268.000
uitleningen per jaar (57,8% hoofdbib, 16,9% filiaal Ertvelde, 15,7% filiaal Sleidinge, 9,6% via wisselcollectie).
Alle backofficetaken (administratie, collectievorming, ontsluiting, collectieverzorging, organisatie activiteiten,…)
worden verricht in de hoofdbibliotheek.
Voor de scholen in de kleinere Evergemse dorpskernen worden wisselcollecties uitgewerkt en naar deze
scholen gebracht.
Minder mobiele personen en woonzorgcentra kunnen beroep doen op de dienstverlening ‘bib aan huis’. +- 20
personen en 4 woonzorgcentra maken hiervan gebruik.
Naast de dagelijkse dienstverlening organiseert de bibliotheek doorheen het jaar ook uitbreidingsactiviteiten
om de bibliotheekwerking te verbreden en verdiepen: auteurslezingen, tentoonstellingen, jeugdboekenweek,
gedichtendag, bibliotheekweek, lees-race, literaire lente, verhalenzomer, ontmoeting met auteurs,
voorleesweek, themastanden, … Eveneens zijn er 2 leesclubs die wekelijks samenkomen en ondersteunt de bib
ook 2 leesclubs van Markant.
Omwille van het grote aantal openingsuren en de werking op drie locaties telt de bibliotheek een groot deel
deeltijdse medewerkers. De dienst bestaat uit een diensthoofd op A1-A3niveau, een dienstleider op B4B5niveau, 3 assistent-dienstleiders op B1-B3niveau, 10 bibliotheekassistenten (5FTE) op C1-C3niveau, 2
gesubsidieerde contractuelen (1FTE) op C1-C3niveau, 1 sociale maribel (1FTE) op C1-C3niveau, 1 administratief
medewerker op C1-C3niveau, 1 boekbindster op D1-D3niveau (halftijds) en 1 collectie verzorging plastificeren
op E-niveau (halftijds).
4.1.4.2. Cultuurcentrum
Het cultuurcentrum Evergem is een cultuurcentrum in de categorie C en heeft een regionale functie
(decretaal). Het cultuurcentrum ontwikkelt elk seizoen een eigen artistiek programma: podiumkunsten (40 tal
94
avondvoorstellingen, 6 tal familievoorstellingen, 45 tal schoolvoorstellingen), tentoonstellingen (24tal),
vormingsactiviteiten (20tal 1241 deelnemers) en publiekswerking (20 tal toeleidingsactiviteiten en
omkaderingsactiviteiten).
De cafetaria van Stroming wordt uitgebaat in eigen beheer.
Het cultuurcentrum geeft ook aan derden de kans om podiumactiviteiten, tentoonstellingen, ontmoetings- en
vormingsactiviteiten te organiseren. (voor 2010: 55 podiumactiviteiten, 9 tentoonstellingen, 65 educatie)
Het cultuurcentrum beheert de gemeentelijke culturele infrastructuur met Stroming als podiuminfrastructuur
en de ontmoetingscentra als plek voor het sociaal-cultureel leven. Gemeentelijke ontmoetingscentra in
Evergem zijn:
•
Belzele: De Lieve
•
Doornzele: Ter Gulden Celle + molen Doornzele
•
Ertvelde: raadszaal en vergaderlokaal in het AC Ertvelde (oud gemeentehuis)
•
Evergem-centrum: naschools gebruik van polyvalente zaal, refter en/of keuken in de gemeentelijke
basisschool
•
Kerkbrugge-Langerbrugge: De Burggrave (in concessie)
•
Sleidinge: naschools gebruik van de polyvalente zaal, refter en/of keuken in de gemeentelijke
basisschool
•
Sleidinge: Cardijnwijk (ontwerp klaar)
•
Wippelgem: koetshuis op kasteeldomein van Wippelgem
•
Wippelgem: naschools gebruik van de polyvalente zaal van de gemeentelijke basisschool
Het Cultuurcentrum is het aanspreekpunt voor podiumkunsten, voor verhuur van Stroming en is partner in het
lokaal cultuurbeleid waar er raakvlakken zijn met de werking. Het evenementenloket (AC Gemeentehuis) wordt
vanaf 1 januari 2013 het aanspreekpunt voor verhuur van de verschillende ontmoetingscentra.
De dienst bestaat uit een diensthoofd op A4-niveau, 2 cultuurfunctionarissen op B1-B3niveau, 2,5
administratief medewerkers op C1-C3-niveau (1,9FTE), 1 hoofdtechnicus op B-niveau, 2 technici op C1-C3niveau en 5 schoonmaker-buffetmedewerkers op E-niveau (3,96FTE).
4.1.4.3. lokaal cultuurbeleid
De rol van de cultuurbeleidscoördinator (‘cubeco’) is het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal
cultuurbeleid, dit o.a. via het uitwerken van gemeenschapsvormende culturele projecten in samenwerking met
Cultuurcentrum, bibliotheek en andere partners.
Als officieel adviesorgaan voor alle culturele aangelegenheden is de gemeentelijke cultuurraad een belangrijke
partner in het lokaal cultuurbeleid.
Ook de coördinatie van het toeristisch beleid wordt aangestuurd door de cultuurbeleidscoördinator.
De cultuurbeleidscoördinator is een gesubsidieerde functie op A1-A3niveau, beschikt over een gesubsidieerd
werkingsbudget van 1€ per inwoner en maakt in het organogram deel uit van de dienst secretariaat.
4.1.4.4. sportdienst
De gemeente Evergem beschikt over heel wat eigen sportinfrastructuur:
•
Sporthal in Evergem-centrum met spiegelzaal en 3 terreinen
•
Sportcentrum Hoge Wal in Ertvelde met spiegelzaal, 4 terreinen, zwembad, atletiekpiste, voetbalveld,
skeelerpiste, Finse looppiste, krachtbalveld, 2 vollevbalvelden, 2 basketterreinen, speelplein, verhard
terrein, fit-o-meter, oriëntatieparcours, skatetoestellen, 2 bolbanen en 4 petanquebanen
•
arteveldestadion in Ertvelde met voetbalveld, 5 tennisterreinen, 18 bolbanen en een trapveld en
speelterrein met speeltuigen
•
gymzalen in de gemeentelijke basisschool in Evergem, Belzele, Wippelgem en Sleidinge
•
voetbalvelden in alle dorpskernen
95
•
36 speelpleinen met allerhande openluchtsportinfrastructuur en speeltoestellen in alle dorpskernen,
in meerdere woonwijken.
Enerzijds wil de sportdienst via promotie ervoor zorgen dat de inwoners de weg naar de vele sportverenigingen
vinden, anderzijds wil de sportdienst diegene die zich niet binnen het clubgebeuren thuis voelen of er geen
aanbod vinden ook aan te moedigen tot sport en beweging door het uitwerken van een eigen programmatie.
Ook heeft de sportdienst een uitgebreid scholenaanbod: Voor schooljaar 2010-2011: 30 sportdagen, 50
sportklassen, 8 tornooien (scholencross 1109 deelnemers, 30minuten zwemmen 1145 geslaagden, wandel mee
181 deelnemers, handbaltornooi 68 ploegen, netbaltornooi 64 ploegen, atletiekmeerkamp 572 deelnemers,
peanutbaltornooi 33 ploegen, Als een vis in ’t water 186 geslaagden.
Hiernaast is de sportdienst verantwoordelijk voor het beheer van de eigen sportinfrastructuren.
Bezetting zwembad: 25u/week voorbehouden voor vrij zwemmen, 7u15 voor vzw in kader van wekelijkse
zwemactiviteiten (zoals seniorenzwemmen, zwemmen voor vrouwen, hydrobic, revalidatiezwemmen,..),
19u/week voorbehouden voor scholen en instellingen en 23u/week voorbehouden voor zwemclub.
Bezetting sportcentra: sinds 2011-2012 maken de vroegere gebruikers van de sporthal van Muda nu ook
gebruik van de gemeentelijke sportinfrastructuur, terrein 4 wordt ’s avonds quasi continu gebruikt, ook
gymzalen worden intensiever gebruikt dan voorheen.
De dienst bestaat uit een diensthoofd op A1-A3niveau, 1 verantwoordelijke sportpromotie op B4-B5niveau, 3
sportpromotoren op B1-B3niveau, 2 sportbuurt-medewerkers op B1-B3niveau, 1,5 administratief medewerkers
op C1-C3niveau, 14 redders-schoonmaker-buffetmedewerkers op D-niveau (13,16FTE) en 8 schoonmaker buffetmedewerkers op E-niveau (6FTE).
Evergem Sport!vzw organiseert allerhande wekelijkse activiteiten doelgroepgericht of voor iedereen
toegankelijk in de gemeentelijke sportcentra. In 2010-2011 kochten ongeveer 1200 volwassenen één of
meerdere sportkaarten (beurtenkaarten) om deel te nemen aan één of meerdere activiteiten. Hiervan zijn een
300tal senioren. In de schoolvakanties organiseert de vzw sportkampen (in 2010-2011: 1186 deelnemers). Naar
volgende legislatuur toe zal meer duidelijkheid moeten komen over de vzw en verhouding met de gemeente.
4.1.5. gemeentelijk onderwijs
De gemeente Evergem heeft vier basisscholen:
•
Gemeentelijke basisschool in Evergem-centrum
•
Gemeentelijke basisschool in Sleidinge
•
Gemeentelijke basisschool in Belzele
•
Gemeentelijke basisschool in Wippelgem
Elke school heeft een eigen directeur (betaald via de Vlaamse Gemeenschap). Op vlak van
beleidsondersteuning is er in GBS Evergem 1 leerkracht (24u/24u) en in GBS Sleidinge 2 leerkrachten (elk 12u).
De beleidsondersteuning wordt betaald met teruggave van subsidiëringsmiddelen van de Vlaamse
Gemeenschap (Tivoli akkoorden). Hiernaast is er een gemeentelijk personeelslid die 6u/36u administratieve
omkadering wordt betaald als beleidsondersteuning.
Alle onderwijzend personeel worden betaald door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de vier scholen gaat dit om
119 personen:
In GBS Evergem zijn er 57 personen (onderwijzend personeel, administratieven, beleidsondersteunend
personeel, ICT, bijzondere leermeesters) aangesteld.
In GBS Belzele zijn er 11 personen (onderwijzend personeel, administratieven, beleidsondersteunend
personeel, ICT, bijzondere leermeesters) aangesteld.
In GBS Wippelgem zijn er 14 personen (onderwijzend personeel, administratieven, beleidsondersteunend
personeel, ICT, bijzondere leermeesters) aangesteld.
In GBS Sleidinge zijn er 37 personen (onderwijzend personeel, administratieven, beleidsondersteunend
personeel, ICT, bijzondere leermeesters) aangesteld.
De gemeente voorziet en betaalt het schoonmaakpersoneel. Zij helpen ook over de middag met het bedelen
van de warme maaltijden en middagtoezicht. In de vier scholen gaat dit om 22 personen of 516,75uren per
week.
96
De schoolgebouwen zijn gemeentelijke gebouwen. De polyvalente ruimten, refters, keukens en gymzalen
worden ter beschikking gesteld aan verenigingen voor naschools gebruik (aanvraag via het evenementenloket).
4.1.6. ondersteunende diensten
De ondersteunende diensten ressorteren rechtstreeks onder de gemeentesecretaris (gezien de
organisatiestructuur zoals goedgekeurd niet werd geïmplementeerd).
4.1.6.1. dienst communicatie
De dienst communicatie is één van de vijf ondersteunende diensten.
Enerzijds bestaat de dienst uit de onthaalmedewerkers die het Onthaal in het Administratief Centrum
Gemeentehuis bemannen.
De kerntaken van de onthaalmedewerkers zijn: onthalen, informeren en doorverwijzen van bezoekers,
postregistratie, telefooncentrale, beheer van de gemeentelijke informatiezuilen en diensten ondersteunen bij
grote mailings en aangetekende zendingen. Er zijn vier onthaalmedewerkers werkzaam op C1-C3niveau: één
medewerker werkt er 3/4 en 3 halftijdse medewerkers.
Anderzijds bestaat de dienst uit medewerkers die instaan voor de externe en interne communicatie van de
organisatie zowel voor gemeente als autonoom gemeentebedrijf): 1 diensthoofd op A1-A3niveau (voltijds), 2
stafmedewerkers op B1-B3-niveau en 1 graficus op B1-B3-niveau (halftijds).
Huidige externe communicatiemix:
•
Website
•
Je Plek op het Net
•
Bedrijvengids
•
E-zines: nieuwsberichten, ruimtelijke ordening, bibliotheek, sport, cultuurcentrum, joco, notulen
gemeenteraad, agenda gemeenteraad, Jef, infoblad
•
Facebook (fanpagina gemeentebestuur en fanpagina ‘Jong in Evergem’)
•
Gemeentelijke publicaties (maandelijks infoblad, 3x per jaar middenkatern in infoblad, 5x per jaar Jef,
1x per jaar sportwegwijs, 1x per jaar seizoensbrochure CC, 1x per jaar schoolfolder CC, 2x per
legislatuur wegwijsgids, 2x per jaar schoolkrant, diverse folders en flyers, divers drukwerk zoals
nieuwjaarskaart, naam- en groetenkaarten, persmap, enveloppen en briefhoofden,…)
•
Persberichten -> +-440 per jaar (8 per week)
•
Persconferenties ->+-5 per jaar
•
Bewonersbrieven -> +-100 per jaar (2 per week)
•
Infovergaderingen -> +- 7 per jaar
•
Klasbezoeken -> +- 15 per jaar
Huidige interne communicatiemix:
•
intranet
•
extranet loketmedewerkers
•
nieuwsbrief @dmin
•
affiches/flyer voor specifieke acties (bv. fotowedstrijd, ambtenarensportdag, …)
•
huisstijlsjablonen
De dienst staat tot het voorjaar 2013 ook in voor de coördinatie van de noodplanning en maakt deel uit van de
gemeentelijke veiligheidscel. Dit valt weg binnen de dienst communicatie van zodra de stafmedewerker van de
dienst secretariaat in dienst komt (vervanging pensionering administratief medewerker secretariaat) – halftijds
noodplanning en opvolging veiligheidsbevoegdheden burgemeester, halftijds secretariaatstaken.
97
4.1.6.2. dienst ICT
De dienst ICT is eveneens een ondersteunende dienst.
De kerntaken binnen de dienst ICT zijn zowel voor de gemeente als voor het autonoom gemeentebedrijf:
•
Netwerkbeheer: onderhoud, optimalisatie en beheer van de volledige netwerk infrastructuur (servers,
actieve apparatuur, (data)-connecties, backup, beveiliging,…)
•
Hard- en softwarebeheer: opvolgen van de markt, aankoop, contractbeheer, installatie en uitvoeren
van updates/upgrades van pc’s (268 pc’s in de organisatie, 5jaarlijkse vervanging), printers en kopiers
(87 stuks), scanners, telefooncentrales en telefoontoestellen en licenties (11 telefooncentrales met
191 telefoontoestellen, 111 vaste telefoonlijnen en 100 smartphones en gsm’s), 120 verschillende
softwarepakketten worden over de gemeentelijke diensten heen gebruikt.
•
Ondersteunen van de personeelsleden bij ICT-problemen of vragen: helpdesk: enerzijds ‘eerste hulp
bij ongevallen’ van de gebruikers, anderzijds zoeken naar en uitwerken van structurele oplossingen die
zo mogelijk voor de ganse organisatie toepasbaar zijn.
•
Opvolgen van technologische evoluties op de markt en deze toetsen naar de relevantie ervan voor
onze organisatie + diensten begeleiden bij het uitwerken van werkwijzen, procedures en
optimaliseringsprojecten inzake ICT en e-government.
•
Begeleiden van ICT-gerelateerde projecten
De gemeente heeft een 34-tal servers in bedrijf, waarvan 8 fysieke en 26 virtuele. De virtuele servers draaien
op 7 krachtige bladeservers. Op elk van deze bladeservers staat speciale virtualisatiesoftware geïnstalleerd.
Deze software vormt de brug tussen de virtuele server en de fysieke bladeserver. Aangezien virtuele servers
geen fysieke machines zijn, hebben ze ook geen eigen harde schijven. Alle harde schijven zitten samen in een
SAN (Storage Area network). Deze stelt alle data beschikbaar aan het netwerk. Onze SAN telt momenteel 45
harde schijven. De schijven werken samen in een RAID-array. Dit wil zeggen dat, als er een harde schijf
mechanisch defect is, de andere schijven het werk overnemen tot de defecte schijf vervangen is. Er kan dus
met andere woorden geen data verloren gaan. Gezien het feit dat we sinds 2009 een gemeenschappelijke ITinfrastructuur uitgebouwd hebben met het OCMW, betekent dit dat er in het administratief centrum van het
OCMW een (min of meer) gelijkaardige opstelling staat. Eenzelfde aantal harde schijven is daar beschikbaar en
de gegevens van de gemeente en van het OCMW worden constant gesynchroniseerd.
Momenteel zijn bijna alle gemeentelijke sites verbonden via glasvezel. Na de aanleg van een glasvezelverbinding naar het woonzorgcentrum Ertvelde en het dienstencentrum/bibliotheek van Ertvelde zijn enkel
nog sportcentrum Hoge Wal, het administratief gebouw in Kluizen en GBS Belzele nog via het Belgacom Explore
netwerk verbonden. Om al deze verbindingen mogelijk te maken zijn er in de verschillende gemeentelijke
locaties zo’n 40-tal switchen geplaatst.
Voor personen die ons netwerk van buitenaf wensen te gebruiken (raadsleden, externe partners,…) is een
beveiligde VPN-toegang voorzien. Zo kan via het internet een veilige verbinding opgezet worden met ons
netwerk.
De gemeentelijke basisscholen Evergem, Sleidinge en Wippelgem vormen 1 domein. (Voor Belzele kijken we
nog uit naar een oplossing in functie van de nieuwbouw). In elke vestiging staat een server. Over alle
vestigingen heen hebben we een 250-tal computers. De hoogste klassen hebben ondertussen eveneens een
smartboard ter beschikking.
De dienst ICT bestaat uit 5 medewerkers (waarvan 4 ingevuld op dit ogenblik): 1 diensthoofd op A1-A3 niveau,
1 deskundige informatica op B4–B5 niveau (uitdovend) en 2 informatici op B1-B3niveau (waarvan 1 ingevuld op
dit ogenblik) en 1 administratief medewerker op C1–C3 niveau.
4.1.6.3. dienst personeel
De kerntaken van de personeelsdienst zijn:
•
Administratieve verwerking loonadministratie, maaltijdcheques, verlof (vakantie, ziekte, recuperatie,
loopbaanonderbreking,..)
98
•
Werving, selectie en onthaal van medewerkers: opmaken functie-beschrijvingen, organiseren
examens, onthaal en introductie van nieuwe medewerkers (budget kosten publicaties wervingen en
betalen externe juryleden voor 2012: €70.000)
•
Vorming: informeren, verwerken vormingsaanvragen, organiseren van interne opleidingen (budget
2012: 80.850 euro)
•
Functionerings- en evaluatiegesprekken: informeren en coördineren
•
Ondersteunen van medewerkers en diensten bij personeelsgerelateerde vragen en problemen
•
Uitbouwen van een HR beleid in functie van de noden van de organisatie en de medewerkers
De dienst bestaat uit 1 diensthoofd op A-niveau, 2 stafmedewerkers op B-niveau en 1 administratief
medewerker op C1-C3-niveau.
4.1.6.4. dienst secretariaat
De kerntaken van de dienst secretariaat zijn zowel voor de gemeente als voor het autonoom gemeentebedrijf
Evergem (zie verder):
•
Zorgen voor een juiste en tijdige notulering van de vergaderingen van het college, gemeenteraad, raad
van bestuur en directiecomité van het autonoom gemeentebedrijf
•
Ondersteuning aan de burgemeester, gemeenteraadsleden en collegeleden + briefwisseling en
opvolging van de agenda van de burgemeester
•
Toezicht op de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en kerkfabrieken (financieel luik:
toezicht bij dienst financiën/ patrimonium door dienst patrimonium)
•
Coördineren en aansturen van de diensten in samenwerking met het managementteam
•
Bijstaan van het bestuur in de beleidsvoorbereiding, opmaken van de beleidsnota van het budget en
strategische nota van het meerjarenplan
•
Coördineren van de beleidsuitvoering en dienstoverschrijdende projecten
•
Opzetten van kwaliteitsdenken in de organisatie en diensten ondersteunen bij de te voeren
veranderingsprocessen
•
Klachtencoördinatie- en opvolging
•
Opvolging gemeentelijke administratieve sancties (in 2011 113 pv’s in kader van GAS opgesteld 39
effectieve boetes), wijzigingen politiereglement, brandweer (en andere veiligheidsaspecten die
voortvloeien uit bevoegdheid burgemeester), vanaf stafmedewerker secretariaat start (voorjaar 2013)
ook noodplanning
De dienst secretariaat bestaat uit 6 medewerkers: de gemeentesecretaris, 2 administratief medewerkers op
C1-C3niveau, 1 stafmedewerker op B1-B3-niveau, 1 beleidscoördinator op A1-A3niveau. Ook de
cultuurbeleidscoördinator (A1-A3niveau) zie hierboven, maakt deel uit van de dienst secretariaat, maar heeft
haar eigen taken en opdrachten in kader van lokaal cultuurbeleid.
4.1.6.5. dienst financiën
De kerntaken binnen de dienst financiën zijn zowel voor de gemeente als het autonoom gemeentebedrijf:
•
het college adviseren over het te voeren financieel beleid
•
opmaken en opvolgen van het budget (financiële nota), het financieel meerjarenplan en de
budgetwijzigingen en het financieel plan van het AGB
•
opmaken van de jaarrekening van de gemeente en het AGB
•
voeren van de algemene en BTW-boekhouding (van gemeente en AGB), inning van ontvangsten en
betaling van de uitgaven, het laten voeren en uitvoeren van de nodige controle
•
uitvoeren van de belasting- en retributiereglementen
Belangrijkste belastingen Evergem (een eenzijdig opgelegde verplichting vanuit de overheid waar geen
individuele dienstverlening van de overheid tegenover staat).
99
Aanvullende belasting op personenbelasting (7,9 %) : +/ 10,5 mio EUR
Opencentiemen op onroerende voorheffing (1.300) : +/- 7,7 mio EUR
Algemene milieubelasting : +/- 820 KEUR
Belasting op huisvuilzakken : +/- 710 KEUR
Aanvullende belasting op motorrijtuigen : +/- 475 KEUR
Belasting op drijfkracht : +/- 384 KEUR
Belasting op vertikale contstructies en zendmasten : +/- 183 KEUR
Belasting op niet-bebouwde gronden : +/- 127 KEUR
Overige belastingen :
Belasting op privatief gebruik van de openbare weg
Contantbelasting voor ophaling grof huisvuil op afroep
Contantbelasting voor aanbrengen van huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijke
containerpark
Gemeentebelasting op verblijftitels voor vreemdelingen
Gemeentebelasting op ontgravingen op de gemeentelijke begraafplaatsen
Belasting op standplaatsen van gemeentelijke markten en op het openbaar domein buiten de
gemeentelijke markten
Gemeentebelasting op staanplaatsen voor foorreizigers op kermissen
Gemeentebelasting op alle kramen voor verkoop van frieten, hotdog, escargots, pizza’s, vis en
aanverwante eetwaren om mee te nemen, gevestigd op private terreinen en op het openbaar
domein van een andere publiekrechtelijke persoon dan de gemeente
Belasting op tweede verblijven
Gemeentebelasting op de afgifte van het elektronische identiteitsdocument voor Belgische
kinderen onder de 12 jaar
Gemeentebelasting op de afgifte van de elektronische identiteitskaarten
Gemeentebelasting op de afgifte van administratieve stukken
Retributies in Evergem (een billijke vergoeding voor een prestatie of een dienst geleverd door de stad
in het individueel belang of voordeel van degene die gebruik maakt van die dienst of prestatie.)
Retributie op aanvragen van milieuvergunningen
Retributie voor toegang toe uitbreidingsactiviteiten (openbare bibliotheek)
Retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijke openbaar domein
Retributiereglement voor het afleveren van fotokopies en CD-ROMs
Retributie op het voltrekken van huwelijken
Retributiereglement voor het gebruik van gemeentelijke culturele infrastructuur (en
infrastructuur AGB)
Retributiereglement voor activiteiten van de jeugddienst
Retributiereglement voor uitlenen van gemeentelijk materiaal van de jeugddienst en sportdienst
Retributiereglement voor gebruik van gemeentelijke sportinfrastructuur en andere diensten
verstrekt door de gemeentelijke sportdienst (excl. AGB)
Retributiereglement voor gebruik van AGB sportinfrastructuur en andere diensten verstrekt door
de gemeentelijke sportdienst (excl. gemeente)
Retributiereglement voor gebruik van elektriciteitskasten die staan opgesteld op het openbaar
domein
Retributiereglement voor verkoop van boeken “De geschiedenis van …”
Retributiereglement buitenschoolse kinderopvang
Retributiereglement dienst opvanggezinnen
Retributie voor het openen van grafkelders en urnekelders
100
Retributiereglement voor gelijkvormige gedenkplaatjes voor columbaria en gedenkzuilen op
gemeentelijke begraafplaatsen
Retributiereglement voor het bekomen of vernieuwen van grafconcessie en concessie in
urnenvelden
•
administratieve ondersteuning van de diensten bij de toepassing van de wetgeving op de
overheidsopdrachten en het opmaken van retributiereglementen
•
controle van de regelmatigheid en wetmatigheid van aankoopdossiers (visum) (jaarlijks +- 85 dossiers)
•
financiële opvolgen aanverwante besturen: OCMW, kerkfabrieken, politiezone, intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden
•
het voeren van een zo rendabel mogelijk thesauriebeleid en instaan voor actief schuldbeheer
De dienst financiën bestaat uit 7 medewerkers: ontvanger (decretale graad), 2 boekhouders op B-niveau, 1
aankoopverantwoordelijke op B-niveau (momenteel uitgevoerd op C-niveau) en 3 administratief medewerkers
op C-niveau.
4.2. Werkpunten voor volgende legislatuur - signalen vanuit het participatietraject personeel
De interne organisatie en werking werd via vragenlijsten (online voor administratief medewerkers, papieren
vragenlijst voor werklieden, schoonmaakpersoneel en opvangsters BKO) bevraagd bij het personeel. Elk
diensthoofd kreeg de vraag om tegen het diensthoofdenoverleg van 18 december 2012 de antwoorden door te
nemen en voor te bereiden : ‘wat leer ik uit deze signalen geformuleerd door het personeel en moet zeker
meegenomen worden naar volgende legislatuur toe?’
In het voorjaar 2013 zal het diensthoofdenoverleg meer in detail enkele cruciale verbeterpunten bespreken en
zoeken hoe we hier best een antwoord kunnen op bieden. Eveneens zal elk diensthoofd binnen zijn dienst
(intern dienstoverleg) hierover terugkoppelen en samen met hen kijken ‘wat leren we als dienst hier uit, wat
nemen we mee?’
Dienstoverschrijdend - algemeen:
• Door het vele operationele werk en het hebben van onvoldoende deskundig personeel in huis, is er
onvoldoende tijd en kan er onvoldoende tijd worden vrijgemaakt om op organisatieniveau of
structureel niveau binnen onze organisatie te werken, zaken uit te bouwen, op te volgen, te
rapporteren, te communiceren, leiding te geven, etc.
• We moeten in het dagdagelijkse en in onze communicatie ook het positieve benoemen en hierover
communiceren intern: in de vragenlijsten zijn ook heel wat positieve zaken benoemd, opnieuw hebben
we ook in het diensthoofdenoverleg de reflex deze goede aspecten over te slaan en enkel te kijken
naar en te communiceren over de te verbeteren punten.
• We hebben veel veranderingen op korte tijd achter de rug of nog lopende, het verwachtingsniveau ligt
hoog, ‘onzekerheid‘ bij personeel komt naar boven, personeel en diensten lopen op de toppen van
hun tenen: we moeten terug wat op adem/tot rust komen, daarentegen zijn er nog heel wat projecten
die klaar liggen of noodzakelijk zijn om aan te pakken.
Dienst communicatie:
•
•
•
•
Optimaliseren van de interne communicatie in combinatie met vernieuwing van het intranet
Uitbreiden en optimaliseren van de digitale dienstverlening, zowel extern als intern
Uitwerken van een duidelijke visie over externe communicatie en het uitwerken van een vernieuwde
Communicatiemix
Een optimale samenwerking tussen gemeente en OCMW op basis van een duidelijke en gedragen visie
Dienst ICT:
•
We hebben heel veel in huis op vlak van ICT, maar we benutten het nog niet altijd goed of goed
101
•
•
•
genoeg (softwarepakketten,…) wegens tijdsgebrek, onvoldoende kwalificaties, geen applicatieverantwoordelijke of verantwoordelijke die er voldoende tijd kan voor vrijmaken..
Helpdesk ICT: duidelijk communiceren wat kan verwacht worden en wat niet + waarom
Het uitbouwen van een documentbeheerssysteem (linken met cobra, archivering,..)
Op vlak van ICT komt heel wat van bovenop (hogere overheden, nieuwe technologieën) op ons af:
voorbeelden GIS, Crab, elektronisch rijbewijs en reispas, -> dergelijke projecten vragen tijd en
mankracht, eveneens een applicatie-verantwoordelijke om deze digitale mogelijk maximaal mogelijk
structureel in te bouwen in de organisatie
Dienst personeel:
• Een correcte en duidelijke personeelsformatie: na de audit werd een nieuwe organisatiestructuur
goedgekeurd, maar niet geïmplementeerd: hierdoor zijn enkele diensten, maar ook medewerkers die
nu functies bekleden niet meer terug te vinden in de personeelsformatie, zijn er de voorbije jaren een
aantal wijzigingen boven kader doorgevoerd om de werking binnen de diensten te kunnen blijven
garanderen. Maar dit is niet werkbaar. Diensten, ook personeelsdienst, heeft het moeilijk om te weten
hoeveel equivalenten de diensten nu eigenlijk hebben.
• Rechtspositieregeling en arbeidsreglement herbekijken en updaten: veel te veel regels, hoe kunnen
we met dergelijke hoop bepalingen een flexibele organisatie uitbouwen? Idealiter gebeuren deze
besprekingen samen met het OCMW. Des te meer omdat het OCMW in kader van de
rechtspositieregeling gehouden is een aantal zaken over te nemen van het gemeentebestuur.
• Personeelsdienst is te ‘operationeel’ bezig met selecties, loonverwerking, administratie van
meeruren/overuren, enz. Er is onvoldoende tijd en mankracht om ‘structurele’ personeelsaspecten
(functiekaarten, HRM-beleid) aan te pakken of uit te bouwen.
• Een toereikend opvolgingssysteem (automatisering) binnen de personeelsdienst is noodzakelijk opdat
de medewerkers van de personeelsdienst op een eenvoudige manier de loopbaan van de
medewerkers kan zien en opvolgen om zo proactiever vanuit de personeelsdienst naar de
medewerker te kunnen werken. Eveneens zou er bij personeelstekorten (door mutaties, pensionering,
…) korter op de bal moeten gespeeld worden.
• Werk maken van een nieuw evaluatiesysteem (resultaatgericht evalueren) gezien huidig
evaluatiesysteem (turven van medewerkers op basis van cijfergegevens) niet meer van deze tijd is.
Binnen het OCMW hebben we een mooi voorbeeld gezien van hoe een evaluatiesysteem kan
aangepakt worden. Ook hier kan een samenwerking en een gelijke aanpak ook voor onze organisatie
een meerwaarde betekenen.
• Werk maken van duidelijke functiekaarten gezien er de dag op vandaag nog veel te veel
functiebeschrijvingen ontbreken. Dit voor de duidelijkheid naar het personeelslid zelf toe,
duidelijkheid binnen de dienst als duidelijkheid bij werving en evaluatie.
Dienst financiën:
• Zoeken naar oplossingen om de extra werkdruk die ondersteunende diensten ervaren bij het hebben
van gemeente/AGB/OCMW (verschillende rechtspersonen) te minimaliseren waar mogelijk (vb dienst
communicatie en ICT onderbrengen onder AGB).
• Centrale aankoopdienst uitbouwen met gemeente en OCMW samen die voldoende gekwalificeerd is
opdat alle diensten inzake aankoopprocedure/overheidsopdrachten beter kan worden ondersteund.
• AGB-boekhouding zoals voorzien en afgesproken vanaf 2014 (technisch dan mogelijk) binnen new
horizon, waardoor in één pakket de gemeente- en OCMW-boekhouding zal kunnen gevoerd worden.
• Uitwerken workflow van digitale facturatie en opvolging
• De kinderziekten van recreatex (bij opstart software) wegwerken
Dienst secretariaat:
• Optimaliseren cobra
• Algemeen: deskundigheid personeel moet versterkt worden (administratief recht,
overheidsopdrachten)
• Algemeen: leidinggeven moet versterkt worden zowel ‘organisatie’ leidinggeven als ‘persoonlijk’
leidinggeven: leidinggeven mag niet achtergesteld worden in het dagelijkse en het vele operationele
werk
102
Cultuurcentrum:
• Veel veranderingen op korte tijd binnen de dienst zorgt voor extra werkdruk dat in piekmomenten
moet gecombineerd worden met het dagdagelijkse werk die blijft
• Digitalisering verder uitbouwen zo eenvoudig mogelijk (technische kant vertalen, zo laagdrempelig
mogelijk hierover communiceren extern en intern) en het vele manueel werk die er toch nog is
maximaal mogelijk afstemmen
• Meer werk maken van ‘teamwerking’ binnen de organisatie, ook in het diensthoofdenoverleg: als een
team van leidinggevenden samen voor het geheel gaan.
Bibliotheek:
• Overleg en interne communicatie binnen de dienst
• Omgaan met de onzekerheid bij het bibpersoneel door de vele veranderingen op korte tijd en het
verwachtingsniveau voor personeel dat heel hoog wordt gelegd.
Sportdienst:
• Opmaken van een realistisch beleidsplan om frustraties bij personeel te vermijden, het positieve
benadrukken
• Een aantal zaken blijven duren (werkkledij, infrastructuurproblemen,..) wat ook ergernissen bij
personeel teweeg brengt
• Spanningen tussen de leidinggevenden binnen de dienst die spanning binnen de gehele dienst
teweegbrengt, aanpakken.
PROM:
• Betere interne communicatie
• Betere samenwerking / projectwerking binnen en tussen de sectoren en diensten
• GIS structureel een plaats geven binnen de organisatie om optimaal te kunnen uitbouwen
Gemeentewerken:
• Meer duidelijkheid brengen binnen de dienst wie wat doet en met wat bezig is, eveneens het
verwachtingspatroon duidelijk stellen
• Een hoog verwachtingspatroon dat alles door de dienst gemeentewerken vlot en snel wordt
aangepakt, alle nodige en wettelijke verplichte controles en keuringen op het juiste tijdstip gebeuren,
er goede raamcontracten zijn voor levering van materiaal en diensten en voor uitvoering van
onderhoudswerken en deze consequent worden opgevolgd, het volgen en voldoen aan de steeds
complexere en uitgebreidere normering vanuit wet- en regelgevend kader en op doordachte wijze
bezig zijn met evalueren van de infrastructuur: 5 aspecten waar we binnen de dienst gemeentewerken
er ons ten volle bewust van zijn dat dit verwacht wordt en noodzakelijk is om op al deze vijf aspecten
te werken, maar door gebrek aan personeelscapaciteit en –kwaliteit niet lukt alle noodzakelijke en
wenselijke taken uit te voeren. Dit ongeacht de sectie binnen de dienst gemeentewerken.
• Topdesk gefaseerd implementeren als opvolgingssysteem en verder uitbouwen dan de
mogelijkheden van planon die doorheen de jaren werd uitgewerkt.
• Een grote uitdaging voor de administratieve cel : de administratieve cel moet constant de vraag stellen
hoe ze de beheerssecties beter kan ondersteunen in hun beheersacties. Het zijn ten slotte de
beheersacties die centraal moeten staan. De administratieve cel moet daarbij waken over het
respecteren van de randvoorwaarden (wetgeving, beschikbare budgetten, termijnen, subsidies en
dergelijke) en de ‘technici’ op deze vlakken assisteren in het beheer van de infrastructuur. En dit een
goeddraaiende teamrelatie.
Maatschappelijke zaken:
• Interne overlegstructuur verbeteren, betere teamvergaderingen
• Een structureel en gecoördineerd overleg tussen de vrijetijdsdiensten
• Kwaliteit BKO verbeteren, coördinator BKO zou meer de opvangsters op de locaties moeten kunnen
zien en opvolgen
103
5.
Participatietraject: ‘Mijn Gedacht!’
Participatie ontstaat pas als mensen elkaar ontmoeten. Wij – administratie gemeente en OCMW –
vinden het heel belangrijk dat deze omgevingsanalyse niet alleen opgemaakt en gedragen wordt door
de gemeentelijke en OCMW-diensten, maar dat wij deze ook aftoetsen aan de mening van onze
partners en onze klanten (burgers) waarvoor we het eigenlijk allemaal doen. Voor echte participatie
kijk je elkaar best in de ogen, maar het spreekt voor zich dat je in deze “e-tijden” aanvullend gebruik
kan maken van online tools.
Hoe hebben wij dit aangepakt?
In het participatietraject in kader van de opmaak van de omgevingsanalyse werd gebruik gemaakt van
een combinatie van communicatiemiddelen:
•
•
•
•
•
•
•
participatieavond voor genodigden (representatief staal van de bevolking uitgenodigd)
sessies voor experten (adviesraden en actoren)
artikel in het infoblad november met een laagdrempelig bevragingsformulier vrij voor iedereen in
te vullen
persbericht
nieuwsbericht op de website met laagdrempelig online bevragingsformulier
verspreiding nieuwsbericht website via e-zine en facebook
flyer in gemeentelijke infozuilen en ter beschikking van de Algemene Sociale Dienst van het
OCMW
•
personeelbevragingen (interne analyse)
1/ Participatie actoren, ‘experten’
Actoren werkzaam op een of meerdere werkvelden werden uitgenodigd per beleidsdomein. Als
inleiding werd op elke participatieavond een powerpointvoorstelling getoond met enkele belangrijke
maatschappelijke ontwikkelingen, trends en cijfergegevens van de gemeente Evergem. Hierna werd
a.h.v. verschillende methodieken (stellingen, vragen stellen in groepjes, worldcafé,..) gepolst naar de
mening van de verschillende actoren over ‘hun’ beleidsdomein. Volgende participatieavonden zijn
doorgegaan in de maand november:
Adviesraad / Clusters
Werkveld/doelgroep
Minaraad, GECORO en verkeerscommissie
natuur- en milieubeheer wonen,
mobiliteit
kinderen en jongeren
Jeugdraad, met delegatie adviesraden vrije tijd
Seniorenraad, gezinsraad, platform lokaal sociaal
beleid
Sportraad, cultuurraad, vaste commissie
cultuurcentrum, vaste commissie bibliotheek,
delegatie jeugdraad
schoolraad
ouderen, zorg en opvang, gezinnen
Land -en tuinbouwraad, lokale economie
ondernemen en werken
vrije tijd
onderwijs
Van elke sessie werd een verslag opgemaakt. Dit verslag is terug te vinden op de gemeentelijke
website: www.evergem.be/mijngedacht , een eigen webpagina waar we alles over het
participatietraject bundelen. Elke werkveldverantwoordelijke heeft de belangrijkste aspecten uit de
participatiesessie voor zijn of haar beleidsdomein gedestilleerd. Deze zijn ook meegenomen in de tekst
van dit document.
104
2/ Participatie inwoners
•
•
334 inwoners (= weerspiegeling van de bevolking 1/100) werden op basis van woonkern en leeftijd
geselecteerd uit het bevolkingsbestand en uitgenodigd voor een participatieavond. Op deze
uitnodiging kregen we heel weinig respons: een twintigtal inwoners zijn hier op afgekomen. Gezien
dit geen representatief deel is van de bevolking, kunnen we met deze antwoorden – hoe
waardevol deze ook kunnen zijn – geen veralgemeningen doen. Van deze avond werd eveneens
een verslag opgemaakt en is beschikbaar op de gemeentelijke website.
Via de vrij in te vullen onlinebevragingsformulieren ontvingen we van 27 inwoners hun mening.
Deze werden gebundeld en zijn eveneens beschikbaar op de gemeentelijke website.
3/ Participatie personeel (gemeente)
•
•
Alle administratieve personeelsleden kregen 7x een onlinebevraging in hun mailbox.
o Vragenlijst 1 : algemeen: algemene vragen over de interne werking van de eigen dienst
o Vragenlijst 2 : externe en interne communicatie
o Vragenlijst 3 : infrastructuur
o Vragenlijst 4 : ICT
o Vragenlijst 5 : personeel
o Vragenlijst 6 : secretariaat en financiën
o Vragenlijst 7 : afsluiter: eerst een vraag voor medewerkers die niet hebben deelgenomen
aan de vragenlijsten met de vraag waarom + 2 afsluitende vragen voor iedereen die
eerder polsen naar het ‘gevoel’ om bij het gemeentebestuur Evergem te werken.
Deze vragenlijsten konden anoniem worden ingevuld en men was vrij hieraan deel te nemen (geen
verplichting). Afhankelijk van de vragenlijst nam hier tussen de 20% en 45% van het administratief
personeel deel.
Personeelsleden die niet beschikken over een pc (werklieden, opvangsters BKO en
schoonmaakpersoneel) hebben bij de loonstrook van november een papieren vragenlijst (met
enveloppe) ontvangen met 7 vragen. 3 werklieden, 5 kinderopvangsters en 12 reddersschoonmaak-buffetmedewerkers hebben hier aan deelgenomen.
De beleidscoördinator heeft alle antwoorden verwerkt en gebundeld. Tijdens het
diensthoofdenoverleg van 18 december 2012 werd dit besproken : zie interne analyse.
105
OVERZICHT BRONNEN
i
http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Pages/2011-01-24-studiedag-projectis.aspx
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030: de
projecties voor bevolking en huishoudens hier gebruikt, zijn gebaseerd op bevolkingsgegevens van 2008 en
hebben een voorspellingshorizon van 2009 tot 2030.
iii
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030.
iv
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030.
v
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030.
vi
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030.
vii
Website FOD Economie, ADSEI
viii
SVR-projecties van de bevolking en huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030.
ix
2011, Universiteit Gent Vakgroep Sociale Agogiek, vrijetijdsbeleving van kinderen in armoede
x
2011, Sociale Situatieschets Oost-Vlaanderen
xi
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
xii
Studiedienst Vlaamse regering
xiii
2011, Sociale Situatieschets Oost-Vlaanderen
xiv
Uit de beleidsnota Economie 2009-2014
xv
2012, Studie Resoc
xvi
2012, Studie Resoc
xvii
FOD Economie, KMO, Middenstand en energie. Huishoudbudget 2000-2009.
xviii
FOD Economie, ADSEI
xix
Federaal Planbureau (2011), Economische vooruitzichten 2011-2016.
xx
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxi
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxii
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxiii
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxiv
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxv
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xxvi
Gentse kanaalzone, jaarverslag 2011 en jaarprogramma 2012
xxvii
Gentse kanaalzone, jaarverslag 2011 en jaarprogramma 2012
xxviii
Gentse kanaalzone, jaarverslag 2011 en jaarprogramma 2012
xxix
2012, arbeidsmarktanalyse Resoc Gent en rondom Gent
xxx
2012, arbeidsmarktanalyse Resoc Gent en rondom Gent
xxxi
2012, VDAB
xxxii
2012, arbeidsmarktanalyse Resoc Gent en rondom Gent
xxxiii
2012, VDAB
xxxiv
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
xxxv
2011, Team Vlaams Bouwmeester, Ruimtelijke transitie, de stad groeit, slim verdichten in een
metropolitaan landschap.
xxxvi
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
xxxvii
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
xxxviii
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
xxxix
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
xl
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
xli
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
xlii
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
xliii
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
xliv
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
xlv
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
xlvi
Milieuverkenning 2030
xlvii
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
ii
106
xlviii
2009, VROMRaad
2008, Kenniscentrum Recreatie, De toekomst van toerisme, recreatie en vrije tijd
l
2008, Kenniscentrum Recreatie, De toekomst van toerisme, recreatie en vrije tijd
li
2012, Universiteit Gent, Onderzoek kinderen zitten te veel
lii
2009, trendstudie Blend2009
liii
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, books will soon be obsolete in schools
liv
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
lv
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lvi
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lvii
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lviii
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lix
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lx
2011, De Decker, Meeus&Claessens, Huizen en verhuizen in Vlaanderen
lxi
2009, VROMRaad, Advies 072
lxii
2007, Toekomstige ruimtebehoefte voor ouderen in Vlaanderen
lxiii
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lxiv
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lxv
2012, Itineria, onafhankelijke denktank, kunnen tweeverdieners nog een nieuwbouwwoning betalen?
lxvi
2011, Team Vlaams Bouwmeester, Ruimtelijke transitie, de stad groeit, slim verdichten in een metropolitaan
landschap.
lxvii
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
lxviii
2011, Team Vlaams Bouwmeester, Ruimtelijke transitie, de stad groeit, slim verdichten in een
metropolitaan landschap.
lxix
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxx
2012, Itineria, onafhankelijke denktank, kunnen tweeverdieners nog een nieuwbouwwoning betalen?
lxxi
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxxii
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxxiii
NIS: 1947/1961/1971/2001, Woonservey 2005 (opgenomen in 2012, Voorstudie woonbeleidsplan
Vlaanderen)
lxxiv
NIS: 1947/1961/1971/2001, Woonservey 2005 (opgenomen in 2012, Voorstudie woonbeleidsplan
Vlaanderen)
lxxv
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxxvi
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxxvii
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lxxviii
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
lxxix
2011, Team Vlaams Bouwmeester, Ruimtelijke transitie, de stad groeit, slim verdichten in een
metropolitaan landschap.
lxxx
2012, Voorstudie woonbeleidsplan Vlaanderen
lxxxi
2012, Groenboek beleidsplan Ruimte
lxxxii
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
lxxxiii
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
lxxxiv
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
lxxxv
Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015
lxxxvi
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, Hernieuwbare energie in Vlaanderen. Wat is de meerkost per gezin
in 2020 ?
lxxxvii
2011, Minaplan 4, Achtergrondinformatie bij de plandoelstellingen
lxxxviii
Gentse kanaalzone, jaarverslag 2011 en jaarprogramma 2012
lxxxix
Gemeentelijk milieubeleidsplan verwijst naar milieueffectenrapport
xc
Milieujaarrapportering 2011
xci
2012, vvsg-pocket Toekomsten voor economie
xcii
2012, vvsg-pocket Toekomsten voor economie
xciii
2007, Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone
xciv
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, het personeelsvraagstuk in de ouderenzorg in kaart gebracht
xcv
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, daar is de zorgmaatschappij! Enkele strategische pistes ter
voorbereiding van.
xlix
107
xcvi
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, Analyse en stappenplan lokaal ouderenbeleid: van bedreiging naar
opportuniteit
xcvii
2012, Itineria, onafhankelijke denktank, Analyse en stappenplan lokaal ouderenbeleid: van bedreiging naar
opportuniteit
xcviii
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, books will soon be obsolete in schools
xcix
2012, Itinera, onafhankelijke denktank, books will soon be absolete in schools
c
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
ci
2011, Sociale situatieschets Oost-Vlaanderen
cii
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
ciii
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
civ
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cv
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cvi
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cvii
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cviii
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cix
2012, vvsg-pocket, toekomsten voor handhaving
cx
Beleidsnota minister van Binnenlandse zaken van december 2011
108
Legende
wegassen
<all other values>
CATEGORIE
CH
CHaf
FV
HSII
LI
LII
LIII
NGI
PI
PW
SE
SEaf
SII
SIIO