Oktober - Jong aan de Amstel

JAARGANG 14 • OKTOBER 2014 • NUMMER 3
inhOuD
KORT
2 Nieuws
“Amsterdam is volgens mij wel klaar voor de
transitie.” Dat zegt wethouder Jeugd Simone
Kukenheim in het blad ‘Trots’ van Jeugd­
bescherming Regio Amsterdam, dat deze maand
verschijnt. “We zijn namelijk al een tijd bezig
met de voorbereiding. In verschillende delen van
de stad oefenen we met het nieuwe systeem in
de proeftuinen. Zo hebben we tijdig kunnen zien
wat werkt en wat wellicht anders moet.”
Dat Amsterdam zich goed heeft voorbereid, wil
niet zeggen dat er vanaf 1 januari 2015 niets
meer misgaat, stelt de wethouder in ‘Trots’. “Het
nieuwe stelsel is op 1 januari niet af. We moeten ook niet denken dat alles in bijvoorbeeld
2018 pico bello is. De ontwikkelingen staan
niet stil. Dat betekent dat we moeten blijven
leren van de ervaringen om het systeem ‘lean
and mean’ te maken. We werken met kwetsbare k­ inderen in misschien wel de kwetsbaarste
periode van hun leven. Als er ondanks alles iets
misgaat, moeten we kijken wat is misgegaan,
waar het is misgegaan en waarom het mis is
gegaan. Het denken staat niet stil.”
Meer informatie: www.jbra.nl
Spirit is CEDEO-erkend
Eind juli kreeg Spirit een officiële CEDEOerkenning (Centrum voor documentatie en
informatie over bedrijfsexterne opleidingen).
Ze behaalde de CEDEO-erkenning op
basis van de resultaten van een uitgebreid
tevredenheidsonderzoek bij interne en externe
klanten. Afdeling Opleiding & Training
van Spirit haalde een score van 97,2%
voor tevredenheid. Professionals in de zorg
moeten zich registreren in het beroepsregister
BAMw (beroepsregister van agogisch en
maatschappelijk werkers). Zij moeten ‘punten’
halen om deze registratie te behouden. Dat doen
ze door geaccrediteerde trainingen te volgen.
Met de CEDEO-erkenning kan Spirit nu de door
BAMw geaccrediteerde trainingen aanbieden
aan interne en externe professionals in het
opleidingssegment.
Meer informatie: www.bamw.nl
Eerste resultaten ‘Wrap
Around Care’
De opvoedpoli onderzoekt de methode ‘Wrap
Around Care’ samen met de Universiteit van
Amsterdam, emeritus hoogleraar Jo Hermanns
en met steun van ZonMW. Wrap Around Care is
een methodiek die uitgaat van de eigen kracht
van het gezin en waarbij wordt gewerkt met
een plan dat niet voor, maar samen met het
gezin en het persoonlijk netwerk is opgesteld en
waarbinnen gewerkt wordt aan het behalen van
concrete doelen.
Het onderzoek loopt ondertussen een jaar en
inmiddels zijn er enkele tussentijdse resultaten:
- Er is een opvallend grote correlatie tussen
de versterkte kracht van het netwerk en
een verlaging in de opvoedingsbelasting die
ouders ervaren, waarbij er géén significante
verschillen te vinden zijn tussen allochtone en
autochtone gezinnen;
- Er is een aanwijsbare, grote invloed van
het verbeterde gezinsfunctioneren op de
vooruitgang bij kinderen en jongeren;
- Bij gezinnen met echtscheidingsproblemen
daalt na een WAC-hulptraject de opvoedstress
en verbetert het functioneren van het kind.
Meer informatie: www.opvoedpoli.nl
-Zorgteam Edam-Volendam laagdrempelig
voor burgers en professionals
Het versterken van de eigen kracht
van jongeren en gezinnen is een van de
belangrijkste uitgangspunten van de transitie
jeugdzorg. Het idee hierachter is dat jongeren
en ouders over sterke kanten en een sociaal
netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken
om grip te houden op het eigen leven. De
hulpverlening moet zich richten op deze eigen
kracht en het sociaal netwerk, zodat mensen
de regie over hun eigen leven houden.
3 Transitie
4 Na de Commissie Samson
Regie over het eigen leven
-Expertisenetwerk helpt jonge kind
na transitie
-‘Sluiting Amsterbaken zou desastreus zijn’
-Jan Hendriks: ‘Protocollen zijn niet
dé oplossing’
-‘De drempel om seksualiteit te bespreken
moet omlaag’
-‘Jongeren vinden het prettig serieus te
worden genomen’
-‘Geen ‘loverboyproblematiek’, maar
mensenhandel’
5
6 Praktijk
-‘Laat het gezin zijn verhaal vertellen’
-Kenniscentrum begeleidt scholen bij
omgang gedrag
Lees verder op blz. 7
INTERVIEW
DOO R : F L O R E N C E TON K
Scheiden vanuit het perspectief van het kind
‘Stop met die negativiteit’
“Iedereen die met een scheiding heeft te maken, moet leren kijken vanuit
het perspectief van het kind”, zegt directeur en oprichter Marsha Pinedo van
Villa Pinedo. Daar geven jongeren tussen 12 en 23 antwoord op vragen als
wat zij als negatief en schadelijk ervaren, en wat juist goed is om te doen.
Pinedo houdt een themaworkshop over dit onderwerp op het congres dat
Jeugdbescherming Regio Amsterdam op 29 september houdt, maar licht in
Jong alvast een tipje van de sluier.
V
illa Pinedo maakt gebruik van de expertise van kinderen van gescheiden ouders.
Jongeren werken er als redactielid van het
online platform, trainer of facilitator. Sinds de
oprichting in 2011 trainden de jongeren van
Villa Pinedo door het hele land al meer dan
1000 professionals zodat deze scheidingen beter
kunnen begeleiden. De jongeren doen dit met
ervaringsverhalen maar ook met concrete tips
en adviezen. Daarnaast kunnen zowel ouders
als professionals en kinderen zelf terecht op de
website van de stichting zonder winstoogmerk.
Marsha Pinedo is zelf dochter van gescheiden
ouders, die uit elkaar gingen toen zij drie was.
Zij werkte tien jaar als kindertherapeut met als
specialisme kinderen van gescheiden ouders.
“Als kindertherapeut heb ik alle excessen voorbij
zien komen en welke valkuilen er zijn voor
scheidende ouders. Ik vond de jongeren in mijn
praktijk vaak zulke verstandige dingen zeggen,
dat ik me afvroeg hoe het voor hen zou zijn
om met elkaar over hun ervaringen te praten.
Dat idee heb ik op een gegeven moment ook
aan hen voorgesteld. Zo ontstonden de eerste
ideeën voor Villa Pinedo. Ons werk helpt ouders
en professionals om beter te kijken naar het
effect van scheidingen op kinderen maar voor
onze trainers, de jongeren zelf, is het werk ook
helend.”
zij bij zijn, geen slechte dingen over elkaar te
zeggen waar zij bij zijn, hen de ruimte te geven
van allebei te houden en echt te luisteren naar
wat zij te zeggen hebben.
Pinedo: “Het zijn vaak hele simpele tips: stop
met de negativiteit. Dan ziet het leven van je
kind er ook op de lange duur heel anders uit.
Ik vind dit ook een zaak van maatschappelijk
bewustzijn. Als ook de buurvrouw hierop let kan
zij een moeder aanspreken: wat je nu doet is
schadelijk voor je kind.”
Je blijft samen ouder
Blijven kijken door de ogen van het kind, aan
je eigen ego en pijn voorbijgaan en zorgen dat
je kind zo min mogelijk onder de scheiding
lijdt, dat is waar Villa Pinedo zich sterk voor
maakt. Om dat te leren moet je trainen, oefenen.
Daarom kunnen ouders naast het boek ook een
online workshop bestellen op de website. Zij
ontvangen dan ook het boek. Net als het boek
bevat de online workshop oefeningen gemaakt
door systeemtherapeuten van het Lorentzhuis
in Haarlem. “Je gaat scheiden van je partner
maar blijft samen ouder. Hoe sneller mensen dat
inzien, hoe kleiner de kans dat het ontspoort in
een vechtscheiding.”
Meer informatie over het boek, de workshop en
trainingen: www.villapinedo.nl
Meer informatie over het congres ‘Een succesvolle
transitie zal u doen transformeren’: www.jbra.nl
Actueel thema
Een van de meest actuele thema’s rond (echt-)
scheidingen is de vechtscheiding. Dat zien veel
hulpverleners en andere jeugdzorgprofessionals
in hun dagelijks werk. “Ik zou liever zien dat we
ons als maatschappij en media richten op wat er
wel goed gaat rond scheidingen”, zegt Pinedo
hierover. “In mijn boek ‘Aan alle gescheiden ouders’, dat ik samen met Petra Vollinga
schreef, besteden wij daarom ook aandacht aan
kinderen die aangeven wat ouders goed hebben gedaan.” Op de website van Villa Pinedo
staat een open brief aan alle gescheiden ouders
met een lijst van tips. Zo vragen jongeren hun
gescheiden ouders onder meer om hen geen
kant te laten kiezen, geen ruzie te maken waar
FOTO : SAK E R I JPL EM A
Kukenheim: ‘Amsterdam
klaar voor transitie’
THEMA: EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK
Marsha Pinedo: “Ik zou liever zien dat we ons als maatschappij en media richten op wat er wel goed gaat
rond scheidingen.”
1
NIEUWS
DOO R : MA RT I N G E R R IT S E N
Expertisenetwerk helpt jonge kind na transitie
Niet doorschakelen, maar bijschakelen. Dat is volgens Thomas Overing, bestuurder van MOC ’t Kabouterhuis, de essentie van het Expertisenetwerk Jong Kind.
Op het moment dat een Ouder- en Kindteam specialistische kennis nodig heeft,
kunnen zij gebruik maken van dit expertisenetwerk.
D
e transformatie en transitie jeugdzorg vereisen een perspectiefswitch, stelt Overing.
“Het gaat er namelijk niet om hoe we de hulp
organiseren, maar hoe we de mensen zelf verantwoordelijk maken voor hun leven. Dat doen
we door ze in hun eigen kracht te zetten. Maar
soms is specialistische hulp noodzakelijk. Voor
het aanleggen van een cv-installatie is ook een
erkend gasfitter nodig. Maar die specialistische
hulp moet wel zodanig zijn ingericht dat ze
de verantwoordelijkheid voor de hulp zoveel
mogelijk bij de mensen zelf legt en deze niet
overneemt.”
Om de wijk
Met die uitgangspunten ging de SIGRA Commissie Kindzorg aan de slag om de hulp aan
het jonge kind beter te organiseren. Ze kwam
tot een ideaal model, waarbij specialisten in
een netwerk om de wijk staan en ouders hen zo
nodig kunnen inschakelen. Dat idee bleek een
brug te ver voor de Ouder- en Kindteams. Ze
wilden zelf direct een expert op het gebied van
het jonge kind kunnen inschakelen en ze wilden
de expertise deels ook in het Ouder- en Kindteam hebben.
Zo kwam de Commissie Kindzorg met een model
dat bestaat uit drie onderdelen. “Ten eerste”,
legt Overing uit. “Als mensen uit het Ouder- en
Kindteam vragen hebben over het jonge kind,
kunnen ze gebruik maken van het expertisenetwerk. Dat is een online netwerk waar ze vragen
kunnen stellen aan specialisten van bijvoorbeeld
MEE of ’t Kabouterhuis. Dat kan een op een,
NIEUWS
maar ook in een groeps-chat.”
Bij ingewikkelde kwesties, kan het Ouder- en
Kindteam de casus bespreken in de expertisetafel. Dat is een casuïstiekoverleg met verschillende
generalisten en specialisten binnen één specifieke casus. Dat is de tweede stap. Dat overleg
kan online plaatsvinden, maar ook in ‘real life’.
De derde stap is dat bij terugkoppeling altijd
deskundigheidsbevordering plaatsvindt. Dat
gebeurt los van concrete cliënten, maar ook
met training en coaching rond speciale cliënten
of interventies die de generalist zelf doet, maar
waar deze extra steun bij zoekt.
Voorlopig wordt dit aangevuld met wat Overing
‘Stap 0’ noemt. Hierbij komen medewerkers van
’t Kabouterhuis of het VTO-team bij de Ouderen Kindteams langs voor consultatie en advies.
Specialistisch
Soms zal specialistische behandeling nodig
blijven, stelt Overing. Maar ook daarin gaat veel
veranderen. De traditionele programma’s zullen
verdwijnen en maken plaats voor hulp die op
dat moment nodig is en die vooral is gericht
op ‘empowerment’. Een voorbeeld. Bij taal- en
spraakproblemen bij een jong kind kan de hulpverlener in het ene geval meer verwachten van
ouders, school en netwerk dan bij het andere.
Dat heeft consequenties voor de hulp die je
inzet. Die wordt veel meer op maat.
Dat wijkt sterk af van de huidige praktijk van
vaste programma’s, verwijzingen en indicaties.
Toch valt dat wel mee, meent Overing. “Die
ontwikkeling is al langer gaande. De dag­
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
programma’s die we voorheen op ’t Kabouterhuis
hadden, bestaan al niet meer. We hebben nu een
mix aan programma’s waarbinnen verschillende
disciplines en methodieken worden ingezet en
Het expertisenetwerk bevindt zich nog in een testwaarbij we vooral ouders, scholen en anderen
fase. Eind dit jaar moet het operationeel zijn. Meer
leren hoe ze met het kind kunnen omgaan.”
informatie: www.sigra.nl/commissie-kindzorg
DOO R : A R JA N P O ST
‘Sluiting Amsterbaken zou desastreus zijn’
Het wegvallen van expertise, meer recidive en hogere kosten. Dat zouden de
gevolgen zijn van de sluiting die jeugdinrichting Amsterbaken boven het hoofd
hangt. Dat betekent een enorme kapitaalvernietiging, want: “Wetenschappelijke
bewijzen voor de effectiviteit van de aanpak zijn glashelder.”
“W
anneer Amsterbaken op 1 januari 2016
sluit, zou de druk op de keten van
zorgpartners zo hoog kunnen worden dat een
onwerkbare situatie ontstaat. Dat zou desastreus
zijn”, zegt jeugdpsycholoog Peer van der Helm,
lector aan de Hogeschool Leiden. “Zeker voor
de jongeren zelf.” Eén van de belangrijke peilers
van de aanpak – worteling in het lokale netwerk
van familie en behandelaars, school en werk –
zou daarmee instorten. “Dan moeten we met
jongeren door het land gaan leuren. Met meer
kosten, wachttijden, langere opsluiting en een
hogere recidive tot gevolg.”
Effectiviteit
FOTO: S PI R IT
De dreigende sluiting komt net op het moment
dat justitiële jeugdinrichtingen bezig zijn met
een grootscheepse transformatie. Kern daarvan
is de behandeling op maat, gericht op de
cognitieve en emotionele ontwikkeling van
jongeren. Daarnaast moeten zij veel eerder ‘naar
buiten’ gaan, om in een vroeger stadium een
geordend bestaan op te bouwen. Ellen Eltink,
GZ-psycholoog bij Amsterbaken: “Dat vereist
intensieve samenwerking in de keten. Het is van
belang een goede werkrelatie met jongeren op te
bouwen. Dat is de basis van gedragsverandering.
Ook ‘buiten’ moet er een steunfiguur beschikbaar
zijn.” De huidige effectiviteit van de aanpak ligt
op 25 procent recidivedaling. Met de aanstaande
transformatie zou die naar 40 procent kunnen.
Resultaten uit onder meer Zweden en Turkije
laten dat zien. “Maar,” benadrukt Van der Helm,
“dat duurt drie tot vijf jaar.”
Hoop
Bij Amsterbaken is vooralsnog weinig van de
dreiging te merken. Op haar kamer vertelt Eltink
dat de meeste medewerkers niet kunnen geloven
dat alles wat is opgebouwd in één klap verdwijnt.
“Maar iedereen is bezorgd, de ketenpartners
niet in de laatste plaats. Zonder al die expertise
zouden behandelingen weer op losse schroeven
komen te staan.” De sector buigt zich nu over
een alternatief plan; staatssecretaris Teeven heeft
aangegeven daarvoor open te staan.
Systeemfouten
De integrale aanpak is effectief, maar kan
volgens Van der Helm nog beter. “Het leefklimaat
is nog altijd niet optimaal, en dat is van grote
invloed op de behandelmotivatie.” 50 tot
90 procent van de jongeren in een justitiële
jeugdinrichting heeft psychische klachten. Eltink:
“Dat trekt weer een wissel op de effectiviteit
van behandeling.” Zulke systeemfouten moeten
– en kunnen, blijkens onderzoek – worden
teruggebracht. Van der Helm: “De recidivedaling
die je daarmee bereikt, levert uiteindelijk zo veel
geld op dat je in Nederland de btw niet meer
hoeft te verhogen. Het scheelt vele miljoenen, en
het levert meer veiligheid op.”
De dreigende sluiting van Amsterbaken komt net op het moment dat justitiële
jeugdinrichtingen bezig zijn met een grootscheepse transformatie.
2
TRANSITIE
DOO R : TA MA R A F R A N K E
KORT
Zorgteam Edam-Volendam
Laagdrempelig voor burgers en
professionals
Krachtplan 18+
Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking
en een jeugdbeschermingsmaatregel, is de overgang
naar volwassenheid ingewikkeld. Vaak bepalen de
professionals tot het einde van de maatregelhulp de
toekomst. Dat leidt tot weerstand tegen vervolgondersteuning. Maar het kan ook anders: Krachtplan
18+ biedt begeleiders en jongeren handvatten om
tijdig aan de slag te gaan en de regie bij de jongere
en zijn netwerk te gaan leggen. De handreiking
Krachtplan 18+ geeft begeleiders theoretische en
praktische handvatten. De map 18 Take Control
vormt het plan van de jongere zelf: Wat wil ik?
Hoe ver ben ik? Wat heb ik nodig? De werkwijze
en map is ontwikkeld door het Expertisecentrum
William Schrikker samen met gezinsvoogden en 16+
jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Meer informatie en kosteloos bestellen via
www.krachtplan18plus.nl
F OTO: SAKE RIJ PKEMA
Pilot: forensische
pleegzorg
Het team vlak voor de wekelijkse casuïstiekbespreking. “Met elkaar maken we een analyse, onderzoeken we bij wie de casus het beste past en wijzen we een
gezinsregisseur aan.”
Een brede aanpak waarbij alle organisaties zijn betrokken. Daar staat
het zorgteam Edam-Volendam voor.
Het team vormt de spil in het nieuwe
jeugdzorgbeleid van de gemeente
Edam-Volendam. Tamara Franke keek
hoe de jeugdzorg er in deze gemeente
vanaf 1 januari 2015 voorstaat. “Wij
zijn echte doeners. Dat is ook de
mentaliteit van de mensen in deze
gemeente.”
H
ulp voor iedereen die hulp nodig heeft, dat
is het doel van het zorgteam. “We richten
ons niet op jeugd, maar op huishoudens”, vertelt
zorgcoördinator Tamara Klouwer. “Wij werken
outreachend en laagdrempelig. We hebben in de
pilot-periode veel geïnvesteerd in het uitwisselen
van kennis, en hebben veel met elkaar samengewerkt. Dat leidde tot een team dat elkaar
goed kent en gebruik weet te maken van elkaars
expertise en kwaliteiten.
Belangrijk verschil met bijvoorbeeld de ouder- en
kindteams in Amsterdam en de Sociaal Wijkteams
in Zaanstad is dat het zorgteam niet vanuit
de wijken werkt. “De gemeente is klein”, legt
Klouwer uit. “Daarom zijn er geen wijkteams,
maar volstaat één zorgteam. Het zorgteam is
ook niet in een van de wijken gevestigd, maar in
het gemeentehuis. Groot voordeel hiervan is dat
hier ook andere diensten zijn gevestigd, zoals de
afdeling Werk, Inkomen en Zorg en Schuldsanering.”
Jeugd en Gezin
“Mensen met eenvoudige vragen over bijvoorbeeld opvoeding of ontwikkeling van kinderen
kunnen terecht bij het Centrum voor Jeugd en
Gezin”, vertelt Klouwer. “Als blijkt dat de problemen complexer zijn dan verwijst het Centrum
voor Jeugd en Gezin hen naar het zorgteam. Het
zorgteam ondersteunt mensen bij de wat zwaardere problemen op meerdere levensgebieden.”
Die aanpak op meerdere levensgebieden is mogelijk doordat binnen het zorgteam verschillende
organisaties samenwerken. “Dit is ontschotting
in de praktijk”, meent Khalid El Ghalbzouri van
Stichting Maatschappelijke Dienstverlening.
“Korte lijnen, ook naar andere instanties. We
weten elkaar goed te vinden en komen zo snel
tot oplossingen. Wij zijn echte doeners, dat
De meeste inwoners hebben een netwerk dat
kan bijspringen en als dat niet zo is, dan helpen
anderen. Dat moeten wij dan alleen in gang
zetten.”
Dijkstra van Jeugdbescherming Regio Amsterdam: “Edam-Volendam heeft de naam een
gesloten gemeenschap te zijn, maar mijn ervaring is dat de mensen hier veel voor elkaar over
hebben. Dit geldt overigens ook voor de mensen
die oorspronkelijk niet uit de gemeente komen,
hier nog maar kort wonen en nog niet over een
netwerk beschikken. De caritasinstelling van de
kerken speelt hierin eveneens een actieve rol, ook
voor de niet-gelovigen. Dat is ook typerend voor
onze gemeente.”
is ook de mentaliteit van de mensen in deze
gemeente.”
Ontwikkeling
De opbouw van het zorgteam is al twee jaar in
gang. Gaandeweg sloten zich meerdere instanties
aan en ontstond een echt team. Het zorgteam
bestaat nu uit medewerkers van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (het voormalige Bureau
Jeugdzorg – red.), Spirit, Centrum Jeugd en
Gezin, Stichting Maatschappelijke Dienstverlening, MEE, straathoekwerk, leerplichtambtenaren
en de zorgcoördinator vanuit de gemeente. Op
die manier beschikt het team over expertise op
verschillende disciplines en dat moet leiden tot
een snelle integrale hulpverlening.
“Ik zit nu een jaar vanuit Jeugdbescherming
Regio Amsterdam in het team en ik ben erg
enthousiast over de voortgang en samenwerking”, vertelt gezinsmanager Mandy Dijkstra.
Wijkgericht
Hoewel het zorgteam in het gemeentehuis is
gevestigd zijn er uiteraard goede verbindingen
met de wijken, onder andere via de straathoekwerker en het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Zij zitten wel in de wijk en nemen deel aan het
zorgteam. Het inloopspreekuur van de Stichting
Maatschappelijke Dienstverlening is in het Wijksteunpunt. Dit is gevestigd in de bibliotheek van
Edam. Daar lopen mensen heel makkelijk even
naar binnen.
Eens per twee maanden is er een ‘Hometeamoverleg’. Het Hometeam is een breder netwerkoverleg, waar bijvoorbeeld ook de wijkagenten,
woningbouwcorporaties, wijkverpleegkundigen
en medewerkers van de GGD meldpunt overlast
en bemoeizorg bij betrokken zijn. Ook is er een
samenwerkingsverband met de huisartsen, jeugdggz en de verloskundigen.
Praktijk
Het team werkt onderling goed samen en vindt
goed aansluiting bij andere zorgverleners. Het
is al meerdere keren gezegd. Maar hoe ziet dat
er nu in praktijk uit? Klouwer: “Eens per week
komen we in het gemeentehuis bij elkaar voor
casuïstiekbespreking. Met elkaar maken we een
analyse, onderzoeken we bij wie de casus het
beste past en wijzen we een gezinsregisseur aan.
Als er bijvoorbeeld veel opvoedkundige problemen spelen dan komt de casus bij Kim van de
Meijs van Spirit terecht.” Kim: “Ik neem contact
op met de ouders en ga op huisbezoek om de
situatie in kaart te brengen. Samen met het
gezin maak ik een Plan van Aanpak.” Ook hier
geldt: Eén gezin, één plan en één regisseur.
“We werken zoveel mogelijk vanuit de mogelijkheden van het gezin en hun netwerk. Als er
meerdere professionals bij het gezin betrokken
zijn dan zal de regisseur één gezamenlijk plan
opstellen en samen met het gezin, de uitvoering
en voortgang van het plan bewaken.”
Sterke netwerken
Jera van Gelder, hoofd beleid bij de gemeente
zegt: “Een voordeel van een kleine gemeente
is dat de netwerken vaak sterk zijn. Een nadeel
is dat mensen te lang zelf blijven proberen
problemen op te lossen waar ze zonder hulp niet
uitkomen. Het streven is om problemen zoveel
mogelijk in een vroeg stadium aan te pakken.”
Leerplichtambtenaar Yvonne Emmer: “De school
is vaak de eerste plaats waar problemen naar
voren komen. Een kind heeft tenslotte niet
zomaar veel schooluitval. Leerplicht heeft een
belangrijkere signaleringsfunctie. Hulpvragen van
scholen, ouders en leerlingen kunnen juist door
deze korte lijnen snel worden opgepakt. Het is
fijn als je in een vroeg stadium betrokken raakt
omdat er dan vaak nog veel mogelijk is!”
Netwerk
Het team werkt volgens de principes van het
Generiek Gezinsgericht Werken, de methodiek
die is ontwikkeld door Jeugdbescherming Regio
Amsterdam. “Daarbij probeer je zoveel mogelijk
op te lossen binnen het vrijwillige kader”, legt
Lilian Migdesyan van Centrum Jeugd en Gezin
uit. “Dat is een goed uitgangspunt. Zeker als je
de kracht van het gezin en haar netwerk benut.
3
Spirit startte onlangs met forensische pleegzorg.
Dit alternatief is bedoeld voor delinquente jongens
tussen de 12 en 15 jaar voor wie verblijf in een
justitiële jeugdinrichting een minder geschikte straf
is. Uit onderzoek blijkt dat zij het meest vatbaar zijn
voor negatieve gedragsbeïnvloeding, met name in
een groepje met soortgenoten. Een pleeggezin wordt
speciaal getraind voor deze vorm van pleegzorg.
Pleegouders nemen maximaal drie maanden een
minderjarige verdachte in huis. Onder strikte regels
en voorwaarden bieden zij deze jongens een weg uit
de criminaliteit. Door de jongen uit zijn vertrouwde
omgeving te halen wordt er samen met Spirit, de
ouders, school en positieve contacten in hun netwerk gewerkt aan de toekomst van de jongen. Een
pleegouder voor delinquente jongens treedt tijdelijk
in dienst van Spirit. Forensische pleegzorg is een
pilot voor één jaar en wordt gesubsidieerd door het
ministerie van Veiligheid en Justitie.
Meer informatie: www.spirit.nl
Jeugdzorg in de buurt
Vier jeugdzorgorganisaties in Nederland startten in
2011 met het experiment: Jeugdzorg in de Buurt. De
vier jeugdzorgorganisaties (Lindenhout in Arnhem,
Spirit in Amsterdam, Parlan in Alkmaar en Cardea
in Leiden) zijn ieder gestart met de opbouw van een
team in een vooraf geselecteerde buurt. Deze vier
pilotprojecten hebben de werkwijze van Buurtzorg als
voorbeeld – waar zelfsturende teams in de buurt een
integraal aanbod op maat leveren. Zonder bureau­
cratie, zonder organisatorische rompslomp.
Voor veel professionals betekende deze nieuwe
werkwijze een verfrissende uitdaging die oude
patronen op zijn kop zette en nieuwe denkwijzen en
energie aanboorde. Maar vooral droeg ‘Jeugdzorg
in de buurt’ de belofte in zich een werkwijze te
bieden die voor cliënten een kwalitatieve verbetering
inhoudt: samenhangende hulp, dicht in hun
buurt, minder hulpverleners, met minder last van
bureaucratie en wachtlijsten.
Onlangs verscheen er een brochure met de resultaten
van dit project. Dat boekje biedt belangrijke
handvatten voor de transitie jeugdzorg en is te
downloaden via: www.spirit.nl
Express Your Best Inside
De laatste week van de zomervakantie konden de
jongeren van de Justitiële Jeugdinrichting Amsterbaken workshops volgen bij ‘Express Your Best Inside’.
Zo konden ze zich vrijwillig inschrijven voor de
workshops rap, DJ of graffiti. Veertig jongens namen
gedurende drie dagdelen deel aan het programma.
De afsluiting vond plaats in de sportzaal, waar de
jongens elkaar hun prestatie lieten zien. “Ik had niet
verwacht dat ik dit kon, toen ik maandag begon met
de DJ-workshop”, vertelt een van hen. Een ander
pakte tijdens de presentatie de microfoon en nam
een ware MC-rol op zich. Ook de graffiti-workshop
was een succes. De jongens vulden elkaar goed aan:
“Hij was goed in het bedenken en kritisch kijken
waar wat gespoten moest worden, en ik kon dan met
de spuitbussen alles mooi maken op het grote doek
voor in de fitnesszaal. We waren echt een team.”
Meer informatie: www.spirit.nl
COLOFON
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van
zestien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en
jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht
verstandelijk beperkten in de Stadsregio Amsterdam:
Altra, Arkin, Cordaan Jeugd, De Bascule, GGZ inGeest,
HVO-Querido, Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t
Kabouterhuis, Ons Tweede Thuis, Opvoedpoli, Spirit,
De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan
de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale
nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per
jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet
noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties.
Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten
worden ontleend.
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong
aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande
schriftelijke toestemming van de redactie.
Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu
Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Vacant
(Jeugdbescherming Regio Amsterdam), Bertie van der
Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule)
Redactie Eveline Wiebes (Arkin), Nel Pols (Cordaan
Jeugd), Peter Heuseveldt (MEE Amstel en Zaan), Hiske
Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker
Groep), Marc Onnen (HVO Querido), Maria Lichtendonk
(Leger des Heils), Suzan van Dijk (Opvoedpoli), Ineke
Barnhard (Ons Tweede Thuis), Daphne Wolthuis (Lijn5),
Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis)
Vaste medewerkers Marja Fafiani, Tamara Franke,
Anja Geldermans, Maartje Hagar Treep, Brigitte
den Hartog, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Arjan
Post, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim
Stevenhagen en Florence Tonk
Redactieadres
Jong aan de Amstel
Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan.
e-mail: [email protected]
website: www.jongaandeamstel.nl
Ontwerp en DTP Marjolein Lensink, Yvonne van der Lip
Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
CONTACTGEGEVENS
Altra
Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam
020 - 555 83 33 • [email protected] • www.altra.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie
Postbus 303, 1115 ZG Duivendrecht • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam
020 - 3059 359 • [email protected] • www.jbra.nl
Cordaan Jeugd
De Ruyterkade 7, 1013 AA Amsterdam
020-630 62 62 • [email protected], • www.cordaan.nl
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam
020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
Seksualiteit na de Commissie Samson
‘Omringd door zorg, toch niet veilig.’ Zo heette het rapport dat de Commissie
Samson in 2012 uitbracht over het seksueel misbruik in de jeugdzorg.
De commissie kwam vervolgens met het ‘Actieplan Kindermishandeling
2012-2016. Kinderen veilig’. Daarin staan maatregelen die kinder­mishandeling moeten voorkomen en stoppen.
Maar wat gebeurt er nu concreet? Jong aan de Amstel ging op zoek naar de
antwoorden. Hebben protocollen wel zin? Hoe maak je seksualiteit bespreekbaar? Hoe ga je om met loverboys?
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TON K
Jan Hendriks: ‘Protocollen zijn
niet dé oplossing’
Screenen
Protocollen en onderbuikgevoel.
Die combinatie is nodig om seksueel
misbruik in de jeugdzorg tegen te
gaan, meent Jan Hendriks. Hij maakte
deel uit van de Commissie Samson
die seksueel misbruik onderzocht
van kinderen die door de overheid in
instellingen of in pleeggezinnen werden
geplaatst. Deze, toch al kwetsbare
kinderen, bleken twee keer zo veel
risico te lopen misbruikslachtoffer
te worden. Hoe kan de sector dit
tegengaan?
Op dit moment is de hoogleraar betrokken bij
een nieuw onderzoek naar deze problematiek
voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (WODC). Hij mag hierover
nog niet veel meedelen, maar benadrukt het
belang van screening. Hendriks: “Als iemand
al eerder slachtoffer of dader was is het risico
op herhaald seksueel grensoverschrijdend
gedrag hoger. Helaas wordt dit vaak niet goed
aangegeven in de dossiers. Dat was ook een
van de conclusies van de Commissie Samson:
de dossiers van deze kinderen waren vaak niet
goed op orde. Er was niet goed doorgevraagd
door de hulpverleningsinstanties. Bovendien
wordt in een gesprek vaak niet alles prijsgegeven
door kinderen als ook de voogd of ouders erbij
zijn. Zeker bij pubers is het erg belangrijk dat
het onderwerp seksualiteit altijd goed wordt
uitgevraagd.”
H
endriks is klinisch psycholoog bij De Waag
en hoogleraar Forensische Psychiatrie en
Forensische Orthopedagogische Diagnostiek
en Behandeling aan respectievelijk de Vrije
Universiteit en de Universiteit van Amsterdam.
“Seksueel misbruik komt voor in elke vorm
van jeugdzorg. Iedere situatie waarin kinderen
langdurig bij elkaar zijn, in instellingen of
pleegzorg, kan risico opleveren. Uit ons onder­
zoek bleek dat met name kinderen tussen de
twaalf en achttien jaar elkaar lastigvallen. Met
name meisjes zijn kwetsbaar en als er een licht
verstandelijke beperking speelt, wordt het risico
drie keer hoger.”
Doorvragen
Openheid, doorvragen en het bespreekbaar
maken van seksualiteit, dat lijkt een belangrijke
sleutel tot het terugdringen van misbruik binnen
de jeugdzorg. Het lijkt een eenvoudig en logisch
advies, maar dat is het niet, aldus Hendriks:
“Mensen praten nu eenmaal makkelijker over
voetballen dan over seksualiteit. Ook voor
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
professionele opvoeders blijft het een lastig
onderwerp. Een van de aanbevelingen van de
Commissie was dan ook om het bespreekbaar
maken van seksualiteit in opleidingen voor de
jeugdzorg sterk te benadrukken.”
Protocol
De Commissie Samson kwam in 2012 met een
aantal protocolvoorstellen om misbruik tegen te
gaan. Werkt dat, keurig de protocollen volgen?
Gaat het in essentie niet om mensenwerk? “Dat
is een belangrijke vraag”, vindt Hendriks. “In de
kern ligt hier altijd een dilemma. Je kan alles
protocolleren en dan heb je het voor de buitenwereld goed gedaan. Dat zie je steeds vaker binnen de GGZ. Risico’s vermijden met protocollen.
Aan de ene kant is dat goed, aan de andere kant
verlies je daarmee ook het natuurlijke gevoel uit
het oog. Hulpverleners moeten het ook van hun
intuïtie hebben; het gezonde onderbuikgevoel.
De ellende is dat je iemand daartoe niet kunt
opleiden. Het blijft een combinatie: protocollen
en onderbuikgevoel. De vertrouwensrelatie tussen
kind en opvoeder blijft in jeugdhulpverlening
heel belangrijk, naast die protocollen.”
Meer informatie: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg/aanpak-seksueel-misbruik-injeugdzorg
DOO R : F L O R E N C E TON K
‘Jongeren vinden het prettig serieus
te worden genomen’
HVO-Querido
Myrna Cleef is orthopedagoog bij Qpido, het seksespecifiek expertisecentrum van Spirit. Zij vertelt hoe hulpverleners
en voorlichters van Qpido seksualiteit bespreekbaar maken.
Jellinek Jeugd / Punt P
“B
Eerste Ringdijkstraat 5, 1097 BC Amsterdam
020 - 561 90 90 • [email protected] • www.hvoquerido.nl
2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam
020 - 590 55 55 • www.jellinek.nl • www.puntp.nl
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam
Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam
020 - 630 11 11 • [email protected]
www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden
088 - 513 13 13 • [email protected] • www.ln5.nl
ij Qpido geven we voorlichting en begeleiding aan jongeren en ouders en we trainen hulpverleners. We merken dat professionals
in de jeugdzorg vaak handelingsverlegen zijn als
het gaat om praten over seks. Daarom ontwikkelden we het boekje ‘Verliefdheid & Seks’ voor jongeren. Het boekje daagt jongeren uit en maakt
hen enthousiast om over het thema te praten en
vragen te stellen. Het is een onderwerp dat hen
bezighoudt en ze vinden het prettig om hierin
serieus genomen te worden. Ook je houding als
hulpverlener heeft invloed op zo’n gesprek, net
zoals het gemak waarmee je erover praat. Als
jongeren voelen dat jij geen last van schaamte
hebt, dan hebben zij dat ook niet.”
Veel oefenen
“Als je seksualiteit bespreekbaar wilt maken,
zeggen wij in onze training ‘Seksualiteit en
opvoeden’ voor professionals: heel veel oefenen,
veel erover praten. Dan wordt je houding tijdens
zulke gesprekken anders. Vervolgens begin je
door te vragen wat jongeren wel of niet weten,
waar ze vragen over hebben. Om het gesprek te
starten, kun je ons boekje gebruiken of iets van
tv of uit de krant erbij halen. Ook kan het goed
werken om een gesprek in de auto te hebben, of
tijdens de afwas bijvoorbeeld. Veel hulpverleners
zijn verbaasd over hoe gemakkelijk het gesprek
gaat als ze de tips uit onze training volgen.”
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam
020 - 512 72 72 • [email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 196, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
Ons Tweede Thuis
Vuurdoornstraat 11, 1431 RM Aalsmeer • 0297 – 353 800
[email protected] • www.onstweedethuis.nl
Opvoedpoli
Houtmankade 332, 1013 RR Amsterdam, 020 – 463 43 82
[email protected] • www.opvoedpoli.nl
Andere cultuur
Spirit
gesprek gaan is onze insteek: ‘In deze maatschappij komt uw dochter zeer waarschijnlijk in
aanraking met seksualiteit: buiten, op school of
in de media. Wij willen dat uw dochter weerbaar
is en haar grenzen kan aangeven.’ Door zo het
gesprek op te starten krijg je bijna alle ouders
mee.”
Sparren
“Als hulpverleners het lastig vinden om het
gesprek zelf aan te gaan met een cliënt, adviseren wij een collega te zoeken die het gesprek
over seksualiteit en grenzen kan overnemen.
De hulpverlener houdt wel de regie en is er zelf
verantwoordelijk voor dat er geen enkel kind
de deur uitgaat zonder dat er over seksualiteit
gesproken is. Wij worden ook veel door collega’s
geraadpleegd over grensoverschrijdend gedrag
van jongens of meisjes. Soms bieden wij dan een
hulpverleningstraject aan: Romeo of Julia. Collega’s bellen ook om te sparren of zeker te weten
dat ze de goede stappen nemen.”
De Waag - Amsterdam
“Praten over seksualiteit met mensen uit een
andere cultuur is een ander knelpunt voor veel
hulpverleners. Als wij met migrantenouders in
William Schrikker Groep
“Mensen praten nu eenmaal makkelijker over voetballen dan over seksualiteit.
Ook voor professionele opvoeders blijft het een lastig onderwerp.”
Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam
020 - 5400 500 • [email protected] • www.spirit.nl
Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam
020 - 462 63 33 • [email protected]
www.dewaagnederland.nl
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam
088 - 526 00 00 • [email protected] • www.wsg.nu
4
Meer informatie:
[email protected] of 06-293 380 64
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TO N K
KORT
‘De drempel om seksualiteit
te bespreken moet omlaag’
Verdiepen
Natasja Wiersema is medewerker van de vakgroep Opleiding en Informatie van
het Expertisecentrum van de William Schrikker Groep. In die rol ontwikkelt zij
samen met onder meer gezinsvoogden, pleegzorgwerkers, gedragswetenschappers
en het kenniscentrum voor seksualiteit Rutgers WPF een e-learningmodule voor
jeugdzorgprofessionals rondom het thema seksualiteit.
O
De e-learningmodule van het Expertisecentrum
is geschikt voor iedereen in de jeugdzorg en
kan vanaf oktober online worden aangeschaft
en gevolgd via www.jeugdzorgleertonline.nl.
Wiersema: “Na het onderdeel over de normale
seksuele ontwikkeling volgt het thema seksuele
opvoeding: Hoe praat je over seksualiteit, waar
moet je op letten? We geven veel voorbeelden van gesprekken in filmpjes. Ook geven we
achtergronden met sociale en culturele aspecten die meespelen. Het derde deel behandelt
seksualiteit en grenzen en tot slot bespreken
we seksualiteit en internet.” Volgens Wiersema
is de e-learningmodule een goede manier om
kennis te verdiepen in de eigen tijd. Toch vindt
zij e-learning alleen onvoldoende om hulpverleners te trainen in het bespreekbaar maken van
seksualiteit en het tegengaan van risico’s op
seksueel grensoverschrijdend gedrag. “Er zijn ook
klassikale trainingen om mensen bijvoorbeeld te
laten oefenen met gesprekstechnieken en om de
benodigde vaardigheiden eigen te maken.”
impulsen te beheersen, dus ook seksuele impulsen. Er moet dan iemand zijn die dit met het
kind bespreekt en het kind moet weten dat het
erover kan praten.”
Hoe eerder, hoe beter
Wiersema benadrukt dat het in alle contacten met cliënten belangrijk is om seksualiteit
bespreekbaar te maken. Helemaal als er sprake
is van seksueel afwijkend gedrag: hoe eerder dit
wordt besproken, hoe beter. “In al onze gesprekken met ouders, kinderen en opvoeders moet
seksualiteit ter sprake komen, ook als er niets
aan de hand is. Dit hadden we bij de WSG al als
richtlijn maar sinds het rapport van de commissie Samson wordt hier meer op gestuurd. Het
staat in ons plan van aanpak en vormt een vast
onderdeel in de verslaglegging. De drempel om
seksualiteit te bespreken moet omlaag.”
Meer informatie: [email protected] of
www.williamschrikkerexpertise.nl
FOTO: MARJA FAFIANI
m te kunnen weten wat afwijkend seksueel
gedrag is, moet een hulpverlener eerst weten
wat de normale seksuele ontwikkeling is bij
kinderen tussen de nul en achttien jaar. Daar is
dan ook het eerste deel van de e-learningmodule
aan gewijd. Wiersema: “Omdat onze mensen
vaak dingen tegenkomen die niet normaal zijn,
vonden wij het heel belangrijk eerst het normale gedrag te omschrijven. Waar het afwijkt,
beschrijven we hierbij ook de seksuele ontwikkeling van licht verstandelijk beperkte kinderen.”
Lichamelijk loopt de ontwikkeling van licht
verstandelijk beperkte kinderen niet heel anders,
maar met name op het cognitieve en sociaalemotionele vlak kunnen deze kinderen ander
gedrag vertonen, en dat kan effect hebben op de
seksuele ontwikkeling. Wiersema: “Menstrueren,
borsten krijgen, die dingen vinden licht verstandelijk beperkte meisjes vaak moeilijk te begrijpen.
Ook vinden deze kinderen het vaak lastig om
‘We doen het gewoon’
Natasja Wiersema: “In al onze gesprekken met ouders, kinderen en opvoeders moet seksualiteit ter sprake komen, ook als er niets aan de hand is.”
SEKSUALITEIT NA DE COMMISSIE SAMSON
DOO R : F L O R E N C E TO N K
Nationaal Rapporteur:
‘Geen ‘loverboyproblematiek’,
maar mensenhandel’
Corinne Dettmeijer is Nationaal
Rapporteur mensenhandel en seksueel
geweld tegen kinderen. Zij pleit voor
specialistische hulp en opvang binnen
de jeugdzorg voor slachtoffers van
loverboys. Want feitelijk zijn deze
meisjes volgens haar slachtoffers van
binnenlandse mensenhandel.
I
n haar rapport uit september 2013 uitte de
Nationaal Rapporteur kritiek op de jeugdzorg.
Zij noemde het onder andere niet terecht dat de
sector slachtoffers van loverboys aanduidt als
‘meisjes met loverboyproblematiek’. Loverboys
zijn mensenhandelaren, meent Dettmeijer en
zij wil de meisjes die door hen zijn uitgebuit,
zo benoemen: slachtoffers van binnenlandse
­mensenhandel.
Dettmeijer: “De methodiek die loverboys in
Nederland hanteren om meisjes te ronselen,
wordt ook door mensenhandelaren in andere
landen gebruikt. Ook Bulgaarse mensenhandelaren zien dat een patroon van een meisje
paaien en verliefd maken veel beter werkt dan
fysiek geweld. Er is dus niet veel verschil tussen
een zestienjarig Nederlands meisje dat uitgebuit
wordt door een Nederlandse mensenhandelaar,
ofwel loverboy, en een achttienjarig Bulgaars
meisje dat in Nederland door een Bulgaarse
­mensenhandelaar achter de ramen wordt gezet.
Toch wordt in Nederland de hulp aan, en behandeling van, deze meisjes verschillend vormge­
geven.”
gezien worden als seksueel grensoverschrijdend.”
Een dergelijke benadering, benadrukt Dettmeijer,
vergt ook kennis van de wereld van mensen­
handel.
Samenwerken
Daarnaast moet jeugdzorg bewust zijn van het
belang van aangiftes tegen loverboys. Dettmeijer:
“Uiteindelijk moeten die jongens gewoon de
gevangenis in! Zodra een meisje binnen een
instelling is geplaatst, is het voor de politie
vaak moeilijk om haar tot aangifte te bewegen.
Instellingen moeten daarom meer samenwerken
met de politie, de meisjes vertrouwen geven in
de politie, laten zien dat die aan hun kant staat.”
Bijna een jaar na haar rapport ziet de
Nationaal Rapporteur meerdere positieve
ontwikkelingen binnen Jeugdzorg. Zo noemt
zij de toetreding van Jeugdzorg Nederland tot
de Taskforce mensenhandel positief. “Ook de
pilot in Rotterdam voor categorale opvang van
minderjarige slachtoffers van binnenlandse
mensenhandel vind ik een mijlpaal,” aldus
Dettmeijer.
Signalen herkennen
Volgens Dettmeijer is niet alleen jeugdzorg-,
maar ook mensenhandelexpertise vereist om deze
slachtoffers de hulp te geven waar zij recht op
hebben. “Medewerkers in de jeugdzorg moeten
worden getraind om signalen van mensenhandel
te herkennen. Je moet ook weten dat iemand
niet achter de ramen hoeft te hebben gezeten
om slachtoffer van mensenhandel te zijn. Op
diezelfde manier moeten we het meisje benaderen: jij bent het slachtoffer van mensenhandel,
iemand anders heeft jou iets aangedaan.”
“Natuurlijk is dat is niet eenvoudig”, zegt
­Dettmeijer. “Dikwijls is het meisje nog verliefd.
Zij wil vaak niets kwaads horen over de loverboy.
Maar je moet het bespreken: ‘Hoe gek is het, dat
jij met al zijn vrienden seks had en hij daar geld
voor kreeg?’ Haar gedrag moet dus niet alleen
Meer informatie: www.nationaalrapporteur.nl
5
Sinds september 2013 draait er een proeftuin in Oud
Noord – Overhoeks. Een proeftuin is een van de voorlopers van de transitie. Hier worden nieuwe vormen
en samenwerkingsverbanden binnen de jeugdzorg
uitgeprobeerd. Zo startte er een Ouder- en Kindteam
en zijn er ouder- en kindadviseurs op basisscholen,
voorscholen en kinderdagverblijven en op het speciaal
basisonderwijs. Wat zijn nu de resultaten van deze
proeftuin? Marije van der Hijden, ouder- en kindadviseur vanuit Spirit: “We zijn op het punt aangekomen
om de opbrengsten van onze en andere proeftuinen
in Amsterdam te gebruiken bij de introductie van de
ouder- en kindteams in heel Amsterdam.” Daarom
­legden ze een en ander vast in het boekje ‘We doen
het gewoon’. Hierin lees je hoe de samenwerking met
de verschillende partners is georganiseerd en wat
daarbij de uitgangspunten waren.
Het boekje is te downloaden via de website van Spirit:
www.spirit.nl
‘Jeugdzorg kan goedkoper
en efficiënter’
Het nieuwe jeugdstelsel kan goedkoper en effectiever.
Maar dan moeten alle neuzen dezelfde kant op; van
professionals, gemeenten en van burgers. “Vernieuwing
van het jeugdstelsel vraagt van professionals een andere
houding en vaardigheden.” Dat staat in het rapport
dat de Denktank Transformatie Jeugdstelsel afgelopen
zomer presenteerde. Het rapport ‘Beter met minder.
Bouwstenen voor de transformatie van het jeugdstelsel’ gaat over hoe de jeugdzorg goedkoper en beter
kan. Job Cohen is voorzitter van deze Denktank. Voor
vernieuwing van de jeugdbescherming is het nodig
dat de ­deskundigheid van professionals door het hele
jeugdstelsel heen gebruikt kan worden, aldus de Denktank. Dus bij preventie van problemen op bijvoorbeeld
scholen, in de hulp aan kinderen door jeugdwerkers,
maar ook door de specialisten in de tweede lijn. Er moet
een nieuwe professional in de jeugdzorg komen, die de
ruimte heeft om zaken te doen met gezinnen en om zelf
besluiten te nemen in complexe situaties.
Meer informatie:
www.nji.nl/denktank-transformatie-jeugdstelsel
MEE start cursussen
en groepen
Dit najaar gaan ze weer van start: diverse cursussen
en groepen voor jongeren en ouders. Of het nu gaat
om het trainen van sociale vaardigheden, praten over
liefde en seks of lotgenoten ontmoeten, in de hele
regio kunnen mensen terecht bij MEE Amstel en Zaan.
Een kleine greep uit het aanbod. Voor jongens van 8
tot 18 jaar die moeilijk leren is er vanaf oktober ‘Maak
je sterk of Maak je sterk kids’ in Amsterdam. Een
weerbaarheidstraining waarin de jongens ontdekken
waar hun grenzen liggen, zich leren verdedigen en beter ‘nee’ zeggen. In zowel Amstelveen als Purmerend is
er voor broertjes en zusjes van kinderen met een vorm
van autisme de cursus ‘Ik ben ik’. Deze zogenaamde
brusjes leren al vroeg om rekening te houden met de
beperking van hun broer of zus. In ‘Ik ben ik’ leren ze
wat zij nodig hebben, hoe ze dat kunnen vragen en ze
ontmoeten andere brusjes die in hetzelfde schuitje zitten. Daarnaast krijgen ze meer inzicht in wat autisme
nu eigenlijk is.
Een overzicht van ons gehele aanbod aan cursussen en
groepen – wat, waar, wanneer en voor wie - vindt u op
meeaz.nl/cursussen.
Ontdek de pleegouder in
je buurt!
Spirit doet dit jaar voor de derde keer mee aan de
landelijke actiedag ‘Ontdek de pleegouder in je buurt’.
Op zaterdag 4 oktober van 14.00 tot 17.00 uur zetten
pleegouders in heel Nederland zich weer in als ambassadeur om de aandacht te vestigen op het belang van
pleegzorg en op het grote tekort aan pleegouders in ons
land. Zij openen hun deuren om geïnteresseerden warm
te maken de stap richting pleegzorg te zetten. Verschillende pleeggezinnen van Spirit doen weer graag mee aan
deze actie. Ook willen ze eventueel weer meewerken aan
artikelen en/of televisie- en radio-uitzendingen over dit
onderwerp. Spirit zet met name in op deze ‘free publicity’, daarnaast zenden ze twee weken voorafgaand aan
de actiedag een radiospot uit via Radio Noord-Holland.
Meer informatie:
www.pleegzorg.nl/ontdek-de-pleegouder-in-je-buurt/
Altra traint ‘Signs of Safety’
Vrijwel alle ouders willen hun kind een veilige
omgeving bieden. Toch kan een gezin in een situatie terechtkomen die voor de kinderen schadelijk
kan zijn. Ambulant hulpverleners zijn de ogen en
oren van de jeugdzorg. Daarom traint Altra al haar
ambulant hulpverleners in de basistechnieken van
Signs of Safety onder de titel: Focus op veiligheid.
De training bestaat uit twee trainingsdagen en
vijf praktijkbijeenkomsten van twee uur, waarin de
hulpverleners casussen uit de dagelijkse praktijk
bespreken. Doel is dat de hulpverleners daarbij de
technieken toepassen om met het gezin en de kinderen in gesprek te gaan over veiligheid en de eerste
stappen te zetten om de veiligheid te bevorderen. Is
er sprake van ernstige veiligheidsproblemen, dan kan
het Signs of Safety-team van Altra worden ingeschakeld voor consult of voor een geheel traject.
Meer informatie:
[email protected] of [email protected]
THEMANUMMERS
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een
thema. Hierin belicht het blad een onderwerp vanuit
verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht
van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein.
Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod:
2003/4Basisonderwijs
december 2003
2004/1Jeugdpsychiatrie*
maart 2004
2004/2Voortgezet onderwijs
juni 2004
2004/3Crisishulp*
november 2004
2005/1Huiselijk geweld
maart 2005
2005/2Jeugdgezondheidszorg
juni 2005
2005/3Lokaal jeugdbeleid
oktober 2005
2005/4Speciaal onderwijs (primair)* december 2005
2006/1Armoede
maart 2006
2006/2Meidenhulpverlening
juni 2006
2006/3 L icht verstandelijk
gehandicapten
oktober 2006
2006/4Voortgezet speciaal onderwijs december 2006
2007/1Hulp aan huis
maart 2007
2007/2Veiligheid
juni 2007
2007/3Autisme*
oktober 2007
2007/4 Gezondheid en sport
december 2007
2008/1De harde kern*
maart 2008
2008/2 Drang en dwang
juni 2008
2008/3Volwassenenpsychiatrie
oktober 2008
2008/4Preventie
december 2008
2009/1Multiprobleemgezinnen
maart 2009
2009/2Pleegzorg
juni 2009
2009/3Jonge moeders
oktober 2009
2009/4Vroegtijdige signalering*
december 2009
2010/1Licht verstandelijk beperkten maart 2010
2010/2Passend basisonderwijs
juni 2010
2010/3Jeugdzorg in een
strafrechtelijk kader
oktober 2010
2010/4Opvoedondersteuning
december 2010
2011/1 Alcohol en drugs
maart 2011
2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur
juni 2011
2011/3 Multiprobleemgezinnen
oktober 2011
2011/4 Seksueel misbruik
december 2011
2012/1Samenwerken met ouders
maart 2012
2012/2Passend onderwijs
juni 2012
2012/3Netwerkondersteuning
oktober 2012
2012/4Transitie
november 2012
2012/5 18-plus
december 2012
2013/1 Digitale hulpverlening
maart 2013
2013/2 Autisme
juni 2013
2013/3 Voeding
oktober 2013
2013/4 Jeugdzorg en volwassenen-ggz december 2013
2014/1 Vechtscheidingen
maart 2014
2014/2 Top600
juni 2014
2014/3 E igen kracht
en sociaal netwerk
oktober 2014
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op
te vragen via: [email protected].
Alle nummers zijn als pdf te downloaden via
www.jongaandeamstel.nl
* = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
DOO R : MI L L I G E R R IT SEN
‘Laat het gezin zijn verhaal vertellen’
Generiek Gezinsgericht Werken. Dat lijkt het tovermiddel van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), het voormalige
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Het leidt tot minder ondertoezichtstellingen, kortere hulpverlening en
daarmee tot lagere kosten voor de jeugdzorg. Maar hoe werkt het nu in de praktijk? Milli Gerritsen vroeg het aan
gezinsmanager René Swint.
D
e zaak leek hopeloos. De zeventienjarige
zoon van het gezin had morbide obesitas,
maar zijn vader wilde niet meewerken aan
hulp. Boze brieven hadden geen zin en drie
hulpverleners liepen stuk op het gezin. Swint
trad het gezin tegemoet vanuit de principes van
het Generiek Gezinsgericht Werken (GGW). En
dat had effect. “Ik keek zo onbevooroordeeld
mogelijk naar vader en zoon”, legt Swint uit. “Ik
liet mijn zorgen achterwege, toonde interesse in
vader en zoon en keek naar hun krachten.”
ik daar eerst over. Natuurlijk had ik ook kunnen
beginnen over de zorgen vanuit school en het
ziekenhuis over zijn zoon, maar daarmee had ik
waarschijnlijk geen opening gevonden.”
Vertrouwen
“De houding in het gesprek is belangrijk”, legt
Swint uit. “GGW zegt dat je moet investeren
in de match. Dus dat je een half uur over het
beroep van taxichauffeur praat, maakt niet uit.
Als je daar de tijd voor neemt, draagt dat bij
aan het vertrouwen. Vanuit het gesprek over het
beroep van de vader, kwam ik vanzelf op zijn
zoon. Het bleek dat hij zich ook zorgen maakte.
Ik ben toen in het gesprek niet op de problemen
gaan zitten, maar op de krachten van de vader.
Het bleek dat hij zelf al een plan had opgesteld
voor zijn zoon. Ik vertelde de vader dat dat
heel goed was en dat ze in hun plan moesten
geloven. Vervolgens steunden wij de vader in de
uitvoering van het plan, met als gevolg dat de
Interesse
Hoe deed hij dat? Swint: ‘‘Ik stuurde de vader
een brief en vroeg hem of ik op huisbezoek
mocht komen. Dat verzoek vond hij prettig. Ik
drong me namelijk niet op en daarmee was de
eerste stap gezet. Ik mocht op huisbezoek komen
en toonde interesse in de vader. Wat is het voor
een vader? Hij is taxichauffeur in Amsterdam
en dat vind ik een spannend beroep. Dus sprak
PRAKTIJK
jongen enorm is afgevallen. Zijn gezondheid gaat
nu enorm vooruit.’’
Macht
Het lijkt vanzelfsprekend, maar toch zou deze
zaak in het verleden anders zijn aangepakt. “Veel
meer vanuit de macht”, zegt Swint. “Voorheen
werd er meer tegen het gezin dan met het gezin
gepraat. Dat is een essentieel verschil. In de
oude manier van werken zou ik mijn zorgen bij
het gezin hebben neergelegd, terwijl ik vader en
zoon nog helemaal niet ken. Het automatisch
gevolg daarvan is dat het gezin in de verdediging schiet omdat ze het gevoel krijgen dat de
jeugdzorg even op de stoep staat om te vertellen welke zorgen er zijn. Die zorgen heeft het
gezin vaak ook, maar door het op deze manier
te brengen, schiet het gezin automatisch in de
verdediging. Zo’n strijd moet je voorkomen, want
dan is er geen vertrouwen. Je moet het gezin de
kans geven het verhaal te vertellen.’’
DOO R : S U Z A N H I L HORST
Kenniscentrum begeleidt scholen bij
omgang gedrag
Welke invloed heeft een leerling met ADHD op het groepsgedrag? Hoe ga je om
met een leerling met autisme? Die vragen zijn actueel nu scholen het passend
onderwijs hebben ingevoerd. Het Landelijk Kenniscentrum Passend Onderwijs
(LKPO) van de Bascule kan scholen hierbij begeleiden, onder andere met het
programma ‘Omgaan met gedrag’. “De kracht van het programma zit in het
versterken van schoolteams en het samen zoeken naar een goede aanpak”, stelt
projectleider Anja Verwoerdt.
rond is, kom je weer bij het begin: Wat zie je nu?
Heeft het plan gewerkt?”
Elke stap vraagt specifieke aandacht. Verwoerdt:
“Goed waarnemen is belangrijk. Soms lijkt het
dat bepaald probleemgedrag vaak voorkomt,
maar als je turft blijkt het soms mee te vallen of
is het juist nog erger dan gedacht. Verder denken
we mee over de problematiek van een leerling.
Wat vraagt dat van de leerkracht? Welke werkwaarin leerkrachten elkaar vertellen hoe ze reage- vormen kan deze inzetten. De leerkracht maakt
ren op bepaald gedrag van een leerling. Zo kan
uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de praktijk.
je elkaar als team ondersteunen. Maar, we richten Hij is immers de onderwijsprofessional.”
ons óók op het voorkomen van probleemgedrag.
Op maat
Dat kan door leerkrachten te leren zich in een
Om begeleiding op maat te kunnen bieden,
vroeg stadium aan te sluiten bij de onderwijs­
ontwikkelt het Landelijk Kenniscentrum P
­ assend
behoeften van kinderen.”
Onderwijs voortdurend nieuwe modules.
Handelingsgericht
­Verwoerdt: “We zien dat er veel behoefte is aan
De Bascule hanteert tijdens de begeleiding de
kennis van gedragsproblemen, maar elke school
principes van het handelingsgericht werken
heeft andere vragen. Daarom blijven we onze
(HGW). Verwoerdt: “De HGW-cyclus bestaat uit
modules voortdurend ontwikkelen, zodat we de
vier elementen: waarnemen, begrijpen, plannen
begeleiding kunnen bieden die bij die specifieke
en realiseren. De leerkrachten leren eerst goed te school past.”
kijken: Wat zie je? Daarna volgt het begrijpen
wat je ziet, het maken van een plan en vervolgens het uitvoeren van dat plan. Als de cirkel
Meer informatie: [email protected]
W
at biedt ‘Omgaan met gedrag’? Verwoerdt:
“We hebben een uitgebreide intake: waar
is behoefte aan en wat is er al gedaan? Wil een
school bijvoorbeeld specifiek informatie over
ADHD of willen ze weten welke invloed een
leerling met ADHD kan hebben op de groeps­
dynamiek?” Na de intake presenteert het Kenniscentrum een begeleidingsplan. “Een traject duurt
ongeveer twee jaar. In die tijd krijgen leerkrachten de kans het geleerde in praktijk te brengen
en te evalueren.”
Intervisie
Het programma telt acht tot tien teamtrainingen,
die telkens uiteenvallen in twee onderdelen; kennisoverdracht en vaardigheidstraining. Verwoerdt:
“Zo bieden we bijvoorbeeld een intervisietraject,
FOTO: D R EA MSTI M E
KORT
PRAKTIJK
“De leerkracht maakt uiteindelijk zelf de vertaalslag naar de praktijk. Hij is immers de onderwijsprofessional.”
6
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK
Regie over het eigen leven
Het versterken van de eigen kracht van jongeren en gezinnen is een van de belangrijkste uitgangspunten van de transitie jeugdzorg. Het idee
hierachter is dat jongeren en ouders over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op
het eigen leven. De hulpverlening moet zich richten op deze eigen kracht en het sociaal netwerk, zodat mensen de regie over hun eigen leven
houden. De hulpverlener zoekt dus niet langer naar een oplossing voor het probleem van de jongere of het gezin, maar kijkt hoe ze hen kan
ondersteunen zodat ze zelf kunnen werken aan een oplossing. Op lange termijn moet dat er toe leiden dat jongeren en gezinnen zelf leren
omgaan met hun problemen en minder vaak een beroep doen op de hulpverlening. Het maakt de mensen minder afhankelijk van de zorg.
7Programmamanager
Rutger Hageraats: ‘De cliënt wordt leidend
in de hulpverlening’
8Eigen
kracht: Geef het gezin weer verantwoordelijkheid
Tienermoeders: ‘Het centrale en verbindende thema is de baby’
9‘Wederkerigheid
is sleutel tot duurzaam netwerk’
‘Voor jou blijf ik zorgen’
10‘‘Niemand
Zorg bij psychiatrische problematiek moeilijk overdraagbaar’
heeft iets aan een overbelast netwerk’
11Zwerfjongeren
12Jeffrey Muntendam: ‘Het klikte meteen’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Rutger Hageraats, programmamanager ‘Om het Kind’
‘De cliënt wordt leidend in de hulpverlening’
Eigen kracht. Dat is het uitgangspunt van de jeugdzorg bij de
gemeente Amsterdam. Rutger Hageraats, programmamanager
‘Om Het Kind’ en de Transitie Jeugdzorg, legt uit waarom de
gemeente dit zo belangrijk vindt.
ls we het over eigen kracht hebben, bedoelen we eigen kracht
in de brede zin van het woord”, maakt
Hageraats direct aan het begin van het
gesprek duidelijk. “Vaak denken we
bij eigen kracht aan de Eigen Kracht
Conferenties, maar met eigen kracht
bedoelen we het vermogen van mensen om hun leven zelf in te richten en
zelf hun problemen op te lossen.”
Hij noemt drie redenen voor eigen
kracht als uitgangspunt van het beleid.
“Ten eerste is iemand verantwoordelijk
voor zijn eigen leven. Een hulpverlener
moet de problemen dus niet overnemen, maar kijken hoe hij de zorg
zodanig organiseert dat de burger
zelf de problemen kan oplossen. Dat
betekent dat je niet vraaggericht, maar
cliëntgericht werkt. De cliënt wordt
leidend in de hulpverlening.”
“De tweede reden is dat ervaring en
onderzoek laat zien dat eigen kracht
de zorg effectiever maakt. Omdat
mensen mede verantwoordelijk zijn
voor hun eigen probleem, zijn ze dus
ook mede verantwoordelijk voor de
oplossing. Dat leidt ook tot een beter
en duurzamer resultaat van de hulp.
De derde reden is dat het gebruik
van eigen kracht de zorg goedkoper
maakt.”
Dat eigen kracht het uitgangspunt
wordt van de hulp, daar zijn alle
betrokkenen – overheid, politiek
en instellingen – het wel over eens.
“Alleen legt de een de nadruk op
andere aspecten dan de ander”, meent
Hageraats. “En die accenten kleuren de
discussie. Wij zijn in Amsterdam altijd
uitgegaan van de kwaliteit van de
hulp. Die staat centraal in de visie en
het koersbesluit ‘Om Het Kind’, maar
het is ook gekoppeld aan financiële
taakstelling van de bestuurders.”
Omslag
Hageraats: “Op instellingsniveau is het
principe van eigen kracht nu leidend.
De een is daar wat verder in dan de
ander, maar ik heb er alle vertrouwen
in dat alle instellingen die slag maken.
Ook de zorgverleners gaan anders
denken. Zij kijken niet meer alleen
naar het probleem of de stoornis, maar
naar de mogelijkheden van het gezin
om met de problemen om te gaan.
De professional is gedreven om een
goede oplossing te zoeken. Daar heeft
hij ook voor geleerd, maar mensen
willen zelf de regie houden over hun
leven en komen zelf met oplossingen.
Dat is niet zo eenvoudig. Zeker niet
in het geval van de jeugdzorg, want
daar gaat het om de veiligheid van
kinderen waar eigenlijk niets mis mee
mag gaan. De overheid wordt geacht
de kinderen te beschermen.”
Waar liggen dan de grenzen van de
eigen kracht? Hageraats: “Formeel is
het antwoord dat die grens ligt daar
waar de jeugdbeschermer vindt dat de
veiligheid van het kind in het geding is
en de rechter besluit tot een ondertoezichtstelling. Maar zelfs in die gevallen
moet je beseffen dat het wel eens mis
kan gaan.” Gok je dan niet met de veiligheid van kinderen? Hageraats: “Nee,
daarmee mag je niet gokken. Daarom
willen we ook dat Jeugdbescherming
Regio Amsterdam en de William
Schrikker Groep met een duidelijke,
transparante veiligheidsnorm komen.
Dat maakt het beleid voor de burger
inzichtelijk.”
ren in buurtnetwerken en vrijwilligerswerk. Daarin ligt ook een belangrijke
rol voor de bestuurscommissies (de
voormalige stadsdelen – red.). Zij
kunnen verbindingen leggen tussen
buurtnetwerken, waarin ook de Ouderen Kindteams en de Samen Doenteams
een rol spelen. We hebben deze teams
ook bewust opgezet als wijkteams die
wijkgericht werken.”
Uiteindelijk moeten de inspanningen
van de gemeente, de bestuurscommissies, de instellingen, maar ook van
burgers en zelforganisaties, er toe
leiden dat mensen weer de regie over
hun eigen leven gaan voeren. En door
het versterken van de eigen kracht en
het sociaal netwerk zal dat leiden tot
duurzamere hulp, zodat op termijn
minder mensen gebruik hoeven te
maken van de hulpverlening.
Dragende samenleving
Het principe van de eigen kracht doet
niet alleen een beroep op de overheid
en de instellingen, maar ook op de
samenleving. “We praten makkelijk
over sociale netwerken en een dragende samenleving, maar in praktijk is
dat helemaal nog niet zo vanzelfsprekend”, zegt Hageraats. “Eigen kracht
betekent een ingrijpende culturele
omslag. Burgers denken nu nog vaak:
‘Ik heb een probleem, dus ik heb recht
FOTO : SAK E R I JPK EM A
“A
op zorg’. Nu zeggen wij dat burgers de
eigenaar worden van hun eigen probleem en dus mede verantwoordelijk
voor de oplossing van dat probleem.
Dat vraagt een andere manier van
betrokkenheid van de burger. Het vergt
dat burgers bij problemen niet direct
naar de overheid stappen, maar elkaar
ook weer aanspreken.”
“Die samenleving komt er niet vanzelf.
Het betekent dat we moeten investe-
Rutger Hageraats: “Een hulpverlener moet de problemen dus niet overnemen, maar kijken hoe hij de zorg zodanig organiseert
dat de burger zelf de problemen kan oplossen.”
7
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: PRAKTIJK
DOOR: TAMARA FRANKE
Eigen Kracht:
Geef het gezin weer verantwoordelijkheid
Doel van de Eigen Kracht is dat een gezin zeggenschap en regie krijgt en houdt over het eigen
leven, ook als er problemen zijn. Maar wat is die Eigen Kracht eigenlijk, wat zijn de effecten en
hoe zorg je ervoor dat Eigen Kracht blijvend is?
“M
et een Eigen Kracht
Conferentie geef je het
gezin de verantwoordelijkheid
terug. Jarenlang hebben wij vanuit
de hulpverlening alles over willen
nemen. Dat was ook arrogant. Het
moet veilig genoeg zijn en mensen
moeten zelfstandig verder kunnen,
zonder afhankelijk te worden van het
systeem.” Een van de gezinsmanagers
van Jeugdbescherming Regio
Amsterdam geeft kernachtig weer
wat Eigen Kracht inhoudt.“Het
gezin moet zelf formuleren wat de
problemen zijn, welke hulpvragen
ze hebben en wat ze op de lange
termijn willen bereiken”, verduidelijkt
Inge Smit van Cordaan de filosofie
achter de Eigen Kracht Conferentie.
Cordaan werkt met de visie dat ze
ouders wil leren goede ouders te zijn,
maar dat de veiligheid van kinderen
altijd gewaarborgd moet zijn. “Om
dat te bereiken zet Cordaan zo nodig
Eigen Kracht Conferenties in.” Deze
conferenties worden georganiseerd
door de Eigen Kracht Centrale en
hebben tot doel dat het gezin zelf
de problemen benoemt en zelf
oplossingen aandraagt.
Samen
Hoe werkt de conferentie nu
in praktijk? Als eerste geven de
hulpverleners hun visie. Zij trekken
zich vervolgens terug, zodat het gezin
zelf de problemen kan benoemen en
zelf met een oplossing kan komen.
Dat kan gebeuren door het gezin
zelf, maar ook samen met mensen
uit hun netwerk die ze voor de
conferentie hebben uitgenodigd. Dat
leidt uiteindelijk tot een plan om de
problemen aan te pakken.
Inge: “Het plan is dus van het gezin
zelf en niet opgelegd. Daarin ligt
de kracht van deze aanpak. Op
deze manier krijgt het gezin de
regie, worden zorgen gedeeld en
oplossingen bedacht. Het maakt
gezinnen sterker en ook het netwerk
vindt het vaak prettig dat ze kunnen
ondersteunen.”
Wat is de rol van de hulpverlener?
Inge: “We hopen natuurlijk dat het
gezin uiteindelijk in staat is om op
eigen kracht verder te gaan en het
netwerk in stand weet te houden.
Maar die garantie is er nooit. Wij
begeleiden twee jaar, en daarna is er
minder frequent contact. En als het
traject is afgerond wordt het gezin
niet langer gemonitord en verdwijnt
het uit ons zicht. Een deel van de
gezinnen redt het niet en komt
uiteindelijk weer bij de hulpverlening
terecht. Maar andere gezinnen kunnen
wel op eigen kracht verder, met hulp
van het netwerk, zonder hulpverlening
toch zelfstandig leven. En daar doen
we het voor.”
Ideaal
Het lijkt de ideale oplossing? De
gezinsmanager van JBRA plaatst een
kanttekening. “Soms moet je eerst
werken aan het vertrouwen. Je kan
ook iets kapotmaken als je iedereen
bij elkaar roept en het komt niet
van de grond. Dan heb je weer een
hulpverleningsmodule die niet gewerkt
heeft. Een bijeenkomst kan zo heftig
verlopen dat de relaties in het netwerk
verslechteren. Je moet dus heel goed
kijken wanneer je een EKC inzet.”
Meer informatie: www.eigen-kracht.nl
DOOR: ANJA GELDERMANS
‘Het centrale en verbindende thema is de baby’
“W
Jonge moeders hebben een netwerk keihard nodig. Daarom betrekt Altra altijd het netwerk
rondom de jonge moeder bij de opvoeding. Dat is niet altijd eenvoudig omdat het netwerk van
de jonge moeder nogal eens gebrekkig is. Hoe pakt Altra dit dan aan? Een gesprek met Karine
Zuidgeest, gedragswetenschapper bij Altra.
e willen graag dat de jonge
moeder haar kind een
stabiele omgeving kan bieden en dat
zij zelf aan haar ontwikkelingstaken
toekomt”, zegt Zuidgeest. “En dan
heb je het netwerk keihard nodig.”
Voorafgaand aan het hulptraject
wordt altijd een Eigen Kracht
Conferentie georganiseerd. Zuidgeest:
“Dat levert binnen de directe kring
niet altijd wat op. De jonge moeders
komen vaak uit gezinnen met veel
problemen, zoals schulden, slechte
huisvesting en huiselijk geweld.
De ouders zijn vaak onmachtig en
binnen de gezinnen zijn de relaties
soms structureel verstoord.” Daarom
kijken de begeleiders vaak verder in
de omgeving van de jonge moeder.
Zuidgeest: “De ouders van de jonge
vader, als die bekend is, kunnen een
rol spelen, maar ook buurvrouwen,
oma’s of tantes. Het centrale en
verbindende thema is de baby.
Iedereen wil immers dat het goed
gaat met het kind.”
FOTO: SA KE RIJPKEM A
Ondermijnend
Als de thuissituatie onveilig of
ondermijnend is voor de moeder
en het kind, kunnen zij terecht in
gezinshuizen. Maar ook dan hebben
de meiden hun netwerk nodig,
benadrukt Zuidgeest. “Zij moeten
naar school, hun kind opvoeden en
het huishouden doen. Dan is het
heel fijn als de buurvrouw het kind
ophaalt van school en oma een keer
per week kookt.” Helaas biedt het
netwerk niet altijd uitkomst. “Soms
komt het voor dat een jonge moeder
helemaal geen netwerk heeft. Ook
kan het gebeuren dat er niemand bij
een Eigen Kracht Conferentie komt
opdagen, de bijeenkomst helemaal
uit de hand loopt of dat de jonge
moeder gegronde redenen heeft om
haar familie niet te willen ontmoeten.
Deze meiden zijn echt aangewezen
op professionele begeleiding. Die
ondersteuning moet dus blijven
bestaan.”
Hechtingsproblemen
De jonge moeders krijgen vanuit
de ambulante of residentiële
hulpverlening ondersteuning bij de
opvoeding, de administratie en het
zoeken naar huisvesting of werk.
Ook kunnen ze hulp krijgen bij
eventuele psychische problemen.
Zuidgeest: “Veel jonge moeders
hebben niet veel meegekregen
vanuit huis en hebben last van
trauma’s of hechtingsproblemen.
Ook daaraan werken we. Bij alles
wat we doen staat het werken aan
hun zelfstandigheid voorop. We
nemen de zorg daar waar nodig is
van ze over, maar leren ze zo snel
mogelijk hoe ze zelfstandig kunnen
functioneren.” Vertrouwen is daarbij
cruciaal. “De jonge meiden leren dat
onze begeleiders er altijd voor ze
zijn, wat ze ook doen. Dat geeft hen
vertrouwen in zichzelf en ook weer
in anderen. En dat kan ervoor zorgen
dat ze langzamerhand zelf ook weer
een netwerk opbouwen, waardoor ze
weer sterker in het leven staan.”
Meer informatie:
www.altra.nl
Karine Zuidgeest: “Iedereen wil immers dat het goed gaat met het kind.”
Netwerk en eigen kracht, de basis van cliëntondersteuning
“H
et lijkt iets nieuws, maar bij
MEE Amstel en Zaan is het
versterken van het netwerk en de
eigen kracht van cliënten altijd al uitgangspunt geweest,” vertelt directeur-
bestuurder Cees van der Wal. “Je helpt
mensen niet door even hun problemen
op te lossen. Liever stellen wij onze
cliënten, en de mensen om hen heen,
in staat om zelf de regie te pakken.
De energie die mensen krijgen als ze
begrijpen hoe ze aan de slag kunnen
met hun persoonlijke uitdagingen,
daar sta je van te kijken. Wij hechten
veel belang aan wederkerigheid. Welke
8
beperking iemand ook heeft, hij heeft
altijd iets te geven. Krijg je hulp bij
vervoer naar school, help de ander
dan met huiswerk. Helpt iemand jou
bij post- en geldzaken? Stel daar dan
een wekelijkse maaltijd tegenover. Het
gaat om hulp vragen én geven.
Is dat in evenwicht, dan zullen beiden
groeien.”
Meer informatie: meeaz.nl.
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: PRAKTIJK
‘Wederkerigheid is sleutel tot duurzaam netwerk’
De sterkte van een netwerk wordt mede bepaald door weder­
kerigheid. Geven en nemen. Bij zakelijke netwerken is dat
vanzelfsprekend. Maar hoe zit dat bij sociale netwerken?
En wat heeft dat te maken met eigen kracht? “Mensen willen
graag iets terugdoen voor hetgeen zij krijgen.”
H
Iets terugdoen
“De sleutel tot een duurzaam
netwerk van ouderen, mensen met
een beperking of andere bewoners
die hulp en ondersteuning nodig
hebben is wederkerigheid”, schrijft
Combiwel in de nota ‘Aanpak Dienst
en Wederdienst’ uit 2013: “Mensen
willen graag iets terugdoen voor de
hulp en dienstverlening die zij krijgen
aangeboden.”
Dit wordt bevestigd door het onder­
zoek ‘De betekenis van nabijheid’ dat
Lilian Linders in 2010 deed naar de
informele zorg in volksbuurten. Zij
Jeugdzorg
Het principe van wederkerigheid
ligt natuurlijk niet anders bij de
sociale netwerken waar in het geval
van jeugdzorg een beroep op wordt
gedaan. Gezinnen doen eerder een
beroep op hun netwerk op het
moment dat ze het idee hebben dat
ze wat terug kunnen doen. Ze staan
dan niet ‘in het krijt’, om met Linders
te spreken. Bovendien versterkt het
de duurzaamheid van de netwerken.
Netwerken die zijn gebaseerd op
wederzijdse belangen hebben een
langer leven dan netwerken gebaseerd
op eenrichtingsverkeer.
Eigen kracht richt zich daarom niet
alleen op de sterke kanten van ouders
voor hun gezin, maar ook op hetgeen
ze hun netwerk kunnen bieden. Dat
is niet altijd eenvoudig, omdat de
zorg er tot nu toe op was ingericht
de problemen van de ouders over te
nemen en op te lossen. “Weet je wat
er gebeurt als mensen al sinds hun
jeugd in de hulpverlening zitten?”,
zegt een consulent voor mensen met
een licht verstandelijke beperking.
“Ze vergeten de meest basale
vaardigheden. Ze realiseren zich niet
dat ze ook iets te bieden hebben. Je
biedt jouw bezoek ook iets als je visite
krijgt, namelijk de gezeligheid. Maar
je kunt ook iets praktisch voorstellen,
zoals boodschappen halen of een
hondje uitlaten. Simpele dingen die
voor een ander vanzelfsprekend zijn,
ontgaan hun vaak.”
Of, zoals Combiwel het zegt:
“Iedereen, met of zonder beperking,
oud of jong, heeft talenten en
kwaliteiten die een bijdrage kunnen
leveren aan de leefkwaliteit en
samenhang in de buurt.” Het
ontginnen van die talenten vormt de
basis van de eigen kracht. “Het mes
snijdt dan aan twee kanten”, aldus de
consulente. “Mensen realiseren zich
dat ze iets te bieden hebben en durven
daardoor eerder hun netwerk in te
schakelen.”
FOTO : DRE AMST IM E
et voorbeeld komt uit de
Amsterdamse praktijk. Een jongen
met een stoornis in het autistisch
spectrum maakte van zijn post een
puinhoop. Belangrijke brieven gooide
hij weg, terwijl hij reclamefolders
bewaarde. Wie kon hem daar nu bij
helpen? Wellicht die gepensioneerde
dame die bij hem in de flat woonde
en die problemen had met haar
computer? De ‘match’ werd gemaakt.
De dame helpt de jongen met zijn
post en de jongen helpt de dame met
haar computer. Beiden gebruiken hun
sterke kanten om de ander te helpen.
concludeert dat mensen als ze hulp
hebben gekregen snel het gevoel
hebben bij iemand in het krijt te staan:
“Het principe van wederkerigheid
bevordert de gelijkwaardigheid van
contacten tussen buurtbewoners en
draagt ook bij aan een verbeterde
zelfredzaamheid en het (her)ontdekken
van eigen mogelijkheden.”
Eigen kracht richt zich niet alleen op de sterke kanten van ouders voor hun gezin, maar ook op hetgeen ze hun netwerk kunnen bieden.
DOOR: MAARTJE HAGAR TREEP
‘Voor jou blijf ik zorgen’
“Zo gaat dat bij ons Surinamers. Iedereen helpt.” Dat zegt de vijftigjarige Clarice. Zij ontfermde
zich over Quincy omdat een ver familielid niet voor hem kon zorgen. Netwerkpleegzorg heet dat
officieel. En deze vorm van pleegzorg wordt steeds belangrijker. Voor een kind is het namelijk
beter om op te groeien binnen de vertrouwde omgeving van een familielid, schoolvriendin of bij
verre familie.
Q
uincy is inmiddels drie jaar.
Direct na zijn geboorte, werd hij
bij zijn moeder weggehaald omdat
zij last had van een ernstige vorm
van schizofrenie. Clarice is een ver
familielid van de moeder. Ze is zelf
al oma en heeft twee kleindochters
in Suriname. Zij hoorde van zijn
aanstaande geboorte toen ze met
een nicht belde. Clarice: “Ik vond dat
zo’n erg verhaal en riep gelijk: ‘Ik kan
wel helpen hoor’. Verder dacht ik er
eigenlijk niet over na.”
Nadenken
Maar een paar weken later belde
de gezinsmanager van Bureau
Jeugdzorg (nu Jeugdbescherming
Regio Amsterdam – red.). Clarice: “Die
gezinsmanager zei: ‘Ik hoorde dat u
graag wil helpen. Zou u het kindje
kunnen opvangen?’ Ik zei: ‘O jee. Ik
heb dat toen spontaan gezegd. Ik heb
even tijd nodig om na te denken’.”
Een paar weken later belde de
gezinsmanager weer om te vertellen
dat Quincy was geboren. Nu werd het
ernst. “De gezinsmanager vertelde
dat het kind echt niet bij de moeder
kan blijven en dat het alternatief een
crisiscentrum was. Daarop besloot ik
Quincy in huis te nemen. Maar dat
ging niet zo maar. Ik was al dertig
jaar uit de kinderen en had geen
babyspullen meer, helemaal niets.
Bureau Jeugdzorg en Spirit waren
gelukkig heel attent. Ze brachten me
allerlei spullen, zoals een babybed, een
maxi-cosi en babymelk.”
Maatje
Op een koude winterdag werd Quincy
9
gebracht. “Vanaf het eerste ogenblik
dat ik hem zag, was ik verkocht. Toen
dacht ik: ‘Voor jou blijf ik zorgen.’ Hij
is mijn maatje, hij is alles. We hebben
veel lol samen. Het is een lekker stoer
mannetje.”
Uiteraard is er veelvuldig contact met
de moeder van Quincy. “Ze heeft
verdriet. Maar als we elkaar zien is het
gewoon rustig. Ik wil dat ze een band
met haar zoon kan opbouwen. Na
haar bevalling, heb ik haar gelijk mijn
adres gegeven. De volgende dag kwam
ze zelfs langs om hem de borst te
geven. Later heeft Quincy nog een half
jaar bij z’n moeder gewoond, maar hij
zat alleen maar in een hoek terwijl zijn
moeder tv keek. Daarom is hij weer bij
mij teruggekomen.”
Normaal
Clarice heeft inmiddels de voogdij
over Quincy. Ze stelt dat ze de gang
van zaken rondom haar pleegkind
redelijk normaal vindt. “Als de moeder
een kind niet kan verzorgen, vangt
de familie het op. Zo gaat dat bij ons
Surinamers, iedereen helpt.” Zelf is
Clarice ook door haar grootmoeder
opgevoed. Maar een moeder blijft
moeder. Clarice: “Hoe het ook zij, zijn
moeder heeft hem negen maanden in
haar buik gedragen. Hij moet respect
voor haar hebben. Zij is de biologische
moeder. Ik kan hem alles geven wat ik
in me heb, alle warmte, geborgenheid
en veiligheid. Maar ik ben niet zijn
moeder.”
Om redenen van privacy zijn de namen
van Clarice en Quincy gefingeerd.
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: GRENZEN
DOOR: ANJA GELDERMANS
‘Zorg bij psychiatrische problematiek moeilijk
overdraagbaar’
Voor ouders met kinderen met psychiatrische problematiek is het
vaak moeilijk om een beroep te doen op hun netwerk. Uiteraard
kan oma een handje helpen in het huishouden, maar het begeleiden van een kind met bijvoorbeeld een autisme-spectrumstoornis vereist vaak specifieke kennis en vaardigheden.
S
peedboot is een kinderpsychiatrische afdeling voor kinderen
die een kortdurende opname nodig
hebben. Het kan gaan om diagnostiek, een time-out of BOPZ-opname.
Als ouders met hun kind binnen­komen
bij de afdeling Speedboot van de
Bascule, hebben ze vaak al een heel
traject achter de rug. Els van der Kroft,
ouderbegeleider en systeemtherapeut:
“Vaak heeft het kind problemen op
school, thuis en in de vrije tijd. Het
gaat om kinderen met psychiatrische
problematiek en dat zie je vaak niet
aan de buitenkant. Ouders worden
daarom regelmatig veroordeeld door
de buitenwereld: ‘jullie hebben je kind
niet goed opgevoed’. En zelf denken
ze ook vaak: wat doe ik fout?”
Erkenning
Het eerste wat de medewerkers van
Speedboot doen, is daarom erkenning
geven voor het feit hoe moeilijk het
is om een kind met autisme, ADHD of
depressies op te voeden. Kinder- en
jeugdpsychiater Alies Heerma: “Het
geeft vaak een enorme opluchting als
de diagnose is gesteld. Ouders gaan
dan weer mogelijkheden zien.” Soms
zijn gezinnen door de problemen van
hun kind wat geïsoleerd geraakt.
“Ouders weten uit ervaring wat wel en
niet werkt. Verjaardagsfeestjes of uitjes
met de familie zijn vaak al geschrapt,
omdat het kind dan overprikkeld raakt.”
FOTO : SAKE RI JP KE MA
Psycho-educatie
Bij Speedboot wordt het kind tijdelijk
opgenomen en gediagnosticeerd.
Ouders krijgen psycho-educatie en
eventuele extra trainingen, zoals
Non-violent Resistance. Verder kijken
de begeleiders samen met de ouders
waar hun kracht zit en hoe ze hen
sterker kunnen maken. Van der Kroft:
“We kijken daarbij ook altijd naar het
netwerk. Welke mensen kunnen een
bijdrage leveren, bijvoorbeeld in het
huishouden? We organiseren geen
Eigen Kracht Conferenties, nemen
geen zorg over en de ouders houden
te allen tijde de regie. Zij weten vaak
’t beste wat wel of niet helpt voor een
kind.” Heerma vult aan: “Wij luisteren
echt naar ouders en leveren zorg op
maat. Als je weet wat het kind heeft,
kun je eventueel op zoek naar een
andere school, sportclub, naschoolse
opvang of weekendopvang. Allemaal
professionals inderdaad, maar het is
heel belangrijk dat het kind wordt
begeleid door iemand die snapt wat
bijvoorbeeld een autisme-spectrumstoornis inhoudt. Deze zorg kun je niet
gemakkelijk overdragen naar vrienden
of familie.” Wel heeft Heerma gemerkt
dat ouders veel baat kunnen hebben
bij lotgenotencontact, bijvoorbeeld via
Facebook.
Els van der Kroft en Alies Heerma: “Niet alle zorg kun je makkelijk overdragen.”
DOOR: TAMARA FRANKE
‘Niemand heeft iets aan een overbelast netwerk’
Zelfs in het sterkste netwerk gaat de rek er wel eens uit. Hoe
zorg je ervoor dat die rek er weer inkomt? De gezondheidszorg
kent het begrip ‘respijtzorg’; een soort time-out voor de mensen
in het netwerk, zodat het lijntje niet knapt. Maar hoe zit dat in
de jeugdzorg? Een gesprek met Coby van der Stoop, ­team­leider
ambulante dienstverlening en gezinsondersteuning bij Ons
Tweede Thuis.
“N
iemand heeft iets aan een
overbelast netwerk”, stelt Van
der Stoop. “Dat moeten we altijd zien
te voorkomen. Daarom houden we
contact met het netwerk en bieden
waar nodig begeleiding.”
De ambulante dienst van Ons Tweede
meestal een goed netwerk. Maar als
een of beide ouders ook een beperking
hebben, is intensieve begeleiding
noodzakelijk. “Deze ouders hebben
niet altijd een goed netwerk om zich
heen en als er wel een netwerk is,
moet je dat intensief begeleiden zodat
het netwerk stand houdt.”
Regelmatig contact is dan het credo.
Thuis ondersteunt mensen met
“Het gezin kan consequenties van hun
een verstandelijke, lichamelijke of
handelen namelijk niet altijd overzien
meervoudige beperking of met een
en communicatie met het eigen
stoornis in het autistisch spectrum.
netwerk is voor hen vaak lastig. Zeker
Wanneer alleen het kind een beperking als mensen uit het netwerk ook een
heeft, dan hebben de ouders vooral
verstandelijke beperking hebben. Dat
behoefte aan advies en tips en is er
maakt heldere communicatie en op
10
tijd grenzen aangeven ingewikkeld.
Als wij merken dat het netwerk dreigt
weg te vallen brengen we iedereen
weer met elkaar in gesprek en
proberen oplossingen te vinden.”
Tijdelijk
Als de rek er helemaal uit dreigt te
gaan, zoekt Ons Tweede Thuis iemand
die tijdelijk de taken van het netwerk
kan overnemen. Dat kan gebeuren
door een professional, maar ook door
een familielid dat nog niet eerder
bij het netwerk was betrokken. In
feite gebeurt hier hetzelfde als bij de
respijtzorg in de gezondheidszorg.
Toch volstaat een tijdelijke ontlasting
niet altijd. Van der Stoop: “Er kan ook
structureel extra hulp nodig zijn omdat
de belasting voor het netwerk te groot
is. Ook dan zoeken we eerst in de
eigen omgeving, bijvoorbeeld naar een
familielid dat nog niet eerder bij het
netwerk was betrokken. Of we kijken
naar buurtzorg. Maar het kan ook zijn
dat vrijwilligers of beroepskrachten
de zorg moeten overnemen. Als we
vrijwilligers inschakelen, zoeken we
uiteraard naar een goede match. En
ook de vrijwilligers begeleiden we.”
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK: SUCCES
DOOR: MARTIN GERRITSEN
De kracht van Wendy van Putten
‘Ik leefde het leven als een spel’
“I
k ben naar de klote geholpen
door al die instellingen.” De bijna
twintigjarige Wendy zegt het een paar
maal tijdens het gesprek. Moeiteloos
somt ze een hele reeks instellingen op
waarin ze heeft gezeten, variërend van
opvanghuizen tot gesloten instellingen. Op het moment woont ze in De
Klif, een kleinschalige woonvoorziening voor zwerfjongeren van het Leger
des Heils. “Ik woon hier nu zeventien
maanden”, vertelt Wendy. “Voordat
ik hier kwam, leefde ik in het Vondelpark. Ik slikte wel twaalf pillen xtc per
dag om wakker te blijven en het een
beetje warm te houden. En ik dealde
om aan geld te komen. Drie maanden
leefde ik daar.”
Couveuse
Haar vader had haar het huis uitgezet.
En een netwerk om op terug te val-
len had ze niet. “Ik mocht niet meer
bij mijn vader blijven, maar ik kon
nergens naar toe. Mijn moeder verliet
me toen ik in de couveuse lag. Ik was
drie maanden te vroeg geboren. Later
hebben m’n vader en moeder het nog
eens geprobeerd. Toen was ik zes. Ze
zouden zelfs met elkaar trouwen, maar
voor het altaar liet mijn moeder mijn
vader staan.”
Ze kon evenmin naar vrienden of
familie. “Vrienden had ik niet. Die krijg
je niet in die instellingen. Ze zeggen
allemaal dat ze je vriend zijn, maar
achter je rug verraden ze je. En mijn
ooms en tantes wilden niets van me
weten. Ze vonden het maar niets dat
ik in al die instellingen zat.”
Na drie maanden Vondelpark, zocht ze
alsnog hulp. Ze werd direct doorverwezen naar het Leger des Heils. Een
zeventienjarige zonder woning, zonder
vrienden, zonder bezittingen, zonder
toekomst.
Mentor
Daniëlle van Varseveld, woonbegeleider bij De Klif, werd haar mentor: “We
staan jongeren bij op hun weg naar
zelfstandigheid”, vertelt Daniëlle. “Dat
doen we altijd vanuit het idee van
eigen kracht. We kijken wat jongeren
zelf kunnen en laten ze ook zoveel
mogelijk zelf doen. Neem het maken
van afspraken. Sommigen kunnen dat
goed en maken zelf afspraken. Anderen hebben daar meer moeite mee. We
begeleiden hen stap voor stap, zodat
ze het na twee, drie keer zelf kunnen.
Nu hebben we hier soms te maken
met jongeren met een laag zelfbeeld.
Zij denken dat ze iets niet kunnen,
terwijl ze het in feite wel kunnen. Zo
kunnen ze huizenhoog opzien tegen
het bellen met een instantie. Wij gaan
er dan bij zitten, maar laten ze zelf
bellen. Na het telefoongesprek kijken
we samen wat er allemaal goed ging.
Dat geeft zelfvertrouwen, zodat ze het
de volgende keer zelf kunnen. Wat ook
zelfvertrouwen geeft is het benadrukken van hun talenten. Iedereen kan
wel iets. De een kan rappen, de ander
kan tekenen. Als de jongeren aan die
talenten kunnen werken, stimuleert
dat het zelfvertrouwen.”
Dat zelfvertrouwen had Wendy wel
nodig: “Toen ik zeventien maanden
terug hier kwam, had ik geen enkel
vertrouwen meer. Niet in anderen,
niet in mezelf. Ik heb op een gebouw
gestaan om te springen.”
Dat vertrouwen kwam op De Klif. “Ik
heb hier lopen nadenken. Wat moet
ik? Ik wil niet zo eindigen als mijn
moeder. Ze ziet er niet uit door alle
drank en drugs. Ik leefde het leven als
een spel. ‘Life is a game’. Hier leerde ik
beseffen wat het leven waard is. Ik heb
geknokt. Als ik nu om me heen kijk,
zie ik wat ik nu allemaal heb ... dat had
ik een paar jaar geleden niet verwacht.
Toen had ik alleen het bosje waaronder
ik sliep. Nu is alles in de kamer van mij.
Ik ben schuldenvrij. Ik heb een televisie
van 81 centimeter en straks komt er een
van 127 centimeter.”
Netwerk
Het zelfvertrouwen is niet het enige
waaraan jongeren in De Klif werken.
Danielle: “Eigen kracht wil ook zeggen dat jongeren weer gebruik maken
van het eigen netwerk. Het probleem
met zwerfjongeren is dat ze over het
algemeen niet over een uitgebreid
netwerk beschikken. Er zitten wel
vrienden in het netwerk, maar dat zijn
nu juist de vrienden waarmee je liever
niet hebt dat ze contact houden. Maar
er is altijd wel een vader, moeder, oom
of zus in beeld en als je verder kijkt,
vind je soms een leraar met wie ze een
band hebben. Vervolgens gaan we aan
de slag om het netwerk te versterken.
Alleen willen deze jongeren niet altijd
meer contact met hun familie. Soms
als gevolg van de ruzies die ze thuis
hebben gehad, soms als gevolg van
schaamte. Ze durven dan hun ouders
niet onder ogen te komen. Dat respecteren we. Het heeft ook geen zin om
een jongere te dwingen het contact te
herstellen. Dat gaat niet werken. We
wachten dan met het herstellen van
het contact tot de jongere daar aan
toe is.”
Haat-liefde
Dat gold ook voor Wendy. In eerste
instantie had ze weinig behoefte om
haar vader te zien. “Ik heb een haatliefdeverhouding met hem”, legt ze
uit. Maar uiteindelijk groeiden ze weer
naar elkaar toe. “Perfect is het nog
niet, maar ik vind het toch belangrijk
om hem te zien.”
Het contact met haar moeder en
familie is nog niet hersteld, maar ze
heeft wel drie vrienden overgehouden
aan haar verblijf in De Klif. Zij wonen
nu in een ‘open huis’, zoals Wendy het
noemt; een zelfstandige wooneenheid.
Daar wil ze ook naar toe. “Ik wil naar
een open huis, want ik wil gewoon
mijn eigen ding. Ook al omdat ik hier
in die zeventien maanden erg vooruit
ben gegaan.”
Ze droomt ook alweer van een toekomst. “Ik wil een tattoozaak beginnen. In Amsterdam. Van mijn vader
kan ik de benodigdheden krijgen.
Hij had een zaak in Zaandam. Ik heb
nog diploma’s nodig, maar het gaat
me lukken. Binnen vier jaar heb ik
die zaak. Ik ben er ook geschikt voor.
Ik heb aandacht voor mensen, ben
flexibel, klantvriendelijk, heb respect
voor andere mensen … En, ik ben de
moeite waard.”
FOTO: SA K E R IJ PK EM A
Binnen vier jaar heeft Wendy
van Putten een eigen tattoozaak. Daarvan is ze overtuigd.
Dat is niet gek voor iemand die
twee jaar terug niet meer had
dan het bosje in het Vondelpark waaronder ze sliep. Ze had
geen vrienden, geen toekomst.
Nu gelooft ze weer in zichzelf:
“Ik ben de moeite waard.”
11
THEMA:
EIGEN KRACHT EN SOCIAAL NETWERK
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Alice Jacobs, gezinsvoogd
bij de William Schrikker Groep
‘Benoemen
sterke kanten
geeft vertrouwen’
Eigen kracht en het netwerk vormen een belangrijk
uitgangspunt in het werk van Alice Jacobs. Zij is
gezinsvoogd bij de William Schrikker Groep en heeft
de verantwoordelijkheid over jongeren die door de
rechter onder toezicht zijn gesteld omdat hun veiligheid in het geding is.
J
FOTO: SAKE RIJPKEMA
acobs probeert het liefst een oplossing in het gezin
zelf te zoeken, veelal met behulp van het netwerk.
Alleen in het uiterste geval wordt een kind uit huis
geplaatst. Ze maakt direct met een voorbeeld duidelijk
welke rol het netwerk kan spelen in de hulpverlening
aan een gezin en op die manier ervoor kan zorgen dat
het kind thuis kan blijven wonen: “Stel dat een ouder
’s ochtends moeilijk uit zijn bed kan komen om ervoor
te zorgen dat de kinderen hun ontbijt krijgen en naar
school gaan. In dat geval kun je kijken of er bijvoorbeeld
een oma of een buurvrouw is die de moeder wakker
maakt, zodat het kind alsnog verzorgd en op tijd naar
school gaat.”
DE CLIENT
Jeffrey Muntendam (18),
cliënt van de William Schrikker Groep
Het beste
Jacobs: “Als ik voor het eerst in een gezin kom, kijk ik
eerst wat de ouders willen. En zij zeggen bijna altijd dat
ze het beste voor hun kinderen willen. Hierna maken we
samen een genogram en kijken we wie in het netwerk
van het gezin zitten. Vervolgens houden we een Eigen
Kracht Conferentie/Netwerkberaad. Daarin laten we het
netwerk benoemen wat de sterke kanten van de ouders
zijn. Dat geeft de ouders vertrouwen en van daaruit kun
je werken. De ouders en het netwerk kijken hierna naar
de minder sterke kanten. Kan het netwerk hierin iets
betekenen?”
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Begeleiding
‘Het klikte meteen’
“Het ging allemaal op een nogal speciale manier. Ik voetbalde geregeld met een zoon van een collega van Walibi.
Daar werkte ik in het kader van mijn opleiding bij ROC
Flevoland. Samen met die zoon haalden we een andere
jongen op om te voetballen. Dat was de zoon van Leo en
Annette en zo ontmoette ik hen voor het eerst. Dat is nu
iets meer dan een jaar geleden.”
“Het klikte gelijk tussen Leo, Annette en mij. Annette zag
me voor het eerst toen ik die dag bij hen door het huis
liep en later zei ze dat ze op dat moment al het gevoel
had dat ik er altijd was geweest. Ik kwam daarna nog
een paar keer op bezoek, onder andere om hun zoon te
helpen met het in elkaar zetten van de computer. Toen
ik anderhalve week later kwam, gingen ze op vakantie en
omdat er een luchtbed over was, vroegen ze of ik meeging naar de camping in Zeewolde.”
“Op dat moment woonde ik in een kamertrainings­
centrum. Vanaf dat ik anderhalf ben, woon ik al niet
meer thuis. Mijn ouders zijn verslaafd en konden niet
voor me zorgen. Zo kwam ik eerst in een opvangcentrum
en vervolgens in een pleeggezin. Daar woonde ik tot
mijn achtste, maar toen ben ik overgeplaatst. Er waren
gedragsproblemen. Ik heb ook nog een tijdje in een
gesloten instelling gezeten, maar uiteindelijk zat ik dus
in dat kamertrainingscentrum.”
“Daar ging het niet zo goed. Veel was onduidelijk en ik
werd niet goed begeleid. Daardoor trok ik mezelf als het
ware in een diep dal. Ik ging niet meer naar school. Deed
niet veel. Leo en Annette zagen dat gebeuren en grepen
in. Ze zeiden dat ik me elke ochtend om zeven uur bij
hen moest melden en zo zorgden ze ervoor dat ik weer
naar school ging. En als ik niet luisterde, kreeg ik een
schop onder m’n hol; ‘Als je niet naar school gaat, hoef
je hier ook niet te komen.’”
“Op een gegeven moment vroeg Alice (Jacobs – red.)
wat ik ervan zou vinden om bij Leo en Annette te gaan
wonen. Daar had ik tot dan toe nog nooit over nagedacht. Je neemt toch geen zeventienjarige jongen in
huis? Dat is niet gewoon. Maar ik ging erover nadenken.
Ik zou op mezelf gaan wonen, maar wist dat dat geen
kattenpis zou zijn. Tegelijk was ik altijd op zoek naar
liefde die mensen aan me kunnen geven. En die vond ik
daar. Er was een soort van chemie tussen ons. Ze zeiden
vaak dat ze me een bijzondere jongen vonden, dat ze me
inspirerend vonden.”
“Zo kwam ik bij Leo en Annette te wonen. Dat ging
niet zomaar, want ze stelden wel duidelijke regels. In
het kamertrainingscentrum deed ik vaak maar wat. Hier
moest ik ineens ’s avonds op tijd thuis zijn. Ik mocht niet
te veel roken. Ze wilden weten waar ik uithing. Dat kun
je streng noemen, maar het geeft ook aan dat ze het
belangrijk vinden wat ik doe.”
“Natuurlijk zijn er wel eens onenigheidjes, bijvoorbeeld
over hoe laat ik thuis moet zijn, maar het gaat eigenlijk
gewoon goed. Ik heb zeker niet de behoefte om zelfstandig te gaan wonen. Ik ben blij dat ik hier nu zit.”
12
De William Schrikker Groep werkt voor cliënten met een
beperking of een chronische ziekte. Dat vraagt wel ’t
een en ander bij het inschakelen van het netwerk. “Vaak
hebben mensen met een verstandelijke beperking anderen
met een verstandelijke beperking in het netwerk. Natuurlijk kunnen mensen uit dat netwerk veel betekenen, maar
het vraagt wel meer begeleiding. Je moet goed kijken of
het netwerk in stand blijft. Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaak moeite hun vrienden vast te
houden. Soms kom je drie weken later bij ze op bezoek
en vertellen ze dat ze ineens hele nieuwe vrienden hebben, vrienden waarin ze alle vertrouwen hebben en bij
wie de kinderen best even kunnen blijven. Dan is het toch
belangrijk dat je als hulpverlener aangeeft dat je eerst
even kennis wil maken met die nieuwe vrienden.”
Klein netwerk
Mensen met een beperking hebben over het algemeen
een kleiner netwerk. Ze hebben vaak minder geld,
waardoor ze bijvoorbeeld naar minder clubjes kunnen.
Dat maakt ze sociaal geïsoleerder. Toch komt het zelden
voor dat iemand geen netwerk heeft. Als je een cirkel om
een cliënt tekent en samen kijkt met elke mensen hij of
zij te maken heeft, dan zijn dat vaak meer mensen dan
je denkt. Mensen hebben altijd een netwerkje om zich
heen. Toch zal het netwerk nooit de gehele zorg kunnen
overnemen. Zeker bij mensen met een beperking is het
belangrijk dat een hulpverlener in de gaten houdt hoe
alles verloopt.”