Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld Inhoudsopgave Bijlagen bij toelichting 3 Bijlage 1 Bodemonderzoek 4 Bijlage 2 Onderzoek flora en fauna 82 Bijlage 3 Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) 127 Bijlage 4 Archeologisch proefsleuvenonderzoek 166 Bijlage 5 Verkeersgeneratie 191 2 Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld Bijlagen bij toelichting Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld 3 Bijlage 1 Bodemonderzoek 4 Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld Nul-/eindsituatie bodemonderzoek Toekomstig strand ter plaatse van de voormalige zandwinning aan de Cattenbroekerdijk te Woerden Verantwoording Rapportnummer: Status: Datum: Nul-/eindsituatie bodemonderzoek toekomstig strand ter plaatse van de voormalige zandwinning aan de Cattenbroekerdijk te Woerden 811.090_03 definitief 16 januari 2012 Auteur: E-mail: ing. R.J.E. Kok [email protected] Controleur: ing. F. Stemerdink Titel: Opdrachtgever: Ballast Van Oord Grondstoffen V.O.F. De heer D.J. Seijbel Postbus 91 3769 ZH Soesterberg DIBEC Milieutechnisch adviesbureau B.V. hanteert een managementsysteem om de kwaliteit van de uitgevoerde onderzoeken en de gegeven adviezen te waarborgen. Hiertoe is DIBEC gecertificeerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001 VCA** BRL SIKB 1000 (partijkeuringen), protocollen 1001, 1002 BRL SIKB 2000 (veldonderzoek), protocollen 2001, 2002, 2003, 2018 BRL SIKB 6000 (milieukundige begeleiding), protocollen 6001, 6002 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding ................................................................................................................................. 1 2 Beschrijving onderzoekslocatie ........................................................................................... 2 2.1 2.2 Locatiegegevens ........................................................................................................... 2 Bodemopbouw en geohydrologie................................................................................... 3 3 Onderzoeksstrategie ............................................................................................................. 4 4 Uitgevoerde werkzaamheden ............................................................................................... 5 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 5 Analyseresultaten ................................................................................................................. 8 5.1 5.2 6 Algemeen ...................................................................................................................... 5 Veldwerkzaamheden ..................................................................................................... 5 Lokale bodemopbouw.................................................................................................... 6 Zintuiglijke waarnemingen ............................................................................................. 6 Veldmetingen................................................................................................................. 6 Chemische analyses...................................................................................................... 7 Afwijkingen BRL SIKB 2000........................................................................................... 7 Toetsingskader .............................................................................................................. 8 Analyseresultaten met interpretatie................................................................................ 9 Conclusies ........................................................................................................................... 11 6.1 6.2 Specifiek ...................................................................................................................... 11 Algemeen .................................................................................................................... 11 Bijlagen: 1 Overzichtstekening 2 Situatietekening 3 Foto's 4 Boorbeschrijvingen 5 Analysecertificaten 6 Toetsingstabellen en toetsingswaarden 7 Verklaring onafhankelijkheid DIBEC/811.090_03 1 Inleiding In opdracht van Ballast Van Oord Grondstoffen V.O.F. heeft DIBEC Milieutechnisch adviesbureau B.V. te Arnhem een nul-/eindsituatie bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het voormalige werkterrein van de zandwinput aan de Cattenbroekerdijk 13b te Woerden. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Woerden, sectie E, nummer 2776 (ged.). De onderzoekslocatie is eigendom van de gemeente Woerden. De regionale ligging van de onderzoekslocatie is aangegeven op de topografische kaart in bijlage 1. Aanleiding voor het onderzoek vormt de beëindiging van de activiteiten op de locatie en de ingebruikname van de locatie als strand. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 60.000 m2. Doel van dit eindsituatie bodemonderzoek is onderzoeken of de uitgevoerde activiteiten tot bodemverontreiniging hebben geleid en het vastleggen van de nulsituatie voor de ingebruikname van de locatie als strand. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725), Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek (NNI, januari 2009) en de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740), Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek (NNI, januari 2009). Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het procescertificaat van DIBEC en het hierbij behorende keurmerk voor de BRL SIKB 2000 zijn uitsluitend van toepassing op de veldwerkactiviteiten, inclusief de acceptatie van de veldwerkopdracht voorafgaand aan het veldwerk en de overdracht van de veldwerkgegevens en de monsters na afloop van het veldwerk. In hoofdstuk 2 van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit is de kwaliteit van uitvoering (Kwalibo) beschreven. Kwalibo staat voor 'kwaliteitsborging in het bodembeheer' en geeft regels voor de uitvoering van werkzaamheden in de (water)bodemsector en stelt eisen aan de uitvoerders. Het doel daarvan is de kwaliteit van de uitvoering te verhogen en de integriteit van de uitvoerders te verbeteren, zodat beslissingen op basis van betrouwbare bodemgegevens worden genomen. In de praktijk betekent Kwalibo dat bepaalde werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd door erkende personen en bedrijven. Voor een aantal kritische werkzaamheden geldt daarbij ook de verplichting tot persoonsregistratie en/of functiescheiding. DIBEC voldoet aan de gestelde eisen. Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk betrekking heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de veldmedewerker(s) kan beïnvloeden. Het samenstellen van de mengmonsters en de grond- en grondwateranalyses zijn uitgevoerd door het RvA geaccrediteerde milieulaboratorium van ALcontrol Laboratories te Rotterdam. De gronden grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000 (AS3000). In hoofdstuk 2 is een korte beschrijving gegeven van de onderzoekslocatie op basis van gegevens betreffende historie en inrichting, die door de opdrachtgever ter beschikking zijn gesteld. De op basis van het vooronderzoek opgestelde hypothese en de daaruit voortvloeiende onderzoeksstrategie zijn verwoord in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de veldwerkzaamheden en de zintuiglijke waarnemingen beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de analyseresultaten. Tenslotte zijn in hoofdstuk 6 de conclusies en de aanbevelingen gegeven. DIBEC/811.090_03 pagina 1 2 Beschrijving onderzoekslocatie 2.1 Locatiegegevens De gegevens met betrekking tot het vooronderzoek zijn verkregen middels een bezoek aan de onderzoekslocatie, topografische kaarten, informatie door de opdrachtgever en eerder uitgevoerd onderzoek. De locatie betreft een voormalig werkterrein ten behoeve van de verwerking van zand en grind dat gewonnen werd uit de naastgelegen zandwinput. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 60.000 m2 en ligt aan de Cattenbroekerdijk te Woerden. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Woerden, sectie E, nummer 2776 (ged.) en is eigendom van de gemeente Woerden. De exacte ligging van de onderzoekslocatie is weergeven op de situatietekening in bijlage 2. Het grootste deel van de locatie is gebruikt voor de opslag van zand. Twee terreingedeelten zijn intensiever in gebruik geweest. Op één intensief gebruikt terreindeel hebben diverse verdachte activiteiten plaatsgevonden. Op het terrein bevond zich een werkplaats, twee tussenpompstations, een brandstofopslag en een opslag voor gas- en smeerolie. Het andere intensief gebruikte terreindeel betreft een depotterrein voor de opslag en verwerking van veen dat als bijproduct uit de zandwinput is vrijgekomen. De veenverwerking is door derden uitgevoerd. Volgens informatie van de opdrachtgever hebben bij de activiteiten geen calamiteiten plaatsgevonden. Voordat het werkterrein in gebruik is genomen is de locatie opgehoogd met zand en zijn twee nulsituatie bodemonderzoeken uitgevoerd gericht op de bovengenoemde intensief gebruikte locaties. Na beëindiging van de activiteiten is ter plaatse van deze locaties een eindsituatie onderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de resultaten van de nul- en eindsituatie bodemonderzoeken weergegeven. Verdachte locaties Ter plaatse van de verdachte locaties is in 1999 een nulsituatie bodemonderzoek (VO nulsituatie bodemkwaliteit ter plaatse van het perceel Cattenbroekerdijk 13b te Woerden, DIBEC, 21-10-1999, projectnummer 461.005_2/FST) uitgevoerd. Het nulsituatie onderzoek was gericht op de aanwezigheid van minerale olie in de bovengrond en minerale olie, tolueen en ethylbenzeen in het grondwater. Er zijn hierbij geen verhoogde gehalten aan minerale olie is de grond gemeten. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan tolueen en ethylbenzeen aangetoond. Na de beëindiging van de activiteiten op de locatie is ter plaatse van de verdachte locaties een bodemonderzoek (DIBEC, rapportnummer 811.090_01, 12 januari 2012) uitgevoerd. Hierbij zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie in de bovengrond aangetoond. Veenverwerkingslocatie Ter plaatse van de veenverwerkingslocatie is in 2008 een nulsituatie bodemonderzoek (Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van het perceel Cattenbroekerdijk 13b, zandwinput te Woerden, DIBEC, 13-03-2008, projectnummer 808.020/MDG) uitgevoerd. Hierbij zijn in de bovengrond en in het grondwater geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. In 2011 is een eindsituatie bodemonderzoek (DIBEC, rapportnummer 811.090_02, 12 januari 2012) uitgevoerd op de locatie. Hierbij zijn in de bovengrond geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. DIBEC/811.090_03 pagina 2 Voorafgaand aan de oplevering van het terrein en de ingebruikname van de locatie als strand wordt een laag zand van circa 80 cm ontgraven. De eindsituatie van de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond (te ontgraven zandlaag) ter plaatse van de verdachte locaties is reeds onderzocht en er zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het bodemonderzoek heeft derhalve betrekking op de grond onder de te ontgraven zandlaag en het grondwater. Ten tijde van de uitvoering van de veldwerkzaamheden was het grootste deel van de te ontgraven zandlaag reeds verwijderd en bevonden zich gronddepots op de locatie. Tevens was een depot met houtsnippers en een elektracontainer aanwezig. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. 2.2 Bodemopbouw en geohydrologie Regionale bodemopbouw In onderhavig hoofdstuk wordt de regionale bodemopbouw met betrekking tot de directe omgeving van de onderzoekslocatie weergegeven. De lokale bodemopbouw wordt, op basis van het uitgevoerde veldwerk, omschreven in paragraaf 4.3. Als uitgangspunt voor de bodemsamenstelling en de geohydrologische situatie is boringnummer 31G-38 (kaartblad 31 Oost van de Grondwaterkaart van Nederland) van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO gekozen. Deze boring is in de nabijheid van de locatie uitgevoerd. De bodemopbouw laat zich globaal als volgt beschrijven: Tabel 2.1 Regionale bodemopbouw diepte (m-mv) Omschrijving 0-1 zandige klei 1-4 middel fijn t/m matig grof zand 4-35 uiterst grof t/m middel grof grindhoudend zand 35-37 matig grof t/m matig fijn zand 37-40 afwisselend klei en leem 40-48 Matig grof t/m matig fijn zand, slibhoudend 48-50 afwisselend klei en leem 50-57 uiterst grof t/m matig grof grindhoudend zand Geohydrologische situatie Het maaiveld ter plaatse van de boorlocatie bevindt zich op circa 0,5 meter boven NAP. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde (circa 57 m-mv) begrensd door een slecht doorlatend pakket dat voornamelijk bestaat uit klei en leem behorend tot de formaties van Kedichem. De globale regionale grondwaterstroming is westelijk gericht. De grondwaterstroming op de locatie kan hiervan afwijken. DIBEC/811.090_03 pagina 3 3 Onderzoeksstrategie Het aantal boringen per laag, het aantal peilbuizen en het aantal te analyseren grond- en grondwatermonsters is omschreven in de NEN 5740 en is afhankelijk van de verdachtheid en de oppervlakte van de (deel)locatie. Omdat ter plaatse van de verdachte locaties reeds een eindsituatie onderzoek is uitgevoerd en tevens de nulsituatie voor de ingebruikname van de locatie als strand vastgelegd dient te worden, wordt voor de gehele onderzoekslocatie uitgegaan van de 'Onderzoeksstrategie voor vaststelling van de nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting' (NUL) uit de NEN 5740. Conform deze strategie mogen van potentieel verontreinigde bodemlagen mengmonsters samengesteld worden van ten hoogste 3 deelmonsters. Voor onderhavig onderzoek wordt voor onverdachte, zintuiglijk schone monsters een uitzondering gemaakt en worden mengmonsters samengesteld uit ten hoogste 10 deelmonsters. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de op basis van de oppervlakte van de locatie uit te voeren werkzaamheden. Tabel 3.1 Onderzoeksstrategie locatie oppervlakte strategie aantal boringen aantal peilbuizen analyses grond analyses grondwater voormalig werkterrein / toekomstig strand 70.000 m2 NUL 56 tot ± 50 cm-mv 16 tot ± 200 cm-mv 8* 9x STAP1 8x STAPW* NUL * vaststelling nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting Ter plaatse van de veenverwerkingslocatie is in het kader van het nulsituatie bodemonderzoek reeds één peilbuis geplaatst en is het grondwater bemonsterd en geanalyseerd. Derhalve vervalt voor onderhavig onderzoek de plaatsing van één peilbuis. Deze wordt vervangen door een extra boring tot 200 cm-mv. Het standaard stoffenpakket (STAP1 voor grond en STAPW voor grondwater) beschrijft het minimum pakket aan te meten stoffen voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en bestaat uit de volgende parameters: Grond - organische stof - lutum (fractie <2 µm) - metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink) - som PCB's - som PAK (10 van VROM) - minerale olie Grondwater - metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink) - minerale olie - vluchtige aromatische koolwaterstoffen - vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen DIBEC/811.090_03 pagina 4 4 Uitgevoerde werkzaamheden 4.1 Algemeen Onderstaand worden enkele punten toegelicht betreffende de veldwerkzaamheden en chemische analyses: • Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het plaatsen van handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters is uitgevoerd conform protocol 2001, versie 3.1. Het nemen van grondwatermonsters is uitgevoerd conform protocol 2002, versie 3.2; • Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk betrekking heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de veldmedewerker(s) kan beïnvloeden (zie ook bijlage 7 voor de verklaring van onafhankelijkheid); • De situering van de boringen en peilbuizen is vastgelegd met behulp van GPS. De situering van de boringen is aangegeven op de situatietekening die is opgenomen in bijlage 2. In bijlage 3 zijn foto's van de onderzoekslocatie opgenomen. • De analyses zijn uitgevoerd in het door de RvA erkende laboratorium van ALcontrol Laboratories volgens de geldende normen en praktijkrichtlijnen; • De grond- en grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000 (AS3000). Het samenstellen van grondmengmonsters is uitgevoerd in het laboratorium na monstervoorbehandeling volgens NEN 5709. 4.2 Veldwerkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn niet geheel uitgevoerd conform de opgestelde onderzoeksstrategie (zie paragraaf 3.2). Omdat tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden bleek dat de onderzoekslocatie een oppervlakte heeft van 60.000 m2 in plaats van 70.000 m2, is de onderzoeksinspanning gewijzigd. Twee peilbuizen en één boring tot 200 cm-mv zijn vervangen door boringen tot 50 cm-mv. In de onderstaande tabel zijn de uitgevoerde veldwerkzaamheden weergegeven. Tabel 4.1 Verrichte veldwerkzaamheden aantal boringen aantal peilbuizen analyses grond analyses grondwater 59 tot ± 50 cm-mv 15 tot ± 200 cm-mv 6 9x STAP1 6x STAPW De veldwerkzaamheden zijn in de periode 12 t/m 14 december 2011 uitgevoerd door de erkende (protocol 2001) monsternemers D.I. Wubs en E. Mendels van DIBEC. Omdat tijdens de watermonstername bleek dat peilbuizen 30 en 68 niet meer aanwezig waren, zijn deze peilbuizen op 20 december 2011 herplaatst door de erkende (protocol 2001) monsternemers D.I. Wubs en E. Mendels van DIBEC. Deze herplaatste peilbuizen zijn gecodeerd als peilbuis 30A en 68A. De grond, die bij het boren is vrijgekomen, is zintuiglijk beoordeeld. Op basis van deze waarnemingen zijn grondmonsters genomen per onderscheiden bodemlaag (maximaal 50 cm per monster). De peilbuizen zijn direct na plaatsing grondig afgepompt. DIBEC/811.090_03 pagina 5 Ter plaatse van de boorlocaties waar de te ontgraven zandlaag nog aanwezig was, is de bodem vanaf toekomstig maaiveld beschreven en bemonsterd. De grondwatermonstername heeft minimaal één week na plaatsing van de peilbuizen plaatsgevonden. Voorafgaand aan de watermonstername is minimaal driemaal de natte peilbuisinhoud afgepompt. De zuurgraad (pH) en de geleidbaarheid (EC) van het grondwater zijn in het veld bepaald. De watermonstername ter plaatse van peilbuizen 18, 39, 60 en 64 is op 19 december 2011 uitgevoerd en de watermonstername ter plaatse van peilbuizen 30A en 68A is op 9 januari 2012 uitgevoerd. Alle watermonsternames zijn uitgevoerd door de erkende (protocol 2002) monsternemer E. Mendels van DIBEC. 4.3 Lokale bodemopbouw De bodem bestaat tot het diepste punt van de boringen (250 cm-mv) overwegend uit matig fijn zand. Plaatselijk is in de ondergrond op variërende dieptes veen aangetroffen. De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 4. 4.4 Zintuiglijke waarnemingen Zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een bodemverontreiniging. 4.5 Veldmetingen Tijdens de bemonstering van de peilbuizen is de grondwaterstand, de zuurgraad (pH) en de geleidbaarheid (EC) van het grondwater gemeten. Tabel 4.3 Veldmetingen Peilbuis Plaatsingsdatum Bemonsteringsdatum Filterstelling Grondwaterstand (cm-mv) (cm-mv) Zuurgraad pH Geleidbaarheid EC (µS/cm) Temperatuur (°C) 18 12-12-2011 19-12-2011 110-210 15 7,34 860 6,2 30A 20-12-2011 09-01-2012 100-200 10 7,30 908 8,4 39 12-12-2011 19-12-2011 120-220 11 6,46 1005 7,8 60 12-12-2011 19-12-2011 110-210 3 6,59 895 5,3 64 12-12-2011 19-12-2011 120-220 30 6,69 766 6,0 68A 20-12-2011 09-01-2012 100-200 14 6,39 1411 7,1 Geen van de gemeten waarden wijkt duidelijk af van de waarde, welke gezien de natuurlijke omstandigheden verwacht kan worden. DIBEC/811.090_03 pagina 6 4.6 Chemische analyses Aan de hand van de zintuiglijke waarnemingen en ligging zijn (meng)monsters geselecteerd en geanalyseerd. Tabel 4.4 Geanalyseerde (meng)monsters Monster Boringen Samenstelling Traject (cm-mv) Analyse MM01 01-1, 02-1, 03-1, 04-1, 05-1, 17-1, 18-1, 19-1, 20-1, 21-1 zand 0 -50 STAP1 MM02 33-1, 34-1, 35-1, 36-1, 37-1, 47-1, 48-1, 49-1, 50-1, 51-1 zand 0 -50 STAP1 MM03 59-1, 60-1, 61-1, 62-1, 63-1, 71-1, 72-1, 73-1, 74-1, 75-1 zand 0 -50 STAP1 MM04 06-1, 07-1, 08-1, 09-1, 10-1, 22-1, 23-1, 24-1, 25-1, 26-1 zand 0 -50 STAP1 MM05 38-1, 39-1, 40-1, 41-1, 42-1, 43-1, 52-1, 53-1, 54-1, 55-1 zand 0 -50 STAP1 MM06 64-1, 65-1, 66-1, 67-1, 68-1, 76-1, 77-1, 78-1, 79-1, 80-1 zand 0 -50 STAP1 MM07 11-1, 12-1, 13-1, 14-1, 15-1, 27-1, 28-1, 29-1, 30-1, 44-1 zand 0 -50 STAP1 MM08 16-1, 31-1, 32-1, 45-1, 46-1, 56-1, 57-1, 58-1, 69-1, 70-1 zand 0 -50 STAP1 MM09 01-3, 04-5, 07-5, 09-5, 12-3, 16-2, 68-5, 71-5, 77-2, 79-4 veen 40 -210 STAP1 Grond Grondwater 18-1-1 18 110-210 STAPW 30A-1-1 30A 100-200 STAPW 39-1-1 39 120-220 STAPW 60-1-1 60 110-210 STAPW 64-1-1 64 200-300 STAPW 68A-1-1 68A 100-200 STAPW De resultaten van bovenvermelde analyses zijn getoetst weergegeven in hoofdstuk 5. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5. 4.7 Afwijkingen BRL SIKB 2000 Bij de uitvoering van veldwerkzaamheden is niet afgeweken van de proceseisen in de BRL SIKB 2000 en de werkvoorschriften in de onderliggende protocollen 2001 en 2002. DIBEC/811.090_03 pagina 7 5 Analyseresultaten 5.1 Toetsingskader De analyseresultaten zijn getoetst aan de Wet bodembescherming. In de "Circulaire bodemsanering 2009" (Staatscourant 7 april 2009, nr. 67) zijn de streefwaarden opgenomen voor grondwater en de interventiewaarden voor grond en grondwater. In bijlage B van de "Regeling bodemkwaliteit" (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247) zijn de Achtergrondwaarden voor grond opgenomen. Achtergrondwaarden grond Dit zijn landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit en geven de bovengrens aan voor wat in de dagelijkse praktijk 'schone grond en baggerspecie' wordt genoemd. Deze Achtergrondwaarden (AW) zijn vastgesteld op basis van gehalten zoals deze voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden. De Achtergrondwaarden zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Streefwaarden grondwater De streefwaarde is een waarde voor een goede bodemkwaliteit. Zij vertegenwoordigt de gehalten aan van nature in de bodem aanwezige stoffen zoals ze gemiddeld kunnen voorkomen. Voor milieuvreemde stoffen zijn de detectielimieten van de gebruikelijke analysemethoden als streefwaarde gesteld. Een overschrijding van de streefwaarde wordt een lichte verhoging genoemd. Criterium voor nader onderzoek Wanneer blijkt dat de concentratie van één of meer verontreinigende stoffen de Achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, is het noodzakelijk om te beoordelen of een nader onderzoek uitgevoerd moet worden. Om te beoordelen of een nader onderzoek uitgevoerd moet worden, is het criterium ½(Achtergrondwaarde+interventiewaarde) vastgesteld voor grond en ½(streefwaarde+interventiewaarde) voor grondwater. Een overschrijding van het criterium voor nader onderzoek (tussenwaarde) wordt een matige verhoging genoemd. Interventiewaarden De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem)verontreiniging. In het kader van de Wet bodembescherming en de Circulaire bodemsanering 2006 is het dan noodzakelijk om op korte termijn, op basis van de mate en omvang van de verontreiniging, te bepalen of een vorm van saneren of beheren noodzakelijk is. Wordt echter de interventiewaarde niet overschreden, dan is de uitvoering van een saneringsonderzoek veelal niet nodig. Algemeen De gepubliceerde Achtergrondwaarden en interventiewaarden voor grond gelden voor een standaardbodem (10% lutum en 25% organisch stof). Voor de toetsing van de analyseresultaten worden de Achtergrondwaarden en de interventiewaarden gecorrigeerd voor de werkelijke gehalten aan lutum en organisch stof. DIBEC/811.090_03 pagina 8 Indien voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 grond of 100 m3 grondwater (bodemvolume) de interventiewaarde overschrijdt, dient gesproken te worden van een "geval van ernstige bodemverontreiniging". In enkele specifieke situaties kan bij gehalten onder de interventiewaarden ook sprake zijn van een geval van ernstige verontreiniging. Dit geldt voor de zogenaamde gevoelige functies: moestuin/volkstuin en plaatsen waar vluchtige verbindingen aanwezig zijn in het grondwater in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de onverzadigde bodem onder bebouwing. Als een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld, dan is er sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. Artikel 37 van de Wet bodembescherming (Wbb) heeft tot doel vast te stellen of er sprake is van een zodanig risico bij het huidig of toekomstig gebruik dat er spoedig moet worden gesaneerd. De risico's die aanleiding kunnen zijn om met spoed te saneren worden verdeeld in: risico's voor de mens, risico's voor het ecosysteem en risico's voor verspreiding van verontreiniging. Als op grond van artikel 37 Wbb is vastgesteld dat niet met spoed hoeft te worden gesaneerd, geldt geen termijn voor het uitvoeren van een sanering. Er kunnen wel beheermaatregelen worden opgelegd. Dit betekent dat sanering van het geval van ernstige verontreiniging plaatsvindt als nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Indien sprake is van onaanvaardbare risico's, moeten deze zo snel mogelijk worden weggenomen. Als indicatie voor de te hanteren termijn waarop de sanering moet aanvangen, geldt de richtlijn: binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking 'ernst en urgentie'. Het bevoegd gezag Wbb stelt het precieze saneringstijdstip vast en stemt dit af op de voorwaarden die locatiespecifieke omstandigheden met zich meebrengen. 5.2 Analyseresultaten met interpretatie In deze paragraaf zijn de toetsingsresultaten weergegeven. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5. Bijlage 6 bevat tabellen met de toetsingwaarden. Tabel 5.1 Grondanalyses Monster Boringen Toetsing Wbb (+ traject in cm-mv) >AW >T >I MM01 0 -50 01-1, 02-1, 03-1, 04-1, 05-1, 17-1, 18-1, 19-1, 20-1, 21-1 kobalt - - MM02 0 -50 33-1, 34-1, 35-1, 36-1, 37-1, 47-1, 48-1, 49-1, 50-1, 51-1 - - - MM03 0 -50 59-1, 60-1, 61-1, 62-1, 63-1, 71-1, 72-1, 73-1, 74-1, 75-1 - - - MM04 0 -50 06-1, 07-1, 08-1, 09-1, 10-1, 22-1, 23-1, 24-1, 25-1, 26-1 - - - MM05 0 -50 38-1, 39-1, 40-1, 41-1, 42-1, 43-1, 52-1, 53-1, 54-1, 55-1 - - - MM06 0 -50 64-1, 65-1, 66-1, 67-1, 68-1, 76-1, 77-1, 78-1, 79-1, 80-1 - - - MM07 0 -50 11-1, 12-1, 13-1, 14-1, 15-1, 27-1, 28-1, 29-1, 30-1, 44-1 - - - MM08 0 -50 16-1, 31-1, 32-1, 45-1, 46-1, 56-1, 57-1, 58-1, 69-1, 70-1 - - - MM09 40 -210 01-3, 04-5, 07-5, 09-5, 12-3, 16-2, 68-5, 71-5, 77-2, 79-4 - - - DIBEC/811.090_03 pagina 9 Tabel 5.2 Grondwateranalyses Monster Toetsing Wbb (+ traject in cm-mv) >S >T >I 18-1-1 110-210 barium - - 30A-1-1 100-200 barium - - 39-1-1 120-220 barium - - 60-1-1 110-210 barium - - 64-1-1 200-300 barium - - 68A-1-1 100-200 barium - - DIBEC/811.090_03 pagina 10 6 Conclusies 6.1 Specifiek Zintuiglijk zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. Uit de analyseresultaten blijkt dat in één onderzocht mengmonster van het zand in de bovengrond (MM01) een licht verhoogd gehalte aan kobalt is gemeten. In de overige 7 onderzochte mengmonsters van het zand in de bovengrond (MM02-MM08) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. Van het veen in de ondergrond is één mengmonster onderzocht (MM09). Hierin zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. Er zijn geen aanwijzingen dat het licht verhoogde gehalten aan kobalt veroorzaakt is door de uitgevoerde activiteiten op de locatie. Het licht verhoogde gehalte aan kobalt is mogelijk te relateren aan natuurlijk voorkomen in de bodem. Het gehalte is dermate laag dat geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium gemeten. Verhoogde bariumgehalten in het grondwater worden vaker gemeten en zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan natuurlijk voorkomen in de bodem. De gehalten zijn dermate laag dat geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. De nul-/eindsituatie van de onderzoekslocatie is voldoende vastgelegd. 6.2 Algemeen Opgemerkt dient te worden dat bij eventueel buiten de locatie brengen van grond met stofconcentraties boven de Achtergrondwaarde restricties kunnen gelden voor het gebruik elders. Gezien het verkennende karakter van dit bodemonderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Een lokaal voorkomende verontreiniging betreft ook een verontreiniging met een stof die niet tot het gebruikte analysepakket behoort. Dit bodemonderzoek geeft daarom geen vrijwaring. De eigenaar of gebruiker blijft (juridisch) aanspreekbaar op de kwaliteit van de bodem. Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden welke duiden op de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat er fundamentele verschillen bestaan tussen een gericht asbestonderzoek (NEN 5707) en het thans uitgevoerde standaard verkennend bodemonderzoek. DIBEC/811.090_03 pagina 11 Bijlagen: 1 Overzichtstekening 2 Situatietekening 3 Foto's 4 Boorbeschrijvingen 5 Analysecertificaten 6 Toetsingstabellen en toetsingswaarden 7 Verklaring onafhankelijkheid DIBEC/811.090_03 Bijlage 1 Overzichtstekening DIBEC/811.090_03 = onderzoekslocatie project: Cattenbroekerdijk 13b Woerden, Eind-/nulsituatie bodemonderzoek onderdeel: Regionale ligging onderzoekslocatie projectnummer: formaat: schaal: 811.090_03 A4 1:25.000 Bijlage 1 Bijlage 2 Situatietekening DIBEC/811.090_03 Bijlage 3 Foto's DIBEC/811.090_03 Foto 1 Foto 2 Foto 3 DIBEC/811.090_03 Bijlage 4 Boorbeschrijvingen DIBEC/811.090_03 DIBEC/811.090_03 Boring: 01 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122880,5 454749,97 Boring: 02 0 1 50 2 3 100 4 150 5 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 13-12-2011 122837,66 454678,77 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 -60 -80 Datum: X: 0 Y: Veen, donkerbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor -180 6 200 -200 Veen, matig kleiïg, neutraalbruin, Edelmanboor Boring: 03 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122857,47 454692,71 Boring: 04 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122876,44 454706,14 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 2 100 3 150 4 -160 Veen, donkerbruin, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 05 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122897,18 454720,03 Boring: 06 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122934,95 454744,98 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 100 3 -160 Veen, donkerbruin, Edelmanboor 5 200 Project 811.090_03 -50 Datum: X: 0 Y: -200 13-12-2011 122954,7 454757,99 0 1 50 2 4 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Boring: 08 1 150 0 1 50 Boring: 07 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122919,1286 454731,2384 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Boring: 09 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122973,29 454772,09 Boring: 10 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122992,07 454785,47 0 1 braak Zand, matig grof, zwak siltig, donkerbruin, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -160 Veen, donkerbruin, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 11 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123008,77 454798,81 Boring: 12 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 123033,82 454806,04 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 50 2 -100 100 Veen, donkerbruin, Edelmanboor 3 150 4 -200 200 Boring: 13 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123050,92 454825,63 Boring: 14 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123093,09 454856,42 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Edelmanboor -50 50 Boring: 15 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123070,91 454839,9 Boring: 16 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 123119,01 454865,09 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -40 50 -50 50 Veen, matig kleiïg, donkerbruin, Edelmanboor 2 100 3 150 4 200 Project 811.090_03 5 -200 Boring: 17 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122798,9 454671,83 Boring: 18 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122827,92 454742,77 0 1 50 2 braak Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, neutraalbruin, Edelmanboor -60 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 3 100 4 150 5 200 Boring: 19 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122845,19 454719,52 Boring: 20 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122881,13 454749,83 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 1 14-12-2011 122937,0606 454789,3859 Project 811.090_03 13-12-2011 122911,79 454772,13 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 Boring: 26 0 1 50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 Datum: X: 0 Y: Boring: 25 Datum: X: 0 Y: 0 Boring: 24 1 50 13-12-2011 122865,84 454739,54 50 Boring: 23 13-12-2011 122889,62 454756,48 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 -50 Datum: X: 0 Y: 0 Boring: 22 1 50 13-12-2011 122856,6904 454731,5228 1 Boring: 21 Datum: X: 0 Y: -210 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122958,14 454802,75 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor Boring: 27 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122996,97 454828,78 Boring: 28 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122994,7 454834,03 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -200 200 Boring: 29 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123014,61 454847,89 Boring: 30 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 123040,4 454867,81 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal bruingrijs, Edelmanboor 50 2 -100 100 Zand, zeer fijn, sterk siltig, zwak humeus, neutraalbruin, Edelmanboor 3 -150 150 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 4 200 5 -250 250 Boring: 30A Datum: X: 0 Y: 20-12-2011 123030,79 454848,36 Boring: 31 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsbruin, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123045,13 454902,38 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 100 150 200 -250 250 Boring: 32 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123060,38 454884,73 Boring: 33 0 1 50 Project 811.090_03 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122807,49 454715,87 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Boring: 34 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122830,69 454733,68 Boring: 35 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122862,69 454763,37 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Boring: 37 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Edelmanboor -50 50 0 1 Boring: 36 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122852,58 454720,17 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122884,3124 454781,3213 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 50 2 100 3 150 4 -160 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 38 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122897,92 454793,78 Boring: 39 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122918,56 454806,71 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 2 100 3 150 4 -170 Zand, matig fijn, zwak siltig, laagjes veen, Edelmanboor 5 200 -220 Boring: 40 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122939,26 454824,27 Boring: 41 0 1 50 Project 811.090_03 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122952,9 454840,09 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Boring: 42 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122966,18 454855,17 Boring: 43 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 123004,14 454868,08 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor 50 2 100 3 150 4 -200 200 Boring: 44 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122991,63 454877,77 Boring: 45 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123022 454907,42 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 13-12-2011 122811,09 454757,2 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Project 811.090_03 13-12-2011 122832,39 454768,37 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Boring: 51 0 1 50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 Datum: X: 0 Y: Boring: 50 13-12-2011 122850,59 454777,15 0 1 50 -50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122799,72 454751,67 Boring: 49 1 50 -50 Datum: X: 0 Y: Boring: 48 Datum: X: 0 Y: braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Boring: 47 1 50 0 1 50 Boring: 46 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 123006,07 454893,62 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122872,54 454790,5 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor Boring: 52 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122890,37 454806,9 Boring: 53 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122932,58 454848,57 2 100 3 150 4 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Boring: 55 0 1 50 0 1 Boring: 54 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122907,91 454820,61 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122947,54 454857,09 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 -70 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 56 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122958,26 454883,4 Boring: 57 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 123045,27 454916,17 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 Datum: X: 0 Y: 2 100 3 150 4 -200 13-12-2011 122800,44 454769,17 0 1 50 Project 811.090_03 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor Boring: 59 50 200 0 1 50 Boring: 58 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122973,76 454907,95 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor Boring: 60 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122823,57 454774,45 Boring: 61 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122835,77 454792,39 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -170 Zand, matig fijn, zwak siltig, laagjes veen, Edelmanboor 5 200 -220 Boring: 62 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122849,07 454800,33 Boring: 63 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122868,18 454821,29 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -200 200 Boring: 64 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122882,65 454837,75 Boring: 65 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122894,44 454852,95 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -170 Zand, matig fijn, zwak siltig, laagjes veen, Edelmanboor 5 200 -220 Boring: 66 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122916,35 454875,08 Boring: 67 0 1 50 Project 811.090_03 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122932,08 454893,05 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor Boring: 68 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122942,82 454905,45 Boring: 68A 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal bruingrijs, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 20-12-2011 122961,37 454904,57 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsbruin, Edelmanboor 50 2 100 100 3 -130 150 Veen, matig kleiïg, zwak zandig, donkerbruin, Edelmanboor 150 4 -180 5 200 -210 Veen, matig kleiïg, donkerbruin, Edelmanboor Boring: 69 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122957,73 454919,21 Boring: 70 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122780,7846 454787,4944 0 -30 2 100 3 150 4 0 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor -50 50 Boring: 72 1 50 13-12-2011 122974,17 454922,34 1 Boring: 71 Datum: X: 0 Y: -200 200 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122802,09 454801,66 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 -160 Veen, zwak kleiïg, donkerbruin, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 73 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122822,15 454816,65 Boring: 74 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, Edelmanboor -50 50 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122858,87 454846,66 Project 811.090_03 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Boring: 76 0 1 50 0 1 Boring: 75 Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122840,88 454831,39 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122875,6 454859,62 0 1 50 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Boring: 77 Datum: X: 0 Y: 12-12-2011 122887,18 454870,68 Boring: 78 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsbruin, Edelmanboor -50 50 2 100 3 150 4 -70 Veen, donkerbruin, Edelmanboor Datum: X: 0 Y: 13-12-2011 122908,78 454884,72 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor -50 50 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs, Edelmanboor 5 -200 200 Boring: 79 Datum: X: 0 Y: 14-12-2011 122908,42 454910,53 Boring: 80 0 1 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsbruin, Edelmanboor 50 Datum: X: 0 Y: 2 3 -150 150 Veen, zwak kleiïg, donkerbruin, Edelmanboor 4 200 Project 811.090_03 -200 0 1 50 100 13-12-2011 122940,59 454921,29 -50 braak Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbruin, Edelmanboor Bijlage 5 Analysecertificaten DIBEC/811.090_03 ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl Analyserapport DIBEC BV R. Kok Postbus 5470 6802 EL ARNHEM Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer Blad 1 van 11 : EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden : 811.090_03 : 11740756, versie nummer: 1 : 8LW4HS7U Rotterdam, 20-12-2011 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 11 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend, R. van Duin Laboratory Manager ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 2 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 811.090_03 - 1 11740756 Analyse Eenheid Q droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten gew.-% g g S S S 85.5 <1 geen 85.8 <1 geen 79.8 <1 geen 82.4 <1 geen 84.6 <1 geen organische stof (gloeiverlies) % vd DS S 0.9 0.5 <0.5 0.7 <0.5 KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS S <1 <1 <1 <1 <1 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink S S S S S S S S S <20 <0.35 4.5 <10 <0.10 <13 <1.5 11 20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 5.5 <20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 6.6 <20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 7.4 <20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 6.6 <20 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S <0.01 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S <0.01 fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)antraceen mg/kgds S <0.01 chryseen mg/kgds S <0.01 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)pyreen mg/kgds S <0.01 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S <0.01 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.07 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor) <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds 001 S S S S <1 <1 <1 <1 1) 002 <1 <1 <1 <1 1) 003 1) 004 <1 <1 <1 <1 1) <1 <1 <1 <1 005 <1 <1 <1 <1 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grond (AS3000) MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50) 002 Grond (AS3000) MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50) 003 Grond (AS3000) MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50) 004 Grond (AS3000) MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50) 005 Grond (AS3000) MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 1) DIBEC BV R. Kok Blad 3 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 811.090_03 - 1 11740756 Analyse Eenheid Q 001 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds S S S S <1 <1 <1 4.9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds S <5 <5 <5 <5 <20 1) 002 <1 <1 <1 4.9 <5 <5 <5 <5 <20 1) 003 <1 <1 <1 4.9 <5 <5 <5 <5 <20 1) 004 <1 <1 <1 4.9 1) <5 <5 <5 <5 <20 005 <1 <1 <1 4.9 <5 <5 <5 <5 <20 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grond (AS3000) MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50) 002 Grond (AS3000) MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50) 003 Grond (AS3000) MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50) 004 Grond (AS3000) MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50) 005 Grond (AS3000) MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 1) DIBEC BV R. Kok Blad 4 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Monster beschrijvingen 001 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 002 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 003 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 004 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 005 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. Voetnoten 1 De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 5 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 811.090_03 - 1 11740756 Analyse Eenheid Q droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten gew.-% g g S S S 83.7 <1 geen 82.1 <1 geen 84.3 <1 geen organische stof (gloeiverlies) % vd DS S 1.1 0.8 0.6 KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS S <1 <1 <1 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink S S S S S S S S S 23 <0.35 3.0 <10 <0.10 <13 <1.5 9.1 <20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 6.8 <20 <20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 7.4 <20 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S <0.01 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S <0.01 fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)antraceen mg/kgds S <0.01 chryseen mg/kgds S <0.01 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S <0.01 benzo(a)pyreen mg/kgds S <0.01 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S <0.01 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.07 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor) <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds 006 S S S S <1 <1 <1 <1 1) 007 <1 <1 <1 <1 1) 008 1) <1 <1 <1 <1 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 006 Grond (AS3000) MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50) 007 Grond (AS3000) MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50) 008 Grond (AS3000) MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 6 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 811.090_03 - 1 11740756 Analyse Eenheid Q 006 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds S S S S <1 <1 <1 4.9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds S <5 <5 <5 <5 <20 1) 007 <1 <1 <1 4.9 <5 <5 <5 <5 <20 1) 008 <1 <1 <1 4.9 1) <5 <5 <5 <5 <20 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 006 Grond (AS3000) MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50) 007 Grond (AS3000) MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50) 008 Grond (AS3000) MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 7 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Monster beschrijvingen 006 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 007 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 008 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. Voetnoten 1 De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 8 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Analyse Monstersoort Relatie tot norm droge stof Grond (AS3000) gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) cadmium kobalt koper kwik Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) lood Grond (AS3000) molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40 Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/ A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 001 001 001 001 Y3291068 Y3291071 Y3291088 Y3291089 Y3546131 Y3546150 Y3546153 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 9 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 002 002 002 002 002 002 002 002 002 002 003 003 003 003 003 003 003 003 003 003 004 004 004 004 004 004 004 004 004 004 005 005 005 Y3546187 Y3546188 Y3546192 Y3291039 Y3291050 Y3291058 Y3291094 Y3291098 Y3291112 Y3391213 Y3391224 Y3546183 Y3546452 Y3290958 Y3291066 Y3291072 Y3291075 Y3291095 Y3291099 Y3291114 Y3291123 Y3391230 Y3546076 Y3291141 Y3390314 Y3390322 Y3546140 Y3546451 Y3546460 Y3546461 Y3546468 Y3546470 Y3546476 Y3291059 Y3291087 Y3291091 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 10 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 005 005 005 005 005 005 005 006 006 006 006 006 006 006 006 006 006 007 007 007 007 007 007 007 007 007 007 008 008 008 008 008 008 008 008 008 Y3291093 Y3291096 Y3390835 Y3390842 Y3546143 Y3546454 Y3546464 Y3291122 Y3291126 Y3291128 Y3291133 Y3291137 Y3390839 Y3546159 Y3546463 Y3546465 Y3546466 Y3291097 Y3291136 Y3390315 Y3390320 Y3546453 Y3546456 Y3546457 Y3546462 Y3546471 Y3546478 Y3290997 Y3291080 Y3291082 Y3291090 Y3291092 Y3292236 Y3390310 Y3390834 Y3546420 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 13-12-2011 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 11 van 11 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740756 - 1 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 008 Y3546469 13-12-2011 13-12-2011 ALC201 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 20-12-2011 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl Analyserapport DIBEC BV R. Kok Postbus 5470 6802 EL ARNHEM Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer Blad 1 van 7 : EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden : 811.090_03 : 11740758, versie nummer: 1 : DS6411EZ Rotterdam, 19-12-2011 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 7 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend, R. van Duin Laboratory Manager ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 2 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 - 1 11740758 Analyse Eenheid Q droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten gew.-% g g S S S 47.4 <1 geen organische stof (gloeiverlies) % vd DS S 22.1 KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS S 27 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik Lood molybdeen nikkel zink S S S S S S S S S 120 <0.35 9.6 28 <0.10 31 <1.5 28 66 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds 001 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.03 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S 0.09 fluoranteen mg/kgds S 0.04 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.05 chryseen mg/kgds S 0.04 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.04 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.04 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.04 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.36 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor) POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 S S S S 1) <1 <1 2.7 4.4 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grond (AS3000) MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77 (50-70) 79 (150-200) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 3 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 - 1 11740758 Analyse Eenheid Q PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds S S S S 8.1 9.0 6.5 32 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds S <5 <5 16 12 30 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 001 1) De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grond (AS3000) MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77 (50-70) 79 (150-200) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 4 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740758 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 Monster beschrijvingen 001 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. Voetnoten 1 De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 5 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740758 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 Analyse Monstersoort Relatie tot norm droge stof Grond (AS3000) gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) cadmium kobalt koper kwik Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Lood Grond (AS3000) molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40 Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/ A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 001 001 001 001 Y3291142 Y3291150 Y3390307 Y3390309 Y3390318 Y3390831 Y3391218 12-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 12-12-2011 12-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 14-12-2011 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 6 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740758 - 1 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 Y3546152 Y3546154 Y3546190 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 13-12-2011 ALC201 ALC201 ALC201 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 7 van 7 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11740758 - 1 Orderdatum 15-12-2011 Startdatum 15-12-2011 Rapportagedatum 19-12-2011 Monsternummer: 001 Monster beschrijvingen MM0901 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77 (50-70) 79 (150-200) Karakterisering naar alkaantraject benzine C9-C14 kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie C10-C16 C10-C28 C20-C36 stookolie C10-C36 De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard. Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl Analyserapport DIBEC BV R. Kok Postbus 5470 6802 EL ARNHEM Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer Blad 1 van 6 : EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden : 811.090_03 : 11741841, versie nummer: 1 : L1D1AIVU Rotterdam, 21-12-2011 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend, R. van Duin Laboratory Manager ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 2 van 6 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden Orderdatum 19-12-2011 Startdatum 19-12-2011 Rapportagedatum 21-12-2011 811.090_03 11741841 - 1 Analyse Eenheid Q METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S S S S S S S S S 250 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 140 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 95 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 65 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S S S S S S S S <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S 001 002 003 004 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) 39-1-1 39 (200-300) 002 003 004 60-1-1 60 (200-300) 64-1-1 64 (200-300) 18-1-1 18 (110-210) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 3 van 6 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden Orderdatum 19-12-2011 Startdatum 19-12-2011 Rapportagedatum 21-12-2011 811.090_03 11741841 - 1 Analyse Eenheid Q 001 002 003 004 chloroform vinylchloride tribroommethaan µg/l µg/l µg/l S S S <0.6 <0.1 <0.2 <0.6 <0.1 <0.2 <0.6 <0.1 <0.2 <0.6 <0.1 <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S <25 <25 <25 <25 <100 <25 <25 <25 <25 <100 <25 <25 <25 <25 <100 <25 <25 <25 <25 <100 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) 39-1-1 39 (200-300) 002 003 004 60-1-1 60 (200-300) 64-1-1 64 (200-300) 18-1-1 18 (110-210) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 4 van 6 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden 811.090_03 11741841 - 1 Orderdatum 19-12-2011 Startdatum 19-12-2011 Rapportagedatum 21-12-2011 Monster beschrijvingen 001 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 002 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 003 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 004 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 5 van 6 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden 811.090_03 11741841 - 1 Orderdatum 19-12-2011 Startdatum 19-12-2011 Rapportagedatum 21-12-2011 Analyse Monstersoort Relatie tot norm barium Grondwater (AS3000) cadmium kobalt koper kwik lood Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 002 002 002 003 003 B1071755 G8274754 G8274783 B1071721 G8274742 G8274752 B1071765 G8274739 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 6 van 6 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden 811.090_03 11741841 - 1 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 003 004 004 004 G8274743 B1071730 G8274769 G8274770 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 19-12-2011 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 Orderdatum 19-12-2011 Startdatum 19-12-2011 Rapportagedatum 21-12-2011 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl Analyserapport DIBEC BV R. Kok Postbus 5470 6802 EL ARNHEM Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer Blad 1 van 5 : EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden : 811.090_03 : 11745974, versie nummer: 1 : TZAB1BMI Rotterdam, 10-01-2012 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend, R. van Duin Laboratory Manager ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 2 van 5 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11745974 - 1 Analyse Eenheid Q METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S S S S S S S S S 75 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 190 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60 VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S S S S S S S S <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S 001 Orderdatum 09-01-2012 Startdatum 09-01-2012 Rapportagedatum 10-01-2012 002 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) 30A-1-1 30A (100-200) 002 68A-1-1 68A (100-200) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 3 van 5 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11745974 - 1 Analyse Eenheid Q 001 chloroform vinylchloride tribroommethaan µg/l µg/l µg/l S S S <0.6 <0.1 <0.2 <0.6 <0.1 <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l S <25 <25 <25 <25 <100 <25 <25 <25 <25 <100 Orderdatum 09-01-2012 Startdatum 09-01-2012 Rapportagedatum 10-01-2012 002 De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q. Nummer Monstersoort Monsterspecificatie 001 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) 30A-1-1 30A (100-200) 002 68A-1-1 68A (100-200) Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 4 van 5 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11745974 - 1 Orderdatum 09-01-2012 Startdatum 09-01-2012 Rapportagedatum 10-01-2012 Monster beschrijvingen 001 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. 002 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk. Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 DIBEC BV R. Kok Blad 5 van 5 Analyserapport Projectnaam Projectnummer Rapportnummer EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 11745974 - 1 Orderdatum 09-01-2012 Startdatum 09-01-2012 Rapportagedatum 10-01-2012 Analyse Monstersoort Relatie tot norm barium Grondwater (AS3000) cadmium kobalt koper kwik lood Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40 Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5 Monster Barcode Aanlevering Monstername Verpakking 001 001 001 002 002 002 B1121462 G8274781 G8293388 B1121454 G8274741 G8274762 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 09-01-2012 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286 Bijlage 6 Toetsingstabellen en toetsingswaarden DIBEC/811.090_03 Projectnaam Projectcode EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode Bodemtype1) droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink MM011 1 MM022 2 MM033 2 MM044 3 MM055 2 MM066 5 85,5 <1 Geen ---- 85,8 <1 Geen ---- 79,8 <1 Geen ---- 82,4 <1 Geen ---- 84,6 <1 Geen ---- 83,7 <1 Geen ---- 0,9 -- 0,5 -- <0,5 -- 0,7 -- <0,5 -- 1,1 -- -- <1 -- -- <1 -- <1 -- <20 <0,35 4,5 * <10 <0,10 <13 <1,5 11 20 <1 <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 5,5 <20 <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 6,6 <20 <1 <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 7,4 <20 <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 6,6 <20 <1 -- 23 <0,35 3,0 <10 <0,10 <13 <1,5 9,1 <20 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 -<0,01 fenantreen <0,01 -<0,01 antraceen <0,01 -<0,01 fluoranteen <0,01 -<0,01 benzo(a)antraceen <0,01 -<0,01 chryseen <0,01 -<0,01 benzo(k)fluoranteen <0,01 -<0,01 benzo(a)pyreen <0,01 -<0,01 benzo(ghi)peryleen <0,01 -<0,01 indeno(1,2,3-cd)pyreen <0,01 -<0,01 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,07 0,07 ----------- <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07 ----------- <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07 ----------- <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07 ----------- <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07 ----------- POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) -------- <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 -------- <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 -------- <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 -------- <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 -------- MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 <5 <5 <5 <5 <20 -------a ----- <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 <5 <5 <5 <5 <20 a ----- <5 <5 <5 <5 <20 a ----- <5 <5 <5 <5 <20 a ----- <5 <5 <5 <5 <20 Monstercode en monstertraject MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50) MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50) 3 MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50) 4 MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50) 5 MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50) 6 MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50) 1 2 a ----- <5 <5 <5 <5 <20 a ----- De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20 december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. b gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. + de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging. 1) De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 1 lutum 1% ; humus 0.9% 2 lutum 1% ; humus 0.5% 3 lutum 1% ; humus 0.7% 5 lutum 1% ; humus 1.1% Projectnaam Projectcode EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden 811.090_03 Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode Bodemtype1) droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink MM071 6 MM082 7 MM093 4 82,1 <1 Geen ---- 84,3 <1 Geen ---- 47,4 <1 Geen ---- 0,8 -- 0,6 -- 22,1 -- -- 27 -- <1 -- <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 6,8 <20 <1 <20 <0,35 <3 <10 <0,10 <13 <1,5 7,4 <20 120 <0,35 9,6 28 <0,10 31 <1,5 28 66 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 -fenantreen <0,01 -antraceen <0,01 -fluoranteen <0,01 -benzo(a)antraceen <0,01 -chryseen <0,01 -benzo(k)fluoranteen <0,01 -benzo(a)pyreen <0,01 -benzo(ghi)peryleen <0,01 -indeno(1,2,3-cd)pyreen <0,01 -pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,07 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 0,07 ----------- <0,01 0,03 <0,01 0,09 0,04 0,05 0,04 0,04 0,04 0,04 0,36 ----------- POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 -------- <1 <1 2,7 4,4 8,1 9,0 6,5 32 -------- ----- <5 <5 16 12 30 ----- MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 <1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9 <5 <5 <5 <5 <20 -------a ----- <5 <5 <5 <5 <20 a Monstercode en monstertraject MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50) MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50) 3 MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77 (50-70) 79 (150-200) 1 2 De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20 december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. b gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. + de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging. 1) De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 6 lutum 1% ; humus 0.8% 7 lutum 1% ; humus 0.6% 4 lutum 27% ; humus 22.1% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 AS3000 eis 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor) 1,0 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 9,8 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 1) AW 1/2(AW+I) I AS3000 4,0 38 102 200 519 1000 38 achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4,25 juni 2008. De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 1: lutum 1%; humus 0.9% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 40 1,0 102 200 9,8 519 1000 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 1,5 21 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4,0 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 38 AS3000 eis 38 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 2: lutum 1%; humus 0.5% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 AS3000 eis 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor) 1,0 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 9,8 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 4,0 38 102 200 519 1000 38 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 3: lutum 1%; humus 0.7% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,80 16 49 0,16 58 1,5 37 164 1/2(AW+I) I 9,1 109 142 20 338 96 71 504 979 17 202 235 39 618 190 106 844 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 3,3 46 88 factor) POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 44 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 420 AS3000 eis 202 0,80 16 49 0,16 58 1,5 37 164 2,3 1127 2210 108 5735 11050 420 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 4: lutum 27%; humus 22.1% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 AS3000 eis 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor) 1,0 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 9,8 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 4,0 38 102 200 519 1000 38 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 5: lutum 1%; humus 1.1% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 AS3000 eis 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor) 1,0 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 9,8 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 4,0 38 102 200 519 1000 38 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 6: lutum 1%; humus 0.8% Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven Toetsingswaarden1) AW METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 1/2(AW+I) I 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 AS3000 eis 49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 1,5 21 40 factor) 1,0 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 9,8 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 4,0 38 102 200 519 1000 38 De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem type: 7: lutum 1%; humus 0.6% Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) Monstercode METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 39-1-11 60-1-12 18-1-14 30A-1-15 68A-1-16 250 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 140 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 95 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 65 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 75 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 190 * <0,8 a <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,2 <0,2 <0,2 <0,1 -<0,2 -0,21 a <0,2 <0,05 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,1 -<0,1 -0,14 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,1 -<0,1 -0,14 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,1 -<0,1 -0,14 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,1 -<0,1 -0,14 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,1 -<0,1 -0,14 a <0,2 a <0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53 <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,2 <0,2 a <0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53 <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,2 <0,2 a <0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53 <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,2 <0,2 a <0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53 <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,2 <0,2 a <0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53 <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,1 a <0,6 <0,6 <0,1 a <0,2 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan <0,6 1,2-dichloorethaan <0,6 1,1-dichlooretheen <0,1 a cis-1,2-dichlooretheen <0,1 -trans-1,2-dichlooretheen <0,1 -som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen 0,14 a (0.7 factor) dichloormethaan <0,2 a 1,1-dichloorpropaan <0,25 -1,2-dichloorpropaan <0,25 -1,3-dichloorpropaan <0,25 -som dichloorpropanen (0.7 factor) 0,53 tetrachlooretheen <0,1 a tetrachloormethaan <0,1 a 1,1,1-trichloorethaan <0,1 a 1,1,2-trichloorethaan <0,1 a trichlooretheen <0,6 chloroform <0,6 vinylchloride <0,1 a tribroommethaan <0,2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 64-1-13 <25 <25 <25 <25 <100 ----a <25 <25 <25 <25 <100 ----a <25 <25 <25 <25 <100 ----a <25 <25 <25 <25 <100 ----a <25 <25 <25 <25 <100 ----a <25 <25 <25 <25 <100 ----a Monstercode en monstertraject 11741841-001 39-1-1 39 (200-300) 11741841-002 60-1-1 60 (200-300) 3 11741841-003 64-1-1 64 (200-300) 4 11741841-004 18-1-1 18 (110-210) 5 11745974-001 30A-1-1 30A (100-200) 6 11745974-002 68A-1-1 68A (100-200) 1 2 De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april 2009. De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat a gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn. b gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (as3000) Toetsingswaarden1) S METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink 50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65 VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen dichloormethaan som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor) som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40 1) S 1/2(S+I) I AS3000 0,20 7,0 4,0 0,20 6,0 0,01 1/2(S+I) 338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432 I 625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800 15 504 77 35 153 35 30 1000 150 70 300 70 7,0 7,0 0,01 0,01 0,01 0,80 0,01 0,01 0,01 0,01 24 6,0 0,01 454 204 5,0 500 10 40 20 5,0 150 65 262 203 2,5 900 400 10 1000 20 80 40 10 300 130 500 400 5,0 630 50 325 600 AS3000 50 0,80 20 15 0,050 15 5,0 15 65 0,20 7,0 4,0 0,21 6,0 0,050 7,0 7,0 0,10 0,20 0,20 0,52 0,10 0,10 0,10 0,10 24 6,0 0,20 2,0 100 streefwaarde gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3,25 juni 2008. Bijlage 7 Verklaring onafhankelijkheid DIBEC/811.090_03 Bijlage 2 Onderzoek flora en fauna 82 Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld Ruimtelijke ontwikkelingen in en rondom recreatieplas Cattenbroek Woerden Toetsing aan de Flora- en faunawet Rapportnummer: Status rapport: Datum rapport: 20120160/rap001 definitief 9 augustus 2013 Auteur: Projectleider: D. (Dirk) van der Est J. (Jouke) Kampen Opdrachtgever: gemeente Woerden T.a.v. dhr. R. (Richard) Beumers Postbus 45 3440 AA Woerden Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven. INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING ........................................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 1 1.2 Doel ................................................................................................................................................ 3 1.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen ....................................................................................................... 3 1.2.2 Bestemmingsplannen ............................................................................................................... 3 1.3 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 3 2 HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIGE PLANNEN ......................................................................... 4 2.1 Huidige situatie .............................................................................................................................. 4 2.2 Ontwikkelingsplannen .................................................................................................................... 4 2.2.1 Recreatieplas Woerden ............................................................................................................ 4 2.2.2 Waterrijk Woerden.................................................................................................................... 6 2.2.3 Drijvende woningen .................................................................................................................. 7 2.2.4 Aanleg van recreatieve paden ................................................................................................. 7 3 AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN .................................................................................... 9 3.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 9 3.2 Beschikbare verspreidingsinformatie ............................................................................................. 9 3.3 Ecologisch onderzoek flora ............................................................................................................ 9 3.3.1 Onderzoeksmethode ................................................................................................................ 9 3.3.2 Waarnemingen ......................................................................................................................... 9 3.3.3 Geschiktheid plangebied .......................................................................................................... 9 3.4 Ecologisch onderzoek amfibieën ................................................................................................. 10 3.4.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 10 3.4.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 10 3.4.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 11 3.5 Ecologisch onderzoek vissen ...................................................................................................... 12 3.5.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 12 3.5.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 12 3.5.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 12 3.6 Ecologisch onderzoek broedvogels ............................................................................................. 13 3.6.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 13 3.6.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 13 3.6.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 14 3.7 Biotoopgeschiktheid overige soortgroepen ................................................................................. 14 3.7.1 Zoogdieren ............................................................................................................................. 14 3.7.2 Ongewervelden ...................................................................................................................... 14 3.8 Conclusie aanwezigheid beschermde soorten ............................................................................ 15 4 EFFECTEN EN MAATREGELEN ...................................................................................................... 16 4.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 16 4.2 Rugstreeppad .............................................................................................................................. 16 4.2.1 Overlap werkruimte en leefgebied ......................................................................................... 16 4.2.2 Overlap werk- en leefgebied in tijd ......................................................................................... 17 4.2.3 Compensatie voor verdwijnen land- en voortplantingsbiotoop .............................................. 18 4.2.4 Mitigerende maatregelen........................................................................................................ 19 4.2.5 Maatregelen ter voorkoming van vestiging tijdens aanleg ..................................................... 20 4.3 Broedvogels ................................................................................................................................. 20 4.4 Vissen .......................................................................................................................................... 21 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.............................................................................................. 22 5.1 Conclusies ................................................................................................................................... 22 5.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 22 5.2.1 Algemeen ............................................................................................................................... 22 5.2.2 Ontheffingsplicht ..................................................................................................................... 22 5.2.3 Activiteitenplan ....................................................................................................................... 22 5.2.4 Inrichtings- en beheerplan vervangend leefgebied rugstreeppad .......................................... 23 5.2.5 Ecologisch werkprotocol ........................................................................................................ 23 5.2.6 Haalbaarheid ontheffingsaanvraag ........................................................................................ 23 5.2.7 Ontheffing tijdelijke natuur ...................................................................................................... 23 5.2.8 Vaststelling bestemmingsplan i.r.t. Flora- en faunawet ......................................................... 24 6 LITERATUUR ..................................................................................................................................... 25 Beoordelingskader Flora- en faunawet ........................................................................................... 27 BIJLAGEN Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Juridisch kader Flora- en Faunawet Lijst met beschermde soorten flora en fauna Lijst met jaarrond beschermde vogelsoorten Vogelwaarnemingen plas Cattenbroek 2010-2013 uit NDFF 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Ten oosten van de bebouwde kom van Woerden bevindt zich recreatieplas Cattenbroek. Het plangebied is globaal begrensd door de A12 in het zuiden, de Potterskade/Groenendaal in het oostelijk deel van het plangebied, de Cattenbroekerdijk in het westelijk deel en een nieuwbouwwijk in het noordelijk deel (zie ook figuur 1-1). Figuur 1-1. Ligging plangebied recreatieplas Cattenbroek in Woerden (bron: google Earth). In rood is naast de contouren van het plangebied ook de globale ligging van de toekomstige wandelpaden weergegeven, met de oranje begrenzing het masterplan recreatieplas Cattenbroek, in blauw de volgende bouwfase van project Waterrijk Woerden en in groen het plangebied voor drijvende woningen. De plas was tot voor kort in gebruik voor de winning van zand. Deze werkzaamheden zijn inmiddels afgerond en het zandwinningsbedrijf heeft alle installaties in het gebied ontruimd en afgevoerd. Op dit moment lopen diverse plannen voor de toekomstige inrichting van de recreatieplas. Het betreft de volgende ontwikkelingen: - Recreatieplas Woerden: De aanleg van een recreatiezone met strand, horeca en diverse recreatievoorzieningen in het zuidwestelijk deel van het plangebied. Waterrijk Woerden: De aanleg van fase IV van de nieuwbouwwijk in het noordelijk deel van het plangebied, tegen de bestaande bebouwing aan, daarnaast villapark zuid. Drijvende woningen: De aanleg van woningen op het water direct ten zuiden van de nog aan te leggen woonwijk in bouwfase IV. De aanleg van recreatieve paden: Dit is voorzien langs de randen van het plangebied. Voor deze ontwikkelingen dienen bestemmingsplannen te worden doorlopen, waarbij rekening gehouden dient te worden met de Flora- en faunawet. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 1 van 40 Ook in de periode van uitvoering dient rekening gehouden te worden met beschermde natuurwaarden. De verschillende plannen hebben namelijk mogelijk negatieve effecten op beschermde natuurwaarden tot gevolg. Hier ligt ecologisch onderzoek aan ten grondslag en een toetsing aan de Flora- en faunawet. Het plangebied is gelegen binnen de begrenzingen van het Nationaal landschap het Groene Hart welke geen wettelijke beschermingsstatus heeft. De westzijde van het plangebied is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (zie figuur 1-2). De voorgenomen bouwplannen vinden plaats buiten de begrenzing van de EHS. De aanleg van wandelpaden vindt plaats binnen de begrenzing van de EHS. Als gevolg van de aanleg van de wandelpaden worden geen effecten verwacht op de doelstellingen uit de EHS. De wandelpaden lopen langs bestaande watergangen, waardoor geen oppervlakte aan leefgebied voor doelsoorten verdwijnt. Compensatieverplichting is daarom niet aan de orde, alleen toetsing aan de Flora- en faunawet is hier van toepassing. Figuur 1-2. Ligging plangebied ten opzichte van Ecologische Hoofdstructuur, groen (bron: www.synbiosys.alterra.nl gebiedendatabase) Blz. 2 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief 1.2 Doel De Flora- en faunawet (Ffwet) is op 1 april 2002 in werking getreden. In de wet zijn soorten opgenomen die landelijk of op Europees niveau zeldzaam zijn of worden, zowel binnen als buiten natuurgebieden. 1.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen Het voorgenomen plan heeft mogelijk negatieve gevolgen op (de leefgebieden van) beschermde soorten. Het is volgens deze wetgeving dan niet toegestaan om het leefgebied aan te tasten. Er geldt een ontheffingsplicht voor de soorten uit de zwaardere beschermingscategorieën (tabel 2 & 3) als de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen niet kan worden behouden door het nemen van voorzorgsmaatregelen. In bijlage 1 is de wet- en regelgeving uitgebreider toegelicht. In bijlage 2 zijn de beschermde soorten weergegeven per beschermingscategorie. Deze wet schrijft voor dat voor alle ruimtelijke ontwikkelingen/ingrepen een quickscan en/of ecologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden naar het voorkomen van beschermde dieren- en plantensoorten voor de start van de werkzaamheden. 1.2.2 Bestemmingsplannen Voor te doorlopen bestemmings- of uitwerkingsplannen dient de vraag te worden beantwoord of de Flora- en faunawet van toepassing is in het te bestemmen/uit te werken gebied. Zo ja dan moet de vraag worden beantwoord of kan worden beschikt over een door het ministerie van EL&I verstrekte ontheffing/verklaring van geen bezwaar. Er dient te worden getoetst in hoeverre beschermde soorten flora en fauna negatieve effecten ondervinden van de voorgenomen plannen. De toetsing heeft dus tot doel de effecten te bepalen van de geplande activiteiten op aanwezige beschermde soorten. Dit is essentieel om uitspraken te doen over de effecten op populaties van beschermde soorten, de eventueel te nemen maatregelen en het al dan niet aanvragen van een ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) voor het overtreden van verbodsbepalingen. Het doel van de toetsing is geformuleerd in een aantal onderzoeksvragen: - Welke beschermde soorten flora en fauna, genoemd in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, maken (mogelijk) gebruik van de planlocatie als onderdeel van het leefgebied? Wat zijn de effecten van de voorgenomen werkzaamheden op beschermde soorten, die (mogelijk) gebruik maken van de planlocatie als onderdeel van het leefgebied? Welke maatregelen dienen te worden uitgevoerd om negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen of te beperken? Is het noodzakelijk om voor de voorgenomen werkzaamheden een ontheffing van de Flora- en faunawet/verklaring van geen bezwaar aan te vragen voor het uitvoeren van het voorgenomen plan? 1.3 Leeswijzer De volgende onderdelen zijn in deze rapportage opgenomen: - Beschrijving van de huidige situatie en de van toepassing zijnde ruimtelijke ontwikkelingen (zie hst. 2) Beschrijving van de werkwijze van ecologisch onderzoek/quickscan (zie par. 3.1). Literatuuronderzoek van in de omgeving voorkomende beschermde soorten (zie par. 3.2). Verspreidingsinformatie van alle beschermde mogelijk aanwezige soorten in overzichtelijke tabellen (zie par. 3.3). Effectenanalyse van het planvoornemen op aanwezige beschermde soorten (zie par. 4.1). Maatregelen voor soorten waarvoor als gevolg van het plan negatieve effecten niet zijn uit te sluiten (zie par. 4.2-4.4). Algehele conclusie van de bevindingen uit de rapportage en het antwoord op de vraag of een ontheffing/verklaring van geen bezwaar noodzakelijk is en of de vaststelling van bestemmingsplannen/uitwerkingsplannen gezien mogelijk zijn (zie hst. 5). Een uitgebreide beschrijving van de wet- en regelgeving en de lijsten met beschermde soorten flora en fauna (zie bijlage 1-3). Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 3 van 40 2 HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIGE PLANNEN 2.1 Huidige situatie In het plangebied is sprake van veel dynamiek. Dit komt, omdat de zandwinner zijn activiteiten heeft afgerond en de complete installatie heeft afgebroken. In het zuidwestelijk deel van het plangebied (op de plaats van de toekomstige recreatievoorzieningen, zie ook figuur 2-1) is sinds het voorjaar van 2012 een open vrijwel onbegroeide zandvlakte aanwezig. Op een klein deel is door gemeente Woerden al in 2011 een tijdelijk strand opengesteld. Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit een aarden en met ruigte begroeide wal, dat de begrenzing vormt tussen de meer westelijk gelegen woningen en de recreatieplas. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies. In het noordelijk deel van het plangebied ligt ook een grote open weinig begroeide zandvlakte, deze ruimte is gereserveerd voor woningbouw. Tussen de zandvlakte en het al bebouwde deel ten noorden ervan liggen twee watergangen. Richting het noordoostelijk deel van het plangebied is een onverhard wandelpad aanwezig met een ruigtebegroeiing aan beide kanten. Direct ten noorden van het wandelpad bevindt zich natuurplas Breeveld. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies. In het oostelijk deel van het plangebied is een natuurstrook aanwezig. Deze strook is tijdens de zandwinning gerealiseerd. Deze natuurstrook bestaat uit een moerasachtige begroeiing met helofyten en kruidenrijke ruigten met onder meer grote kattenstaart en grote wederik. De watergangen zijn hier deels begroeid met smalle waterpest. De recreatieplas wordt verder gescheiden van de natuurzone door een brede sloot en een droge strook met een vochtige grasvegetatie en pionier ruigten (met onder meer waterpeper en kamille). Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies. In de recreatieplas zijn nagenoeg geen waterplanten aangetroffen, wel op een aantal plaatsen een helofytenbegroeiing in de oeverzone. Rondom de plas zijn de sloten wel begroeid met een verlandingsvegetatie met, naast helofyten, ook pijlkruid, zwanenbloem, smalle waterpest en verschillende soorten kroos. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies. 2.2 Ontwikkelingsplannen 2.2.1 Recreatieplas Woerden In het zuidwestelijk deel van plas Cattenbroek worden recreatievoorzieningen gerealiseerd (zie figuur 2-1). In de figuur is ook toegelicht op welke plaatsen verschillende voorzieningen worden aangelegd. De plannen zijn nog niet definitief in deze fase van planvorming. In 2013 wordt in 2013 een exploitant gekozen, die het inrichtingsplan verder gaat uitwerken. De hieronder beschreven plannen kunnen dus nog afwijken in de verdere fase van planvorming. Recreatiestrand Op deze locatie wordt gedacht aan een recreatiestrand en bijbehorende voorzieningen in de vorm van een eiland. Op deze wijze ontstaat een ruimtelijk duidelijk onderscheiden gebied en is ook fysiek de toegankelijkheid van het gebied te reguleren. Ligweide Er wordt gedacht aan een ligweide op het recreatie-eiland met een minimaal 300 meter lange strandoever. Direct aansluitend op de strandoevers bevinden zich speel- en ligweiden. Deze bestaan deels uit vlakke velden, geschikt voor balsport en evenementen en deels uit landschappelijke glooiingen die uitnodigen tot zonnen, spel en die als natuurlijke tribune kunnen dienen bij evenementen. Aansluitend op het strand voor gezinnen kunnen picknickbanken, barbecueplaatsen en speelvoorzieningen voor jonge kinderen worden opgenomen. Boomgroepen bieden beschutting. Horeca en aanvullende voorzieningen Ten behoeve van de exploitatie van het gebied zal ruimte worden geboden aan horeca. Daarnaast staat de gemeente Woerden open voor aanvullende recreatieve voorzieningen in het gebied. Het is nog niet duidelijk wat dit zal zijn. Blz. 4 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Recreatieve routes Langs de zuidwestelijke oever loopt een oeverwandelpad dat aansluit op de toekomstige padenstructuur (zie hiervoor par. 2.2.4). Parallel aan het wandelpad loopt tot aan de parkeerplaats het fiets- en ruiterpad. Door de huidige boerenontsluitingsweg te asfalteren als fietspad wordt een aantrekkelijke fietsroute geboden tussen Woerden en Harmelen en Leidsche Rijn, aansluitend op de Cattenbroekerdijk, die een belangrijke noord-zuidverbinding vormt richting Montfoort. Figuur 2-1. Planconcept Masterplan recreatieplas Woerden, met (1) het strand, (2) de ligweide, (3) een landschappelijke glooiing, (4) horeca, (5 + 6) loop- en fietspad, (7) fietsenstalling, (8) brug, (9) wal als afscheiding haven/ligweide, (10) een haven, (11) verenigingseiland, (12 + 13) parkeerplaats, (14) ruiterpad, (15) picknickplaatsen en (16) fundering zandwinningsinstallatie (Bron: Masterplan recreatieplas Cattenbroek, 2010) Voor circa 700 fietsen worden stalmogelijkheden geboden met eenvoudige houten planken en palen. Deze stallingen worden verspreid over het recreatie-eiland aangelegd. Een gecombineerde dienstweg/fietspad op het recreatie-eiland biedt de mogelijkheid met de fiets tot vlakbij de (strand)voorzieningen te komen. Op het recreatie-eiland worden wandelpaden aangelegd waarmee, vanaf de twee toegangsbruggen, de stranden en de voorzieningen worden bereikt. Vanwege het intensieve gebruik zullen deze paden worden uitgevoerd in asfalt. De exacte ligging van deze paden wordt bij het maken van het inrichtingsplan bepaald. Oeverinrichting In het plan worden vier oevertypen onderscheiden: - strandoever - natuurlijke oever - verstevigde oever - beschoeide oever / damwand Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 5 van 40 Strandoever Het recreatie-eiland wordt voorzien van een ruim 300 meter lange strandoever. Door glooiing in de oeverlijn ontstaan twee baaien, die voor verschillende doelgroepen worden aangewend. Onder water loopt het strand onder een flauwe helling van circa 6 % het water in tot een diepte van 1,40 meter. Dit is het met een ballenlijn gemarkeerde ondiepe zwemgedeelte. Op het land wordt een strandzone aangelegd van 15 tot 30 meter breedte onder een flauwe helling van circa 6 %. Natuurlijke oever De oevers van de gehele recreatieplas en van de eilanden worden zoveel mogelijk als natuurlijke oever zonder beschoeiing aangelegd. Om dit te bereiken worden rond de waterlijn flauwe taluds toegepast van maximaal 1:3 en worden waar mogelijk plasbermen aangelegd, waarin zich een oevervegetatie kan ontwikkelen. Verstevigde oever Waar de aanleg van natuurlijke oevers niet mogelijk is vanwege de kans op oeverafslag door golfslag worden verstevigde oevers aangebracht. Deze oevers, die ook een flauw onderwatertalud en plasberm hebben, worden voorzien van een versteviging, bijvoorbeeld in de vorm van stortsteen. Waar nodig voor het gebruik of vanwege beperkte ruimte worden oevers voorzien van een houten beschoeiing of damwand. 2.2.2 Waterrijk Woerden Het plangebied Waterrijk Woerden is een nieuwbouwproject van woningen aan het water direct ten noorden van recreatieplas Cattenbroek. Het plangebied grenst aan de westzijde, gescheiden door de Cattenbroekerdijk, aan het wijkdeel Snel en Polanen west (zie figuur 2-2). Aan de noordzijde wordt het begrensd door de Steinhagenseweg en aan de oost- en zuidzijde door de natuurplas Breeveld en de recreatieplas Cattenbroek. De totale oppervlakte bedraagt ruim 40 hectare. De realisatie van Waterrijk Woerden geschiedt in meerdere fases. Tot 2005 zijn in twee fasen overeenkomstig het Streekplan 500 woningen gebouwd. De realisatie van de resterende 500 à 600 woningen is geprojecteerd in een volgende streekplanperiode na 2005 in een tempo van circa 100 woningen per jaar. Op dit moment is een deel van het gebied nog niet bebouwd en dit maakt deel uit van een vierde fase van uitvoering. De begrenzing met de al bebouwde woningen wordt gevormd door de wandelpromenade die in de nabije toekomst wordt aangelegd (zie par. 2.2.4). Blz. 6 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Figuur 2-2. Recreatieplas Cattenbroek (in rood begrensd) met de gerealiseerde woningbouw voor het masterplan Waterrijk Woerden. Het in blauw begrensde deel is de volgende bouwfase en is nog niet gerealiseerd. Ten zuiden ervan (het in het water begrensde deel) wordt in de nabije toekomst drijvende woningen gerealiseerd. In het zuidwestelijk deel is het plangebied voor het recreatiegebied opgenomen (Bron: masterplan Waterrijk Woerden, 2002). 2.2.3 Drijvende woningen In de nabije toekomst wordt de aanleg van een perceel in het water met drijvende woningen voorzien (zie ook figuur 2-2). Het is echter nog niet bekend wanneer het bestemmingsplan hiervoor doorlopen wordt en wanneer dit project wordt uitgevoerd. 2.2.4 Aanleg van recreatieve paden Rond de gehele recreatieplas komt een doorgaande wandelroute van circa 4 km. Over de Potterspromenade, De Hollandse kade en langs de zuidelijke en westelijke oevers van de Recreatieplas Cattenbroek. De verharding van de Potterspromenade en van het westelijke oeverpad bestaat, aansluitend op de paden van Waterrijk Woerden, uit halfverharding. De paden langs de Hollandse kade en de zuidelijke oever zijn informeler uitgevoerd met breuksteen (Grauwacke). De noordelijke oever wordt gevormd door de Potterspromenade en loopt door de zuidelijke rand van de volgende bouwfase van project Waterrijk Woerden (zie figuur 2-3). De oostelijke oever loopt over de Hollandse kade met de mogelijkheid van een doorsteek door de moerasnatuurzone. Op een deel van het wandeltraject wordt een bomenrij met fruitbomen gerealiseerd. In bijlage 3 is een profieltekening van de wandelpaden opgenomen rondom de recreatieplas. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 7 van 40 Figuur 2-3. Enkele impressies van het plangebied, met links- en rechtsboven open zandvlaktes op de plek van de voormalige zandwinningsinstallatie en het bouwperceel. Links midden een onverhard pad met ruigte en rechts midden de natuurzone met een kruidenrijke ruigtebegroeiing en watervegetatie. Linksonder de oever van de grotendeels vegetatieloze recreatieplas, rechtsonder een voorbeeld van een verlande sloot rondom de recreatieplas. Blz. 8 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief 3 AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN 3.1 Inleiding Er wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden in en in de directe nabijheid van het plangebied. Eerst wordt besproken welke bekende waarnemingen er zijn van beschermde soorten op basis van verspreidingsgegevens. In de navolgende paragrafen wordt er per soortgroep ingegaan op de wijze van inventariseren, de waarnemingen van beschermde natuurwaarden en de functie dat het plangebied vervult voor de aanwezige beschermde soorten. 3.2 Beschikbare verspreidingsinformatie In tabel 3-1 is aangegeven welke soorten mogelijk aanwezig in en rondom de recreatieplas Cattenbroek op basis van bekende verspreidingsinformatie. Dit geeft een redelijk indicatief beeld van de aan- of afwezigheid van bepaalde soorten. Tijdens de benodigde onderzoeken naar flora en fauna is rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van deze beschermde soorten. Tabel 3-1: Mogelijk aanwezige beschermde soorten, als genoemd in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, op grond van literatuuronderzoek (Schenkeveld, 2007, Kossen & Van de Broek, 2009, Creemers en Van Delft, 2009; Gmelig Meyling & Boesveld, 2008, Zoogdieratlas.nl; Waarneming.nl; NDFF, telmee.nl). Soortgroep Mogelijk aanwezige soorten op grond van verspreiding Flora Broedvogels Broedvogels jaarrond beschermd (cat. 1 t/m 4) Broedvogels jaarrond beschermd (cat. 5) Amfibieën en reptielen Zoogdieren Vissen Reptielen, Vlinders, Libellen en overige ongewervelden Rietorchis Diverse, waaronder veel steltlopers en overige watervogels. Buizerd, torenvalk, huismus, gierzwaluw, havik, kerkuil, ransuil. Blauwe reiger, boerenzwaluw, torenvalk, koolmees, oeverzwaluw etc. Rugstreeppad, Heikikker Gewone- en Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Watervleermuis Kleine modderkruiper, Bittervoorn Platte schijfhoren Op basis van het literatuuronderzoek is gericht onderzoek gedaan naar beschermde flora, amfibieën en vissen (zie par. 3.3-3.5). Daarnaast is ook gekeken naar aanwezige biotopen van overige beschermde soorten (zoals broedvogels). Dit is gedaan om de eventuele aanwezigheid van soorten, die niet in tabel 4-1 zijn genoemd, niet bij voorbaat al uit te sluiten (zie paragraaf 3.6 en 3.7). 3.3 Ecologisch onderzoek flora 3.3.1 Onderzoeksmethode Het onderzoek naar flora heeft overdag plaatsgevonden op 9 mei, 14 juni en 1 augustus 2012. Tijdens dit veldbezoek is op zicht gezocht naar beschermde plantensoorten, vooral in de overgang van nat naar droog. Daarnaast is gekeken naar de geschiktheid van het plangebied als groeiplaats voor deze soorten. 3.3.2 Waarnemingen Tijdens het veldbezoek zijn in alle onderzoeksgebieden geen beschermde plantensoorten aangetroffen, die zijn vermeld in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Wel is de zwanenbloem aangetroffen in een verlande sloot op de grens van het plangebied (zie figuur 3-1). Dit is een beschermde soort en is opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor beschermde soorten uit deze categorie geldt een algehele vrijstelling bij werkzaamheden gericht op ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. 3.3.3 Geschiktheid plangebied Het plangebied is weinig geschikt voor beschermde soorten die zijn vermeld in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Er zijn pionier- en vochtige omstandigheden aanwezig, maar in het veld is geconstateerd dat er nagenoeg alleen dichte pioniersvegetaties (veel waterpeper en kamillen), ruigten of onbegroeide droge zandvlaktes aanwezig zijn. Beschermde soorten hebben hier geen geschikte groeiplaatsen. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 9 van 40 3.4 Ecologisch onderzoek amfibieën 3.4.1 Onderzoeksmethode Voor het ecologisch onderzoek naar amfibieën hebben we gewerkt met de handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland (Groeneveld & Smit, 2001). We hebben vier onderzoeksronden gedaan in de periode maart t/m juni. De data van de veldbezoeken en de onderzoeksmethode is weergegeven in tabel 3-2. In de periode maart-april is het onderzoek gericht op het aantonen van heikikker. Dit is gedaan door in deze periode in het veld te luisteren naar kooractiviteiten van roepende mannetjes, door in het water te zoeken naar eiklompen met behulp van een sterk verlichte zaklamp. Daarnaast is met dezelfde zaklamp gezocht naar adulten op het land en in het water. In de periode april-juni is het onderzoek gericht op het aantonen van rugstreeppad. Dit is gedaan door in deze periode in het veld te luisteren naar kooractiviteiten van roepende mannetjes, door in het water te zoeken naar eistrengen en door op het land te zoeken naar adulte exemplaren met behulp van een sterk verlichte zaklamp. In deze periode is ook gezocht naar larven van zowel rugstreeppad als heikikker met behulp van een RAVON-steeknet. Tabel 3-2: De data van het onderzoek naar amfibieën en de onderzoeksmethode Data Onderzoeksmethode 28 maart 2012 Heikikker: in de avondperiode luisteren naar kooractiviteiten, zoeken naar adulte exemplaren in water en op het land, zoeken naar eiklompen 17 april 2012 Heikikker: overdag zoeken naar eiklompen in de watergang 26 april, 9 mei en Rugstreeppad: in de avondperiode luisteren naar kooractiviteiten, zoeken naar 4 juni 2012 adulte exemplaren in water en op het land, zoeken naar eiklompen. Heikikker: in de avondperiode zoeken naar adulte exemplaren op het land en zoeken naar larven. 3.4.2 Waarnemingen In het plangebied is de rugstreeppad veelvuldig aangetroffen. In figuur 3-2 zijn de waarnemingen weergegeven van de rugstreeppad. De meeste waarnemingen zijn gedaan op 9 mei 2012 en het betreft hoofdzakelijk kooractiviteiten. De kooractiviteiten van de soort kunnen namelijk al op honderden meters afstand worden gehoord. De exacte locatie van het roepen in het veld is echter lastig te achterhalen, vanwege het grote zoekgebied die regelmatig niet exacter kan worden bepaald dan vanaf enkele (tientallen) meters afstand. Ook het bepalen van het aantal roepende mannetjes van rugstreeppad is erg lastig en daarom wordt het aantal vaak geschat. Ook de in figuur 3-2 genoemde aantallen zijn op basis van een geschatte aantallen. Daarnaast zijn een aantal adulte exemplaren op het land of in een regenplas aangetroffen. Figuur 3-1. Links een zwanenbloem in een watergang nabij de recreatieplas en rechts een in een regenplas aangetroffen rugstreeppad nabij de recreatieplas Blz. 10 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Rp5 Rp20 Rp5 Rp20 Rp5 Rp5 Rp10 Rp5 Figuur 3-2. Waarnemingen van rugstreeppad in het plangebied Het gaat op basis van de schatting van de kooractiviteiten om ongeveer 75 roepende mannetjes. Hiermee kan worden geconcludeerd dat zich hier een belangrijke sleutelpopulatie bevindt in en rondom de recreatieplas. In het plangebied kon geen voortplanting worden aangetoond van rugstreeppad. Er zijn namelijk geen larven of strengen aangetroffen van de soort. Het is echter wel waarschijnlijk dat de soort zich in het gebied succesvol heeft voortgeplant, vanwege het hoge aantal kooractiviteiten en het aanhoudende regenachtige weer van het voorjaar van 2012. Daarnaast zijn nog waarnemingen gedaan van bruine kikker (adulte exemplaren, larven en eiklompen), gewone pad en soorten van het groene kikkercomplex (adulte exemplaren). De heikikker kon niet in het plangebied worden aangetoond (geen kooractiviteiten, geen adulte exemplaren op het land, geen eiklompen en ook geen larven of juveniele exemplaren). 3.4.3 Geschiktheid plangebied Het plangebied is erg geschikt als leefgebied voor rugstreeppad. Het terrein is erg dynamisch en er zijn veel pioniersomstandigheden aanwezig. In het voorjaar van 2012 zijn in niet te dicht begroeide en niet te brede watergangen, maar ook in tijdelijke regenplassen, kooractiviteiten vastgesteld. Er is dus voldoende geschikt voortplantingswater aanwezig. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 11 van 40 Kooractiviteiten in de recreatieplas zelf zijn niet vastgesteld, maar het is niet met zekerheid uit te sluiten dat ze zich hier wel (proberen) voort te planten. Ook het landbiotoop is geschikt voor de soort. In het terrein zelf zijn pioniersomstandigheden aanwezig op de onbegroeide terreindelen en er zijn voldoende grondhopen aanwezig (zand). Hier is dus substraat aanwezig waar rugstreeppad zich makkelijk kan ingraven. Daarnaast zijn in de directe omgeving ook boerderijen aanwezig, waar de soort geschikt overwinteringsbiotoop kan vinden (droge, vorstvrije plaatsen zijn al genoeg voor de overwintering). Het terrein is weinig geschikt als leefgebied voor heikikker. De recreatieplas zelf is waarschijnlijk ongeschikt vanwege de aanwezigheid van vissen, daarnaast zijn de meeste watergangen te breed en te diep (ook visrijk) om als voortplantingswater te fungeren. In tegenstelling tot rugstreeppad, maakt heikikker ook nagenoeg geen gebruik van tijdelijke regenplassen voor de voortplanting. Enkele watergangen rondom het plangebied zijn geschikter als leefgebied (minder breed en diep, meer begroeid met waterplanten). Het terrein is ook weinig geschikt als landbiotoop voor heikikker. dit komt omdat het om grotendeels om open terreindelen gaat met weinig opgaande houtige beplanting. Er zijn in het gebied zelf bijna geen bossen, houtwallen, bomenrijen of andere opgaande houtige begroeiing aanwezig. Op de grens van het plangebied en in de nabije omgeving zijn deze omstandigheden wel aanwezig, zoals de houtwallen, bosschages langs de natuurplas Breeveld en langs de Hollandse- en Potterskade. 3.5 Ecologisch onderzoek vissen 3.5.1 Onderzoeksmethode Het veldwerk voor vissen is uitgevoerd conform de methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar bittervoorn, kleine en grote modderkruiper in Nederland (Spikmans et al, 2008). Het veldwerk wordt uitgevoerd door eerst goed te kijken naar geschikt habitat. Vooral smalle, ondiepe oeverzones met water- en/of oevervegetatie (dekking voor vissen) zijn hiervoor geschikt. Er zijn in totaal vijf trajecten van ongeveer 100 meter bemonsterd met behulp van electrovisserij en een groot schepnet. Deze trajecten bevinden zich verspreid over de plas en nabije omgeving. Het veldwerk is uitgevoerd met behulp van electrovisapparatuur. Deze electrovisapparaten betrekken hun energie van accu’s. Het apparaat werkt met gelijkstroomimpulsen, die de vis voor korte tijd naar de anode trekken, verdoven en laten verstijven. Voor het veldwerk is aanvullend ook gebruik gemaakt van een groot schepnet (standaardmodel RAVON), gestrekte maaswijdte 3 mm, netgrootte 70x40 cm. 3.5.2 Waarnemingen Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen die zijn opgenomen in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet (bittervoorn, kleine modderkruiper en rivierdonderpad). De volgende vissoorten zijn wel aangetroffen: blankvoorn, ruisvoorn, zeelt, tiendoornige stekelbaars, snoek, baars en vetje. De laatste soort is opgenomen in de Rode lijst. 3.5.3 Geschiktheid plangebied Op de recreatieplas zelf is nagenoeg geen watervegetatie aanwezig, die bittervoorn en kleine modderkruiper kunnen gebruiken als dekkingsmogelijkheid of voor de voortplanting. Er zijn ook geen zoetwatermosselen aangetroffen in de recreatieplassen. Ook Kossen & Van den Broek (2009) wijten de vermoedelijke afwezigheid van de soort door het ontbreken van zoetwatermosselen (ook niet aangetroffen in omliggende watergangen). Voor rivierdonderpad is zeer waarschijnlijk onvoldoende stenig substraat aanwezig. Alleen de kleine modderkruiper is mogelijk toch (lokaal) aanwezig in de recreatieplas en omliggende watergangen. Deze soort komt algemeen voor in het veenweidegebied en is bekend uit de omgeving. Daarnaast is deze soort ook weinig kritisch in de keuze van de habitat. Blz. 12 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief 3.6 Ecologisch onderzoek broedvogels 3.6.1 Onderzoeksmethode Er is geen gericht broedvogelonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Dit komt omdat hier naar verwachting geen jaarrond beschermde soorten voorkomen (vanwege het ontbreken van bomen, knotwilgen, hoogstamboomgaarden, boerenerven en struweel) er alleen mogelijk niet jaarrond beschermde broedvogels voorkomen, vooral soorten watervogels, zoals meerkoet, wilde eend en waterhoen. Wel is tijdens de veldbezoeken uitgekeken naar nesten van vogels. Dit is gedaan op basis van zichtwaarnemingen. Tevens zijn telgegevens van broedvogels uit de NDFF gebruikt en zijn de recente onderzoeksgegevens die ATKB in 2013 heeft verzameld van lopende projecten nabij plas Cattenbroek ook meegenomen. 3.6.2 Waarnemingen In de tabel in bijlage 4 zijn de resultaten van de gegevens uit NDFF weergegeven die in het gebied van de afgelopen 3 jaar zijn opgevraagd. Zie bijlage 4 figuur 4-1 voor het geselecteerde gebied in NDFF. Tijdens een inventarisatie van ATKB op 23 mei 2013 en 3 juni 2013 zijn in het zuidoostelijke deel van plas Cattenbroek circa 7 nestholten van oeverzwaluwen in een zandtalud aangetroffen (zie afbeelding 3-3). Verder zijn in de nabijheid van de vlakte algemene soorten zoals kleine plevier, veldleeuwerik, ringmus, zwartkop, vink, winterkoning, heggenmus, fazant, wilde eend. Een meerkoet nestelde in een watergang nabij plas Cattenbroek. Afbeelding 3-3: zandlichaam met nestgangen (broedkolonie) oeverzwaluw aan zuidzijde plas Cattenbroek (ATKB waarnemingen 2013). Uit de NDFF-gegevens die uit de periode 2010 t/m 2013 in het gebied en omgeving zijn opgevraagd, blijkt dat diverse jaarrond beschermde vogels zijn waargenomen. De categorie 1-4 soorten zijn in geel in de tabel B4-1 in bijlage 4 weergegeven. De categorie 5 soorten zijn in blauw weergegeven. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten binnen het gebied waargenomen, met uitzondering van de nestholten van oeverzwaluwen. Deze soort is een categorie 5 soort niet jaarrond beschermd maar inventarisatie wel gewenst. Er zijn verder veel waarnemingen van algemene vogelsoorten gedaan waaronder diverse watervogels, ganzen, steltlopers, meeuwen, sterns, etc. De volledige lijst van vogels uit de NDFF is in bijlage 4 opgenomen. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 13 van 40 3.6.3 Geschiktheid plangebied Het plangebied is ongeschikt als nestbiotoop voor jaarrond beschermde vogels, omdat het ontbreekt aan bomen en andere groenbeplantingen in en direct rondom de recreatieplas. Hierdoor is er geen geschikt broedbiotoop voor holenbroeders en roofvogels, die afhankelijk zijn van kraaien- en eksternesten. Daarnaast zijn er ook geen gebouwen aanwezig, dus voor soorten zoals huismus en gierzwaluw zijn ook geen geschikte omstandigheden aanwezig. Het plangebied is waarschijnlijk het meest geschikt als broedbiotoop voor algemene soorten watervogels, zoals meerkoet, wilde eend, nijlgans en grauwe gans. Verder wordt de recreatieplas waarschijnlijk alleen als rust- en foerageergebied gebruikt door verschillende soorten watervogels en steltlopers. Deze gebieden zijn volgens de Flora- en faunawet niet beschermd. 3.7 Biotoopgeschiktheid overige soortgroepen 3.7.1 Zoogdieren De recreatieplas wordt mogelijk als foerageergebied gebruikt door enkele soorten vleermuizen, zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en/of watervleermuis. Hier dient wel bij de worden vermeld dat er voor vleermuizen weinig dekking aanwezig is om langs te foerageren Hier komt echter geen verandering in met het voorgenomen plan, de plas blijft er liggen en kan worden gebruikt als foerageergebied. Er is een kleine kans dat de recreatieplas, brede watergangen ten oosten van de recreatieplas (de natuurzone) en/of natuurplas Breeveld fungeert als een vliegroute voor bijvoorbeeld de watervleermuis. Ook hier komt geen verandering in, het bestaande water blijft hier gewoon aanwezig. Er zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig, omdat bomen met gaten, holen en scheuren afwezig zijn. Ook zijn er geen gebouwen aanwezig. De aanwezigheid van de waterspitsmuis en noordse woelmuis is ook zeer onwaarschijnlijk in het plangebied. De pionier omstandigheden en het nagenoeg ontbreken van kruiden- en gradiëntrijke vegetaties zijn hier de oorzaak van. Er is echter wel een kleine kans dat waterspitsmuis aanwezig is in de natuurzone ten oosten van het plangebied, omdat hier kruidenrijke vegetaties aanwezig zijn en de waterkwaliteit redelijk is. Gezien de ongeschiktheid van het plangebied is geen nader onderzoek gedaan naar deze soorten. Het is wel waarschijnlijk dat in het plangebied soorten als konijn, haas, mol, bruine rat, woelrat en veldmuis aanwezig zijn. Deze soorten zijn echter opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor beschermde soorten uit deze categorie geldt een algehele vrijstelling bij werkzaamheden gericht op ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Nader onderzoek kan daarom achterwege blijven. 3.7.2 Ongewervelden De platte schijfhoren is waarschijnlijk niet aanwezig in het plangebied. De recreatieplas is nagenoeg vegetatieloos en de soort heeft juist de behoefte aan voldoende waterplanten ter plaatse. Er is een kleine kans op de aanwezigheid van de soort in de natuurzone, hier zijn wel voldoende waterplanten in de watergang aanwezig. De groene glazenmaker ontbreekt in het plangebied vanwege de afwezigheid van krabbenscheerplanten. Verder worden er geen beschermde libellen, vlinders of andere ongewervelden verwacht in het plangebied. Blz. 14 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief 3.8 Conclusie aanwezigheid beschermde soorten In tabel 3-3 is benoemd welke beschermde soorten (mogelijk) voorkomen in het plangebied. Deze soorten worden meegenomen in de effectenanalyses van de verschillende plannen in hoofdstuk 4. Overige soorten zijn niet beschermd, vrijgesteld van werkzaamheden gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling (tabel 1 soorten) of zijn niet aangetoond in het plangebied. Voor vleermuizen geldt dat er geen negatieve effecten zijn van de voorgenomen plannen op de leefgebieden en deze soortgroep wordt verder ook niet behandeld. Tabel 3-3: Conclusie van het ecologisch onderzoek naar beschermde soorten Soortgroep Aanwezig Niet aangetoond, maar mogelijk wel aanwezig Flora Broedvogels Diverse algemene soorten, waaronder veel steltlopers en overige watervogels. Niet aangetoond en zeer waarschijnlijk afwezig - Rietorchis - Daarnaast ook buizerd en torenvalk als jaarrond beschermde soorten cat. 1-4 (geen nesten) En oeverzwaluw als niet jaarrond beschermd cat. 5 soort (wel nesten in zandhopen) Amfibieën en reptielen Vleermuizen Rugstreeppad - Heikikker - - Grondgebonden zoogdieren - Gewone en Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Watervleermuis - Vissen Reptielen, Vlinders, Libellen en overige ongewervelden - Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Kleine modderkruiper Waterspitsmuis (mogelijk in de natuurstrook buiten het plangebied) Bittervoorn, rivierdonderpad Platte schijfhoren (mogelijk in de natuurstrook buiten het plangebied), groene glazenmaker Blz. 15 van 40 4 EFFECTEN EN MAATREGELEN 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten beschreven van de gevolgen van de ruimtelijke inrichtingsplannen op de aanwezige beschermde soorten, die (een belangrijk onderdeel van) het leefgebied hebben in het plangebied. Het gaat in het plangebied om beschermde soorten, amfibieën, broedvogels en vissen. Het doel van de effectenanalyse is om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn om negatieve effecten op de vaste rust- en verblijfplaatsen te voorkomen. Twee belangrijke uitgangspunten bij de effectenanalyse zijn de volgende: - - De plek of het gebied blijft voorzien in alles wat nodig is voor een specifiek individueel dier in dat gebied en voor alle exemplaren van de populatie ter plekke, om succesvol te kunnen voortplanten of om te kunnen rusten; Er is op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, een achteruitgang van de ecologische functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats. De diverse functies die een gebied heeft dienen behouden te blijven. Deze uitgangspunten bepalen de doorwerking van bepaalde negatieve effecten op de vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten en zullen per beschermde soort en per type effect worden behandeld. In het vervolg van dit hoofdstuk is een splitsing gemaakt in werkzaamheden tijdens de aanlegfase en in effecten als gevolg van de uiteindelijke inrichting en het gebruik van het plangebied (eindfase). Daarnaast wordt ingegaan op de gunstige staat van instandhouding. Het is ook noodzakelijk om de effecten te belichten vanuit de verschillende plannen die er liggen voor de toekomstige ontwikkelingen. Het ene plan heeft namelijk mogelijk minder negatieve effecten dan het andere plan. 4.2 Rugstreeppad 4.2.1 Overlap werkruimte en leefgebied Het plangebied fungeert voor rugstreeppad de rol van in elk geval voortplantingsplaats en zeer waarschijnlijk ook als landbiotoop (zomer- en winterbiotoop). Allereerst dient bepaald te worden of er sprake is van een overlap in ruimte tussen het werkgebied van de concrete plannen en het leefgebied van rugstreeppad in het plangebied. Alleen als er sprake is van een overlap in het werkgebied dan zijn negatieve effecten mogelijk op (het leefgebied van) rugstreeppad. In tabel 4-1 is hiertoe ingeschat per plan of er een overlap is in leefgebied van rugstreeppad en het werkgebied. Hieruit komt dat in 3 van de 4 plannen overlap is in ruimte en leefgebied en negatieve effecten niet zijn uit te sluiten. Tabel 4-1: De bepaling van de functie van het werkgebied van een bepaald plan voor rugstreeppad en een inschatting van de effecten op (het leefgebied van) de rugstreeppad Plan/activiteit Masterplan Recreatie Functie werkgebied Landbiotoop Tijdelijke effecten Verstoring leefgebied Nieuwbouw Waterrijk woerden Voortplanting en landbiotoop Verstoring leefgebied Drijvende woningen op het water Aanleg wandelpaden Geen Geen Permanente effecten Verdwijnen geschikt landbiotoop Verdwijnen geschikt voortplantingswater en landbiotoop Geen Landbiotoop Verstoring leefgebied Geen Voor de bouw van drijvende woningen in het water geldt dat rugstreeppad geen gebruik maakt van het open water ter plaatse, aangezien dit te diep is om zich hier voortplanten. Hier is dus geen sprake van negatieve effecten op het leefgebied. Blz. 16 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Het is wel zo dat negatieve effecten zijn te verwachten na het opspuiten met zand (voor de drijvende woningen alleen). De soort is namelijk een pionier en kan snel gebruik maken van het opgespoten terrein als landbiotoop, maar ook als voortplantingsgebied (als hier regenplassen aanwezig zijn). Daarom is het wel noodzakelijk om na het opspuiten voorzorgsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat rugstreeppad het plangebied bereikt (zie paragraaf 4.2.5). In tabel 4-2 is opgenomen wat de effecten zijn van verschillende activiteiten tijdens de aanlegfase en in de gebruikersfase (na de bouw) op het leefgebied van de rugstreeppad. Vooral de aanlegfase heeft negatieve effecten op het leefgebied van de soort en hiervoor zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. Tabel 4-2: De effecten van de aanleg en het in gebruik nemen van het plangebied voor recreatie- en woondoeleinden (masterplan recreatie Woerden, nieuwbouw Waterrijk Woerden en wandelpaden) Aanlegfase Verstoring Vernietiging Grondverzet Transport materialen Bouwrijp maken Sloten/regenplassen dempen Aanleg recreatiestrand en ligweide Bouw horecagelegenheden Bouw woningen Aanpassen oevers Aanleg wandelpaden Aanleg parkeerplaats fietsenstalling X X X X X X X X X X X X X - Gebruikersfase Verstoring Vernietiging Recreatiestrand en ligweide Horecagelegenheden Woningen parkeerplaats/stalling Wandelen Recreatievaart Evenementen x - In de gebruikersfase zijn geen negatieve effecten te verwachten op het leefgebied van rugstreeppad. In deze fase zijn de faciliteiten gebouwd en vindt recreatie plaats. Effecten als gevolg van het in gebruik nemen zijn er niet, omdat dan niet meer rigoureus wordt ingegrepen in het plangebied. Van de recreatievaart heeft de rugstreeppad geen last, hier is de soort niet vastgesteld. Wel zal bij evenementen mogelijk leefgebied van rugstreeppad worden verstoord als dit wordt gedaan op open zand (mogelijk zitten ze dan op het land). In dat geval dient de initiatiefnemer aannemelijk te maken dat rugstreeppadden niet worden verstoord. 4.2.2 Overlap werk- en leefgebied in tijd Het is nog niet bekend wanneer de werkzaamheden worden uitgevoerd. Wel worden de plannen voor aanleg van de wandelpaden momenteel uitgevoerd. Dit betekent dus dat in principe het gehele jaar de werkzaamheden kunnen worden gestart. De voortplantingsperiode van rugstreeppad ligt ongeveer tussen april en juni, buiten deze periode zit deze soort vooral op het landbiotoop. Dit betekent dus dat sprake is van een overlap in tijd en ruimte en dat hiermee zowel landbiotoop als voortplantingswater verdwijnt in het bestemmingsplan voor Waterrijk Woerden en Masterplan Recreatie. De hier nu nog aanwezige zandvlakten verdwijnen namelijk als gevolg van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Er is hiermee sprake van zowel tijdelijke als permanente effecten als het gevolg van het verdwijnen van landbiotoop en ook (potentieel) voortplantingswater. Effecten op de gunstige staat van instandhouding zijn hiermee niet ook niet bij voorbaat uit te sluiten. Er zijn dus zowel compenserende als mitigerende maatregelen noodzakelijk om het gebied geschikt te houden voor de huidige populatie op de lange termijn (zie par. 4.2.3 en 4.2.4). Hierbij is het onderscheid dat compensatie nodig is voor het verdwijnen van het leefgebied van rugstreeppad en mitigerende maatregelen hebben als doel om de kans op een directe verstoring van individuen te minimaliseren. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 17 van 40 Voor wat betreft de aanleg van wandelpaden zijn de werkzaamheden erg kleinschalig en dit sorteert geen effecten op het niveau van de beschikbaarheid aan leefgebieden voor rugstreeppad en ook niet op populatieniveau. Wel is er een tijdelijk effecten vanwege het mogelijk verstoren van rugstreeppad op het land ten tijde van de aanleg van de wandelpaden. Voor wat betreft de aanleg van de wandelpaden zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk, geen compenserende maatregelen (zie par. 4.2.3). 4.2.3 Compensatie voor verdwijnen land- en voortplantingsbiotoop Maatregelen om de functionaliteit van de verblijfplaatsen te behouden bij werkzaamheden met grootschalig grondverzet bestaan in principe alleen uit het vooraf realiseren van nieuwe geschikt leefgebied voor een vergelijkbaar aantal rugstreeppadden. Het voorstel is dan ook om enkele nieuwe verblijfplaatsen aan te leggen voor het verlies aan land- en waterbiotoop. Op 1 augustus 2012 heeft een ecoloog van ATKB het plangebied bezocht om te kijken naar mogelijkheden voor de aanleg van vervangend leefgebied. Als gevolg van het volgende bouwproject van Waterrijk Woerden gaat mogelijk voortplantingsbiotoop verloren als gevolg van grondverzet. Als vervangend leefgebied kunnen in het oostelijk deel van het plangebied enkele poelen worden uitgegraven (zie voor de meest kansrijke locatie figuur 4-1). Deze poelen dienen een pioniersstadium te hebben. Rugstreeppadden planten zich namelijk vooral voort in weinig vegetatierijke, snel opwarmende en vis loze wateren. Er dient echter wel vooraf een profielschets te worden gemaakt van een dergelijke poel. Daarnaast is het belangrijk dat met een gericht beheer van de poelen het pionier karakter behouden blijft. Voor het landbiotoop is het een optie om een ringvormige droge zandige wal aan te leggen rondom de poel. Hiermee wordt dan droog landbiotoop gerealiseerd in de nabijheid van de voortplantingspoel. De kans dat rugstreeppadden gebruik maken van deze nieuw gegraven poelen is aanzienlijk. De soort maakt nu al in het plangebied gebruik van tijdelijke regenplassen en niet te dicht begroeide sloten. Eenmaal uitgegraven kan zeer snel in de voortplantingsperiode kolonisatie van de soort en succesvolle voortplanting plaatsvinden. De uitvoerbaarheid van deze maatregel is daarmee zeer kansrijk en kan daarmee als snel na uitvoering ervan worden gezien als “alternatief leefgebied”. Blz. 18 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Figuur 4-1. Gebieden met ecologisch potentieel voor de aanleg van poelen en landbiotoop (in rood begrensd). Er zijn alternatieven in de natuurzone, maar hier heeft zich een ander natuurtype ontwikkeld (in blauw begrensd). 4.2.4 Mitigerende maatregelen In de voorbereiding op de werkzaamheden en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn maatregelen noodzakelijk om de kans op directe negatieve effecten te minimaliseren. Bij rugstreeppad gaat het dan om bijvoorbeeld de volgende typen maatregelen: - - Het zoneren van de werkzaamheden op een zodanige manier dat zoveel mogelijk leefgebied van rugstreeppad wordt gespaard gedurende de werkzaamheden. Het is een aanbeveling om te werken buiten de kwetsbare perioden van de voortplanting en de winterrust. In de regel loopt deze periode voor de voortplanting van april tot en met juli en voor de overwintering van oktober tot en met maart. Echter deze perioden kunnen eerder beginnen of later eindigen; Een andere optie is om de aanwezige rugstreeppadden weg te vangen of eieren van rugstreeppadden te rapen. Dit kan door het nemen van de maatregelen, onder begeleiding van een ter zake kundige: Het kan worden voorkomen dat rugstreeppadden de werklocatie gaan bevolken door het gebied waar de werkzaamheden plaats gaan vinden uit te rasteren. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van glad landbouwplastic van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 19 van 40 - - Vervolgens moeten de rugstreeppadden weggevangen worden. De beste periode hiervoor is van maart tot en met mei voordat de afzet van de eitjes plaatsvindt of voor de overwinteringsperiode in augustus-september. De gevangen exemplaren en geraapte eisnoeren moeten zo snel mogelijk naar nieuw gemaakt geschikt habitat aangrenzend aan het oorspronkelijke habitat, maar buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Dit kan bijvoorbeeld naar het compensatiegebied met nieuw gegraven poelen ten oosten van het plangebied. In dat geval is het raadzaam het compensatiegebied eerst aan te leggen en vervolgens eistrengen en exemplaren hiernaar toe te verplaatsen en daarna de werkzaamheden op te starten. Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn. Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd. Daarnaast neemt het ministerie in de praktijk een werkprotocol als verplichting op voor ontheffingsverstrekking. 4.2.5 Maatregelen ter voorkoming van vestiging tijdens aanleg Het kan worden voorkomen dat rugstreeppadden de werklocatie gaan bevolken door het gebied waar de werkzaamheden plaats gaan vinden uit te rasteren. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van glad landbouwplastic van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. Deze constructie dient regelmatig gecontroleerd te worden op kieren en op overhangende vegetatie. 4.3 Broedvogels Er zijn geen nesten van broedvogels langs de plas (ingreepgebied) aanwezig. De waargenomen soorten zijn foeragerend of overvliegend aangetroffen. Dit betekent dat er geen vaste rust en verblijfplaatsen van vogels (artikel 11 van de Flora- en faunawet) aanwezig zijn. Het is voor algemene broedvogels noodzakelijk dat verstoring van nesten wordt voorkomen gedurende de periode van uitvoering. Hiervoor kan het best buiten het broedseizoen worden gewerkt. Voor het broedseizoen kan vaak geen gerichte periode worden genoemd, omdat de lengte ervan per jaar kan verschillen. Ook is werken buiten het broedseizoen vaak geen werkbare situatie, omdat ook vaak in het broedseizoen doorgewerkt dient te worden. Daarom kunnen ook de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen om een verstoring van nesten tegen te gaan: - - - - - Een ecoloog controleert voor de start van het broedseizoen (vόόr 1 maart) of voor de start van de werkzaamheden in het veld of nesten van broedvogels aanwezig zijn. Indien een in gebruik zijnde nest aanwezig is in het werkgebied (enkele meters) wordt dit op kaartmateriaal gezet. In overleg met de aannemer wordt dit gebied gemarkeerd en hier wordt een verstoringsvrije zone ingesteld (hier vindt bijvoorbeeld geen werkverkeer plaats). Er moet voor worden gezorgd dat alle geschikte nestbiotopen of buiten het broedseizoen of na een controle op aanwezige nesten zijn verwijderd. Daarna wordt de vorming van een opgaande bodembedekkende vegetatie voorkomen vanaf de start van en tijdens het broedseizoen (tussen maart en medio augustus, in zachte perioden kan het broedseizoen uitlopen tot eind september) totdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Indien noodzakelijk kunnen vlaggen of linten in het werkgebied worden geplaatst om de vestiging van grondbroedende vogels (en andere soorten broedvogels) te voorkomen. Vlaggen en linten zijn een veel toegepast middel om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. Het wordt dan aanbevolen om vier vlaggen per hectare te plaatsen verspreid over het werkgebied. Afmetingen van rechthoekige vlaggen zijn minimaal 60 bij 90 cm, van linten minimaal 10 bij 150 meter (Afgeleid uit de Handreiking voorkomen faunaschade van het Faunafonds). De vorming van steile zandhopen dient te worden voorkomen door zandhopen flauw af te vlakken (bijvoorbeeld minstens onder een talud van 1:2) of de zandhopen af te dekken met bijvoorbeeld plastic (oeverzwaluwen kunnen gebruik maken van steilwanden in zandhopen als broedgelegenheid). Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn. Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd. Blz. 20 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Indien bovenstaande maatregelen in acht worden genomen wordt voldoende zorgvuldig gehandeld ten aanzien van broedvogels en wordt de zorgplicht ten aanzien van vogels voldoende in acht genomen. 4.4 Vissen Een direct negatief effect op kleine modderkruiper is te voorkomen door mitigerende maatregelen in acht te nemen Indien sloten of plassen gedempt dienen te worden is het in het kader van de zorgplicht noodzakelijk om vissen (kleine modderkruiper is ondanks het niet aantreffen mogelijk wel aanwezig) en andere aanwezige waterdieren weg te vangen en te verplaatsen voor het dempen start. Hiervoor kunnen de volgende mitigerende maatregelen worden uitgevoerd: - - - - De beste uitvoeringsperiode voor het dempen van sloten is medio augustus tot december, in de winterperiode is het ook mogelijk, maar met enkele voorwaarden voor wat betreft de watertemperatuur. Het dempen van de sloten kan het beste dus worden uitgevoerd buiten kleine modderkruiper (kwetsbare periode april t/m juli); Voorafgaand aan het dempen van de sloten worden deze watergangen door twee man met behulp van electrovisapparatuur afgevist. De gevangen vis (en andere aquatische fauna) wordt overgezet in de nabijgelegen sloten buiten het plangebied; Indien bagger langs de kant wordt opgebracht voor het dempen uit, wordt de bagger gecontroleerd op aanwezige vissen en andere aquatische fauna. De aannemer dempt de sloot direct nadat deze is afgevist. Hierbij is nauwe communicatie van ecoloog en aannemer van belang; Alle werkzaamheden worden uitgevoerd in een specifieke werkrichting in de richting van een open verbinding om resterende vissen de gelegenheid te geven te vluchten naar naastgelegen watergangen, die op dat moment niet worden gedempt; Werkzaamheden aan sloten worden alleen uitgevoerd bij temperaturen tussen de 4 en 25 graden. In geval van watertemperaturen < 4 graden dient een ter zake kundige na te gaan of het leegvissen van de watergang nog kan worden uitgevoerd. Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn. Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd. Indien deze maatregelen worden uitgevoerd, wordt voldoende zorgvuldig gehandeld ten aanzien van de kleine modderkruiper en wordt de zorgplicht voor in het wild levende planten en dieren in acht genomen. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 21 van 40 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Conclusies ATKB heeft in het voorjaar van 2012 ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna in en direct rondom recreatieplas Cattenbroek Woerden. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een grote populatie rugstreeppad aanwezig is in het plangebied, mogelijk ook kleine modderkruiper en ook tijdens het broedseizoen beschermde vogelsoorten. Er zijn een aantal ontwikkelingen te benoemen, waarvoor (al dan niet) een bestemmingsplanprocedure voor noodzakelijk is. Het gaat namelijk om het project “Masterplan recreatieplas Woerden”, “Masterplan waterrijk Woerden”, de aanleg van drijvende woningen en de aanleg van wandelpaden rondom de recreatieplas. Negatieve effecten ten aanzien van drijvende woningen zijn niet van toepassing, omdat op deze locatie in de recreatieplas de rugstreeppad niet voorkomt. Wel is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om de vestiging van rugstreeppad na het opspuiten van het terrein met zand te voorkomen (zie par. 4.2.5). Negatieve effecten ten aanzien van de aanleg van wandelpaden zijn naar verwachting alleen tijdelijk (verstoring landbiotoop). Een controle (en eventueel wegvangen) op aanwezigheid van rugstreeppad in het werkgebied is voldoende om een direct negatief effect te voorkomen voordat het wandelpad wordt aangelegd (zie ook par. 4.2.4). Als gevolg van het Masterplan recreatieplas en Waterrijk Woerden zijn negatieve effecten mogelijk op zowel individuen van rugstreeppad, als het leefgebied en op het behoud van de populatie. Daarom zijn zowel compenserende als mitigerende maatregelen van toepassing om deze plannen te kunnen uitvoeren (zie par. 4.2.3 en 4.2.4). 5.2 Aanbevelingen 5.2.1 Algemeen Ten aanzien van het vervolg van de planvoorbereiding (vaststellen bestemmingsplannen, aanvragen ontheffingen en andere werkzaamheden tot de uitvoering van het project) is ten aanzien van rugstreeppad een aantal acties noodzakelijk, namelijk een ontheffingsaanvraag (zie par. 5.2.1), een activiteiten plan (zie par. 5.2.2), een inrichtingsplan ten aanzien van nieuw leefgebied rugstreeppad (zie par. 5.2.3) en een ecologisch werkprotocol (zie par. 5.2.4). 5.2.2 Ontheffingsplicht Het is noodzakelijk om een ontheffing Flora- en faunawet bij het ministerie van E,L&I aan te vragen. Deze ontheffing is noodzakelijk op grond van de artikel 9 t/m 12 van de Flora- en faunawet, vooral ten aanzien van artikel 11 (het verstoren, vernielen en wegnemen van vaste rust- en verblijfplaatsen van rugstreeppad. Voor de aanvraag dient een ontheffingsformulier te worden ingevuld en ondertekend. 5.2.3 Activiteitenplan Ten behoeve van de ontheffingsaanvraag is een activiteitenplan noodzakelijk als onderligger van dit onderzoeksrapport. Hierin dienen in elk geval de werkzaamheden concreet in te worden omschreven, de alternatievenafweging dient te worden onderbouwd en het groot openbaar belang van het project dient te worden aangetoond. De onderbouwing dat sprake is van een meest bevredigende oplossing voor de rugstreeppad moet in gaan op de locatie waar de werkzaamheden plaats gaan vinden, de inrichting van het nieuwe gebied en de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd. Blz. 22 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Bij alternatieven in de werkwijze kan gedacht worden aan andere perioden van uitvoering van de werkzaamheden en anderzijds aan een andere wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Ten aanzien van het groot openbaar belang dient te worden beargumenteerd waarom er extra huizen gebouwd moeten worden of waarom recreatievoorzieningen nodig zijn (de noodzaak hiervoor is na te gaan in verschillende beleids- en gemeenteplannen). 5.2.4 Inrichtings- en beheerplan vervangend leefgebied rugstreeppad Als bijlage bij de aanvraag is een inrichtingsplan noodzakelijk, waarin wordt aangegeven aan het ministerie hoe wordt voorzien in vervangend leefgebied voor rugstreeppad. Dit kan gedaan worden door een inrichtingsontwerp te maken met de plaats van de nieuw uit te graven poelen en landbiotoop, de afmetingen en door het maken van een dwarsdoorsnede met het profiel van de poel (oeverloop en waterdiepte). Als extra toelichting dient te worden onderbouwd hoe de poel wordt aangelegd en hoe het wordt beheerd om het geschikt te houden op de lange termijn voor rugstreeppad. 5.2.5 Ecologisch werkprotocol Voor de start van de uitvoering dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld ten aanzien van rugstreeppad (ook voor broedvogels en vissen). Het ecologisch werkprotocol is een werkplan, waarin voorzorgsmaatregelen ten aanzien van aanwezige beschermde natuurwaarden zijn opgenomen en zijn uitgewerkt in een concreet plan. In dit protocol zijn dus soortspecifieke maatregelen opgenomen. Het ecologisch werkprotocol heeft als doel om enerzijds negatieve effecten op beschermde natuurwaarden te voorkomen, anderzijds om een aantoonbaar en afgekaderd werkplan te hebben met betrekking tot ecologie. Dit protocol dient op de locatie aanwezig te zijn en onder betrokken werknemers bekend te zijn. Werkzaamheden dienen conform dit protocol te worden uitgevoerd. 5.2.6 Haalbaarheid ontheffingsaanvraag De kans op het verkrijgen van een ontheffing Flora- en faunawet is groot. In de praktijk worden bijna altijd ontheffingsaanvragen gehonoreerd (dit is welafhankelijk van de kwaliteit van de ontheffingsaanvraag). Dit komt omdat in deze fase van planvorming al voldaan is aan de zorgplicht en dat is een onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna. Vervolgens zijn de effecten bepaald in dit rapport van de plannen op beschermde soorten en vervolgens zijn de noodzakelijke maatregelen bepaald. Indien de ontheffingsaanvraag wordt voorzien van een activiteitenplan en een inrichtings- en beheerplan en een ecologisch werkprotocol, ziet het ministerie op welke manier is nagedacht over zorgvuldige omgang met rugstreeppad. De slagingskans van de genoemde compensatiemaatregelen is voor deze soorten ook hoog en goedkeuring wordt daarom verwacht vanuit het ministerie. Door een recente rechtsuitspraak (abRS, zaaknummer 201104809/1/A3, d.d. 3 juli 2012) is de definitie die het ministerie van E,L&I hanteert ten aanzien van een verklaring van geen bezwaar (of positieve afwijzing) op losse schroeven komen te staan. Een verklaring van geen bezwaar is een afwijzing van het ministerie op de grond dat de Flora- en faunawet niet wordt overtreden met het voorgenomen project. In de recente rechtsuitspraak is geoordeeld dat de verklaring van geen bezwaar niet gegrond is juridisch gezien. Dit betekent dat het advies is om voor dit project een ontheffingsaanvraag in te dienen en niet te verzoeken om een verklaring van geen bezwaar voor uitvoering. 5.2.7 Ontheffing tijdelijke natuur Gemeente Woerden heeft het besluit genomen om, parallel aan de bestemmingplanprocedure een ontheffing aan te vragen voor tijdelijke natuur in een deel van het plangebied. De gemeente heeft dit beslist, omdat de gemeente het gebied minimaal 1 seizoen braak laat liggen. Dit heeft voor de rugstreeppad het grote voordeel dat dit een jaar lang kan fungeren als ongestoord leefgebied. Daarnaast kan de compensatie in 2013 worden uitgevoerd en in de tussentijd fungeert het plangebied als tijdelijk leefgebied. Het vergemakkelijkt ook de kans op het verkrijgen van de ontheffing, omdat de voorzorg wordt genomen om het gebied tijdelijk braak te laten liggen (en fungeert voor rugstreeppad). Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 23 van 40 5.2.8 Vaststelling bestemmingsplan i.r.t. Flora- en faunawet De belangrijkste vraag met betrekking tot het vaststellen van bestemmingsplannen is of er zicht is op het verstrekken van een ontheffing Flora- en faunawet voor de te doorlopen bestemmingsplannen. De kans is groot dat een ontheffing voor ruimtelijke ontwikkelingen kan worden toegekend door het ministerie van E,L&I, zolang de in dit rapport genoemde onderzoeksresultaten, effectenanalyse, genoemde maatregelen en aanbevelingen voor de voortgang worden overgenomen (en dat een ontheffing voor tijdelijke natuur wordt aangevraagd). In dat geval staat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen niet in de weg. Blz. 24 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief 6 LITERATUUR - - WEST 8 urban design & landscape architecture, 2002. Masterplan waterrijk Woerden, in opdracht van gemeente Woerden. Projectgroep Recreatieplas Cattenbroek, 2010. Masterplan recreatieplas Woerden, in opdracht van gemeente Woerden. Van den Broek, T. & Kossen, H., 2009. Uitbreiding recreatieplas Woerden, “Soortbeschermingstoets”, Royal Haskoning, Rotterdam. Schenkeveld, A.J.M., 2007. Cattenbroek uitbreiding wateroppervlak, voortoets, Bureau Schenkeveld i.o.v. gemeente Woerden, Culemborg. Dienst Regelingen ministerie van E,L&I, Soortenstandaard rugstreeppad bufo calamita. Brief Dienst Regelingen 31 augustus 2009. Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Creemers, C.M. & Van Delft, J.C.W., 2009, De amfibieën en reptielen van Nederland, Stichting RAVON, KNNV-uitgeverij, Zeist. Twisk, P., Van diepenbeek, A. & Bekker, J., 2010. Veldgids Europese zoogdieren, Zoogdiervereniging, KNNV-uitgeverij, Zeist. Gmelig Meyling, A.W., & Boesveld, A., 2008. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn, Platte schijfhoren; Resultaten van het inventarisatiejaar 2007, Stichting Anemoon in opdracht van Ministerie van LNV, Utrecht. Groenveld, A. & Smit, G., 2001. Gmelig Meyling, A.W., & Boesveld, A., 2008. Handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland, RAVON werkgroep monitoring, Amsterdam Spikmans, F. et al, 2008. Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper, Stichting RAVON, Nijmegen. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 25 van 40 BIJLAGE 1 Uitleg Juridisch kader Inleiding De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland door middel van een aantal verbodsbepalingen (zie tabel 1-1). In de wet zijn soorten opgenomen die op landelijk dan wel op Europees niveau zeldzaam en/ of bedreigd zijn of worden. De Flora- en faunawet beoogt niet het instandhouden van een statische populatiegrootte, maar wel het functioneren van de betreffende populatie. Zo kan in sommige gevallen ook met een kleiner aantal individuen de populatie duurzaam blijven voortbestaan. Dit is onder andere afhankelijk van de talrijkheid van de soort, maar ook van zijn flexibiliteit om andere gebieden te bereiken en te koloniseren. Beschermingscategorieën Afhankelijk van zeldzaamheid en bedreiging zijn de soorten verdeeld over drie beschermingscategorieën. Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) artikel 75 in werking getreden, waarmee drie beschermingsregimes zijn vastgesteld. Hiertoe zijn de beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën. Bijlage 1 geeft een compleet overzicht van de beschermde soorten verdeeld over de drie beschermingsregimes. e De 1 categorie betreft beschermde soorten die in Nederland algemeen voorkomen. Voor verstoring van deze soorten bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig onderhoud, beheer of gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, waaronder de geplande werkzaamheden vallen, geldt een algemene vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Voor deze soorten is er geen noodzaak voor inventarisaties. Soorten van de tweede en derde categorie zijn strenger beschermd. Voor deze soorten geldt een ontheffingsplicht bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Bij het afwegingskader is informatie over de verspreiding van de betreffende soort noodzakelijk. Voor de soorten, genoemd in tabel 2 van de Flora- en faunawet, is een “lichte toets noodzakelijk”. In de lichte toets moet er voor worden gezorgd dat de gunstige staat van instandhouding wordt gegarandeerd en de activiteit moet een redelijk doel dienen. Voor soorten, genoemd in tabel 3, geldt een “zware toets”. Er mag hierin geen andere bevredigende oplossing zijn voor de geplande activiteit, de gunstige staat van instandhouding dient te worden gewaarborgd en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. De gunstige staat van instandhouding van soorten uit Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn dient lokaal beoordeeld te worden. Voor de overige soorten uit tabel 3 is de landelijke populatie van belang. Blz. 26 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Relevante verbodsbepalingen Flora- en faunawet. Artikel 2 (zorgplicht) 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, …, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, …, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Beoordelingskader Flora- en faunawet Indien er beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied en de activiteiten hebben een mogelijk negatief effect, dient te worden vastgesteld of het project kan worden uitgevoerd, waarbij een overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen door het nemen van voorzorgsmaatregelen. Mitigerende maatregelen Het is mogelijk om een overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen door, vóórdat de werkzaamheden van start gaan, voorzorgsmaatregelen te treffen. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Dit moet gebeuren binnen het plangebied en voor de soorten die daar voorkomen. Het dient te worden voorkomen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort wordt aangetast. Er zijn 10 punten die kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de vraag of de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de betreffende soort behouden blijft door het nemen van mitigerende maatregelen: 1) De plek of het gebied wordt met een zekere mate van bestendigheid gebruikt. Er is geen sprake van incidenteel gebruik, maar van een vaste rust- en verblijfplaats; 2) De plek of het gebied blijft voorzien in alles wat nodig is voor een specifiek individueel dier in dat gebied en voor alle exemplaren van de populatie ter plekke, om succesvol te kunnen voortplanten of om te kunnen rusten; 3) Er is op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, een achteruitgang van de ecologische functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats. De diverse functies die een gebied heeft dienen behouden te blijven; 4) Door mitigerende maatregelen worden negatieve effecten uitgesloten. Dit kunnen negatieve effecten zijn op zowel de kwaliteit als de kwantiteit van functies in het gebied; 5) Mitigerende maatregelen zijn preventief. Dit houdt dus in dat in voorkomende gevallen de mitigatie niet alleen al aanwezig is, maar ook functioneert; 6) Mitigerende maatregelen moeten leiden tot een verbetering of behoud van de ecologische functionaliteit van het gebied (kwantitatief/kwalitatief) voor de betreffende soort; Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 27 van 40 7) Het positieve effect van mitigatie geeft in evenredige ruimte voor de negatieve effecten van de ingreep. De duurzame ecologische functionaliteit mag op geen enkel moment slechter worden. 8) Het succes van mitigerende maatregelen moet met een hoge mate van zekerheid vóóraf vaststaan en wordt beoordeeld aan de hand van ecologische criteria. 9) De staat van instandhouding en de zeldzaamheid van een diersoort zijn van belang bij het treffen van mitigerende maatregelen; 10) De controle op het effect van de maatregelen is een onderdeel van het ecologisch werkprotocol. Indien er voor het uitvoeren van mitigerende maatregelen dieren gevangen en verplaatst moeten worden, is dat geen overtreding van artikel 9 (vangen) en 13 (verplaatsen). Het is namelijk niet de bedoeling om dieren aan de natuur te onttrekken. Het is toegestaan om soorten te verplaatsen uit de directe gevarenzone naar een vergelijkbaar habitat in de directe omgeving. Dit moet gebeuren binnen de daarvoor benodigde tijd. De soorten dienen ook in één keer te worden verplaatst, zonder onnodig oponthoud. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren buiten de kwetsbare periode van de betreffende soort. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren door of onder de begeleiding van een ter zake kundige. Dit bovenstaande geldt niet voor stressgevoelige dieren, zoals muizen, vleermuizen en vogels. Ontheffingsplicht Er geldt een ontheffingsplicht als de functionaliteit van voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de beschermde soort uit tabel 2 en 3 niet kan worden gegarandeerd door het nemen van mitigerende maatregelen. Belangrijke vragen voor het verkrijgen van een ontheffing zijn: - In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast door de werkzaamheden? Is er een wettelijk belang (niet bij soorten uit tabel 2)? Is er een andere bevredigende oplossing (niet bij soorten uit tabel 2)? Hebben de werkzaamheden een redelijk doel (niet bij soorten uit tabel 3)? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Er is in onderstaande tabel weergegeven voor welk wettelijk belang voor soorten uit tabel 3 een ontheffing kan worden aangevraagd. Dit verschilt tussen Bijlage 4-soorten van de Habitatrichtlijn, Vogelsoorten en Bijlage 1 soorten (alleen nationaal beschermd). Blz. 28 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Ontheffing op grond van het wettelijk belang Wettelijk belang Bijlage 1 soorten Bescherming van flora en x fauna Veiligheid van het luchtverkeer x Volksgezondheid/Openbare veiligheid x Dwingende redenen van groot openbaar belang Ruimtelijke x inrichting/ontwikkeling Bijlage 4 soorten Vogelsoorten x - x x x x - x - Vogels De bescherming van vogels nemen binnen de Flora- en faunawet een aparte positie in. In de Flora- en faunawet is de bescherming van de meeste vogelsoorten gericht de nesten van op broedvogels. Dit houdt in dat de nesten van broedvogels gedurende het broedseizoen zijn beschermd. Het is gedurende het broedseizoen verboden om de nesten van broedvogels te verstoren en/of weg te nemen. De vogelnesten vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Buiten het broedseizoen zijn nesten van de meeste vogelsoorten niet beschermd. Een ontheffing is niet noodzakelijk als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden en ook niet als er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat er zich vogels vestigen op de bouwplaats. De Flora- en faunawet kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen (zie kader). Broedseizoen Voor een begrip als ‘broedseizoen’ is geen standaardperiode te hanteren. Afhankelijk van de soort en weersomstandigheden in een bepaald jaar kunnen soorten veel eerder of juist later broeden dan normaal het geval zou zijn. Dit kan zelfs per regio verschillen. Voor de wet is van belang of een broedgeval verstoord wordt, ongeachte de datum. De vaak geciteerde periode 15 maart t/m 15 juli is dus slechts een indicatie. De periode tot begin oktober kan theoretisch door broedvogels nog gebruikt worden als een broedperiode. Voor aanvang van de werkzaamheden dient altijd op broedgevallen gecontroleerd te worden. Er geldt echter voor een aantal vogelsoorten een uitzonderingspositie op het bovenstaande. Deze vogelsoorten zijn ingedeeld in een aantal categorieën en deze zijn gedurende het gehele seizoen beschermd en dan gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de flora- en faunawet: 1) Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld steenuil); 2) Nesten van koloniebroeders die elk seizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (roek, gierzwaluw en huismus); 3) Nesten van vogels (geen kolonievogels), die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (kerkuil, ooievaar, slechtvalk); 4) Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (boomvalk, buizerd, ransuil). 5) Nesten van vogels, die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar ervoor hebben gebroed of de directe omgeving ervan, maar dan wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Deze soorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd, maar vragen wel extra onderzoek, omdat ze jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 29 van 40 Er is in bijlage 3 een overzicht opgenomen van de soorten die vallen binnen bovenstaande beschermingscategorieën. Twee belangrijke vragen bij de beoordeling of er voor de soorten uit de bovenstaande categorieën een ontheffing noodzakelijk is zijn de volgende: - Is er voor de soort voldoende gelegenheid om zelfstandig een natuurlijk alternatief nest te vinden? Is er voor de soort voldoende mogelijkheid om met succes een kunstmatig alternatief nest aan te bieden? Zorgplicht Naast bovenstaande verplichtingen voor beschermde soorten geldt bovendien voor alle soorten de zorgplicht. In de zorgplicht is opgenomen dat alle planten en dieren een intrinsieke waarde hebben en onvervangbaar zijn. De zorgplicht is een fatsoenseis en houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht genomen wordt om in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te beschermen. Blz. 30 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Bijlage 2 overzicht van de beschermde soorten verdeeld over drie beschermings-regimes. Tabel 1. Algemene soorten. Zoogdieren aardmuis Microtus agrestis bosmuis Apodemus sylvaticus dwergmuis Micromys minutus bunzing Mustela putorius dwergspitsmuis Sorex minutus egel Erinaceus europeus gewone bosspitsmuis Sorex araneus haas Lepus europeus hermelijn Mustela erminea huisspitsmuis Crocidura russula konijn Oryctolagus cuniculus mol Talpa europea ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus ree Capreolus capreolus rosse woelmuis Clethrionomys glareolus tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus veldmuis Microtus arvalis vos Vulpes vulpes wezel Mustela nivalis woelrat Arvicola terrestris Reptielen en amfibieën bruine kikker Rana temporaria gewone pad Bufo bufo middelste groene kikker Rana esculenta kleine watersalamander Triturus vulgaris meerkikker Rana ridibunda Mieren behaarde rode bosmier Formica rufa kale rode bosmier Formica polyctena stronkmier Formica truncorum zwartrugbosmier Formica pratensis Slakken wijngaardslak Helix pomatia Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Vaatplanten aardaker Lathyrus tuberosus akkerklokje Campanula rapunculoides brede wespenorchis Epipactis helleborine breed klokje Campanula latifolia dotterbloem* Caltha palustris gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum grasklokje Campanula rotundifolia grote kaardenbol Dipsacus fullonum kleine maagdenpalm Vinca minor knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans koningsvaren Osmunda regalis slanke sleutelbloem Primula elatior zwanebloem Butomus umbellatus *m.u.v. spindotterbloem Blz. 31 van 40 Tabel 2. Overige soorten. Zoogdieren damhert Dama dama edelhert Cervus elaphus eekhoorn Sciurus vulgaris grijze zeehond Halichoerus grypus grote bosmuis Apodemus flavicollis steenmarter Martes foina Wild zwijn Sus scrofa Reptielen en amfibieën alpenwatersalamander Triturus alpestris levendbarende hagedis Lacerta vivipara Dagvlinders moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia vals heideblauwtje Lycaeides idas Vissen bermpje Noemacheilus barbatulus kleine modderkruiper Cobitis taenia meerval Silurus glanis rivierdonderpad Cottus gobio Kevers vliegend hert Lucanus cervus Kreeftachtigen rivierkreeft Astacus astacus Blz. 32 van 40 Vaatplanten aangebrande orchis Orchis ustulata aapjesorchis Orchis simia beenbreek Narthecium ossifragum bergklokje Campanula rhomboidalis bergnachtorchis Platanthera chlorantha bijenorchis Ophrys apifera blaasvaren Cystopteris fragilis blauwe zeedistel Eryngium maritimum bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium bokkenorchis Himantoglossum hircinum brede orchis Dactylorhiza majalis majalis bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens daslook Allium ursinum dennenorchis Goodyera repens duitse gentiaan Gentianella germanica franjegentiaan Gentianella ciliata geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri gele helmbloem Pseudofumaria lutea gevlekte orchis Dactylorhiza maculata groene nachtorchis Coeloglossum viride groensteel Asplenium viride grote keverorchis Listera ovata grote muggenorchis Gymnadenia conopsea gulden sleutelbloem Primula veris harlekijn Orchis morio herfstschroeforchis Spiranthes spiralis hondskruid Anacamptis pyramidalis honingorchis Herminium monorchis jeneverbes Juniperus communis klein glaskruid Parietaria judaica kleine keverorchis Listera cordata kleine zonnedauw Drosera intermedia klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe kluwenklokje Campanula glomerata koraalwortel Corallorhiza trifida kruisbladgentiaan Gentiana cruciata lange ereprijs Veronica longifola lange zonnedauw Drosera anglica mannetjesorchis Orchis mascula maretak Viscum album moeraswespenorchis Epipactis palustris muurbloem Erysimum cheiri parnassia Parnassia palustris pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata poppenorchis Aceras anthropophorum prachtklokje Campanula persicifolia purperorchis Orchis purpurea rapunzelklokje Campanula rapunculus rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa ronde zonnedauw Drosera rotundifolia rood bosvogeltje Cephalanthera rubra ruig klokje Campanula trachelium schubvaren Ceterach officinarum slanke gentiaan Gentianella amarella soldaatje Orchis militaris spaanse ruiter Cirsium dissectum steenanjer Dianthus deltoides steenbreekvaren Asplenium trichomanes stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris stengelomvattend havikskruid Hieracium amplexicaule Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief stijf hardgras Catapodium rigidum tongvaren Asplenium scolopendrium valkruid Arnica montana veenmosorchis Hammarbya paludosa veldgentiaan Gentianella campestris veldsalie Salvia pratensis vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata vliegenorchis Ophrys insectifera vogelnestje Neottia nidus-avis voorjaarsadonis Adonis vernalis wantsenorchis Orchis coriophora waterdrieblad Menyanthes trifoliata weideklokje Campanula patula welriekende nachtorchis Platanthera bifolia wilde gagel Myrica gale wilde herfsttijloos Colchicum autumnale wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris wilde marjolein Origanum vulgare wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia witte muggenorchis Pseudorchis albida zinkviooltje Viola lutea calaminaria zomerklokje Leucojum aestivum zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 33 van 40 Tabel 3. Soorten bijlage 1 AMvB / bijlage IV HR. Bijlage 1 AMvB Zoogdieren das Meles meles boommarter Martes martes eikelmuis Eliomys quercinus gewone zeehond Phoca vitulina veldspitsmuis Crocidura leucodon waterspitsmuis Neomys fodiens Reptielen en amfibieën adder Vipera berus hazelworm Anguis fragilis ringslang Natrix natrix vinpootsalamander Triturus helveticus vuursalamander Salamandra salamandra Vissen beekprik Lampetra planeri bittervoorn Rhodeus cericeus elrits Phoxinus phoxinus gestippelde alver Alburnoides bipunctatus grote modderkruiper Misgurnus fossilis rivierprik Lampetra fluviatilis Dagvlinders bruin dikkopje Erynnis tages dwergblauwtje Cupido minimus dwergdikkopje Thymelicus acteon groot geaderd witje Aporia crataegi grote ijsvogelvlinder Limenitis populi heideblauwtje Plebejus argus iepepage Strymonidia w-album kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius keizersmantel Argynnis paphia klaverblauwtje Cyaniris semiargus purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino rode vuurvlinder Palaeochrysophanus hippothoe rouwmantel Nymphalis antiopa tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais veenhooibeestje Coenonympha tullia veldparelmoervlinder Melitaea cinxia woudparelmoervlinder Melitaea diamina zilvervlek Clossiana euphrosyne Vaatplanten groot zeegras Zostera marina Blz. 34 van 40 Bijlage IV HR Zoogdieren baardvleermuis Myotis mystacinus bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii bever Castor fiber bosvleermuis Nyctalus leisleri brandt’s vleermuis Myotis brandtii bruinvis Phocoena phocoena euraziatische lynx Lynx lynx franjestaart Myotis nattereri gewone dolfijn Delphinus delphis gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum hamster Cricetus cricetus hazelmuis Muscardinus avellanarius ingekorven vleermuis Myotis emarginatus kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros laatvlieger Eptesicus serotinus meervleermuis Myotis dasycneme mopsvleermuis Barbastella barbastellus nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii noordse woelmuis Microtus oeconomus otter Lutra lutra rosse vleermuis Nyctalus noctula tuimelaar Tursiops truncatus tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus vale vleermuis Myotis myotis watervleermuis Myotis daubentonii wilde kat Felis silvestris witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris Reptielen en amfibieën boomkikker Hyla arborea geelbuikvuurpad Bombina variegata gladde slang Coronella austriacus heikikker Rana arvalis kamsalamander Triturus cristatus knoflookpad Pelobates fuscus muurhagedis Podarcis muralis poelkikker Rana lessonae rugstreeppad Bufo calamita vroedmeesterpad Alytes obstetricans zandhagedis Lacerta agilis Dagvlinders donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous grote vuurvlinder Lycaena dispar pimpernelblauwtje Maculinea teleius tijmblauwtje Maculinea arion zilverstreephooibeestje Coenonympha hero Libellen bronslibel Oxygastra curtisii gaffellibel Ophiogomphus cecilia gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis groene glazenmaker Aeshna viridis noordse winterjuffer Sympecma paedisca oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons rivierrombout Stylurus flavipes sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis Vissen houting Conegonus oxyrrhynchus steur Acipenser sturio Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Vaatplanten drijvende waterweegbree Luronium natans groenknolorchis Liparis loeselii kruipend moerasscherm Apium repens zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis Kevers brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus heldenbok Cerambyx cerdo juchtleerkever Osmoderma eremita Tweekleppigen bataafse stroommossel Unio crassus Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 35 van 40 Bijlage 3 Lijst met jaarrond beschermde vogelsoorten Soort Koloniebroeder In bebouwde omgeving aanwezig? Steenuil Nee Ja Gierzwaluw Ja Ja Roek Ja Ja Huismus Ja Ja Grote gele kwikstaart Nee Nee Kerkuil Nee Ja Oehoe Nee Nee Ooievaar Nee Ja Slechtvalk Nee Ja Boomvalk Nee Nee Buizerd Nee Nee Havik Nee Nee Ransuil Nee Nee Sperwer Nee Nee Wespendief Nee Nee Zwarte wouw Nee Nee Blauwe reiger Ja Ja Boerenzwaluw Nee Ja Bonte vliegenvanger Nee Ja Boomklever Nee Ja Boomkruiper Nee Ja Bosuil Nee Nee Brilduiker Nee Nee Draaihals Nee Nee Eidereend Nee Nee Ekster Nee Ja Gekraagde roodstaart Nee Ja Glanskop Nee Ja Grauwe vliegenvanger Nee Ja Groene specht Nee Nee Grote bonte specht Nee Nee Hop Nee Nee Huiszwaluw Nee Ja IJsvogel Nee Nee Kleine bonte specht Nee Nee Kleine vliegenvanger Nee Ja Koolmees Nee Ja Kortsnavelboomkruiper Nee Ja Oeverzwaluw Nee Ja Pimpelmees Nee Ja Raaf Nee Nee Ruigpootuil Nee Nee Spreeuw Nee Ja Tapuit Nee Nee Torenvalk Nee Ja Zeearend Nee Nee Zwarte kraai Nee Ja Zwarte mees Nee Ja Zwarte roodstaart Nee Ja Zwarte specht Nee Nee Blz. 36 van 40 Aanwezig in (beschermde) natuurgebieden? Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Categorie vast nest 1 2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Bijlage 4 Lijst met waargenomen vogelsoorten uit NDFF (2010-2013) en selectiegebied Figuur B4-1 Selectiegebied vogelwaarnemingen 2010-2013 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 37 van 40 Tabel B4-1 Waargenomen vogelsoorten NDFF (2010-2013) van geselecteerde gebied Plas Cattenbroek Vogels NDFF* aantal groep Vogels aantal groep Aalscholver 35 aalscholvers Meerkoet 46 rallen Boomkruiper 9 Boomkruipers Waterhoen 21 rallen Holenduif 2 duiven Waterral 36 rallen Houtduif 16 duiven Blauwe Reiger 48 reigers/ooievaars Turkse Tortel 10 duiven Grote Zilverreiger 79 reigers/ooievaars Bergeend 7 eend Kleine Zilverreiger 8 reigers/ooievaars Brilduiker 12 Eenden Kwak 5 reigers/ooievaars Carolinaeend 2 eenden Ooievaar 20 reigers/ooievaars Grote Zaagbek 17 eenden Purperreiger 14 reigers/ooievaars Krakeend 62 eenden Roerdomp 19 reigers/ooievaars Krooneend 7 eenden Baardman 1 riet Kuifeend 83 eenden Blauwborst 20 riet Middelste Zaagbek 17 eenden Blauwe Kiekendief 10 roof Muskuseend 1 eenden Boomvalk 5 roofvogels Nonnetje 55 eenden Bruine Kiekendief 68 roofvogels Pijlstaart 15 eenden Buizerd 90 Roofvogels Slobeend 33 eenden Havik 9 roofvogels Smient 99 eenden Ruigpootbuizerd 1 roofvogels Soepeend 6 eenden Slechtvalk 17 Roofvogels Tafeleend 27 eenden Smelleken 1 Roofvogels Topper 6 Eenden Sperwer 30 roofvogels Wilde Eend 38 eenden Torenvalk 29 roofvogels Wintertaling 36 eenden Wespendief 1 roofvogels Zomertaling 9 eenden Zeearend 1 Roofvogels Zwarte Zee-eend 26 eenden Zwarte Wouw 2 Roofvogels Fazant 33 fazanten Draaihals 1 spechten Dodaars 34 futen Groene Specht 9 spechten Fuut 75 futen Grote Bonte Specht 7 spechten Geoorde Fuut 15 futen Kleine Bonte Specht 4 spechten Kuifduiker 2 futen Spreeuw 25 Spreeuwen Roodhalsfuut 6 futen Bokje 2 steltlopers Brandgans 35 ganzen Bontbekplevier 4 steltlopers Canadese Gans 1 ganzen Bonte Strandloper 3 steltlopers Grauwe Gans 89 ganzen Goudplevier 4 steltlopers Grote Canadese gans 5 ganzen Groenpootruiter 9 steltlopers Grote Canadese Gans 1 ganzen Grutto 8 steltlopers Kleine Rietgans 6 ganzen Houtsnip 1 steltlopers Nijlgans 31 ganzen Kemphaan 3 steltlopers Rotgans 2 ganzen Kievit 48 steltlopers Soepgans 1 ganzen Kleine Plevier 31 steltlopers Toendrarietgans 8 ganzen Kluut 5 steltlopers Zwaangans 1 ganzen Morinelplevier 3 steltlopers Geelgors 2 gorzen Oeverloper 51 steltlopers Blz. 38 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Vogels aantal groep Vogels aantal groep Rietgors 82 gorzen Regenwulp 16 steltlopers Heggenmus 13 heggenmussen Scholekster 40 steltlopers Lepelaar 9 ibissen/flamingos Tureluur 11 steltlopers IJsvogel 40 ijsvogels Watersnip 35 steltlopers Koekoek 12 koekoeken Witgat 25 steltlopers Ekster 22 kraaien Wulp 13 steltlopers Gaai 14 kraaien Zilverplevier 1 steltlopers Kauw 3 kraaien Zwarte Ruiter 1 steltlopers Roek 17 kraaien Reuzenstern 2 sterns Zwarte Kraai 24 kraaien Visdief 52 sterns Kraanvogel 1 kraanvogels Zwarte Stern 4 sterns Engelse Kwikstaart 1 kwikstaarten Bosuil 2 uilen Grote Gele Kwikstaart 12 kwikstaarten Kerkuil 1 uilen Boomleeuwerik 3 leeuweriken Ransuil 5 uilen Veldleeuwerik 14 leeuweriken Appelvink 2 vinken Gekraagde Roodstaart 1 lijsters Europese Kanarie 1 vinken Grote Lijster 2 lijsters Goudvink 2 vinken Koperwiek 5 lijsters Groenling 7 vinken Kramsvogel 29 lijsters Grote of Kleine Barmsijs 2 vinken Merel 27 lijsters Keep 30 vinken Nachtegaal 2 lijsters Kneu 16 vinken Paapje 7 lijsters Putter 53 vinken Roodborst 29 lijsters Sijs 9 vinken Roodborsttapuit 5 lijsters Vink 50 vinken Tapuit 24 lijsters Bosrietzanger 18 zangers Zanglijster 11 lijsters Braamsluiper 1 zangers Zwarte Roodstaart 41 lijsters Cetti's Zanger 3 zangers Baltische Mantelmeeuw 5 meeuw Fitis 45 zangers Dwergmeeuw 3 meeuw Goudhaan 3 zangers Geelpootmeeuw 9 meeuw Grasmus 20 zangers Grote Mantelmeeuw 4 meeuw Kleine Karekiet 29 zangers Kleine Mantelmeeuw 3 meeuw Rietzanger 47 zangers Kokmeeuw 38 meeuw Snor 2 zangers Pontische Meeuw 1 meeuw Spotvogel 8 zangers Stormmeeuw 37 meeuw Sprinkhaanzanger 39 zangers Zilvermeeuw 31 meeuw Tjiftjaf 58 zangers Zwartkopmeeuw 1 meeuw Tuinfluiter 14 zangers Koolmees 37 mezen Winterkoning 39 zangers Matkop 24 mezen Zwartkop 21 zangers Pimpelmees 23 Mezen Boerenzwaluw 13 Zwaluwen Staartmees 43 mezen Gierzwaluw 11 Zwaluwen Zwarte Mees 7 mezen Huiszwaluw 4 zwaluwen Huismus 9 mussen Oeverzwaluw 74 zwaluwen Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Blz. 39 van 40 Vogels aantal groep Vogels aantal groep Ringmus 44 mussen Kleine Canadese Gans 2 Kwartel 1 kwartel Kleine Zwaan 15 zwanen/ganzen Pestvogel 1 pestvogel Knobbelzwaan 58 zwanen/ganzen Boompieper 2 piepers Kolgans 19 zwanen/ganzen Graspieper 16 piepers Wilde Zwaan 6 zwanen/ganzen Zwarte Zwaan 125 zwanen/ganzen Grote Pieper 1 piepers Waterpieper 5 piepers Gele Kwikstaart 8 kwikstaarten Witte Kwikstaart 19 kwikstaarten zwanen/ganzen *NDFF-gegevens van vogels uit de jaren 2010 t/m 2013, gebied Cattenbroek en omgeving Categorie 1 t/m 4 Categorie 5 Blz. 40 van 40 Recreatieplas Cattenbroek Woerden Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief Bijlage 3 Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld 127 RAAP-RAPPORT 2011 (definitieve eindversie) Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek Gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) drs. C.F.H. Coppens RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, 2009 RAAP Archeologisch Adviesbureau Colofon Opdrachtgever: Gemeente Woerden Titel: Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Status: definitieve eindversie Datum: 5 oktober 2009 Auteur: drs. C.F.H. Coppens Projectcode: WOSP Bestandsnaam: RA2011_WOSP Projectleider: drs. C.F.H. Coppens Projectmedewerker: drs. J.E. van Eijk & J. van Roemburg BA ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 411946 & 411949 ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 35902 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: drs. B. Jansen ISSN: 0925-6229 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b 1382 LVWeesp Postbus 5069 1380 GB Weesp telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail: [email protected] © RAAP Archeologisch Adviesbureau BV., 2009 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Samenvatting In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli en augustus 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met de voorgenomen (kleine) uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek in de gemeente Woerden. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek. In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van de Oude Rijn) wordt op basis van het bureauonderzoek verwacht dat archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak bevinden. In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele klei en (zegge)veen Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen. De archeologische indicatoren zijn op twee locaties aangetroffen: in de boringen 9 en 68 (vindplaats WOSP-1) en in boring 12 (vindplaats WOSP-2). In beide gevallen zijn de indicatoren aangetroffen in een laag (donker bruin) grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De laag heeft alle kenmerken van een cultuurlaag, waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 20 m. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 15 m. RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (paragraaf 1.3), kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de (kleine) uitbreiding van de recreatiepias archeologische waarden zullen worden verstoord. Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met de gemeente Woerden (mevr. drs. H. van den Ende). RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Inhoud Samenvatting 5 1 Inleiding 9 1.1 Kaderen doelstelling 9 1.2 Administratieve gegevens 9 1.3 Toekomstige situatie 12 1.4 Onderzoeksvragen 12 1.5 Onderzoeksopzet en richtlijnen 13 2 Bureauonderzoek 15 2.1 Methoden 15 2.2 Resultaten 15 3 Veldonderzoek 23 3.1 Methoden 23 3.2 Resultaten 25 4 Conclusies en aanbevelingen 29 4.1 Conclusies 29 4.2 Aanbevelingen 31 Literatuur 33 Gebruikte afkortingen 34 Verklarende woordenlijst 35 Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen 37 Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (cd-rom). RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster). (rood) RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli en augustus 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met de voorgenomen kleine uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek in de gemeente Woerden (figuur 1). Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek. 1.2 Administratieve gegevens Het plangebied is circa 400 m lang en maximaal circa 70 m breed, de oppervlakte bedraagt circa 2,1 ha. Het plangebied grenst aan de oostelijke oever van de toekomstige recreatiepias Cattenbroek in de wijk Snel en Polanen in de gemeente Woerden. Het huidige wateroppervlak van de recreatiepias wordt ten behoeve van de zandwinning met circa 2,1 hectare uitgebreid (figuur 2). De recreatiepias ligt ten oosten van de Cattenbroekerdijk en ten zuidoosten van de Poterkade. Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 31G van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000). De RD-coördinaat (XY) van het meest noordelijke punt van het plangebied is circa 123.326/455.711 en van het meest zuidelijke circa 123.536/455.363. Het plangebied staat kadastraal bekend onder gemeente Woerden, sectie E, perceelsnummers 2774 en 2776. Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als grasland met sloten (figuur 3). Recente luchtfoto's uit Google Maps (http://maps.google.nl) en luchtfoto's beschikbaar gesteld RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek a «o P I*" PI ;o "O — Sfc s§w es m O lO CS c a 3 "72. 2 a 3' » us o ,H ... O (ji L_J Figuur 2. Overzicht van de voorgenomen uitbreiding van de wateroppervlakte tenbroek (bron: gemeente Woerden). 10 van de recreatiepias Cat- RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Figuur 3. Overzicht van het plangebied; foto genomen in zuidoostelijke richting (onderbroken lijn: grens plangebied). 11 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek door de opdrachtgever bevestigen dit grondgebruik. Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (http://www.ahn.nl/) varieert de huidige maaiveldhoogte in het plangebied tussen circa 0,9 en 1,6 m -NAP (figuur 4) Volgens gegevens aangeleverd door het Kabel en Leiding Informatie Centrum (KLIC) kunnen er in het plangebied geen relevante, ondergrondse, infrastructurele objecten worden geïdentificeerd 1.3 Toekomstige situatie In het plangebied wordt de toekomstige recreatiepias uitgebreid. Ten behoeve van de zandwinning in het gebied wordt de bouwvoor tot maximaal circa 36 m beneden maaiveld afgegraven. Deze diepte wordt bereikt door vanaf het huidige maaiveld onder een hoek van circa 15° naar beneden te gaan (figuur 2). 1.4 Onderzoeksvragen In het vooraf opgestelde Plan van Aanpak (Coppens, 2009) zijn de volgende 9 onderzoeksvragen geformuleerd die in onderhavig rapport zullen worden beantwoord: Figuur 4. Ligging van het plangebied (zwart) op het AHN (bewerking). 12 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? 2. Zijn in het plangebied tot 250 cm beneden maaiveld archeologische waarden aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? 3. Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen? 4. Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische 5. Hoe ziet de geologische/bodemkundige 6. Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante 7. Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch tie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn opbouw van het plangebied posi- aangetroffen? eruit? lagen? vervolgonderzoek zinvol is? 8. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? 9. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? 1.5 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek. Onderhavig onderzoek is uitgevoerd conform het Plan van Aanpak (Coppens, 2009) dat is goedgekeurd door de gemeentearcheoloog van Woerden, mevr. drs. H. van den Ende. Voor zowel het bureauonderzoek als het booronderzoek hebben de gemeente Woerden en de provincie Utrecht richtlijnen opgesteld, waaraan het archeologisch vooronderzoek moet voldoen. Het archeologisch onderzoek zal dan ook conform deze richtlijnen worden uitgevoerd. Het betreft de volgende richtlijnen: - Richtlijnen bureauonderzoek, gemeente Woerden; - Richtlijnen Booronderzoek/proefsleuvenonderzoek, gemeente Woerden; - Richtlijnen voor bureauonderzoek, Provincie Utrecht, december 2007; - Richtlijnen Provincie Utrecht ten behoeve van inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, Provincie Utrecht, december 2007. Het onderzoek is tevens uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Achter in dit rapport is een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen en worden enkele vaktermen beschreven (zie verklarende woordenlijst). 13 R A A P - R A P P O R T 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Biostratigrafie Chronostratigrafie Tijdvak Archeologische perioden Datering (gekalibreerd) I Pollenzone 1850 1650 1500 1250 Subatlanticum Romeinse tijd c 0) Laat Midden :-mm Laat u o Ijzertijd Bronstijd Subboreaal Neolithicum Atlantlcum Boreaal Mesolithicum (Midden Steentijd) Preboreaal Late Dryas ra «•§ Allerad Vroege Dryas Belling Midden Vroeg.. Laat Midden Vroeg Laat Mióftgn. Laat Midden ASS&SSSBSS? 1050 900 725 525 450 270 70 na Chr. 250 500 800 1100 1800 2000 2850 4200 4900/5300 6450 8640 9700 Laat Denekamp c a> o o o 35.000 BS O) o w sz o 'ö Hengelo 'E CL Moershoofd Paleolithicum Odderade +•> W £ O co Brerup O Amersfoort Q. Midden Eemien •: «vi Saalien Holsteinien /•'••^"•ui-i^-Ä-' Elsterien Cromerien Tabel 1. Geologische en archeologische 300.000 tijdschaal. 14 -I 12 voor C h r . - | RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: - het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS); - de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); - de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); - literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst); - de recente topografische kaart 1:25.000; - recente luchtfoto's; - het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); - het informatiesysteem Kennis Infrastructuur CultuurHistorie (KICH); - de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie; - de molendatabase; - locale amateur-archeoloog: dhr. P. Stoel. 2.2 Resultaten Geologische ontwikkeling Het plangebied ligt in het centrale Nederlandse rivierengebied. Tijdens de laatste ijstijd, ruwweg 70.000 jaar geleden (het Weichselien: genoemd naar de rivier de Weichsel in Polen) werd Nederland niet opnieuw bedekt met landijs, in tegenstelling tot eerdere ijstijden zoals het Saalien. Wel daalde de gemiddelde jaartemperatuur. Door de lage temperatuur lag veel zeewater opgeslagen in uitgebreide poolijskappen en gletsjers. Als gevolg hiervan was de Noordzee dan ook voor een belangrijk deel drooggevallen. Het ontbreken van begroeiing in de toenmalige 'poolwoestijn' gaf de wind vrij spel waardoor grote hoeveelheden zand verplaatst werden. Dit zogenaamde 'dekzand' werd als een glooiende deken over het toenmalige landschap geblazen. Het dekzand vormde 15 R A A P - R A P P O R T 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek gedurende duizenden jaren het natuurlijke oppervlak. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel. Het oude pleistocene, toendralandschap uit de ijstijd is door latere rivierafzettingen afgedekt geraakt en ligt nu in de directe omgeving van het plangebied op 4 tot 8 m -NAP, dus ongeveer 3 tot 7 m onder het huidige maaiveld (bron: TNO-NITG, geraadpleegd via Archis). In het op het Weicheselien volgende Holoceen (de laatste 10.000 jaar) leidde een scherpe temperatuurstijging tot een stijging van de zeespiegel. Dit leidde vervolgens tot een stijging van de grondwaterspiegel. Het gebied vernatte en er vormde veen: het zogenaamde Basisveen (Formatie van Nieuwkoop). In de loop van het Holoceen zijn het basisveen en de top van de pleistocene afzettingen bedekt geraakt en gedeeltelijk opgeruimd door een dik pakket rivierafzettingen. Deze afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Echteld. De rivieren kenmerkten zich door een meanderend (bochtig) verloop. Deze meanders verplaatsen zich langzaam stroomafwaarts. In de binnenbocht vindt sedimentatie plaats, in de buitenbocht erosie. Het meanderen van de rivier heeft tot gevolg dat er een brede zone met voornamelijk zandige beddingafzettingen (ook wel geulafzettingen genoemd) wordt gevormd. Tijdens overstromingen wordt aan weerszijden van de bedding sediment afgezet. Het grovere, zandige materiaal (oeverafzettingen) komt dicht bij de geul terecht, terwijl het fijnere, kleiige materiaal verder van de geul af tot bezinking komt (komafzettingen). De (rivier)bedding en oeverwallen, eventueel met kronkelwaard en restgeul, vormen samen een zogenaamde stroomgordel (figuur 5). Bij een hoge rivierwaterstand kan een rivier door haar oeverwallen breken en loopt het rivierwater de kom in. Zandig oeverwal- en beddingmateriaal wordt daarbij meegesleept en afgezet op de komklei. Vanuit zo'n oeverwaldoorbraak (crevasse) kunnen bij regelmatige overstromingen kleinere geulsystemen ontstaan die vanuit de rivier doodlopen in de komgronden. Vanuit dergelijke 'crevassegeulen' kan in de kom zandiger materiaal worden afgezet. Deze 'crevasseafzettingen' vormen ook aantrekkelijke plekken om te wonen, omdat ze doorgaans iets hoger liggen dan de omringende komgronden - en dus droger zijn - en omdat ze door hun zandigheid beter bewerkbaar zijn. Dit proces van oeverwaldoorbraken heeft plaats kunnen vinden tot aan het moment van de bedijking van de rivier (ca. 1100 na Chr.) afgedekte stroomgoixJel stroomgordel meandergordel 1 h oeverwal | - kronkeiwaard -\ Kreftenheye rivierduin kom Holoceen stroomgofdelafeetüngen (Formatie van Echteld) tomafeetfngen (Formatie van Echteld) Pleistoceen Pleistocene rivier- en windafzettingen (Formatie ven Kreftenheye) T°". j | ^ B § f H J |rivierduinafzettingen(matig grof of fijn zand) [ oaverafzetiingenflfchleenzandiga ktei) I bedding- en kronkelwaardafzet8ngen (zand) |.*..*.*.| geulbodem (grof zand en grind) H l komafzettingen (zware en lichte Mei) rivierbeddingafzettingen (zand en grind) komafzettingen (Formale van Nieuwkoop) ^ H komafzettingen (»een, kleiig veen) restgeulafzettjngen (Wei en veen) Figuur 5. Schematische doorsnede van het rivierengebied (naar: Berendsen, 2004). 16 RAAP RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Figuur 6. In de ondergrond van het plangebied (blauw) gekarteerde stroomgordels; groen: Oude Rijn met bijbehorende crevasses, geel: Linschoten en bruin: Korte Linschoten (bron: Berendsen & Stouthamer, 2001). Geomorfologie en bodem Volgens de geomorfologische kaart (Stiboka/RGD, 1975) ligt het plangebied op (de westflank van) een rivier-inversierug (3K26) die wordt omsloten door een ontgonnen veenvlakte al dan niet bedekt met klei en/of zand (1M46). Dit laatste wijst op een komgrond, waar normaal gesproken periodieke sedimentatie van rivierklei plaatsvindt ('rivierkomvlakte'). In dit geval is die sedimentatie echter op enig moment tot stilstand gekomen. Daardoor is in de natte kom veen gaan groeien dat in latere tijden is ontgonnen ('ontgonnen veenvlakte'). Daarbij is ten behoeve van de akkerbouw het land ontwaterd door de aanleg van sloten. Het veen verdroogt daardoor en verdwijnt uiteindelijk. Dit beeld komt overeen met de kaarten van Berendsen (1982) en Berendsen en Stouthamer (2001) waarop goed is te zien dat deze smalle rug, een crevasse, ontspringt aan de circa 1 km noordelijker gelegen Oude Rijn stroomgordel (figuur 6). Uit C14-dateringen is gebleken dat de stroomgordel van de Oude Rijn actief was van circa 4400 voor Chr. tot de afdamming van de rijnloop bij Wijk bij Duurstede in 1122 na Chr. (Berendsen en Stouthamer, 2001). De ouderdom van de crevasse is hieraan gerelateerd. De exacte periode van activiteit is echter niet bekend. Het hierboven beschreven beeld wordt bevestigd door de geologische kaart. Er is sprake van een 17 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek smalle strook van geulafzettingen bedekt door komafzettingen liggend op Hollandveen eventueel met een komklei-inschakeling (DfOk: Meene et al., 1988) liggend in een gebied met komafzettingen op Hollandveen (FOk: Meene et al., 1988). Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich, net ten oosten van de crevasseafzettingen, 2 boringen van het NITG (B31G1021 en B31G1024). De lithologie in deze 2 boringen bestaat tot 6 m -Mv uit (zwak zandige) klei en veen. In boring B31G1021 komt vanaf 5,5 m -Mv zand voor (http://www.dinoloket.nl). Dit zand wordt geïnterpreteerd als de top van het dekzand. De bovenliggende afzettingen (klein en veen) behoren tot de kom. De gegevens van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (Eilander e.a., 1970) komen goed overeen met de waargenomen fenomenen op de geomorfologische en geologische kaart. Waar de geomorfologische kaart 'ontgonnen veenvlakte' aangeeft, is volgens de bodemkaart sprake van waardveengronden met riet(zegge)veen (code kVr). Er is dus inderdaad sprake van een kom waar zich veen gevormd heeft, dat ondanks ontginning nog (deels) aanwezig is in de ondergrond. De locatie van de crevasse wordt aangegeven met het symbool voor een smalle, zeer duidelijke rug. Op de weergave van het AHN, recente luchtfoto's uit Google Maps (http://maps.google.nl) en luchtfoto's beschikbaar gesteld door de opdrachtgever is de ligging van de crevasse duidelijk waarneembaar (figuur 4). Historische situatie en mogelijke verstoringen Om inzicht te verkrijgen in het historische grondgebruik van het plangebied is een aantal historische kaarten geanalyseerd. Over de situatie in de omgeving van het plangebied voorafgaand aan de Middeleeuwen is naast de bovengenoemde aardkundige ontwikkelingen weinig bekend. Uit de omgeving is wel bekend dat in prehistorische perioden menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden (zie paragraaf bekende archeologische waarden) en dat met name de zuidoevers van de noordelijk gelegen Oude Rijn stroomgordel in de Romeinse tijd bewoond is geweest. Pas vanaf de 11e eeuw werd het veen in de wijde omgeving van het plangebied ontgonnen. Het was de periode van de grote cope-ontginningen die het enorme Stichts-Hollandse veengebied openlegden. De ontginningsbasis van de Cattenbroeker polder waar het plangebied in ligt, was de Cattenbroekerdijk in het westen. De achtergrens werd gevormd door de Cattenbroeker of Gemeene Lands kade. Dit water was toen niet meer dan een wetering die zorgde voor de afvoer van polderwater dat door middel van talrijke evenwijdige sloten aan het achterliggende gebied werd onttrokken. De noordgrens van de polder wordt gevormd door de achtergrens, de Breevelts kade, van de ontginningen in de Breeveldpolder. Het huidige verkavelingspatroon dateert nog uit die tijd (Haartsen, 2003). Op historische kaarten vanaf 1614 waarop het plangebied zichtbaar is (Hart et al, 1969; Zandvliet, 1989; De Roy, 1973; Sijmons & van Eeghen, 1990; Wolters-Noordhoff, 1990) is de ruime omgeving van het plangebied als onbebouwd weergegeven. Juist ten oosten van het plangebied is onder andere op het Kaartboek van het Groot-Waterschap van Woerden uit 1670 (Vingboons & Vingboons, 1974) een woonhuis of boerderij weergegeven. Het bevindt zich ten westen van de kruising 18 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek waar de Cattenbroeker en de Schey Sloot samenkomen (figuur 7). Op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 staat echter binnen en in een ruime zone buiten het plangebied geen bebouwing meer weergegeven (figuur 8). In de jaren 90 van de vorige eeuw is ten behoeve van de ontwikkeling van Snel en Polanen ten westen van het plangebied met de zandwinning gestart. Tevens is in het zuidelijk deel van het plangebied een buis ingegraven ten behoeve van het zandtransport (amateurarcheoloog dhr. P. Stoel). Uoor Figuur 7. De ligging van het plangebied (blauwe cirkel) geprojecteerd op een weergave van het Kaartboek van het Groot-Waterschap van Woerden uit 1670. 19 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, g e m e e n t e W o e r d e n Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 123400 123600 123500 I - \ > . • • > ^ . \ - ' \ » .p - ^. .- _ ^ _ i: l 1 Ar . ! •••• /• a \ \ s y 1| *-*• v y y X / y _ X' S\ s \ , - • x i! ^\ s \ --Ä .y' ! \ ! \\ ...VirfT. y '' y \» ! ~y y" y" *&0 .-Ä! y s s .s X x y X' y V y* y S s " "'S. i s 100 1250? ir- y y 123400 y RA^flf . 20Q9--'' ' l ^ l l ^ s_ ! 123600 Figuur 8. Projectie van het plangebied (onderbroken lijn) op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 (bron: http://www. watwaswaar. nl). 20 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Op basis van de bekende topografische gegevens en de hoogtegegevens van de directe omgeving van het plangebied is zes jaar geleden een ontwerp gemaakt voor een aangepaste landschapsinrichting. Onderdeel hiervan zijn het verbreden van de aanwezige sloten ten oosten van het plangebied ten behoeve van een natuurstrook en het ophogen van het maaiveld in voornamelijk het oostelijk deel van het plangebied. Bovendien is over het centrale deel van het plangebied een nieuwe, kronkelende sloot gegraven. De keuze voor de ligging van deze nieuwe sloot is gebaseerd op een duidelijk herkenbare verhoging in het landschap (Gemeente Woerden). Bekende archeologische waarden ARCHIS en AMK Volgens de Archeologische Monumenten Kaart bevinden zich in de nabijheid (<1000m) van het plangebied geen archeologische monumenten. Volgens het ARCHeologisch Informatie Systeem zijn in de directe omgeving van het plangebied (straal van ca. 500 m) een aantal archeologische vindplaatsen bekend. Het betreft waarnemingen van vuurstenen en bewerkte botten, waaronder een aantal geweibijlen en Neolithische fragmenten aardewerk (ARCHIS-waarnemingsnummer 59.349 en 59.352). De archeologische resten zijn gevonden in de afvalstort van een geavanceerde grondstofscheidingsinstallatie bij een grind-/zandwinput van de toekomstige recreatiepias Cattenbroek. KICH en molendatabase Het raadplegen van het cultuurhistorische informatiesysteem KICH (http://www.kich.nl) en de molendatabase (http://www.molendatabase.nl) heeft geen aanvullende relevante archeologische informatie opgeleverd. IKAWen CHS Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden geldt voor de ruime omgeving van het plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. In het oostelijk deel van het plangebied is echter een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans is gebaseerd op de aanwezigheid van crevasseafzettingen in de ondergrond (Deeben, 2005). Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Utrecht (Blijdenstijn, 2005) valt het plangebied binnen de kom Rijerskop, hierin is een zone met een middelmatige archeologische verwachting aangegeven die verband houdt met de aanwezige crevasse (geraadpleegd via http://geocement. esrinl.com/cultuurhistorie/limes.html). Gespecificeerde archeologische verwachting In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. De verwachte resten, bewoningsresten in de vorm van nederzettingen, zullen bij karterend onderzoek voornamelijk herkenbaar zijn aan fragmenten vuursteen, houtskool, al dan niet verbrand bot, aardewerk, verbrande leem en een cultuurlaag. 21 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van de Oude Rijn) wordt verwacht dat archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak bevinden. Volgens het bureauonderzoek kunnen op basis van de archeologische vondsten in de directe omgeving van het plangebied eveneens archeologische resten uit het Paleolithicum verwacht worden. In overleg tussen de gemeente Woerden (Hester van den Ende) en de provincie Utrecht (Lisa Wouters) is besloten dat hiervoor in het kader van de beperkte uitbreiding van de recreatieplas geen onderzoek verplicht is. De verwachte resten worden op een zodanige diepte (20 tot 36 m -Mv) verwacht dat deze met regulier archeologisch onderzoek onmogelijk onderzocht kunnen worden. 22 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 3 Veldonderzoek * i * *ü 3.1 Methoden Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een karterend booronderzoek (figuur 9). De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.1. Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal 70 boringen verricht in een grid van circa 17,5 bij 20 m. Nabij boring 9 zijn binnen dit karterende boorgrid nog tussenboringen uitgevoerd om een meer gedetailleerd beeld te krijgen. De boorraaien zijn zoveel mogelijk haaks op de verwachte ligging van de crevasse gezet (figuur 9). De boringen in een raai versprongen ten opzichte van die in de naastgelegen raai, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken ontstond. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten nederzettingsterreinen uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004; Tol e.a., 2006). De gemiddelde boordiepte bedroeg circa 3,3 m -Mv met een maximale boordiepte van circa 5,0 m -Mv. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met een diameter van 3 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven en met een GPS ingemeten (x-, y- en z-waarden). Het opgehoorde materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Tijdens het veldonderzoek is 1 monster genomen van de top van de crevasseafzettingen in boring 9. Het monster is nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 1 mm. De zeefresiduen zijn bij kamertemperatuur gedroogd en vervolgens onder een binoculair met opvallend licht (Leica, vergroting maximaal 64 x) geïnspecteerd op het voorkomen van artefacten en mogelijk antropogene objecten (zogenaamde archeologische indicatoren, zoals vuursteen, gebroken kwarts, aardewerk, al dan niet verbrand bot en hazelnoot en houtskool). 23 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Figuur 9. Resultaten booronderzoek. 24 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Tegelijkertijd met het booronderzoek is een visuele inspectie uitgevoerd. Er is in het bijzonder aandacht geschonken aan (relatieve) hoogteverschillen in het plangebied. De vondstzichtbaarheid aan het maaiveld was in het plangebied vanwege de begroeiing (gras) slecht. De oppervlaktekartering heeft zich daarom beperkt tot de inspectie van molshopen, slootkanten en andere bodemontsluitingen (voor de resultaten zie paragraaf 3.2). 3.2 Resultaten Geologie en bodem In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele klei en (zegge)veen. Vooral langs de oostelijke grens van het plangebied is sprake van opgebrachte grond. Deze laag met een gemiddelde dikte van circa 30 cm, bestaat zowel uit klei, afkomstig van de verbrede sloten ten oosten van het plangebied, als uit zand dat een gevolg is van de werkzaamheden die gepaard gaan met de zandwinning. De bovenste circa 30 cm van het bodemprofiel wordt gevormd door de bouwvoor en is over het algemeen opgebouwd uit (donker) bruingrijs, humeus, sterk tot uiterst siltige klei met zandbijmenging. De bouwvoor gaat vervolgens over in een laag (licht bruin)grijze, matig tot sterk siltige, humeuze klei met ijzervlekken. Deze klei wordt geïnterpreteerd als komklei, afgezet vanuit de Oude Rijn. Toenemend met de diepte komen humuslagen voor en naar het westen toe bestaan de komafzettingen uit een afwisseling van klei en zeggeveen. In een groot aantal boringen (figuur 9) zijn direct onder de bouwvoor vanaf gemiddeld 0,4 m -Mv (ca. 1,5 m -NAP) intacte crevasseafzettingen aangetroffen. Deze bestaan over het algemeen uit uiterst siltige, humeuze, veelal kalkrijke klei met plantenresten en silt- en/of zandlagen. In enkele boringen bevat deze klei enkele humus-, of detrituslagen. Dit pakket klei is geïnterpreteerd als verlandingsafzettingen; deze markeren de laatste fase van activiteit van de crevassegeul. In de boringen 1 , 2 , 3 , 46 en 55 is bovendien onderin het pakket zwak siltig, kalkrijk, matig fijn tot matig grof zand met veel humus- en kleilagen en schelpengruis aangetroffen. Dit pakket zand is geïnterpreteerd als de beddingafzettingen die zijn afgezet in de hoofdgeul van de crevasse. Na analyse van het AHN in combinatie met de locatie van bovenstaande boringen, alle aan de oostelijke grens van het plangebied, kan worden afgeleid dat de hoofdgeul van de crevasse zich hoofdzakelijk midden in de recentelijk gegraven kronkelende sloot bevindt. Dit is goed zichtbaar op figuur 9 waarin de dikte van de crevasseafzettingen wordt weergegeven. In het plangebied is de ligging van de crevasse aan het maaiveld niet duidelijk aan hoogteverschillen te herkennen, behalve dat deze globaal is af te leiden uit de ligging en vorm van de gegraven sloot. Buiten het plangebied echter, op de toegangsweg tot het plangebied ten zuiden van de zandwinningspias, is een duidelijke verhoging waarneembaar (figuur 4; hoge plek net rechts van de noordpijl). Deze locatie komt precies overeen met de geprojecteerde ligging van de crevasse op de geo(morfo)logische en bodemkaarten. 25 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Inspectie van ondermeer molshopen en andere bodemontsluitingen heeft geen nadere informatie opgeleverd. Wel is diverse malen met de gutsboor een kern gestoken van de bodem in de gegraven sloot ten oosten van het plangebied omdat hier de ligging van de crevasse werd vermoed. De boorkernen gaven een overeenkomstig beeld, verlandings- en crevasseafzettingen, met de meest oostelijke boringen in het plangebied (boringen 39, 42 en 55) en bevestigen het vermoeden van de ligging van de crevasse in de ondergrond. Archeologie Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen (figuren 9 en 10). Boring Indicatoren diepte in cm -Mv 9 houtskool en verbrande leem in een donkere laag 45 - 60 12 houtskool en verbrande leem in een donkere laag 35-70 68 houtskool 40 - 80 Op basis van deze indicatoren zijn twee vindplaatsen onderscheiden: vindplaats WOSP-1 (rondom de boringen 9 en 68) en vindplaats WOSP-2 (rondom boring 12). Voor beide vindplaatsen geldt dat de indicatoren zijn aangetroffen in een laag (donker bruin) grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De klei is stevig en gerijpt. De dikte van deze laag is circa 25 cm en ligt gemiddeld op 40 cm -Mv, net onder de bouwvoor. Er zijn in het plangebied geen verstoringen dieper dan de bouwvoor aangetroffen. De laag is geïnterpreteerd als cultuurlaag, waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. Een cultuurlaag is een pakket met afvalresten dat is ontstaan door (langdurige) bewoning of gebruik van een bepaalde locatie. Op basis van de aangetroffen archeologische indicatoren kunnen de vindplaatsen niet worden gedateerd. Vindplaats WOSP-1 ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 411946 Coördinaten: 123.366/455.648; Kaartblad: 31G Gemeente: Woerden; Toponiem: Recreatiepias Cattenbroek Vondstomstandigheden: booronderzoek Boringen: 9 en 68 Huidig grondgebruik: grasland Geomorfologie: crevasserug Hoogte maaiveld t.o.v. NAP: circa 0,9 m -NAP Type vindplaats: mogelijke nederzetting op de (flank van de ) crevasserug Omvang vindplaats: Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 20 m. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de gegraven sloot, waar geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Mogelijk strekt de vindplaats zich nog verder naar het oosten uit. 26 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Figuur 10. Advieskaart. 27 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Datering: Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen Vondstmateriaal: fragmenten houtskool en verbrande leem in een donkere (cultuur)laag Diepteligging archeologische laag/vondsten: circa 40 - 70 cm -Mv Vindplaats WOSP-2 ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 411949 Coördinaten: 123.354/455.609; Kaartblad: 31G Gemeente: Woerden; Toponiem: Recreatiepias Cattenbroek Vondstomstandigheden: booronderzoek Boring: 12 Huidig grondgebruik: grasland Geomorfologie: crevasserug Hoogte maaiveld t.o.v. NAP: circa 1,2 m -NAP Type vindplaats: mogelijke nederzetting op de (flank van de ) crevasserug Omvang vindplaats: Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 15 m. Datering: Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen Vondstmateriaal: enkele fragmenten houtskool en verbrande leem in een donkere (cultuur)laag Diepteligging archeologische laag/vondsten: circa 35-70 cm -Mv 28 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van de Oude Rijn) wordt op basis van het bureauonderzoek verwacht dat archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak bevinden. Ten behoeve van het booronderzoek is een Plan van Aanpak (Coppens, 2009) opgesteld. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de onderzoeksvragen en de bijbehorende antwoorden met een verwijzing naar de desbetreffende paragrafen en hoofdstukken. 1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? Zie hoofdstuk 2 'Bureauonderzoek'. 2. Zijn in het plangebied tot 250 cm beneden maaiveld archeologische waarden aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? Tijdens het veldonderzoek zijn 2 archeologische vindplaatsen in het plangebied aangetroffen die door de geplande inrichting worden bedreigd. Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'. 3. Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen? Tijdens het veldonderzoek zijn 2 archeologische vindplaatsen in het plangebied aangetroffen. In de top van crevasseafzettingen zijn fragmenten houtskool en verbrande leem aangetroffen. De omvang van vindplaats WOSP-1 is circa 17 bij 20 m. De omvang van vindplaats WOSP-2 is circa 15 bij 15 m. Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'. 29 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 4. Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische tie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn posi- aangetroffen? De twee vindplaatsen bevinden zich in de top van de crevasseafzettingen, direct onder de bouwvoor. In beide vindplaatsen is sprake van een circa 30 cm dikke cultuurlaag. 5. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied een crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele klei en (zegge)veen. De oostelijke begrenzing van de crevasse ligt buiten onderhavig plangebied. Zie § 3.2 'Resultaten - Geologie en bodem'. 6. Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? De diepteligging van vindplaats WOSP-1 is: circa 40-70 cm -Mv. De diepteligging van vindplaats WOSP-2 is: circa 35-70 cm -Mv Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'. 7. Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is? Het bodemprofiel is geheel intact, behalve in de bouwvoor, in enkele dieper verstoorde locaties als gevolg van gedempte sloten en in de opgebrachte grond in het oostelijk deel van het plangebied. Binnen de twee vindplaatsen zijn geen diepere verstoringen aangetroffen. Vervolgonderzoek binnen de vindplaatsen is dus zinvol. 8. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? Om verstoring van de vindplaatsen te voorkomen wordt planinpassing aanbevolen: een maximale verstoringsdiepte van de bovengrond die zich beperkt tot de huidige bouwvoor. Dat wil zeggen maximaal circa 20 cm -Mv. Bij uitvoer van de huidige planvorming dient eerst een waarderend onderzoek met proefsleuven uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat sprake is van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze alsnog ingepast te worden (behoud in situ) ofwel helemaal opgegraven te worden (behoud ex situ). 9. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3), kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van de recreatiepias archeologische waarden zullen worden verstoord. Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). 30 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau-en inventariserend veldonderzoek 4.2 Aanbevelingen Geadviseerd wordt om de 2 archeologische vindplaatsen, WOSP-1 en WOSP-2, in het plangebied in situ te beschermen. Om verstoring van de vindplaatsen te voorkomen wordt planinpassing aanbevolen: een maximale verstoringsdiepte van de bovengrond die zich beperkt tot de huidige bouwvoor. Dat wil zeggen maximaal circa 20 cm -Mv. Behoud van de archeologische vindplaatsen bij een niet-aangepaste uitvoering van de huidige plannen is gezien de geringe diepteligging en de kwetsbaarheid van de archeologische resten niet mogelijk. Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Tijdens dit proefsleuvenonderzoek zal met name informatie over de aard, datering en kwaliteit van de archeologische resten moeten worden verkregen. Voor het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek is het opstellen van een Programma van Eisen (PvE) verplicht conform de KNA versie 3.1. In het PvE worden de voorwaarden vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen. Tevens wordt aanbevolen om in het PvE op te nemen om een datering uit te voeren naar het begin en einde van de activiteit van de crevasse. In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met de gemeente Woerden (mevr. drs. H. van den Ende). 31 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatieptas Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 32 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Literatuur Berendsen, H.J.A., 1982. De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch geografische studie. Blad 1 Harmeien. Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land: inleiding in de geologie en de geomorfologie. Fysische geografie van Nederland. Assen. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine- Meuse Delta, The Netherlands. Van Gorcum, Assen. Blijdenstijn, R., 2005. Tastbare tijd: cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Amsterdam. Coppens, 2009. Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plangebied recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Leiden. Deeben, J.H.C, (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (ontleend aan http://www.archis.nl). Eilander, D.A., J.L. Kloosterhuis, J.C. Pape, 1970. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 31 Oost, Utrecht. Wageningen. Haartsen, A., 2003. Het Land van Woerden. Woerden. Hart, G. 't, J. Dou & S. P. van Broeckhuysen, 1969. Kaartboek van Rijnland 1746: facsimile. Alphen aan den Rijn. Meene, E.A. van de, M. van Meerkerk & J. van der Staay, 1988. Geologische kaart van Nederland 1:50.000; 31 Oost Utrecht. Haarlem. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Roy, B. de, 1973. Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht. Canaletto, Alphen aan den Rijn. Sijmons, A.H., I.H. van Eeghen, 1990. Jacob Aertsz. Colom's kaart van Holland 1681. Alphen aan den Rijn. Stiboka/RGD, 1975. Geomorfologische kaart 1:50.000; 31 Utrecht. Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, Wageningen. Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAPRapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen, M. Verbruggen, 2006. Leidraad inventariserend veldonderzoek: Deel: karterend booronderzoek. SIKB, Alphen aan den Rijn. Vingboons, D. & J. Vingboons, 1974. Kaartboek van het Groot-Waterschap van Woerden 1670. Alphen aan den Rijn. Wolters-Noordhoff, 1990. Grofe historische atlas van Nederland 1:50.000: deel 1: WestNederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff, Groningen. Zandvliet, K., 1989. Prins Maurits' kaart van Rijnland en omliggend gebied: door Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1614 getekend. Canaletto, Alphen aan den Rijn. 33 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Gebruikte afkortingen AHN Actueel Hoogtebestand Nederland AMK Archeologische MonumentenKaart ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem CHS Cultuurhistorische Hoofdstructuur DINO Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden IVO(-P) Inventariserend Veldonderzoek (Proefsleuven) KICH Kennisinfrastructuur CultuurHistorie KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie -Mv beneden maaiveld NAP Normaal Amsterdams Peil NITG Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen PvE Programma van Eisen SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer TNO Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek 34 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Verklarende woordenlijst afzetting Neerslag of bezinking van materiaal. archeologie Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden. cope-ontginning Ontginningen uitgevoerd in opdracht van een Heer of Bisschop, specifiek voor het Noordhollands-Utrechts veengebied. De maximale lengte van de kavels is ongeveer 1250 meter. crevasse Doorbraakgeul door een oeverwal. crevasserug Geheel van afzettingen t.g.v. een doorbraak van een oeverwal of stroomrug. differentiële klink Het in ongelijke mate inklinken van zand, klei en veen. erosie Verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water. geologie Aardkunde, leer van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen. geomorfologie Verklarende beschrijving van de vormen van de aardoppervlakte in verband met de wijze van hun ontstaan. geul Brede en diep uitgeslepen aan- en afvoerwegen van de eb- en vloedstroom in een waddengebied. klink Maaivelddaling van veen- en kleigronden als gevolg van ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp. kom Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. meander Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes. meanderen (van rivieren of beken) zich bochtig door het landschap slingeren. meanderende rivier Een kronkelende rivier met min of meer lusvormige bochten. Mesolithicum Midden Steentijd, in Nederland ca. 10.000-6.000 jaar geleden. 35 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Middeleeuwen De tijdruimte tussen de oudheid en de nieuwe tijd, gewoonlijk gerekend van de val van het West-Romeinse rijk (476) tot de ontdekking van Amerika (1492), ook wel van 500 tot 1500 ad. nederzetting (-sterrein) Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden. Neolithicum Nieuwe Steentijd, in Nederland ca. 8800-3700 jaar geleden. oeverwal Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt. Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. sediment Afzetting gevormd door het bijeenbrengen van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen. Soms in iets te ruime zin ook gebruikt voor sedentaat. sedimentatie Het afzetten van materiaal. stroomrug Niet meer functionerende, dichtgeslibde rivierloop met bijbehorende oeverwallen welke als geheel door differentiële klink als een rug zichtbaar is. stroomgordel Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaardafzettingen, al dan niet met restgeul(en). veen Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting. vindplaats Plaats waar archeologisch materiaal is verzameld ofte verzamelen is (ook: site). vlechtende rivier Een verwilderde of vlechtende rivier bestaat uit een stelsel van meerdere, ondiepe waterlopen die zich herhaaldelijk splitsen en samenvoegen. wetering Gegraven water, groter dan een sloot. 36 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster). Figuur 2. Overzicht van de voorgenomen uitbreiding van de wateroppervlakte van de recreatiepias Cattenbroek (bron: gemeente Woerden). Figuur 3. Overzicht van het plangebied; foto genomen in zuidoostelijke richting (onderbroken lijn: grens plangebied). Figuur 4. Ligging van het plangebied (zwart) op het AHN (bewerking). Figuur 5. Schematische doorsnede van het rivierengebied (naar: Berendsen, 2004). Figuur 6. In de ondergrond van het plangebied (blauw) gekarteerde stroomgordels; groen: Oude Rijn met bijbehorende crevasses, geel: Linschoten en bruin: Korte Linschoten (bron: Berendsen & Stouthamer, 2001). Figuur 7. De ligging van het plangebied (blauwe cirkel) geprojecteerd op een weergave van het Kaart- Figuur 8 Projectie van het plangebied (onderbroken lijn) op de kadastrale minuut uit de periode 1811- boek van het Groot-Waterschap van Woerden uit 1670. 1832 (bron: http://www.watwaswaar.nl). Figuur 9. Resultaten booronderzoek. Figuur 10. Advieskaart. Tabel 1. Archeologische tijdschaal. Bijlage 1. Boorbeschrijvingen (cd-rom). 37 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek 38 RAAP-RAPPORT 2011 Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Bijlage 1: Boorbeschrijvingen De boorbeschrijvingen staan op de bijgevoegde cd-rom. 39 Bijlage 4 Archeologisch proefsleuvenonderzoek 166 Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek Gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek drs. Y. Raczynski Henk RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, 2010 RAAP Archeologisch Adviesbureau Colofon Opdrachtgever: Gemeente Woerden Titel: Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden; archeologisch proefsleuvenonderzoek Status: eindversie Datum: 26 maart 2010 Auteur: drs. Y. Raczynski Henk Projectcode: WOSP2 Bestandsnaam: RA2069J/VOSP2 Projectleider: drs. Y. Raczynski Henk Projectmedewerkers: E. Lyklema MA & dhr. F. van der Wal ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 38748 Autorisatie: drs. I.A. Schute ISSN: 0925-6229 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b telefoon: 0294-491 500 1382 LV Weesp telefax: 0294-491 519 Postbus 5069 E-mail: [email protected] 1380 GB Weesp © RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2010 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Calienbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Samenvatting In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 januari 2010 een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de mogelijke uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek ten behoeve van zandwinning in de gemeente Woerden. Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit de prehistorie aangetroffen. De archeologische indicatoren uit het booronderzoek, te weten de cultuurlaag, de houtskool en de verbrande leem, bleken op grond van het proefsleuvenonderzoek het resultaat te zijn van een samenloop van natuurlijke omstandigheden. De 'cultuurlaag' bleek in de proefsleuven een laklaag te zijn, een humeuze bodemhorizont die het resultaat is van bodemvormende processen, niet van menselijk handelen. De verbrande leem kon verklaard worden als een relatief grote hoeveelheid ijzervlekken in de top van de crevasseafzettingen waaruit de ondergrond van het plangebied bestaat. Dit is eveneens het gevolg van bodemvormende processen. In de proefsleuven is wel degelijk houtskool aangetroffen, maar daarbij gaat het om verspoeld materiaal dat tijdens de laatste fase van activiteit van de geul door water van elders is aangevoerd. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn aanwijzingen gevonden voor middeleeuwse landontginningen volgens het zogenaamde copesysteem. Dit cultuurlandschap is tussen de 11e en 13e eeuw ontstaan, maar bepaalt tot de dag van vandaag in grote delen van (westelijk) Utrecht en de kustgebieden van Zuid- en Noord-Holland het aangezicht van het platteland. Op basis daarvan is de informatiewaarde van de vindplaats zeer gering en wordt deze als niet behoudenswaardig gewaardeerd, en wordt voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek. gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Inhoud Samenvatting 4 1 Inleiding 6 1.1 Kaderen doelstelling 6 1.2 Administratieve gegevens 7 2 Voorgaand onderzoek 9 3 Doel van het onderzoek 11 4 Methoden 13 5 Resultaten 15 5.1 Fysisch geografisch onderzoek 15 5.2 Archeologie 15 6 Conclusies en aanbevelingen 20 6.1 Conclusies 20 6.2 Aanbevelingen 22 Literatuur 23 Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen 23 Bijlage 1: Sporenlijst 24 Bijlage 2: Monsterlijst 24 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 januari 2010 een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de mogelijke uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek ten behoeve van zandwinning in de gemeente Woerden (figuur 1). Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd) en omliggende ARCHIS waarnemingen (rood) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster). Het betreft het vervolg op een eerdere fase van het onderzoek dat bestond uit een karterend booronderzoek (Coppens, 2009). Op grond van de resultaten daarvan werd geconcludeerd dat er mogelijk belangrijke archeologische waarden/grondsporen aanwezig zijn in twee kleine delen van het plangebied (figuur 2). Naar aanleiding hiervan werd aanbevolen om dit door middel van proefsleuven te laten vaststellen. RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Voorafgaand aan de uitvoering van het proefsleuvenonderzoek is, conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA; http://www.sikb.nl), een Programma van Eisen (PvE) opgesteld (Stiller, 2009). Dit PvE diende als leidraad voor het onderzoek. Het gebied dat door middel van proefsleuven is onderzocht, betreft het noordelijke deel van het plangebied (figuur 2). Het primaire doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het al dan niet vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zich tevens te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventuele archeologische grondsporen/resten. In hoofdstuk 3 zijn de specifieke onderzoeksvragen met betrekking tot deze aspecten uiteengezet. Het veldwerk is uitgevoerd op 6 en 7 januari 2010. Bij het veldonderzoek zijn geen amateurarcheologen betrokken geweest. De uitwerking vond plaats tussen 8 januari en 2 februari 2010. Onderzoeksdocumentatie en vondstmateriaal zullen te zijner tijd worden overgedragen aan het depot van de provincie Utrecht. RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd volgens de normen die gelden voor de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1 (KNA), welke wordt beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. 1.2 Administratieve gegevens Gemeente: Woerden Plaats: Woerden Plangebied: Recreatiepias Cattenbroek Centrumcoördinaten: 123.361 / 455.647 ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing CIS-code:38748 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Figuur 2. Resultaten booronderzoek en ligging proefsleuven. RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Caltenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 2 Voorgaand onderzoek In juli en augustus 2009 heeft in het plangebied archeologisch booronderzoek plaatsgevonden (Coppens, 2009). Dit onderzoek bestond in een eerste fase uit een karterend booronderzoek met boringen in een driehoeksgrid van 17,50 bij 20 m. Voorafgaand aan het booronderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om de geologische, bodemkundige en landschappelijke kenmerken alsmede de bekende en verwachte archeologische waarden van het plangebied te inventariseren. Uit het inventariserend veldonderzoek bleek dat er, in overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek, in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen is. Langs de oostelijke grens van het plangebied is sprake van opgebrachte grond. In het grootste deel van het plangebied zijn direct onder de bouwvoor vanaf gemiddeld 0,4 m -Mv (circa 1,5 m -NAP) intacte crevasseafzettingen aangetroffen, bestaande uit uiterst siltige, humeuze, veelal kalkrijke klei met plantenresten en silt- en/of zandlagen. Dit pakket klei is geïnterpreteerd als verlandingsafzettingen; deze markeren de laatste fase van activiteit van de crevassegeul. In enkele boringen zijn op een dieper niveau beddingafzettingen bestaande uit fijn tot matig grof zand met veel humus- en kleilagen en schelpengruis aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen, het betreft daarbij houtskool en verbrande leem, aangetroffen in een donkere laag. Op basis van deze indicatoren zijn 2 vindplaatsen onderscheiden: vindplaats WOSP-1 (figuur 2: rondom boringen 9 en 68) en vindplaats WOSP-2 (figuur 2: rondom boring 12). Voor beide vindplaatsen geldt dat de indicatoren zijn aangetroffen in een laag (donkerbruin)grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De klei is stevig en gerijpt. De dikte van deze laag is circa 25 cm en ligt gemiddeld op 40 cm -Mv, net onder de bouwvoor. De laag is geïnterpreteerd als cultuurlaag, waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. Een cultuurlaag is een pakket met afvalresten, dat is ontstaan door (langdurige) bewoning of gebruik van een bepaalde locatie. Op basis van de aangetroffen archeologische indicatoren kunnen de vindplaatsen niet worden gedateerd. Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald (figuur 2). De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 20 m. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de gegraven sloot, waar geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Mogelijk strekt de vindplaats zich nog verder naar het oosten uit. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 15 m. Op basis hiervan werd aanbevolen om waarderend archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uit te voeren met het doel de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventuele archeologische grondsporen/resten te bepalen RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek teneinde de daadwerkelijke waarde van de vindplaats(en) vast te kunnen stellen. Dit onderzoek diende plaats te vinden binnen de op figuur 2 aangegeven zone in het noorden van het plangebied, waar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn gevonden. Archeologische perioden Tijdperk Datering Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C) •1795 Nieuwe tijd •1650 •1500 Middeleeuwen Laat Vol Ottoons Karolingisch Merovingisch laat Merovingisch vroeg Romeinse tijd Ijzertijd Bronstijd Neolithicum {Nieuwe Steentijd) Mesolithicum (Midden Steentijd) Paleolithicum (Oude Steentijd) Laat Midden Vroeg •1250 •1050 •900 725 525 450 270 70 na Chr. 15 voor Chr. Laat Midden Vroeg Laat Midden 250 500 800 1100 1800 Vroeg Laat 2000 Midden Vroeg 4200 2850 4900/5300 Laat Midden Vroeg 6450 8640 9700 Laat Jong B Jong A Midden 12.500 16.000 35.000 250.000 Oud tabeH_sta"daard_Ardieob3ffich_RMPJ010 Tabel 1. Archeologische tijdschaal. 10 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 3 Doel van het onderzoek Het waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek (zie hoofdstuk 2), met het doel te bepalen wat de aard, omvang, datering, kwaliteit en diepteligging van de mogelijk aanwezige archeologische grondsporen/resten is. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn bepalend voor de vraag hoe verder met deze archeologische waarden dient te worden omgegaan. Indien de vindplaatsen behoudenswaardig blijken te zijn, zal moeten worden beoordeeld of deze bij de inrichting van het terrein kunnen worden ingepast. Indien een dergelijke conserverende inrichting niet mogelijk is, dan komen de vindplaatsen mogelijk voor een opgraving in aanmerking. Het voornaamste doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zicht tevens te richten op een aantal aanvullende aspecten ten aanzien van de archeologische grondsporen/resten. In het Programma van Eisen zijn hiervoor specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die door middel van het proefsleuvenonderzoek beantwoord dienen te worden (Stiller, 2009): - Komt de archeologische verwachting per vindplaats overeen met de resultaten uit eerder (veld) onderzoek? - Zijn in de onderzoeksgebieden de archeologische waarden aanwezig waarvan vermoed wordt dat ze aanwezig zouden zijn op basis van eerder onderzoek ? - Zijn de vindplaatsen te begrenzen en wat is dan de horizontale begrenzing, de ligging en de omvang van de vindplaats/archeologische resten? - Zijn in het onderzoeksgebied archeologische grondsporen aanwezig en wat is de aard, datering en conserveringstoestand van deze grondsporen? - Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? - Wat is de diepteligging (t.o.v. maaiveld), de dikte en de stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen? - Wat is de aard, datering en conserveringstoestand van de archeologische laag en/of resten? - Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten? - Zijn er aanwijzingen voor nederzettingsterreinen die nog niet bekend zijn naar aanleiding van eerder onderzoek? - Zijn de onderzoeksgebieden verstoord en zo ja in welke mate? - Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk d.m.v. opgraving? 11 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Naast de bovenstaande vragen zijn er enkele geologische vragen betreffende de crevassegeul: - Wat is de ouderdom van de crevassegeul? - Zijn er uitspraken te doen over de opbouw en ontstaansgeschiedenis van de crevassegeul? 12 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 4 Methoden Aantal proefsleuven en afmetingen In totaal zijn er 2 proefsleuven aangelegd met 2 vlakken. Put 1 heeft een lengte van 19 m, put 2 is 50 m lang. Beide sleuven hebben een breedte van 2 m. In vlak 2 van put 2 is het zuidelijke einde over een lengte van 8,5 m verbreed tot 4 m. Het totale oppervlak van de aangelegde vlakken bedraagt 265 m2, waarvan 120,5 m2 in vlak 1 en 144,5 m 2 in vlak 2 (figuur 3). Plaatsing van de proefsleuven De proefsleuven zijn aangelegd conform het Programma van Eisen (figuur 3). Opgravingsvlakken en profielen In beide proefsleuven zijn 2 opgravingsvlakken aangelegd. Vlak 1 is aangelegd in de top van de humeuze laag aan de basis van de bouwvoor, vlak 2 is aangelegd net onder deze laag, in de top van de crevasseafzettingen. De diepte van de sleuven bedroeg circa 0,8 m -Mv na aanleg van vlak 2. Voor de profielwanden zijn de volgende vlaknummers gereserveerd: 101 (noordprofiel) en 102 (oostprofiel). De sporen en bodemlagen zijn in een reeks per proefsleuf en vlak genummerd. Van één profiel per put zijn foto's genomen. Deze opnames zijn gemaakt op afstanden van 5 m over de gehele lengte van iedere put. Alle vlakken zijn digitaal ingemeten met behulp van een Robotic Total Station (RTS). Hierbij is gebruikgemaakt van een lokaal meetsysteem dat door een extern landmeetkundig bureau door middel van een GPS (grondslagpunten met Z-waarden) is uitgezet. Dit meetsysteem is ingemeten in het Rijksdriehoeksnet. De hoogte van de aangelegde vlakken is ingemeten ten opzichte van NAP. Afwerking en behandeling van sporen en vondsten De grondsporen zijn ingemeten en op de vlaktekening ingetekend. Vervolgens is één waarschijnlijk niet tot een structuur behorend grondspoor gecoupeerd en in profiel getekend. Abusievelijk is verzuimd de greppel in put 2 te couperen. Bemonstering Ten behoeve van een datering van de (verlanding van de) crevassegeul is een pollenbak geslagen in profiel 101-1 van put 1. Tevens is ten behoeve van een eventuele datering in vlak 2 van put 2 een houtskoolmonster verzameld (figuur 3). Afwijkingen en aanpassingen van de onderzoeksstrategie Put 1 is circa 10 m korter dan voorzien in het Programma van Eisen. De reden hiervoor is dat de uiteinden van de sleuf zowel in het oosten als het westen in het water uitkomen. Het onderzoek is uitgevoerd op een smalle strook land tussen een sloot in het oosten en de recreatiepias in het westen. Deze strook is in werkelijkheid aanzienlijk smaller dan op de kaart waarop de lengte van de sleuven gebaseerd is. 13 Figuur 3. Result RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 5 Resultaten 5.1 Fysisch geografisch onderzoek 5.1.1 Geologie en geomorfologie De ondergrond van het plangebeid bestaat uit matig tot sterk siltige klei, die gerekend wordt tot de laatste fase van verlanding van de crevassegeul die min of meer van noord naar zuid het plangebied doorsnijdt. De geul vormt een inversierug, een (lichte) verhoging in het terrein als gevolg van differentiële klink van de geulafzettingen en het ernaast gelegen veen, waarin de geul zich heeft ingesneden. Deze geul is afkomstig van de Rijn, en wordt geologisch gerekend tot de Formatie van Echteld (NITG-TNO, 2003). 5.1.2 Bodemopbouw Aan de hand van de profielen in de proefsleuven kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven (figuur 5): De bovenste circa 30 tot 40 cm van het bodemprofiel wordt gevormd door de bouwvoor en is over het algemeen opgebouwd uit (donker)bruingrijs, humeus, sterk tot uiterst siltige klei (S1001/2001/2007). In het zuiden van put 2 is de bouwvoor wat dikker, en ook in vlak 2 nog aanwezig. De bouwvoor gaat vervolgens over in een laag (lichtbruin)grijze, matig tot sterk siltige, humeuze klei met zeer veel ijzen/lekken (S1004/2003). Deze klei wordt geïnterpreteerd als (rest)geulafzettingen, afgezet vanuit de Oude Rijn. In de top van deze afzettingen heeft zich een donkergrijze tot grijze, humeuze laklaag gevormd (S1003/2002). De kleur en humusgehalte van deze laag varieert in laterale zin, maar komt wel over de gehele lengte van beide sleuven voor. 5.2 Archeologie 5.2.1 Grondsporen In de opgravingsvlakken is een kleine hoeveelheid bodemverkleuringen waargenomen. In een klein aantal gevallen gaat het om archeologische grondsporen. De overige betreffen hoofdzakelijk natuurlijke bodemverkleuringen, veroorzaakt door bodemvormende processen, grondwaterfluctuaties en bioturbatie. Op enkele plaatsen zijn recente vergravingen aangetroffen (S2001/2007). De archeologische grondsporen bestaan uit een paalkuil en een greppel. Greppel In put 2 is een smalle greppel aangetroffen met een zuidwest-noordoostelijke oriëntatie (figuur 3: S2004/2005). De top van het spoor bevindt zich direct onder de bouwvoor (s2001). Abusievelijk is verzuimd de greppel te couperen. 15 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Paalkuil In het zuidelijke deel van put 2 is een rechthoekige paalkuil aangetroffen in vlak 2 (figuur 3: S2006; figuur 4). Hoewel deze kuil in vlak 1 in de top van de laklaag (S2002) niet is waargenomen, doet de vulling van het spoor sterk denken aan de vulling van de ten noorden van de kuil aangetroffen greppel. De rechthoekige vorm en de zeer scherp afgetekende begrenzing wijzen mogelijk eveneens op een jongere datering. Het spoor is gecoupeerd en afgewerkt in de hoop (dateerbaar) vondstmateriaal te verzamelen, maar zonder resultaat. Ter hoogte van spoor 2006 is put 2 over een lengte van circa 8 m verbreed om vast te stellen of de paalkuil eventueel deel uitmaakt van een structuur, hetgeen echter niet het geval was. Figuur 4. Spoor 2006. 5.2.2 Vondsten en monsters Vondsten Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen vondsten aangetroffen. Monsters Er zijn 2 monsters genomen. Monster 1 betreft een pollenbak in profiel 101 van put 1 (figuur 5). Deze pollenbak is dusdanig geslagen dat hij volledig over de laklaag (S1003) in het profiel viel. Monster 2 betreft een houtskoolmonster, genomen uit de top van de crevasseafzettingen (S2003) in vlak 2 van put 2 (figuur 3). De houtskoolbrokjes zijn niet afkomstig uit een spoor. Het betreft 16 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek vrijwel zeker verspoeld houtkool, daterend uit de laatste fase van activiteit van de crevassegeul. Bij monde van mevrouw L. Wouters, adviseur archeologie van de provincie Utrecht, is besloten deze monsters niet te laten analyseren. -80 1014 legenda 1012 profielopname (zie figuur 3) bouwvoor (S1001/S2001) CL verstoord (S1002) < laklaag (S1003/S2002) crevasse afzettingen (S1004/2003) 5 9 13 19 Afstand tot nulpunt in meters 1021 1022 1027 0 5 10 1025 1026 20 25 15 30 10210 35 40 45 50 Afstand tot nulpunt in meters RAAP Figuur 5. 5.2.3 Profiel 101 (put 1) en profiel 102 (put 2). De vindplaats Interpretatie De vindplaatsen 1 en 2 zijn tijdens het vooronderzoek gedefinieerd en begrensd op grond van het voorkomen van archeologische indicatoren (houtskool, verbrande leem) in enkele boringen, in combinatie met de aanwezigheid van een sterk humeuze cultuurlaag (Coppens, 2009). Op grond van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek dient deze interpretatie te worden herzien. De 'cultuurlaag' uit de boringen is in de proefsleuven geïnterpreteerd als een laklaag (S1003/2002). In tegenstelling tot een cultuurlaag is een laklaag een bodemkundig verschijnsel, 17 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek dat los van menselijk handelen kan ontstaan. Het betreft een humeuze bodemhorizont die kan worden beschouwd als een afgedekte A-horizont (Berendsen, 2004). Deze is in beide sleuven in het gehele profiel waarneembaar. De beide donkere concentraties die de begrenzing van de vindplaatsen vormden, bestaan in werkelijkheid uit locaties waar het humusgehalte in de laklaag hoger is dan elders in het plangebied. De oorzaak hiervan dient in bodemvormende processen te worden gezocht, niet in menselijk handelen. Hoewel het onderscheid tussen een cultuurlaag en een laklaag niet altijd eenvoudig te maken is, wordt in een cultuurlaag toch wel een zekere hoeveelheid archeologische indicatoren als gevolg van dit menselijk handelen verwacht, welke hier volledig afwezig is. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is opgemerkt dat verspreid in de top van de crevasseafzettingen (S1004/2003) onder de laklaag incidenteel kleine spikkels houtskool aanwezig waren. Deze houtskoolspikkels betreffen waarschijnlijk verspoelde houtskool, die tijdens de laatste fase van verlanding van de crevasse van elders door het water is aangevoerd. Waarschijnlijk komen de houtskoolspikkels uit het booronderzoek eveneens uit deze laag. De uit het booronderzoek gemelde verbrande leem bleek tijdens het onderhavige veldwerk in werkelijkheid te bestaan uit ijzervlekken die in grote hoeveelheden in de top van de crevasseafzettingen zijn aangetroffen. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd bij de vindplaatsen 1 en 2 sprake is van een samenloop van natuurlijke omstandigheden die, zeker in de afwezigheid van vondstmateriaal, geen aanleiding geven om één of meerdere vindplaatsen uit de Prehistorie te vermoeden. Uit put 2 zijn 2 archeologische sporen bekend. Het gaat daarbij om een greppel, die zowel in vlak 1 als in vlak 2 is waargenomen (S2004/2005) en om een paalkuil, die alleen in vlak 2 is opgemerkt (S2006). De greppel heeft dezelfde oriëntatie als het middeleeuwse ontginningspatroon dat ten oosten van het plangebied nog uit het slotenpatroon is af te leiden (figuren 1 en 2). Op grond daarvan, en op grond van de stratigrafische positie, kan worden geconcludeerd dat deze greppel van na het ontstaan van de laklaag (S1003/2002) dateert, en vrijwel zeker uit de Late Middeleeuwen dateert. De paalkuil is in vlak 1 niet waargenomen. Op grond van de vierkante vorm in het vlak, de scherpe aftekening in vlak en profiel en het gevlekte uiterlijk is het echter waarschijnlijk dat het om een spoor van na de Prehistorie gaat. De vulling van het spoor lijkt sterk op die van de greppel ten noorden ervan. Hoewel er geen dateerbaar materiaal uit het spoor geborgen is, is het gezien de gelijkenis met S2004/2005 waarschijnlijk dat S2006 in de Late Middeleeuwen gedateerd moet worden. Het spoor maakt geen deel uit van een structuur. Over de functie kunnen derhalve geen concrete uitspraken gedaan worden. Gezien de oriëntatie en stratigrafische positie van de greppel maakt deze deel uit van het copesysteem waarmee het veengebied van West-Nederland vanaf de 11e eeuw ontgonnen is (Buisman, 1995). De aard van de copeontginning en de ligging van gelijkaardige sloten buiten het plangebied duidt erop dat in (de omgeving van) het plangebied meerdere van deze greppels aanwezig kunnen zijn. Over de functie van de paalkuil kan geen uitspraak worden gedaan, maar deze moet mogelijk in hetzelfde kader gezocht worden, als materiële neerslag van ontginnings- of landbouwactiviteiten. RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Gaafheid en conservering van de vindplaats Gezien de ligging van het plangebied tussen de recreatiepias in het westen en de brede recente sloten ten oosten (zie figuur 2), kunnen de gaafheid en conservering van de laat-middeleeuwse ontginningsporen op grond van de resultaten van het veldwerk laag genoemd worden. Waardering Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van (prehistorische) vindplaatsen. Gezien de aanwezigheid van de middeleeuwse greppel en aanwijzingen uit de omgeving voor verkaveling in de vorm van sloten, lijkt het erop dat het plangebied resten van een middeleeuws cultuurlandschap herbergt. Dit cultuurlandschap is tussen de 11e en 13e eeuw ontstaan, maar bepaalt tot de dag van vandaag in grote delen van (westelijk) Utrecht en de kustgebieden van Zuid- en Noord-Holland het aangezicht van het platteland. Op basis daarvan en op basis van de matige inhoudelijke kwaliteit is de informatiewaarde van de vindplaats zeer gering, en wordt deze als niet behoudenswaardig gewaardeerd. 19 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek 6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek in het plangebied Recreatiepias Cattenbroek, in de gemeente Woerden, is vastgesteld dat er geen aanleiding is om één of meerdere vindplaatsen uit de Prehistorie te vermoeden. Wel zijn in het plangebied aanwijzingen gevonden voor het laat-middeleeuwse ontginningssysteem van het veengebied van West-Nederland. Op de specifieke onderzoeksvragen in het PvE kunnen de volgende antwoorden worden gegeven: Komt de archeologische verwachting per vindplaats overeen met de resultaten uit eerder (veld) onderzoek? De archeologische verwachting met betrekking tot het plangebied wordt op grond van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek niet ondersteund. Zijn in de onderzoeksgebieden de archeologische waarden aanwezig waarvan vermoed wordt dat ze aanwezig zouden zijn op basis van eerder onderzoek ? Nee, niet aanwezig. Zijn de vindplaatsen te begrenzen en wat is dan de horizontale begrenzing, de ligging en de omvang van de vindplaats/archeologische resten? De archeologische resten betreffen sporen van het ontginningsproces uit de Late Middeleeuwen, en maken deel uit van een groter, deels in de omgeving nog zichtbaar cultuurlandschap. In deze zin zijn de archeologische resten in laterale zin niet te begrenzen. Ten oosten en westen van de vindplaats zijn de sloten verstoord, maar ten noorden en zuiden ervan kunnen meer greppels aanwezig zijn. Stratigrafisch gezien bevinden de archeologische resten zich direct onder de bouwvoor. Zijn in het onderzoeksgebied en conserveringstoestand archeologische grondsporen aanwezig en wat is de aard, datering van deze grondsporen? In put 2 is een greppel en een paalkuil aangetroffen. De greppel (S2004/2005) en de paalkuil (S2006) dateren beide waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen. De conservering van deze sporen was goed. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de conserverings- toestand? Er zijn geen vondsten aangetroffen. Wat is de diepteligging (t.o.v. maaiveld), de dikte en de stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn 20 aangetroffen? RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen voor een archeologische laag aangetroffen, de houtskool waarvan gewag wordt gemaakt door Coppens (2009), is incidenteel in de top van de crevasseafzettingen aangetroffen en maakt geen deel uit van de laklaag. De 'verbrande leem' bestaat uit zeer veel ijzervlekken, die in de boor voor verbrande leem zijn aangezien. Wat is de aard, datering en conserveringstoestand van de archeologische laag en/of resten? Niet van toepassing. Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten? De sporen zijn aangetroffen in de top van de afzettingen van de crevassegeul die het plangebied min of meer van noord naar zuid doorsnijdt. Zijn er aanwijzingen voor nederzettingsterreinen die nog niet bekend zijn naar aanleiding van eerder onderzoek? Er is geen aanleiding om nederzettingsterreinen te verwachten die op grond van het vooronderzoek niet bekend of verwacht waren. Zijn de onderzoeksgebieden verstoord en zo ja in welke mate? De mate van verstoring ter plaatse van de proefsleuven is zeer gering. Alleen in het oostelijke deel van put 1 is een dunne laag vergraven materiaal aangetroffen die duidt op egalisering van het terrein (S1002). De resultaten van het booronderzoek (Coppens, 2009) tonen echter aan dat deze in de (wijdere) omgeving van het plangebied sterk wisselt, en plaatselijk aanzienlijk kan zijn. Ten oosten en westen van de vindplaats is de verstoring van de archeologische sporen volledig tot zwaar te noemen. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk d.m.v. opgraving? In het plangebied is op grond van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Wat is de ouderdom van de crevassegeul? Besloten is de genomen monsters niet te laten analyseren. De crevassegeul kan dus niet nader gedateerd worden dan gelijk aan de actieve fase van de stroomgordel van waar deze crevasse is uitgebroken. Dit is de Oude Rijn. De actieve fase van de Oude Rijn ligt tussen 4400 voor Chr. en 1122 na Chr. (Berendsen & Stouthamer, 2001). Zijn er uitspraken te doen over de opbouw en ontstaansgeschiedenis van de crevassegeul? Hierover zijn slechts in algemene zin uitspraken te doen. Crevasses vormen zich snel en zijn meestal niet lang actief. Aan het beeld over de opbouw van de crevasse kan ten opzichte van het vooronderzoek (Coppens, 2009) niets worden toegevoegd. Wel is duidelijk dat in de top van de crevasseafzettingen zich een laklaag heeft ontwikkeld. Deze werd overal in de putten 1 en 2 aangetroffen. 21 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek De eindconclusie is dat er, zeker gezien de lage inhoudelijke kwaliteit en de geringe informatiewaarde, te weinig archeologische resten zijn aangetroffen om de vindplaats als behoudenswaardig aan te kunnen merken. 6.2 Aanbevelingen Tijdens het onderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen die de aanwezigheid van één of meerdere vindplaatsen uit de Prehistorie doen vermoeden. Wel zijn sporen van het middeleeuwse copesysteem aangetroffen. De inhoudelijke kwaliteit en de informatiewaarde daarvan zijn echter laag. Op grond daarvan wordt voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek en de aanbevelingen op basis hiervan dient contact opgenomen te worden met de adviseur archeologie van de provincie Utrecht (drs. L. Wouters). 22 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Literatuur Berendsen, H., 2004. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Koninklijke Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine- Meuse Delta, The Netherlands. Koninklijke Van Gorcum, Assen. Buisman, J. 1995. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen: deel 3: 1450-1575. Franeker. Coppens, C , 2009. Plangebied kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). RAAP-rapport 2011 (definitieve eindversie). RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. NITG-TNO, 2003. Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond Nederland. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, Utrecht. Stiller, D., 2009. Programma van Eisen Archeologisch onderzoek. Plangebied recreatiepias Cattenbroek/Zandwinningsplas Snel en Polanen. Inventariserend Veldonderzoek: Proefsleuven. Gemeente Woerden (Utrecht). Definitief (versie 5). Hazenberg Archeologie, Leiden. Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd) en omliggende ARCHIS waarnemingen (rood) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster). Figuur 2. Resultaten booronderzoek en ligging proefsleuven. Figuur 3. Resultaten proefsleuvenonderzoek. Figuur 4. Spoor 2006. Figuur 5. Profiel 101 (put 1) en profiel 102 (put 2). Tabel 1. Archeologische tijdschaal. Bijlage 1. Sporenlijst. Bijlage 2. Monsterlijst. 23 RAAP-RAPPORT 2069 Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden Archeologisch proefsleuvenonderzoek Bijlage 1: Sporenlijst put vlak spoor vorm coupe diepte (cm) 1 101 1001 n.v.t. 1 101 1002 n.v.t. 1 1 1003 n.v.t. 1 1 1004 n.v.t. 2 102 2001 n.v.t. 2 1 2002 n.v.t. 2 2 2003 n.v.t. 2 1 2004 lineair 2 2 2005 lineair - - 2 2 2006 rechthoekig komvormig 17 2 2 2007 onregelmatig - - interpretatie bouwvoor verstoord laklaag natuurlijke laag bouwvoor laklaag natuurlijke laag greppel greppel paalkuil bouwvoor Bijlage 2: Monsterlijst soort monster 1 1003 pollenbak uit pr. 1011 2 2003 houtskoolmonster uitvlak 2 24 Bijlage 5 Verkeersgeneratie Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld 191 Verkeersgeneratie Recreatieplas Cattenbroek d.d. 20 juni 2013 Inleiding De Gemeente Woerden wil het recreatiegebied Cattenbroek voorzien van een definitieve recreatieve inrichting. Naast wandelpaden rondom de plas is in de zuidwesthoek van de plas een gebied aangewezen voor intensievere recreatie. Deze plannen zijn nog niet concreet en zullen door een exploitant nader worden ingevuld. Verder wordt ruimte geboden aan een leisurevoorziening met horeca. Bij deze voorziening zijn verschillende mogelijkheden zoals een outdoorcentrum, vergaderlocatie voorzien. Doordat er nog geen concreet plan aanwezig is, zijn aannames gedaan. Om een goed beeld te krijgen in de verkeerskundige consequentie van deze ontwikkeling zijn een aantal vragen geformuleerd: Wat is de verkeersgeneratie van het plangebied op een gemiddelde weekdag en op de piekdag? Kan de toekomstige parkeerbehoefte worden opgevangen binnen de in het opgenomen parkeercapaciteit op eigen terrein? Verkeersgeneratie Algemeen De voorgenomen plannen zijn van invloed op de verkeerssituatie in en om de directe omgeving van het plangebied. Het verkeer rondom het plangebied zal toenemen als gevolg van de ontwikkeling. Op dit moment is er al een tijdelijk strand. Verondersteld wordt dat de ervaringen van deze tijdelijke voorziening niet meegenomen wordt in de berekening. De eerste stap om te achterhalen hoe de intensiteit op de wegen in de directe omgeving gaat veranderen is het bepalen van de toekomstige verkeersgeneratie. Kortom er dient te worden bepaald hoeveel mensen die, een herkomst en bestemming hebben in het plangebied gebruik maken van de auto. Aangezien het een nieuwe ontwikkeling betreft is het niet nodig om de huidige verkeersgeneratie te bekijken. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een recreatiegebied is niet direct één kencijfer voorhanden. Dit heeft te maken met de diversiteit (qua type en gebruik) van de in het plangebied aanwezige en geplande voorzieningen. Er zijn echter wel richtlijnen voorhanden waarin de stappen worden beschreven om te komen tot een inschatting van de verkeersgeneratie voor het plangebied. Deze richtlijnen zijn opgenomen in CROW publicatie 305 “Verkeersgeneratie Leisure”. In de berekeningen is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgenomen in deze publicatie. In de publicatie wordt specifiek ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van voorzieningen met enorme variëteit aan vormen en gebruik. Het gaat om de verkeersgeneratie van zogenoemde “leisurevoorzieningen”. In de publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen gangbare, bijzondere en unieke leisurevoorzieningen. Conform de publicatie valt (een deel van) de voorzieningen in het recreatiegebied onder de noemer van een bijzondere leisurevoorziening. Verkeersgeneratie Het bepalen van de verkeersgeneratie voor de voorzieningen vindt plaats op basis van de (te verwachten) bezoekersaantallen. Het totaal aantal verwachte bezoekers op jaarbasis bedraagt circa 170.000 bezoekers (zie tabel 1) voor het gehele gebied. Dit totaal aantal bezoekers is onder te verdelen aan in het aantal bezoekers per type voorziening. De beschreven aantallen zijn een inschatting. Tabel 1 Type voorziening Wandelen Recreatiestrand Leisurevoorziening incl horeca aantal bezoekers per jaar 21900 50000 100000 Totaal 171900 Het verwachte totale aantal bezoekers ligt in de lijn met ander recreatiegebieden zoals Oortjespad (155.000), Haarrijnseplas (98.000). Op het terrein wordt ook de mogelijkheid geboden voor evenementen. Naar verwachting zullen circa 35000 bezoekers komen naar deze evenementen. Daar het incidentele activiteiten betreft zal de organisator per evenement een verkeersplan aan de gemeente moeten overleggen waarbij nu al uitgegaan wordt dat parkeerruimte elders gevonden moet worden. De bezoekersaantallen zijn sterk afhankelijk van het seizoen, vakanties en weersomstandigheden. De bezoekersaantallen zullen zich daardoor niet gelijkmatig verdelen over het jaar maar sterk fluctueren. Naar verwachting zal de echte piek zich bevinden in de periode van april t/m oktober. In onderstaande tabel is een inschatting gemaakt van het aantal bezoekers voor het recreatiegebied in het hoogseizoen, teruggerekend naar het aantal bezoekers per week. Tabel 2 aantal aantal aantal bezoekers type voorziening jaarbezoekers bezoekershoogseizoen hoogseizoen per week wandelen 21900 10950 498 recreatiestrand 50000 50000 12000 Leisureactiviteiten incl horeca 100000 50000 2273 Totaal 171900 110950 14770 In CROW publicatie 305 wordt beschreven dat op de drukste dag ongeveer 43% van het totaal aantal weekbezoekers een recreatiegebied bezoekt. Dit betreft een zaterdag, zondag of feestdag. Om de het aantal bezoekers op een piekdag niet te hoog te laten worden kan de ondernemer er voor kiezen om op bepaalde dagen geen activiteiten te organiseren. In tabel 3 worden de verwachtte bezoeker op piekdagen weergegeven. Tabel 3 type voorziening wandelen recreatiestrand Leisurectiviteiten incl horeca Totaal Bezoekers op Gemiddelde dag maatgevende dag 71 71 137 3000 274 274 482 3345 Op een gemiddelde dag bedraagt het aantal bezoekers voor het totale recreatiegebied 482 en op de piekdag betreft dit 3345. Al deze bezoekers komen echter niet allemaal met de auto. In de CROW publicatie wordt voor diverse leisureactiviteiten het gemiddeld aantal bezoekers die per auto naar een recreatiegebied komen een kengetal genoemd. Dit varieert van 55% tot 100%. Daar voor de plas verschillende activiteiten zijn onderscheiden wordt voor het wandelen 51%, strandbezoek 55% en voor de leisurevoorziening 80% gehanteerd. Ook het aantal personen per activiteit wisselt. Voor de wandelen wordt een autobezetting van gemiddeld 1,5 personen per auto aangehouden. Voor het strandbezoek is dit 2,5 en voor de leisurevoorziening 1.5. Dit resulteert op een aantal van 207 auto’s op een gemiddelde dag en op een piekdag 830 auto’s van en naar het gebied. De verkeersgeneraties zijn dan 414 op een gemiddelde dag en 1661 op een piekdag. Het daadwerkelijke aantal auto’s is afhankelijk van het specifieke programma van een exploitant en zal bij het definitieve plan opnieuw berekend moeten worden. Parkeersituatie De verkeersgeneratie en de parkeersituatie zijn nauw met elkaar verbonden. Het aantal voertuigen dat ergens aankomt bepaald ook de parkeerbehoefte ter plaatse. De grote diversiteit aan voorzieningen maakt dat er sprake zal zijn van een grote variatie in aankomst- en vertrekpatronen en verblijfsduur. Omdat deze informatie niet voorhanden is, kan een indicatie worden gegeven door een aanname te doen over de parkeercirculatie. Als we er vanuit gaan dat elke parkeerplaats 2 (circulatiefactor =2) keer op de piekdag gebruikt kan worden, dan is er een theoretische parkeerbehoefte 830 parkeerplaatsen. Dit betekent dat er minimaal 415 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor het toekomstig gebruik. Bij het definitieve plan moet een herberekening gemaakt worden om de parkeercapaciteit te vergelijken met de parkeerbehoefte. RB/2013-06-20
© Copyright 2024 ExpyDoc