Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld

Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
Inhoudsopgave
Bijlagen bij toelichting
3
Bijlage 1
Bodemonderzoek
4
Bijlage 2
Onderzoek flora en fauna
82
Bijlage 3
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend
veldonderzoek (karterende fase)
127
Bijlage 4
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
166
Bijlage 5
Verkeersgeneratie
191
2
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
Bijlagen bij toelichting
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
3
Bijlage 1 Bodemonderzoek
4
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
Nul-/eindsituatie bodemonderzoek
Toekomstig strand ter plaatse van de voormalige
zandwinning aan de Cattenbroekerdijk te
Woerden
Verantwoording
Rapportnummer:
Status:
Datum:
Nul-/eindsituatie bodemonderzoek toekomstig strand ter plaatse van de
voormalige zandwinning aan de Cattenbroekerdijk te Woerden
811.090_03
definitief
16 januari 2012
Auteur:
E-mail:
ing. R.J.E. Kok
[email protected]
Controleur:
ing. F. Stemerdink
Titel:
Opdrachtgever:
Ballast Van Oord Grondstoffen V.O.F.
De heer D.J. Seijbel
Postbus 91
3769 ZH Soesterberg
DIBEC Milieutechnisch adviesbureau B.V. hanteert een managementsysteem om de kwaliteit van de uitgevoerde onderzoeken en de
gegeven adviezen te waarborgen. Hiertoe is DIBEC gecertificeerd volgens:
-
NEN-EN-ISO 9001
VCA**
BRL SIKB 1000 (partijkeuringen), protocollen 1001, 1002
BRL SIKB 2000 (veldonderzoek), protocollen 2001, 2002, 2003, 2018
BRL SIKB 6000 (milieukundige begeleiding), protocollen 6001, 6002
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding ................................................................................................................................. 1
2
Beschrijving onderzoekslocatie ........................................................................................... 2
2.1
2.2
Locatiegegevens ........................................................................................................... 2
Bodemopbouw en geohydrologie................................................................................... 3
3
Onderzoeksstrategie ............................................................................................................. 4
4
Uitgevoerde werkzaamheden ............................................................................................... 5
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
5
Analyseresultaten ................................................................................................................. 8
5.1
5.2
6
Algemeen ...................................................................................................................... 5
Veldwerkzaamheden ..................................................................................................... 5
Lokale bodemopbouw.................................................................................................... 6
Zintuiglijke waarnemingen ............................................................................................. 6
Veldmetingen................................................................................................................. 6
Chemische analyses...................................................................................................... 7
Afwijkingen BRL SIKB 2000........................................................................................... 7
Toetsingskader .............................................................................................................. 8
Analyseresultaten met interpretatie................................................................................ 9
Conclusies ........................................................................................................................... 11
6.1
6.2
Specifiek ...................................................................................................................... 11
Algemeen .................................................................................................................... 11
Bijlagen:
1
Overzichtstekening
2
Situatietekening
3
Foto's
4
Boorbeschrijvingen
5
Analysecertificaten
6
Toetsingstabellen en toetsingswaarden
7
Verklaring onafhankelijkheid
DIBEC/811.090_03
1
Inleiding
In opdracht van Ballast Van Oord Grondstoffen V.O.F. heeft DIBEC Milieutechnisch adviesbureau
B.V. te Arnhem een nul-/eindsituatie bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het voormalige
werkterrein van de zandwinput aan de Cattenbroekerdijk 13b te Woerden. De locatie is kadastraal
bekend als gemeente Woerden, sectie E, nummer 2776 (ged.). De onderzoekslocatie is eigendom
van de gemeente Woerden. De regionale ligging van de onderzoekslocatie is aangegeven op de
topografische kaart in bijlage 1.
Aanleiding voor het onderzoek vormt de beëindiging van de activiteiten op de locatie en de
ingebruikname van de locatie als strand. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa
60.000 m2.
Doel van dit eindsituatie bodemonderzoek is onderzoeken of de uitgevoerde activiteiten tot
bodemverontreiniging hebben geleid en het vastleggen van de nulsituatie voor de ingebruikname
van de locatie als strand.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725), Strategie
voor het uitvoeren van vooronderzoek (NNI, januari 2009) en de Nederlandse Norm 5740 (NEN
5740), Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek (NNI, januari 2009).
Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat
Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het
procescertificaat van DIBEC en het hierbij behorende keurmerk voor de BRL SIKB 2000 zijn
uitsluitend van toepassing op de veldwerkactiviteiten, inclusief de acceptatie van de
veldwerkopdracht voorafgaand aan het veldwerk en de overdracht van de veldwerkgegevens en
de monsters na afloop van het veldwerk.
In hoofdstuk 2 van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit is de kwaliteit van uitvoering
(Kwalibo) beschreven. Kwalibo staat voor 'kwaliteitsborging in het bodembeheer' en geeft regels
voor de uitvoering van werkzaamheden in de (water)bodemsector en stelt eisen aan de
uitvoerders. Het doel daarvan is de kwaliteit van de uitvoering te verhogen en de integriteit van de
uitvoerders te verbeteren, zodat beslissingen op basis van betrouwbare bodemgegevens worden
genomen. In de praktijk betekent Kwalibo dat bepaalde werkzaamheden alleen mogen worden
uitgevoerd door erkende personen en bedrijven. Voor een aantal kritische werkzaamheden geldt
daarbij ook de verplichting tot persoonsregistratie en/of functiescheiding. DIBEC voldoet aan de
gestelde eisen. Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk
betrekking heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de
veldmedewerker(s) kan beïnvloeden.
Het samenstellen van de mengmonsters en de grond- en grondwateranalyses zijn uitgevoerd door
het RvA geaccrediteerde milieulaboratorium van ALcontrol Laboratories te Rotterdam. De gronden grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000
(AS3000).
In hoofdstuk 2 is een korte beschrijving gegeven van de onderzoekslocatie op basis van gegevens
betreffende historie en inrichting, die door de opdrachtgever ter beschikking zijn gesteld. De op
basis van het vooronderzoek opgestelde hypothese en de daaruit voortvloeiende
onderzoeksstrategie zijn verwoord in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de veldwerkzaamheden en
de zintuiglijke waarnemingen beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de analyseresultaten. Tenslotte zijn
in hoofdstuk 6 de conclusies en de aanbevelingen gegeven.
DIBEC/811.090_03
pagina 1
2
Beschrijving onderzoekslocatie
2.1
Locatiegegevens
De gegevens met betrekking tot het vooronderzoek zijn verkregen middels een bezoek aan de
onderzoekslocatie, topografische kaarten, informatie door de opdrachtgever en eerder uitgevoerd
onderzoek.
De locatie betreft een voormalig werkterrein ten behoeve van de verwerking van zand en grind dat
gewonnen werd uit de naastgelegen zandwinput. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van
circa 60.000 m2 en ligt aan de Cattenbroekerdijk te Woerden. De locatie is kadastraal bekend als
gemeente Woerden, sectie E, nummer 2776 (ged.) en is eigendom van de gemeente Woerden. De
exacte ligging van de onderzoekslocatie is weergeven op de situatietekening in bijlage 2.
Het grootste deel van de locatie is gebruikt voor de opslag van zand. Twee terreingedeelten zijn
intensiever in gebruik geweest. Op één intensief gebruikt terreindeel hebben diverse verdachte
activiteiten plaatsgevonden. Op het terrein bevond zich een werkplaats, twee tussenpompstations,
een brandstofopslag en een opslag voor gas- en smeerolie. Het andere intensief gebruikte
terreindeel betreft een depotterrein voor de opslag en verwerking van veen dat als bijproduct uit de
zandwinput is vrijgekomen. De veenverwerking is door derden uitgevoerd.
Volgens informatie van de opdrachtgever hebben bij de activiteiten geen calamiteiten
plaatsgevonden.
Voordat het werkterrein in gebruik is genomen is de locatie opgehoogd met zand en zijn twee
nulsituatie bodemonderzoeken uitgevoerd gericht op de bovengenoemde intensief gebruikte
locaties. Na beëindiging van de activiteiten is ter plaatse van deze locaties een eindsituatie
onderzoek uitgevoerd.
Onderstaand zijn de resultaten van de nul- en eindsituatie bodemonderzoeken weergegeven.
Verdachte locaties
Ter plaatse van de verdachte locaties is in 1999 een nulsituatie bodemonderzoek (VO nulsituatie
bodemkwaliteit ter plaatse van het perceel Cattenbroekerdijk 13b te Woerden, DIBEC, 21-10-1999,
projectnummer 461.005_2/FST) uitgevoerd. Het nulsituatie onderzoek was gericht op de
aanwezigheid van minerale olie in de bovengrond en minerale olie, tolueen en ethylbenzeen in het
grondwater. Er zijn hierbij geen verhoogde gehalten aan minerale olie is de grond gemeten. In het
grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan tolueen en ethylbenzeen aangetoond. Na de
beëindiging van de activiteiten op de locatie is ter plaatse van de verdachte locaties een
bodemonderzoek (DIBEC, rapportnummer 811.090_01, 12 januari 2012) uitgevoerd. Hierbij zijn
geen verhoogde gehalten aan minerale olie in de bovengrond aangetoond.
Veenverwerkingslocatie
Ter plaatse van de veenverwerkingslocatie is in 2008 een nulsituatie bodemonderzoek (Nulsituatie
bodemonderzoek ter plaatse van het perceel Cattenbroekerdijk 13b, zandwinput te Woerden,
DIBEC, 13-03-2008, projectnummer 808.020/MDG) uitgevoerd. Hierbij zijn in de bovengrond en in
het grondwater geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond. In 2011
is een eindsituatie bodemonderzoek (DIBEC, rapportnummer 811.090_02, 12 januari 2012)
uitgevoerd op de locatie. Hierbij zijn in de bovengrond geen verhoogde gehalten aan de
geanalyseerde parameters aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan
barium gemeten.
DIBEC/811.090_03
pagina 2
Voorafgaand aan de oplevering van het terrein en de ingebruikname van de locatie als strand
wordt een laag zand van circa 80 cm ontgraven. De eindsituatie van de milieuhygiënische kwaliteit
van de bovengrond (te ontgraven zandlaag) ter plaatse van de verdachte locaties is reeds
onderzocht en er zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het bodemonderzoek heeft derhalve
betrekking op de grond onder de te ontgraven zandlaag en het grondwater. Ten tijde van de
uitvoering van de veldwerkzaamheden was het grootste deel van de te ontgraven zandlaag reeds
verwijderd en bevonden zich gronddepots op de locatie. Tevens was een depot met houtsnippers
en een elektracontainer aanwezig.
De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd.
2.2
Bodemopbouw en geohydrologie
Regionale bodemopbouw
In onderhavig hoofdstuk wordt de regionale bodemopbouw met betrekking tot de directe omgeving
van de onderzoekslocatie weergegeven. De lokale bodemopbouw wordt, op basis van het
uitgevoerde veldwerk, omschreven in paragraaf 4.3.
Als uitgangspunt voor de bodemsamenstelling en de geohydrologische situatie is boringnummer
31G-38 (kaartblad 31 Oost van de Grondwaterkaart van Nederland) van de Dienst
Grondwaterverkenning van TNO gekozen. Deze boring is in de nabijheid van de locatie uitgevoerd.
De bodemopbouw laat zich globaal als volgt beschrijven:
Tabel 2.1 Regionale bodemopbouw
diepte (m-mv)
Omschrijving
0-1
zandige klei
1-4
middel fijn t/m matig grof zand
4-35
uiterst grof t/m middel grof grindhoudend zand
35-37
matig grof t/m matig fijn zand
37-40
afwisselend klei en leem
40-48
Matig grof t/m matig fijn zand, slibhoudend
48-50
afwisselend klei en leem
50-57
uiterst grof t/m matig grof grindhoudend zand
Geohydrologische situatie
Het maaiveld ter plaatse van de boorlocatie bevindt zich op circa 0,5 meter boven NAP. Het eerste
watervoerend pakket wordt aan de onderzijde (circa 57 m-mv) begrensd door een slecht
doorlatend pakket dat voornamelijk bestaat uit klei en leem behorend tot de formaties van
Kedichem. De globale regionale grondwaterstroming is westelijk gericht. De grondwaterstroming
op de locatie kan hiervan afwijken.
DIBEC/811.090_03
pagina 3
3
Onderzoeksstrategie
Het aantal boringen per laag, het aantal peilbuizen en het aantal te analyseren grond- en
grondwatermonsters is omschreven in de NEN 5740 en is afhankelijk van de verdachtheid en de
oppervlakte van de (deel)locatie.
Omdat ter plaatse van de verdachte locaties reeds een eindsituatie onderzoek is uitgevoerd en
tevens de nulsituatie voor de ingebruikname van de locatie als strand vastgelegd dient te worden,
wordt voor de gehele onderzoekslocatie uitgegaan van de 'Onderzoeksstrategie voor vaststelling
van de nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting' (NUL) uit de NEN 5740. Conform deze
strategie mogen van potentieel verontreinigde bodemlagen mengmonsters samengesteld worden
van ten hoogste 3 deelmonsters. Voor onderhavig onderzoek wordt voor onverdachte, zintuiglijk
schone monsters een uitzondering gemaakt en worden mengmonsters samengesteld uit ten
hoogste 10 deelmonsters.
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de op basis van de oppervlakte van de
locatie uit te voeren werkzaamheden.
Tabel 3.1 Onderzoeksstrategie
locatie
oppervlakte
strategie
aantal boringen
aantal
peilbuizen
analyses
grond
analyses
grondwater
voormalig werkterrein /
toekomstig strand
70.000 m2
NUL
56 tot ± 50 cm-mv
16 tot ± 200 cm-mv
8*
9x STAP1
8x STAPW*
NUL
*
vaststelling nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting
Ter plaatse van de veenverwerkingslocatie is in het kader van het nulsituatie bodemonderzoek reeds één peilbuis geplaatst
en is het grondwater bemonsterd en geanalyseerd. Derhalve vervalt voor onderhavig onderzoek de plaatsing van één
peilbuis. Deze wordt vervangen door een extra boring tot 200 cm-mv.
Het standaard stoffenpakket (STAP1 voor grond en STAPW voor grondwater) beschrijft het
minimum pakket aan te meten stoffen voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en bestaat uit de
volgende parameters:
Grond
- organische stof
- lutum (fractie <2 µm)
- metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink)
- som PCB's
- som PAK (10 van VROM)
- minerale olie
Grondwater
- metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink)
- minerale olie
- vluchtige aromatische koolwaterstoffen
- vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen
DIBEC/811.090_03
pagina 4
4
Uitgevoerde werkzaamheden
4.1
Algemeen
Onderstaand worden enkele punten toegelicht betreffende de veldwerkzaamheden en chemische
analyses:
•
Het veldwerk is uitgevoerd conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor het Procescertificaat
Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000), versie 3.2a. Het plaatsen van
handboringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters is
uitgevoerd conform protocol 2001, versie 3.1. Het nemen van grondwatermonsters is uitgevoerd
conform protocol 2002, versie 3.2;
•
Tussen de veldmedewerker(s) en de eigenaar van de locatie waarop het veldwerk betrekking
heeft, is geen sprake van een relatie, die de onafhankelijkheid en integriteit van de
veldmedewerker(s) kan beïnvloeden (zie ook bijlage 7 voor de verklaring van
onafhankelijkheid);
•
De situering van de boringen en peilbuizen is vastgelegd met behulp van GPS. De situering van
de boringen is aangegeven op de situatietekening die is opgenomen in bijlage 2. In bijlage 3 zijn
foto's van de onderzoekslocatie opgenomen.
•
De analyses zijn uitgevoerd in het door de RvA erkende laboratorium van ALcontrol
Laboratories volgens de geldende normen en praktijkrichtlijnen;
•
De grond- en grondwatermonsters zijn behandeld en geanalyseerd conform Accreditatieschema 3000 (AS3000). Het samenstellen van grondmengmonsters is uitgevoerd in het
laboratorium na monstervoorbehandeling volgens NEN 5709.
4.2
Veldwerkzaamheden
De veldwerkzaamheden zijn niet geheel uitgevoerd conform de opgestelde onderzoeksstrategie
(zie paragraaf 3.2). Omdat tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden bleek dat de
onderzoekslocatie een oppervlakte heeft van 60.000 m2 in plaats van 70.000 m2, is de
onderzoeksinspanning gewijzigd. Twee peilbuizen en één boring tot 200 cm-mv zijn vervangen
door boringen tot 50 cm-mv.
In de onderstaande tabel zijn de uitgevoerde veldwerkzaamheden weergegeven.
Tabel 4.1 Verrichte veldwerkzaamheden
aantal boringen
aantal peilbuizen
analyses grond
analyses grondwater
59 tot ± 50 cm-mv
15 tot ± 200 cm-mv
6
9x STAP1
6x STAPW
De veldwerkzaamheden zijn in de periode 12 t/m 14 december 2011 uitgevoerd door de erkende
(protocol 2001) monsternemers D.I. Wubs en E. Mendels van DIBEC. Omdat tijdens de
watermonstername bleek dat peilbuizen 30 en 68 niet meer aanwezig waren, zijn deze peilbuizen
op 20 december 2011 herplaatst door de erkende (protocol 2001) monsternemers D.I. Wubs en E.
Mendels van DIBEC. Deze herplaatste peilbuizen zijn gecodeerd als peilbuis 30A en 68A. De
grond, die bij het boren is vrijgekomen, is zintuiglijk beoordeeld. Op basis van deze waarnemingen
zijn grondmonsters genomen per onderscheiden bodemlaag (maximaal 50 cm per monster). De
peilbuizen zijn direct na plaatsing grondig afgepompt.
DIBEC/811.090_03
pagina 5
Ter plaatse van de boorlocaties waar de te ontgraven zandlaag nog aanwezig was, is de bodem
vanaf toekomstig maaiveld beschreven en bemonsterd.
De grondwatermonstername heeft minimaal één week na plaatsing van de peilbuizen
plaatsgevonden. Voorafgaand aan de watermonstername is minimaal driemaal de natte
peilbuisinhoud afgepompt. De zuurgraad (pH) en de geleidbaarheid (EC) van het grondwater zijn
in het veld bepaald. De watermonstername ter plaatse van peilbuizen 18, 39, 60 en 64 is op 19
december 2011 uitgevoerd en de watermonstername ter plaatse van peilbuizen 30A en 68A is op
9 januari 2012 uitgevoerd. Alle watermonsternames zijn uitgevoerd door de erkende (protocol
2002) monsternemer E. Mendels van DIBEC.
4.3
Lokale bodemopbouw
De bodem bestaat tot het diepste punt van de boringen (250 cm-mv) overwegend uit matig fijn
zand. Plaatselijk is in de ondergrond op variërende dieptes veen aangetroffen.
De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 4.
4.4
Zintuiglijke waarnemingen
Zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een
bodemverontreiniging.
4.5
Veldmetingen
Tijdens de bemonstering van de peilbuizen is de grondwaterstand, de zuurgraad (pH) en de
geleidbaarheid (EC) van het grondwater gemeten.
Tabel 4.3 Veldmetingen
Peilbuis Plaatsingsdatum
Bemonsteringsdatum
Filterstelling Grondwaterstand
(cm-mv)
(cm-mv)
Zuurgraad
pH
Geleidbaarheid
EC (µS/cm)
Temperatuur
(°C)
18
12-12-2011
19-12-2011
110-210
15
7,34
860
6,2
30A
20-12-2011
09-01-2012
100-200
10
7,30
908
8,4
39
12-12-2011
19-12-2011
120-220
11
6,46
1005
7,8
60
12-12-2011
19-12-2011
110-210
3
6,59
895
5,3
64
12-12-2011
19-12-2011
120-220
30
6,69
766
6,0
68A
20-12-2011
09-01-2012
100-200
14
6,39
1411
7,1
Geen van de gemeten waarden wijkt duidelijk af van de waarde, welke gezien de natuurlijke
omstandigheden verwacht kan worden.
DIBEC/811.090_03
pagina 6
4.6
Chemische analyses
Aan de hand van de zintuiglijke waarnemingen en ligging zijn (meng)monsters geselecteerd en
geanalyseerd.
Tabel 4.4 Geanalyseerde (meng)monsters
Monster
Boringen
Samenstelling
Traject
(cm-mv)
Analyse
MM01
01-1, 02-1, 03-1, 04-1, 05-1, 17-1, 18-1, 19-1, 20-1, 21-1
zand
0 -50
STAP1
MM02
33-1, 34-1, 35-1, 36-1, 37-1, 47-1, 48-1, 49-1, 50-1, 51-1
zand
0 -50
STAP1
MM03
59-1, 60-1, 61-1, 62-1, 63-1, 71-1, 72-1, 73-1, 74-1, 75-1
zand
0 -50
STAP1
MM04
06-1, 07-1, 08-1, 09-1, 10-1, 22-1, 23-1, 24-1, 25-1, 26-1
zand
0 -50
STAP1
MM05
38-1, 39-1, 40-1, 41-1, 42-1, 43-1, 52-1, 53-1, 54-1, 55-1
zand
0 -50
STAP1
MM06
64-1, 65-1, 66-1, 67-1, 68-1, 76-1, 77-1, 78-1, 79-1, 80-1
zand
0 -50
STAP1
MM07
11-1, 12-1, 13-1, 14-1, 15-1, 27-1, 28-1, 29-1, 30-1, 44-1
zand
0 -50
STAP1
MM08
16-1, 31-1, 32-1, 45-1, 46-1, 56-1, 57-1, 58-1, 69-1, 70-1
zand
0 -50
STAP1
MM09
01-3, 04-5, 07-5, 09-5, 12-3, 16-2, 68-5, 71-5, 77-2, 79-4
veen
40 -210
STAP1
Grond
Grondwater
18-1-1
18
110-210
STAPW
30A-1-1
30A
100-200
STAPW
39-1-1
39
120-220
STAPW
60-1-1
60
110-210
STAPW
64-1-1
64
200-300
STAPW
68A-1-1
68A
100-200
STAPW
De resultaten van bovenvermelde analyses zijn getoetst weergegeven in hoofdstuk 5. De
analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5.
4.7
Afwijkingen BRL SIKB 2000
Bij de uitvoering van veldwerkzaamheden is niet afgeweken van de proceseisen in de BRL SIKB
2000 en de werkvoorschriften in de onderliggende protocollen 2001 en 2002.
DIBEC/811.090_03
pagina 7
5
Analyseresultaten
5.1
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan de Wet bodembescherming. In de "Circulaire
bodemsanering 2009" (Staatscourant 7 april 2009, nr. 67) zijn de streefwaarden opgenomen voor
grondwater en de interventiewaarden voor grond en grondwater. In bijlage B van de "Regeling
bodemkwaliteit" (Staatscourant 20 december 2007, nr. 247) zijn de Achtergrondwaarden voor
grond opgenomen.
Achtergrondwaarden grond
Dit zijn landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit en geven de
bovengrens aan voor wat in de dagelijkse praktijk 'schone grond en baggerspecie' wordt genoemd.
Deze Achtergrondwaarden (AW) zijn vastgesteld op basis van gehalten zoals deze voorkomen in
de bodem van natuur- en landbouwgronden. De Achtergrondwaarden zijn opgenomen in bijlage B
van de Regeling bodemkwaliteit.
Streefwaarden grondwater
De streefwaarde is een waarde voor een goede bodemkwaliteit. Zij vertegenwoordigt de gehalten
aan van nature in de bodem aanwezige stoffen zoals ze gemiddeld kunnen voorkomen. Voor
milieuvreemde stoffen zijn de detectielimieten van de gebruikelijke analysemethoden als
streefwaarde gesteld. Een overschrijding van de streefwaarde wordt een lichte verhoging
genoemd.
Criterium voor nader onderzoek
Wanneer blijkt dat de concentratie van één of meer verontreinigende stoffen de
Achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, is het noodzakelijk om te beoordelen of een
nader onderzoek uitgevoerd moet worden. Om te beoordelen of een nader onderzoek uitgevoerd
moet worden, is het criterium ½(Achtergrondwaarde+interventiewaarde) vastgesteld voor grond en
½(streefwaarde+interventiewaarde) voor grondwater. Een overschrijding van het criterium voor
nader onderzoek (tussenwaarde) wordt een matige verhoging genoemd.
Interventiewaarden
De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de
bodem heeft voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd.
Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van
ernstige (bodem)verontreiniging. In het kader van de Wet bodembescherming en de Circulaire
bodemsanering 2006 is het dan noodzakelijk om op korte termijn, op basis van de mate en
omvang van de verontreiniging, te bepalen of een vorm van saneren of beheren noodzakelijk is.
Wordt echter de interventiewaarde niet overschreden, dan is de uitvoering van een
saneringsonderzoek veelal niet nodig.
Algemeen
De gepubliceerde Achtergrondwaarden en interventiewaarden voor grond gelden voor een
standaardbodem (10% lutum en 25% organisch stof). Voor de toetsing van de analyseresultaten
worden de Achtergrondwaarden en de interventiewaarden gecorrigeerd voor de werkelijke
gehalten aan lutum en organisch stof.
DIBEC/811.090_03
pagina 8
Indien voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 grond of 100 m3
grondwater (bodemvolume) de interventiewaarde overschrijdt, dient gesproken te worden van een
"geval van ernstige bodemverontreiniging". In enkele specifieke situaties kan bij gehalten onder de
interventiewaarden ook sprake zijn van een geval van ernstige verontreiniging. Dit geldt voor de
zogenaamde gevoelige functies: moestuin/volkstuin en plaatsen waar vluchtige verbindingen
aanwezig zijn in het grondwater in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de
onverzadigde bodem onder bebouwing.
Als een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld, dan is er sprake van een
potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. Artikel 37 van de Wet
bodembescherming (Wbb) heeft tot doel vast te stellen of er sprake is van een zodanig risico bij
het huidig of toekomstig gebruik dat er spoedig moet worden gesaneerd. De risico's die aanleiding
kunnen zijn om met spoed te saneren worden verdeeld in: risico's voor de mens, risico's voor het
ecosysteem en risico's voor verspreiding van verontreiniging.
Als op grond van artikel 37 Wbb is vastgesteld dat niet met spoed hoeft te worden gesaneerd,
geldt geen termijn voor het uitvoeren van een sanering. Er kunnen wel beheermaatregelen worden
opgelegd. Dit betekent dat sanering van het geval van ernstige verontreiniging plaatsvindt als
nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Indien sprake is van onaanvaardbare risico's, moeten deze zo snel mogelijk worden weggenomen.
Als indicatie voor de te hanteren termijn waarop de sanering moet aanvangen, geldt de richtlijn:
binnen 4 jaar na het afgeven van de beschikking 'ernst en urgentie'. Het bevoegd gezag Wbb stelt
het precieze saneringstijdstip vast en stemt dit af op de voorwaarden die locatiespecifieke
omstandigheden met zich meebrengen.
5.2
Analyseresultaten met interpretatie
In deze paragraaf zijn de toetsingsresultaten weergegeven. De analysecertificaten zijn opgenomen
in bijlage 5. Bijlage 6 bevat tabellen met de toetsingwaarden.
Tabel 5.1 Grondanalyses
Monster
Boringen
Toetsing Wbb
(+ traject in cm-mv)
>AW
>T
>I
MM01
0 -50
01-1, 02-1, 03-1, 04-1, 05-1, 17-1, 18-1, 19-1, 20-1, 21-1
kobalt
-
-
MM02
0 -50
33-1, 34-1, 35-1, 36-1, 37-1, 47-1, 48-1, 49-1, 50-1, 51-1
-
-
-
MM03
0 -50
59-1, 60-1, 61-1, 62-1, 63-1, 71-1, 72-1, 73-1, 74-1, 75-1
-
-
-
MM04
0 -50
06-1, 07-1, 08-1, 09-1, 10-1, 22-1, 23-1, 24-1, 25-1, 26-1
-
-
-
MM05
0 -50
38-1, 39-1, 40-1, 41-1, 42-1, 43-1, 52-1, 53-1, 54-1, 55-1
-
-
-
MM06
0 -50
64-1, 65-1, 66-1, 67-1, 68-1, 76-1, 77-1, 78-1, 79-1, 80-1
-
-
-
MM07
0 -50
11-1, 12-1, 13-1, 14-1, 15-1, 27-1, 28-1, 29-1, 30-1, 44-1
-
-
-
MM08
0 -50
16-1, 31-1, 32-1, 45-1, 46-1, 56-1, 57-1, 58-1, 69-1, 70-1
-
-
-
MM09
40 -210
01-3, 04-5, 07-5, 09-5, 12-3, 16-2, 68-5, 71-5, 77-2, 79-4
-
-
-
DIBEC/811.090_03
pagina 9
Tabel 5.2 Grondwateranalyses
Monster
Toetsing Wbb
(+ traject in cm-mv)
>S
>T
>I
18-1-1
110-210
barium
-
-
30A-1-1
100-200
barium
-
-
39-1-1
120-220
barium
-
-
60-1-1
110-210
barium
-
-
64-1-1
200-300
barium
-
-
68A-1-1
100-200
barium
-
-
DIBEC/811.090_03
pagina 10
6
Conclusies
6.1
Specifiek
Zintuiglijk zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen waarnemingen gedaan die duiden op de
mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in één onderzocht mengmonster van het zand in de bovengrond
(MM01) een licht verhoogd gehalte aan kobalt is gemeten. In de overige 7 onderzochte
mengmonsters van het zand in de bovengrond (MM02-MM08) zijn geen verhoogde gehalten aan
de geanalyseerde parameters aangetoond. Van het veen in de ondergrond is één mengmonster
onderzocht (MM09). Hierin zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters
aangetoond.
Er zijn geen aanwijzingen dat het licht verhoogde gehalten aan kobalt veroorzaakt is door de
uitgevoerde activiteiten op de locatie. Het licht verhoogde gehalte aan kobalt is mogelijk te
relateren aan natuurlijk voorkomen in de bodem. Het gehalte is dermate laag dat geen aanleiding
bestaat tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek.
In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium gemeten.
Verhoogde bariumgehalten in het grondwater worden vaker gemeten en zijn hoogstwaarschijnlijk
te relateren aan natuurlijk voorkomen in de bodem. De gehalten zijn dermate laag dat geen
aanleiding bestaat tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek.
De nul-/eindsituatie van de onderzoekslocatie is voldoende vastgelegd.
6.2
Algemeen
Opgemerkt dient te worden dat bij eventueel buiten de locatie brengen van grond met
stofconcentraties boven de Achtergrondwaarde restricties kunnen gelden voor het gebruik elders.
Gezien het verkennende karakter van dit bodemonderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid
waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet
zijn ontdekt. Een lokaal voorkomende verontreiniging betreft ook een verontreiniging met een stof
die niet tot het gebruikte analysepakket behoort. Dit bodemonderzoek geeft daarom geen
vrijwaring. De eigenaar of gebruiker blijft (juridisch) aanspreekbaar op de kwaliteit van de bodem.
Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden welke duiden op
de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat
er fundamentele verschillen bestaan tussen een gericht asbestonderzoek (NEN 5707) en het thans
uitgevoerde standaard verkennend bodemonderzoek.
DIBEC/811.090_03
pagina 11
Bijlagen:
1
Overzichtstekening
2
Situatietekening
3
Foto's
4
Boorbeschrijvingen
5
Analysecertificaten
6
Toetsingstabellen en toetsingswaarden
7
Verklaring onafhankelijkheid
DIBEC/811.090_03
Bijlage 1 Overzichtstekening
DIBEC/811.090_03
= onderzoekslocatie
project:
Cattenbroekerdijk 13b Woerden, Eind-/nulsituatie bodemonderzoek
onderdeel:
Regionale ligging onderzoekslocatie
projectnummer:
formaat:
schaal:
811.090_03
A4
1:25.000
Bijlage 1
Bijlage 2 Situatietekening
DIBEC/811.090_03
Bijlage 3 Foto's
DIBEC/811.090_03
Foto 1
Foto 2
Foto 3
DIBEC/811.090_03
Bijlage 4 Boorbeschrijvingen
DIBEC/811.090_03
DIBEC/811.090_03
Boring: 01
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122880,5
454749,97
Boring: 02
0
1
50
2
3
100
4
150
5
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
13-12-2011
122837,66
454678,77
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
-60
-80
Datum:
X:
0 Y:
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
-180
6
200
-200
Veen, matig kleiïg, neutraalbruin,
Edelmanboor
Boring: 03
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122857,47
454692,71
Boring: 04
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122876,44
454706,14
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
2
100
3
150
4
-160
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 05
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122897,18
454720,03
Boring: 06
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122934,95
454744,98
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
100
3
-160
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
5
200
Project 811.090_03
-50
Datum:
X:
0 Y:
-200
13-12-2011
122954,7
454757,99
0
1
50
2
4
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Boring: 08
1
150
0
1
50
Boring: 07
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122919,1286
454731,2384
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Boring: 09
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122973,29
454772,09
Boring: 10
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122992,07
454785,47
0
1
braak
Zand, matig grof, zwak siltig,
donkerbruin, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-160
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 11
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123008,77
454798,81
Boring: 12
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
donkergrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
123033,82
454806,04
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
50
2
-100
100
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
3
150
4
-200
200
Boring: 13
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123050,92
454825,63
Boring: 14
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123093,09
454856,42
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
donkergrijs, Edelmanboor
-50
50
Boring: 15
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123070,91
454839,9
Boring: 16
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
123119,01
454865,09
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-40
50
-50
50
Veen, matig kleiïg, donkerbruin,
Edelmanboor
2
100
3
150
4
200
Project 811.090_03
5
-200
Boring: 17
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122798,9
454671,83
Boring: 18
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122827,92
454742,77
0
1
50
2
braak
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindig, neutraalbruin,
Edelmanboor
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
3
100
4
150
5
200
Boring: 19
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122845,19
454719,52
Boring: 20
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122881,13
454749,83
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
1
14-12-2011
122937,0606
454789,3859
Project 811.090_03
13-12-2011
122911,79
454772,13
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
Boring: 26
0
1
50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
Datum:
X:
0 Y:
Boring: 25
Datum:
X:
0 Y:
0
Boring: 24
1
50
13-12-2011
122865,84
454739,54
50
Boring: 23
13-12-2011
122889,62
454756,48
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
-50
Datum:
X:
0 Y:
0
Boring: 22
1
50
13-12-2011
122856,6904
454731,5228
1
Boring: 21
Datum:
X:
0 Y:
-210
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122958,14
454802,75
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
Boring: 27
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122996,97
454828,78
Boring: 28
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122994,7
454834,03
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-200
200
Boring: 29
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123014,61
454847,89
Boring: 30
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
123040,4
454867,81
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal bruingrijs, Edelmanboor
50
2
-100
100
Zand, zeer fijn, sterk siltig, zwak
humeus, neutraalbruin,
Edelmanboor
3
-150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
4
200
5
-250
250
Boring: 30A
Datum:
X:
0 Y:
20-12-2011
123030,79
454848,36
Boring: 31
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal grijsbruin, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123045,13
454902,38
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
100
150
200
-250
250
Boring: 32
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123060,38
454884,73
Boring: 33
0
1
50
Project 811.090_03
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122807,49
454715,87
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Boring: 34
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122830,69
454733,68
Boring: 35
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122862,69
454763,37
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Boring: 37
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
donkergrijs, Edelmanboor
-50
50
0
1
Boring: 36
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122852,58
454720,17
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122884,3124
454781,3213
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
50
2
100
3
150
4
-160
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 38
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122897,92
454793,78
Boring: 39
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122918,56
454806,71
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
2
100
3
150
4
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig,
laagjes veen, Edelmanboor
5
200
-220
Boring: 40
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122939,26
454824,27
Boring: 41
0
1
50
Project 811.090_03
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122952,9
454840,09
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Boring: 42
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122966,18
454855,17
Boring: 43
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
123004,14
454868,08
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
50
2
100
3
150
4
-200
200
Boring: 44
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122991,63
454877,77
Boring: 45
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123022
454907,42
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
13-12-2011
122811,09
454757,2
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Project 811.090_03
13-12-2011
122832,39
454768,37
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Boring: 51
0
1
50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
Datum:
X:
0 Y:
Boring: 50
13-12-2011
122850,59
454777,15
0
1
50
-50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122799,72
454751,67
Boring: 49
1
50
-50
Datum:
X:
0 Y:
Boring: 48
Datum:
X:
0 Y:
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Boring: 47
1
50
0
1
50
Boring: 46
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
123006,07
454893,62
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122872,54
454790,5
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
Boring: 52
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122890,37
454806,9
Boring: 53
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122932,58
454848,57
2
100
3
150
4
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Boring: 55
0
1
50
0
1
Boring: 54
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122907,91
454820,61
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122947,54
454857,09
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 56
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122958,26
454883,4
Boring: 57
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
123045,27
454916,17
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
Datum:
X:
0 Y:
2
100
3
150
4
-200
13-12-2011
122800,44
454769,17
0
1
50
Project 811.090_03
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
Boring: 59
50
200
0
1
50
Boring: 58
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122973,76
454907,95
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
Boring: 60
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122823,57
454774,45
Boring: 61
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122835,77
454792,39
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig,
laagjes veen, Edelmanboor
5
200
-220
Boring: 62
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122849,07
454800,33
Boring: 63
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122868,18
454821,29
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-200
200
Boring: 64
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122882,65
454837,75
Boring: 65
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122894,44
454852,95
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig,
laagjes veen, Edelmanboor
5
200
-220
Boring: 66
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122916,35
454875,08
Boring: 67
0
1
50
Project 811.090_03
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122932,08
454893,05
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
Boring: 68
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122942,82
454905,45
Boring: 68A
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal bruingrijs, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
20-12-2011
122961,37
454904,57
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal grijsbruin, Edelmanboor
50
2
100
100
3
-130
150
Veen, matig kleiïg, zwak zandig,
donkerbruin, Edelmanboor
150
4
-180
5
200
-210
Veen, matig kleiïg, donkerbruin,
Edelmanboor
Boring: 69
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122957,73
454919,21
Boring: 70
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122780,7846
454787,4944
0
-30
2
100
3
150
4
0
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtbruin, Edelmanboor
-50
50
Boring: 72
1
50
13-12-2011
122974,17
454922,34
1
Boring: 71
Datum:
X:
0 Y:
-200
200
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
donkergrijs, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122802,09
454801,66
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
-160
Veen, zwak kleiïg, donkerbruin,
Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 73
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122822,15
454816,65
Boring: 74
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
lichtgrijs, Edelmanboor
-50
50
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122858,87
454846,66
Project 811.090_03
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Boring: 76
0
1
50
0
1
Boring: 75
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122840,88
454831,39
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122875,6
454859,62
0
1
50
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Boring: 77
Datum:
X:
0 Y:
12-12-2011
122887,18
454870,68
Boring: 78
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal grijsbruin, Edelmanboor
-50
50
2
100
3
150
4
-70
Veen, donkerbruin, Edelmanboor
Datum:
X:
0 Y:
13-12-2011
122908,78
454884,72
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
-50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalgrijs, Edelmanboor
5
-200
200
Boring: 79
Datum:
X:
0 Y:
14-12-2011
122908,42
454910,53
Boring: 80
0
1
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraal grijsbruin, Edelmanboor
50
Datum:
X:
0 Y:
2
3
-150
150
Veen, zwak kleiïg, donkerbruin,
Edelmanboor
4
200
Project 811.090_03
-200
0
1
50
100
13-12-2011
122940,59
454921,29
-50
braak
Zand, matig fijn, zwak siltig,
neutraalbruin, Edelmanboor
Bijlage 5 Analysecertificaten
DIBEC/811.090_03
ALcontrol B.V.
Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam
Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34
www.alcontrol.nl
Analyserapport
DIBEC BV
R. Kok
Postbus 5470
6802 EL ARNHEM
Uw projectnaam
Uw projectnummer
ALcontrol rapportnummer
Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 11
: EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
: 811.090_03
: 11740756, versie nummer: 1
: 8LW4HS7U
Rotterdam, 20-12-2011
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project
811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben
uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en
het project zijn overgenomen in dit analyserapport.
Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door
ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL).
Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 11 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger
vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen
vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere
informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u
vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support.
Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn.
Hoogachtend,
R. van Duin
Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 2 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
811.090_03
- 1
11740756
Analyse
Eenheid
Q
droge stof
gewicht artefacten
aard van de artefacten
gew.-%
g
g
S
S
S
85.5
<1
geen
85.8
<1
geen
79.8
<1
geen
82.4
<1
geen
84.6
<1
geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
0.9
0.5
<0.5
0.7
<0.5
KORRELGROOTTEVERDELING
lutum (bodem)
% vd DS
S
<1
<1
<1
<1
<1
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
S
S
S
S
S
S
S
S
S
<20
<0.35
4.5
<10
<0.10
<13
<1.5
11
20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
5.5
<20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
6.6
<20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
7.4
<20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
6.6
<20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
<0.01
naftaleen
mg/kgds
S
<0.01
fenantreen
mg/kgds
S
<0.01
antraceen
mg/kgds
S
<0.01
fluoranteen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(a)antraceen
mg/kgds
S
<0.01
chryseen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(k)fluoranteen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(a)pyreen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(ghi)peryleen
mg/kgds
S
<0.01
indeno(1,2,3-cd)pyreen
mg/kgds
S
0.07
pak-totaal (10 van VROM)
mg/kgds
S
(0.7 factor)
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
PCB 28
µg/kgds
PCB 52
µg/kgds
PCB 101
µg/kgds
PCB 118
µg/kgds
001
S
S
S
S
<1
<1
<1
<1
1)
002
<1
<1
<1
<1
1)
003
1)
004
<1
<1
<1
<1
1)
<1
<1
<1
<1
005
<1
<1
<1
<1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50)
002
Grond (AS3000)
MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50)
003
Grond (AS3000)
MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50)
004
Grond (AS3000)
MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50)
005
Grond (AS3000)
MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
1)
DIBEC BV
R. Kok
Blad 3 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
811.090_03
- 1
11740756
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138
PCB 153
PCB 180
som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
S
S
S
S
<1
<1
<1
4.9
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
S
<5
<5
<5
<5
<20
1)
002
<1
<1
<1
4.9
<5
<5
<5
<5
<20
1)
003
<1
<1
<1
4.9
<5
<5
<5
<5
<20
1)
004
<1
<1
<1
4.9
1)
<5
<5
<5
<5
<20
005
<1
<1
<1
4.9
<5
<5
<5
<5
<20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50)
002
Grond (AS3000)
MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50)
003
Grond (AS3000)
MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50)
004
Grond (AS3000)
MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50)
005
Grond (AS3000)
MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
1)
DIBEC BV
R. Kok
Blad 4 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
005
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten
1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 5 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
811.090_03
- 1
11740756
Analyse
Eenheid
Q
droge stof
gewicht artefacten
aard van de artefacten
gew.-%
g
g
S
S
S
83.7
<1
geen
82.1
<1
geen
84.3
<1
geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
1.1
0.8
0.6
KORRELGROOTTEVERDELING
lutum (bodem)
% vd DS
S
<1
<1
<1
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
S
S
S
S
S
S
S
S
S
23
<0.35
3.0
<10
<0.10
<13
<1.5
9.1
<20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
6.8
<20
<20
<0.35
<3
<10
<0.10
<13
<1.5
7.4
<20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
<0.01
naftaleen
mg/kgds
S
<0.01
fenantreen
mg/kgds
S
<0.01
antraceen
mg/kgds
S
<0.01
fluoranteen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(a)antraceen
mg/kgds
S
<0.01
chryseen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(k)fluoranteen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(a)pyreen
mg/kgds
S
<0.01
benzo(ghi)peryleen
mg/kgds
S
<0.01
indeno(1,2,3-cd)pyreen
mg/kgds
S
0.07
pak-totaal (10 van VROM)
mg/kgds
S
(0.7 factor)
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
<0.01
0.07
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
PCB 28
µg/kgds
PCB 52
µg/kgds
PCB 101
µg/kgds
PCB 118
µg/kgds
006
S
S
S
S
<1
<1
<1
<1
1)
007
<1
<1
<1
<1
1)
008
1)
<1
<1
<1
<1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
006
Grond (AS3000)
MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50)
007
Grond (AS3000)
MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50)
008
Grond (AS3000)
MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 6 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
811.090_03
- 1
11740756
Analyse
Eenheid
Q
006
PCB 138
PCB 153
PCB 180
som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
S
S
S
S
<1
<1
<1
4.9
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
S
<5
<5
<5
<5
<20
1)
007
<1
<1
<1
4.9
<5
<5
<5
<5
<20
1)
008
<1
<1
<1
4.9
1)
<5
<5
<5
<5
<20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
006
Grond (AS3000)
MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50)
007
Grond (AS3000)
MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50)
008
Grond (AS3000)
MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 7 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Monster beschrijvingen
006
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
007
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
008
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten
1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 8 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten
aard van de artefacten
organische stof (gloeiverlies)
lutum (bodem)
barium
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
cadmium
kobalt
koper
kwik
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen
nikkel
zink
naftaleen
fenantreen
antraceen
fluoranteen
benzo(a)antraceen
chryseen
benzo(k)fluoranteen
benzo(a)pyreen
benzo(ghi)peryleen
indeno(1,2,3-cd)pyreen
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
factor)
PCB 28
PCB 52
PCB 101
PCB 118
PCB 138
PCB 153
PCB 180
som PCB (7) (0.7 factor)
totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/
A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2
Conform AS3000, NEN 5709
Idem
Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010
Conform AS3010-4
Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform ISO 22036).
Idem
Idem
Idem
Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961,
meting conform NEN-ISO 16772)
Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform ISO 22036).
Idem
Idem
Idem
Conform AS3010-6
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Conform AS3010-8
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
001
001
001
001
Y3291068
Y3291071
Y3291088
Y3291089
Y3546131
Y3546150
Y3546153
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 9 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
002
002
002
002
002
002
002
002
002
002
003
003
003
003
003
003
003
003
003
003
004
004
004
004
004
004
004
004
004
004
005
005
005
Y3546187
Y3546188
Y3546192
Y3291039
Y3291050
Y3291058
Y3291094
Y3291098
Y3291112
Y3391213
Y3391224
Y3546183
Y3546452
Y3290958
Y3291066
Y3291072
Y3291075
Y3291095
Y3291099
Y3291114
Y3291123
Y3391230
Y3546076
Y3291141
Y3390314
Y3390322
Y3546140
Y3546451
Y3546460
Y3546461
Y3546468
Y3546470
Y3546476
Y3291059
Y3291087
Y3291091
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 10 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
005
005
005
005
005
005
005
006
006
006
006
006
006
006
006
006
006
007
007
007
007
007
007
007
007
007
007
008
008
008
008
008
008
008
008
008
Y3291093
Y3291096
Y3390835
Y3390842
Y3546143
Y3546454
Y3546464
Y3291122
Y3291126
Y3291128
Y3291133
Y3291137
Y3390839
Y3546159
Y3546463
Y3546465
Y3546466
Y3291097
Y3291136
Y3390315
Y3390320
Y3546453
Y3546456
Y3546457
Y3546462
Y3546471
Y3546478
Y3290997
Y3291080
Y3291082
Y3291090
Y3291092
Y3292236
Y3390310
Y3390834
Y3546420
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
13-12-2011
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 11 van 11
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740756
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
008
Y3546469
13-12-2011
13-12-2011
ALC201
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 20-12-2011
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V.
Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam
Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34
www.alcontrol.nl
Analyserapport
DIBEC BV
R. Kok
Postbus 5470
6802 EL ARNHEM
Uw projectnaam
Uw projectnummer
ALcontrol rapportnummer
Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 7
: EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
: 811.090_03
: 11740758, versie nummer: 1
: DS6411EZ
Rotterdam, 19-12-2011
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project
811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben
uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en
het project zijn overgenomen in dit analyserapport.
Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door
ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL).
Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 7 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger
vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen
vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere
informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u
vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support.
Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn.
Hoogachtend,
R. van Duin
Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 2 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
- 1
11740758
Analyse
Eenheid
Q
droge stof
gewicht artefacten
aard van de artefacten
gew.-%
g
g
S
S
S
47.4
<1
geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
22.1
KORRELGROOTTEVERDELING
lutum (bodem)
% vd DS
S
27
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
Lood
molybdeen
nikkel
zink
S
S
S
S
S
S
S
S
S
120
<0.35
9.6
28
<0.10
31
<1.5
28
66
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
001
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
<0.01
naftaleen
mg/kgds
S
0.03
fenantreen
mg/kgds
S
<0.01
antraceen
mg/kgds
S
0.09
fluoranteen
mg/kgds
S
0.04
benzo(a)antraceen
mg/kgds
S
0.05
chryseen
mg/kgds
S
0.04
benzo(k)fluoranteen
mg/kgds
S
0.04
benzo(a)pyreen
mg/kgds
S
0.04
benzo(ghi)peryleen
mg/kgds
S
0.04
indeno(1,2,3-cd)pyreen
mg/kgds
S
0.36
pak-totaal (10 van VROM)
mg/kgds
S
(0.7 factor)
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
PCB 28
µg/kgds
PCB 52
µg/kgds
PCB 101
µg/kgds
PCB 118
µg/kgds
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
S
S
S
S
1)
<1
<1
2.7
4.4
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77
(50-70) 79 (150-200)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 3 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
- 1
11740758
Analyse
Eenheid
Q
PCB 138
PCB 153
PCB 180
som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
µg/kgds
S
S
S
S
8.1
9.0
6.5
32
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
mg/kgds
S
<5
<5
16
12
30
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
001
1)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77
(50-70) 79 (150-200)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 4 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740758
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten
1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 5 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740758
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten
aard van de artefacten
organische stof (gloeiverlies)
lutum (bodem)
barium
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
cadmium
kobalt
koper
kwik
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Lood
Grond (AS3000)
molybdeen
nikkel
zink
naftaleen
fenantreen
antraceen
fluoranteen
benzo(a)antraceen
chryseen
benzo(k)fluoranteen
benzo(a)pyreen
benzo(ghi)peryleen
indeno(1,2,3-cd)pyreen
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
factor)
PCB 28
PCB 52
PCB 101
PCB 118
PCB 138
PCB 153
PCB 180
som PCB (7) (0.7 factor)
totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/
A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2
Conform AS3000, NEN 5709
Idem
Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010
Conform AS3010-4
Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform ISO 22036).
Idem
Idem
Idem
Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961,
meting conform NEN-ISO 16772)
Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting
conform ISO 22036).
Idem
Idem
Idem
Conform AS3010-6
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Grond (AS3000)
Conform AS3010-8
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
001
001
001
001
Y3291142
Y3291150
Y3390307
Y3390309
Y3390318
Y3390831
Y3391218
12-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
12-12-2011
12-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
14-12-2011
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
ALC201
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 6 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740758
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
Y3546152
Y3546154
Y3546190
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
13-12-2011
ALC201
ALC201
ALC201
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 7 van 7
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11740758
- 1
Orderdatum
15-12-2011
Startdatum
15-12-2011
Rapportagedatum 19-12-2011
Monsternummer:
001
Monster beschrijvingen
MM0901 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210)
71 (160-200) 77 (50-70) 79 (150-200)
Karakterisering naar alkaantraject
benzine
C9-C14
kerosine en petroleum
diesel en gasolie
motorolie
C10-C16
C10-C28
C20-C36
stookolie
C10-C36
De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard.
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V.
Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam
Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34
www.alcontrol.nl
Analyserapport
DIBEC BV
R. Kok
Postbus 5470
6802 EL ARNHEM
Uw projectnaam
Uw projectnummer
ALcontrol rapportnummer
Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 6
: EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
: 811.090_03
: 11741841, versie nummer: 1
: L1D1AIVU
Rotterdam, 21-12-2011
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project
811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben
uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en
het project zijn overgenomen in dit analyserapport.
Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door
ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL).
Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger
vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen
vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere
informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u
vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support.
Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn.
Hoogachtend,
R. van Duin
Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 2 van 6
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
Orderdatum
19-12-2011
Startdatum
19-12-2011
Rapportagedatum 21-12-2011
811.090_03
11741841
- 1
Analyse
Eenheid
Q
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
S
S
S
S
S
S
250
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
140
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
95
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
65
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
VLUCHTIGE AROMATEN
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
o-xyleen
p- en m-xyleen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
S
S
S
S
S
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN
1,1-dichloorethaan
µg/l
S
1,2-dichloorethaan
µg/l
S
1,1-dichlooretheen
µg/l
S
cis-1,2-dichlooretheen
µg/l
S
trans-1,2-dichlooretheen
µg/l
S
som (cis,trans) 1,2µg/l
S
dichloorethenen (0.7 factor)
dichloormethaan
µg/l
S
1,1-dichloorpropaan
µg/l
S
1,2-dichloorpropaan
µg/l
S
1,3-dichloorpropaan
µg/l
S
som dichloorpropanen (0.7
µg/l
S
factor)
tetrachlooretheen
µg/l
S
tetrachloormethaan
µg/l
S
1,1,1-trichloorethaan
µg/l
S
1,1,2-trichloorethaan
µg/l
S
trichlooretheen
µg/l
S
001
002
003
004
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
39-1-1 39 (200-300)
002
003
004
60-1-1 60 (200-300)
64-1-1 64 (200-300)
18-1-1 18 (110-210)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 3 van 6
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
Orderdatum
19-12-2011
Startdatum
19-12-2011
Rapportagedatum 21-12-2011
811.090_03
11741841
- 1
Analyse
Eenheid
Q
001
002
003
004
chloroform
vinylchloride
tribroommethaan
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
<0.6
<0.1
<0.2
<0.6
<0.1
<0.2
<0.6
<0.1
<0.2
<0.6
<0.1
<0.2
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
<25
<25
<25
<25
<100
<25
<25
<25
<25
<100
<25
<25
<25
<25
<100
<25
<25
<25
<25
<100
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
39-1-1 39 (200-300)
002
003
004
60-1-1 60 (200-300)
64-1-1 64 (200-300)
18-1-1 18 (110-210)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 4 van 6
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
811.090_03
11741841
- 1
Orderdatum
19-12-2011
Startdatum
19-12-2011
Rapportagedatum 21-12-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 5 van 6
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
811.090_03
11741841
- 1
Orderdatum
19-12-2011
Startdatum
19-12-2011
Rapportagedatum 21-12-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
molybdeen
nikkel
zink
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
o-xyleen
p- en m-xyleen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
1,1-dichloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1-dichlooretheen
cis-1,2-dichlooretheen
trans-1,2-dichlooretheen
som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor)
dichloormethaan
1,1-dichloorpropaan
1,2-dichloorpropaan
1,3-dichloorpropaan
som dichloorpropanen (0.7 factor)
tetrachlooretheen
tetrachloormethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
trichlooretheen
chloroform
vinylchloride
tribroommethaan
totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO
11885)
Idem
Idem
Idem
Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO
11885)
Idem
Idem
Idem
Conform AS3130-1
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3130-1
Conform AS3130-1
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
002
002
002
003
003
B1071755
G8274754
G8274783
B1071721
G8274742
G8274752
B1071765
G8274739
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
ALC204
ALC236
ALC236
ALC204
ALC236
ALC236
ALC204
ALC236
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 6 van 6
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL werkterrein Cattenbroekerdijk 13b Woerden
811.090_03
11741841
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
003
004
004
004
G8274743
B1071730
G8274769
G8274770
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
19-12-2011
ALC236
ALC204
ALC236
ALC236
Orderdatum
19-12-2011
Startdatum
19-12-2011
Rapportagedatum 21-12-2011
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V.
Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam
Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34
www.alcontrol.nl
Analyserapport
DIBEC BV
R. Kok
Postbus 5470
6802 EL ARNHEM
Uw projectnaam
Uw projectnummer
ALcontrol rapportnummer
Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 5
: EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
: 811.090_03
: 11745974, versie nummer: 1
: TZAB1BMI
Rotterdam, 10-01-2012
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project
811.090_03. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben
uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en
het project zijn overgenomen in dit analyserapport.
Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door
ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL).
Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger
vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen
vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere
informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u
vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support.
Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn.
Hoogachtend,
R. van Duin
Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 2 van 5
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11745974
- 1
Analyse
Eenheid
Q
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
S
S
S
S
S
S
75
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
190
<0.8
<5
<15
<0.05
<15
<3.6
<15
<60
VLUCHTIGE AROMATEN
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
o-xyleen
p- en m-xyleen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
S
S
S
S
S
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.2
<0.2
<0.2
<0.1
<0.2
0.21
<0.2
<0.05
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.6
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
0.14
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.2
<0.25
<0.25
<0.25
0.53
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
<0.1
<0.1
<0.1
<0.1
<0.6
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN
1,1-dichloorethaan
µg/l
S
1,2-dichloorethaan
µg/l
S
1,1-dichlooretheen
µg/l
S
cis-1,2-dichlooretheen
µg/l
S
trans-1,2-dichlooretheen
µg/l
S
som (cis,trans) 1,2µg/l
S
dichloorethenen (0.7 factor)
dichloormethaan
µg/l
S
1,1-dichloorpropaan
µg/l
S
1,2-dichloorpropaan
µg/l
S
1,3-dichloorpropaan
µg/l
S
som dichloorpropanen (0.7
µg/l
S
factor)
tetrachlooretheen
µg/l
S
tetrachloormethaan
µg/l
S
1,1,1-trichloorethaan
µg/l
S
1,1,2-trichloorethaan
µg/l
S
trichlooretheen
µg/l
S
001
Orderdatum
09-01-2012
Startdatum
09-01-2012
Rapportagedatum 10-01-2012
002
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
30A-1-1 30A (100-200)
002
68A-1-1 68A (100-200)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 3 van 5
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11745974
- 1
Analyse
Eenheid
Q
001
chloroform
vinylchloride
tribroommethaan
µg/l
µg/l
µg/l
S
S
S
<0.6
<0.1
<0.2
<0.6
<0.1
<0.2
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
µg/l
S
<25
<25
<25
<25
<100
<25
<25
<25
<25
<100
Orderdatum
09-01-2012
Startdatum
09-01-2012
Rapportagedatum 10-01-2012
002
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater
(AS3000)
Grondwater
(AS3000)
30A-1-1 30A (100-200)
002
68A-1-1 68A (100-200)
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 4 van 5
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11745974
- 1
Orderdatum
09-01-2012
Startdatum
09-01-2012
Rapportagedatum 10-01-2012
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen
voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
DIBEC BV
R. Kok
Blad 5 van 5
Analyserapport
Projectnaam
Projectnummer
Rapportnummer
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
11745974
- 1
Orderdatum
09-01-2012
Startdatum
09-01-2012
Rapportagedatum 10-01-2012
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
molybdeen
nikkel
zink
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
o-xyleen
p- en m-xyleen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
1,1-dichloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1-dichlooretheen
cis-1,2-dichlooretheen
trans-1,2-dichlooretheen
som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor)
dichloormethaan
1,1-dichloorpropaan
1,2-dichloorpropaan
1,3-dichloorpropaan
som dichloorpropanen (0.7 factor)
tetrachlooretheen
tetrachloormethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
trichlooretheen
chloroform
vinylchloride
tribroommethaan
totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO
11885)
Idem
Idem
Idem
Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO
11885)
Idem
Idem
Idem
Conform AS3130-1
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3130-1
Conform AS3130-1
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Grondwater (AS3000)
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001
001
001
002
002
002
B1121462
G8274781
G8293388
B1121454
G8274741
G8274762
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
09-01-2012
ALC204
ALC236
ALC236
ALC204
ALC236
ALC236
Paraaf :
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING
HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Bijlage 6 Toetsingstabellen en toetsingswaarden
DIBEC/811.090_03
Projectnaam
Projectcode
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven)
Monstercode
Bodemtype1)
droge stof(gew.-%)
gewicht artefacten(g)
aard van de artefacten(g)
organische stof (gloeiverlies)(% vd DS)
KORRELGROOTTEVERDELING
lutum (bodem)(% vd DS)
METALEN
barium+
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
MM011
1
MM022
2
MM033
2
MM044
3
MM055
2
MM066
5
85,5
<1
Geen
----
85,8
<1
Geen
----
79,8
<1
Geen
----
82,4
<1
Geen
----
84,6
<1
Geen
----
83,7
<1
Geen
----
0,9
--
0,5
--
<0,5
--
0,7
--
<0,5
--
1,1
--
--
<1
--
--
<1
--
<1
--
<20
<0,35
4,5 *
<10
<0,10
<13
<1,5
11
20
<1
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
5,5
<20
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
6,6
<20
<1
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
7,4
<20
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
6,6
<20
<1
--
23
<0,35
3,0
<10
<0,10
<13
<1,5
9,1
<20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
naftaleen
<0,01 -<0,01
fenantreen
<0,01 -<0,01
antraceen
<0,01 -<0,01
fluoranteen
<0,01 -<0,01
benzo(a)antraceen
<0,01 -<0,01
chryseen
<0,01 -<0,01
benzo(k)fluoranteen
<0,01 -<0,01
benzo(a)pyreen
<0,01 -<0,01
benzo(ghi)peryleen
<0,01 -<0,01
indeno(1,2,3-cd)pyreen
<0,01 -<0,01
pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
0,07
0,07
-----------
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
0,07
-----------
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
0,07
-----------
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
0,07
-----------
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
0,07
-----------
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
PCB 28(µg/kgds)
PCB 52(µg/kgds)
PCB 101(µg/kgds)
PCB 118(µg/kgds)
PCB 138(µg/kgds)
PCB 153(µg/kgds)
PCB 180(µg/kgds)
som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
--------
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
--------
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
--------
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
--------
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
--------
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
<5
<5
<5
<5
<20
-------a
-----
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
<5
<5
<5
<5
<20
a
-----
<5
<5
<5
<5
<20
a
-----
<5
<5
<5
<5
<20
a
-----
<5
<5
<5
<5
<20
Monstercode en monstertraject
MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 19 (0-50) 20 (0-50) 21 (0-50)
MM02 33 (0-50) 34 (0-50) 35 (0-50) 36 (0-50) 37 (0-50) 47 (0-50) 48 (0-50) 49 (0-50) 50 (0-50) 51 (0-50)
3
MM03 59 (0-50) 60 (0-50) 61 (0-50) 62 (0-50) 63 (0-50) 71 (0-30) 72 (0-50) 73 (0-50) 74 (0-50) 75 (0-50)
4
MM04 06 (0-50) 07 (0-50) 08 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 22 (0-50) 23 (0-50) 24 (0-50) 25 (0-50) 26 (0-50)
5
MM05 38 (0-50) 39 (0-50) 40 (0-50) 41 (0-50) 42 (0-50) 43 (0-50) 52 (0-50) 53 (0-50) 54 (0-50) 55 (0-50)
6
MM06 64 (0-50) 65 (0-50) 66 (0-50) 67 (0-50) 68 (0-50) 76 (0-50) 77 (0-50) 78 (0-50) 79 (0-50) 80 (0-50)
1
2
a
-----
<5
<5
<5
<5
<20
a
-----
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering
2009, Staatscourant 67, 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20
december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB
(per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009.
De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd:
*
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en
interventiewaarde
**
het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de
interventiewaarde
***
het gehalte is groter dan de interventiewaarde
-geen toetsingswaarde voor opgesteld
niet geanalyseerd
#
verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat
a
gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld),
maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de
achtergrondwaarde te zijn.
b
gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan
de AS3000 rapportagegrens-eis.
+
de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene
verontreiniging.
1)
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.
Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is
gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.)
1 lutum 1% ; humus 0.9%
2 lutum 1% ; humus 0.5%
3 lutum 1% ; humus 0.7%
5 lutum 1% ; humus 1.1%
Projectnaam
Projectcode
EO/NUL Strand zandwinput Cattenbroekerdijk Woerden
811.090_03
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven)
Monstercode
Bodemtype1)
droge stof(gew.-%)
gewicht artefacten(g)
aard van de artefacten(g)
organische stof (gloeiverlies)(% vd DS)
KORRELGROOTTEVERDELING
lutum (bodem)(% vd DS)
METALEN
barium+
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
MM071
6
MM082
7
MM093
4
82,1
<1
Geen
----
84,3
<1
Geen
----
47,4
<1
Geen
----
0,8
--
0,6
--
22,1
--
--
27
--
<1
--
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
6,8
<20
<1
<20
<0,35
<3
<10
<0,10
<13
<1,5
7,4
<20
120
<0,35
9,6
28
<0,10
31
<1,5
28
66
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
naftaleen
<0,01 -fenantreen
<0,01 -antraceen
<0,01 -fluoranteen
<0,01 -benzo(a)antraceen
<0,01 -chryseen
<0,01 -benzo(k)fluoranteen
<0,01 -benzo(a)pyreen
<0,01 -benzo(ghi)peryleen
<0,01 -indeno(1,2,3-cd)pyreen
<0,01 -pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
0,07
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
0,07
-----------
<0,01
0,03
<0,01
0,09
0,04
0,05
0,04
0,04
0,04
0,04
0,36
-----------
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
PCB 28(µg/kgds)
PCB 52(µg/kgds)
PCB 101(µg/kgds)
PCB 118(µg/kgds)
PCB 138(µg/kgds)
PCB 153(µg/kgds)
PCB 180(µg/kgds)
som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
--------
<1
<1
2,7
4,4
8,1
9,0
6,5
32
--------
-----
<5
<5
16
12
30
-----
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
4,9
<5
<5
<5
<5
<20
-------a
-----
<5
<5
<5
<5
<20
a
Monstercode en monstertraject
MM07 11 (0-50) 12 (0-50) 13 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 27 (0-50) 28 (0-50) 29 (0-50) 30 (0-50) 44 (0-50)
MM08 16 (0-40) 31 (0-50) 32 (0-50) 45 (0-50) 46 (0-50) 56 (0-50) 57 (0-50) 58 (0-50) 69 (0-50) 70 (0-50)
3
MM09 01 (60-80) 04 (160-200) 07 (160-200) 09 (160-200) 12 (100-150) 16 (40-90) 68 (180-210) 71 (160-200) 77 (50-70)
79 (150-200)
1
2
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering
2009, Staatscourant 67, 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20
december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB
(per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009.
De gehalten die de betreffende achtergrondwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd:
*
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en
interventiewaarde
**
het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de
interventiewaarde
***
het gehalte is groter dan de interventiewaarde
-geen toetsingswaarde voor opgesteld
niet geanalyseerd
#
verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat
a
gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld),
maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de
achtergrondwaarde te zijn.
b
gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan
de AS3000 rapportagegrens-eis.
+
de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene
verontreiniging.
1)
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.
Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is
gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.)
6 lutum 1% ; humus 0.8%
7 lutum 1% ; humus 0.6%
4 lutum 27% ; humus 22.1%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
AS3000 eis
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
1,5
21
40
factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
factor)(µg/kgds)
9,8
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
1)
AW
1/2(AW+I)
I
AS3000
4,0
38
102
200
519
1000
38
achtergrondwaarde
gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde
interventiewaarde
laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en
grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie
4,25 juni 2008.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
1: lutum 1%; humus 0.9%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
40
1,0
102
200
9,8
519
1000
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
1,5
21
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
4,0
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
38
AS3000 eis
38
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende bodem
type:
2: lutum 1%; humus 0.5%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
AS3000 eis
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
1,5
21
40
factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
factor)(µg/kgds)
9,8
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
4,0
38
102
200
519
1000
38
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
3: lutum 1%; humus 0.7%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,80
16
49
0,16
58
1,5
37
164
1/2(AW+I)
I
9,1
109
142
20
338
96
71
504
979
17
202
235
39
618
190
106
844
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
3,3
46
88
factor)
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
44
factor)(µg/kgds)
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
420
AS3000 eis
202
0,80
16
49
0,16
58
1,5
37
164
2,3
1127
2210
108
5735
11050
420
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
4: lutum 27%; humus 22.1%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
AS3000 eis
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
1,5
21
40
factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
factor)(µg/kgds)
9,8
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
4,0
38
102
200
519
1000
38
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
5: lutum 1%; humus 1.1%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
AS3000 eis
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
1,5
21
40
factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
factor)(µg/kgds)
9,8
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
4,0
38
102
200
519
1000
38
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
6: lutum 1%; humus 0.8%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (VROM-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders
aangegeven
Toetsingswaarden1)
AW
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
1/2(AW+I)
I
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
AS3000 eis
49
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
pak-totaal (10 van VROM) (0.7
1,5
21
40
factor)
1,0
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB)
som PCB (7) (0.7
factor)(µg/kgds)
9,8
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
4,0
38
102
200
519
1000
38
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de
bodemsamenstelling.
De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het volgende
bodem type:
7: lutum 1%; humus 0.6%
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven)
Monstercode
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
VLUCHTIGE AROMATEN
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
o-xyleen
p- en m-xyleen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
39-1-11
60-1-12
18-1-14
30A-1-15
68A-1-16
250
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
140
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
95
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
65
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
75
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
190
*
<0,8 a
<5
<15
<0,05
<15
<3,6
<15
<60
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,2
<0,2
<0,2
<0,1 -<0,2 -0,21 a
<0,2
<0,05 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,1 -<0,1 -0,14 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,1 -<0,1 -0,14 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,1 -<0,1 -0,14 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,1 -<0,1 -0,14 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,1 -<0,1 -0,14 a
<0,2 a
<0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,2
<0,2 a
<0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,2
<0,2 a
<0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,2
<0,2 a
<0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,2
<0,2 a
<0,25 -<0,25 -<0,25 -0,53
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,1 a
<0,6
<0,6
<0,1 a
<0,2
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN
1,1-dichloorethaan
<0,6
1,2-dichloorethaan
<0,6
1,1-dichlooretheen
<0,1 a
cis-1,2-dichlooretheen
<0,1 -trans-1,2-dichlooretheen
<0,1 -som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen
0,14 a
(0.7 factor)
dichloormethaan
<0,2 a
1,1-dichloorpropaan
<0,25 -1,2-dichloorpropaan
<0,25 -1,3-dichloorpropaan
<0,25 -som dichloorpropanen (0.7 factor)
0,53
tetrachlooretheen
<0,1 a
tetrachloormethaan
<0,1 a
1,1,1-trichloorethaan
<0,1 a
1,1,2-trichloorethaan
<0,1 a
trichlooretheen
<0,6
chloroform
<0,6
vinylchloride
<0,1 a
tribroommethaan
<0,2
MINERALE OLIE
fractie C10 - C12
fractie C12 - C22
fractie C22 - C30
fractie C30 - C40
totaal olie C10 - C40
64-1-13
<25
<25
<25
<25
<100
----a
<25
<25
<25
<25
<100
----a
<25
<25
<25
<25
<100
----a
<25
<25
<25
<25
<100
----a
<25
<25
<25
<25
<100
----a
<25
<25
<25
<25
<100
----a
Monstercode en monstertraject
11741841-001 39-1-1 39 (200-300)
11741841-002 60-1-1 60 (200-300)
3
11741841-003 64-1-1 64 (200-300)
4
11741841-004 18-1-1 18 (110-210)
5
11745974-001 30A-1-1 30A (100-200)
6
11745974-002 68A-1-1 68A (100-200)
1
2
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009, Staatscourant 67, 7 april
2009.
De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd:
*
het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde
**
het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde
***
het gehalte is groter dan de interventiewaarde
-geen toetsingswaarde voor opgesteld
niet geanalyseerd
#
verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat
a
gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan
de AS3000 rapportagegrens-eis, dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn.
b
gecorrigeerd gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), en groter dan de AS3000
rapportagegrens-eis.
Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (as3000)
Toetsingswaarden1)
S
METALEN
barium
cadmium
kobalt
koper
kwik
lood
molybdeen
nikkel
zink
50
0,40
20
15
0,050
15
5,0
15
65
VLUCHTIGE AROMATEN
benzeen
tolueen
ethylbenzeen
xylenen (0.7 factor)
styreen
naftaleen
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN
1,1-dichloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1-dichlooretheen
dichloormethaan
som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor)
som dichloorpropanen (0.7 factor)
tetrachlooretheen
tetrachloormethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
trichlooretheen
chloroform
vinylchloride
tribroommethaan
MINERALE OLIE
totaal olie C10 - C40
1)
S
1/2(S+I)
I
AS3000
0,20
7,0
4,0
0,20
6,0
0,01
1/2(S+I)
338
3,2
60
45
0,18
45
152
45
432
I
625
6,0
100
75
0,30
75
300
75
800
15
504
77
35
153
35
30
1000
150
70
300
70
7,0
7,0
0,01
0,01
0,01
0,80
0,01
0,01
0,01
0,01
24
6,0
0,01
454
204
5,0
500
10
40
20
5,0
150
65
262
203
2,5
900
400
10
1000
20
80
40
10
300
130
500
400
5,0
630
50
325
600
AS3000
50
0,80
20
15
0,050
15
5,0
15
65
0,20
7,0
4,0
0,21
6,0
0,050
7,0
7,0
0,10
0,20
0,20
0,52
0,10
0,10
0,10
0,10
24
6,0
0,20
2,0
100
streefwaarde
gemiddelde van streef- en interventiewaarde
interventiewaarde
laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m
3190 versie 3,25 juni 2008.
Bijlage 7 Verklaring onafhankelijkheid
DIBEC/811.090_03
Bijlage 2 Onderzoek flora en fauna
82
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
Ruimtelijke ontwikkelingen in en rondom
recreatieplas Cattenbroek Woerden
Toetsing aan de Flora- en faunawet
Rapportnummer:
Status rapport:
Datum rapport:
20120160/rap001
definitief
9 augustus 2013
Auteur:
Projectleider:
D. (Dirk) van der Est
J. (Jouke) Kampen
Opdrachtgever:
gemeente Woerden
T.a.v. dhr. R. (Richard) Beumers
Postbus 45
3440 AA Woerden
Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar
gecontroleerd en vrijgegeven.
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING ........................................................................................................................................... 1
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 1
1.2 Doel ................................................................................................................................................ 3
1.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen ....................................................................................................... 3
1.2.2 Bestemmingsplannen ............................................................................................................... 3
1.3 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 3
2 HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIGE PLANNEN ......................................................................... 4
2.1 Huidige situatie .............................................................................................................................. 4
2.2 Ontwikkelingsplannen .................................................................................................................... 4
2.2.1 Recreatieplas Woerden ............................................................................................................ 4
2.2.2 Waterrijk Woerden.................................................................................................................... 6
2.2.3 Drijvende woningen .................................................................................................................. 7
2.2.4 Aanleg van recreatieve paden ................................................................................................. 7
3 AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN .................................................................................... 9
3.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 9
3.2 Beschikbare verspreidingsinformatie ............................................................................................. 9
3.3 Ecologisch onderzoek flora ............................................................................................................ 9
3.3.1 Onderzoeksmethode ................................................................................................................ 9
3.3.2 Waarnemingen ......................................................................................................................... 9
3.3.3 Geschiktheid plangebied .......................................................................................................... 9
3.4 Ecologisch onderzoek amfibieën ................................................................................................. 10
3.4.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 10
3.4.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 10
3.4.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 11
3.5 Ecologisch onderzoek vissen ...................................................................................................... 12
3.5.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 12
3.5.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 12
3.5.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 12
3.6 Ecologisch onderzoek broedvogels ............................................................................................. 13
3.6.1 Onderzoeksmethode .............................................................................................................. 13
3.6.2 Waarnemingen ....................................................................................................................... 13
3.6.3 Geschiktheid plangebied ........................................................................................................ 14
3.7 Biotoopgeschiktheid overige soortgroepen ................................................................................. 14
3.7.1 Zoogdieren ............................................................................................................................. 14
3.7.2 Ongewervelden ...................................................................................................................... 14
3.8 Conclusie aanwezigheid beschermde soorten ............................................................................ 15
4 EFFECTEN EN MAATREGELEN ...................................................................................................... 16
4.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 16
4.2 Rugstreeppad .............................................................................................................................. 16
4.2.1 Overlap werkruimte en leefgebied ......................................................................................... 16
4.2.2 Overlap werk- en leefgebied in tijd ......................................................................................... 17
4.2.3 Compensatie voor verdwijnen land- en voortplantingsbiotoop .............................................. 18
4.2.4 Mitigerende maatregelen........................................................................................................ 19
4.2.5 Maatregelen ter voorkoming van vestiging tijdens aanleg ..................................................... 20
4.3 Broedvogels ................................................................................................................................. 20
4.4 Vissen .......................................................................................................................................... 21
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.............................................................................................. 22
5.1 Conclusies ................................................................................................................................... 22
5.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 22
5.2.1 Algemeen ............................................................................................................................... 22
5.2.2 Ontheffingsplicht ..................................................................................................................... 22
5.2.3 Activiteitenplan ....................................................................................................................... 22
5.2.4 Inrichtings- en beheerplan vervangend leefgebied rugstreeppad .......................................... 23
5.2.5 Ecologisch werkprotocol ........................................................................................................ 23
5.2.6 Haalbaarheid ontheffingsaanvraag ........................................................................................ 23
5.2.7 Ontheffing tijdelijke natuur ...................................................................................................... 23
5.2.8 Vaststelling bestemmingsplan i.r.t. Flora- en faunawet ......................................................... 24
6 LITERATUUR ..................................................................................................................................... 25
Beoordelingskader Flora- en faunawet ........................................................................................... 27
BIJLAGEN
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlage 4:
Juridisch kader Flora- en Faunawet
Lijst met beschermde soorten flora en fauna
Lijst met jaarrond beschermde vogelsoorten
Vogelwaarnemingen plas Cattenbroek 2010-2013 uit NDFF
1 INLEIDING
1.1 Aanleiding
Ten oosten van de bebouwde kom van Woerden bevindt zich recreatieplas Cattenbroek. Het
plangebied is globaal begrensd door de A12 in het zuiden, de Potterskade/Groenendaal in het
oostelijk deel van het plangebied, de Cattenbroekerdijk in het westelijk deel en een nieuwbouwwijk in
het noordelijk deel (zie ook figuur 1-1).
Figuur 1-1. Ligging plangebied recreatieplas Cattenbroek in Woerden (bron: google Earth). In rood is
naast de contouren van het plangebied ook de globale ligging van de toekomstige wandelpaden
weergegeven, met de oranje begrenzing het masterplan recreatieplas Cattenbroek, in blauw de volgende
bouwfase van project Waterrijk Woerden en in groen het plangebied voor drijvende woningen.
De plas was tot voor kort in gebruik voor de winning van zand. Deze werkzaamheden zijn inmiddels
afgerond en het zandwinningsbedrijf heeft alle installaties in het gebied ontruimd en afgevoerd. Op dit
moment lopen diverse plannen voor de toekomstige inrichting van de recreatieplas. Het betreft de
volgende ontwikkelingen:
-
Recreatieplas Woerden: De aanleg van een recreatiezone met strand, horeca en diverse
recreatievoorzieningen in het zuidwestelijk deel van het plangebied.
Waterrijk Woerden: De aanleg van fase IV van de nieuwbouwwijk in het noordelijk deel van
het plangebied, tegen de bestaande bebouwing aan, daarnaast villapark zuid.
Drijvende woningen: De aanleg van woningen op het water direct ten zuiden van de nog aan
te leggen woonwijk in bouwfase IV.
De aanleg van recreatieve paden: Dit is voorzien langs de randen van het plangebied.
Voor deze ontwikkelingen dienen bestemmingsplannen te worden doorlopen, waarbij rekening
gehouden dient te worden met de Flora- en faunawet.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 1 van 40
Ook in de periode van uitvoering dient rekening gehouden te worden met beschermde natuurwaarden.
De verschillende plannen hebben namelijk mogelijk negatieve effecten op beschermde natuurwaarden
tot gevolg. Hier ligt ecologisch onderzoek aan ten grondslag en een toetsing aan de Flora- en
faunawet.
Het plangebied is gelegen binnen de begrenzingen van het Nationaal landschap het Groene Hart
welke geen wettelijke beschermingsstatus heeft. De westzijde van het plangebied is gelegen in de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (zie figuur 1-2). De voorgenomen bouwplannen vinden plaats
buiten de begrenzing van de EHS. De aanleg van wandelpaden vindt plaats binnen de begrenzing van
de EHS. Als gevolg van de aanleg van de wandelpaden worden geen effecten verwacht op de
doelstellingen uit de EHS. De wandelpaden lopen langs bestaande watergangen, waardoor geen
oppervlakte aan leefgebied voor doelsoorten verdwijnt. Compensatieverplichting is daarom niet aan
de orde, alleen toetsing aan de Flora- en faunawet is hier van toepassing.
Figuur 1-2. Ligging plangebied ten opzichte van Ecologische Hoofdstructuur, groen (bron:
www.synbiosys.alterra.nl gebiedendatabase)
Blz. 2 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
1.2 Doel
De Flora- en faunawet (Ffwet) is op 1 april 2002 in werking getreden. In de wet zijn soorten
opgenomen die landelijk of op Europees niveau zeldzaam zijn of worden, zowel binnen als buiten
natuurgebieden.
1.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen
Het voorgenomen plan heeft mogelijk negatieve gevolgen op (de leefgebieden van) beschermde
soorten. Het is volgens deze wetgeving dan niet toegestaan om het leefgebied aan te tasten. Er geldt
een ontheffingsplicht voor de soorten uit de zwaardere beschermingscategorieën (tabel 2 & 3) als de
functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen niet kan worden behouden door het nemen van
voorzorgsmaatregelen. In bijlage 1 is de wet- en regelgeving uitgebreider toegelicht. In bijlage 2 zijn
de beschermde soorten weergegeven per beschermingscategorie. Deze wet schrijft voor dat voor alle
ruimtelijke ontwikkelingen/ingrepen een quickscan en/of ecologisch onderzoek uitgevoerd dient te
worden naar het voorkomen van beschermde dieren- en plantensoorten voor de start van de
werkzaamheden.
1.2.2 Bestemmingsplannen
Voor te doorlopen bestemmings- of uitwerkingsplannen dient de vraag te worden beantwoord of de
Flora- en faunawet van toepassing is in het te bestemmen/uit te werken gebied. Zo ja dan moet de
vraag worden beantwoord of kan worden beschikt over een door het ministerie van EL&I verstrekte
ontheffing/verklaring van geen bezwaar.
Er dient te worden getoetst in hoeverre beschermde soorten flora en fauna negatieve effecten
ondervinden van de voorgenomen plannen. De toetsing heeft dus tot doel de effecten te bepalen van
de geplande activiteiten op aanwezige beschermde soorten. Dit is essentieel om uitspraken te doen
over de effecten op populaties van beschermde soorten, de eventueel te nemen maatregelen en het
al dan niet aanvragen van een ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie (EL&I) voor het overtreden van verbodsbepalingen. Het doel van de toetsing is geformuleerd
in een aantal onderzoeksvragen:
-
Welke beschermde soorten flora en fauna, genoemd in tabel 2 en 3 van de Flora- en
faunawet, maken (mogelijk) gebruik van de planlocatie als onderdeel van het leefgebied?
Wat zijn de effecten van de voorgenomen werkzaamheden op beschermde soorten, die
(mogelijk) gebruik maken van de planlocatie als onderdeel van het leefgebied?
Welke maatregelen dienen te worden uitgevoerd om negatieve effecten op beschermde
soorten te voorkomen of te beperken?
Is het noodzakelijk om voor de voorgenomen werkzaamheden een ontheffing van de Flora- en
faunawet/verklaring van geen bezwaar aan te vragen voor het uitvoeren van het voorgenomen
plan?
1.3 Leeswijzer
De volgende onderdelen zijn in deze rapportage opgenomen:
-
Beschrijving van de huidige situatie en de van toepassing zijnde ruimtelijke ontwikkelingen
(zie hst. 2)
Beschrijving van de werkwijze van ecologisch onderzoek/quickscan (zie par. 3.1).
Literatuuronderzoek van in de omgeving voorkomende beschermde soorten (zie par. 3.2).
Verspreidingsinformatie van alle beschermde mogelijk aanwezige soorten in overzichtelijke
tabellen (zie par. 3.3).
Effectenanalyse van het planvoornemen op aanwezige beschermde soorten (zie par. 4.1).
Maatregelen voor soorten waarvoor als gevolg van het plan negatieve effecten niet zijn uit te
sluiten (zie par. 4.2-4.4).
Algehele conclusie van de bevindingen uit de rapportage en het antwoord op de vraag of een
ontheffing/verklaring van geen bezwaar noodzakelijk is en of de vaststelling van
bestemmingsplannen/uitwerkingsplannen gezien mogelijk zijn (zie hst. 5).
Een uitgebreide beschrijving van de wet- en regelgeving en de lijsten met beschermde
soorten flora en fauna (zie bijlage 1-3).
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 3 van 40
2 HUIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIGE PLANNEN
2.1 Huidige situatie
In het plangebied is sprake van veel dynamiek. Dit komt, omdat de zandwinner zijn activiteiten heeft
afgerond en de complete installatie heeft afgebroken. In het zuidwestelijk deel van het plangebied (op
de plaats van de toekomstige recreatievoorzieningen, zie ook figuur 2-1) is sinds het voorjaar van
2012 een open vrijwel onbegroeide zandvlakte aanwezig. Op een klein deel is door gemeente
Woerden al in 2011 een tijdelijk strand opengesteld. Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit
een aarden en met ruigte begroeide wal, dat de begrenzing vormt tussen de meer westelijk gelegen
woningen en de recreatieplas. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies.
In het noordelijk deel van het plangebied ligt ook een grote open weinig begroeide zandvlakte, deze
ruimte is gereserveerd voor woningbouw. Tussen de zandvlakte en het al bebouwde deel ten noorden
ervan liggen twee watergangen. Richting het noordoostelijk deel van het plangebied is een onverhard
wandelpad aanwezig met een ruigtebegroeiing aan beide kanten. Direct ten noorden van het
wandelpad bevindt zich natuurplas Breeveld. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies.
In het oostelijk deel van het plangebied is een natuurstrook aanwezig. Deze strook is tijdens de
zandwinning gerealiseerd. Deze natuurstrook bestaat uit een moerasachtige begroeiing met helofyten
en kruidenrijke ruigten met onder meer grote kattenstaart en grote wederik. De watergangen zijn hier
deels begroeid met smalle waterpest. De recreatieplas wordt verder gescheiden van de natuurzone
door een brede sloot en een droge strook met een vochtige grasvegetatie en pionier ruigten (met
onder meer waterpeper en kamille). Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies.
In de recreatieplas zijn nagenoeg geen waterplanten aangetroffen, wel op een aantal plaatsen een
helofytenbegroeiing in de oeverzone. Rondom de plas zijn de sloten wel begroeid met een
verlandingsvegetatie met, naast helofyten, ook pijlkruid, zwanenbloem, smalle waterpest en
verschillende soorten kroos. Zie ook figuur 2-3 voor enkele impressies.
2.2 Ontwikkelingsplannen
2.2.1 Recreatieplas Woerden
In het zuidwestelijk deel van plas Cattenbroek worden recreatievoorzieningen gerealiseerd (zie figuur
2-1). In de figuur is ook toegelicht op welke plaatsen verschillende voorzieningen worden aangelegd.
De plannen zijn nog niet definitief in deze fase van planvorming. In 2013 wordt in 2013 een exploitant
gekozen, die het inrichtingsplan verder gaat uitwerken. De hieronder beschreven plannen kunnen dus
nog afwijken in de verdere fase van planvorming.
Recreatiestrand
Op deze locatie wordt gedacht aan een recreatiestrand en bijbehorende voorzieningen in de vorm van
een eiland. Op deze wijze ontstaat een ruimtelijk duidelijk onderscheiden gebied en is ook fysiek de
toegankelijkheid van het gebied te reguleren.
Ligweide
Er wordt gedacht aan een ligweide op het recreatie-eiland met een minimaal 300 meter lange
strandoever. Direct aansluitend op de strandoevers bevinden zich speel- en ligweiden. Deze bestaan
deels uit vlakke velden, geschikt voor balsport en evenementen en deels uit landschappelijke
glooiingen die uitnodigen tot zonnen, spel en die als natuurlijke tribune kunnen dienen bij
evenementen. Aansluitend op het strand voor gezinnen kunnen picknickbanken, barbecueplaatsen en
speelvoorzieningen voor jonge kinderen worden opgenomen. Boomgroepen bieden beschutting.
Horeca en aanvullende voorzieningen
Ten behoeve van de exploitatie van het gebied zal ruimte worden geboden aan horeca. Daarnaast
staat de gemeente Woerden open voor aanvullende recreatieve voorzieningen in het gebied. Het is
nog niet duidelijk wat dit zal zijn.
Blz. 4 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Recreatieve routes
Langs de zuidwestelijke oever loopt een oeverwandelpad dat aansluit op de toekomstige
padenstructuur (zie hiervoor par. 2.2.4). Parallel aan het wandelpad loopt tot aan de parkeerplaats het
fiets- en ruiterpad.
Door de huidige boerenontsluitingsweg te asfalteren als fietspad wordt een aantrekkelijke fietsroute
geboden tussen Woerden en Harmelen en Leidsche Rijn, aansluitend op de Cattenbroekerdijk, die
een belangrijke noord-zuidverbinding vormt richting Montfoort.
Figuur 2-1. Planconcept Masterplan recreatieplas Woerden, met (1) het strand, (2) de ligweide, (3) een
landschappelijke glooiing, (4) horeca, (5 + 6) loop- en fietspad, (7) fietsenstalling, (8) brug, (9) wal als
afscheiding haven/ligweide, (10) een haven, (11) verenigingseiland, (12 + 13) parkeerplaats, (14) ruiterpad,
(15) picknickplaatsen en (16) fundering zandwinningsinstallatie (Bron: Masterplan recreatieplas
Cattenbroek, 2010)
Voor circa 700 fietsen worden stalmogelijkheden geboden met eenvoudige houten planken en palen.
Deze stallingen worden verspreid over het recreatie-eiland aangelegd. Een gecombineerde
dienstweg/fietspad op het recreatie-eiland biedt de mogelijkheid met de fiets tot vlakbij de
(strand)voorzieningen te komen.
Op het recreatie-eiland worden wandelpaden aangelegd waarmee, vanaf de twee toegangsbruggen,
de stranden en de voorzieningen worden bereikt. Vanwege het intensieve gebruik zullen deze paden
worden uitgevoerd in asfalt. De exacte ligging van deze paden wordt bij het maken van het
inrichtingsplan bepaald.
Oeverinrichting
In het plan worden vier oevertypen onderscheiden:
- strandoever
- natuurlijke oever
- verstevigde oever
- beschoeide oever / damwand
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 5 van 40
Strandoever
Het recreatie-eiland wordt voorzien van een ruim 300 meter lange strandoever. Door glooiing in de
oeverlijn ontstaan twee baaien, die voor verschillende doelgroepen worden aangewend. Onder water
loopt het strand onder een flauwe helling van circa 6 % het water in tot een diepte van 1,40 meter. Dit
is het met een ballenlijn gemarkeerde ondiepe zwemgedeelte. Op het land wordt een strandzone
aangelegd van 15 tot 30 meter breedte onder een flauwe helling van circa 6 %.
Natuurlijke oever
De oevers van de gehele recreatieplas en van de eilanden worden zoveel mogelijk als natuurlijke
oever zonder beschoeiing aangelegd. Om dit te bereiken worden rond de waterlijn flauwe taluds
toegepast van maximaal 1:3 en worden waar mogelijk plasbermen aangelegd, waarin zich een
oevervegetatie kan ontwikkelen.
Verstevigde oever
Waar de aanleg van natuurlijke oevers niet mogelijk is vanwege de kans op oeverafslag door golfslag
worden verstevigde oevers aangebracht. Deze oevers, die ook een flauw onderwatertalud en
plasberm hebben, worden voorzien van een versteviging, bijvoorbeeld in de vorm van stortsteen.
Waar nodig voor het gebruik of vanwege beperkte ruimte worden oevers voorzien van een houten
beschoeiing of damwand.
2.2.2 Waterrijk Woerden
Het plangebied Waterrijk Woerden is een nieuwbouwproject van woningen aan het water direct ten
noorden van recreatieplas Cattenbroek. Het plangebied grenst aan de westzijde, gescheiden door de
Cattenbroekerdijk, aan het wijkdeel Snel en Polanen west (zie figuur 2-2). Aan de noordzijde wordt het
begrensd door de Steinhagenseweg en aan de oost- en zuidzijde door de natuurplas Breeveld en de
recreatieplas Cattenbroek. De totale oppervlakte bedraagt ruim 40 hectare.
De realisatie van Waterrijk Woerden geschiedt in meerdere fases. Tot 2005 zijn in twee fasen
overeenkomstig het Streekplan 500 woningen gebouwd. De realisatie van de resterende 500 à 600
woningen is geprojecteerd in een volgende streekplanperiode na 2005 in een tempo van circa 100
woningen per jaar. Op dit moment is een deel van het gebied nog niet bebouwd en dit maakt deel uit
van een vierde fase van uitvoering. De begrenzing met de al bebouwde woningen wordt gevormd door
de wandelpromenade die in de nabije toekomst wordt aangelegd (zie par. 2.2.4).
Blz. 6 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Figuur 2-2. Recreatieplas Cattenbroek (in rood begrensd) met de gerealiseerde woningbouw voor het
masterplan Waterrijk Woerden. Het in blauw begrensde deel is de volgende bouwfase en is nog niet
gerealiseerd. Ten zuiden ervan (het in het water begrensde deel) wordt in de nabije toekomst drijvende
woningen gerealiseerd. In het zuidwestelijk deel is het plangebied voor het recreatiegebied opgenomen
(Bron: masterplan Waterrijk Woerden, 2002).
2.2.3 Drijvende woningen
In de nabije toekomst wordt de aanleg van een perceel in het water met drijvende woningen voorzien
(zie ook figuur 2-2). Het is echter nog niet bekend wanneer het bestemmingsplan hiervoor doorlopen
wordt en wanneer dit project wordt uitgevoerd.
2.2.4 Aanleg van recreatieve paden
Rond de gehele recreatieplas komt een doorgaande wandelroute van circa 4 km. Over de
Potterspromenade, De Hollandse kade en langs de zuidelijke en westelijke oevers van de
Recreatieplas Cattenbroek. De verharding van de Potterspromenade en van het westelijke oeverpad
bestaat, aansluitend op de paden van Waterrijk Woerden, uit halfverharding. De paden langs de
Hollandse kade en de zuidelijke oever zijn informeler uitgevoerd met breuksteen (Grauwacke).
De noordelijke oever wordt gevormd door de Potterspromenade en loopt door de zuidelijke rand van
de volgende bouwfase van project Waterrijk Woerden (zie figuur 2-3). De oostelijke oever loopt over
de Hollandse kade met de mogelijkheid van een doorsteek door de moerasnatuurzone. Op een deel
van het wandeltraject wordt een bomenrij met fruitbomen gerealiseerd. In bijlage 3 is een
profieltekening van de wandelpaden opgenomen rondom de recreatieplas.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 7 van 40
Figuur 2-3. Enkele impressies van het plangebied, met links- en rechtsboven open zandvlaktes op de plek
van de voormalige zandwinningsinstallatie en het bouwperceel. Links midden een onverhard pad met
ruigte en rechts midden de natuurzone met een kruidenrijke ruigtebegroeiing en watervegetatie.
Linksonder de oever van de grotendeels vegetatieloze recreatieplas, rechtsonder een voorbeeld van een
verlande sloot rondom de recreatieplas.
Blz. 8 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
3 AANWEZIGHEID BESCHERMDE SOORTEN
3.1 Inleiding
Er wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden in en in de
directe nabijheid van het plangebied. Eerst wordt besproken welke bekende waarnemingen er zijn van
beschermde soorten op basis van verspreidingsgegevens. In de navolgende paragrafen wordt er per
soortgroep ingegaan op de wijze van inventariseren, de waarnemingen van beschermde
natuurwaarden en de functie dat het plangebied vervult voor de aanwezige beschermde soorten.
3.2 Beschikbare verspreidingsinformatie
In tabel 3-1 is aangegeven welke soorten mogelijk aanwezig in en rondom de recreatieplas
Cattenbroek op basis van bekende verspreidingsinformatie. Dit geeft een redelijk indicatief beeld van
de aan- of afwezigheid van bepaalde soorten. Tijdens de benodigde onderzoeken naar flora en fauna
is rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van deze beschermde soorten.
Tabel 3-1: Mogelijk aanwezige beschermde soorten, als genoemd in tabel 2 en 3 van de Flora- en
faunawet, op grond van literatuuronderzoek (Schenkeveld, 2007, Kossen & Van de Broek, 2009, Creemers
en Van Delft, 2009; Gmelig Meyling & Boesveld, 2008, Zoogdieratlas.nl; Waarneming.nl; NDFF, telmee.nl).
Soortgroep
Mogelijk aanwezige soorten op grond van verspreiding
Flora
Broedvogels
Broedvogels jaarrond beschermd (cat. 1 t/m 4)
Broedvogels jaarrond beschermd (cat. 5)
Amfibieën en reptielen
Zoogdieren
Vissen
Reptielen, Vlinders, Libellen en overige
ongewervelden
Rietorchis
Diverse, waaronder veel steltlopers en overige watervogels.
Buizerd, torenvalk, huismus, gierzwaluw, havik, kerkuil, ransuil.
Blauwe reiger, boerenzwaluw, torenvalk, koolmees, oeverzwaluw etc.
Rugstreeppad, Heikikker
Gewone- en Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Watervleermuis
Kleine modderkruiper, Bittervoorn
Platte schijfhoren
Op basis van het literatuuronderzoek is gericht onderzoek gedaan naar beschermde flora, amfibieën
en vissen (zie par. 3.3-3.5). Daarnaast is ook gekeken naar aanwezige biotopen van overige
beschermde soorten (zoals broedvogels). Dit is gedaan om de eventuele aanwezigheid van soorten,
die niet in tabel 4-1 zijn genoemd, niet bij voorbaat al uit te sluiten (zie paragraaf 3.6 en 3.7).
3.3 Ecologisch onderzoek flora
3.3.1 Onderzoeksmethode
Het onderzoek naar flora heeft overdag plaatsgevonden op 9 mei, 14 juni en 1 augustus 2012. Tijdens
dit veldbezoek is op zicht gezocht naar beschermde plantensoorten, vooral in de overgang van nat
naar droog. Daarnaast is gekeken naar de geschiktheid van het plangebied als groeiplaats voor deze
soorten.
3.3.2 Waarnemingen
Tijdens het veldbezoek zijn in alle onderzoeksgebieden geen beschermde plantensoorten
aangetroffen, die zijn vermeld in tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Wel is de zwanenbloem
aangetroffen in een verlande sloot op de grens van het plangebied (zie figuur 3-1). Dit is een
beschermde soort en is opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor beschermde soorten
uit deze categorie geldt een algehele vrijstelling bij werkzaamheden gericht op ruimtelijke ontwikkeling
en inrichting.
3.3.3 Geschiktheid plangebied
Het plangebied is weinig geschikt voor beschermde soorten die zijn vermeld in tabel 2 en 3 van de
Flora- en faunawet. Er zijn pionier- en vochtige omstandigheden aanwezig, maar in het veld is
geconstateerd dat er nagenoeg alleen dichte pioniersvegetaties (veel waterpeper en kamillen), ruigten
of onbegroeide droge zandvlaktes aanwezig zijn. Beschermde soorten hebben hier geen geschikte
groeiplaatsen.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 9 van 40
3.4 Ecologisch onderzoek amfibieën
3.4.1 Onderzoeksmethode
Voor het ecologisch onderzoek naar amfibieën hebben we gewerkt met de handleiding voor het
monitoren van amfibieën in Nederland (Groeneveld & Smit, 2001). We hebben vier onderzoeksronden
gedaan in de periode maart t/m juni. De data van de veldbezoeken en de onderzoeksmethode is
weergegeven in tabel 3-2.
In de periode maart-april is het onderzoek gericht op het aantonen van heikikker. Dit is gedaan door in
deze periode in het veld te luisteren naar kooractiviteiten van roepende mannetjes, door in het water
te zoeken naar eiklompen met behulp van een sterk verlichte zaklamp. Daarnaast is met dezelfde
zaklamp gezocht naar adulten op het land en in het water.
In de periode april-juni is het onderzoek gericht op het aantonen van rugstreeppad. Dit is gedaan door
in deze periode in het veld te luisteren naar kooractiviteiten van roepende mannetjes, door in het
water te zoeken naar eistrengen en door op het land te zoeken naar adulte exemplaren met behulp
van een sterk verlichte zaklamp. In deze periode is ook gezocht naar larven van zowel rugstreeppad
als heikikker met behulp van een RAVON-steeknet.
Tabel 3-2: De data van het onderzoek naar amfibieën en de onderzoeksmethode
Data
Onderzoeksmethode
28 maart 2012
Heikikker: in de avondperiode luisteren naar kooractiviteiten, zoeken naar adulte
exemplaren in water en op het land, zoeken naar eiklompen
17 april 2012
Heikikker: overdag zoeken naar eiklompen in de watergang
26 april, 9 mei en
Rugstreeppad: in de avondperiode luisteren naar kooractiviteiten, zoeken naar
4 juni 2012
adulte exemplaren in water en op het land, zoeken naar eiklompen.
Heikikker: in de avondperiode zoeken naar adulte exemplaren op het land en
zoeken naar larven.
3.4.2 Waarnemingen
In het plangebied is de rugstreeppad veelvuldig aangetroffen. In figuur 3-2 zijn de waarnemingen
weergegeven van de rugstreeppad. De meeste waarnemingen zijn gedaan op 9 mei 2012 en het
betreft hoofdzakelijk kooractiviteiten. De kooractiviteiten van de soort kunnen namelijk al op
honderden meters afstand worden gehoord. De exacte locatie van het roepen in het veld is echter
lastig te achterhalen, vanwege het grote zoekgebied die regelmatig niet exacter kan worden bepaald
dan vanaf enkele (tientallen) meters afstand. Ook het bepalen van het aantal roepende mannetjes van
rugstreeppad is erg lastig en daarom wordt het aantal vaak geschat. Ook de in figuur 3-2 genoemde
aantallen zijn op basis van een geschatte aantallen. Daarnaast zijn een aantal adulte exemplaren op
het land of in een regenplas aangetroffen.
Figuur 3-1. Links een zwanenbloem in een watergang nabij de recreatieplas en rechts een in een
regenplas aangetroffen rugstreeppad nabij de recreatieplas
Blz. 10 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Rp5
Rp20
Rp5
Rp20
Rp5
Rp5
Rp10
Rp5
Figuur 3-2. Waarnemingen van rugstreeppad in het plangebied
Het gaat op basis van de schatting van de kooractiviteiten om ongeveer 75 roepende mannetjes.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat zich hier een belangrijke sleutelpopulatie bevindt in en
rondom de recreatieplas.
In het plangebied kon geen voortplanting worden aangetoond van rugstreeppad. Er zijn namelijk geen
larven of strengen aangetroffen van de soort. Het is echter wel waarschijnlijk dat de soort zich in het
gebied succesvol heeft voortgeplant, vanwege het hoge aantal kooractiviteiten en het aanhoudende
regenachtige weer van het voorjaar van 2012.
Daarnaast zijn nog waarnemingen gedaan van bruine kikker (adulte exemplaren, larven en
eiklompen), gewone pad en soorten van het groene kikkercomplex (adulte exemplaren). De heikikker
kon niet in het plangebied worden aangetoond (geen kooractiviteiten, geen adulte exemplaren op het
land, geen eiklompen en ook geen larven of juveniele exemplaren).
3.4.3 Geschiktheid plangebied
Het plangebied is erg geschikt als leefgebied voor rugstreeppad. Het terrein is erg dynamisch en er
zijn veel pioniersomstandigheden aanwezig. In het voorjaar van 2012 zijn in niet te dicht begroeide en
niet te brede watergangen, maar ook in tijdelijke regenplassen, kooractiviteiten vastgesteld. Er is dus
voldoende geschikt voortplantingswater aanwezig.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 11 van 40
Kooractiviteiten in de recreatieplas zelf zijn niet vastgesteld, maar het is niet met zekerheid uit te
sluiten dat ze zich hier wel (proberen) voort te planten.
Ook het landbiotoop is geschikt voor de soort. In het terrein zelf zijn pioniersomstandigheden
aanwezig op de onbegroeide terreindelen en er zijn voldoende grondhopen aanwezig (zand). Hier is
dus substraat aanwezig waar rugstreeppad zich makkelijk kan ingraven. Daarnaast zijn in de directe
omgeving ook boerderijen aanwezig, waar de soort geschikt overwinteringsbiotoop kan vinden (droge,
vorstvrije plaatsen zijn al genoeg voor de overwintering).
Het terrein is weinig geschikt als leefgebied voor heikikker. De recreatieplas zelf is waarschijnlijk
ongeschikt vanwege de aanwezigheid van vissen, daarnaast zijn de meeste watergangen te breed en
te diep (ook visrijk) om als voortplantingswater te fungeren. In tegenstelling tot rugstreeppad, maakt
heikikker ook nagenoeg geen gebruik van tijdelijke regenplassen voor de voortplanting. Enkele
watergangen rondom het plangebied zijn geschikter als leefgebied (minder breed en diep, meer
begroeid met waterplanten).
Het terrein is ook weinig geschikt als landbiotoop voor heikikker. dit komt omdat het om grotendeels
om open terreindelen gaat met weinig opgaande houtige beplanting. Er zijn in het gebied zelf bijna
geen bossen, houtwallen, bomenrijen of andere opgaande houtige begroeiing aanwezig. Op de grens
van het plangebied en in de nabije omgeving zijn deze omstandigheden wel aanwezig, zoals de
houtwallen, bosschages langs de natuurplas Breeveld en langs de Hollandse- en Potterskade.
3.5 Ecologisch onderzoek vissen
3.5.1 Onderzoeksmethode
Het veldwerk voor vissen is uitgevoerd conform de methodiek en richtlijnen voor
verspreidingsonderzoek naar bittervoorn, kleine en grote modderkruiper in Nederland (Spikmans et al,
2008). Het veldwerk wordt uitgevoerd door eerst goed te kijken naar geschikt habitat. Vooral smalle,
ondiepe oeverzones met water- en/of oevervegetatie (dekking voor vissen) zijn hiervoor geschikt.
Er zijn in totaal vijf trajecten van ongeveer 100 meter bemonsterd met behulp van electrovisserij en
een groot schepnet. Deze trajecten bevinden zich verspreid over de plas en nabije omgeving. Het
veldwerk is uitgevoerd met behulp van electrovisapparatuur. Deze electrovisapparaten betrekken hun
energie van accu’s. Het apparaat werkt met gelijkstroomimpulsen, die de vis voor korte tijd naar de
anode trekken, verdoven en laten verstijven. Voor het veldwerk is aanvullend ook gebruik gemaakt
van een groot schepnet (standaardmodel RAVON), gestrekte maaswijdte 3 mm, netgrootte 70x40 cm.
3.5.2 Waarnemingen
Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen die zijn opgenomen in tabel 2 en 3 van de Flora- en
faunawet (bittervoorn, kleine modderkruiper en rivierdonderpad). De volgende vissoorten zijn wel
aangetroffen: blankvoorn, ruisvoorn, zeelt, tiendoornige stekelbaars, snoek, baars en vetje. De laatste
soort is opgenomen in de Rode lijst.
3.5.3 Geschiktheid plangebied
Op de recreatieplas zelf is nagenoeg geen watervegetatie aanwezig, die bittervoorn en kleine
modderkruiper kunnen gebruiken als dekkingsmogelijkheid of voor de voortplanting. Er zijn ook geen
zoetwatermosselen aangetroffen in de recreatieplassen. Ook Kossen & Van den Broek (2009) wijten
de vermoedelijke afwezigheid van de soort door het ontbreken van zoetwatermosselen (ook niet
aangetroffen in omliggende watergangen). Voor rivierdonderpad is zeer waarschijnlijk onvoldoende
stenig substraat aanwezig. Alleen de kleine modderkruiper is mogelijk toch (lokaal) aanwezig in de
recreatieplas en omliggende watergangen. Deze soort komt algemeen voor in het veenweidegebied
en is bekend uit de omgeving. Daarnaast is deze soort ook weinig kritisch in de keuze van de habitat.
Blz. 12 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
3.6 Ecologisch onderzoek broedvogels
3.6.1 Onderzoeksmethode
Er is geen gericht broedvogelonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Dit komt omdat hier naar
verwachting geen jaarrond beschermde soorten voorkomen (vanwege het ontbreken van bomen,
knotwilgen, hoogstamboomgaarden, boerenerven en struweel) er alleen mogelijk niet jaarrond
beschermde broedvogels voorkomen, vooral soorten watervogels, zoals meerkoet, wilde eend en
waterhoen. Wel is tijdens de veldbezoeken uitgekeken naar nesten van vogels. Dit is gedaan op basis
van zichtwaarnemingen. Tevens zijn telgegevens van broedvogels uit de NDFF gebruikt en zijn de
recente onderzoeksgegevens die ATKB in 2013 heeft verzameld van lopende projecten nabij plas
Cattenbroek ook meegenomen.
3.6.2 Waarnemingen
In de tabel in bijlage 4 zijn de resultaten van de gegevens uit NDFF weergegeven die in het gebied
van de afgelopen 3 jaar zijn opgevraagd. Zie bijlage 4 figuur 4-1 voor het geselecteerde gebied in
NDFF. Tijdens een inventarisatie van ATKB op 23 mei 2013 en 3 juni 2013 zijn in het zuidoostelijke
deel van plas Cattenbroek circa 7 nestholten van oeverzwaluwen in een zandtalud aangetroffen (zie
afbeelding 3-3). Verder zijn in de nabijheid van de vlakte algemene soorten zoals kleine plevier,
veldleeuwerik, ringmus, zwartkop, vink, winterkoning, heggenmus, fazant, wilde eend. Een meerkoet
nestelde in een watergang nabij plas Cattenbroek.
Afbeelding 3-3: zandlichaam met nestgangen (broedkolonie) oeverzwaluw aan zuidzijde plas Cattenbroek
(ATKB waarnemingen 2013).
Uit de NDFF-gegevens die uit de periode 2010 t/m 2013 in het gebied en omgeving zijn opgevraagd,
blijkt dat diverse jaarrond beschermde vogels zijn waargenomen. De categorie 1-4 soorten zijn in geel
in de tabel B4-1 in bijlage 4 weergegeven. De categorie 5 soorten zijn in blauw weergegeven. Er zijn
geen jaarrond beschermde nesten binnen het gebied waargenomen, met uitzondering van de
nestholten van oeverzwaluwen. Deze soort is een categorie 5 soort niet jaarrond beschermd maar
inventarisatie wel gewenst.
Er zijn verder veel waarnemingen van algemene vogelsoorten gedaan waaronder diverse
watervogels, ganzen, steltlopers, meeuwen, sterns, etc. De volledige lijst van vogels uit de NDFF is in
bijlage 4 opgenomen.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 13 van 40
3.6.3 Geschiktheid plangebied
Het plangebied is ongeschikt als nestbiotoop voor jaarrond beschermde vogels, omdat het ontbreekt
aan bomen en andere groenbeplantingen in en direct rondom de recreatieplas. Hierdoor is er geen
geschikt broedbiotoop voor holenbroeders en roofvogels, die afhankelijk zijn van kraaien- en
eksternesten. Daarnaast zijn er ook geen gebouwen aanwezig, dus voor soorten zoals huismus en
gierzwaluw zijn ook geen geschikte omstandigheden aanwezig.
Het plangebied is waarschijnlijk het meest geschikt als broedbiotoop voor algemene soorten
watervogels, zoals meerkoet, wilde eend, nijlgans en grauwe gans. Verder wordt de recreatieplas
waarschijnlijk alleen als rust- en foerageergebied gebruikt door verschillende soorten watervogels en
steltlopers. Deze gebieden zijn volgens de Flora- en faunawet niet beschermd.
3.7 Biotoopgeschiktheid overige soortgroepen
3.7.1 Zoogdieren
De recreatieplas wordt mogelijk als foerageergebied gebruikt door enkele soorten vleermuizen, zoals
gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en/of watervleermuis. Hier dient wel bij de
worden vermeld dat er voor vleermuizen weinig dekking aanwezig is om langs te foerageren
Hier komt echter geen verandering in met het voorgenomen plan, de plas blijft er liggen en kan
worden gebruikt als foerageergebied. Er is een kleine kans dat de recreatieplas, brede watergangen
ten oosten van de recreatieplas (de natuurzone) en/of natuurplas Breeveld fungeert als een vliegroute
voor bijvoorbeeld de watervleermuis. Ook hier komt geen verandering in, het bestaande water blijft
hier gewoon aanwezig.
Er zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig, omdat bomen met gaten, holen
en scheuren afwezig zijn. Ook zijn er geen gebouwen aanwezig.
De aanwezigheid van de waterspitsmuis en noordse woelmuis is ook zeer onwaarschijnlijk in het
plangebied. De pionier omstandigheden en het nagenoeg ontbreken van kruiden- en gradiëntrijke
vegetaties zijn hier de oorzaak van. Er is echter wel een kleine kans dat waterspitsmuis aanwezig is in
de natuurzone ten oosten van het plangebied, omdat hier kruidenrijke vegetaties aanwezig zijn en de
waterkwaliteit redelijk is. Gezien de ongeschiktheid van het plangebied is geen nader onderzoek
gedaan naar deze soorten.
Het is wel waarschijnlijk dat in het plangebied soorten als konijn, haas, mol, bruine rat, woelrat en
veldmuis aanwezig zijn. Deze soorten zijn echter opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet.
Voor beschermde soorten uit deze categorie geldt een algehele vrijstelling bij werkzaamheden gericht
op ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Nader onderzoek kan daarom achterwege blijven.
3.7.2 Ongewervelden
De platte schijfhoren is waarschijnlijk niet aanwezig in het plangebied. De recreatieplas is nagenoeg
vegetatieloos en de soort heeft juist de behoefte aan voldoende waterplanten ter plaatse.
Er is een kleine kans op de aanwezigheid van de soort in de natuurzone, hier zijn wel voldoende
waterplanten in de watergang aanwezig. De groene glazenmaker ontbreekt in het plangebied
vanwege de afwezigheid van krabbenscheerplanten. Verder worden er geen beschermde libellen,
vlinders of andere ongewervelden verwacht in het plangebied.
Blz. 14 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
3.8 Conclusie aanwezigheid beschermde soorten
In tabel 3-3 is benoemd welke beschermde soorten (mogelijk) voorkomen in het plangebied. Deze
soorten worden meegenomen in de effectenanalyses van de verschillende plannen in hoofdstuk 4.
Overige soorten zijn niet beschermd, vrijgesteld van werkzaamheden gericht op ruimtelijke inrichting
en ontwikkeling (tabel 1 soorten) of zijn niet aangetoond in het plangebied. Voor vleermuizen geldt dat
er geen negatieve effecten zijn van de voorgenomen plannen op de leefgebieden en deze soortgroep
wordt verder ook niet behandeld.
Tabel 3-3: Conclusie van het ecologisch onderzoek naar beschermde soorten
Soortgroep
Aanwezig
Niet aangetoond, maar
mogelijk wel aanwezig
Flora
Broedvogels
Diverse algemene soorten,
waaronder veel steltlopers en
overige watervogels.
Niet aangetoond en zeer
waarschijnlijk afwezig
-
Rietorchis
-
Daarnaast ook buizerd en
torenvalk als jaarrond
beschermde soorten cat. 1-4
(geen nesten)
En oeverzwaluw als niet
jaarrond beschermd cat. 5 soort
(wel nesten in zandhopen)
Amfibieën en
reptielen
Vleermuizen
Rugstreeppad
-
Heikikker
-
-
Grondgebonden
zoogdieren
-
Gewone en Ruige
dwergvleermuis, Laatvlieger,
Watervleermuis
-
Vissen
Reptielen, Vlinders,
Libellen en overige
ongewervelden
-
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Kleine modderkruiper
Waterspitsmuis (mogelijk in de
natuurstrook buiten het
plangebied)
Bittervoorn, rivierdonderpad
Platte schijfhoren (mogelijk in
de natuurstrook buiten het
plangebied), groene
glazenmaker
Blz. 15 van 40
4 EFFECTEN EN MAATREGELEN
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de effecten beschreven van de gevolgen van de ruimtelijke inrichtingsplannen
op de aanwezige beschermde soorten, die (een belangrijk onderdeel van) het leefgebied hebben in
het plangebied. Het gaat in het plangebied om beschermde soorten, amfibieën, broedvogels en
vissen.
Het doel van de effectenanalyse is om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn om negatieve
effecten op de vaste rust- en verblijfplaatsen te voorkomen. Twee belangrijke uitgangspunten bij de
effectenanalyse zijn de volgende:
-
-
De plek of het gebied blijft voorzien in alles wat nodig is voor een specifiek individueel dier in
dat gebied en voor alle exemplaren van de populatie ter plekke, om succesvol te kunnen
voortplanten of om te kunnen rusten;
Er is op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, een achteruitgang van de ecologische
functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats. De diverse functies die
een gebied heeft dienen behouden te blijven.
Deze uitgangspunten bepalen de doorwerking van bepaalde negatieve effecten op de vaste rust- en
verblijfplaatsen van beschermde soorten en zullen per beschermde soort en per type effect worden
behandeld. In het vervolg van dit hoofdstuk is een splitsing gemaakt in werkzaamheden tijdens de
aanlegfase en in effecten als gevolg van de uiteindelijke inrichting en het gebruik van het plangebied
(eindfase). Daarnaast wordt ingegaan op de gunstige staat van instandhouding.
Het is ook noodzakelijk om de effecten te belichten vanuit de verschillende plannen die er liggen voor
de toekomstige ontwikkelingen. Het ene plan heeft namelijk mogelijk minder negatieve effecten dan
het andere plan.
4.2 Rugstreeppad
4.2.1 Overlap werkruimte en leefgebied
Het plangebied fungeert voor rugstreeppad de rol van in elk geval voortplantingsplaats en zeer
waarschijnlijk ook als landbiotoop (zomer- en winterbiotoop). Allereerst dient bepaald te worden of er
sprake is van een overlap in ruimte tussen het werkgebied van de concrete plannen en het leefgebied
van rugstreeppad in het plangebied. Alleen als er sprake is van een overlap in het werkgebied dan
zijn negatieve effecten mogelijk op (het leefgebied van) rugstreeppad. In tabel 4-1 is hiertoe ingeschat
per plan of er een overlap is in leefgebied van rugstreeppad en het werkgebied. Hieruit komt dat in 3
van de 4 plannen overlap is in ruimte en leefgebied en negatieve effecten niet zijn uit te sluiten.
Tabel 4-1: De bepaling van de functie van het werkgebied van een bepaald plan voor rugstreeppad en een
inschatting van de effecten op (het leefgebied van) de rugstreeppad
Plan/activiteit
Masterplan Recreatie
Functie werkgebied
Landbiotoop
Tijdelijke effecten
Verstoring leefgebied
Nieuwbouw Waterrijk
woerden
Voortplanting en
landbiotoop
Verstoring leefgebied
Drijvende woningen
op het water
Aanleg wandelpaden
Geen
Geen
Permanente effecten
Verdwijnen geschikt
landbiotoop
Verdwijnen geschikt
voortplantingswater en
landbiotoop
Geen
Landbiotoop
Verstoring leefgebied
Geen
Voor de bouw van drijvende woningen in het water geldt dat rugstreeppad geen gebruik maakt van het
open water ter plaatse, aangezien dit te diep is om zich hier voortplanten. Hier is dus geen sprake van
negatieve effecten op het leefgebied.
Blz. 16 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Het is wel zo dat negatieve effecten zijn te verwachten na het opspuiten met zand (voor de drijvende
woningen alleen). De soort is namelijk een pionier en kan snel gebruik maken van het opgespoten
terrein als landbiotoop, maar ook als voortplantingsgebied (als hier regenplassen aanwezig zijn).
Daarom is het wel noodzakelijk om na het opspuiten voorzorgsmaatregelen te nemen om te
voorkomen dat rugstreeppad het plangebied bereikt (zie paragraaf 4.2.5).
In tabel 4-2 is opgenomen wat de effecten zijn van verschillende activiteiten tijdens de aanlegfase en
in de gebruikersfase (na de bouw) op het leefgebied van de rugstreeppad. Vooral de aanlegfase heeft
negatieve effecten op het leefgebied van de soort en hiervoor zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk.
Tabel 4-2: De effecten van de aanleg en het in gebruik nemen van het plangebied voor recreatie- en
woondoeleinden (masterplan recreatie Woerden, nieuwbouw Waterrijk Woerden en wandelpaden)
Aanlegfase
Verstoring
Vernietiging
Grondverzet
Transport materialen
Bouwrijp maken
Sloten/regenplassen dempen
Aanleg recreatiestrand en ligweide
Bouw horecagelegenheden
Bouw woningen
Aanpassen oevers
Aanleg wandelpaden
Aanleg parkeerplaats fietsenstalling
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
-
Gebruikersfase
Verstoring
Vernietiging
Recreatiestrand en ligweide
Horecagelegenheden
Woningen
parkeerplaats/stalling
Wandelen
Recreatievaart
Evenementen
x
-
In de gebruikersfase zijn geen negatieve effecten te verwachten op het leefgebied van rugstreeppad.
In deze fase zijn de faciliteiten gebouwd en vindt recreatie plaats. Effecten als gevolg van het in
gebruik nemen zijn er niet, omdat dan niet meer rigoureus wordt ingegrepen in het plangebied. Van de
recreatievaart heeft de rugstreeppad geen last, hier is de soort niet vastgesteld. Wel zal bij
evenementen mogelijk leefgebied van rugstreeppad worden verstoord als dit wordt gedaan op open
zand (mogelijk zitten ze dan op het land). In dat geval dient de initiatiefnemer aannemelijk te maken
dat rugstreeppadden niet worden verstoord.
4.2.2 Overlap werk- en leefgebied in tijd
Het is nog niet bekend wanneer de werkzaamheden worden uitgevoerd. Wel worden de plannen voor
aanleg van de wandelpaden momenteel uitgevoerd. Dit betekent dus dat in principe het gehele jaar de
werkzaamheden kunnen worden gestart. De voortplantingsperiode van rugstreeppad ligt ongeveer
tussen april en juni, buiten deze periode zit deze soort vooral op het landbiotoop.
Dit betekent dus dat sprake is van een overlap in tijd en ruimte en dat hiermee zowel landbiotoop als
voortplantingswater verdwijnt in het bestemmingsplan voor Waterrijk Woerden en Masterplan
Recreatie. De hier nu nog aanwezige zandvlakten verdwijnen namelijk als gevolg van de geplande
ruimtelijke ontwikkelingen.
Er is hiermee sprake van zowel tijdelijke als permanente effecten als het gevolg van het verdwijnen
van landbiotoop en ook (potentieel) voortplantingswater. Effecten op de gunstige staat van
instandhouding zijn hiermee niet ook niet bij voorbaat uit te sluiten. Er zijn dus zowel compenserende
als mitigerende maatregelen noodzakelijk om het gebied geschikt te houden voor de huidige populatie
op de lange termijn (zie par. 4.2.3 en 4.2.4). Hierbij is het onderscheid dat compensatie nodig is voor
het verdwijnen van het leefgebied van rugstreeppad en mitigerende maatregelen hebben als doel om
de kans op een directe verstoring van individuen te minimaliseren.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 17 van 40
Voor wat betreft de aanleg van wandelpaden zijn de werkzaamheden erg kleinschalig en dit sorteert
geen effecten op het niveau van de beschikbaarheid aan leefgebieden voor rugstreeppad en ook niet
op populatieniveau. Wel is er een tijdelijk effecten vanwege het mogelijk verstoren van rugstreeppad
op het land ten tijde van de aanleg van de wandelpaden. Voor wat betreft de aanleg van de
wandelpaden zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk, geen compenserende maatregelen (zie par.
4.2.3).
4.2.3 Compensatie voor verdwijnen land- en voortplantingsbiotoop
Maatregelen om de functionaliteit van de verblijfplaatsen te behouden bij werkzaamheden met
grootschalig grondverzet bestaan in principe alleen uit het vooraf realiseren van nieuwe geschikt
leefgebied voor een vergelijkbaar aantal rugstreeppadden. Het voorstel is dan ook om enkele nieuwe
verblijfplaatsen aan te leggen voor het verlies aan land- en waterbiotoop.
Op 1 augustus 2012 heeft een ecoloog van ATKB het plangebied bezocht om te kijken naar
mogelijkheden voor de aanleg van vervangend leefgebied. Als gevolg van het volgende bouwproject
van Waterrijk Woerden gaat mogelijk voortplantingsbiotoop verloren als gevolg van grondverzet. Als
vervangend leefgebied kunnen in het oostelijk deel van het plangebied enkele poelen worden
uitgegraven (zie voor de meest kansrijke locatie figuur 4-1).
Deze poelen dienen een pioniersstadium te hebben. Rugstreeppadden planten zich namelijk vooral
voort in weinig vegetatierijke, snel opwarmende en vis loze wateren. Er dient echter wel vooraf een
profielschets te worden gemaakt van een dergelijke poel. Daarnaast is het belangrijk dat met een
gericht beheer van de poelen het pionier karakter behouden blijft.
Voor het landbiotoop is het een optie om een ringvormige droge zandige wal aan te leggen rondom de
poel. Hiermee wordt dan droog landbiotoop gerealiseerd in de nabijheid van de voortplantingspoel.
De kans dat rugstreeppadden gebruik maken van deze nieuw gegraven poelen is aanzienlijk. De soort
maakt nu al in het plangebied gebruik van tijdelijke regenplassen en niet te dicht begroeide sloten.
Eenmaal uitgegraven kan zeer snel in de voortplantingsperiode kolonisatie van de soort en
succesvolle voortplanting plaatsvinden. De uitvoerbaarheid van deze maatregel is daarmee zeer
kansrijk en kan daarmee als snel na uitvoering ervan worden gezien als “alternatief leefgebied”.
Blz. 18 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Figuur 4-1. Gebieden met ecologisch potentieel voor de aanleg van poelen en landbiotoop (in rood
begrensd). Er zijn alternatieven in de natuurzone, maar hier heeft zich een ander natuurtype ontwikkeld
(in blauw begrensd).
4.2.4 Mitigerende maatregelen
In de voorbereiding op de werkzaamheden en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn
maatregelen noodzakelijk om de kans op directe negatieve effecten te minimaliseren. Bij rugstreeppad
gaat het dan om bijvoorbeeld de volgende typen maatregelen:
-
-
Het zoneren van de werkzaamheden op een zodanige manier dat zoveel mogelijk leefgebied
van rugstreeppad wordt gespaard gedurende de werkzaamheden.
Het is een aanbeveling om te werken buiten de kwetsbare perioden van de voortplanting en
de winterrust. In de regel loopt deze periode voor de voortplanting van april tot en met juli en
voor de overwintering van oktober tot en met maart. Echter deze perioden kunnen eerder
beginnen of later eindigen;
Een andere optie is om de aanwezige rugstreeppadden weg te vangen of eieren van
rugstreeppadden te rapen. Dit kan door het nemen van de maatregelen, onder begeleiding
van een ter zake kundige:
Het kan worden voorkomen dat rugstreeppadden de werklocatie gaan bevolken door het
gebied waar de werkzaamheden plaats gaan vinden uit te rasteren. Dit kan bijvoorbeeld door
het plaatsen van schermen van glad landbouwplastic van 50 centimeter hoog en minimaal 10
centimeter ingegraven in de grond.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 19 van 40
-
-
Vervolgens moeten de rugstreeppadden weggevangen worden. De beste periode hiervoor is
van maart tot en met mei voordat de afzet van de eitjes plaatsvindt of voor de
overwinteringsperiode in augustus-september. De gevangen exemplaren en geraapte
eisnoeren moeten zo snel mogelijk naar nieuw gemaakt geschikt habitat aangrenzend aan het
oorspronkelijke habitat, maar buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Dit kan
bijvoorbeeld naar het compensatiegebied met nieuw gegraven poelen ten oosten van het
plangebied. In dat geval is het raadzaam het compensatiegebied eerst aan te leggen en
vervolgens eistrengen en exemplaren hiernaar toe te verplaatsen en daarna de
werkzaamheden op te starten.
Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch
werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn.
Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd. Daarnaast neemt het
ministerie in de praktijk een werkprotocol als verplichting op voor ontheffingsverstrekking.
4.2.5 Maatregelen ter voorkoming van vestiging tijdens aanleg
Het kan worden voorkomen dat rugstreeppadden de werklocatie gaan bevolken door het gebied waar
de werkzaamheden plaats gaan vinden uit te rasteren. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van
schermen van glad landbouwplastic van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in
de grond. Deze constructie dient regelmatig gecontroleerd te worden op kieren en op overhangende
vegetatie.
4.3 Broedvogels
Er zijn geen nesten van broedvogels langs de plas (ingreepgebied) aanwezig. De waargenomen
soorten zijn foeragerend of overvliegend aangetroffen. Dit betekent dat er geen vaste rust en
verblijfplaatsen van vogels (artikel 11 van de Flora- en faunawet) aanwezig zijn.
Het is voor algemene broedvogels noodzakelijk dat verstoring van nesten wordt voorkomen
gedurende de periode van uitvoering. Hiervoor kan het best buiten het broedseizoen worden gewerkt.
Voor het broedseizoen kan vaak geen gerichte periode worden genoemd, omdat de lengte ervan per
jaar kan verschillen. Ook is werken buiten het broedseizoen vaak geen werkbare situatie, omdat ook
vaak in het broedseizoen doorgewerkt dient te worden. Daarom kunnen ook de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen om een verstoring van nesten tegen te gaan:
-
-
-
-
-
Een ecoloog controleert voor de start van het broedseizoen (vόόr 1 maart) of voor de start van
de werkzaamheden in het veld of nesten van broedvogels aanwezig zijn. Indien een in gebruik
zijnde nest aanwezig is in het werkgebied (enkele meters) wordt dit op kaartmateriaal gezet.
In overleg met de aannemer wordt dit gebied gemarkeerd en hier wordt een verstoringsvrije
zone ingesteld (hier vindt bijvoorbeeld geen werkverkeer plaats).
Er moet voor worden gezorgd dat alle geschikte nestbiotopen of buiten het broedseizoen of na
een controle op aanwezige nesten zijn verwijderd.
Daarna wordt de vorming van een opgaande bodembedekkende vegetatie voorkomen vanaf
de start van en tijdens het broedseizoen (tussen maart en medio augustus, in zachte perioden
kan het broedseizoen uitlopen tot eind september) totdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
Indien noodzakelijk kunnen vlaggen of linten in het werkgebied worden geplaatst om de
vestiging van grondbroedende vogels (en andere soorten broedvogels) te voorkomen.
Vlaggen en linten zijn een veel toegepast middel om vogels en zoogdieren uit
landbouwpercelen te weren. Het wordt dan aanbevolen om vier vlaggen per hectare te
plaatsen verspreid over het werkgebied. Afmetingen van rechthoekige vlaggen zijn minimaal
60 bij 90 cm, van linten minimaal 10 bij 150 meter (Afgeleid uit de Handreiking voorkomen
faunaschade van het Faunafonds).
De vorming van steile zandhopen dient te worden voorkomen door zandhopen flauw af te
vlakken (bijvoorbeeld minstens onder een talud van 1:2) of de zandhopen af te dekken met
bijvoorbeeld plastic (oeverzwaluwen kunnen gebruik maken van steilwanden in zandhopen als
broedgelegenheid).
Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch
werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn.
Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd.
Blz. 20 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Indien bovenstaande maatregelen in acht worden genomen wordt voldoende zorgvuldig gehandeld
ten aanzien van broedvogels en wordt de zorgplicht ten aanzien van vogels voldoende in acht
genomen.
4.4 Vissen
Een direct negatief effect op kleine modderkruiper is te voorkomen door mitigerende maatregelen in
acht te nemen Indien sloten of plassen gedempt dienen te worden is het in het kader van de zorgplicht
noodzakelijk om vissen (kleine modderkruiper is ondanks het niet aantreffen mogelijk wel aanwezig)
en andere aanwezige waterdieren weg te vangen en te verplaatsen voor het dempen start. Hiervoor
kunnen de volgende mitigerende maatregelen worden uitgevoerd:
-
-
-
-
De beste uitvoeringsperiode voor het dempen van sloten is medio augustus tot december,
in de winterperiode is het ook mogelijk, maar met enkele voorwaarden voor wat betreft de
watertemperatuur. Het dempen van de sloten kan het beste dus worden uitgevoerd buiten
kleine modderkruiper (kwetsbare periode april t/m juli);
Voorafgaand aan het dempen van de sloten worden deze watergangen door twee man
met behulp van electrovisapparatuur afgevist. De gevangen vis (en andere aquatische
fauna) wordt overgezet in de nabijgelegen sloten buiten het plangebied;
Indien bagger langs de kant wordt opgebracht voor het dempen uit, wordt de bagger
gecontroleerd op aanwezige vissen en andere aquatische fauna.
De aannemer dempt de sloot direct nadat deze is afgevist. Hierbij is nauwe communicatie
van ecoloog en aannemer van belang;
Alle werkzaamheden worden uitgevoerd in een specifieke werkrichting in de richting van
een open verbinding om resterende vissen de gelegenheid te geven te vluchten naar
naastgelegen watergangen, die op dat moment niet worden gedempt;
Werkzaamheden aan sloten worden alleen uitgevoerd bij temperaturen tussen de 4 en 25
graden. In geval van watertemperaturen < 4 graden dient een ter zake kundige na te gaan
of het leegvissen van de watergang nog kan worden uitgevoerd.
Maatregelen moeten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch
werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend
zijn. Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd.
Indien deze maatregelen worden uitgevoerd, wordt voldoende zorgvuldig gehandeld ten aanzien van
de kleine modderkruiper en wordt de zorgplicht voor in het wild levende planten en dieren in acht
genomen.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 21 van 40
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
5.1 Conclusies
ATKB heeft in het voorjaar van 2012 ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van
beschermde soorten flora en fauna in en direct rondom recreatieplas Cattenbroek Woerden. Uit het
onderzoek is naar voren gekomen dat een grote populatie rugstreeppad aanwezig is in het
plangebied, mogelijk ook kleine modderkruiper en ook tijdens het broedseizoen beschermde
vogelsoorten.
Er zijn een aantal ontwikkelingen te benoemen, waarvoor (al dan niet) een
bestemmingsplanprocedure voor noodzakelijk is. Het gaat namelijk om het project “Masterplan
recreatieplas Woerden”, “Masterplan waterrijk Woerden”, de aanleg van drijvende woningen en de
aanleg van wandelpaden rondom de recreatieplas.
Negatieve effecten ten aanzien van drijvende woningen zijn niet van toepassing, omdat op deze
locatie in de recreatieplas de rugstreeppad niet voorkomt. Wel is het noodzakelijk om maatregelen te
nemen om de vestiging van rugstreeppad na het opspuiten van het terrein met zand te voorkomen
(zie par. 4.2.5).
Negatieve effecten ten aanzien van de aanleg van wandelpaden zijn naar verwachting alleen tijdelijk
(verstoring landbiotoop). Een controle (en eventueel wegvangen) op aanwezigheid van rugstreeppad
in het werkgebied is voldoende om een direct negatief effect te voorkomen voordat het wandelpad
wordt aangelegd (zie ook par. 4.2.4).
Als gevolg van het Masterplan recreatieplas en Waterrijk Woerden zijn negatieve effecten mogelijk op
zowel individuen van rugstreeppad, als het leefgebied en op het behoud van de populatie. Daarom
zijn zowel compenserende als mitigerende maatregelen van toepassing om deze plannen te kunnen
uitvoeren (zie par. 4.2.3 en 4.2.4).
5.2 Aanbevelingen
5.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het vervolg van de planvoorbereiding (vaststellen bestemmingsplannen, aanvragen
ontheffingen en andere werkzaamheden tot de uitvoering van het project) is ten aanzien van
rugstreeppad een aantal acties noodzakelijk, namelijk een ontheffingsaanvraag (zie par. 5.2.1), een
activiteiten plan (zie par. 5.2.2), een inrichtingsplan ten aanzien van nieuw leefgebied rugstreeppad
(zie par. 5.2.3) en een ecologisch werkprotocol (zie par. 5.2.4).
5.2.2 Ontheffingsplicht
Het is noodzakelijk om een ontheffing Flora- en faunawet bij het ministerie van E,L&I aan te vragen.
Deze ontheffing is noodzakelijk op grond van de artikel 9 t/m 12 van de Flora- en faunawet, vooral ten
aanzien van artikel 11 (het verstoren, vernielen en wegnemen van vaste rust- en verblijfplaatsen van
rugstreeppad. Voor de aanvraag dient een ontheffingsformulier te worden ingevuld en ondertekend.
5.2.3 Activiteitenplan
Ten behoeve van de ontheffingsaanvraag is een activiteitenplan noodzakelijk als onderligger van dit
onderzoeksrapport. Hierin dienen in elk geval de werkzaamheden concreet in te worden omschreven,
de alternatievenafweging dient te worden onderbouwd en het groot openbaar belang van het project
dient te worden aangetoond.
De onderbouwing dat sprake is van een meest bevredigende oplossing voor de rugstreeppad moet in
gaan op de locatie waar de werkzaamheden plaats gaan vinden, de inrichting van het nieuwe gebied
en de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Blz. 22 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Bij alternatieven in de werkwijze kan gedacht worden aan andere perioden van uitvoering van de
werkzaamheden en anderzijds aan een andere wijze van uitvoering van de werkzaamheden.
Ten aanzien van het groot openbaar belang dient te worden beargumenteerd waarom er extra huizen
gebouwd moeten worden of waarom recreatievoorzieningen nodig zijn (de noodzaak hiervoor is na te
gaan in verschillende beleids- en gemeenteplannen).
5.2.4 Inrichtings- en beheerplan vervangend leefgebied rugstreeppad
Als bijlage bij de aanvraag is een inrichtingsplan noodzakelijk, waarin wordt aangegeven aan het
ministerie hoe wordt voorzien in vervangend leefgebied voor rugstreeppad. Dit kan gedaan worden
door een inrichtingsontwerp te maken met de plaats van de nieuw uit te graven poelen en landbiotoop,
de afmetingen en door het maken van een dwarsdoorsnede met het profiel van de poel (oeverloop en
waterdiepte). Als extra toelichting dient te worden onderbouwd hoe de poel wordt aangelegd en hoe
het wordt beheerd om het geschikt te houden op de lange termijn voor rugstreeppad.
5.2.5 Ecologisch werkprotocol
Voor de start van de uitvoering dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld ten aanzien
van rugstreeppad (ook voor broedvogels en vissen). Het ecologisch werkprotocol is een werkplan,
waarin voorzorgsmaatregelen ten aanzien van aanwezige beschermde natuurwaarden zijn
opgenomen en zijn uitgewerkt in een concreet plan. In dit protocol zijn dus soortspecifieke
maatregelen opgenomen.
Het ecologisch werkprotocol heeft als doel om enerzijds negatieve effecten op beschermde
natuurwaarden te voorkomen, anderzijds om een aantoonbaar en afgekaderd werkplan te hebben met
betrekking tot ecologie. Dit protocol dient op de locatie aanwezig te zijn en onder betrokken
werknemers bekend te zijn. Werkzaamheden dienen conform dit protocol te worden uitgevoerd.
5.2.6 Haalbaarheid ontheffingsaanvraag
De kans op het verkrijgen van een ontheffing Flora- en faunawet is groot. In de praktijk worden bijna
altijd ontheffingsaanvragen gehonoreerd (dit is welafhankelijk van de kwaliteit van de
ontheffingsaanvraag). Dit komt omdat in deze fase van planvorming al voldaan is aan de zorgplicht en
dat is een onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna. Vervolgens zijn
de effecten bepaald in dit rapport van de plannen op beschermde soorten en vervolgens zijn de
noodzakelijke maatregelen bepaald.
Indien de ontheffingsaanvraag wordt voorzien van een activiteitenplan en een inrichtings- en
beheerplan en een ecologisch werkprotocol, ziet het ministerie op welke manier is nagedacht over
zorgvuldige omgang met rugstreeppad. De slagingskans van de genoemde compensatiemaatregelen
is voor deze soorten ook hoog en goedkeuring wordt daarom verwacht vanuit het ministerie.
Door een recente rechtsuitspraak (abRS, zaaknummer 201104809/1/A3, d.d. 3 juli 2012) is de definitie die
het ministerie van E,L&I hanteert ten aanzien van een verklaring van geen bezwaar (of positieve afwijzing) op
losse schroeven komen te staan. Een verklaring van geen bezwaar is een afwijzing van het ministerie op de
grond dat de Flora- en faunawet niet wordt overtreden met het voorgenomen project. In de recente
rechtsuitspraak is geoordeeld dat de verklaring van geen bezwaar niet gegrond is juridisch gezien. Dit
betekent dat het advies is om voor dit project een ontheffingsaanvraag in te dienen en niet te verzoeken om
een verklaring van geen bezwaar voor uitvoering.
5.2.7 Ontheffing tijdelijke natuur
Gemeente Woerden heeft het besluit genomen om, parallel aan de bestemmingplanprocedure een
ontheffing aan te vragen voor tijdelijke natuur in een deel van het plangebied. De gemeente heeft dit
beslist, omdat de gemeente het gebied minimaal 1 seizoen braak laat liggen. Dit heeft voor de
rugstreeppad het grote voordeel dat dit een jaar lang kan fungeren als ongestoord leefgebied.
Daarnaast kan de compensatie in 2013 worden uitgevoerd en in de tussentijd fungeert het plangebied
als tijdelijk leefgebied. Het vergemakkelijkt ook de kans op het verkrijgen van de ontheffing, omdat de
voorzorg wordt genomen om het gebied tijdelijk braak te laten liggen (en fungeert voor rugstreeppad).
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 23 van 40
5.2.8 Vaststelling bestemmingsplan i.r.t. Flora- en faunawet
De belangrijkste vraag met betrekking tot het vaststellen van bestemmingsplannen is of er zicht is op
het verstrekken van een ontheffing Flora- en faunawet voor de te doorlopen bestemmingsplannen. De
kans is groot dat een ontheffing voor ruimtelijke ontwikkelingen kan worden toegekend door het
ministerie van E,L&I, zolang de in dit rapport genoemde onderzoeksresultaten, effectenanalyse,
genoemde maatregelen en aanbevelingen voor de voortgang worden overgenomen (en dat een
ontheffing voor tijdelijke natuur wordt aangevraagd). In dat geval staat de Flora- en faunawet de
uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen niet in de weg.
Blz. 24 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
6 LITERATUUR
-
-
WEST 8 urban design & landscape architecture, 2002. Masterplan waterrijk Woerden, in
opdracht van gemeente Woerden.
Projectgroep Recreatieplas Cattenbroek, 2010. Masterplan recreatieplas Woerden, in
opdracht van gemeente Woerden.
Van den Broek, T. & Kossen, H., 2009. Uitbreiding recreatieplas Woerden,
“Soortbeschermingstoets”, Royal Haskoning, Rotterdam.
Schenkeveld, A.J.M., 2007. Cattenbroek uitbreiding wateroppervlak, voortoets, Bureau
Schenkeveld i.o.v. gemeente Woerden, Culemborg.
Dienst Regelingen ministerie van E,L&I, Soortenstandaard rugstreeppad bufo calamita.
Brief Dienst Regelingen 31 augustus 2009. Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing
ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet.
Creemers, C.M. & Van Delft, J.C.W., 2009, De amfibieën en reptielen van Nederland,
Stichting RAVON, KNNV-uitgeverij, Zeist.
Twisk, P., Van diepenbeek, A. & Bekker, J., 2010. Veldgids Europese zoogdieren,
Zoogdiervereniging, KNNV-uitgeverij, Zeist.
Gmelig Meyling, A.W., & Boesveld, A., 2008. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Mollusken
van de Europese Habitatrichtlijn, Platte schijfhoren; Resultaten van het inventarisatiejaar
2007, Stichting Anemoon in opdracht van Ministerie van LNV, Utrecht.
Groenveld, A. & Smit, G., 2001. Gmelig Meyling, A.W., & Boesveld, A., 2008. Handleiding
voor het monitoren van amfibieën in Nederland, RAVON werkgroep monitoring, Amsterdam
Spikmans, F. et al, 2008. Methodiek en richtlijnen voor verspreidingsonderzoek naar
bittervoorn,
kleine modderkruiper en grote modderkruiper, Stichting RAVON, Nijmegen.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 25 van 40
BIJLAGE 1 Uitleg Juridisch kader
Inleiding
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland door middel van een
aantal verbodsbepalingen (zie tabel 1-1). In de wet zijn soorten opgenomen die op landelijk dan wel
op Europees niveau zeldzaam en/ of bedreigd zijn of worden. De Flora- en faunawet beoogt niet het
instandhouden van een statische populatiegrootte, maar wel het functioneren van de betreffende
populatie. Zo kan in sommige gevallen ook met een kleiner aantal individuen de populatie duurzaam
blijven voortbestaan. Dit is onder andere afhankelijk van de talrijkheid van de soort, maar ook van zijn
flexibiliteit om andere gebieden te bereiken en te koloniseren.
Beschermingscategorieën
Afhankelijk van zeldzaamheid en bedreiging zijn de soorten verdeeld over drie
beschermingscategorieën. Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) artikel
75 in werking getreden, waarmee drie beschermingsregimes zijn vastgesteld. Hiertoe zijn de
beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën. Bijlage 1 geeft een compleet
overzicht van de beschermde soorten verdeeld over de drie beschermingsregimes.
e
De 1 categorie betreft beschermde soorten die in Nederland algemeen voorkomen. Voor verstoring
van deze soorten bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig onderhoud, beheer of
gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, waaronder de geplande werkzaamheden vallen,
geldt een algemene vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Voor deze soorten is er geen noodzaak
voor inventarisaties. Soorten van de tweede en derde categorie zijn strenger beschermd. Voor deze
soorten geldt een ontheffingsplicht bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Bij
het afwegingskader is informatie over de verspreiding van de betreffende soort noodzakelijk.
Voor de soorten, genoemd in tabel 2 van de Flora- en faunawet, is een “lichte toets noodzakelijk”. In
de lichte toets moet er voor worden gezorgd dat de gunstige staat van instandhouding wordt
gegarandeerd en de activiteit moet een redelijk doel dienen.
Voor soorten, genoemd in tabel 3, geldt een “zware toets”. Er mag hierin geen andere bevredigende
oplossing zijn voor de geplande activiteit, de gunstige staat van instandhouding dient te worden
gewaarborgd en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. De gunstige staat van
instandhouding van soorten uit Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn dient lokaal beoordeeld te worden.
Voor de overige soorten uit tabel 3 is de landelijke populatie van belang.
Blz. 26 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Relevante verbodsbepalingen Flora- en faunawet.
Artikel 2 (zorgplicht)
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten,
alsmede voor hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of
redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor
flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te
laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te
nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te
voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel
mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Artikel 8
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te
plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te
ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te
verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te
verontrusten.
Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen
van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te
vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te
zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of
producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde
uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde
uitheemse diersoort, …, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te
gebruiken voor commercieel gewin, …, binnen of buiten het grondgebied van Nederland
te brengen of onder zich te hebben.
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Beoordelingskader Flora- en faunawet
Indien er beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied en de activiteiten hebben een mogelijk
negatief effect, dient te worden vastgesteld of het project kan worden uitgevoerd, waarbij een
overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen door het nemen van voorzorgsmaatregelen.
Mitigerende maatregelen
Het is mogelijk om een overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen door, vóórdat de
werkzaamheden van start gaan, voorzorgsmaatregelen te treffen. Het gaat dan om het behoud van de
functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de
functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten.
Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit.
Dit moet gebeuren binnen het plangebied en voor de soorten die daar voorkomen. Het dient te worden
voorkomen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort
wordt aangetast.
Er zijn 10 punten die kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de vraag of de functionaliteit van
de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de betreffende soort behouden blijft door het
nemen van mitigerende maatregelen:
1) De plek of het gebied wordt met een zekere mate van bestendigheid gebruikt. Er is geen
sprake van incidenteel gebruik, maar van een vaste rust- en verblijfplaats;
2) De plek of het gebied blijft voorzien in alles wat nodig is voor een specifiek individueel dier in
dat gebied en voor alle exemplaren van de populatie ter plekke, om succesvol te kunnen
voortplanten of om te kunnen rusten;
3) Er is op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, een achteruitgang van de ecologische
functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats. De diverse functies die
een gebied heeft dienen behouden te blijven;
4) Door mitigerende maatregelen worden negatieve effecten uitgesloten. Dit kunnen negatieve
effecten zijn op zowel de kwaliteit als de kwantiteit van functies in het gebied;
5) Mitigerende maatregelen zijn preventief. Dit houdt dus in dat in voorkomende gevallen de
mitigatie niet alleen al aanwezig is, maar ook functioneert;
6) Mitigerende maatregelen moeten leiden tot een verbetering of behoud van de ecologische
functionaliteit van het gebied (kwantitatief/kwalitatief) voor de betreffende soort;
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 27 van 40
7) Het positieve effect van mitigatie geeft in evenredige ruimte voor de negatieve effecten van de
ingreep. De duurzame ecologische functionaliteit mag op geen enkel moment slechter
worden.
8) Het succes van mitigerende maatregelen moet met een hoge mate van zekerheid vóóraf
vaststaan en wordt beoordeeld aan de hand van ecologische criteria.
9) De staat van instandhouding en de zeldzaamheid van een diersoort zijn van belang bij het
treffen van mitigerende maatregelen;
10) De controle op het effect van de maatregelen is een onderdeel van het ecologisch
werkprotocol.
Indien er voor het uitvoeren van mitigerende maatregelen dieren gevangen en verplaatst moeten
worden, is dat geen overtreding van artikel 9 (vangen) en 13 (verplaatsen). Het is namelijk niet de
bedoeling om dieren aan de natuur te onttrekken. Het is toegestaan om soorten te verplaatsen uit de
directe gevarenzone naar een vergelijkbaar habitat in de directe omgeving. Dit moet gebeuren binnen
de daarvoor benodigde tijd. De soorten dienen ook in één keer te worden verplaatst, zonder onnodig
oponthoud. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren buiten de kwetsbare periode van de
betreffende soort. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren door of onder de begeleiding van een
ter zake kundige. Dit bovenstaande geldt niet voor stressgevoelige dieren, zoals muizen, vleermuizen
en vogels.
Ontheffingsplicht
Er geldt een ontheffingsplicht als de functionaliteit van voortplantings- en/of vaste rust- en
verblijfplaats van de beschermde soort uit tabel 2 en 3 niet kan worden gegarandeerd door het nemen
van mitigerende maatregelen. Belangrijke vragen voor het verkrijgen van een ontheffing zijn:
-
In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats
aangetast door de werkzaamheden?
Is er een wettelijk belang (niet bij soorten uit tabel 2)?
Is er een andere bevredigende oplossing (niet bij soorten uit tabel 2)?
Hebben de werkzaamheden een redelijk doel (niet bij soorten uit tabel 3)?
Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Er is in onderstaande tabel weergegeven voor welk wettelijk belang voor soorten uit tabel 3 een
ontheffing kan worden aangevraagd. Dit verschilt tussen Bijlage 4-soorten van de Habitatrichtlijn,
Vogelsoorten en Bijlage 1 soorten (alleen nationaal beschermd).
Blz. 28 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Ontheffing op grond van het wettelijk belang
Wettelijk belang
Bijlage 1
soorten
Bescherming van flora en
x
fauna
Veiligheid van het
luchtverkeer
x
Volksgezondheid/Openbare
veiligheid
x
Dwingende redenen van
groot openbaar belang
Ruimtelijke
x
inrichting/ontwikkeling
Bijlage 4
soorten
Vogelsoorten
x
-
x
x
x
x
-
x
-
Vogels
De bescherming van vogels nemen binnen de Flora- en faunawet een aparte positie in. In de Flora- en
faunawet is de bescherming van de meeste vogelsoorten gericht de nesten van op broedvogels. Dit
houdt in dat de nesten van broedvogels gedurende het broedseizoen zijn beschermd. Het is
gedurende het broedseizoen verboden om de nesten van broedvogels te verstoren en/of weg te
nemen.
De vogelnesten vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de
Flora- en faunawet. Buiten het broedseizoen zijn nesten van de meeste vogelsoorten niet beschermd.
Een ontheffing is niet noodzakelijk als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden en
ook niet als er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat er zich vogels vestigen op de
bouwplaats. De Flora- en faunawet kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen (zie
kader).
Broedseizoen
Voor een begrip als ‘broedseizoen’ is geen standaardperiode te hanteren. Afhankelijk van de
soort en weersomstandigheden in een bepaald jaar kunnen soorten veel eerder of juist later
broeden dan normaal het geval zou zijn. Dit kan zelfs per regio verschillen. Voor de wet is
van belang of een broedgeval verstoord wordt, ongeachte de datum. De vaak geciteerde
periode 15 maart t/m 15 juli is dus slechts een indicatie. De periode tot begin oktober kan
theoretisch door broedvogels nog gebruikt worden als een broedperiode. Voor aanvang van
de werkzaamheden dient altijd op broedgevallen gecontroleerd te worden.
Er geldt echter voor een aantal vogelsoorten een uitzonderingspositie op het bovenstaande. Deze
vogelsoorten zijn ingedeeld in een aantal categorieën en deze zijn gedurende het gehele seizoen
beschermd en dan gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de flora- en faunawet:
1) Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik
zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld steenuil);
2) Nesten van koloniebroeders die elk seizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin
honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de
nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (roek, gierzwaluw en huismus);
3) Nesten van vogels (geen kolonievogels), die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en
die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de
nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (kerkuil, ooievaar, slechtvalk);
4) Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die niet of nauwelijks in staat
zijn een nest te bouwen (boomvalk, buizerd, ransuil).
5) Nesten van vogels, die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar ervoor
hebben gebroed of de directe omgeving ervan, maar dan wel over voldoende flexibiliteit
beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Deze soorten
zijn buiten het broedseizoen niet beschermd, maar vragen wel extra onderzoek, omdat ze
jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dit
rechtvaardigen.
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 29 van 40
Er is in bijlage 3 een overzicht opgenomen van de soorten die vallen binnen bovenstaande
beschermingscategorieën. Twee belangrijke vragen bij de beoordeling of er voor de soorten uit de
bovenstaande categorieën een ontheffing noodzakelijk is zijn de volgende:
-
Is er voor de soort voldoende gelegenheid om zelfstandig een natuurlijk alternatief nest te
vinden?
Is er voor de soort voldoende mogelijkheid om met succes een kunstmatig alternatief nest aan
te bieden?
Zorgplicht
Naast bovenstaande verplichtingen voor beschermde soorten geldt bovendien voor alle soorten de
zorgplicht. In de zorgplicht is opgenomen dat alle planten en dieren een intrinsieke waarde hebben en
onvervangbaar zijn. De zorgplicht is een fatsoenseis en houdt in dat bij menselijk handelen voldoende
zorg in acht genomen wordt om in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te beschermen.
Blz. 30 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Bijlage 2 overzicht van de beschermde soorten verdeeld over drie beschermings-regimes.
Tabel 1. Algemene soorten.
Zoogdieren
aardmuis Microtus agrestis
bosmuis Apodemus sylvaticus
dwergmuis Micromys minutus
bunzing Mustela putorius
dwergspitsmuis Sorex minutus
egel Erinaceus europeus
gewone bosspitsmuis Sorex araneus
haas Lepus europeus
hermelijn Mustela erminea
huisspitsmuis Crocidura russula
konijn Oryctolagus cuniculus
mol Talpa europea
ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus
ree Capreolus capreolus
rosse woelmuis Clethrionomys glareolus
tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus
veldmuis Microtus arvalis
vos Vulpes vulpes
wezel Mustela nivalis
woelrat Arvicola terrestris
Reptielen en amfibieën
bruine kikker Rana temporaria
gewone pad Bufo bufo
middelste groene kikker Rana esculenta
kleine watersalamander Triturus vulgaris
meerkikker Rana ridibunda
Mieren
behaarde rode bosmier Formica rufa
kale rode bosmier Formica polyctena
stronkmier Formica truncorum
zwartrugbosmier Formica pratensis
Slakken
wijngaardslak Helix pomatia
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Vaatplanten
aardaker Lathyrus tuberosus
akkerklokje Campanula rapunculoides
brede wespenorchis Epipactis helleborine
breed klokje Campanula latifolia
dotterbloem* Caltha palustris
gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum
grasklokje Campanula rotundifolia
grote kaardenbol Dipsacus fullonum
kleine maagdenpalm Vinca minor
knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans
koningsvaren Osmunda regalis
slanke sleutelbloem Primula elatior
zwanebloem Butomus umbellatus
*m.u.v. spindotterbloem
Blz. 31 van 40
Tabel 2. Overige soorten.
Zoogdieren
damhert Dama dama
edelhert Cervus elaphus
eekhoorn Sciurus vulgaris
grijze zeehond Halichoerus grypus
grote bosmuis Apodemus flavicollis
steenmarter Martes foina
Wild zwijn Sus scrofa
Reptielen en amfibieën
alpenwatersalamander Triturus alpestris
levendbarende hagedis Lacerta vivipara
Dagvlinders
moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia
vals heideblauwtje Lycaeides idas
Vissen
bermpje Noemacheilus barbatulus
kleine modderkruiper Cobitis taenia
meerval Silurus glanis
rivierdonderpad Cottus gobio
Kevers
vliegend hert Lucanus cervus
Kreeftachtigen
rivierkreeft Astacus astacus
Blz. 32 van 40
Vaatplanten
aangebrande orchis Orchis ustulata
aapjesorchis Orchis simia
beenbreek Narthecium ossifragum
bergklokje Campanula rhomboidalis
bergnachtorchis Platanthera chlorantha
bijenorchis Ophrys apifera
blaasvaren Cystopteris fragilis
blauwe zeedistel Eryngium maritimum
bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium
bokkenorchis Himantoglossum hircinum
brede orchis Dactylorhiza majalis majalis
bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens
daslook Allium ursinum
dennenorchis Goodyera repens
duitse gentiaan Gentianella germanica
franjegentiaan Gentianella ciliata
geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri
gele helmbloem Pseudofumaria lutea
gevlekte orchis Dactylorhiza maculata
groene nachtorchis Coeloglossum viride
groensteel Asplenium viride
grote keverorchis Listera ovata
grote muggenorchis Gymnadenia conopsea
gulden sleutelbloem Primula veris
harlekijn Orchis morio
herfstschroeforchis Spiranthes spiralis
hondskruid Anacamptis pyramidalis
honingorchis Herminium monorchis
jeneverbes Juniperus communis
klein glaskruid Parietaria judaica
kleine keverorchis Listera cordata
kleine zonnedauw Drosera intermedia
klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe
kluwenklokje Campanula glomerata
koraalwortel Corallorhiza trifida
kruisbladgentiaan Gentiana cruciata
lange ereprijs Veronica longifola
lange zonnedauw Drosera anglica
mannetjesorchis Orchis mascula
maretak Viscum album
moeraswespenorchis Epipactis palustris
muurbloem Erysimum cheiri
parnassia Parnassia palustris
pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata
poppenorchis Aceras anthropophorum
prachtklokje Campanula persicifolia
purperorchis Orchis purpurea
rapunzelklokje Campanula rapunculus
rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum
rietorchis Dactylorhiza majalis
praetermissa
ronde zonnedauw Drosera rotundifolia
rood bosvogeltje Cephalanthera rubra
ruig klokje Campanula trachelium
schubvaren Ceterach officinarum
slanke gentiaan Gentianella amarella
soldaatje Orchis militaris
spaanse ruiter Cirsium dissectum
steenanjer Dianthus deltoides
steenbreekvaren Asplenium trichomanes
stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris
stengelomvattend havikskruid Hieracium
amplexicaule
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
stijf hardgras Catapodium rigidum
tongvaren Asplenium scolopendrium
valkruid Arnica montana
veenmosorchis Hammarbya paludosa
veldgentiaan Gentianella campestris
veldsalie Salvia pratensis
vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata
vliegenorchis Ophrys insectifera
vogelnestje Neottia nidus-avis
voorjaarsadonis Adonis vernalis
wantsenorchis Orchis coriophora
waterdrieblad Menyanthes trifoliata
weideklokje Campanula patula
welriekende nachtorchis Platanthera bifolia
wilde gagel Myrica gale
wilde herfsttijloos Colchicum autumnale
wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris
wilde marjolein Origanum vulgare
wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia
witte muggenorchis Pseudorchis albida
zinkviooltje Viola lutea calaminaria
zomerklokje Leucojum aestivum
zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 33 van 40
Tabel 3. Soorten bijlage 1 AMvB / bijlage IV HR.
Bijlage 1 AMvB
Zoogdieren
das Meles meles
boommarter Martes martes
eikelmuis Eliomys quercinus
gewone zeehond Phoca vitulina
veldspitsmuis Crocidura leucodon
waterspitsmuis Neomys fodiens
Reptielen en amfibieën
adder Vipera berus
hazelworm Anguis fragilis
ringslang Natrix natrix
vinpootsalamander Triturus helveticus
vuursalamander Salamandra salamandra
Vissen
beekprik Lampetra planeri
bittervoorn Rhodeus cericeus
elrits Phoxinus phoxinus
gestippelde alver Alburnoides bipunctatus
grote modderkruiper Misgurnus fossilis
rivierprik Lampetra fluviatilis
Dagvlinders
bruin dikkopje Erynnis tages
dwergblauwtje Cupido minimus
dwergdikkopje Thymelicus acteon
groot geaderd witje Aporia crataegi
grote ijsvogelvlinder Limenitis populi
heideblauwtje Plebejus argus
iepepage Strymonidia w-album
kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius
keizersmantel Argynnis paphia
klaverblauwtje Cyaniris semiargus
purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino
rode vuurvlinder Palaeochrysophanus
hippothoe
rouwmantel Nymphalis antiopa
tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania
veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais
veenhooibeestje Coenonympha tullia
veldparelmoervlinder Melitaea cinxia
woudparelmoervlinder Melitaea diamina
zilvervlek Clossiana euphrosyne
Vaatplanten
groot zeegras Zostera marina
Blz. 34 van 40
Bijlage IV HR
Zoogdieren
baardvleermuis Myotis mystacinus
bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii
bever Castor fiber
bosvleermuis Nyctalus leisleri
brandt’s vleermuis Myotis brandtii
bruinvis Phocoena phocoena
euraziatische lynx Lynx lynx
franjestaart Myotis nattereri
gewone dolfijn Delphinus delphis
gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus
gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus
grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus
grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum
hamster Cricetus cricetus
hazelmuis Muscardinus avellanarius
ingekorven vleermuis Myotis emarginatus
kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus
kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros
laatvlieger Eptesicus serotinus
meervleermuis Myotis dasycneme
mopsvleermuis Barbastella barbastellus
nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
noordse woelmuis Microtus oeconomus
otter Lutra lutra
rosse vleermuis Nyctalus noctula
tuimelaar Tursiops truncatus
tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus
vale vleermuis Myotis myotis
watervleermuis Myotis daubentonii
wilde kat Felis silvestris
witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus
witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris
Reptielen en amfibieën
boomkikker Hyla arborea
geelbuikvuurpad Bombina variegata
gladde slang Coronella austriacus
heikikker Rana arvalis
kamsalamander Triturus cristatus
knoflookpad Pelobates fuscus
muurhagedis Podarcis muralis
poelkikker Rana lessonae
rugstreeppad Bufo calamita
vroedmeesterpad Alytes obstetricans
zandhagedis Lacerta agilis
Dagvlinders
donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous
grote vuurvlinder Lycaena dispar
pimpernelblauwtje Maculinea teleius
tijmblauwtje Maculinea arion
zilverstreephooibeestje Coenonympha hero
Libellen
bronslibel Oxygastra curtisii
gaffellibel Ophiogomphus cecilia
gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis
groene glazenmaker Aeshna viridis
noordse winterjuffer Sympecma paedisca
oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons
rivierrombout Stylurus flavipes
sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis
Vissen
houting Conegonus oxyrrhynchus
steur Acipenser sturio
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Vaatplanten
drijvende waterweegbree Luronium natans
groenknolorchis Liparis loeselii
kruipend moerasscherm Apium repens
zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis
Kevers
brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus
gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus
heldenbok Cerambyx cerdo
juchtleerkever Osmoderma eremita
Tweekleppigen
bataafse stroommossel Unio crassus
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 35 van 40
Bijlage 3 Lijst met jaarrond beschermde vogelsoorten
Soort
Koloniebroeder In bebouwde
omgeving
aanwezig?
Steenuil
Nee
Ja
Gierzwaluw
Ja
Ja
Roek
Ja
Ja
Huismus
Ja
Ja
Grote gele kwikstaart
Nee
Nee
Kerkuil
Nee
Ja
Oehoe
Nee
Nee
Ooievaar
Nee
Ja
Slechtvalk
Nee
Ja
Boomvalk
Nee
Nee
Buizerd
Nee
Nee
Havik
Nee
Nee
Ransuil
Nee
Nee
Sperwer
Nee
Nee
Wespendief
Nee
Nee
Zwarte wouw
Nee
Nee
Blauwe reiger
Ja
Ja
Boerenzwaluw
Nee
Ja
Bonte vliegenvanger
Nee
Ja
Boomklever
Nee
Ja
Boomkruiper
Nee
Ja
Bosuil
Nee
Nee
Brilduiker
Nee
Nee
Draaihals
Nee
Nee
Eidereend
Nee
Nee
Ekster
Nee
Ja
Gekraagde roodstaart
Nee
Ja
Glanskop
Nee
Ja
Grauwe vliegenvanger Nee
Ja
Groene specht
Nee
Nee
Grote bonte specht
Nee
Nee
Hop
Nee
Nee
Huiszwaluw
Nee
Ja
IJsvogel
Nee
Nee
Kleine bonte specht
Nee
Nee
Kleine vliegenvanger
Nee
Ja
Koolmees
Nee
Ja
Kortsnavelboomkruiper Nee
Ja
Oeverzwaluw
Nee
Ja
Pimpelmees
Nee
Ja
Raaf
Nee
Nee
Ruigpootuil
Nee
Nee
Spreeuw
Nee
Ja
Tapuit
Nee
Nee
Torenvalk
Nee
Ja
Zeearend
Nee
Nee
Zwarte kraai
Nee
Ja
Zwarte mees
Nee
Ja
Zwarte roodstaart
Nee
Ja
Zwarte specht
Nee
Nee
Blz. 36 van 40
Aanwezig in
(beschermde)
natuurgebieden?
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Categorie
vast nest
1
2
2
2
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
4
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Bijlage 4 Lijst met waargenomen vogelsoorten uit NDFF (2010-2013) en selectiegebied
Figuur B4-1 Selectiegebied vogelwaarnemingen 2010-2013
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 37 van 40
Tabel B4-1 Waargenomen vogelsoorten NDFF (2010-2013) van geselecteerde gebied Plas Cattenbroek
Vogels NDFF*
aantal groep
Vogels
aantal groep
Aalscholver
35
aalscholvers
Meerkoet
46
rallen
Boomkruiper
9
Boomkruipers
Waterhoen
21
rallen
Holenduif
2
duiven
Waterral
36
rallen
Houtduif
16
duiven
Blauwe Reiger
48
reigers/ooievaars
Turkse Tortel
10
duiven
Grote Zilverreiger
79
reigers/ooievaars
Bergeend
7
eend
Kleine Zilverreiger
8
reigers/ooievaars
Brilduiker
12
Eenden
Kwak
5
reigers/ooievaars
Carolinaeend
2
eenden
Ooievaar
20
reigers/ooievaars
Grote Zaagbek
17
eenden
Purperreiger
14
reigers/ooievaars
Krakeend
62
eenden
Roerdomp
19
reigers/ooievaars
Krooneend
7
eenden
Baardman
1
riet
Kuifeend
83
eenden
Blauwborst
20
riet
Middelste Zaagbek
17
eenden
Blauwe Kiekendief
10
roof
Muskuseend
1
eenden
Boomvalk
5
roofvogels
Nonnetje
55
eenden
Bruine Kiekendief
68
roofvogels
Pijlstaart
15
eenden
Buizerd
90
Roofvogels
Slobeend
33
eenden
Havik
9
roofvogels
Smient
99
eenden
Ruigpootbuizerd
1
roofvogels
Soepeend
6
eenden
Slechtvalk
17
Roofvogels
Tafeleend
27
eenden
Smelleken
1
Roofvogels
Topper
6
Eenden
Sperwer
30
roofvogels
Wilde Eend
38
eenden
Torenvalk
29
roofvogels
Wintertaling
36
eenden
Wespendief
1
roofvogels
Zomertaling
9
eenden
Zeearend
1
Roofvogels
Zwarte Zee-eend
26
eenden
Zwarte Wouw
2
Roofvogels
Fazant
33
fazanten
Draaihals
1
spechten
Dodaars
34
futen
Groene Specht
9
spechten
Fuut
75
futen
Grote Bonte Specht
7
spechten
Geoorde Fuut
15
futen
Kleine Bonte Specht
4
spechten
Kuifduiker
2
futen
Spreeuw
25
Spreeuwen
Roodhalsfuut
6
futen
Bokje
2
steltlopers
Brandgans
35
ganzen
Bontbekplevier
4
steltlopers
Canadese Gans
1
ganzen
Bonte Strandloper
3
steltlopers
Grauwe Gans
89
ganzen
Goudplevier
4
steltlopers
Grote Canadese gans
5
ganzen
Groenpootruiter
9
steltlopers
Grote Canadese Gans
1
ganzen
Grutto
8
steltlopers
Kleine Rietgans
6
ganzen
Houtsnip
1
steltlopers
Nijlgans
31
ganzen
Kemphaan
3
steltlopers
Rotgans
2
ganzen
Kievit
48
steltlopers
Soepgans
1
ganzen
Kleine Plevier
31
steltlopers
Toendrarietgans
8
ganzen
Kluut
5
steltlopers
Zwaangans
1
ganzen
Morinelplevier
3
steltlopers
Geelgors
2
gorzen
Oeverloper
51
steltlopers
Blz. 38 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Vogels
aantal groep
Vogels
aantal groep
Rietgors
82
gorzen
Regenwulp
16
steltlopers
Heggenmus
13
heggenmussen
Scholekster
40
steltlopers
Lepelaar
9
ibissen/flamingos
Tureluur
11
steltlopers
IJsvogel
40
ijsvogels
Watersnip
35
steltlopers
Koekoek
12
koekoeken
Witgat
25
steltlopers
Ekster
22
kraaien
Wulp
13
steltlopers
Gaai
14
kraaien
Zilverplevier
1
steltlopers
Kauw
3
kraaien
Zwarte Ruiter
1
steltlopers
Roek
17
kraaien
Reuzenstern
2
sterns
Zwarte Kraai
24
kraaien
Visdief
52
sterns
Kraanvogel
1
kraanvogels
Zwarte Stern
4
sterns
Engelse Kwikstaart
1
kwikstaarten
Bosuil
2
uilen
Grote Gele Kwikstaart
12
kwikstaarten
Kerkuil
1
uilen
Boomleeuwerik
3
leeuweriken
Ransuil
5
uilen
Veldleeuwerik
14
leeuweriken
Appelvink
2
vinken
Gekraagde Roodstaart
1
lijsters
Europese Kanarie
1
vinken
Grote Lijster
2
lijsters
Goudvink
2
vinken
Koperwiek
5
lijsters
Groenling
7
vinken
Kramsvogel
29
lijsters
Grote of Kleine Barmsijs
2
vinken
Merel
27
lijsters
Keep
30
vinken
Nachtegaal
2
lijsters
Kneu
16
vinken
Paapje
7
lijsters
Putter
53
vinken
Roodborst
29
lijsters
Sijs
9
vinken
Roodborsttapuit
5
lijsters
Vink
50
vinken
Tapuit
24
lijsters
Bosrietzanger
18
zangers
Zanglijster
11
lijsters
Braamsluiper
1
zangers
Zwarte Roodstaart
41
lijsters
Cetti's Zanger
3
zangers
Baltische Mantelmeeuw 5
meeuw
Fitis
45
zangers
Dwergmeeuw
3
meeuw
Goudhaan
3
zangers
Geelpootmeeuw
9
meeuw
Grasmus
20
zangers
Grote Mantelmeeuw
4
meeuw
Kleine Karekiet
29
zangers
Kleine Mantelmeeuw
3
meeuw
Rietzanger
47
zangers
Kokmeeuw
38
meeuw
Snor
2
zangers
Pontische Meeuw
1
meeuw
Spotvogel
8
zangers
Stormmeeuw
37
meeuw
Sprinkhaanzanger
39
zangers
Zilvermeeuw
31
meeuw
Tjiftjaf
58
zangers
Zwartkopmeeuw
1
meeuw
Tuinfluiter
14
zangers
Koolmees
37
mezen
Winterkoning
39
zangers
Matkop
24
mezen
Zwartkop
21
zangers
Pimpelmees
23
Mezen
Boerenzwaluw
13
Zwaluwen
Staartmees
43
mezen
Gierzwaluw
11
Zwaluwen
Zwarte Mees
7
mezen
Huiszwaluw
4
zwaluwen
Huismus
9
mussen
Oeverzwaluw
74
zwaluwen
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap 01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Blz. 39 van 40
Vogels
aantal groep
Vogels
aantal groep
Ringmus
44
mussen
Kleine Canadese Gans
2
Kwartel
1
kwartel
Kleine Zwaan
15
zwanen/ganzen
Pestvogel
1
pestvogel
Knobbelzwaan
58
zwanen/ganzen
Boompieper
2
piepers
Kolgans
19
zwanen/ganzen
Graspieper
16
piepers
Wilde Zwaan
6
zwanen/ganzen
Zwarte Zwaan
125
zwanen/ganzen
Grote Pieper
1
piepers
Waterpieper
5
piepers
Gele Kwikstaart
8
kwikstaarten
Witte Kwikstaart
19
kwikstaarten
zwanen/ganzen
*NDFF-gegevens van vogels uit de jaren 2010 t/m 2013, gebied Cattenbroek en omgeving
Categorie 1 t/m 4
Categorie 5
Blz. 40 van 40
Recreatieplas Cattenbroek Woerden
Kenmerk: 20120160/rap01, d.d. 9 augustus 2013, definitief
Bijlage 3 Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en
inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
127
RAAP-RAPPORT 2011 (definitieve eindversie)
Kleine uitbreiding recreatiepias
Cattenbroek
Gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek:
een bureau- en inventariserend veldonderzoek
(karterende fase)
drs. C.F.H. Coppens
RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, 2009
RAAP
Archeologisch
Adviesbureau
Colofon
Opdrachtgever: Gemeente Woerden
Titel: Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Status: definitieve eindversie
Datum: 5 oktober 2009
Auteur: drs. C.F.H. Coppens
Projectcode: WOSP
Bestandsnaam: RA2011_WOSP
Projectleider: drs. C.F.H. Coppens
Projectmedewerker: drs. J.E. van Eijk & J. van Roemburg BA
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 411946 & 411949
ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 35902
Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland
Autorisatie: drs. B. Jansen
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Leeuwenveldseweg 5b
1382 LVWeesp
Postbus 5069
1380 GB Weesp
telefoon: 0294-491 500
telefax: 0294-491 519
E-mail: [email protected]
© RAAP Archeologisch Adviesbureau BV., 2009
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade
voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli en augustus
2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met
de voorgenomen (kleine) uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek in de gemeente Woerden.
Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot
aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden
teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk
geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van
eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard
en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en
drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van
de Oude Rijn) wordt op basis van het bureauonderzoek verwacht dat archeologische resten uit
de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak
bevinden.
In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele
klei en (zegge)veen
Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen. De archeologische indicatoren zijn op twee locaties aangetroffen: in de boringen 9 en 68
(vindplaats WOSP-1) en in boring 12 (vindplaats WOSP-2). In beide gevallen zijn de indicatoren aangetroffen in een laag (donker bruin) grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De laag heeft alle kenmerken van een cultuurlaag,
waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. De vermoedelijke
omvang van de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is
circa 15 x 20 m. De vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 15 m.
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (paragraaf 1.3), kan
worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de (kleine)
uitbreiding van de recreatiepias archeologische waarden zullen worden verstoord. Indien besloten
wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P).
In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen
geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54
van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden
met de gemeente Woerden (mevr. drs. H. van den Ende).
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Inhoud
Samenvatting
5
1 Inleiding
9
1.1 Kaderen doelstelling
9
1.2 Administratieve gegevens
9
1.3 Toekomstige situatie
12
1.4 Onderzoeksvragen
12
1.5 Onderzoeksopzet en richtlijnen
13
2 Bureauonderzoek
15
2.1 Methoden
15
2.2 Resultaten
15
3 Veldonderzoek
23
3.1 Methoden
23
3.2 Resultaten
25
4 Conclusies en aanbevelingen
29
4.1 Conclusies
29
4.2 Aanbevelingen
31
Literatuur
33
Gebruikte afkortingen
34
Verklarende woordenlijst
35
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
37
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (cd-rom).
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen
geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
(rood)
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
1 Inleiding
1.1 Kader en doelstelling
In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli en augustus 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband
met de voorgenomen kleine uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek in de gemeente Woerden
(figuur 1).
Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot
aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden
teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk
geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van
eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard
en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
1.2 Administratieve gegevens
Het plangebied is circa 400 m lang en maximaal circa 70 m breed, de oppervlakte bedraagt circa
2,1 ha. Het plangebied grenst aan de oostelijke oever van de toekomstige recreatiepias Cattenbroek in de wijk Snel en Polanen in de gemeente Woerden.
Het huidige wateroppervlak van de recreatiepias wordt ten behoeve van de zandwinning met circa
2,1 hectare uitgebreid (figuur 2). De recreatiepias ligt ten oosten van de Cattenbroekerdijk en ten
zuidoosten van de Poterkade.
Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 31G van de topografische kaart van Nederland (schaal
1:25.000). De RD-coördinaat (XY) van het meest noordelijke punt van het plangebied is circa
123.326/455.711 en van het meest zuidelijke circa 123.536/455.363. Het plangebied staat kadastraal bekend onder gemeente Woerden, sectie E, perceelsnummers 2774 en 2776.
Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als grasland met sloten (figuur 3).
Recente luchtfoto's uit Google Maps (http://maps.google.nl) en luchtfoto's beschikbaar gesteld
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
a «o
P I*"
PI
;o
"O
—
Sfc
s§w
es m
O lO
CS c
a 3
"72. 2
a 3'
» us
o ,H
...
O
(ji
L_J
Figuur 2. Overzicht van de voorgenomen uitbreiding van de wateroppervlakte
tenbroek (bron: gemeente Woerden).
10
van de recreatiepias Cat-
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 3. Overzicht van het plangebied; foto genomen in
zuidoostelijke richting (onderbroken lijn: grens plangebied).
11
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
door de opdrachtgever bevestigen dit grondgebruik. Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (http://www.ahn.nl/) varieert de huidige maaiveldhoogte in het plangebied tussen circa 0,9 en
1,6 m -NAP (figuur 4)
Volgens gegevens aangeleverd door het Kabel en Leiding Informatie Centrum (KLIC) kunnen er in
het plangebied geen relevante, ondergrondse, infrastructurele objecten worden geïdentificeerd
1.3 Toekomstige situatie
In het plangebied wordt de toekomstige recreatiepias uitgebreid. Ten behoeve van de zandwinning
in het gebied wordt de bouwvoor tot maximaal circa 36 m beneden maaiveld afgegraven. Deze
diepte wordt bereikt door vanaf het huidige maaiveld onder een hoek van circa 15° naar beneden
te gaan (figuur 2).
1.4 Onderzoeksvragen
In het vooraf opgestelde Plan van Aanpak (Coppens, 2009) zijn de volgende 9 onderzoeksvragen
geformuleerd die in onderhavig rapport zullen worden beantwoord:
Figuur 4. Ligging van het plangebied (zwart) op het AHN (bewerking).
12
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
1.
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied
bekend?
2.
Zijn in het plangebied tot 250 cm beneden maaiveld archeologische waarden aanwezig die
(mogelijk) bedreigd worden door de geplande
inrichting?
3.
Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische
nederzettingsterreinen?
4.
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische
5.
Hoe ziet de geologische/bodemkundige
6.
Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante
7.
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch
tie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn
opbouw van het plangebied
posi-
aangetroffen?
eruit?
lagen?
vervolgonderzoek
zinvol is?
8.
Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden
met archeologische waarden te
worden omgegaan?
9.
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen
worden ingezet?
1.5 Onderzoeksopzet en richtlijnen
Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek
bestond uit een karterend booronderzoek.
Onderhavig onderzoek is uitgevoerd conform het Plan van Aanpak (Coppens, 2009) dat is goedgekeurd door de gemeentearcheoloog van Woerden, mevr. drs. H. van den Ende.
Voor zowel het bureauonderzoek als het booronderzoek hebben de gemeente Woerden en de provincie Utrecht richtlijnen opgesteld, waaraan het archeologisch vooronderzoek moet voldoen. Het
archeologisch onderzoek zal dan ook conform deze richtlijnen worden uitgevoerd. Het betreft de
volgende richtlijnen:
- Richtlijnen bureauonderzoek, gemeente Woerden;
- Richtlijnen Booronderzoek/proefsleuvenonderzoek, gemeente Woerden;
- Richtlijnen voor bureauonderzoek, Provincie Utrecht, december 2007;
- Richtlijnen Provincie Utrecht ten behoeve van inventariserend veldonderzoek door middel van
grondboringen, Provincie Utrecht, december 2007.
Het onderzoek is tevens uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep
(zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie (KNA, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Achter in
dit rapport is een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen en worden enkele vaktermen beschreven (zie verklarende woordenlijst).
13
R A A P - R A P P O R T 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Biostratigrafie
Chronostratigrafie
Tijdvak
Archeologische perioden
Datering
(gekalibreerd) I
Pollenzone
1850
1650
1500
1250
Subatlanticum
Romeinse tijd
c
0)
Laat
Midden
:-mm
Laat
u
o
Ijzertijd
Bronstijd
Subboreaal
Neolithicum
Atlantlcum
Boreaal
Mesolithicum
(Midden Steentijd)
Preboreaal
Late Dryas
ra
«•§
Allerad
Vroege Dryas
Belling
Midden
Vroeg..
Laat
Midden
Vroeg
Laat
Mióftgn.
Laat
Midden
ASS&SSSBSS?
1050
900
725
525
450
270
70 na Chr.
250
500
800
1100
1800
2000
2850
4200
4900/5300
6450
8640
9700
Laat
Denekamp
c
a>
o
o
o
35.000
BS
O)
o
w
sz
o
'ö
Hengelo
'E
CL
Moershoofd
Paleolithicum
Odderade
+•>
W
£
O
co
Brerup
O
Amersfoort
Q.
Midden
Eemien
•: «vi
Saalien
Holsteinien
/•'••^"•ui-i^-Ä-'
Elsterien
Cromerien
Tabel 1. Geologische
en archeologische
300.000
tijdschaal.
14
-I
12 voor C h r . - |
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
2 Bureauonderzoek
2.1 Methoden
Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het
grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd.
Geraadpleegd zijn de volgende bronnen:
- het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS);
- de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);
- de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW);
- literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst);
- de recente topografische kaart 1:25.000;
- recente luchtfoto's;
- het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);
- het informatiesysteem Kennis Infrastructuur CultuurHistorie (KICH);
- de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie;
- de molendatabase;
- locale amateur-archeoloog: dhr. P. Stoel.
2.2 Resultaten
Geologische ontwikkeling
Het plangebied ligt in het centrale Nederlandse rivierengebied. Tijdens de laatste ijstijd, ruwweg
70.000 jaar geleden (het Weichselien: genoemd naar de rivier de Weichsel in Polen) werd Nederland niet opnieuw bedekt met landijs, in tegenstelling tot eerdere ijstijden zoals het Saalien. Wel
daalde de gemiddelde jaartemperatuur. Door de lage temperatuur lag veel zeewater opgeslagen
in uitgebreide poolijskappen en gletsjers. Als gevolg hiervan was de Noordzee dan ook voor een
belangrijk deel drooggevallen. Het ontbreken van begroeiing in de toenmalige 'poolwoestijn' gaf
de wind vrij spel waardoor grote hoeveelheden zand verplaatst werden. Dit zogenaamde 'dekzand'
werd als een glooiende deken over het toenmalige landschap geblazen. Het dekzand vormde
15
R A A P - R A P P O R T 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
gedurende duizenden jaren het natuurlijke oppervlak. Deze afzettingen worden gerekend tot het
Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel. Het oude pleistocene, toendralandschap uit de ijstijd is door latere rivierafzettingen afgedekt geraakt en ligt nu in de directe omgeving van het plangebied op 4 tot 8 m -NAP, dus ongeveer 3 tot 7 m onder het huidige maaiveld (bron: TNO-NITG,
geraadpleegd via Archis).
In het op het Weicheselien volgende Holoceen (de laatste 10.000 jaar) leidde een scherpe temperatuurstijging tot een stijging van de zeespiegel. Dit leidde vervolgens tot een stijging van de
grondwaterspiegel. Het gebied vernatte en er vormde veen: het zogenaamde Basisveen (Formatie van Nieuwkoop). In de loop van het Holoceen zijn het basisveen en de top van de pleistocene
afzettingen bedekt geraakt en gedeeltelijk opgeruimd door een dik pakket rivierafzettingen. Deze
afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Echteld. De rivieren kenmerkten zich door een
meanderend (bochtig) verloop. Deze meanders verplaatsen zich langzaam stroomafwaarts. In de
binnenbocht vindt sedimentatie plaats, in de buitenbocht erosie. Het meanderen van de rivier heeft
tot gevolg dat er een brede zone met voornamelijk zandige beddingafzettingen (ook wel geulafzettingen genoemd) wordt gevormd. Tijdens overstromingen wordt aan weerszijden van de bedding
sediment afgezet. Het grovere, zandige materiaal (oeverafzettingen) komt dicht bij de geul terecht,
terwijl het fijnere, kleiige materiaal verder van de geul af tot bezinking komt (komafzettingen).
De (rivier)bedding en oeverwallen, eventueel met kronkelwaard en restgeul, vormen samen een
zogenaamde stroomgordel (figuur 5). Bij een hoge rivierwaterstand kan een rivier door haar oeverwallen breken en loopt het rivierwater de kom in. Zandig oeverwal- en beddingmateriaal wordt
daarbij meegesleept en afgezet op de komklei. Vanuit zo'n oeverwaldoorbraak (crevasse) kunnen
bij regelmatige overstromingen kleinere geulsystemen ontstaan die vanuit de rivier doodlopen in
de komgronden. Vanuit dergelijke 'crevassegeulen' kan in de kom zandiger materiaal worden afgezet. Deze 'crevasseafzettingen' vormen ook aantrekkelijke plekken om te wonen, omdat ze doorgaans iets hoger liggen dan de omringende komgronden - en dus droger zijn - en omdat ze door
hun zandigheid beter bewerkbaar zijn. Dit proces van oeverwaldoorbraken heeft plaats kunnen
vinden tot aan het moment van de bedijking van de rivier (ca. 1100 na Chr.)
afgedekte stroomgoixJel
stroomgordel
meandergordel
1
h
oeverwal
| - kronkeiwaard
-\
Kreftenheye
rivierduin
kom
Holoceen
stroomgofdelafeetüngen (Formatie van Echteld)
tomafeetfngen (Formatie van Echteld)
Pleistoceen
Pleistocene rivier- en windafzettingen (Formatie ven Kreftenheye)
T°". j
| ^ B
§ f H J |rivierduinafzettingen(matig grof of fijn zand)
[
oaverafzetiingenflfchleenzandiga ktei)
I bedding- en kronkelwaardafzet8ngen (zand)
|.*..*.*.| geulbodem (grof zand en grind)
H l
komafzettingen (zware en lichte Mei)
rivierbeddingafzettingen (zand en grind)
komafzettingen (Formale van Nieuwkoop)
^ H
komafzettingen (»een, kleiig veen)
restgeulafzettjngen (Wei en veen)
Figuur 5. Schematische doorsnede van het rivierengebied (naar: Berendsen, 2004).
16
RAAP
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 6. In de ondergrond van het plangebied (blauw) gekarteerde stroomgordels; groen: Oude
Rijn met bijbehorende crevasses, geel: Linschoten en bruin: Korte Linschoten (bron: Berendsen
& Stouthamer, 2001).
Geomorfologie en bodem
Volgens de geomorfologische kaart (Stiboka/RGD, 1975) ligt het plangebied op (de westflank van)
een rivier-inversierug (3K26) die wordt omsloten door een ontgonnen veenvlakte al dan niet bedekt
met klei en/of zand (1M46). Dit laatste wijst op een komgrond, waar normaal gesproken periodieke
sedimentatie van rivierklei plaatsvindt ('rivierkomvlakte'). In dit geval is die sedimentatie echter op
enig moment tot stilstand gekomen. Daardoor is in de natte kom veen gaan groeien dat in latere
tijden is ontgonnen ('ontgonnen veenvlakte'). Daarbij is ten behoeve van de akkerbouw het land
ontwaterd door de aanleg van sloten. Het veen verdroogt daardoor en verdwijnt uiteindelijk.
Dit beeld komt overeen met de kaarten van Berendsen (1982) en Berendsen en Stouthamer (2001)
waarop goed is te zien dat deze smalle rug, een crevasse, ontspringt aan de circa 1 km noordelijker gelegen Oude Rijn stroomgordel (figuur 6). Uit C14-dateringen is gebleken dat de stroomgordel van de Oude Rijn actief was van circa 4400 voor Chr. tot de afdamming van de rijnloop bij Wijk
bij Duurstede in 1122 na Chr. (Berendsen en Stouthamer, 2001). De ouderdom van de crevasse is
hieraan gerelateerd. De exacte periode van activiteit is echter niet bekend.
Het hierboven beschreven beeld wordt bevestigd door de geologische kaart. Er is sprake van een
17
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
smalle strook van geulafzettingen bedekt door komafzettingen liggend op Hollandveen eventueel
met een komklei-inschakeling (DfOk: Meene et al., 1988) liggend in een gebied met komafzettingen
op Hollandveen (FOk: Meene et al., 1988). Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich,
net ten oosten van de crevasseafzettingen, 2 boringen van het NITG (B31G1021 en B31G1024).
De lithologie in deze 2 boringen bestaat tot 6 m -Mv uit (zwak zandige) klei en veen. In boring
B31G1021 komt vanaf 5,5 m -Mv zand voor (http://www.dinoloket.nl). Dit zand wordt geïnterpreteerd als de top van het dekzand. De bovenliggende afzettingen (klein en veen) behoren tot de
kom.
De gegevens van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (Eilander e.a., 1970) komen goed overeen met de waargenomen fenomenen op de geomorfologische en geologische kaart. Waar de
geomorfologische kaart 'ontgonnen veenvlakte' aangeeft, is volgens de bodemkaart sprake van
waardveengronden met riet(zegge)veen (code kVr). Er is dus inderdaad sprake van een kom waar
zich veen gevormd heeft, dat ondanks ontginning nog (deels) aanwezig is in de ondergrond. De
locatie van de crevasse wordt aangegeven met het symbool voor een smalle, zeer duidelijke rug.
Op de weergave van het AHN, recente luchtfoto's uit Google Maps (http://maps.google.nl) en luchtfoto's beschikbaar gesteld door de opdrachtgever is de ligging van de crevasse duidelijk waarneembaar (figuur 4).
Historische situatie en mogelijke verstoringen
Om inzicht te verkrijgen in het historische grondgebruik van het plangebied is een aantal historische kaarten geanalyseerd.
Over de situatie in de omgeving van het plangebied voorafgaand aan de Middeleeuwen is naast de
bovengenoemde aardkundige ontwikkelingen weinig bekend. Uit de omgeving is wel bekend dat
in prehistorische perioden menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden (zie paragraaf bekende
archeologische waarden) en dat met name de zuidoevers van de noordelijk gelegen Oude Rijn
stroomgordel in de Romeinse tijd bewoond is geweest.
Pas vanaf de 11e eeuw werd het veen in de wijde omgeving van het plangebied ontgonnen. Het
was de periode van de grote cope-ontginningen die het enorme Stichts-Hollandse veengebied
openlegden. De ontginningsbasis van de Cattenbroeker polder waar het plangebied in ligt, was
de Cattenbroekerdijk in het westen. De achtergrens werd gevormd door de Cattenbroeker of
Gemeene Lands kade. Dit water was toen niet meer dan een wetering die zorgde voor de afvoer
van polderwater dat door middel van talrijke evenwijdige sloten aan het achterliggende gebied
werd onttrokken. De noordgrens van de polder wordt gevormd door de achtergrens, de Breevelts
kade, van de ontginningen in de Breeveldpolder. Het huidige verkavelingspatroon dateert nog uit
die tijd (Haartsen, 2003).
Op historische kaarten vanaf 1614 waarop het plangebied zichtbaar is (Hart et al, 1969; Zandvliet,
1989; De Roy, 1973; Sijmons & van Eeghen, 1990; Wolters-Noordhoff, 1990) is de ruime omgeving
van het plangebied als onbebouwd weergegeven. Juist ten oosten van het plangebied is onder
andere op het Kaartboek van het Groot-Waterschap van Woerden uit 1670 (Vingboons & Vingboons, 1974) een woonhuis of boerderij weergegeven. Het bevindt zich ten westen van de kruising
18
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
waar de Cattenbroeker en de Schey Sloot samenkomen (figuur 7). Op de kadastrale minuut uit de
periode 1811-1832 staat echter binnen en in een ruime zone buiten het plangebied geen bebouwing meer weergegeven (figuur 8).
In de jaren 90 van de vorige eeuw is ten behoeve van de ontwikkeling van Snel en Polanen ten
westen van het plangebied met de zandwinning gestart. Tevens is in het zuidelijk deel van het
plangebied een buis ingegraven ten behoeve van het zandtransport (amateurarcheoloog dhr. P.
Stoel).
Uoor
Figuur 7. De ligging van het plangebied (blauwe cirkel) geprojecteerd op een weergave van het Kaartboek van het
Groot-Waterschap van Woerden uit 1670.
19
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, g e m e e n t e W o e r d e n
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
123400
123600
123500
I -
\
> .
•
•
>
^
.
\
- '
\
» .p
- ^. .- _
^
_
i:
l
1 Ar . !
••••
/•
a
\
\ s y 1|
*-*•
v
y
y
X
/
y
_
X'
S\
s
\
, - •
x
i!
^\
s
\
--Ä
.y'
!
\ !
\\
...VirfT.
y
''
y \»
!
~y
y"
y"
*&0
.-Ä!
y
s
s
.s
X
x
y
X'
y
V
y*
y
S
s " "'S.
i
s
100
1250?
ir-
y
y
123400
y
RA^flf
. 20Q9--''
' l ^ l l
^
s_
! 123600
Figuur 8. Projectie van het plangebied (onderbroken lijn) op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 (bron:
http://www. watwaswaar. nl).
20
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Op basis van de bekende topografische gegevens en de hoogtegegevens van de directe omgeving
van het plangebied is zes jaar geleden een ontwerp gemaakt voor een aangepaste landschapsinrichting. Onderdeel hiervan zijn het verbreden van de aanwezige sloten ten oosten van het plangebied ten behoeve van een natuurstrook en het ophogen van het maaiveld in voornamelijk het oostelijk deel van het plangebied. Bovendien is over het centrale deel van het plangebied een nieuwe,
kronkelende sloot gegraven. De keuze voor de ligging van deze nieuwe sloot is gebaseerd op een
duidelijk herkenbare verhoging in het landschap (Gemeente Woerden).
Bekende archeologische waarden
ARCHIS en AMK
Volgens de Archeologische Monumenten Kaart bevinden zich in de nabijheid (<1000m) van het
plangebied geen archeologische monumenten.
Volgens het ARCHeologisch Informatie Systeem zijn in de directe omgeving van het plangebied
(straal van ca. 500 m) een aantal archeologische vindplaatsen bekend. Het betreft waarnemingen
van vuurstenen en bewerkte botten, waaronder een aantal geweibijlen en Neolithische fragmenten
aardewerk (ARCHIS-waarnemingsnummer 59.349 en 59.352).
De archeologische resten zijn gevonden in de afvalstort van een geavanceerde grondstofscheidingsinstallatie bij een grind-/zandwinput van de toekomstige recreatiepias Cattenbroek.
KICH en molendatabase
Het raadplegen van het cultuurhistorische informatiesysteem KICH (http://www.kich.nl) en de
molendatabase (http://www.molendatabase.nl) heeft geen aanvullende relevante archeologische
informatie opgeleverd.
IKAWen CHS
Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden geldt voor de ruime omgeving van het
plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. In het oostelijk deel van het plangebied is echter een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans is gebaseerd op de aanwezigheid van crevasseafzettingen in de ondergrond
(Deeben, 2005).
Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Utrecht (Blijdenstijn, 2005) valt het plangebied
binnen de kom Rijerskop, hierin is een zone met een middelmatige archeologische verwachting
aangegeven die verband houdt met de aanwezige crevasse (geraadpleegd via http://geocement.
esrinl.com/cultuurhistorie/limes.html).
Gespecificeerde archeologische verwachting
In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en
drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. De verwachte resten, bewoningsresten in de vorm van nederzettingen, zullen bij karterend onderzoek voornamelijk herkenbaar zijn aan fragmenten vuursteen, houtskool, al dan niet
verbrand bot, aardewerk, verbrande leem en een cultuurlaag.
21
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van de Oude
Rijn) wordt verwacht dat archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak bevinden.
Volgens het bureauonderzoek kunnen op basis van de archeologische vondsten in de directe
omgeving van het plangebied eveneens archeologische resten uit het Paleolithicum verwacht
worden. In overleg tussen de gemeente Woerden (Hester van den Ende) en de provincie Utrecht
(Lisa Wouters) is besloten dat hiervoor in het kader van de beperkte uitbreiding van de recreatieplas geen onderzoek verplicht is. De verwachte resten worden op een zodanige diepte (20 tot 36
m -Mv) verwacht dat deze met regulier archeologisch onderzoek onmogelijk onderzocht kunnen
worden.
22
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
3 Veldonderzoek
* i * *ü
3.1 Methoden
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een karterend booronderzoek (figuur 9). De
onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek
uit de KNA versie 3.1.
Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal 70 boringen verricht in een grid van circa 17,5 bij 20 m.
Nabij boring 9 zijn binnen dit karterende boorgrid nog tussenboringen uitgevoerd om een meer
gedetailleerd beeld te krijgen. De boorraaien zijn zoveel mogelijk haaks op de verwachte ligging
van de crevasse gezet (figuur 9). De boringen in een raai versprongen ten opzichte van die in
de naastgelegen raai, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken ontstond. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten nederzettingsterreinen uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Deze
methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische
resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004; Tol e.a., 2006).
De gemiddelde boordiepte bedroeg circa 3,3 m -Mv met een maximale boordiepte van circa
5,0 m -Mv. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met
een diameter van 3 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven en met een GPS ingemeten (x-, y- en z-waarden). Het opgehoorde
materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals
houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken).
Tijdens het veldonderzoek is 1 monster genomen van de top van de crevasseafzettingen in boring
9. Het monster is nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 1 mm. De zeefresiduen zijn
bij kamertemperatuur gedroogd en vervolgens onder een binoculair met opvallend licht (Leica, vergroting maximaal 64 x) geïnspecteerd op het voorkomen van artefacten en mogelijk antropogene
objecten (zogenaamde archeologische indicatoren, zoals vuursteen, gebroken kwarts, aardewerk,
al dan niet verbrand bot en hazelnoot en houtskool).
23
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 9. Resultaten
booronderzoek.
24
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Tegelijkertijd met het booronderzoek is een visuele inspectie uitgevoerd. Er is in het bijzonder aandacht geschonken aan (relatieve) hoogteverschillen in het plangebied. De vondstzichtbaarheid aan
het maaiveld was in het plangebied vanwege de begroeiing (gras) slecht. De oppervlaktekartering
heeft zich daarom beperkt tot de inspectie van molshopen, slootkanten en andere bodemontsluitingen (voor de resultaten zie paragraaf 3.2).
3.2 Resultaten
Geologie en bodem
In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele
klei en (zegge)veen.
Vooral langs de oostelijke grens van het plangebied is sprake van opgebrachte grond. Deze laag
met een gemiddelde dikte van circa 30 cm, bestaat zowel uit klei, afkomstig van de verbrede sloten
ten oosten van het plangebied, als uit zand dat een gevolg is van de werkzaamheden die gepaard
gaan met de zandwinning.
De bovenste circa 30 cm van het bodemprofiel wordt gevormd door de bouwvoor en is over het
algemeen opgebouwd uit (donker) bruingrijs, humeus, sterk tot uiterst siltige klei met zandbijmenging. De bouwvoor gaat vervolgens over in een laag (licht bruin)grijze, matig tot sterk siltige,
humeuze klei met ijzervlekken. Deze klei wordt geïnterpreteerd als komklei, afgezet vanuit de
Oude Rijn. Toenemend met de diepte komen humuslagen voor en naar het westen toe bestaan de
komafzettingen uit een afwisseling van klei en zeggeveen.
In een groot aantal boringen (figuur 9) zijn direct onder de bouwvoor vanaf gemiddeld 0,4 m -Mv
(ca. 1,5 m -NAP) intacte crevasseafzettingen aangetroffen. Deze bestaan over het algemeen uit
uiterst siltige, humeuze, veelal kalkrijke klei met plantenresten en silt- en/of zandlagen. In enkele
boringen bevat deze klei enkele humus-, of detrituslagen. Dit pakket klei is geïnterpreteerd als verlandingsafzettingen; deze markeren de laatste fase van activiteit van de crevassegeul. In de boringen 1 , 2 , 3 , 46 en 55 is bovendien onderin het pakket zwak siltig, kalkrijk, matig fijn tot matig grof
zand met veel humus- en kleilagen en schelpengruis aangetroffen. Dit pakket zand is geïnterpreteerd als de beddingafzettingen die zijn afgezet in de hoofdgeul van de crevasse. Na analyse van
het AHN in combinatie met de locatie van bovenstaande boringen, alle aan de oostelijke grens van
het plangebied, kan worden afgeleid dat de hoofdgeul van de crevasse zich hoofdzakelijk midden
in de recentelijk gegraven kronkelende sloot bevindt. Dit is goed zichtbaar op figuur 9 waarin de
dikte van de crevasseafzettingen wordt weergegeven.
In het plangebied is de ligging van de crevasse aan het maaiveld niet duidelijk aan hoogteverschillen te herkennen, behalve dat deze globaal is af te leiden uit de ligging en vorm van de gegraven
sloot. Buiten het plangebied echter, op de toegangsweg tot het plangebied ten zuiden van de zandwinningspias, is een duidelijke verhoging waarneembaar (figuur 4; hoge plek net rechts van de
noordpijl). Deze locatie komt precies overeen met de geprojecteerde ligging van de crevasse op de
geo(morfo)logische en bodemkaarten.
25
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Inspectie van ondermeer molshopen en andere bodemontsluitingen heeft geen nadere informatie
opgeleverd. Wel is diverse malen met de gutsboor een kern gestoken van de bodem in de gegraven sloot ten oosten van het plangebied omdat hier de ligging van de crevasse werd vermoed. De
boorkernen gaven een overeenkomstig beeld, verlandings- en crevasseafzettingen, met de meest
oostelijke boringen in het plangebied (boringen 39, 42 en 55) en bevestigen het vermoeden van de
ligging van de crevasse in de ondergrond.
Archeologie
Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen
(figuren 9 en 10).
Boring
Indicatoren
diepte in cm -Mv
9
houtskool en verbrande leem in een donkere laag
45 - 60
12
houtskool en verbrande leem in een donkere laag
35-70
68
houtskool
40 - 80
Op basis van deze indicatoren zijn twee vindplaatsen onderscheiden: vindplaats WOSP-1 (rondom
de boringen 9 en 68) en vindplaats WOSP-2 (rondom boring 12). Voor beide vindplaatsen geldt dat
de indicatoren zijn aangetroffen in een laag (donker bruin) grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De klei is stevig en gerijpt. De dikte van deze
laag is circa 25 cm en ligt gemiddeld op 40 cm -Mv, net onder de bouwvoor. Er zijn in het plangebied geen verstoringen dieper dan de bouwvoor aangetroffen. De laag is geïnterpreteerd als cultuurlaag, waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. Een cultuurlaag is een pakket met afvalresten dat is ontstaan door (langdurige) bewoning of gebruik van een
bepaalde locatie. Op basis van de aangetroffen archeologische indicatoren kunnen de vindplaatsen niet worden gedateerd.
Vindplaats WOSP-1
ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 411946
Coördinaten: 123.366/455.648; Kaartblad: 31G
Gemeente: Woerden; Toponiem: Recreatiepias Cattenbroek
Vondstomstandigheden: booronderzoek
Boringen: 9 en 68
Huidig grondgebruik: grasland
Geomorfologie: crevasserug
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP: circa 0,9 m -NAP
Type vindplaats: mogelijke nederzetting op de (flank van de ) crevasserug
Omvang vindplaats: Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald. De vermoedelijke
omvang van de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa
15 x 20 m. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de gegraven sloot, waar geen
archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Mogelijk strekt de vindplaats zich nog verder naar het
oosten uit.
26
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 10. Advieskaart.
27
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Datering: Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen
Vondstmateriaal: fragmenten houtskool en verbrande leem in een donkere (cultuur)laag
Diepteligging archeologische laag/vondsten: circa 40 - 70 cm -Mv
Vindplaats WOSP-2
ARCHIS-vondstmeldingsnummer: 411949
Coördinaten: 123.354/455.609; Kaartblad: 31G
Gemeente: Woerden; Toponiem: Recreatiepias Cattenbroek
Vondstomstandigheden: booronderzoek
Boring: 12
Huidig grondgebruik: grasland
Geomorfologie: crevasserug
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP: circa 1,2 m -NAP
Type vindplaats: mogelijke nederzetting op de (flank van de ) crevasserug
Omvang vindplaats: Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald. De vermoedelijke
omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa
15 x 15 m.
Datering: Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen
Vondstmateriaal: enkele fragmenten houtskool en verbrande leem in een donkere (cultuur)laag
Diepteligging archeologische laag/vondsten: circa 35-70 cm -Mv
28
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
In de periode van het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen liep ten noorden van het plangebied de stroomgordel van de Oude Rijn. Vanuit de Oude Rijn zijn bij rivieroverstromingen crevasses ontstaan tot in het plangebied. Deze crevasseafzettingen waren door hun iets hogere en
drogere ligging goed bewoonbaar en door hun grotere zandigheid goed bewerkbaar voor akkerbouwers. Gezien de geo(morfo)logie van het plangebied (crevasserug van de stroomgordel van
de Oude Rijn) wordt op basis van het bureauonderzoek verwacht dat archeologische resten uit
de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zich aan of direct onder het oppervlak
bevinden.
Ten behoeve van het booronderzoek is een Plan van Aanpak (Coppens, 2009) opgesteld. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de onderzoeksvragen en de bijbehorende antwoorden
met een verwijzing naar de desbetreffende paragrafen en hoofdstukken.
1.
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied
bekend?
Zie hoofdstuk 2 'Bureauonderzoek'.
2.
Zijn in het plangebied tot 250 cm beneden maaiveld archeologische waarden aanwezig die
(mogelijk) bedreigd worden door de geplande
inrichting?
Tijdens het veldonderzoek zijn 2 archeologische vindplaatsen in het plangebied aangetroffen
die door de geplande inrichting worden bedreigd. Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'.
3.
Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische
nederzettingsterreinen?
Tijdens het veldonderzoek zijn 2 archeologische vindplaatsen in het plangebied aangetroffen.
In de top van crevasseafzettingen zijn fragmenten houtskool en verbrande leem aangetroffen.
De omvang van vindplaats WOSP-1 is circa 17 bij 20 m. De omvang van vindplaats WOSP-2 is
circa 15 bij 15 m. Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'.
29
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
4.
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische
tie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn
posi-
aangetroffen?
De twee vindplaatsen bevinden zich in de top van de crevasseafzettingen, direct onder de
bouwvoor. In beide vindplaatsen is sprake van een circa 30 cm dikke cultuurlaag.
5.
Hoe ziet de geologische/bodemkundige
opbouw van het plangebied
eruit?
In overeenstemming met wat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek is in het plangebied een crevasse aangetroffen. Naar het westen toe gaan de crevasseafzettingen (siltige
klei en zand) geleidelijk over in komafzettingen die bestaan uit een afwisseling van fluviatiele
klei en (zegge)veen. De oostelijke begrenzing van de crevasse ligt buiten onderhavig plangebied. Zie § 3.2 'Resultaten - Geologie en bodem'.
6.
Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante
lagen?
De diepteligging van vindplaats WOSP-1 is: circa 40-70 cm -Mv. De diepteligging van vindplaats WOSP-2 is: circa 35-70 cm -Mv Zie § 3.2 'Resultaten - archeologie'.
7.
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch
vervolgonderzoek
zinvol is?
Het bodemprofiel is geheel intact, behalve in de bouwvoor, in enkele dieper verstoorde locaties als gevolg van gedempte sloten en in de opgebrachte grond in het oostelijk deel van het
plangebied. Binnen de twee vindplaatsen zijn geen diepere verstoringen aangetroffen. Vervolgonderzoek binnen de vindplaatsen is dus zinvol.
8.
Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden
met archeologische waarden te
worden omgegaan?
Om verstoring van de vindplaatsen te voorkomen wordt planinpassing aanbevolen: een maximale verstoringsdiepte van de bovengrond die zich beperkt tot de huidige bouwvoor. Dat wil
zeggen maximaal circa 20 cm -Mv. Bij uitvoer van de huidige planvorming dient eerst een
waarderend onderzoek met proefsleuven uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat sprake is van
behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze alsnog ingepast te worden (behoud in situ)
ofwel helemaal opgegraven te worden (behoud ex situ).
9.
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen
worden ingezet?
Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3), kan
worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van de recreatiepias archeologische waarden zullen worden verstoord. Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om
vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P).
30
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau-en inventariserend veldonderzoek
4.2
Aanbevelingen
Geadviseerd wordt om de 2 archeologische vindplaatsen, WOSP-1 en WOSP-2, in het plangebied
in situ te beschermen. Om verstoring van de vindplaatsen te voorkomen wordt planinpassing aanbevolen: een maximale verstoringsdiepte van de bovengrond die zich beperkt tot de huidige bouwvoor. Dat wil zeggen maximaal circa 20 cm -Mv. Behoud van de archeologische vindplaatsen bij
een niet-aangepaste uitvoering van de huidige plannen is gezien de geringe diepteligging en de
kwetsbaarheid van de archeologische resten niet mogelijk.
Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet in situ kunnen worden behouden, dan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek
(IVO-P). Tijdens dit proefsleuvenonderzoek zal met name informatie over de aard, datering en
kwaliteit van de archeologische resten moeten worden verkregen. Voor het uitvoeren van een
proefsleuvenonderzoek is het opstellen van een Programma van Eisen (PvE) verplicht conform de
KNA versie 3.1. In het PvE worden de voorwaarden vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen. Tevens wordt aanbevolen om in het PvE op te nemen om een datering uit te voeren naar het
begin en einde van de activiteit van de crevasse.
In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen
geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54
van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden
met de gemeente Woerden (mevr. drs. H. van den Ende).
31
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatieptas Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
32
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Literatuur
Berendsen, H.J.A., 1982. De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, een
fysisch geografische studie. Blad 1 Harmeien. Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht.
Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land: inleiding in de geologie en de geomorfologie.
Fysische geografie van Nederland. Assen.
Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine- Meuse
Delta, The Netherlands. Van Gorcum, Assen.
Blijdenstijn, R., 2005. Tastbare tijd: cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Amsterdam.
Coppens, 2009. Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plangebied recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden. RAAP Archeologisch
Adviesbureau, Leiden.
Deeben, J.H.C, (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde
generatie (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155). Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed, Amersfoort (ontleend aan http://www.archis.nl).
Eilander, D.A., J.L. Kloosterhuis, J.C. Pape, 1970. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 31
Oost, Utrecht. Wageningen.
Haartsen, A., 2003. Het Land van Woerden. Woerden.
Hart, G. 't, J. Dou & S. P. van Broeckhuysen, 1969. Kaartboek van Rijnland 1746: facsimile.
Alphen aan den Rijn.
Meene, E.A. van de, M. van Meerkerk & J. van der Staay, 1988. Geologische kaart van Nederland
1:50.000; 31 Oost Utrecht. Haarlem.
Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.
Roy, B. de, 1973. Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht. Canaletto, Alphen aan den Rijn.
Sijmons, A.H., I.H. van Eeghen, 1990. Jacob Aertsz. Colom's kaart van Holland 1681. Alphen aan
den Rijn.
Stiboka/RGD, 1975. Geomorfologische kaart 1:50.000; 31 Utrecht. Stichting voor Bodemkartering /
Rijks Geologische Dienst, Wageningen.
Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de
betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAPRapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen, M. Verbruggen, 2006. Leidraad inventariserend
veldonderzoek:
Deel: karterend booronderzoek. SIKB, Alphen aan den Rijn.
Vingboons, D. & J. Vingboons, 1974. Kaartboek van het Groot-Waterschap van Woerden 1670.
Alphen aan den Rijn.
Wolters-Noordhoff, 1990. Grofe historische atlas van Nederland 1:50.000: deel 1: WestNederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Zandvliet, K., 1989. Prins Maurits' kaart van Rijnland en omliggend gebied: door Floris
Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1614 getekend.
Canaletto, Alphen aan den Rijn.
33
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Gebruikte afkortingen
AHN
Actueel Hoogtebestand Nederland
AMK
Archeologische MonumentenKaart
ARCHIS
ARCHeologisch Informatie Systeem
CHS
Cultuurhistorische Hoofdstructuur
DINO
Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
IVO(-P)
Inventariserend Veldonderzoek (Proefsleuven)
KICH
Kennisinfrastructuur CultuurHistorie
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
NITG
Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen
PvE
Programma van Eisen
SIKB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
TNO
Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
34
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Verklarende woordenlijst
afzetting
Neerslag of bezinking van materiaal.
archeologie
Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap
inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden.
cope-ontginning
Ontginningen uitgevoerd in opdracht van een Heer of Bisschop, specifiek voor het Noordhollands-Utrechts veengebied. De maximale lengte van de kavels is ongeveer 1250 meter.
crevasse
Doorbraakgeul door een oeverwal.
crevasserug
Geheel van afzettingen t.g.v. een doorbraak van een oeverwal of stroomrug.
differentiële klink
Het in ongelijke mate inklinken van zand, klei en veen.
erosie
Verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit
vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water.
geologie
Aardkunde, leer van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen.
geomorfologie
Verklarende beschrijving van de vormen van de aardoppervlakte in verband met de wijze van
hun ontstaan.
geul
Brede en diep uitgeslepen aan- en afvoerwegen van de eb- en vloedstroom in een
waddengebied.
klink
Maaivelddaling van veen- en kleigronden als gevolg van ontwatering, oxidatie van organisch
materiaal en krimp.
kom
Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken.
meander
Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans
Menderes.
meanderen
(van rivieren of beken) zich bochtig door het landschap slingeren.
meanderende rivier
Een kronkelende rivier met min of meer lusvormige bochten.
Mesolithicum
Midden Steentijd, in Nederland ca. 10.000-6.000 jaar geleden.
35
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Middeleeuwen
De tijdruimte tussen de oudheid en de nieuwe tijd, gewoonlijk gerekend van de val van het
West-Romeinse rijk (476) tot de ontdekking van Amerika (1492), ook wel van 500 tot 1500 ad.
nederzetting (-sterrein)
Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal
wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden.
Neolithicum
Nieuwe Steentijd, in Nederland ca. 8800-3700 jaar geleden.
oeverwal
Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van
de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt.
Prehistorie
Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven.
sediment
Afzetting gevormd door het bijeenbrengen van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei)
en eventueel delen van organismen. Soms in iets te ruime zin ook gebruikt voor sedentaat.
sedimentatie
Het afzetten van materiaal.
stroomrug
Niet meer functionerende, dichtgeslibde rivierloop met bijbehorende oeverwallen welke als
geheel door differentiële klink als een rug zichtbaar is.
stroomgordel
Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaardafzettingen, al dan niet met
restgeul(en).
veen
Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting.
vindplaats
Plaats waar archeologisch materiaal is verzameld ofte verzamelen is (ook: site).
vlechtende rivier
Een verwilderde of vlechtende rivier bestaat uit een stelsel van meerdere, ondiepe waterlopen
die zich herhaaldelijk splitsen en samenvoegen.
wetering
Gegraven water, groter dan een sloot.
36
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
Figuur 1.
De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
Overzicht van de voorgenomen uitbreiding van de wateroppervlakte van de recreatiepias Cattenbroek (bron: gemeente Woerden).
Figuur 3.
Overzicht van het plangebied; foto genomen in zuidoostelijke richting (onderbroken lijn: grens
plangebied).
Figuur 4.
Ligging van het plangebied (zwart) op het AHN (bewerking).
Figuur 5.
Schematische doorsnede van het rivierengebied (naar: Berendsen, 2004).
Figuur 6.
In de ondergrond van het plangebied (blauw) gekarteerde stroomgordels; groen: Oude Rijn
met bijbehorende crevasses, geel: Linschoten en bruin: Korte Linschoten (bron: Berendsen &
Stouthamer, 2001).
Figuur 7.
De ligging van het plangebied (blauwe cirkel) geprojecteerd op een weergave van het Kaart-
Figuur 8
Projectie van het plangebied (onderbroken lijn) op de kadastrale minuut uit de periode 1811-
boek van het Groot-Waterschap van Woerden uit 1670.
1832 (bron: http://www.watwaswaar.nl).
Figuur 9.
Resultaten booronderzoek.
Figuur 10. Advieskaart.
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen (cd-rom).
37
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
38
RAAP-RAPPORT 2011
Kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
De boorbeschrijvingen staan op de bijgevoegde cd-rom.
39
Bijlage 4 Archeologisch proefsleuvenonderzoek
166
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek
Gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
drs. Y. Raczynski Henk
RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, 2010
RAAP
Archeologisch
Adviesbureau
Colofon
Opdrachtgever: Gemeente Woerden
Titel: Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden; archeologisch proefsleuvenonderzoek
Status: eindversie
Datum: 26 maart 2010
Auteur: drs. Y. Raczynski Henk
Projectcode: WOSP2
Bestandsnaam: RA2069J/VOSP2
Projectleider: drs. Y. Raczynski Henk
Projectmedewerkers: E. Lyklema MA & dhr. F. van der Wal
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 38748
Autorisatie: drs. I.A. Schute
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV Weesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail: [email protected]
1380 GB Weesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2010
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade
voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Calienbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 januari
2010 een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de
mogelijke uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek ten behoeve van zandwinning in de gemeente
Woerden. Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde
archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om
het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende
het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering)
en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit de prehistorie aangetroffen. De archeologische indicatoren uit het booronderzoek, te weten de cultuurlaag, de houtskool en de verbrande leem, bleken op grond van het
proefsleuvenonderzoek het resultaat te zijn van een samenloop van natuurlijke omstandigheden.
De 'cultuurlaag' bleek in de proefsleuven een laklaag te zijn, een humeuze bodemhorizont die het
resultaat is van bodemvormende processen, niet van menselijk handelen. De verbrande leem kon
verklaard worden als een relatief grote hoeveelheid ijzervlekken in de top van de crevasseafzettingen
waaruit de ondergrond van het plangebied bestaat. Dit is eveneens het gevolg van bodemvormende
processen. In de proefsleuven is wel degelijk houtskool aangetroffen, maar daarbij gaat het om
verspoeld materiaal dat tijdens de laatste fase van activiteit van de geul door water van elders is
aangevoerd.
Tijdens de graafwerkzaamheden zijn aanwijzingen gevonden voor middeleeuwse landontginningen volgens het zogenaamde copesysteem. Dit cultuurlandschap is tussen de 11e en 13e
eeuw ontstaan, maar bepaalt tot de dag van vandaag in grote delen van (westelijk) Utrecht en de
kustgebieden van Zuid- en Noord-Holland het aangezicht van het platteland. Op basis daarvan
is de informatiewaarde van de vindplaats zeer gering en wordt deze als niet behoudenswaardig
gewaardeerd, en wordt voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen.
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek. gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Inhoud
Samenvatting
4
1 Inleiding
6
1.1 Kaderen doelstelling
6
1.2 Administratieve gegevens
7
2 Voorgaand onderzoek
9
3 Doel van het onderzoek
11
4 Methoden
13
5 Resultaten
15
5.1 Fysisch geografisch onderzoek
15
5.2 Archeologie
15
6 Conclusies en aanbevelingen
20
6.1 Conclusies
20
6.2 Aanbevelingen
22
Literatuur
23
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
23
Bijlage 1: Sporenlijst
24
Bijlage 2: Monsterlijst
24
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
1 Inleiding
1.1 Kader en doelstelling
In opdracht van de gemeente Woerden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 januari 2010 een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de
mogelijke uitbreiding van recreatiepias Cattenbroek ten behoeve van zandwinning in de gemeente
Woerden (figuur 1).
Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd) en omliggende ARCHIS waarnemingen
(rood)
geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
Het betreft het vervolg op een eerdere fase van het onderzoek dat bestond uit een karterend booronderzoek (Coppens, 2009). Op grond van de resultaten daarvan werd geconcludeerd dat er
mogelijk belangrijke archeologische waarden/grondsporen aanwezig zijn in twee kleine delen van
het plangebied (figuur 2). Naar aanleiding hiervan werd aanbevolen om dit door middel van proefsleuven te laten vaststellen.
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Voorafgaand aan de uitvoering van het proefsleuvenonderzoek is, conform de Kwaliteitsnorm voor
de Nederlandse Archeologie (KNA; http://www.sikb.nl), een Programma van Eisen (PvE) opgesteld
(Stiller, 2009). Dit PvE diende als leidraad voor het onderzoek.
Het gebied dat door middel van proefsleuven is onderzocht, betreft het noordelijke deel van het
plangebied (figuur 2). Het primaire doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte
gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het al dan niet vaststellen van de aanwezigheid
van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door
het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zich tevens te richten op de aard,
omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventuele archeologische grondsporen/resten. In hoofdstuk 3 zijn de specifieke onderzoeksvragen met betrekking tot
deze aspecten uiteengezet.
Het veldwerk is uitgevoerd op 6 en 7 januari 2010. Bij het veldonderzoek zijn geen amateurarcheologen betrokken geweest. De uitwerking vond plaats tussen 8 januari en 2 februari 2010.
Onderzoeksdocumentatie en vondstmateriaal zullen te zijner tijd worden overgedragen aan het
depot van de provincie Utrecht.
RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd
door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). Het proefsleuvenonderzoek is
uitgevoerd volgens de normen die gelden voor de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1 (KNA), welke wordt beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). RAAP beschikt over een
opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden.
1.2 Administratieve gegevens
Gemeente: Woerden
Plaats: Woerden
Plangebied: Recreatiepias Cattenbroek
Centrumcoördinaten: 123.361 / 455.647
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing
CIS-code:38748
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Figuur 2. Resultaten booronderzoek en ligging
proefsleuven.
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Caltenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
2 Voorgaand onderzoek
In juli en augustus 2009 heeft in het plangebied archeologisch booronderzoek plaatsgevonden
(Coppens, 2009). Dit onderzoek bestond in een eerste fase uit een karterend booronderzoek met
boringen in een driehoeksgrid van 17,50 bij 20 m. Voorafgaand aan het booronderzoek is een
bureauonderzoek uitgevoerd om de geologische, bodemkundige en landschappelijke kenmerken
alsmede de bekende en verwachte archeologische waarden van het plangebied te inventariseren.
Uit het inventariserend veldonderzoek bleek dat er, in overeenstemming met wat werd verwacht op
basis van het bureauonderzoek, in het plangebied de verwachte crevasse aangetroffen is. Langs
de oostelijke grens van het plangebied is sprake van opgebrachte grond.
In het grootste deel van het plangebied zijn direct onder de bouwvoor vanaf gemiddeld 0,4 m
-Mv (circa 1,5 m -NAP) intacte crevasseafzettingen aangetroffen, bestaande uit uiterst siltige,
humeuze, veelal kalkrijke klei met plantenresten en silt- en/of zandlagen. Dit pakket klei is geïnterpreteerd als verlandingsafzettingen; deze markeren de laatste fase van activiteit van de crevassegeul. In enkele boringen zijn op een dieper niveau beddingafzettingen bestaande uit fijn tot matig
grof zand met veel humus- en kleilagen en schelpengruis aangetroffen.
Tijdens het veldonderzoek zijn in 3 van de 70 boringen archeologische indicatoren aangetroffen,
het betreft daarbij houtskool en verbrande leem, aangetroffen in een donkere laag. Op basis van
deze indicatoren zijn 2 vindplaatsen onderscheiden: vindplaats WOSP-1 (figuur 2: rondom boringen
9 en 68) en vindplaats WOSP-2 (figuur 2: rondom boring 12). Voor beide vindplaatsen geldt dat de
indicatoren zijn aangetroffen in een laag (donkerbruin)grijze, uiterst siltige klei die wordt geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de crevasse. De klei is stevig en gerijpt. De dikte van deze laag
is circa 25 cm en ligt gemiddeld op 40 cm -Mv, net onder de bouwvoor. De laag is geïnterpreteerd
als cultuurlaag, waarin houtskool en enkele fragmenten verbrande leem zijn aangetroffen. Een
cultuurlaag is een pakket met afvalresten, dat is ontstaan door (langdurige) bewoning of gebruik
van een bepaalde locatie. Op basis van de aangetroffen archeologische indicatoren kunnen de
vindplaatsen niet worden gedateerd.
Op basis van de ruimtelijke spreiding van boringen met archeologische indicatoren kan de globale begrenzing van de vindplaatsen worden bepaald (figuur 2). De vermoedelijke omvang van
de vindplaats WOSP-1 zoals die is aangetroffen in het onderzochte gebied, is circa 15 x 20 m.
De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de gegraven sloot, waar geen archeologisch
onderzoek is uitgevoerd. Mogelijk strekt de vindplaats zich nog verder naar het oosten uit. De
vermoedelijke omvang van de vindplaats WOSP-2 zoals die is aangetroffen in het onderzochte
gebied, is circa 15 x 15 m.
Op basis hiervan werd aanbevolen om waarderend archeologisch vervolgonderzoek in de vorm
van proefsleuven uit te voeren met het doel de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en
conservering) en diepteligging van eventuele archeologische grondsporen/resten te bepalen
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
teneinde de daadwerkelijke waarde van de vindplaats(en) vast te kunnen stellen. Dit onderzoek
diende plaats te vinden binnen de op figuur 2 aangegeven zone in het noorden van het plangebied,
waar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn gevonden.
Archeologische perioden
Tijdperk
Datering
Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C)
•1795
Nieuwe tijd
•1650
•1500
Middeleeuwen
Laat
Vol
Ottoons
Karolingisch
Merovingisch laat
Merovingisch vroeg
Romeinse tijd
Ijzertijd
Bronstijd
Neolithicum
{Nieuwe Steentijd)
Mesolithicum
(Midden Steentijd)
Paleolithicum
(Oude Steentijd)
Laat
Midden
Vroeg
•1250
•1050
•900
725
525
450
270
70 na Chr.
15 voor Chr.
Laat
Midden
Vroeg
Laat
Midden
250
500
800
1100
1800
Vroeg
Laat
2000
Midden
Vroeg
4200
2850
4900/5300
Laat
Midden
Vroeg
6450
8640
9700
Laat
Jong B
Jong A
Midden
12.500
16.000
35.000
250.000
Oud
tabeH_sta"daard_Ardieob3ffich_RMPJ010
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.
10
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
3 Doel van het onderzoek
Het waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de
resultaten van het booronderzoek (zie hoofdstuk 2), met het doel te bepalen wat de aard, omvang,
datering, kwaliteit en diepteligging van de mogelijk aanwezige archeologische grondsporen/resten is.
De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn bepalend voor de vraag hoe verder met deze
archeologische waarden dient te worden omgegaan. Indien de vindplaatsen behoudenswaardig blijken te zijn, zal moeten worden beoordeeld of deze bij de inrichting van het terrein kunnen
worden ingepast. Indien een dergelijke conserverende inrichting niet mogelijk is, dan komen de
vindplaatsen mogelijk voor een opgraving in aanmerking.
Het voornaamste doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de
gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij
het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische
grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag
mogelijk te maken, diende het onderzoek zicht tevens te richten op een aantal aanvullende aspecten
ten aanzien van de archeologische grondsporen/resten. In het Programma van Eisen zijn hiervoor
specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die door middel van het proefsleuvenonderzoek beantwoord dienen te worden (Stiller, 2009):
- Komt de archeologische verwachting per vindplaats overeen met de resultaten uit eerder (veld)
onderzoek?
- Zijn in de onderzoeksgebieden de archeologische waarden aanwezig waarvan vermoed wordt
dat ze aanwezig zouden zijn op basis van eerder onderzoek ?
- Zijn de vindplaatsen te begrenzen en wat is dan de horizontale begrenzing, de ligging en de
omvang van de vindplaats/archeologische resten?
- Zijn in het onderzoeksgebied archeologische grondsporen aanwezig en wat is de aard, datering
en conserveringstoestand van deze grondsporen?
- Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de
conserveringstoestand?
- Wat is de diepteligging (t.o.v. maaiveld), de dikte en de stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen?
- Wat is de aard, datering en conserveringstoestand van de archeologische laag en/of resten?
- Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?
- Zijn er aanwijzingen voor nederzettingsterreinen die nog niet bekend zijn naar aanleiding van
eerder onderzoek?
- Zijn de onderzoeksgebieden verstoord en zo ja in welke mate?
- Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk d.m.v. opgraving?
11
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Naast de bovenstaande vragen zijn er enkele geologische vragen betreffende de crevassegeul:
- Wat is de ouderdom van de crevassegeul?
- Zijn er uitspraken te doen over de opbouw en ontstaansgeschiedenis van de crevassegeul?
12
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
4 Methoden
Aantal proefsleuven en afmetingen
In totaal zijn er 2 proefsleuven aangelegd met 2 vlakken. Put 1 heeft een lengte van 19 m, put 2 is
50 m lang. Beide sleuven hebben een breedte van 2 m. In vlak 2 van put 2 is het zuidelijke einde
over een lengte van 8,5 m verbreed tot 4 m. Het totale oppervlak van de aangelegde vlakken
bedraagt 265 m2, waarvan 120,5 m2 in vlak 1 en 144,5 m 2 in vlak 2 (figuur 3).
Plaatsing van de proefsleuven
De proefsleuven zijn aangelegd conform het Programma van Eisen (figuur 3).
Opgravingsvlakken en profielen
In beide proefsleuven zijn 2 opgravingsvlakken aangelegd. Vlak 1 is aangelegd in de top van de
humeuze laag aan de basis van de bouwvoor, vlak 2 is aangelegd net onder deze laag, in de top
van de crevasseafzettingen. De diepte van de sleuven bedroeg circa 0,8 m -Mv na aanleg van vlak
2. Voor de profielwanden zijn de volgende vlaknummers gereserveerd: 101 (noordprofiel) en 102
(oostprofiel). De sporen en bodemlagen zijn in een reeks per proefsleuf en vlak genummerd. Van
één profiel per put zijn foto's genomen. Deze opnames zijn gemaakt op afstanden van 5 m over
de gehele lengte van iedere put. Alle vlakken zijn digitaal ingemeten met behulp van een Robotic
Total Station (RTS). Hierbij is gebruikgemaakt van een lokaal meetsysteem dat door een extern
landmeetkundig bureau door middel van een GPS (grondslagpunten met Z-waarden) is uitgezet.
Dit meetsysteem is ingemeten in het Rijksdriehoeksnet. De hoogte van de aangelegde vlakken is
ingemeten ten opzichte van NAP.
Afwerking en behandeling van sporen en vondsten
De grondsporen zijn ingemeten en op de vlaktekening ingetekend. Vervolgens is één waarschijnlijk
niet tot een structuur behorend grondspoor gecoupeerd en in profiel getekend. Abusievelijk is verzuimd de greppel in put 2 te couperen.
Bemonstering
Ten behoeve van een datering van de (verlanding van de) crevassegeul is een pollenbak geslagen in profiel 101-1 van put 1. Tevens is ten behoeve van een eventuele datering in vlak 2 van put
2 een houtskoolmonster verzameld (figuur 3).
Afwijkingen en aanpassingen van de onderzoeksstrategie
Put 1 is circa 10 m korter dan voorzien in het Programma van Eisen. De reden hiervoor is dat de
uiteinden van de sleuf zowel in het oosten als het westen in het water uitkomen. Het onderzoek
is uitgevoerd op een smalle strook land tussen een sloot in het oosten en de recreatiepias in het
westen. Deze strook is in werkelijkheid aanzienlijk smaller dan op de kaart waarop de lengte van
de sleuven gebaseerd is.
13
Figuur 3. Result
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
5 Resultaten
5.1 Fysisch geografisch onderzoek
5.1.1
Geologie
en
geomorfologie
De ondergrond van het plangebeid bestaat uit matig tot sterk siltige klei, die gerekend wordt tot de
laatste fase van verlanding van de crevassegeul die min of meer van noord naar zuid het plangebied doorsnijdt. De geul vormt een inversierug, een (lichte) verhoging in het terrein als gevolg van
differentiële klink van de geulafzettingen en het ernaast gelegen veen, waarin de geul zich heeft
ingesneden. Deze geul is afkomstig van de Rijn, en wordt geologisch gerekend tot de Formatie van
Echteld (NITG-TNO, 2003).
5.1.2
Bodemopbouw
Aan de hand van de profielen in de proefsleuven kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven (figuur 5):
De bovenste circa 30 tot 40 cm van het bodemprofiel wordt gevormd door de bouwvoor en
is over het algemeen opgebouwd uit (donker)bruingrijs, humeus, sterk tot uiterst siltige klei
(S1001/2001/2007). In het zuiden van put 2 is de bouwvoor wat dikker, en ook in vlak 2 nog
aanwezig.
De bouwvoor gaat vervolgens over in een laag (lichtbruin)grijze, matig tot sterk siltige, humeuze
klei met zeer veel ijzen/lekken (S1004/2003). Deze klei wordt geïnterpreteerd als (rest)geulafzettingen, afgezet vanuit de Oude Rijn.
In de top van deze afzettingen heeft zich een donkergrijze tot grijze, humeuze laklaag gevormd
(S1003/2002). De kleur en humusgehalte van deze laag varieert in laterale zin, maar komt wel
over de gehele lengte van beide sleuven voor.
5.2 Archeologie
5.2.1
Grondsporen
In de opgravingsvlakken is een kleine hoeveelheid bodemverkleuringen waargenomen. In een
klein aantal gevallen gaat het om archeologische grondsporen. De overige betreffen hoofdzakelijk
natuurlijke bodemverkleuringen, veroorzaakt door bodemvormende processen, grondwaterfluctuaties en bioturbatie. Op enkele plaatsen zijn recente vergravingen aangetroffen (S2001/2007). De
archeologische grondsporen bestaan uit een paalkuil en een greppel.
Greppel
In put 2 is een smalle greppel aangetroffen met een zuidwest-noordoostelijke oriëntatie (figuur 3:
S2004/2005). De top van het spoor bevindt zich direct onder de bouwvoor (s2001). Abusievelijk is
verzuimd de greppel te couperen.
15
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Paalkuil
In het zuidelijke deel van put 2 is een rechthoekige paalkuil aangetroffen in vlak 2 (figuur 3: S2006;
figuur 4). Hoewel deze kuil in vlak 1 in de top van de laklaag (S2002) niet is waargenomen, doet
de vulling van het spoor sterk denken aan de vulling van de ten noorden van de kuil aangetroffen greppel. De rechthoekige vorm en de zeer scherp afgetekende begrenzing wijzen mogelijk
eveneens op een jongere datering. Het spoor is gecoupeerd en afgewerkt in de hoop (dateerbaar)
vondstmateriaal te verzamelen, maar zonder resultaat. Ter hoogte van spoor 2006 is put 2 over
een lengte van circa 8 m verbreed om vast te stellen of de paalkuil eventueel deel uitmaakt van
een structuur, hetgeen echter niet het geval was.
Figuur 4. Spoor 2006.
5.2.2 Vondsten en monsters
Vondsten
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen vondsten aangetroffen.
Monsters
Er zijn 2 monsters genomen. Monster 1 betreft een pollenbak in profiel 101 van put 1 (figuur 5).
Deze pollenbak is dusdanig geslagen dat hij volledig over de laklaag (S1003) in het profiel viel.
Monster 2 betreft een houtskoolmonster, genomen uit de top van de crevasseafzettingen (S2003)
in vlak 2 van put 2 (figuur 3). De houtskoolbrokjes zijn niet afkomstig uit een spoor. Het betreft
16
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
vrijwel zeker verspoeld houtkool, daterend uit de laatste fase van activiteit van de crevassegeul.
Bij monde van mevrouw L. Wouters, adviseur archeologie van de provincie Utrecht, is besloten
deze monsters niet te laten analyseren.
-80
1014
legenda
1012 profielopname (zie figuur 3)
bouwvoor (S1001/S2001)
CL
verstoord (S1002)
<
laklaag (S1003/S2002)
crevasse afzettingen (S1004/2003)
5
9
13
19
Afstand tot nulpunt in meters
1021
1022
1027
0
5
10
1025
1026
20
25
15
30
10210
35
40
45
50
Afstand tot nulpunt in meters
RAAP
Figuur 5.
5.2.3
Profiel 101 (put 1) en profiel 102 (put 2).
De
vindplaats
Interpretatie
De vindplaatsen 1 en 2 zijn tijdens het vooronderzoek gedefinieerd en begrensd op grond van het
voorkomen van archeologische indicatoren (houtskool, verbrande leem) in enkele boringen, in
combinatie met de aanwezigheid van een sterk humeuze cultuurlaag (Coppens, 2009). Op grond
van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek dient deze interpretatie te worden herzien.
De 'cultuurlaag' uit de boringen is in de proefsleuven geïnterpreteerd als een laklaag
(S1003/2002). In tegenstelling tot een cultuurlaag is een laklaag een bodemkundig verschijnsel,
17
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
dat los van menselijk handelen kan ontstaan. Het betreft een humeuze bodemhorizont die kan
worden beschouwd als een afgedekte A-horizont (Berendsen, 2004). Deze is in beide sleuven
in het gehele profiel waarneembaar. De beide donkere concentraties die de begrenzing van de
vindplaatsen vormden, bestaan in werkelijkheid uit locaties waar het humusgehalte in de laklaag
hoger is dan elders in het plangebied. De oorzaak hiervan dient in bodemvormende processen te
worden gezocht, niet in menselijk handelen. Hoewel het onderscheid tussen een cultuurlaag en een
laklaag niet altijd eenvoudig te maken is, wordt in een cultuurlaag toch wel een zekere hoeveelheid
archeologische indicatoren als gevolg van dit menselijk handelen verwacht, welke hier volledig
afwezig is.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek is opgemerkt dat verspreid in de top van de crevasseafzettingen (S1004/2003) onder de laklaag incidenteel kleine spikkels houtskool aanwezig waren.
Deze houtskoolspikkels betreffen waarschijnlijk verspoelde houtskool, die tijdens de laatste fase
van verlanding van de crevasse van elders door het water is aangevoerd. Waarschijnlijk komen
de houtskoolspikkels uit het booronderzoek eveneens uit deze laag. De uit het booronderzoek
gemelde verbrande leem bleek tijdens het onderhavige veldwerk in werkelijkheid te bestaan uit
ijzervlekken die in grote hoeveelheden in de top van de crevasseafzettingen zijn aangetroffen.
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd bij de vindplaatsen 1 en 2 sprake is
van een samenloop van natuurlijke omstandigheden die, zeker in de afwezigheid van vondstmateriaal, geen aanleiding geven om één of meerdere vindplaatsen uit de Prehistorie te vermoeden.
Uit put 2 zijn 2 archeologische sporen bekend. Het gaat daarbij om een greppel, die zowel in vlak 1
als in vlak 2 is waargenomen (S2004/2005) en om een paalkuil, die alleen in vlak 2 is opgemerkt
(S2006).
De greppel heeft dezelfde oriëntatie als het middeleeuwse ontginningspatroon dat ten oosten
van het plangebied nog uit het slotenpatroon is af te leiden (figuren 1 en 2). Op grond daarvan,
en op grond van de stratigrafische positie, kan worden geconcludeerd dat deze greppel van
na het ontstaan van de laklaag (S1003/2002) dateert, en vrijwel zeker uit de Late Middeleeuwen
dateert. De paalkuil is in vlak 1 niet waargenomen. Op grond van de vierkante vorm in het vlak,
de scherpe aftekening in vlak en profiel en het gevlekte uiterlijk is het echter waarschijnlijk dat het
om een spoor van na de Prehistorie gaat. De vulling van het spoor lijkt sterk op die van de greppel
ten noorden ervan. Hoewel er geen dateerbaar materiaal uit het spoor geborgen is, is het gezien
de gelijkenis met S2004/2005 waarschijnlijk dat S2006 in de Late Middeleeuwen gedateerd moet
worden. Het spoor maakt geen deel uit van een structuur. Over de functie kunnen derhalve geen
concrete uitspraken gedaan worden.
Gezien de oriëntatie en stratigrafische positie van de greppel maakt deze deel uit van het copesysteem waarmee het veengebied van West-Nederland vanaf de 11e eeuw ontgonnen is (Buisman,
1995). De aard van de copeontginning en de ligging van gelijkaardige sloten buiten het plangebied
duidt erop dat in (de omgeving van) het plangebied meerdere van deze greppels aanwezig kunnen
zijn.
Over de functie van de paalkuil kan geen uitspraak worden gedaan, maar deze moet mogelijk in
hetzelfde kader gezocht worden, als materiële neerslag van ontginnings- of landbouwactiviteiten.
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Gaafheid en conservering van de vindplaats
Gezien de ligging van het plangebied tussen de recreatiepias in het westen en de brede recente
sloten ten oosten (zie figuur 2), kunnen de gaafheid en conservering van de laat-middeleeuwse
ontginningsporen op grond van de resultaten van het veldwerk laag genoemd worden.
Waardering
Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van (prehistorische) vindplaatsen. Gezien de aanwezigheid van de middeleeuwse greppel en aanwijzingen uit
de omgeving voor verkaveling in de vorm van sloten, lijkt het erop dat het plangebied resten van
een middeleeuws cultuurlandschap herbergt. Dit cultuurlandschap is tussen de 11e en 13e eeuw
ontstaan, maar bepaalt tot de dag van vandaag in grote delen van (westelijk) Utrecht en de kustgebieden van Zuid- en Noord-Holland het aangezicht van het platteland. Op basis daarvan en op
basis van de matige inhoudelijke kwaliteit is de informatiewaarde van de vindplaats zeer gering, en
wordt deze als niet behoudenswaardig gewaardeerd.
19
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
6 Conclusies en aanbevelingen
6.1 Conclusies
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek in het plangebied Recreatiepias Cattenbroek, in de gemeente Woerden, is vastgesteld dat er geen aanleiding is om één of meerdere
vindplaatsen uit de Prehistorie te vermoeden. Wel zijn in het plangebied aanwijzingen gevonden
voor het laat-middeleeuwse ontginningssysteem van het veengebied van West-Nederland. Op de
specifieke onderzoeksvragen in het PvE kunnen de volgende antwoorden worden gegeven:
Komt de archeologische verwachting per vindplaats overeen met de resultaten uit eerder (veld)
onderzoek?
De archeologische verwachting met betrekking tot het plangebied wordt op grond van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek niet ondersteund.
Zijn in de onderzoeksgebieden
de archeologische
waarden aanwezig waarvan vermoed wordt dat
ze aanwezig zouden zijn op basis van eerder onderzoek ?
Nee, niet aanwezig.
Zijn de vindplaatsen te begrenzen en wat is dan de horizontale begrenzing, de ligging en de omvang van de vindplaats/archeologische
resten?
De archeologische resten betreffen sporen van het ontginningsproces uit de Late Middeleeuwen,
en maken deel uit van een groter, deels in de omgeving nog zichtbaar cultuurlandschap. In deze
zin zijn de archeologische resten in laterale zin niet te begrenzen. Ten oosten en westen van de
vindplaats zijn de sloten verstoord, maar ten noorden en zuiden ervan kunnen meer greppels aanwezig zijn. Stratigrafisch gezien bevinden de archeologische resten zich direct onder de bouwvoor.
Zijn in het onderzoeksgebied
en conserveringstoestand
archeologische grondsporen aanwezig en wat is de aard, datering
van deze grondsporen?
In put 2 is een greppel en een paalkuil aangetroffen. De greppel (S2004/2005) en de paalkuil
(S2006) dateren beide waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen. De conservering van deze sporen
was goed.
Welke materiaalcategorieën
zijn aanwezig, wat is de vondstdichtheid en hoe is de
conserverings-
toestand?
Er zijn geen vondsten aangetroffen.
Wat is de diepteligging (t.o.v. maaiveld), de dikte en de stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn
20
aangetroffen?
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen voor een archeologische laag aangetroffen, de
houtskool waarvan gewag wordt gemaakt door Coppens (2009), is incidenteel in de top van de crevasseafzettingen aangetroffen en maakt geen deel uit van de laklaag. De 'verbrande leem' bestaat
uit zeer veel ijzervlekken, die in de boor voor verbrande leem zijn aangezien.
Wat is de aard, datering en conserveringstoestand
van de archeologische laag en/of resten?
Niet van toepassing.
Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische
resten?
De sporen zijn aangetroffen in de top van de afzettingen van de crevassegeul die het plangebied
min of meer van noord naar zuid doorsnijdt.
Zijn er aanwijzingen voor nederzettingsterreinen
die nog niet bekend zijn naar aanleiding van
eerder onderzoek?
Er is geen aanleiding om nederzettingsterreinen te verwachten die op grond van het vooronderzoek niet bekend of verwacht waren.
Zijn de onderzoeksgebieden
verstoord en zo ja in welke mate?
De mate van verstoring ter plaatse van de proefsleuven is zeer gering. Alleen in het oostelijke deel
van put 1 is een dunne laag vergraven materiaal aangetroffen die duidt op egalisering van het terrein (S1002). De resultaten van het booronderzoek (Coppens, 2009) tonen echter aan dat deze
in de (wijdere) omgeving van het plangebied sterk wisselt, en plaatselijk aanzienlijk kan zijn. Ten
oosten en westen van de vindplaats is de verstoring van de archeologische sporen volledig tot
zwaar te noemen.
Is in het plangebied vervolgonderzoek
noodzakelijk d.m.v. opgraving?
In het plangebied is op grond van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek geen vervolgonderzoek noodzakelijk.
Wat is de ouderdom van de crevassegeul?
Besloten is de genomen monsters niet te laten analyseren. De crevassegeul kan dus niet nader
gedateerd worden dan gelijk aan de actieve fase van de stroomgordel van waar deze crevasse is
uitgebroken. Dit is de Oude Rijn. De actieve fase van de Oude Rijn ligt tussen 4400 voor Chr. en
1122 na Chr. (Berendsen & Stouthamer, 2001).
Zijn er uitspraken te doen over de opbouw en ontstaansgeschiedenis
van de crevassegeul?
Hierover zijn slechts in algemene zin uitspraken te doen. Crevasses vormen zich snel en zijn
meestal niet lang actief. Aan het beeld over de opbouw van de crevasse kan ten opzichte van
het vooronderzoek (Coppens, 2009) niets worden toegevoegd. Wel is duidelijk dat in de top van
de crevasseafzettingen zich een laklaag heeft ontwikkeld. Deze werd overal in de putten 1 en 2
aangetroffen.
21
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
De eindconclusie is dat er, zeker gezien de lage inhoudelijke kwaliteit en de geringe informatiewaarde, te weinig archeologische resten zijn aangetroffen om de vindplaats als behoudenswaardig
aan te kunnen merken.
6.2 Aanbevelingen
Tijdens het onderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen die de aanwezigheid van één of meerdere vindplaatsen uit de Prehistorie doen vermoeden. Wel zijn sporen van het middeleeuwse copesysteem aangetroffen. De inhoudelijke kwaliteit en de informatiewaarde daarvan zijn echter laag.
Op grond daarvan wordt voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen.
Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek en de aanbevelingen op basis hiervan dient contact opgenomen te worden met de adviseur archeologie van de provincie Utrecht
(drs. L. Wouters).
22
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Literatuur
Berendsen, H., 2004. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie.
Koninklijke Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine- Meuse Delta,
The Netherlands. Koninklijke Van Gorcum, Assen.
Buisman, J. 1995. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen: deel 3: 1450-1575.
Franeker.
Coppens, C , 2009. Plangebied kleine uitbreiding recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden;
archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase).
RAAP-rapport 2011 (definitieve eindversie). RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
NITG-TNO, 2003. Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond Nederland. Nederlands
Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, Utrecht.
Stiller, D., 2009. Programma van Eisen Archeologisch onderzoek. Plangebied recreatiepias Cattenbroek/Zandwinningsplas
Snel en Polanen. Inventariserend Veldonderzoek: Proefsleuven.
Gemeente Woerden (Utrecht). Definitief (versie 5). Hazenberg Archeologie, Leiden.
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd) en omliggende ARCHIS waarnemingen
(rood) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2. Resultaten booronderzoek en ligging proefsleuven.
Figuur 3. Resultaten proefsleuvenonderzoek.
Figuur 4. Spoor 2006.
Figuur 5. Profiel 101 (put 1) en profiel 102 (put 2).
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Sporenlijst.
Bijlage 2. Monsterlijst.
23
RAAP-RAPPORT 2069
Recreatiepias Cattenbroek, gemeente Woerden
Archeologisch proefsleuvenonderzoek
Bijlage 1: Sporenlijst
put
vlak
spoor
vorm
coupe
diepte (cm)
1
101
1001
n.v.t.
1
101
1002
n.v.t.
1
1
1003
n.v.t.
1
1
1004
n.v.t.
2
102
2001
n.v.t.
2
1
2002
n.v.t.
2
2
2003
n.v.t.
2
1
2004
lineair
2
2
2005
lineair
-
-
2
2
2006
rechthoekig
komvormig
17
2
2
2007
onregelmatig
-
-
interpretatie
bouwvoor
verstoord
laklaag
natuurlijke laag
bouwvoor
laklaag
natuurlijke laag
greppel
greppel
paalkuil
bouwvoor
Bijlage 2: Monsterlijst
soort monster
1
1003
pollenbak
uit pr. 1011
2
2003
houtskoolmonster
uitvlak 2
24
Bijlage 5 Verkeersgeneratie
Bestemmingsplan Recreatieplas Cattenbroek en Natuurplas Breeveld
191
Verkeersgeneratie Recreatieplas Cattenbroek
d.d. 20 juni 2013
Inleiding
De Gemeente Woerden wil het recreatiegebied Cattenbroek voorzien van een definitieve
recreatieve inrichting. Naast wandelpaden rondom de plas is in de zuidwesthoek van de plas
een gebied aangewezen voor intensievere recreatie. Deze plannen zijn nog niet concreet en
zullen door een exploitant nader worden ingevuld. Verder wordt ruimte geboden aan een
leisurevoorziening met horeca. Bij deze voorziening zijn verschillende mogelijkheden zoals
een outdoorcentrum, vergaderlocatie voorzien. Doordat er nog geen concreet plan aanwezig
is, zijn aannames gedaan.
Om een goed beeld te krijgen in de verkeerskundige consequentie van deze ontwikkeling zijn
een aantal vragen geformuleerd:
 Wat is de verkeersgeneratie van het plangebied op een gemiddelde weekdag en op de
piekdag?
 Kan de toekomstige parkeerbehoefte worden opgevangen binnen de in het
opgenomen parkeercapaciteit op eigen terrein?
Verkeersgeneratie
Algemeen
De voorgenomen plannen zijn van invloed op de verkeerssituatie in en om de directe
omgeving van het plangebied. Het verkeer rondom het plangebied zal toenemen als gevolg
van de ontwikkeling. Op dit moment is er al een tijdelijk strand. Verondersteld wordt dat de
ervaringen van deze tijdelijke voorziening niet meegenomen wordt in de berekening.
De eerste stap om te achterhalen hoe de intensiteit op de wegen in de directe omgeving gaat
veranderen is het bepalen van de toekomstige verkeersgeneratie. Kortom er dient te worden
bepaald hoeveel mensen die, een herkomst en bestemming hebben in het plangebied gebruik
maken van de auto. Aangezien het een nieuwe ontwikkeling betreft is het niet nodig om de
huidige verkeersgeneratie te bekijken.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een recreatiegebied is niet direct één kencijfer
voorhanden. Dit heeft te maken met de diversiteit (qua type en gebruik) van de in het
plangebied aanwezige en geplande voorzieningen. Er zijn echter wel richtlijnen voorhanden
waarin de stappen worden beschreven om te komen tot een inschatting van de
verkeersgeneratie voor het plangebied. Deze richtlijnen zijn opgenomen in CROW publicatie
305 “Verkeersgeneratie Leisure”. In de berekeningen is gebruik gemaakt van de informatie
zoals opgenomen in deze publicatie. In de publicatie wordt specifiek ingegaan op de
verkeersaantrekkende werking van voorzieningen met enorme variëteit aan vormen en
gebruik. Het gaat om de verkeersgeneratie van zogenoemde “leisurevoorzieningen”. In de
publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen gangbare, bijzondere en unieke
leisurevoorzieningen. Conform de publicatie valt (een deel van) de voorzieningen in het
recreatiegebied onder de noemer van een bijzondere leisurevoorziening.
Verkeersgeneratie
Het bepalen van de verkeersgeneratie voor de voorzieningen vindt plaats op basis van de (te
verwachten) bezoekersaantallen. Het totaal aantal verwachte bezoekers op jaarbasis bedraagt
circa 170.000 bezoekers (zie tabel 1) voor het gehele gebied. Dit totaal aantal bezoekers is
onder te verdelen aan in het aantal bezoekers per type voorziening. De beschreven aantallen
zijn een inschatting.
Tabel 1
Type voorziening
Wandelen
Recreatiestrand
Leisurevoorziening incl horeca
aantal bezoekers per jaar
21900
50000
100000
Totaal
171900
Het verwachte totale aantal bezoekers ligt in de lijn met ander recreatiegebieden zoals
Oortjespad (155.000), Haarrijnseplas (98.000).
Op het terrein wordt ook de mogelijkheid geboden voor evenementen. Naar verwachting
zullen circa 35000 bezoekers komen naar deze evenementen. Daar het incidentele activiteiten
betreft zal de organisator per evenement een verkeersplan aan de gemeente moeten
overleggen waarbij nu al uitgegaan wordt dat parkeerruimte elders gevonden moet worden.
De bezoekersaantallen zijn sterk afhankelijk van het seizoen, vakanties en
weersomstandigheden. De bezoekersaantallen zullen zich daardoor niet gelijkmatig verdelen
over het jaar maar sterk fluctueren. Naar verwachting zal de echte piek zich bevinden in de
periode van april t/m oktober. In onderstaande tabel is een inschatting gemaakt van het aantal
bezoekers voor het recreatiegebied in het hoogseizoen, teruggerekend naar het aantal
bezoekers per week.
Tabel 2
aantal
aantal
aantal bezoekers
type voorziening
jaarbezoekers bezoekershoogseizoen hoogseizoen per week
wandelen
21900
10950
498
recreatiestrand
50000
50000
12000
Leisureactiviteiten incl
horeca
100000
50000
2273
Totaal
171900
110950
14770
In CROW publicatie 305 wordt beschreven dat op de drukste dag ongeveer 43% van het
totaal aantal weekbezoekers een recreatiegebied bezoekt. Dit betreft een zaterdag, zondag of
feestdag. Om de het aantal bezoekers op een piekdag niet te hoog te laten worden kan de
ondernemer er voor kiezen om op bepaalde dagen geen activiteiten te organiseren. In tabel 3
worden de verwachtte bezoeker op piekdagen weergegeven.
Tabel 3
type voorziening
wandelen
recreatiestrand
Leisurectiviteiten incl horeca
Totaal
Bezoekers op
Gemiddelde dag maatgevende dag
71
71
137
3000
274
274
482
3345
Op een gemiddelde dag bedraagt het aantal bezoekers voor het totale recreatiegebied 482 en
op de piekdag betreft dit 3345. Al deze bezoekers komen echter niet allemaal met de auto. In
de CROW publicatie wordt voor diverse leisureactiviteiten het gemiddeld aantal bezoekers
die per auto naar een recreatiegebied komen een kengetal genoemd. Dit varieert van 55% tot
100%. Daar voor de plas verschillende activiteiten zijn onderscheiden wordt voor het
wandelen 51%, strandbezoek 55% en voor de leisurevoorziening 80% gehanteerd. Ook het
aantal personen per activiteit wisselt. Voor de wandelen wordt een autobezetting van
gemiddeld 1,5 personen per auto aangehouden. Voor het strandbezoek is dit 2,5 en voor de
leisurevoorziening 1.5. Dit resulteert op een aantal van 207 auto’s op een gemiddelde dag en
op een piekdag 830 auto’s van en naar het gebied. De verkeersgeneraties zijn dan 414 op een
gemiddelde dag en 1661 op een piekdag.
Het daadwerkelijke aantal auto’s is afhankelijk van het specifieke programma van een
exploitant en zal bij het definitieve plan opnieuw berekend moeten worden.
Parkeersituatie
De verkeersgeneratie en de parkeersituatie zijn nauw met elkaar verbonden. Het aantal
voertuigen dat ergens aankomt bepaald ook de parkeerbehoefte ter plaatse.
De grote diversiteit aan voorzieningen maakt dat er sprake zal zijn van een grote variatie in
aankomst- en vertrekpatronen en verblijfsduur. Omdat deze informatie niet voorhanden is,
kan een indicatie worden gegeven door een aanname te doen over de parkeercirculatie. Als
we er vanuit gaan dat elke parkeerplaats 2 (circulatiefactor =2) keer op de piekdag gebruikt
kan worden, dan is er een theoretische parkeerbehoefte 830 parkeerplaatsen. Dit betekent dat
er minimaal 415 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor het toekomstig gebruik. Bij
het definitieve plan moet een herberekening gemaakt worden om de parkeercapaciteit te
vergelijken met de parkeerbehoefte.
RB/2013-06-20