Be hee r sve ro r de ni ng O ud k a rs pe l VAS T G ES T EL D Be hee r sve ro r de ni ng O ud k a rs pe l VAS T G ES T EL D Inhoud Toelichting Regels + bijlage Illustraties 9 september 2014 Projectnummer 122.00.03.12.00 O v e r z i c h t s k a a r t T o e l i c h t i n g 122.00.03.12.00.toe I n h o u d s o p g a v e 1 Inleiding 5 2 Beleidskader 9 2.1 9 2.2 2.3 Rijksbeleid 2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Provinciaal beleid 10 2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 10 2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 11 Gemeentelijk beleid 13 2.3.1 Bouwverordening/Bodem 13 2.3.2 Bedrijven en (milieu)hinder 13 2.3.3 Antennebeleid gemeente Langedijk 2009 13 2.3.4 Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk 14 2.3.5 Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente Langedijk 2011 3 4 9 10 15 Beschrijving beheersverordening 16 3.1 Algemeen 16 3.2 Toelichting op de regels 17 3.3 Toelichting op de verbeelding 19 3.4 Procedure 19 Planologische beperkingen 21 4.1 Water 21 4.2 Cultuurhistorie 21 4.3 Ecologie 23 4.4 Geluidhinder 24 4.5 Luchtkwaliteit 24 4.6 Externe veiligheid 25 4.7 Bodem 27 4.8 Bedrijven en (milieu)hinder 29 122.00.03.12.00.toe 1 I n l e i d i n g Voorliggend document betreft een beheersverordening voor de bebouwde kom van Oudkarspel. Hieronder wordt nader aangegeven wat een beheersverordening is en waarom die voor het genoemde gebied is opgesteld. Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de AANLEIDING tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Het bestemmingsplan Oudkarspel is vastgesteld op 1 juli 2003 en onherroepelijk geworden op 23 september 2004. Op basis van de Invoeringswet ruimtelijke ordening moet een nieuw bestemmingsplan voor Oudkarspel zijn vastgesteld binnen 10 jaar na de datum van onherroepelijk worden. Bij de behandeling van de Wro door het parlement is de beheersverordening WAAROM EEN toegevoegd aan het ruimtelijk instrumentarium van gemeenten. Hiermee is BEHEERSVERORDENING de mogelijkheid gecreëerd om op een snelle en eenvoudige wijze een nieuw juridisch-planologisch regime vast te stellen voor gebieden. De gemeente Langedijk maakt van deze wettelijke mogelijkheid gebruik voor de bebouwde kom van Oudkarspel. De gemeente kiest hiervoor, omdat vanuit het verleden is gebleken dat in Oudkarspel beperkte ontwikkelingen plaats hebben gevonden. Het huidige juridisch-planologisch regiem van het geldende bestemmingsplan volstaat dan ook nog. Op korte termijn voorziet de gemeente weinig tot geen concrete ontwikkelingen. Dit is onder meer gebleken uit een rondgang langs de grotere bedrijven binnen Oudkarspel. Het uiteindelijke van de gemeente is om ook een actueel bestemmingsplan voor Oudkarspel op te stellen, waarin al het nieuwe (gemeentelijk) ruimtelijke beleid integraal is verwerkt. Het beschikbaar hebben van een geldig wettelijk ruimtelijk regime voor Oudkarspel(de beheersverordening) biedt ruimte voor het zorgvuldig doorlopen van het bestemmingsplanproces voor Oudkarspel. Bovendien behoort de mogelijkheid tot het innen van leges van ruimtelijke ontwikkelingen tot de mogelijkheden. De proceduretijd voor het opstellen van een beheersverordening is aanzienlijk korter ten opzichte van het opstellen van een bestemmingsplan. Bovendien zijn de onderzoeksverplichtingen en/of motiveringseisen ten aanzien van sectorale aspecten minder zwaar dan bij ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen. Minder procedurele en minder inhoudelijke vereisten maken het 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 5 opstellen van een beheersverordening voor de gemeente aantrekkelijk, in relatie tot het voor handen hebben van een geldig wettelijk ruimtelijk instrument. Tot slot wordt door deze snellere procedure de periode dat er geen leges kunnen worden gevorderd, tot een minimum beperkt. VIGERENDE PLANNEN Voor het plangebied van de beheersverordening zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht: Ruimtelijk plan Vastgesteld Goedgekeurd Bestemmingsplan Oudkarspel 1 juli 2003 10 februari 2004 Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening 5 februari 2008 23 september 2008 De voorliggende beheersverordening legt de planologisch-juridische regeling van bovengenoemde plannen opnieuw vast. Met andere woorden; de beheersverordening maakt de planologisch bestaande gebruiksrechten en bouwrechten mogelijk. Voor de inwoners van Oudkarspel vindt in ruimtelijke zin geen wijziging plaats qua gebruiks- en bouwmogelijkheden van hun perceel. UITZONDERING OP PLANO- Hierop is een tweetal uitzonderingen. In de eerste plaats zijn alleen (beperkte) LOGISCH-JURIDISCHE ontwikkelingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan overgenomen REGELING in deze beheersverordening. In de tweede plaats is aangesloten bij enkele regelingen/beleid van Rijk en provincie die sinds de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen zijn uitgekomen/ vastgesteld. Dit kan leiden tot een aanvulling op de bestaande planologische mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen. Hoofdstuk 2 van de voorliggende toelichting werkt dit verder uit en in hoofdstuk 3 zijn de gevolgen van het geldende beleid nader toegelicht. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 6 Omdat een beheersverordening ziet op het toestaan van reeds geldende ruim- WIJZIGINGSBEVOEGDHE- telijke gebruiks- en bouwmogelijkheden zonder grote ontwikkelingen, zullen DEN EN UITWERKINGSVER- eventuele wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting uit het geldend PLICHTINGEN bestemmingsplan niet worden overgenomen in de beheersverordening. Het betreft de volgende wijzigingsbevoegdheden: Figuur 1: locatie Nijverheidsstraat , wijzigingsgebied I (rood omlijnd) Figuur 2: locatie Gedempte Achterburggracht, wijzigings gebied II (rood omlijnd) Figuur 2: locatie tussen Spoorstraat en Provinciale Weg N 504, wijzigingsgebied III (rood omlijnd) 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 7 Het wijzigingsgebied I ziet op een reeds ingevulde locatie. Hiervoor is een zelfstandig bestemmingsplan opgesteld. De bevoegdheid is na het van kracht worden van de beheersverordening dan ook vervallen. Voor het wijzigingsgebied II is in de loop der jaren een aantal ruimtelijke ontwikkelingen onder de aandacht van de gemeente gebracht. Gebleken is dat de wijzigingsvoorwaarden niet overeenkomen met mogelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Om deze reden is de wijzigingsbevoegdheid niet meer noodzakelijk. Op basis van een zelfstandig bestemmingsplan kunnen uiteraard mogelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot realisatie komen. In verband met de Ontwikkelingsvisie doorvaarbaarheid bestaat geen aanleiding om langs de wijzigingsbevoegdheid voor de locatie Gedempte Voorburggracht nog is stand te houden. De bevoegdheid is na het van kracht worden van de beheersverordening dan ook vervallen. Voor gebieden die niet zijn opgenomen in het verordeningsgebied blijft het geldende bestemmingsplan van toepassing. Het van toepassing zijnde planologisch regime blijft in die gevallen gelden. Dit betreft het gebied dat nog nader moet worden uitgewerkt. Al met al maakt deze beheersverordening dus geen ontwikkelingen mogelijk en legt het de bestaande (planologisch-juridische) situatie vast. BESTEMMINGSPLAN OUD- De genoemde partiële herziening kan niet gezien worden als zelfstandige plan, KARSPEL PARTIËLE HER- omdat deze niet gelezen kan worden zonder dat het moederplan erbij wordt ZIENING betrokken. Om deze reden is, voor wat betreft de actualiseringsplicht van bestemmingsplannen, de datum van het moederplan het uitgangspunt. De genoemde partiële herziening is dan ook betrokken bij de voorliggende beheersverordening. Voor een aantal percelen is een zelfstandig bestemmingsplan opgesteld. Deze percelen zijn niet opgenomen in de voorliggende beheersverordening. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 3. BEHEERSGEBIED De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied is aangegeven op de overzichtskaart, voorafgaand aan deze toelichting. LEESWIJZER Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 3, de beschrijving van de beheersverordening, gaat het om de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van de omgevingsaspecten, zoals natuur, milieu, archeologie en dergelijke. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 8 2 B e l e i d s k a d e r In dit hoofdstuk wordt relevant beleid benoemd van het Rijk, de provincie en de gemeente. Het hoofdstuk is gericht op beleid dat mogelijk extra beperkingen oplegt voor het plangebied ten opzichte van het geldend bestemmingsplan Oudkarspel. Beleid dat is gericht op ontwikkelingen is niet in dit hoofdstuk opgenomen, omdat de voorliggende beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en ziet op het verlengen van de huidige planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden. 2.1 Rijksbeleid 2 . 1 . 1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is door de minister van Infrastructuur en Milieu de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” vastgesteld. Hierin heeft het Rijk zijn visie op Nederland in 2040 uiteengezet. Het beleid van het Rijk is in hoofdlijnen gericht op: - het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; - het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; - het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Uitgangspunt van het beleid is het bieden van meer ruimte voor eigen beleid voor de ruimtelijke ordening aan provincies en gemeenten (in de regio). Hiermee heeft het Rijk de keuze gemaakt om zich te richten op een beperkt aantal rijksbelangen. Het waarborgen van deze belangen is een taak van het Rijk. Door het Rijk zijn dertien rijksbelangen onderscheiden. Buiten deze dertien rijksbelangen is er ruimte voor eigen beleid van provincies en gemeenten. Om de rijksbelangen te waarborgen is en wordt wet- en regelgeving vastgesteld. Het Rijk verwacht dat de rijksbelangen hiermee door provincie en gemeenten goed worden gewaarborgd, omdat de rijksbelangen moeten worden doorvertaald naar de gemeentelijke ruimtelijke plannen. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 9 2 . 1 . 2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Hierin zijn die rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte waarvoor het nodig is deze in wet- en regelgeving te verwerken, uitgewerkt in algemene regels. Voor Oudkarspel volgt hieruit geen rechtstreekse doorverwerking van de rijksbelangen in een ruimtelijk plan. 2.2 Provinciaal beleid 2 . 2 . 1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Hierin zet de provincie haar visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van Noord-Holland uiteen. Daarbij omschrijft de provincie ook het beeld van Noord-Holland in 2040. In de visie maakt de provincie de keuze om vooral in het bestaand stedelijk gebied ontwikkelingen mogelijk te maken, waarvoor gemeenten de beleidskeuzen maken. Hiermee zet de provincie in op het behouden en versterken van het open landelijk gebied. Door de uitbreiding van het stedelijk gebied te beperken wil de provincie inspelen op de verwachte afname van het aantal inwoners in de periode na 2040. Noord-Holland moet een aantrekkelijke provincie blijven. In de structuurvisie heeft de provincie hiervoor verschillende provinciale belangen aangewezen. Hierbij zijn drie hoofdbelangen onderscheiden. Deze drie hoofdbelangen zijn samen het ruimtelijke streven van de provincie. In figuur 3 is dit in een overzicht weergegeven. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 10 Figuur 3. Overzicht provinciale belangen Om de provinciale belangen te waarborgen is door Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. 2 . 2 . 2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Door Provinciale Staten is op 21 juni 2010 de eesrte Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. Deze verordening is op 3 november 2010 in werking getreden. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat. In de verordening zijn de provinciale belangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uitgewerkt in algemene regels. Bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied In de verordening zijn voor verschillende gebieden regels opgenomen. In hoofdlijnen zijn twee algemene gebieden onderscheiden: het bestaand bebouwd gebied en het landelijk gebied. Op de kaart bij de verordening ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied. Opgemerkt wordt dat de weergave op de kaart alleen illustratief is, de tekst in de verordening is leidend voor de begrenzing van Bestaand Bebouwd Gebied. In de toelichting op de regels voor bestaand bebouwd gebied is opgemerkt dat gemeenten voor de gronden in het bestaand bebouwd gebied een ruimtelijk plan moeten opstellen. Daarbij is er veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 11 Figuur 4. Fragment van de kaart bij de verordening, bestaand bebouwd gebied (rood), Oudkarspel In het beheersgebied Oudkarspel is een regionale waterkering gelegen. Deze waterkering is aangegeven op kaart 8 van de provinciale ruimtelijke verordening. Figuur 5. Fragment van de kaart bij de verordening, regionale waterkering (blauw), Oudkarspel In artikel 30 van de verordening staat aangegeven: ‘Voor zover een bestemmingsplan mede betrekking heeft op regionale waterkeringen, zoals aangegeven op kaart 8 en de digitale verbeelding ervan, voorziet het bestemmingsplan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 12 bestemmingen en regels en voorziet het bestemmingsplan tevens in een vrijwaringzone aan weerszijden van de waterkeringen opdat reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. Deze lokaal benodigde vrijwaringzones worden overgenomen van de hoogheemraadschappen.’ Omdat onder het begrip “bestemmingsplan” mede wordt verstaan “beheersverordening”, zal voor de regionale waterkering een passende regeling worden opgenomen. 2.3 Gemeentelijk beleid 2 . 3 . 1 Bouwverordening/Bodem Op 6 juli 2010 is door de gemeenteraad de Bouwverordening vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. In paragraaf 4.7 zijn de regels op grond van de Bouwverordening verder uitgewerkt. 2 . 3 . 2 Bedrijven en (milieu)hinder Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk om (milieu)hinder te voorkomen. Het beleid hiervoor is verder in paragraaf 4.8 uitgewerkt. 2 . 3 . 3 Antennebeleid gemeente Langedijk 2009 In de nota Antennebeleid gemeente Langedijk 2009 heeft de gemeente haar beleid voor het plaatsen van antennes uiteengezet. In de nota zijn voor het plaatsen van antennes verschillende bepalingen opgenomen. Hierbij zijn het stedelijk gebied en het landelijk gebied onderscheiden. De gemeente merkt in de nota op dat het niet wenselijk is om antennes in STEDELIJK GEBIED stedelijke (woon)gebieden te plaatsen. Van operators wordt verwacht dat zij mogelijkheden zoeken bij sportgebieden, langs de randen van industriegebieden en langs knooppunten van infrastructuur. Wanneer er mogelijkheden zijn om antennes te plaatsen waarvoor de gemeente geen vergunning hoeft te verlenen zoals op hoogspanningsmasten, lichtmasten of andere hoge bouwwerken en gebouwen, moeten operators gebruik maken van deze mogelijkheden. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 13 In de nota zijn in of in de omgeving van het plangebied verschillende plaatsen aangewezen waar het plaatsen van antennes is toegestaan. In Oudkarspel is dit: - Oeverzegge (sportpark); - Bedrijventerrein Zuurkoolfabriek Voorburggracht 489. 2 . 3 . 4 Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk De noodzaak om met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken, is in het algemeen groter naarmate een bestemmingsplan ouder is. Een wat ouder bestemmingsplan sluit niet altijd meer aan op bestaande ruimtelijke inzichten en/of maatschappelijke ontwikkelingen. Op basis van artikel 2.12, lid 1, onder a., onder 2° van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd verklaard om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen in bij algemene maatregel van bestuur aan gegeven gevallen (buitenplanse afwijking). Het gaat hierbij om de zogenaamde planologische kruimelgevallen. In artikel 4 van de Bijlage II van het Bor is een uitputtende lijst opgenomen met situaties waarin deze afwijkingsbevoegdheid toegepast kan worden. Deze lijst is inhoudelijk grotendeels gelijk aan de gevallen genoemd in artikel 4.1.1 van het oude Besluit ruimtelijke ordening waarvoor krachtens artikel 3.23 Wro ontheffing van het bestemmingsplan kon worden verleend (de “kruimellijst”). De inwerkingtreding van de Wabo brengt op dit onderdeel dus geen inhoudelijke wijzigingen met zich mee. De in het ontheffingenbeleid opgenomen beleidsregels vormen een overkoepelend beleidskader voor de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 2.12, lid 1, onder a., onder 2° Wabo. Verder dienen de in het ontheffingenbeleid opgenomen ruimtelijke beleidsregels ook als bouwstenen of richtlijnen voor de (toekomstige) herzieningen van de bestemmingsplannen. Dat wil zeggen dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden waarvoor volgens het ontheffingenbeleid van de geldende bestemmingsplannen kan worden afgeweken, (zoveel mogelijk bij recht) in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen zullen worden opgenomen. Het bestemmingsplan Oudkarspel is vastgesteld op 1 juli 2003. Het ontheffingenbeleid is van toepassing op dit bestemmingsplan en wordt ook als zodanig toegepast. In die zin is geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen, maar van geldende (beleidsmatige) planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden. In de regels van de beheersverordening wordt het ontheffingenbeleid dan ook van toepassing verklaard. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 14 2 . 3 . 5 Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente Langedijk 2011 Op 15 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente Langedijk 2011 samen met de Beleidskaart Archeologie vastgesteld. In de beleidsnota heeft de gemeente haar beleid voor cultuurhistorie uiteengezet. Op de Beleidskaart Archeologie is weergegeven welke regels in de verschillende gebieden in de gemeente van toepassing zijn. In paragraaf 4.2 is de achtergrond hiervan en het beleid op grond van de Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente Langedijk 2011 verder uitgewerkt. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 15 3 B e s c h r i j v i n g b e h e e r s v e r o r d e n i n g 3.1 Algemeen Voor de opzet en invulling van de regels en de verbeelding van de beheersverordening is deels aangesloten op de: - Wet ruimtelijke ordening (Wro) d.d. 1 juli 2008, Besluit ruimtelijke ordening (Bro) d.d. 1 juli 2008 en de per 1 juli 2013 verplicht gestelde RO-standaarden. - Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) d.d. 1 oktober 2010. - Kadastrale ondergrond en de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Wet ruimtelijke ordening De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 geeft aan dat de beheersverordening wordt vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld overeenkomstig IMRO2012 en STRI2012. De digitale vormgeving betreft een gebiedsgericht besluit, betrekking hebbend op een beheersverordening. De voorliggende beheersverordening voldoet aan deze vereisten. De Wro schrijft in artikel 3.38 voor dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen worden voorzien voor de gebieden die tot de beheersverordening behoren. Aan die voorwaarde wordt voldaan. Voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en stelt met het oog op het beheer van die bestaande situatie regels vast voor het gebruik en het bouwen. Onder de bestaande situatie verstaat deze verordening de bestaande vigerende planologische regels inclusief de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, maar exclusief de daarvan deel uitmakende wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten. Wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten kunnen dus ook ontwikkelingen zijn die ten tijde van het vaststellen van de beheersverordening nog niet zijn gerealiseerd. Deze mogelijkheden zijn door het vaststellen van de beheersverordening vervallen. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 16 De beheersverordening bestaat uit een verbeelding, waarop door middel van een contour het gebied is aangegeven waarbinnen de beheersverordening van toepassing is, regels en deze toelichting. De contour en de regels zijn juridisch bindend, deze toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de regels. De voorliggende beheersverordening is digitaal beschikbaar, gekoppeld aan de hiervoor bedoelde contour (gecodeerd volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten). Daarmee voldoet de beheersverordening aan de digitale verplichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2.3 Bro. Aan de contour zijn regels gekoppeld. Deze regels zien enerzijds op van toepassing verklaring van de geldende bestemmingsplannen en anderzijds op de juridische vertaling van nieuwe wet-, en regelgeving op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Deze nieuwe wet- en regelgeving vult de geldende bestemmingsplannen aan, dan wel wijzigt de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen. 3.2 Toelichting op de regels Vormgeving van de regels De in deze beheersverordening opgenomen regels bestaan uit twee delen: 1. De (nieuwe) regels die in deze beheersverordening zijn opgenomen. 2. De (delen van de oude) voorschriften uit de bestemmingsplannen die in de bijlage 1 bij deze regels zijn opgenomen. De onder 1 bedoelde regels en onder 2 bedoelde de (delen van de oude) voorschriften vormen één geheel en vullen elkaar aan. Er is geen strijd tussen de bepalingen uit de regels en de voorschriften. Mocht die strijd toch bestaan, dan gaan de regels van de beheersverordening voor de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen. Inhoud van de regels In de regels van de beheersverordening zijn de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen voortgezet. De inleidende regels in artikel 1 geven uitleg van de begrippen die in de regels HOOFDSTUK 1: van deze beheersverordening worden gebruikt. Het definiëren van begrippen INLEIDENDE REGELS vergroot de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Daarnaast zijn de wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden in artikel 2 opgenomen. De inleidende regels worden voor een belangrijk deel voorgeschreven in de SVBP2012. De artikelen 3 tot en met 7 bevatten de beheerregels en vormen de beheers- HOOFDSTUK 2: regeling voor voortzetting van het bestaande gebruik in het beheersverorde- REGELS VERORDENINGS- ningsgebied. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 GEBIED 17 In artikel 3 van de regels is aangegeven op welk plangebied de beheersveror- TOEPASSINGSBEREIK dening van toepassing is. Dit is bepaald aan de hand van het geldend bestemmingsplan Oudkarspel. Ook de op basis van die bestemmingsplannen gevoerde vrijstellings-, ontheffings- en afwijkingsprocedures vallen onder de werkingssfeer van de beheersverordening. Op deze wijze wordt voorkomen dat geldende rechten ten onrechte niet meer zijn toegestaan. Ook het Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk is van toepassing verklaard (zie ook paragraaf 2.3.4). Voor een aantal percelen binnen het plangebied van het geldende bestemmingsplan Oudkarspel is afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Deze percelen maken geen onderdeel uit van de voorliggende beheersverordening, omdat voor deze percelen sprake is van een geldend ruimtelijk regime. De regeling voor het archeologiebeleid van de gemeente geldt voor het gehele ARCHEOLOGIE plangebied van de beheersverordening, voor zover het archeologiebeleid van toepassing is (zie ook paragraaf 2.3.5). Inhoudelijk is de regeling afgestemd op de regeling zoals die geldt op basis van de actuele bestemmingsplannen. Dit betreft de artikelen 4 tot en met 6. In de regels is bepaald dat regels van de dubbelbestemming vóórgaan op datgene wat is beschreven in artikel 3. Artikel 3 bepaalt dat de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen zoals opgenomen in de bijlage van toepassing zijn. Mocht de dubbelbestemming voor het archeologiebeleid hiermee in strijd komen, dan gaan de archeologische regels vóór. WATERSTAAT – WATER- Op basis van de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Noord- KERING Holland dient een regeling te worden opgenomen voor de in het plangebied aanwezige regionale waterkering (zie ook paragraaf 2.2.2). Inhoudelijk is de regeling opgenomen in artikel 7. Voor de toepasbaarheid zie ook de werking van het bovenstaande onderdeel archeologie. HOOFDSTUK 3: De algemene regels zijn, voor zover niet anders bepaald, op het gehele veror- ALGEMENE REGELS deningsgebied van toepassing. De anti-dubbeltelregel in artikel 8 ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Artikel 9 ziet op het benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat 136 in Noord-Scharwoude. De risicovolle onderdelen van dit bedrijf zijn het LPG-vulpunt, -reservoir en -afleverinstallatie. Hiervoor is een regeling opgenomen. HOOFDSTUK 4: OVERGANGSRECHT EN SLOTREGEL In artikel 10 is de voorgeschreven formulering van het overgangsrecht conform artikel 5.1.1. Bro en de gerechtelijke uitspraak van 21 mei 2014 opgenomen. Enige tijd bestond onduidelijkheid over het al dan niet op te nemen overgangsrecht in een beheersverordening. Naar aanleiding hiervan is in het kader van het ‘Ontwerpbesluit wijziging verschillende besluiten Omgevingsrecht’ een aanpassing van artikel 5.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgesteld, in relatie tot het overgangsrecht. Nog voor de beoogde inwerkingtreding van dit be- 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 18 sluit in oktober 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 21 mei 2014 bepaald dat in een beheersverordening hetzelfde overgangsrecht mag worden opgenomen als in een bestemmingsplan. De gemeente heeft, in aansluiting op deze uitspraak, dan ook overgangsrecht conform een bestemmingsplan in de voorliggende beheersverordening opgenomen. Gevolg hiervan is dat de beheersverordening niet legaliserend werkt ten aanzien van onder het bestemmingsplan illegale bouwen en gebruik. Na inwerkingtreding van de beheersverordening kan nog steeds worden gehandhaafd op de illegale situaties. Artikel 11 betreft de slotregel van de beheersverordening en ziet toe op de naamgeving van de regels van de beheersverordening. 3.3 Toelichting op de verbeelding De verbeelding bestaat uit een plancontour gebaseerd op de geldende plankaarten die als bijlage bij de regels zijn opgenomen. In de regels is reeds aangegeven wat de reikwijdte van de beheersverordening is; namelijk de plangebieden van de genoemde bestemmingsplannen. Voor een aantal specifieke aspecten is een dubbelbestemming dan wel een gebiedsaanduiding opgenomen. Zie ook paragraaf 3.2. 3.4 Procedure De uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is voor een beheersverordening niet van toepassing. Het bieden van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen is daardoor niet wettelijk verplicht. De procedure tot vaststelling van een beheersverordening is hierdoor eenvoudiger en korter dan de vaststelling van een bestemmingsplan. Ook staat na vaststelling door de gemeenteraad geen beroep open tegen dat besluit bij de rechtbank of de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beheersverordening treedt de dag na bekendmaking in werking. Ten aanzien van een omgevingsvergunning die wordt verleend (of geweigerd) op grond van het bepaalde in de beheersverordening (zoals een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, aanleggen of het binnenplans afwijken) bestaat daarentegen wel de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 19 4 P l a n o l o g i s c h e b e p e r k i n g e n 4.1 Water Aangezien deze beheersverordening geen (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, is deze niet van invloed op de waterhuishoudkundige situatie. De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- CONCLUSIE lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie wordt dan ook niet verwacht 4.2 Cultuurhistorie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) WET- EN REGELGEVING in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een beheersverordening. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Mw 1988) gewijzigd. Op grond van de Mw 1988 moet in een beheersverordening (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. Op 15 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente Langedijk 2011 samen met de Beleidskaart Archeologie vastgesteld. In de beleidsnota heeft de gemeente haar beleid voor cultuurhistorie uiteengezet. Op de Beleidskaart Archeologie is weergegeven welke regels in de verschillende gebieden in de gemeente van toepassing zijn. Het dorpslint van Oudkarspel heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde die in belangrijke mate bijdragen aan de structuur van het dorp. In dit lint komen ook veel karakteristieke panden voor, waaronder een groot aantal stolpen. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 21 In figuur 6 is het voor het plangebied betreffende fragment van de Beleidskaart Archeologie weergegeven. Figuur 6. Fragment van de Beleidskaart Archeologie In Langedijk doet zich de situatie voor dat in een aantal gevallen de archeologische waarden onlosmakelijk verbonden zijn met de historisch-geografische elementen en structuren. - De oude dorpen Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk (LANG01A), het gebied langs de Dorpsstraat. De dorpen Broek, Noord- en Zuid-Scharwoude en Oudkarspel waren in 1100 al aanwezig en tijdens de late middeleeuwen uitgebreid waardoor de dorpen één lint werden. In de oude dorpen kunnen archeologische waarden aanwezig zijn. - Het kerkterrein Oudkarspel, dochterkerk van de kerk van Schoorl (LANG04A). Dochterkerk van de kerk van Schoorl. Verwacht wordt dat in de ondergrond resten van begravingen maar mogelijk ook van (houten) voorgangers van het huidige kerkgebouw aanwezig zijn. - Het Ooievaarsnest (LANG33A) Korenmolen te Oudkarspel. Zeskantige bovenkruier, bouwdatum onbekend. De molen brandde in 1913 af. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 22 - De Kievit/De Vier Gebroeders (LANG 34A): Zaagmolen te Oudkarspel. Deze molen werd in 1805 vanuit Alkmaar verplaatst. Omdat de molen in slechte staat verkeerde, werd de molen in of voor 1831 vernieuwd. In de periode 1915-1920 werd de molen onttakeld, in 1922 brandde het restant af. De archeologisch waardevolle gebieden zoals opgenomen in de beleidsnota zijn doorvertaald naar de regels en de verbeelding van de voorliggende beheersverordening. Op de verbeelding is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen, in drie varianten. In de regels zijn de voorwaarden neergelegd, waaronder mag worden gebouwd in de archeologisch waardevolle gebieden. De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- CONCLUSIE lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor cultuurhistorische waarden worden dan ook niet verwacht. 4.3 Ecologie De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora- WET- EN REGELGEVING en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen. De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- CONCLUSIE lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor ecologische waarden worden dan ook niet verwacht. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 23 4.4 Geluidhinder WET- EN REGELGEVING Op 1 februari 1980 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden en sindsdien is deze diverse malen gewijzigd. De Wgh is er op gericht de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: - wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan. Op de wegen in en in de directe omgeving van het plangebied is een snelheid van ten hoogste 30 km per uur toegestaan. Dit met uitzondering van: - de N504 waarop ter plaatse van het plangebied een snelheid van ten hoogste 70 km per uur is toegestaan; - de Woudmeerweg waarop een snelheid van ten hoogste 50 km per uur is toegestaan; - de Westelijke Randweg waarop ook een snelheid van ten hoogste 50 km per uur is toegestaan. CONCLUSIE De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen en/of geluidgevoelige functies en objecten mogelijk waarvoor akoestisch onderzoek is vereist. Onaanvaardbare nadelige gevolgen worden dan ook niet verwacht. 4.5 Luchtkwaliteit WET- EN REGELGEVING Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. In de Wm is in artikel 5.6 bepaald dat de in de wet bepaalde normen voor de luchtkwaliteit overal van toepassing zijn. Dit met uitzondering van een arbeidsplaats; hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing. Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de normen voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de aanleg van infrastructuur overwogen. Voor plannen die passen binnen het NSL is het toetsen aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit niet noodzakelijk. Ook het toetsen van plannen die ‘niet in betekende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de lucht- 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 24 kwaliteit is niet noodzakelijk. Of bij een plan sprake is van nibm, kan beoordeeld worden op grond van de voorwaarden zoals die in de AMvB nibm. De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- CONCLUSIE lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit worden dan ook niet verwacht. 4.6 Externe veiligheid Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan WET- EN REGELGEVING (NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteen. Dit beleid is gericht op het beheersen van de risico’s in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico’s die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn: - het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken; - het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van eens per miljoen jaar (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico wordt een kans van: - eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van 10 personen of meer; - eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 personen of meer; - eens per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van 1.000 personen of meer bij inrichtingen aanvaardbaar geacht. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico’s van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 25 risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld. Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het Bevi. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In het Bevb is bepaald dat er bij buisleidingen (veiligheids)zones aanwezig zijn. ONDERZOEK De provincie Noord-Holland heeft de zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierop is onder andere informatie over risico’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen opgenomen. In figuur 7 is het voor het plangebied betreffende fragment van de risicokaart opgenomen. Figuur 7. Fragment van de risicokaart Oudkarspel (Bron: Provincie Noord-Holland) Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat er in en in de omgeving van het plangebied enkele risicobronnen bekend zijn: - Benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat 136 in Noord-Scharwoude. De risicovolle onderdelen van dit bedrijf zijn het LPG-vulpunt, -reservoir en -afleverinstallatie. De doorzet van het bedrijf is op grond van de verleende milieuvergunning 1500 m³ LPG per jaar. Bij deze onderdelen is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van achtereenvolgens 35 m, 25 m en 15 m. Bij 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 26 het bedrijf is een risicozone voor het groepsrisico (het zogenoemde invloedsgebied) van 150 m aanwezig. Deze risicozones liggen grotendeels binnen het plangebied. - Provinciale weg N242. Bij deze weg is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van 0 m. Bij de weg is een risicozone voor het groepsrisico van 200 m aanwezig. Het plangebied ligt deels binnen de bij de weg aanwezige risicozones. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het bepalen van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. - Vuurwerkbewaarplaats Dorpsstraat 694. Volgens het rapport van de risicokaart geldt hiervoor een veiligheidsafstand van 8 meter. Binnen deze veiligheidsafstand vinden op basis van de voorliggende beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen plaats en is er dus geen toename van risico’s. - Provincialeweg N9. Bij deze weg is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van 0 m. Bij de weg is een risicozone voor het groepsrisico van 200 m aanwezig. Het plangebied ligt buitende bij de weg aanwezige risicozones. Het bepalen van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. In en in de omgeving van het plangebied zijn geen risico’s bekend waardoor in het plangebied sprake is van een overschrijding van de grenswaarde (10-6) voor het plaatsgebonden risico of de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Voor het benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat 136 in Noord-Scharwoude en de bijbehorende risico’s is een specifieke regeling opgenomen in de beheersverordening. De beheersverordening wordt niet door risico’s vanwege het gebruik, de opslag CONCLUSIE of het vervoer van gevaarlijke stoffen belemmerd. 4.7 Bodem In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een WET- EN REGELGEVING beheersverordening inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van de gemeenteraad bij de vaststelling van een beheersverordening. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat gronden waarvan bekend is dat de milieuhygiënische kwaliteit onvoldoende is, worden bestemd met een bestemming die daarvoor gevoelig is. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 27 ONDERZOEK Onder andere de provincie Noord-Holland heeft het zogenoemde ‘Bodemloket’ ontwikkeld. Het Bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 8 is het voor het plangebied betreffende fragment van de kaart van het Bodemloket opgenomen. Figuur 8. Fragment van de kaart van het Bodemloket Oudkarspel (bron: Provincie Noord-Holland) Uit de informatie van het Bodemloket blijkt dat er in het plangebied, vooral in het gebied langs de Dorpsstraat en de Spoorstraat in Oudkarspel, verschillende bodemonderzoeken en –saneringen zijn uitgevoerd. Voor sommige van de uitgevoerde bodemonderzoeken is een aanvullend onderzoek noodzakelijk. Ook blijkt dat er geen bedrijven bekend zijn waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden in het plangebied. CONCLUSIE De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor de beheersverordening niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem wordt belemmerd. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 28 4.8 Bedrijven en (milieu)hinder Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving WET- EN REGELGEVING van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge- CONCLUSIE lijk. Onaanvaardbare (milieu)hinder van bedrijven en voorzieningen wordt dan ook niet verwacht. 122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 29 R e g e l s 122.00.03.12.00.rgl I n h o u d s o p g a v e H o o f d s tu k 1 I n l e id e n d e r eg e l s Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten 3 6 H o o f d s tu k 2 R eg e l s v e r o r d e n in g s -g e b i e d Artikel 3 Toepassingsbereik Artikel 4 Waarde – Archeologie 1 Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 Artikel 6 Waarde – Archeologie 5 9 11 13 16 Artikel 7 19 Waterstaat - Waterkering H o o f d s tu k 3 A lg e m e n e r eg e l s Artikel 8 Anti – dubbelteleregel Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 23 25 H o o f d s tu k 4 O v er g a n g s - e n s l o t r eg e l s Artikel 10 Overgangsrecht Artikel 11 Slotregel 28 29 B i j la g e bijlage 1a: Bestemmingsplan Oudkarspel bijlage 1b: Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening 122.00.03.12.00.rgl H o o f d s t u k I n l e i d e n d e 122.00.03.12.00.rgl 1 r e g e l s Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1. plan: het beheersverordening Oudkarspel met identificatienummer NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01 van de gemeente Langedijk; 2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage; 3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 5. archeologie: de bestudering van menselijke geschiedenis door middel van de overblijfselen van materiële cultuur, de omgeving en van dierlijke resten; 6. archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden; 7. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 8. beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 9. bestaand: bestaande gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening vergund dan wel toegestaan is op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.1 van deze regels; en/of 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 1 Begrippen 3 bestaande bouwwerken: bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning (aangevraagd vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning voor het bouwen (aangevraagd ná 1 oktober 2010), dan wel toegestaan is op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.1 van deze regels; 10. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 11. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 12. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 13. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 14. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 15. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 16. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; 17. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 18. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 19. kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen; 4 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 1 Begrippen 20. peil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. voor een bouwwerk op, in of boven het water: 21. de hoogte van het ter plaatse geldende waterpeil; risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 22. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seks-automatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen; d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten: a. galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt; b. (brand)trappen en trappenhuizen. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. 6 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 2 Wijze van meten H o o f d s t u k R e g e l s b i e d 122.00.03.12.00.rgl 2 v e r o r d e n i n g s g e - Artikel 3 Toepassingsbereik 3.1 Bereik Deze beheersverordening is van toepassing op alle bestemmingen uit de genoemde bestemmingsplannen die in de onderstaande tabel zijn weergegeven: Tabel 1 Ruimtelijk plan Vastgesteld Goedgekeurd Bestemmingsplan Oudkarspel 1 juli 2003 10 februari 2004 Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening 5 februari 2008 23 september 2008 De in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn als bijlagen bij deze regels opgenomen. Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn ook de op basis van die bestemmingsplannen gevoerde vrijstellings-, ontheffings- en afwijkingsprocedures begrepen. Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn de mogelijkheden als opgenomen in wijzigingsbevoegdheden en/of uitwerkingsplichten van de planvoorschriften niet begrepen. Op de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen is het ‘Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk’ van overeenkomstige toepassing. De beheersverordening is wel van toepassing op wijzigingsplannen waarbij de bestemming gewijzigd is in een bestemming passend binnen de in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen. Wijzigingsplan Vastgesteld Wijzigingsplan Laanweg 39a, Oudkarspel 26 januari 2010 De beheersverordening is niet van toepassing op de in tabel 2 genoemde bestemmingsplannen. Tabel 2 Bestemmingsplan Vastgesteld Partiële herziening Bestemmingsplan Oudkarspel Dorpsstraat 705, Noord- 28-09-2010 Scharwoude Bestemmingsplan Voorburggracht 341 in Oudkarspel 22-11-2011 Bestemmingsplan zes woningen aan de Nijverheidsstraat te Oudkarspel 20-12-2011 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 3 Toepassingsbereik 9 3.2 Toepassing De regels van de beheersverordening werken aanvullend ten opzichte van de in lid 3.1 in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen. 3.3 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken a. De in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik. b. Op of in de in het verordeningsgebied gelegen gronden zijn uitsluitend bestaande bouwwerken toegestaan. Zoals aangegeven in artikel 1 onder 9 betreft dit het vergunde gebruik en/of de vergunde bouwwerken en datgene wat is toegestaan op grond van artikel 3, lid 3.1 van deze regels. 10 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 3 Toepassingsbereik Artikel 4 Waarde – Archeologie 1 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 4.2 Bouwregels Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels: a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg. b. Indien uit het in lid 4.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. c. De verplichting in lid 4.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die: - op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan wel herbouwd. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 4 Waarde – Archeologie 1 11 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam heden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: - het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 15 cm beneden het bestaande maaiveld en met een oppervlakte van meer dan 30 m²; b. - het graven van watergangen; - het verlagen van het waterpeil. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 4.3, sub a wordt slechts verleend indien: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord: a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg; 4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 4.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend. c. Het verbod als bedoeld lid 4.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: - reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de beheersverordening; - het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen; - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; - 12 op archeologisch onderzoek gericht zijn. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 4 Waarde – Archeologie 1 Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 5.2 Bouwregels Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels: a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg. b. Indien uit het in lid 5.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. c. De verplichting in lid 5.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die: a. betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 50 m² en met een diepte van maximaal 40 cm; 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 13 b. op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan wel herbouwd. 5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: - het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm; b. - het graven van watergangen; - het verlagen van het waterpeil. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 5.3, sub a wordt slechts verleend indien: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord: a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg; 4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 5.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend. c. Het verbod als bedoeld lid 5.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: - reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de beheersverordening; - het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen; 14 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; - op archeologisch onderzoek gericht zijn. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 5 Waarde – Archeologie 2 15 Artikel 6 Waarde – Archeologie 5 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 6.2 Bouwregels Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels: a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg. b. Indien uit het in lid 6.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. c. De verplichting in lid 6.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die: a. betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 10.000 m² en met een diepte van maximaal 40 cm; 16 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 6 Waarde – Archeologie 5 b. op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan wel herbouwd. 6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van we rkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: - het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 cm; b. - het graven van watergangen; - het verlagen van het waterpeil. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 6.3, sub a wordt slechts verleend indien: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord: a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg; 4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 6.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend. c. Het verbod als bedoeld lid 6.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: - reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de beheersverordening; - het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen; 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 6 Waarde – Archeologie 5 17 - mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; - 18 op archeologisch onderzoek gericht zijn. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 6 Waarde – Archeologie 5 Artikel 7 Waterstaat - Waterkering 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. 7.2 Bouwregels a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in de gronden binnen de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de waterkering en met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen. 7.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag mag, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de desbetreffende waterkering, bij omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende dijkbeheerder; b. het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende dijkbeheerder. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 7 Waterstaat - Waterkering 19 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 1. het afgraven of ophogen van gronden; 2. het aanbrengen van beplanting. b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; 3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. c. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie niet in onevenredige mate kan worden aangetast. 20 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 7 Waterstaat - Waterkering H o o f d s t u k A l g e m e n e 122.00.03.12.00.rgl 3 r e g e l s Artikel 8 Anti – dubbelteleregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 8 Anti – dubbelteleregel 23 Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 9.1 veiligheidszone - lpg a. Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting. b. Bouwregels Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel: - anders dan bepaald in de basisbestemming zoals is bedoeld in artikel 3, mogen op de in lid 9.1, sub a bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. c. Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1, sub b en toestaan dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits het groepsrisico aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen. d. Specifieke gebruiksregels Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding: - het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. e. Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, mits het groepsrisico aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 25 H o o f d s t u k O v e r g a n g s - 122.00.03.12.00.rgl 4 e n s l o t r e g e l s Artikel 10 Overgangsrecht 10.1 O v e r g a n g s r e c h t b o u w w e r k e n 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2 O v e r g a n g s r e c h t g e b r u i k 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het van kracht worden van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 28 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 10 Overgangsrecht Artikel 11 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: “Regels van de Beheersverordening Oudkarspel”. 122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014 Artikel 11 Slotregel 29 B i j l a g e 1 a : B e s t e m m i n g s p l a n O u d k a r s p e l Bestemmingsplan Oudkarspel Bestemmingsplan Oudkarspel Inhoud: Toelichting + bijlagen Voorschriften + bijlagen Zuid-Scharwoude/Leeuwarden Plannummer: 122.00.03.01.00 1 juli 2003 .................................................................. Toelichting ................................................................... 122.00.03.01.00.toe ................................................................... Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Ruimtelijke karakteristiek van Oudkarspel 2.1 Historisch kader 2.2 Bevolking en woningen 2.3 Bedrijven 2.4 Voorzieningen 2.5 Infrastructuur 2.6 Dorpsgroenvoorzieningen en natuur 2.7 Recreatie 7 7 10 11 12 13 15 15 3 Beleidskader 3.1 Provinciaal beleid 3.2 Samenwerking in HAL-verband 3.3 Gemeentelijke plannen 17 17 19 20 4 Beleidsdoelen 4.1 Functionele beleidsdoelstellingen 4.1.1 Wonen 4.1.2 Werken 4.1.3 Voorzieningen 4.1.4 Infrastructuur 4.1.5 Recreatie 4.2 Beleidsdoelen bebouwing en openbare ruimte 27 27 27 30 31 34 34 35 5 Milieu 5.1 Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai 5.2 Waterhuishouding 5.3 Overige milieuaspecten 43 43 48 51 6 Juridische vormgeving 6.1 Algemeen 6.2 Plansystematiek 6.2.1 Algemeen 6.2.2 Bestemmingen 6.3 Afstemming op andere wetten en verordeningen 53 53 54 54 56 64 7 Economische uitvoerbaarheid 65 8 Overleg en inspraak 67 ................................................................... 122.00.03.01.00.toe ................................................................... 1 Aanleiding voor het plan Inleiding De gemeente Langedijk stelt zich ten doel in de komende jaren voor alle dorpen in de gemeente nieuwe bestemmingsplannen op te stellen. In de huidige situatie is een groot aantal plannen vigerend, waarvan de regelingen niet op elkaar aansluiten en die op een groot aantal punten zijn achterhaald. Aan de nieuw op te stellen bestemmingsplannen ligt de Structuurvisie voor de gehele gemeente ten grondslag. Hierin wordt in hoofdlijnen aangegeven welk ruimtelijk beleid de gemeente zal gaan voeren, niet alleen op korte, maar ook in globale zin op langere termijn (tot 2020). De gemeente heeft besloten als eerste een nieuw bestemmingsplan voor Oudkarspel op te stellen, omdat de vigerende bestemmingsplannen, mede als gevolg van de woningbouw in het nieuwbouwgebied Sint Maarten, geen adequaat kader meer bieden voor de ontwikkeling van het dorp. Bovendien werd in de vigerende plannen nog rekening gehouden met een nieuw tracé van de N504 ten noorden van het bestaande. Dit plan is inmiddels van de baan. Plangebied Het gebied waarop het voorliggende plan betrekking heeft, is aangegeven op de kaart voorafgaand aan deze toelichting. Het plangebied omvat de hele kern Oudkarspel plus het deel van NoordScharwoude ten noorden van de N504. Ook het gebied aan weerszijden van de Laanweg aan de oostzijde van het Kanaal Alkmaar-Omval-Kolhorn is deel van het plangebied. De plannen die momenteel vigerend zijn in het plangebied zijn aangegeven in het navolgende schema en op kaart 1. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 3 ................................................................... Schema: Vigerende plannen in Oudkarspel Vastgesteld raad goedgekeurd GS Dorpsstraat Noord 1972 25-01-1972 24-07-1973 Dorpsstraat-Midden 1975 13-05-1976 24-07-1973 Landelijk gebied 1971 7-12-1971 27-6-1972 Landelijk gebied 1986 30-06-1986 16-02-1988 Landelijk gebied Harenkarspel 1980 28-01-1981 25-05-1982 Bardewiel 1970 30-06-1970 19-01-1971 Barnewiel Zuid 1990 13-08-1991 03-03-1992 Woonwagencentrum Zaagmolenweg 03-06-1991 10-09-1991 Uitsluiting A-inrichtingen* 05-06-1990 11-12-1990 *geldt voor hele gemeente Voor het nieuwbouwgebied is een concept-bestemmingsplan vervaardigd, maar dit plan is niet vastgesteld. Het concept-plan heeft mede als basis gediend voor het voorliggende plan. Leeswijzer In het voorliggende bestemmingsplan komen achtereenvolgens aan de orde: de ruimtelijke opzet en het sociaal-economisch functioneren van Oudkarspel (hoofdstuk 2); het beleidskader, waarbij het eerder geformuleerde provinciale en gemeentelijke beleid met betrekking tot Langedijk in het algemeen en Oudkarspel in het bijzonder centraal staan (hoofdstuk 3); beleidsdoelen met betrekking tot het dorp, zowel in functioneel opzicht als wat betreft bebouwing en openbare ruimte (hoofdstuk 4); milieuaspecten (hoofdstuk 5); de juridische vorm waarin het plan wordt gegoten (hoofdstuk 6). Discussie met raad Voorafgaand aan de opstelling van het bestemmingsplan heeft op 29 april 1999 een discussie plaatsgevonden met de raad over een aantal fundamentele keuzes met betrekking tot de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Oudkarspel. De aan de raadsdiscussie ten grondslag liggende nota en de besluiten die op basis van deze nota zijn genomen, zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 4 ................................................................... Omdat het gemeentebestuur eraan hecht om onderdelen van de historisch-ruimtelijke structuur van Oudkarspel te behouden, is op de raadsconferentie besloten een apart beeldkwaliteitsplan op te stellen. In dit beeldkwaliteitsplan staan voor onderdelen van het dorp richtlijnen voor het welstandstoezicht. Dit beeldkwaliteitsplan volgt een eigen procedure, maar is nadrukkelijk in samenhang met het voorliggende bestemmingsplan ontwikkeld. Allemanskerk met kade Achterburggracht ................................................. .122.00.03.01.00.toe 5 ................................................................... 2 Ruimtelijke karakteristiek van Oudkarspel In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op het historisch kader; de ontwikkeling van het aantal inwoners en het aantal woningen; bedrijvigheid en werkgelegenheid; voorzieningen; infrastructuur; groenvoorzieningen en natuur; recreatie. 2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis Historisch kader De geschiedenis van Oudkarspel gaat terug tot de 7e of 8e eeuw. Toen was er waarschijnlijk een eenvoudige nederzetting op gronden die iets hoger lagen dan de omgeving. Het dorp is daarmee het oudste dorp van Langedijk. In de 9e en 10e eeuw vond vanuit Oudkarspel veenontginning plaats, waarvoor oost-west gerichte sloten werden gegraven. Ten tijde van de zee-inbraken in de 10e tot en met de 12e eeuw raakte de omgeving van Oudkarspel ontvolkt, maar waarschijnlijk is Oudkarspel als kleine nederzetting blijven bestaan. In de loop van de 11e eeuw werd door inwoners van Vrone (SintPancras) en Egmond de Langedijk aangelegd als bescherming tegen het water van de Heerhugowaard. Langs de relatief veilige dijk werden vissershutten en boerderijen gebouwd. Daarbij werd een strokenverkaveling toegepast: iedere kolonist kreeg een even breed stuk land, dat vanaf de dijk kon worden ontgonnen en waarvan de lengte soms wel, maar vaak ook niet was bepaald. Zo ontstonden zeer lange smalle kavels, gescheiden door sloten. Deze sloten hadden aanvankelijk voornamelijk een functie voor de afwatering; later werden ze ook als vaarweg benut. Op de meren in de omgeving vond visserij plaats. Oudkarspel is lange tijd bezit geweest van de graven van Egmond (1432-1632). De "Heerlijkheid Oudkarspel" werd ook daarna, tot 1869, bestuurd door een Heer, die tiendrechten hief over de opbrengsten van het land. Nabij de Nederlands-hervormde Kerk heeft een klein kasteel gestaan, met een "schoonen tuin" en een gevangenistoren. Dit landhuis, dat was gebouwd omstreeks 1640, is afgebroken in 1809. In de 16e en 17e eeuw werden de meren in de omgeving van Oudkarspel drooggelegd en verloor de visserij als bestaansbron aan betekenis. Vanaf de 15e eeuw vond in de omgeving van de Langedijk in toenemende mate tuinbouw plaats, zij het dat tot het uitbreken van ................................................. .122.00.03.01.00.toe 7 ................................................................... de veepest in de 18e eeuw veeteelt de belangrijkste bestaansbron bleef. Vanaf 1887 werden de tuinbouwproducten geveild in 's werelds eerste veiling in Broek op Langedijk. stolp aan Dorpsstraat De tuinbouw vond grotendeels plaats in het gebied aan de westkant van de Langedijk in de "vaarpolder" het Geestmerambacht. Deze polder was alleen per schuit bereikbaar. Doordat bagger uit de sloten als bemesting werd gebruikt, werden de sloten steeds breder en de kavels steeds smaller. De ruilverkaveling in de periode van 1968 tot 1979 maakte een eind aan de vaarpolder: met zand dat uit de huidige recreatieplas Geestmerambacht werd gewonnen, werden de sloten gedempt. Behalve in de tuinbouw en de veeteelt vonden de inwoners van Oudkarspel vanaf 1900 in toenemende mate emplooi in de enkele grotere bedrijven die zich in Oudkarspel vestigden: zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf Hart, verzekeringsmaatschappij De Noordhollandse van 1816 en houthandel Eecen. Tot het begin van deze eeuw vond het transport in en rond Oudkarspel voor een belangrijk deel over water plaats. De ontsluiting van Oudkarspel over de weg heeft lange tijd alleen in noordzuidrichting plaatsgevonden. Wel was er vanaf 1880 een verbinding over het Kanaal Omval-Kolhorn en de Roskamsluis naar Heerhugowaard. In 1934 werd de huidige N504 aangelegd en kwam ook een snelle verbinding richting Koedijk tot stand. De aanleg van deze weg had wel tot gevolg dat Noord-Scharwoude in twee delen werd gesplitst, waarbij het meest noordelijk deel van NoordScharwoude functioneel meer bij Oudkarspel werd betrokken. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 8 ................................................................... De genoemde ruilverkaveling had ook in Oudkarspel zelf de nodige gevolgen. De Voorburggracht werd gedempt en over de gracht werd een weg aangelegd. De talrijke bruggen naar de huiskavels aan de westzijde van de Voorburggracht en de vooroorlogse uitbreidingen op enkele eilanden verdwenen. Door de aanleg van de weg over de Voorburggracht werd de smalle Dorpsstraat ontlast. Na de Tweede Wereldoorlog werd Oudkarspel in westelijke richting uitgebreid, in de jaren '70 en '80 met Barnewiel, recent met de nieuwbouwwijk Sint Maarten. De sportvelden van het dorp, die oorspronkelijk naast houthandel Eecen waren gesitueerd, werden verplaatst naar het gebied langs de N504, zodat de houthandel ruimte kreeg voor uitbreiding. Door deze ontwikkelingen is het hele gebied tussen Kasteelstraat en N504 nagenoeg ingevuld. Ruimtelijke structuur van Oudkarspel Door de geschetste ontwikkeling heeft Oudkarspel van oorsprong een lineaire structuur: een lange rij woningen en bedrijven langs een kronkelende dijk tussen twee waterlopen, waarover een groot deel van het transport plaatsvond: de Voorburggracht en de Achterburggracht. Aan de westkant vond voor 1900 op kleine schaal bebouwing van de eilanden plaats. De betreffende boerderijen, woningen en bedrijfjes waren met bruggen met de Dorpsstraat verbonden. In de periode 1900-1940 vond enige woningbouw plaats aan straten op aan de Voorburggracht grenzende eilanden, min of meer haaks op de Dorpsstraat: Nijverheidsstraat, Engelenburg, Kroonstraat en Liefdelaan. Aan de Kroonstraat ging het daarbij deels om tuinderswoningen en koolschuren. Bovendien kwam er bebouwing langs de Spoorstraat, de weg naar het voormalige station NoordScharwoude aan de spoorlijn Alkmaar-Den Helder. De woningbouw aan de westkant van het dorp werd pas mogelijk na de ruilverkaveling van de jaren '70. De Barnewiel is bij Oudkarspel het enige water dat overbleef van het "Rijk van de 1000 Eilanden". Daarnaast is de Achterburggracht als waterverbinding tussen Het Waartje en de Ringvaart grotendeels intact gebleven. In de woongebieden Barnewiel en Sint Maarten volgen de waterpartijen deels de oorspronkelijke loop van de sloten in het gebied. Het gemeentebestuur hecht eraan de historisch-ruimtelijke kenmerken van Oudkarspel te behouden. Hierop wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 9 ................................................................... 2.2 Bevolking en woningen Tabel 1 Ontwikkeling van inwonertal en aantal woningen in Oudkarspel en de gemeente Langedijk in de periode 1984 - 2000 Oudkarspel Inwoners woningen Inwoners woningen 2053 2687 2774 3553 3845 3966 650 993 1050** 1370** 1389 1405 18.865 22.236 22.671 23.211 23.592 23.707 5.982 7.702 8.208 8.510 8.687 8.752 01-01-1984* 01-01-1994 01-01-1997 01-01-1998 01-01-1999 01-01-2000 Bevolkingsontwikkeling Gemeente Langedijk * ** cijfers van voor gemeentelijke herindeling van 1990 schatting Bron: gemeente Langedijk Sinds 1984 is het aantal woningen in Oudkarspel meer dan verdubbeld. Het aantal inwoners nam met "slechts" 93% toe, omdat de gemiddelde woningbezetting afnam van 3,2 naar 2,8 Deze woningbezetting ligt overigens nog steeds flink boven het Nederlands gemiddelde (2,3 personen) en ook boven het gemiddelde voor Langedijk als geheel (2,7). Vooral in 1997 deed zich als gevolg van de woningbouw in Sint Maarten een sterke bevolkingsgroei voor. Daarmee is ook het draagvlak voor de voorzieningen in het dorp aanzienlijk toegenomen. Overigens behoort een klein deel van het plangebied tot het dorpsgebied van Noord-Scharwoude: de bebouwing aan de zuidrand van de Spoorstraat, aan de Dorpsstraat ten zuiden van de Spoorstraat en de oudere bebouwing aan de Nijverheidsstraat en de Schuitemaker. Het gaat om ruim 100 woningen en 250 - 300 inwoners. Het totale aantal inwoners in het plangebied bedraagt dus op 1 januari 2000 circa 4200. Woningen Nagenoeg alle woningen in het dorp zijn als laagbouw uitgevoerd. In de oudere delen van het dorp gaat het daarbij grotendeels om vrijstaande woningen in één bouwlaag met kap, in de nieuwgebouwde wijken om rijenwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Aan de Zaagmolenweg is een kleine woonwagenlocatie gesitueerd. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 10 ................................................................... 2.3 Omvang en aard Bedrijven Vanouds is in de oudere dorpsdelen sprake van een menging van de functies wonen en werken: eerst doordat agrarische bedrijven aan de Dorpsstraat, Ambachtsdijk en Voorburggracht waren gevestigd, later omdat ook andersoortige bedrijven zich vestigden. Agrarische bedrijven zijn inmiddels uit de dorpskom verdwenen. Alleen enkele koolschuren hebben nog een agrarisch gebruik. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de bedrijven in het plangebied. Dit op basis van de inventarisatie uit april 1998, geactualiseerd in maart 2000. Daarbij is tevens aangegeven tot welke milieucategorie deze bedrijven behoren en welke afstand tot woningen wenselijk is. De gegevens hieromtrent zijn ontleend aan de nota Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (1999). houthandel Eecen Situering Het grootste deel van de bedrijven in het plangebied is gevestigd in de Dorpsstraat. Enkele kleinere bedrijven zijn in de woongebieden gevestigd. In het algemeen behoren de bedrijven in het plangebied tot de "lichtere" milieucategorieën. Uitzonderingen vormen de bedrijven, die zijn aangegeven in tabel 3. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 11 ................................................................... Tabel 3 bedrijf Adres zeilmakerij/zonwering, incl opslag consumentenvuurwerk lasbedrijf aannemer/timmerbedijf landbouwmechanisatiebedrijf houthandel** (groot)bakkerij aannemer/timmerbedrijf lasbedrijf garagebedrijf met LPG-verkoop zuurkoolfabriek/groenteverwerkend bedrijf * ** Werkgelegenheid Bedrijven in het plangebied uit de categorie 3 en hoger uit de VNG-nota "Bedrijven en milieuzonering" (1999) cat. afstand tot woningen Dorpsstraat 690-692 3 50 Dorpsstraat 722 Dorpsstraat 768 Dorpsstraat 818 Dorpsstraat 741 Dorpsstraat 848 Dorpsstraat 914 Spoorstraat 85 Spoorstraat Voorburggracht 489 4 3 3 3 3 3 4 3 4 200 50 100 100 50 50 200 100 200 zie ook hoofdstuk 5 inclusief windturbine De beroepsbevolking van Oudkarspel omvat naar schatting 1300 personen. In de gemeente Langedijk werkt circa de helft van de beroepsbevolking buiten de gemeente (Bron: Werken in Noord-West Holland, Kamer van Koophandel e.a., 1997). Omtrent de werkgelegenheid die de bedrijven in het plangebied bieden, zijn geen gegevens beschikbaar. Binnen het plangebied is verzekeringsmaatschappij De Noordhollandsche van 1816 de grootste werkgever. 2.4 Voorzieningen Detailhandel In 1996 is een uitgebreid distributie-planologisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 3.3). Daaruit bleek dat het winkelaanbod in Oudkarspel zeer gering van omvang is: exclusief het tuincentrum aan de Laanweg zijn er 8 winkels met circa 670 m² verkoopvloeroppervlak. Van 4 winkels werd de presentatie als onvoldoende beoordeeld. Voor een groot deel van de winkelaankopen zijn de inwoners van Oudkarspel aangewezen op voorzieningen elders. Uit het overzicht in bijlage 3 blijkt dat het aantal winkels iets is toegenomen: in april 1998 zijn 10 winkels aangetroffen. De aanbodverhoudingen zijn daardoor echter niet of nauwelijks gewijzigd. Horeca In het plangebied zijn 5 horecabedrijven gevestigd. Deze hebben naast een plaatselijk-verzorgende functie ook een functie voor passanten en toeristen. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 12 ................................................................... horecabedrijf Spoorstraat Overige voorzieningen Wat betreft overige voorzieningen telt het dorp drie medische praktijken, twee basisscholen, de Oudheidkamer in het Rechthuis, het Behouden Huis (dansschool en peuterspeelzaal) en de Allemanskerk. 2.5 Wegen Infrastructuur Het wegenpatroon in Oudkarspel weerspiegelt de "voortschrijdende inzichten" ten aanzien van de wegenstructuur. Eerst was de Dorpsstraat de hoofdverbinding voor doorgaand wegverkeer. Deze functie werd in de 70’er jaren overgenomen door de Voorburggracht en de Westelijke Randweg. Het doorgaande verkeer is daardoor nagenoeg volledig uit de dorpskom verdwenen. De Westelijke Randweg en de N504 bieden de inwoners van Oudkarspel snelle verbindingen met alle windstreken. In opdracht van de gemeente Langedijk is door bureau Goudappel Coffeng in 1999 een concept-Startprogramma Duurzaam Veilig opgesteld. Hierin heeft conform het concept Duurzaam Veilig een categorisering van wegen plaatsgevonden, waarbij functie, gebruik en vormgeving op elkaar worden afgestemd. Alle wegen vallen daarbij in één van de volgende categorieën: wegen met een stroomfunctie. Hiertoe behoren wegen met een functie voor het langeafstandsverkeer: autowegen en autosnelwegen. In het Startprogramma Duurzaam Veilig is nabij Oudkarspel de N242 als stroomweg aangemerkt. wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie. Deze wegen ontsluiten hele gebieden, zoals woonwijken, dorpen, industrieterreinen en recreatiegebieden. Deze wegen mogen geen erffunctie vervullen (geen directe ontsluiting van woningen ................................................. .122.00.03.01.00.toe 13 ................................................................... - vanaf de weg) en hebben een functie die is gericht op het vlot afwikkelen en uitwisselen van autoverkeer. Hiertoe behoren volgens het eerder genoemde Startprogramma nabij Oudkarspel de N504 en de Westelijke Randweg. Wat betreft deze laatste weg wordt een onderscheid gemaakt tussen het deel tussen Kasteelstraat en N504 (gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom) en het deel ten noorden van de Kasteelstraat (gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom). De N504 wordt gerekend tot de gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom, hoewel de feitelijke situatie momenteel nog anders is: de toegestane snelheden bedragen 70, 80 en 100 km/ uur, waarmee de weg nu nog als “weg buiten de bebouwde kom” moet worden beschouwd. wegen met een verblijfsfunctie/erftoegangswegen Hiertoe behoren alle andere wegen in het plangebied. Binnen deze categorie onderscheiden binnen het plangebied de Voorburggracht, de Woudmeerweg, de Kasteelstraat, de Ambachtsdijk en de Zaagmolenweg zich door hun ontsluitende functie voor grotere gebieden. Niettemin zal geheel Oudkarspel, met uitzondering van de Zaagmolenweg als 30 km/uur-zone worden ingericht. Onderwerp van studie is de N504. Deze weg kent hoge verkeersintensiteiten en vormt een barrière tussen Oudkarspel en (het zuidelijk deel van) Noord-Scharwoude. In de toekomst zullen de intensiteiten toenemen als gevolg van reconstructie van deze weg tussen de aansluiting met de N241 (Schagen-Hoorn) en het Kanaal OmvalKolhorn. Daarbij wordt de N242 (Middenmeer-Alkmaar) naar het zuiden verlegd en wordt de N242 langs Heerhugowaard ondergeschikt aan de route Middenmeer – Oudkarspel – Alkmaar via de N504. Als de plannen van de provincie, waarbij de N504 over het Noordhollands Kanaal een directe verbinding krijgt met de N9 naar Den Helder, doorgang vinden, zullen de verkeersintensiteiten op de N504 aanzienlijk verder toenemen. Momenteel vindt een studie plaats naar de haalbaarheid van de aanleg van een tunnel ter hoogte van de kruising met de Dorpsstraat en de Voorburggracht. Fietsverkeer Oudkarspel is via vrijliggende fietspaden verbonden met de meeste grotere kernen in de omgeving. Voor recreatief fietsverkeer vormen Dorpsstraat en Ambachtsdijk belangrijke routes Openbaar vervoer Oudkarspel wordt aangedaan door de buslijn 655 (Alkmaar Schagen). Het dichtstbijzijnde treinstation is dat in Heerhugowaard. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 14 ................................................................... 2.6 Dorpsgroenvoorzieningen en natuur De enige dorpsgroenvoorziening van enige omvang in het plangebied is het parkje in de nabijheid van de Barnewiel. Als zodanig fungeert daarnaast het groen rond de Allemanskerk. parkje Barnewiel In de huidige situatie hebben Ringvaart, Achterburggracht en de Barnewiel een beperkte natuurfunctie. Echte natuurgebieden komen in het plangebied niet voor. Juist buiten het plangebied heeft Het Waartje en omgeving een belangrijke functie voor water- en weidevogels. 2.7 Recreatie De recreatieve voorzieningen in Oudkarspel hebben voornamelijk een functie voor de inwoners van het dorp. Het gaat om: het sportcomplex Sint Maarten; het parkje aan de Kasteelstraat; speelvoorzieningen op enkele locaties in het dorp; het water van Achterburggracht en Ringvaart, inclusief aanlegmogelijkheden voor recreatievaartuigen bij percelen aan deze waterwegen. Op het terrein van Houthandel Eecen is een speeltuin gesitueerd. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 15 ................................................................... 3 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op het voor Oudkarspel relevante beleid van provincie, het stadsgewest (HAL) en de gemeente ten aanzien van bevolkingsontwikkeling, woningbouw en voorzieningen. 3.1 Streekplan Noord-HollandNoord Provinciaal beleid Het voor Oudkarspel relevante ruimtelijke beleid van de provincie is omschreven in het Streekplan Noord-Holland-Noord uit 1994. Oudkarspel maakt deel uit van het HAL-gebied (HeerhugowaardAlkmaar-Langedijk). In dit gebied zullen in de Streekplan-periode 10.000-16.000 wooneenheden kunnen worden gebouwd ten behoeve van de eigen woningbehoefte. Eén van de bouwlocaties is SintMaarten in Oudkarspel: hier kunnen 400 woningen worden gebouwd. In de toekomst zal de woningbouw moeten worden geconcentreerd in het middengebied tussen Heerhugowaard, Langedijk en Alkmaar. Kernbegrippen in dit verband zijn de "rode loper" (de verstedelijkingszone tussen Alkmaar en Heerhugowaard) en "compacte HALstructuur" (concentratie van de woningbouw in het gebied tussen Alkmaar, Heerhugowaard en Broek op Langedijk). Wat betreft de werkgelegenheid wordt gestreefd naar 13.000 nieuwe arbeidsplaatsen, zodat het forensisme naar de zuidelijker delen van Randstad afneemt, en daarmee tevens de (auto)mobiliteit. Ten aanzien van de infrastructuur wordt prioriteit toegekend aan verbetering van het openbaar vervoer en het fietspadennet. Het recreatiegebied Geestmerambacht blijft het belangrijkste recreatiegebied in de omgeving; dit gebied zal middels de "Groene Loper" worden gekoppeld aan een nieuw aan te leggen recreatiegebied ten zuiden van Heerhugowaard. In de omgeving van Oudkarspel is Het Waartje een gemengde natuur- en recreatieve functie toegekend. Het gebied tussen Oudkarspel en de N245 (Schagerweg) is aangegeven als landbouwgebied. Naast de genoemde rode en groene loper wordt in het Streekplan ook een blauwe loper onderscheiden: het Kanaal Omval-Kolhorn en omgeving. De recreatieve en ecologische functie van de kanaalstrook zal moeten worden versterkt. Evaluatie Streekplan 1998 In de evaluatie wordt het beleid zoals dat in het Streekplan werd aangegeven, beoordeeld en op onderdelen aangepast. Voor Oudkarspel is vooral van belang dat geconstateerd werd dat er in het HAL-gebied een extra behoefte bestaat aan bedrijventerrein. Wat ................................................. .122.00.03.01.00.toe 17 ................................................................... betreft grootschalige, Randstad-georiënteerde bedrijvigheid zal aan deze behoefte worden tegemoet gekomen door uitbreiding van bedrijventerrein Boekelermeer bij Alkmaar. Voor kleinschaliger bedrijven uit de categorieën lichte industrie, transport, distributie en groothandel acht de provincie het gebied ten noorden of zuiden van de N504 aan de westzijde van Oudkarspel en Noord-Scharwoude een geschikte optie. In het kader van het Structuurplan voor de gemeente Langedijk wordt hier nader op ingegaan. Inmiddels is de keuze gemaakt voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten noorden van de N504. Dit bedrijventerrein, Breekland, wordt door een brede groene buffer gescheiden van de bebouwing in Oudkarspel. Partiële herziening Streekplan 2000 De Partiële Herziening van het Streekplan is voor Oudkarspel met name van belang omdat de aanleg van nieuw bedrijventerrein ten westen van Oudkarspel ten behoeve van zowel de plaatselijke en de regionale vraag erin is opgenomen. In eerste instantie gaat het daarbij om 30 hectare. Na 2005 zal nadere besluitvorming plaats moeten vinden over de uitbreidingsrichting. Provinciaal Milieubeleidsplan De provinciale milieudoelstellingen worden nader uitgewerkt in het Provinciale Milieubeleidsplan (1995). De provincie stelt zich onder andere ten doel een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen, de mobiliteit te beperken en duurzaam bouwen en wonen te bevorderen. Provinciale doelstellingen woningbouw De provinciale doelstellingen wat betreft de woningbouw zijn vastgelegd in het Drieluik Wonen uit 1998, de Beleidsnotitie Wonen (1999) en de Beleidsnotitie Woningbouwtaakstellingen tot 2005. De provincie constateert dat in de komende jaren sprake zal zijn van een verandering van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte woningmarkt. Als gevolg daarvan zal de ruimtebehoefte toenemen. Om te voorkomen dat landschappelijke, natuur- en ecologische waarden worden aangetast streeft de provincie naar een meer gedifferentieerd woningaanbod, onder ander door woningbouw op herstructurerings- en inbreidingslocaties en de bouw van kleine nieuwe uitbreidingen bij steden. Belangrijke thema’s zijn verder duurzaamheid, aandacht voor specifieke groepen (ouderen, jongeren, lagere inkomensgroepen), verbetering van de leefbaarheid en koppeling van fysieke maatregelen aan sociale en economische aspecten. Wat betreft dit laatste vindt sturing plaats via de inzet van de ISV-gelden (ISV = Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). ................................................. .122.00.03.01.00.toe 18 ................................................................... 3.2 Structuurvisie HAL Samenwerking in HAL-verband Het Streekplan is op het niveau van drie HAL-gemeenten uitgewerkt in de Structuurvisie HAL, die in juli 1995 door de gemeenteraden van de drie gemeenten is vastgesteld. Centraal in de Structuurvisie staat het idee van de rode, de blauwe en de groene loper. Hierin worden de volgende voor Oudkarspel relevante conclusies getrokken: woningbouw zal onder andere plaats moeten vinden in het plangebied Sint Maarten, met overwegend laagbouw in een aantrekkelijke groene omgeving; de Dorpsstraat/Ambachtsdijk behoudt een belangrijke functie als recreatieve fietsroute; de bruikbaarheid van het Kanaal Omval-Kolhorn voor wandelende, fietsende en varende recreanten zal moeten worden verhoogd; de ecologische functie ervan zal moeten worden versterkt; wat betreft voorzieningen zal de nadruk moeten liggen op kwalitatieve verbeteringen, niet op uitbreiding. Inmiddels is de woningnieuwbouw in het gebied Sint Maarten grotendeels voltooid. Milieukwaliteitsplan HAL In 1996 is het Milieukwaliteitsplan voor het HAL-gebied opgesteld. Dit plan omvat een groot aantal milieudoelstellingen op zowel het niveau van de dorpen als op het niveau van de woning en de directe woonomgeving. in paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan Plan Blauwe Loper In het plan voor de Blauwe Loper (2000) worden plannen ontwikkeld voor de zone langs het kanaal Alkmaar-Omval-Kolhorn. Doelstelling is om het kanaal in plaats van een scheidend element om te vormen tot een bundelend element. Daartoe zal de kanaalzone worden ingericht voor recreatieve, ecologische en landschappelijke functies, inclusief: vergroting van het aantal lig- en aanlegplaatsen; natuurontwikkeling van de kanaaloevers; natuurbeheer van dijken; het oplossen van ecologische knelpunten; realisatie van een netwerk van voet- en fietspaden. Nabij Oudkarspel zijn de volgende maatregelen voorzien: omvorming van de westrand van het Kanaal Omval-Kolhorn tot een rietoever van 5 meter breed; aanleg van een lange droge duiker onder de N504 met aansluitende rietoevers; het oplossen van ecologische knelpunten met betrekking tot N242 en N245 en de toevoerwegen daar naar toe; ................................................. .122.00.03.01.00.toe 19 ................................................................... - - 3.3 Gemeentelijke VerkeersMilieuKaart (1992); startprogramma duurzaam veilig (2000) aanleg van "thematische fietsroutes", waaronder de vanuit cultuurhistorisch perspectief belangrijke route OudorpOudkarspel; inrichting van het gebied ten noorden en zuiden van Het Waartje ten behoeve van natuurontwikkeling en "land-art", met: • een wandelpad op de westoever als onderdeel van het voetpad in de route rond de polder Waarland; • een vlonderpad en voetbrug nabij het bedrijventerrein van Eecen; • aanleg van aanlegplaatsen bij Oudkarspel; • ecologische ontwikkeling, inclusief aanlegplaatsen in de Smuigelpolder. Gemeentelijke plannen In de Gemeentelijke Verkeersmilieukaart wordt ingegaan op de milieuconsequenties van verschillende varianten voor de uitbreiding met woon- en werkgebieden van Langedijk. Ten aanzien van Oudkarspel worden geen ingrijpende maatregelen aanbevolen. Wel wordt het wenselijk geacht de N504 een ZOAB-verharding te geven. In 2000 is, mede als vervolg op de Verkeersmilieukaart, het conceptStartprogramma Duurzaam Veilig opgesteld. In paragraaf 2.5 is al op de inhoud hiervan ingegaan. Versterking voorzieningen per kern (BRO, 1996) In deze rapportage wordt de winkelstructuur van de gemeente tegen het licht gehouden en worden aanbevelingen geformuleerd over te treffen maatregelen om de aantrekkingskracht van het detailhandelsapparaat te verhogen. Wat betreft Oudkarspel werd aanbevolen de supermarkt te verplaatsen, mogelijk naar een locatie in de nabijheid van de huidige vestiging. In de omgeving van de supermarkt zal vervolgens concentratie van het aanbod plaats moeten vinden door verplaatsing van bestaande winkels. Tevens zal een oplossing moeten worden gevonden voor het parkeerprobleem in de Dorpsstraat en zal de nieuwe winkelconcentratie goed moeten worden ontsloten richting de nieuwe woonwijk Sint Maarten. Planning en programmering Volkshuisvesting (1997) Volgens een inventarisatie van de gemeente zijn in de gemeente Langedijk nog mogelijkheden voor woningen op een aantal invullocaties en een aantal uitbreidingslocaties. In Oudkarspel gaat het om de locaties: Tivoli op de hoek van Spoorstraat en Dorpsstraat; de locatie Wijman aan de N504, waar in de periode 2000-2002 circa 20 woningen zouden kunnen worden gebouwd. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 20 ................................................................... De bovengenoemde locaties zijn in het voorliggende plan opgenomen. In paragraaf 4.1 en bijlage 4 wordt verder ingegaan op enkele andere mogelijke invullocaties. Vanaf circa 2005 zullen in gemeentelijk verband nieuwe grote woningbouwlocaties moeten worden gezocht. Besluitvorming hierover heeft plaatsgevonden in het kader van de Structuurvisie. herontwikkelingslocatie Tivoli Notitie huisvesting sociaalculturele activiteiten (1996); accommodatieplan (2000) In 1996 is op basis van deze notitie door de gemeente onder andere besloten: centrumfuncties zo veel mogelijk te huisvesten in het noordelijk deel van de kern Broek op Langedijk en het zuidelijk deel van de kern Zuid-Scharwoude; in Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk huisvestingsoplossingen te zoeken voor kerngebonden sociaal-economische activiteiten. Mede als vervolg hierop is in 2000 een concept-accommodatieplan voor de gemeente Langedijk opgesteld. Wat betreft Oudkarspel wordt ingegaan op de functie van het Behouden Huis. Deze accommodatie biedt momenteel te weinig ruimtelijke mogelijkheden en wordt niet optimaal benut. Nadere studie vindt plaats naar de mogelijkheid om de functie van dorpshuis, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang onder te brengen in de (uitbreiding van) de basisscholen in het dorp. Daarbij zal ook het mogelijk gebruik door de dansschool in de beschouwing moeten worden betrokken. Voor centrale voorzieningen als een sociaal-cultureel centrum, een jongerencentrum en een centrale bibliotheek blijven de inwoners van Oudkarspel aangewezen op nieuwe en bestaande voorzieningen elders in de gemeente. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 21 ................................................................... Bedrijventerreinen in de HAL (1996/1997); gemeentelijke behoefteberekening 2000 In dit rapport wordt een prognose opgesteld voor de behoefte aan bedrijventerrein in de drie HAL-gemeenten in de periode 1995-2010. De behoefte aan nieuw terrein in de drie gemeenten wordt berekend op maximaal 240 hectare bruto in 2010. Mede op basis hiervan berekende de gemeente Langedijk een behoefte van 45 hectare bruto in 2010. Als voorlopige zoeklocatie werd het gebied rondom de provinciale weg N504 direct ten westen van de Westelijke Randweg voorgesteld. Door de provincie werd dit idee positief ontvangen. Strategienotitie (1997) Binnen de gemeente Langedijk vindt een discussie plaats over de kerntaken van de gemeente. Naast de wettelijke taken van de gemeenten staat het de gemeente vrij om keuzen te maken ten aanzien van andere, autonome taken. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn met name de volgende doelen van belang: 1. Doorgaand verkeer zal zo snel mogelijk naar de "ruit" van doorgaande wegen in en om de gemeente moeten worden geleid. Gestreefd wordt naar het zo efficiënt mogelijk benutten van de bestaande verkeersstructuur voor bestemmingsverkeer. Binnen de verblijfsgebieden heeft langzaam verkeer prioriteit. 2. De waterrecreatiefunctie van de dorpen in de gemeente zal meer inhoud moeten krijgen. 3. Het gemeentebestuur zal de voorwaarden scheppen voor een gezond functionerend midden- en kleinbedrijf, maar een ongebreidelde uitbreiding van parkeervoorzieningen is in verband met de verkeersdoelstellingen, de leefbaarheid en de cultuurhistorische betekenis van de Dorpsstraat en omgeving niet wenselijk. 4. Gestreefd wordt naar een evenwichtige spreiding van onderwijsvoorzieningen en een efficiënt gebruik van bestaande accommodaties. 5. De waterrijke identiteit van Langedijk zal moeten worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. De verstedelijkingsdruk in de regio zal de cultuurhistorische identiteit van de kernen in de gemeente niet mogen aantasten. Waar mogelijk zullen cultuurhistorische waarden juist moeten worden versterkt. 6. Voor kerngebonden activiteiten zal per kern een goed samengesteld aanbod van accommodaties voor verenigingen (cultuur, hobby, sport) beschikbaar moeten zijn, waarbij gestreefd wordt naar een zo efficiënt mogelijk gebruik ervan. Voor nietkerngebonden activiteiten zullen op een centrale plaats in de gemeente goede voorzieningen beschikbaar moeten zijn, eventueel in combinatie met andere functies. 7. Woningbouw zal moeten worden afgestemd op de eigen behoefte. Bij bestemmingsplannen voor bestaande én nieuwe woongebieden zal de Langedijker identiteit (dorps karakter, ................................................. .122.00.03.01.00.toe 22 ................................................................... ruimte, water, groen) tot uitdrukking moeten komen. Inbreidingslocaties zullen mede in dat licht moeten worden beoordeeld op hun potenties. Woonkwaliteiten moeten ook bereikbaar zijn voor hen die zijn aangewezen op de sociale koopen huursector. Structuurvisie buitensportaccommodaties (1997) In deze Structuurvisie is de situatie wat betreft buitensportaccommodaties beoordeeld. Wat betreft Oudkarspel is geconstateerd dat de sportverenigingen voorlopig voldoende capaciteit hebben. bebouwingsstructuur eilanden Structuurvisie Langedijk (2000) In 2000 is de Structuurvisie Langedijk vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De uitkomsten van het planproces rond de Structuurvisie zijn geïntegreerd in het voorliggende bestemmingsplan. In de Structuurvisie zijn voor (de omgeving van) Oudkarspel twee ingrijpende maatregelen aan de orde: 1. Ondertunneling van de N504 en herstructurering van de gehele gebied in de omgeving van de N504, inclusief de sportvelden van Oudkarspel. Door ondertunneling ontstaat ruimte voor woningbouw en eventueel een concentratie van voorzieningen met ruime parkeermogelijkheden. Over de tunnelbak heen kan water worden geleid, zodat de historische waterverbinding via de Achterburggracht van Noord-Scharwoude naar Oudkarspel weer in ere kan worden hersteld. Het ambitieniveau van deze voorstellen is hoog. Indien de plannen ten uitvoer komen, zal dat waarschijnlijk pas aan het eind of na de planperiode voor het onderhavige plan zijn. In dat licht wordt er in dit plan van ................................................. .122.00.03.01.00.toe 23 ................................................................... 2. uitgegaan dat de ondertunneling niet in de planperiode plaatsvindt. Aanleg van een bedrijventerrein in het landelijk gebied ten westen van het dorp en ten noorden van de N504. Dit terrein, bedrijventerrein Breekland, zal door een brede buffer met groen en water van Oudkarspel worden gescheiden. Door toepassing van een adequate milieuzonering worden de nadelen voor Oudkarspel tot een minimum beperkt. Beide ontwikkelingen vinden in hoofdzaak buiten het plangebied van het voorliggende plan plaats. Het voorliggende plan staat de mogelijke ontwikkelingen niet in de weg. Nota Antennebeleid (2001) De gemeenteraad van Langedijk heeft op 6 november 2001 de Nota Antennebeleid Langedijk vastgesteld. Tot nog toe heeft de gemeente geen sturend beleid gevoerd ten aanzien van het plaatsen van zendmasten voor mobiele telefonie. Om te voorkomen dat de gehele gemeente vol komt te staan met dergelijke masten geeft de gemeente de voorkeur aan een centralisatie van antennes in enkele grote masten of op enkele gebouwen. Ten aanzien van woongebieden wordt in de nota aangegeven dat antennes zo veel mogelijk moeten worden geweerd. Alleen als er sprake is van “witte vlekken” kunnen ook in woongebieden antennemasten worden toegestaan, mits deze visueel worden “weggewerkt” en op gebouwen worden geplaatst. Antennemasten zijn wel toelaatbaar op sommige bedrijventerreinen. Binnen het plangebied gaat het daarbij om de terreinen van Eecen en Hart en in de nabijheid van Oudkarspel om de bedrijventerreinen De Mossel en De Wuyver en het toekomstige bedrijventerrein Breekland. Ook zijn antennemasten acceptabel langs provinciale wegen, indien de mast wordt geplaatst bij een knooppunt van wegen. De maximaal toegelaten hoogte van een antennemast is 30 meter (uit te breiden tot 40 meter indien alle 5 operators van deze mast gebruik maken). Gezien de spreiding van de locaties waar antennemasten worden toegestaan, is het niet noodzakelijk ook een vrijstelling op te nemen voor de woongebieden. Wijziging Woningwet Wat betreft aan- en uitbouwen en bijgebouwen is begin 2003 door de gemeente nieuw beleid geformuleerd. Dit was noodzakelijk in verband met de nieuwe wetgeving met betrekking tot vergunningvrij en lichtvergunningplichtig bouwen, die op 1 januari 2003 van kracht is geworden. Eerder had de gemeente besloten niet langer te werken ................................................. .122.00.03.01.00.toe 24 ................................................................... met de begrippen hoofd- en bijgebouwen en aan- en uitbouwen, maar omdat deze begrippen in de nieuwe wetgeving worden gehanteerd, is het wenselijk deze ook weer in de bestemmingsplannen te introduceren. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 25 ................................................................... 4 Beleidsdoelen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de doelstellingen voor de functionele en ruimtelijke ontwikkeling van Oudkarspel in de toekomst. 4.1 Functionele beleidsdoelstellingen 4.1.1 Wonen Bestaande woningen Het beleid is gericht op handhaving van de woonfunctie van de woongebieden. Beroepen en bedrijven aan huis zijn toegestaan, zolang deze activiteiten er niet toe leiden dat de woonfunctie ondergeschikt wordt aan de bedrijfsfunctie. Nieuwe woningen Na voltooiing van Sint Maarten zal naar alle waarschijnlijkheid geen verdere grootschalige woningbouw in Oudkarspel plaatsvinden. Alleen op invullocaties is dan nog woningbouw mogelijk. In bijlage 4 wordt ingegaan op 8 mogelijke locaties. In enkele gevallen zijn door particulieren initiatieven genomen voor woningbouw, in andere gevallen is sprake van locaties waar woningbouw in principe mogelijk is, maar waarvoor nog geen concrete initiatieven zijn genomen. De locaties zijn afgewogen op basis van een aantal criteria, die mede zijn ontleend aan de provinciale criteria voor woningbouw. Zo wordt gestreefd naar een zuinig ruimtegebruik, maar dat mag niet ten koste gaan van de identiteit van Oudkarspel. woningbouw Sint Maarten (2000) ................................................. .122.00.03.01.00.toe 27 ................................................................... Op basis van de genoemde afweging acht de gemeente woningbouw acceptabel op de volgende locaties: 1. een gebiedje ten westen van Schuitemaker en Nijverheidsstraat, waar ruimte is voor circa 8 woningen (locatie 1b in bijlage 4); 2. de locatie Wijman tussen Spoorstraat en N504; hier is ruimte voor circa 20 woningen (locatie 8 in bijlage 4); Daarnaast is op basis van eerder gemaakte afspraken woningbouw mogelijk op de zogenoemde locatie Tivoli op de hoek van Dorpsstraat en Spoorstraat (maximaal 10 woningen) en acht de gemeente woningbouw acceptabel op het perceel tussen Dorpsstraat 986 en 988 en het perceel ten westen van Engelenburg 9. Het betreft hier één woning per locatie. Eerder is sprake geweest van woningbouw ter plaatse van de voormalige kolfbaan aan de Dorpsstraat, maar omdat dit gebouw historische waarde heeft, wordt in eerste instantie getracht het gebouw in de huidige vorm te behouden. In verband met de sanering van het pand Voorburggracht 363 is in het plan tevens vervangende nieuwbouw voor deze locatie opgenomen. Vanwege de grootte van het erf en de ligging hiervan, is de realisering van twee woningen mogelijk. Naar aanleiding van de inspraakreacties is ten slotte een bouwmogelijkheid opgenomen voor één woning ter plaatse van een koolschuur naarst het perceel Woudmeerweg 38. Uitbreiding woonfunctie en woningonttrekking In principe is uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied mogelijk door de omzetting van bedrijven, winkels en maatschappelijke instellingen, waarbij nu niet wordt gewoond, in woningen. Omdat al in de huidige situatie bij nagenoeg alle bedrijven en winkels wordt gewoond is de mogelijke uitbreiding van het aantal woningen echter gering. De mogelijke toename wordt bovendien teniet gedaan door woningonttrekking als gevolg van de sloop en het samentrekken van woningen. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 28 ................................................................... Capaciteit woningbouw De capaciteit van de genoemde locaties bedraagt dus maximaal Schuitemaker/Nijverheidsstraat 8 woningen Wijman 20 woningen Voorburggracht 2 woningen Tivoli Dorpsstraat 10 woningen Tussen Dorpsstraat 986 en 988 1 woning Ten westen van perceel Engelenburg 9 1 woning Naast Woudmeerweg 38 1 woning saldo omzetting bedrijven/voorzieningen in woningen en woningonttrekking PM TOTAAL circa 43 woningen Of de genoemde aantallen woningen daadwerkelijk zullen worden gebouwd is afhankelijk van particulier initiatief. In alle gevallen zal aan diverse eisen moeten worden voldaan. Op milieubelemmeringen wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan. Bij bebouwing voor woningen zullen de te bouwen aantallen moeten passen binnen de doelstellingen wat betreft de aantallen te bouwen woningen in de gemeente in de komende jaren. Woonwagens Op dit moment is er een woonwagenlocatie aanwezig aan de Zaagmolenweg met 2 standplaatsen. Per 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. Hierdoor is tevens voor gemeenten de verplichting vervallen om een woonwagencentrum in stand te houden. De gemeente heeft, in overleg met de bewoners, aan één van de bewoners een aanbod tot grondverkoop gedaan voor de standplaatsen. In 1991 is het bestemmingsplan woonwagencentrum Zaagmolenweg vastgesteld. Hierin zijn toegelaten: woonwagens, bijgebouwen, bouwwerken en bijbehorende voorzieningen. In het voorliggende bestemmingsplan Oudkarspel wordt het woonwagenterrein als ................................................. .122.00.03.01.00.toe 29 ................................................................... zodanig aangeduid binnen de bestemming “Woondoeleinden II”. Hierdoor kan het huidig gebruik in stand blijven. De voorschriften zijn aangepast naar aanleiding van een recent ingediend bouwplan. Conform het vigerende bestemmingsplan blijven 3 standplaatsen toegestaan. Concluderend wordt (woon)bebouwing acceptabel gevonden op een viertal invullocaties. Het voorliggende plan zal daarvoor de voorwaarden moeten scheppen. Maximaal kunnen 43 woningen worden gerealiseerd. 4.1.2 Werken De milieuhinder van de bestaande bedrijven is, mede als gevolg van de bepalingen in de milieuvergunningen van deze bedrijven, niet zodanig dat verplaatsing ervan urgent is. Niettemin zou met name de verplaatsing van enkele bedrijven met een groot ruimtebeslag (Eecen, Hart) een goede zaak zijn, zowel omdat de milieubelasting van woningen dan afneemt, als omdat daarmee grote locaties beschikbaar komen voor nieuwe functies. De gemeente zal wat dit betreft echter geen initiërende rol op zich nemen. Als de betreffende ondernemers alternatieve vestigingsplaatsen zoeken, zal de gemeente daarbij wel haar diensten aanbieden. Met name het mogelijk nieuw aan te leggen bedrijventerrein Breekland ten westen van Oudkarspel biedt goede mogelijkheden. De bestaande bedrijven in het plangebied worden positief bestemd en krijgen waar mogelijk ook de mogelijkheid voor expansie. In de toekomst wordt binnen het plangebied geen grote uitbreiding van de bedrijvigheid voorzien. Wel heeft de raad uitgesproken dat op beperkte schaal de vestiging van bepaalde typen ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven aan met name de Dorpsstraat mogelijk moet blijven. Voorwaarden zijn: dat de betreffende bedrijven tot de lichtere milieucategorieën behoren (categorie 1 en 2 uit de VNG-nota Bedrijven en Milieuzonering); dat het zal moeten gaan om kleinschalige bedrijven, die passen binnen de fijnmazige bebouwingsstructuur; dat de bedrijven geen sterke verkeersaantrekkende werking mogen hebben; dat steeds een combinatie met de woonfunctie noodzakelijk is. Bij het terrein van houthandel Eecen is een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine bedrijven die geen milieuoverlast geven voor de omgeving. Van een uitwerking kan alleen sprake zijn ................................................. .122.00.03.01.00.toe 30 ................................................................... als een gecombineerd plan voor bedrijvigheid, recreatie en natuur wordt ontwikkeld. Voor detailhandel en horeca zijn in het navolgende aparte doelstellingen geformuleerd. 4.1.3 Voorzieningen Algemeen doel In algemene zin is het beleid gericht op het scheppen van de voorwaarden voor een goed functioneren van de commerciële, sociale en maatschappelijke instellingen in het dorp. In het navolgende wordt hierop per sector nader ingegaan. Detailhandel Voor het toekomstig beleid ten aanzien van de detailhandel wordt uitgegaan van de uitkomsten van de eerdergenoemde BROrapportage. Hierin wordt gepleit voor concentratie van de winkelvoorzieningen, uitbreiding van het supermarktaanbod en verbetering van de parkeervoorzieningen. voorzieningen Dorpsstraat ................................................. .122.00.03.01.00.toe 31 ................................................................... Supermarkt Aan de Dorpsstraat zijn de mogelijkheden voor de vestiging van een supermarkt van enige omvang, inclusief parkeervoorzieningen en bevoorradingsmogelijkheden voor grote vrachtauto's, beperkt. Enerzijds ontbreekt de fysieke ruimte, anderzijds is het gevaar voor een inbreuk op de historische, kleinschalige dorpsstructuur groot. Om die reden is een andere locatie gezocht. Daarbij werd als eis gesteld, dat de locatie: centraal moet liggen ten opzichte van woongebieden; goed ontsloten is voor auto’s, (brom)fietsen en voetgangers; dicht bij de Dorpsstraat ligt, zodat een wisselwerking met de winkels en voorzieningen in de Dorpsstraat kan ontstaan; voldoende ruimte biedt, zowel voor de winkel(s) als voor parkeervoorzieningen en bevoorrading. Een geschikte locatie is gevonden op de hoek van de Zaagmolenweg en de Voorburggracht. Hier zal een supermarkt worden gebouwd met een bedrijfsvloeroppervlak van circa 1100 m²; er worden 62 parkeerplaatsen aangelegd. Het naastgelegen speelveld wordt verkleind, maar behoudt zijn functie. Overige winkels Na verplaatsing en vergroting van de supermarkt is de economische ruimte voor meer winkels in Oudkarspel volgens de uitkomsten van het BRO-rapport gering. De raad heeft zich uitgesproken dat desondanks de vestiging van een gelimiteerd aantal nieuwe winkels mogelijk moet blijven, enerzijds om verplaatsing van winkels mogelijk te maken, anderzijds om verstarring te voorkomen. Daartoe is een vrijstellingsmogelijkheid in het voorliggende plan opgenomen, die het mogelijk maakt ten hoogste 5 winkels toe te voegen met elk maximaal 150 m² bedrijfsvloeroppervlak. Deze mogelijkheid geldt voor het deel van de Dorpsstraat tussen Lourens Bogtmansstraat en N504. Horeca Wat betreft de horeca heeft de gemeente Langedijk besloten geen nieuwe bedrijven in de gemeente toe te staan. Het bestaande aanbod kan in de huidige omvang en samenstelling blijven bestaan. Wel is conform eerdere afspraken de realisatie van daghoreca toegestaan in het Tivoligebouw op de hoek van Spoorstraat en Dorpsstraat. Medische en maatschappelijke instellingen In algemene zin streeft de gemeente op basis van het (nog vast te stellen) Accommodatieplan Langedijk naar clustering van voorzieningen. In Oudkarspel komt dit tot uitdrukking in de mogelijke samenvoeging van diverse maatschappelijke instellingen in of bij de basisscholen in het dorp. In het voorliggende plan is daarmee rekening gehouden. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 32 ................................................................... Beroepen aan huis zijn zonder meer mogelijk. Het maximaal daarvoor te benutten oppervlak bedraagt 50 m² per bouwperceel. De raad heeft zich er daarnaast voor uitgesproken om een beperkt aantal nieuwe maatschappelijke en medische voorzieningen mogelijk te maken (zonder bepaling met betrekking tot het maximaal oppervlak) echter alleen aan de Dorpsstraat. De toekomstige functie van het Behouden Huis, waarin nu een peuterspeelzaal en een dansschool zijn gevestigd, is mede afhankelijk van de mogelijke verplaatsing van deze voorzieningen naar een nieuw voorzieningencluster in of bij de basisscholen. Indien peuterspeelzaal en dansschool worden verplaatst, is een invulling van het behouden Huis met andersoortige maatschappelijke instellingen of met woningen mogelijk. Het is daarbij gewenst dat de karakteristieke verschijningsvorm van het pand behouden blijft. In de toekomst zouden eventueel ook maatschappelijke instellingen kunnen worden ondergebracht in het gebouw van de voormalige kolfbaan naast het Rechthuis. Ook op de locatie Tivoli zijn maatschappelijke instellingen toegestaan. herontwikkeling Kolfbaan Het bebouwingsvlak bij de Allemanskerk is vergroot ten opzichte van de bestaande situatie. Een wens tot uitbreiding en wijziging van de consistorie kan daarmee worden ingewilligd. Als randvoorwaarde is daarbij wel gesteld dat een afstand tot de waterlijn van 3 meter in acht moet worden genomen. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 33 ................................................................... Onderwijs Wat betreft de basisscholen is in verband met de toestroom van nieuwe leerlingen vanuit Sint Maarten enige uitbreiding van het aantal lokalen wenselijk. Tot 2015 zijn volgens gegevens van de gemeente in Oudkarspel 5 extra leslokalen noodzakelijk voor het basisonderwijs. Deze zullen, in combinatie met voorzieningen voor kinderdagopvang en naschoolse opvang bij het bestaande scholencomplex, worden gerealiseerd. Het voorliggende plan biedt daartoe de mogelijkheden. 4.1.4 Infrastructuur In het plan wordt uitgegaan van handhaving van de huidige infrastructuur. Wat betreft wegen biedt het plan wel de mogelijkheden voor een tweetal aanpassingen: 1. ontsluiting Eecen. Het plan biedt de mogelijkheid voor de aanleg van een nieuwe ontsluiting naar houthandel Eecen, in het verlengde van de Zaagmolenweg. Daarvoor zal de bestaande woning aan de Dorpsstraat 824 worden afgebroken. Door de nieuwe ontsluiting hoeft vrachtverkeer niet meer de bocht via de Dorpsstraat te nemen en ontstaat een extra ontsluiting ten behoeve van calamiteiten. 2. aansluiting Zaagmolenweg/Westelijke Randweg. Hier zal een rotonde worden aangelegd. Ten behoeve hiervan wordt het tracé van de Westelijke Randweg iets naar binnen verlegd. Zoals eerder aangegeven vindt omtrent de N504 in de planperiode nadere besluitvorming plaats. Bij ondertunneling kan de ruimte boven de tunnelbak eventueel worden benut voor woningbouw, voorzieningen, water en/of bedrijvigheid. Deze mogelijkheid blijft in het voorliggende plan buiten beschouwing. 4.1.5 Recreatie 't Waartje In het kader van de natuurontwikkeling in het weidegebied tussen Houthandel Eecen en Spoorstraat zal mogelijk langs de zuidrand van Het Waartje een recreatief voet/fietspad worden aangelegd. Het voorliggende plan maakt de aansluiting hiervan op de Spoorstraat mogelijk. Aan de westzijde van de polder sluit dit voetpad aan op de bestaande aansluiting tussen de Dorpsstraat en de polder (annex ijsbaan). Sportvoorzieningen Het toekomstperspectief van het sportcomplex Sint Maarten is mede afhankelijk van de te maken beleidskeuzen ten aanzien van de N504. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 34 ................................................................... Naar verwachting zal de bestaande situatie in de planperiode gehandhaafd blijven. Indien de N504 zou worden ondertunneld en de strook langs de N504 wordt herontwikkeld, zullen de sportvelden mogelijk moeten worden verplaatst. Recreatievaart De gemeente streeft ernaar de bruikbaarheid van de Achterburggracht en de Ringvaart voor de recreatievaart te verhogen. Daartoe zal het plan de mogelijkheid moeten bieden om de Achterburggracht weer in zuidelijke richting door te trekken naar de zuidkant van de N504. In het plangebied betekent dat het oorspronkelijk tracé van de Achterburggracht ten zuiden van de Spoorstraat moet kunnen worden hersteld. Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt is afhankelijk van de planvorming met betrekking tot het gebied rond de N504. Onafhankelijk van de doortrekking van de Achterburggracht biedt het gebied aan de Achterburggracht en aan de waterloop ten noorden van bedrijventerrein Eecen in de omgeving van de speeltuin goede mogelijkheden voor de kleinschalige voorzieningen voor de watersport in de vorm van een steiger, een picknickplaats, een schuilgelegenheid, en dergelijke. Overige speel- en groenvoorzieningen Bestaande recreatieve voorzieningen in de woongebieden (speel- en groenvoorzieningen) zullen worden gehandhaafd. speelvoorziening Sint Maarten 4.2 Historische elementen Beleidsdoelen bebouwing en openbare ruimte Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op het zo veel mogelijk behouden van historische en anderszins waardevolle elementen. Deze elementen zijn aangegeven op kaart 2. Het betreft: gebouwen met historische waarde; ................................................. .122.00.03.01.00.toe 35 ................................................................... - de historische bebouwingsstructuur in het als zodanig aangegeven gebied: de Dorpsstraat, de Voorburggracht, de Spoorstraat en de oudere buurtjes en individuele bebouwing op de voormalige eilanden. Overigens zal niet in alle gevallen op basis van het bestemmingsplan behoud van panden kunnen worden gegarandeerd. Als een pand in zeer slechte staat verkeert, kan sloop toch onvermijdelijk blijken. Archeologische en cultuurhistorische waarden Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie NoordHolland worden binnen het plangebied de volgende cultuurhistorische en archeologische waarden onderscheiden: 1. Het water van de Ringvaart en van Achterburggracht tussen Eecen en de Ringvaart wordt als “boezemwater met hoge waarde” onderscheiden. Het water is omstreeks de periode 1590 – 1635 gegraven. Het betreft hier een ringvaart met ringdijk, die kenmerkend is voor de kleinere droogmakerijen in WestFriesland. Bovendien gaat het om een oude bestuurlijke grens. 2. De Ambachtsdijk, een klein deel van het noordelijk deel van de Dorpsstraat en de Woudmeerweg ten noorden van de Dorpsstraat zijn onderdeel van een “wegenpatroon met hoge waarde”. Het gaat om wegen in landaanwinningsgebieden uit de 16e (Woudmeerweg) en 17de (Ambachtsdijk) eeuw. Daarbij wordt het volgende aangegeven: “de waarde van de rechte polderwegen ligt met name in de hoge ruimtelijke en genetische samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs de wegen en het rationele afwateringspatroon”. 3. Het kerkterrein van de Allemanskerk wordt als archeologisch gebied met hoge waarde aangemerkt. Het terrein moet worden behouden, omdat het om het terrein van de vroegste kerk uit de regio gaat (omstreeks 11de eeuw). Mogelijk bevinden zich op het terrein resten van eerdere houten kerken. 4. Het hele oude dorpsgebied van Oudkarspel van de Woudmeerweg tot en met de N504 wordt eveneens als gebied met hoge archeologische waarde aangemerkt. “De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen”. Lineaire nederzettingen langs dijken zijn kenmerkend voor West-Friesland. De gemeente streeft naar behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. Bij grotere bouwplannen binnen het op kaart 2 aangegeven gebied zal de gelegenheid worden gegeven voor archeologisch onderzoek. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 36 ................................................................... Rechthuis Groen en water Ook de historische groen- en waterelementen in het plangebied zullen zo veel mogelijk worden behouden. Het gaat daarbij om: het water van de Ringvaart, de Achterburggracht en de Barnewiel; het groen in de omgeving van de Barnewiel en rond de Allemanskerk. Bebouwing Wat betreft de bebouwing is er een scherp onderscheid tussen de vooroorlogse bebouwing langs Dorpsstraat, Ambachtsdijk, Spoorstraat, Laanweg en op de voormalige eilanden en de naoorlogse bebouwing. Dorpsstraat De bebouwing langs de Dorpsstraat wordt gekenmerkt door: een grote variatie wat betreft de aard van de bebouwing, waarbij de meeste gebouwen één bouwlaag met een steile zadel- of schildkap hebben, maar ook afwijkende bebouwing voorkomt; de aanwezigheid van veel karakteristieke bebouwing, waaronder veel stolpboerderijen, soms nog met ruime erven; een verticale geleding van de gevels van de bebouwing, met een fijne “korrelmaat” (overwegend kleinschalige bebouwing met een beperkte gevelbreedte); ................................................. .122.00.03.01.00.toe 37 ................................................................... gevarieerde bebouwing Dorpsstraat - een grote variatie in dichtheden, soms met aaneengeregen gebouwen direct grenzend aan het openbaar gebied, soms met vrijstaande woningen op enige afstand van de weg. Spoorstraat, Laanweg De bebouwing aan de Spoorstraat, Achterstraat en Laanweg bestaat overwegend uit vrijstaande woningen met één bouwlaag en een kap, meestal dwars op de weg, en in een strakke voorgevelrooilijn. Veel woningen hebben diepe achtertuinen, waarin soms grote schuren en loodsen zijn gebouwd. Ambachtsdijk De bebouwing aan de Ambachtsdijk ademt de sfeer van bebouwing in het buitengebied, waarbij typerende dijkbebouwing wordt afgewisseld met vrijstaande woningen en stolpen op ruime erven op enige afstand van de dijk. Voormalige eilanden Op de eilanden heeft veelal bebouwing in een hoge dichtheid plaatsgevonden. Doordat oorspronkelijke stegen tussen de ................................................. .122.00.03.01.00.toe 38 ................................................................... bebouwing hun functie hebben verloren, staan sommige woningen met hun achterzijde naar het openbaar gebied gericht. Tussen Kroonstraat en Liefdelaan is plaatselijk sprake van een dubbele oriëntatie op het openbaar gebied. Op de eilanden komt overwegend bebouwing in één bouwlaag met kap voor, waarbij de oorspronkelijke agrarische functie van sommige gebouwen nog zichtbaar is. Naoorlogse woongebieden In de naoorlogse woongebieden heeft geplande woningbouw plaatsgevonden in overwegend één of twee bouwlagen met kap, vrijstaand, dubbel of in rijen, waarbij per straatzijde of cluster samenhang bestaat in het aantal bouwlagen en het aantal aaneen gebouwde woningen en waarbij de bebouwing door de bouwvorm en de situering het wegtracé ondersteunt. Doelstelling beleid In algemene zin streeft de gemeente naar handhaving van de geschetste bebouwingsstructuur. Hierop wordt in het beeldkwaliteitsplan nader ingegaan. Ecologische waarden bestaande dorpskom Ecologische waarden ontwikkelingsgebieden Ecologie Zoals eerder aangegeven streeft de gemeente het bestaande water en groen in het plangebied te handhaven. Omdat het plan ook anderszins een voornamelijk conserverend karakter heeft en grotendeels betrekking heeft op bebouwd gebied, heeft het plan niet of nauwelijks gevolgen voor eventuele ecologische waarden. Op een aantal plekken maakt het voorliggende plan echter nieuwe ontwikkelingen mogelijk, die op hun effecten voor eventuele ecologische waarden moeten worden getoetst: 1. Supermarktlocatie Zaagmolenweg De supermarkt op de hoek van Zaagmolenweg en Voorburggracht komt binnen stedelijk gebied. Het op de betreffende locatie nu nog aanwezige sportveld wordt intensief benut en heeft geen natuurwaarde. 2. Woningbouwlocaties Wijman en Nijverheidsstraat De woningbouwlocaties nabij de N504 liggen ingeklemd tussen bestaande bebouwing en deze drukke weg. De locatie Wijman wordt deels benut als grondopslag, de locatie aan de Nijverheidsstraat als volkstuin. Ook hier is geen sprake van ecologische waarden. 3. Overige woningbouwlocaties Bij de overige locaties waar woningbouw mogelijk is, gaat het om kleine plekken tussen bestaande woonbebouwing. Ook hier zijn geen ecologische waarden in het geding. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 39 ................................................................... 4. Herontwikkeling noord- en oostzijde terrein Eecen Voor het noordelijk en oostelijk deel van het terrein van Eecen zijn al in de 90’er jaren plannen ontwikkeld (“Masterplan Eecen”). Deze plannen voorzagen in de aanleg van bedrijventerrein voor kleinere bedrijven, van natuur en groen aan de randen van het water en van speel- en recreatievoorzieningen aan de noordwestzijde van het terrein, ter plaatse van de bestaande speeltuin. In verband met de in het kader van de aanleg van de Blauwe Loper voorziene natuurfunctie van Het Waartje streeft het gemeentebestuur naar versterking van de natuurlijke functie van de delen van het terrein van Houthandel Eecen die grenzen aan Het Waartje en de waterloop ten noorden van het terrein. Hierover vindt nader overleg plaats met Eecen. Hoewel het terrein al decennia lang een bedrijfsbestemming heeft en de bedrijfsactiviteiten en de aanwezige woonboten aan de oever van ’t Waartje verstoring veroorzaken, is de kans dat hier beschermde dieren plantensoorten voorkomen, niet ondenkbeeldig. Het Natuurloket van het Ministerie van VROM geeft voor het betreffende gebied en zijn omgeving een vlindersoort, een amfibie en 3 soorten vaatplanten aan, die bescherming genieten op basis van de Natuurbeschermingswet, de Habitatrichtlijn en/of de Rode Lijst. Deze gegevens zijn niet volledig. De gemeente streeft naar handhaving van de leefmilieus van beschermde soorten. Om die reden is in de is in de uitwerkingsregels voor het betreffende gebied (zie paragraaf 6.2.2) bepaald dat voorafgaand aan de toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid ecologisch onderzoek plaats moet vinden. Overige natuurwaarden Buiten het plangebied krijgt in het kader van de aanleg van de Blauwe Loper het weidegebied tussen Houthandel Eecen en Spoorstraat een natuurfunctie. Water en de oevers van Achterburggracht en de Ringvaart maken deel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur; de natuurfunctie van deze wateren zal worden versterkt. In dit kader is ook het zogenoemde "otterproject" van de Stichting Het Noord-Hollands Landschap van belang. Het poldergebied ten oosten van Oudkarspel in de gemeente Harenkarspel wordt hierin als "uit te werken leefgebied" voor de otter aangemerkt. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 40 ................................................................... Achterburggracht Voor het noordelijk en oostelijk deel van het terrein van Eecen zijn al in de 90’er jaren plannen ontwikkeld (“Masterplan Eecen”). Deze plannen voorzagen in de aanleg van bedrijventerrein voor kleinere bedrijven, van natuur en groen aan de randen van het water en van speel- en recreatievoorzieningen aan de noordwestzijde van het terrein, ter plaatse van de bestaande speeltuin. In verband met de in het kader van de aanleg van de Blauwe Loper voorziene natuurfunctie van Het Waartje streeft het gemeentebestuur naar versterking van de natuurlijke functie van de delen van het terrein van Houthandel Eecen die grenzen aan Het Waartje en de waterloop ten noorden van het terrein. Hierover vindt nader overleg plaats met Eecen. Buiten het plangebied krijgt in het kader van de aanleg van de Blauwe Loper het weidegebied tussen Houthandel Eecen en Spoorstraat een natuurfunctie. Zichtlijnen open landschap Op een aantal plekken is het open landschap tussen de oudere bebouwing aan de Dorpsstraat en de Voorburggracht door nog zichtbaar. Dit geldt op een aantal plaatsen aan de Dorpsstraat richting Waarland en ten zuiden van zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf. Deze relatie bestaat ook andersom: vanaf het buitengebied is het historische dorpslint zichtbaar. Dit is in de gemeente Langedijk nagenoeg alleen nog bij Oudkarspel het geval. De gemeente gaat uit van het in stand houden van deze zichtlijnen. Dat geldt ook voor het zicht op het landelijk gebied vanaf de Ambachtsdijk. Infrastructuur Het beleid is gericht op: behoud van de bestaande wegenstructuur; versterking van de verblijfsfunctie van de uitgesproken woonstraten in de dorpskom ten koste van de verkeersfunctie. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 41 ................................................................... Zoals aangegeven in paragraaf 4.1.4 krijgt Houthandel Eecen een nieuwe rechtstreekse verbinding naar de Zaagmolenweg. Het plan biedt daarvoor de mogelijkheid. De beleidsdoelen zijn samengevat op bijgaande kaart 3. Dorpsstraat en Voorburggracht ................................................. .122.00.03.01.00.toe 42 ................................................................... 5 Milieu Zoals uit hoofdstuk 4 is gebleken, maakt het voorliggende plan op een aantal locaties nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In die gevallen is het noodzakelijk de milieueffecten te bepalen. In het navolgende wordt per locatie ingegaan op de beperkingen. 5.1 Bedrijven Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai Zoals aangegeven in paragraaf 2.3 komen in Oudkarspel bedrijven voor tot en met milieucategorie 4 uit de VNG-nota Bedrijven en Milieuzonering. Bedrijven uit de echt “zware” milieucategorieën (5 en hoger) komen niet voor. Dat wil echter niet zeggen dat geen rekening moet worden gehouden met de milieueffecten van bedrijven. Daarbij gaat het in de eerste plaats om het voorkomen van milieuhinder in zogenoemde “nieuwe situaties”. Dit zijn onder andere situaties waarin woningen worden gebouwd. De woningbouw op de eerder genoemde invullocaties zal er enerzijds niet toe mogen leiden dat de bestaande bedrijven in hun ontplooiingsmogelijkheden worden belemmerd, anderzijds zullen de bewoners van nieuwe woningen geen milieuhinder mogen ondervinden. In de tweede plaats is het wenselijk om op de bestaande bedrijventerreinen rekening te houden met de afstand tot woningen. Bedrijven uit lichte milieucategorieën kunnen zich in de nabijheid van woningen vestigen, bedrijven uit zwaardere milieucategorieën op grotere afstand. Daarbij zijn de afstandscategorieën uit de VNG-nota Bedrijven en Milieuzonering maatgevend. Deze normen gelden niet voor bestaande bedrijven. Op de wijze van bestemmen wordt in paragraaf 6.2.2 nader ingegaan. Aan de Spoorstraat bevindt zich een LPG-vulpunt. Binnen een afstand van 80 meter hiervan mogen op basis van de “Integrale nota LPG” uit 1984 geen woningen en andere gevoelige objecten worden gebouwd. Het gaat daarbij om nieuwe situaties. In het voorliggende bestemmingsplan is het niet mogelijk om nieuwe woningen en andere gevoelige objecten te realiseren. Wel valt het bouwvlak van het horecabedrijf aan de Spoorstraat 124 deels binnen de cirkel van 80 meter van het vulpunt. Dit bedrijf mag daarom - afgezien van ondergeschikte gebouwen - niet in zuidelijke richting worden uitgebreid. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 43 ................................................................... Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij nieuwe situaties langs wegen of bij aanleg of reconstructie van wegen en geluidsonderzoek dient te worden verricht. Van een nieuwe situatie is onder andere sprake bij de bouw van nieuwe woningen. Het geluidsniveau mag in principe de 50 dB(A) niet te boven gaan. Een onderzoek naar geluidsniveau kan achterwege blijven als een weg of een gebied als 30 km/uur-zone is ingericht. De gemeente Langedijk stelt zich ten doel geheel Oudkarspel met uitzondering van de Zaagmolenweg, als 30 km/uurzone in te richten. Bij de vaststelling van het onderhavige plan zal deze 30 km/uur-zone een feit zijn. In Oudkarspel kunnen zich nieuwe situaties voordoen als gevolg van: a. de bouw van woningen op de genoemde inbreidingslocaties; b. de omzetting van bedrijven en maatschappelijke instellingen waarbij nu niet wordt gewoond in woningen. In het navolgende wordt hier nader op ingegaan. Milieuaspecten invullocaties Het voorliggende plan laat de bouw van nieuwe woningen toe op zes locaties. In het navolgende wordt ingegaan op de milieubeperkingen. Schuitemaker/Nijverheidsstraat Bij de invullocatie aan de Schuitemaker/Nijverheidsstraat (locatie 1b) doen zich geen beperkingen voor als gevolg van de aanwezigheid van bedrijvigheid. De afstand tot bedrijventerrein De Mossel is zodanig (80 meter) dat nieuwe woningen geen belemmering vormen voor de ontplooiingsmogelijkheden voor de bedrijven op dit bedrijventerreinen en andersom dat geen onaanvaardbare hinder optreedt voor de bewoners van de nieuwe woningen. Anders is het met de geluidhinder als gevolg van wegverkeer op de N504. In bijlage 2 wordt berekend dat de 50 dB(A)-contour van de N504 in het maatgevende jaar 2010 op 195 meter van de wegas ligt en de 55 dB(A)-contour op 95 meter van de wegas. 55 dB(A) is het maximale geluidsniveau waarvoor Gedeputeerde Staten nog ontheffing kunnen verlenen (Wet geluidhinder, artikel 83, lid 1). Dat betekent dat de hele locatie binnen de 55 dB(A)-contour ligt. Woningbouw is alleen mogelijk als geluidwerende maatregelen worden getroffen. Om te bepalen wat de aard van de te treffen maatregelen moet zijn, heeft een aanvullende geluidsberekening plaatsgevonden volgens de zogenoemde Standaard-Rekenmethode II. De uitkomsten hiervan zijn eveneens opgenomen in bijlage 2. Berekend is dat, om het geluidsniveau aan de (achter)gevels van de te bouwen woningen terug te brengen naar 50 dB(A) een geluidsscherm noodzakelijk is van 3 meter hoog; voor een ................................................. .122.00.03.01.00.toe 44 ................................................................... geluidsniveau van 55 dB(A) is een geluidsscherm van 1,30 meter hoog noodzakelijk. Het scherm moet in beide gevallen circa 225 meter lang worden; uitgegaan is van bouw ervan op circa 2 meter ten noorden van de rijbaan van de N504. Het aanwezige fietspad moet enigszins in noordelijke richting worden verlegd. De woonstraten in de omgeving van de bouwlocatie zullen een 30 km/uur-inrichting krijgen. De locatie ligt buiten de geluidszone van de Voorburggracht. Locatie Wijman, Spoorstraat Bij de locatie Wijman moet rekening worden gehouden met milieuhinder als gevolg van de aanwezigheid van het garagebedrijf met tankstation aan de N504. Belangrijkste beperkende factor is de aanwezigheid van een LPG-vulpunt. Krachtens de Integrale nota LPG (21 maart 1984) moet een bebouwingsvrije afstand van dit vulpunt tot een woongebied worden aangehouden van 80 meter. Voor een ondergronds reservoir geldt een minimumafstand van 40 meter en voor een afleverzuil 20 meter. Voor overige gebouwen en incidentele dienst- en bedrijfswoningen geldt een minimale afstand tot het vulpunt van 30 meter. Omdat het vulpunt op het meest oostelijke deel van het terrein staat, belemmert hij de bouw van woningen in het westelijke gebied niet. Spoorstraat Ter hoogte van de locatie Wijman moet verder rekening worden gehouden met wegverkeerslawaai als gevolg van verkeer op de N504. De 50 dB(A)-contour ligt op 245 meter van de weg, de 55 dB(A)-contour op 125 meter (bijlage 2). Ook hierbij geldt dus dat voor woningbouw afschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Ook voor deze locatie hebben daarom aanvullende berekeningen plaatsgevonden. Bij een geluidswal met een hoogte van 5 meter op ................................................. .122.00.03.01.00.toe 45 ................................................................... ruim 2 meter vanaf het fietspad aan de noordkant van de N504 kan, nadat Gedeputeerde Staten een hogere toelaatbare geluidswaarde van 55 dB(A) hebben vergund, op een groot deel van het terrein woningen worden gebouwd. Daarvoor is het noodzakelijk een geluidswal met een lengte van circa 420 meter aan te leggen. Locatie Tivoli De locatie Tivoli ligt ingeklemd tussen andere bebouwing. Exclusief de afschermende werking van die bebouwing bedraagt het geluidsniveau aan de gevel 52 dB(A). Dit betekent dat voor deze locatie een hogere waardenprocedure moet worden gevolgd, tenzij uit nader onderzoek blijkt dat het geluidsniveau inclusief de afschermende werking van de omringende bebouwing minder dan 50 dB(A) bedraagt. Indien geluidwerende voorzieningen worden aangelegd ten behoeve van de woningbouw op de locatie Wijman kan een dergelijk onderzoek achterwege blijven omdat in dat geval het geluidsniveau ter hoogte van de locatie Tivoli minder dan 50 dB(A) wordt (zie bijlage 2). Ook bij de locatie Tivoli heeft eventuele woningbouw geen gevolgen voor de ontplooiingsmogelijkheden van bedrijven. Locatie Voorburggracht De Voorburggracht is onderdeel van het gebied waar een 30 km/uur regime geldt. Locatie Woudmeerweg Ook de Woudmeerweg valt binnen de 30 km/uur zone. Locatie Engelenburg De bouwlocatie aan de Engelenburg ligt op zodanige afstand van de Westelijke Randweg, dat het geluidsniveau aan de gevel van een te bouwen woning de 50 dB(A) niet overschrijdt. Locatie Dorpsstraat 986-988 De bouwlocatie tussen de percelen Dorpsstraat 986-988 ligt in het gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt. Milieuaspecten functiewijziging Het grootste deel van de percelen in Oudkarspel krijgt een woonbestemming. Alleen grotere bedrijven en maatschappelijke instellingen worden als zodanig bestemd. In een aantal gevallen vallen binnen de woonbestemming panden waarin momenteel niet wordt gewoond. In het bestemmingsplan is een vrijstelling opgenomen, die voorziet in de mogelijkheid van een functieverandering naar wonen, al dan niet in combinatie met een bedrijfsfunctie (artikel 4, lid 5c). Bij omzetting van een bedrijf of ................................................. .122.00.03.01.00.toe 46 ................................................................... maatschappelijke instelling in een woning is sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen het plangebied doet deze situatie zich voor bij de volgende percelen: Adres Dorpsstraat 793 Dorpsstraat 848 Dorpsstraat 850 (Behouden Huis) Dorpsstraat 861 (Rechthuis) Spoorstraat 2A Voorburggracht 380 Perceel achter Voorburggracht 501 huidig gebruik Opslag Bakkerij dansschool, peuterspeelzaal museum, trouwzaal Artsenpraktijk Opslag Opslag Omdat de Dorpsstraat als 30-kilometerzone wordt ingericht, zijn er geen akoestische gevolgen, met uitzondering van het perceel Spoorstraat 2A, dat binnen de zone van de N504 ligt. Voor dit perceel zal in samenhang met de locatie Tivoli mogelijk eveneens een hogere waarde worden aangevraagd voorafgaand aan de vaststelling het plan. Concluderend: Ten behoeve van de woningbouw op de locaties Schuitemaker/Nijverheidsstraat en Wijman/Spoorstraat zal, voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan, aan Gedeputeerde Staten worden verzocht een hogere waarde van 55 dB(A) in verband met wegverkeerslawaai te verlenen. Motivatie daarvoor is het invullen van een open ruimte tussen/bij bestaande bebouwing. Om de geluidswaarde van 55 dB(A) te bereiken zijn langs een groot deel van de N504 geluidwerende voorzieningen noodzakelijk. Daarnaast zal een hogere waarden-procedure worden gevolgd voor de locatie Voorburggracht 363. Of ook een dergelijke procedure plaats zal vinden met betrekking tot de locatie Tivoli aan de Dorpsstraat en het perceel Spoorstraat 2A is afhankelijk van de verdere besluitvorming ten aanzien van de aanleg van geluidwerende voorzieningen ten behoeve van woningbouw op locatie Wijman. Deze besluitvorming (en de eventuele hogere waardenprocedure) vindt voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende plan plaats. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 47 ................................................................... 5.2 Grotere wateren Hoofdwaterlopen Waterhuishouding Huidige waterhuishoudkundige situatie De grootste waterlopen bij Oudkarspel zijn het Kanaal AlkmaarOmval-Kolhorn, het Waartje, de Achterburggracht en de wateren van het Waartje naar de Achterburggracht. Deze wateren zijn in het provinciale Waterhuishoudingsplan Stilstaan bij de stromen gekwalificeerd als “Boezemwater met nevenfunctie natuur”. Voorzover zij onderdeel uitmaken van het plangebied hebben deze wateren in het bestemmingsplan de bestemming “Water”. Het Kanaal AlkmaarOmval-Kolhorn maakt deel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. De huidige waterhuishoudkundige situatie is aangegeven op de Leggerkaart en de Peilenkaart van het Waterschap GrootGeestmerambacht. Binnen het plangebied zijn hoofdwaterlopen: een oost-westverbinding vanaf de Achterburggracht ter hoogte van de huidige ontsluiting van Eecen op de Dorpsstraat via het waterstelsel door Barnewiel naar de Westelijke Randweg; een oostwestverbinding ten zuiden van zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf; een sloot vanaf de Achterburggracht ten zuiden van de Spoorstraat naar Noord-Scharwoude. Deze laatste sloot heeft een belangrijke functie voor de voeding van Noord-Scharwoude, maar is daar nauwelijks op berekend. Bij een grote inlaatbehoefte doen zich peilverhogingen voor in het gebied ten noorden van de Spoorstraat. Bij woningbouw op het terrein Wijman verzoekt het Waterschap tevens een oplossing te zoeken voor dit probleem (aanleg van een bypass). De genoemde wateren zijn, voorzover ze bovengronds lopen, op de plankaart als zodanig aangeduid. Overige waterlopen De overige wateren binnen het plangebied vallen onder de categorie “stedelijke wateren” en “schouwsloten”. Hiervan zijn alleen de grotere wateren, die vanuit stedenbouwkundig opzicht van belang zijn, op de plankaart aangeduid. De waterhuishoudkundige belangen ten aanzien van deze wateren zijn in de voorschriften beschermd door een algemene verwijzing naar het Keur van het Waterschap GrootGeestmerambacht in artikel 3. Peilen In het plangebied heeft het centrale en middendeel van de Dorpsstraat een vrije afwatering op de boezem. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 48 ................................................................... Voor het overige komen - afgezien van het boezempeil van de grotere wateren - vijf waterpeilen voor: een klein deel van de noordzijde van de Ambachtsdijk valt onder het peil van de noordelijk gelegen polder (peil t.o.v. N.A.P – 2,90 meter); de Allemanskerk valt binnen de polder ten oosten van het plangebied (peil –3,20 meter); in gebied ten westen van de Dorpsstraat en ten zuiden van de Ambachtsdijk bedraagt het peil –2,50 ten opzichte van N.A.P.; het poldertje waarin Eecen is gevestigd, Zuiderkoog, heeft een peil van –2,05; de zuidoostelijke kant van de Dorpsstraat en de Spoorstraat vallen onder hetzelfde peil als een groot deel van NoordScharwoude: -1,45 meter. Waterkwaliteit In de polder Zuiderkoog (terrein Eecen) is de kwaliteit van het oppervlaktewater door het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen als slecht beoordeeld. Het gemaaltje op het terrein van Eecen slaat het water direct uit op de boezem, waardoor de vervuiling verder wordt verspreid. Sanering wordt wenselijk geacht. Gemalen en overstorten In het plangebied komt één poldergemaal voor: het genoemde gemaal op het terrein van houthandel Eecen nabij de beoogde nieuwe ontsluiting in het verlengde van de Zaagmolenweg. Dit gemaal is recent vernieuwd, mede omdat op het terrein van Eecen van tijd tot tijd wateroverlast optrad. Volgens gegevens van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen zijn er in het plangebied twee overstorten: achter het perceel Voorburggracht 395 in de eerdergenoemde hoofdwatergang van de Achterburggracht naar de Westelijke Randweg; ter hoogte van het einde van de Engelenburg in de hoofdwaterloop ten zuiden van de zuurkoolfabriek. Bij beide overstorten is de waterkwaliteit als matig beoordeeld; bij de overstort bij de Engelenburg ook de bouwkwaliteit. Het Waterschap acht het wenselijk om binnen de polder Zuiderkoog te komen tot extra waterbergend vermogen, zeker als verdere bebouwing van dit terrein plaatsvindt. In de voorschriften (artikel 15) is hiermee rekening gehouden. Oevers De oevers van de waterlopen hebben in het algemeen aan de zijde van de bebouwing een harde beschoeiing. In het kader van de aanleg van de Blauwe Loper wordt gestreefd naar meer natuurlijke oevers en een natuurlijke inrichting van de polder ten zuiden van Eecen (buiten ................................................. .122.00.03.01.00.toe 49 ................................................................... het plangebied). Het bestemmingsplan staat dit niet streven niet in de weg. Riolering De oudere delen van Oudkarspel zijn via een gemengd systeem aangesloten op een verzamelriool ten zuiden van de N504. In het woongebied Barnewiel is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, in de nieuwbouwwijk Sint Maarten verbeterd gescheiden rioolstelsel. Hierbij wordt schoon hemelwater op het oppervlaktewater geloosd en vervuild water via een persleiding naar het rioolgemaal aan de Oeverzegge wordt geleid. Beleidsdoelen De beleidsdoelen ten aanzien van de waterhuishouding zijn vastgelegd in een groot aantal nota’s. Op provinciaal niveau is het eerdergenoemde Waterhuishoudingsplan van belang. Hierin formuleert de provincie algemene doelen ten aanzien van onder andere: verhoging van het waterbergend vermogen; het bestrijden van vervuiling (water, waterbodems, oevers); uitbreiding van natuurlijke oevers, deels als onderdeel van ecologische verbindingszones; versterking van de recreatieve mogelijkheden. water Sint Maarten (situatie 2000) Op regionaal niveau zijn deze laatste twee doelen uitgewerkt in het ontwerp-Waterbeheersplan an de Waterschappen in Hollands Noorderkwartier. Deze nota omvat naast algemene doelstellingen ook doelstellingen omtrent het gebied van het Waterschap Groot Geestmerambacht, onder andere wat betreft actualisering van de keur en andere beleidsinstrumenten, de opstelling van een ligger voor de waterkeringen en een waterkansenkaart en samenwerking met de betrokken gemeenten. Het plan bevat geen specifieke maatregelen ten aanzien van het plangebied. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 50 ................................................................... In het Kadebeheerplan 1996-2003 van het Waterschap GrootGeestmerambacht geeft het Waterschap aan te streven naar het verwerven van de eigendom van kaden. Daarmee kan maximaal inhoud worden gegeven aan de primaire en afgeleide doelstellingen wat betreft het beheer van de kaden (primair: waterkering; secundair: recreatieve en natuurdoelstellingen). In het plangebied komen waterkerende kaden voor rond het terrein van Eecen en aan de noordkant van het plangebied langs de oever van de Ringvaart. Deze laatste kade heeft tevens een functie als wandelpad richting Dirkshorn. Toekomst In de toekomst zullen in het plangebied geen ingrijpende aanpassingen wat betreft de waterhuishouding plaatsvinden. Het voorliggende plan biedt op een aantal punten de ruimte om knelpunten op te lossen: bij de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op het terrein Wijman is een bepaling opgenomen over aanleg van een nieuwe waterloop; in de bestemmingsregeling ten aanzien van het noordelijk deel van het terrein van houthandel Eecen is in de uitwerkingsregels een passage opgenomen over de toevoeging van waterberging en de realisatie van ecologisch te beheren oevers. De aanleg van nieuwe voorzieningen ten aanzien van de waterhuishouding is mogelijk binnen de algemene wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van gebouwen voor algemene nutsvoorzieningen (artikel 20). Ondergrondse voorzieningen, duikers, waterkeringen en dergelijke zijn in de bestemmingen inbegrepen. Bij de bouw van nieuwe woningen streeft de gemeente waar mogelijk naar aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. 5.3 Bodemvervuiling Overige milieuaspecten Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van de bouw van nieuwe woningen is bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bodemonderzoek heeft plaatsgevonden voor de locaties Nijverheidsstraat en Wijman. Daaruit blijkt dat er op de locatie Nijverheidsstraat geen sprake is van bodemvervuiling. Op de locatie Wijman is verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Deze verontreiniging is gesaneerd. Deze sanering zal nog moeten worden geëvalueerd. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 51 ................................................................... Straalverbindingen Over het oostelijk deel van het plangebied loopt een straalverbinding van de KPN. Binnen de zone hiervan, die op de plankaart is aangegeven, mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan 25 meter hoogte. Het plan biedt daartoe geen mogelijkheden. Duurzaamheid Duurzaam bouwen is in de gemeente Langedijk uitgangspunt van beleid en heeft betrekking op het gehele proces van ontwerpen, bouwen, gebruiken, beheren, slopen en hergebruiken. Dit uitgangspunt is verwoord in het Milieukwaliteitsplan HAL uit 1996, waarin zowel op het niveau van wijken en buurten als het niveau van woningen doelstellingen voor het beleid zijn vastgelegd. Het streven naar duurzaamheid komt in het voorliggende bestemmingsplan tot uiting in: een efficiënt en zuinig gebruik van de ruimte; het bevorderen van duurzaam bouwen op inbreilocaties; een efficiënte verkeerscirculatie; de toepassing van een milieuzonering op het bedrijventerrein. Waar mogelijk worden gestreefd naar: toepassing van duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie, nu of in de toekomst; energiebesparing door duurzaam bouwen en door een duurzame bedrijfsvoering; duurzaam waterbeheer door afkoppeling en infiltratie van regenwater dat op daken, terreinen en wegen valt en waterbesparing; bevordering van de leefbaarheid door het beperken van emissies, geluidhinder en CO2-uitstoot; duurzaam bouwen op basis van de eisen uit het Nationaal Pakket Duurzame Utiliteitsbouw. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit de brochure Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 52 ................................................................... 6 Juridische vormgeving 6.1 Algemeen Ingevolge artikel 12 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 (Bro) moet een bestemmingsplan worden vervat in: a. een omschrijving van de bestemmingen, waarbij het toe te kennen doel of de doeleinden worden aangegeven, alsmede in het voorkomende geval een beschrijving in hoofdlijnen van de wijze waarop met het plan dat doel of die doeleinden worden nagestreefd; b. een of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden worden aangewezen; c. voorzover nodig, voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen; d. voorzover nodig uitwerkings-, wijzigings- en vrijstellingsbepalingen. Voorts dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportage van de inspraak. In de voorschriften is in aansluiting op de in het Besluit 1985 aangegeven mogelijkheid, een algemene beschrijving in hoofdlijnen opgenomen, alsmede een beschrijving in hoofdlijnen bij een aantal bestemmingen. De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan hoe met het plan de in de betreffende bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd. De beschrijving dient om richting te geven aan de wijze van uitvoering van de inrichting van de openbare ruimten en als indicatie voor het stellen van nadere eisen en de toepassing van de vrijstellings-, wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheid. De op de afzonderlijke bestemmingen betrekking hebbende beschrijving in hoofdlijnen is opgenomen bij de betreffende bestemming. Zowel de inrichting van de openbare ruimte als de bebouwing dienen in overeenstemming te zijn met de beschrijving in hoofdlijnen. De in de beschrijving opgenomen criteria ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur zijn bindend voor het gemeentebestuur. Voor het handelen van burgers is de toetsing aan de beschrijving in hoofdlijnen beperkt tot het bouwen, het uitvoeren van werken en werkzaamheden, indien daarvoor een vergunning nodig is. Voor het ................................................. .122.00.03.01.00.toe 53 ................................................................... gebruik is de binding aan de beschrijving in hoofdlijnen alleen aanwezig indien in de voorschriften een duidelijke relatie met de beschrijving in hoofdlijnen is gelegd. Additionele voorzieningen In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere regeling in het algemeen niet nodig. Voorzover uitsluiting of een nadere regeling gewenst is, kan dit uitdrukkelijk in de voorschriften worden vermeld. Indien dergelijke voorzieningen beperkingen met zich meebrengen, kan dat in onderling overleg tussen belanghebbenden worden geregeld. Onder de zogenaamde getolereerde activiteiten zijn ingevolge Kroonjurisprudentie niet begrepen grootschalige voorzieningen, zoals het landelijk net van aardgasleidingen met een druk van 20 bar en meer en hoogspanningsleidingen. Voor dergelijke leidingen dient een regeling te worden opgenomen. In het plangebied komen deze leidingen niet voor. 6.2 Plansystematiek 6.2.1 Algemeen Hoofdopzet Over de plansystematiek heeft op 29 april 1999 een raadsconferentie plaatsgevonden, waarbij verschillende mogelijkheden de revue zijn gepasseerd. De raad heeft een voorkeur uitgesproken voor een plan, waarin geen onderscheid wordt gemaakt in hoofd- en bijgebouwen en waar de bouwmogelijkheden zijn vastgelegd in bouwstroken. In het plan is daarbij uitgegaan van ruim bemeten bouwstroken, zodat de burgers in het algemeen vrij ruime mogelijkheden hebben om hun pand te vergroten en het aantal vrijstellings- en artikel 19-procedures kan worden beperkt. Deze procedures zouden in de toekomst dan ook uitsluitend incidenteel moeten worden toegepast. In het voorliggende plan is in het algemeen bij vrijstaande woningen uitgegaan van een diepte van de bouwstrook van 15 meter en bij andere woningen van 12 meter. Bij panden die in de huidige situatie niet binnen een strook van 12 of 15 meter passen, is aansluiting ................................................. .122.00.03.01.00.toe 54 ................................................................... gezocht bij de bestaande situatie. Deels zijn schuren achter woningen daarbij als ondergeschikt gebouw beschouwd. In de oudere dorpsdelen zijn daarnaast aanvullende eisen gesteld aan karakteristieke gebouwen en aan de gevelbreedte. Daarop wordt in het navolgende nader ingegaan. Om de doelstelling van handhaving van de bestaande beeldkwaliteit te ondersteunen wordt het bestemmingsplan gecombineerd met een beeldkwaliteitsplan, dat zelfstandig door de raad wordt vastgesteld. Het beeldkwaliteitsplan heeft alleen betrekking op de oudere dorpsdelen en omvat richtlijnen ten aanzien van de bebouwing in relatie met de openbare ruimte. Daarbij gaat het onder andere om: het type woningen; de horizontale en verticale geleding van straatwanden; goot- en bouwhoogtes, kapvormen en nokrichtingen; architectonische accenten; de situering van gevels ten opzichte van de openbare ruimte; kleur- en materiaalgebruik bij gebouwen; erfafscheidingen en hagen. verschillen in kappen en nokrichtingen aan de Dorpsstraat Deels zijn deze richtlijnen aanvullend op het bestemmingsplan (bij voorbeeld ten aanzien van de geleding), deels gaat het om richtlijnen die niet in het bestemmingsplan mogen worden opgenomen (architectonische accenten, kleur- en materiaalgebruik). De genoemde richtlijnen dienen als toetsingskader voor het welstandstoezicht en zullen worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. De welstandsrichtlijnen komen tot stand in een interactief proces met de betrokken bewoners. Het beeldkwaliteitsplan is in een aparte publicatie ondergebracht. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 55 ................................................................... Op de plankaart zijn binnen verschillende bestemmingen panden als “karakteristiek” gekwalificeerd. Hieronder vallen naast de Rijksmonumenten (Allemanskerk, Rechthuis) een aantal panden van na 1850. Criterium voor deze aanduiding is dat het om panden moet gaan die zowel qua bouwvorm als qua detaillering oorspronkelijk zijn, waarbij zij door hun forse bouwvorm een zodanige uitstraling op de wijdere omgeving hebben dat zij beeldbepalend zijn voor het dorp of waarbij zij door hun voorkomen in samenhang met andere (waardevolle) bebouwing beeldbepalend zijn voor het dorp. Als achtergrondinformatie voor de beoordeling van panden na 1850 zijn gegevens uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) gebruikt. Hierbij moet worden opgemerkt dat het MIP een brede inventarisatie van mogelijk beschermingswaardige panden vormt. Het MIP zal gevolgd worden door het Monumenten Selectie Project; dit MSP is momenteel in procedure. Voor de als “karakteristiek” gekwalificeerde panden geldt dat gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande bouwvorm. Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe bij bouwplannen nadere eisen stellen. Seksinrichtingen Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod uit het strafrecht gehaald. Dat betekent dat voortaan op gemeentelijk niveau beleid ten aanzien van “seksinrichtingen” moet worden gevoerd. In bestemmingsplannen zal moeten blijken of en zo ja waar seksinrichtingen worden toegelaten. In verband hiermee is in de gemeente Langedijk het “Paraplubestemmingsplan Prostitutiebeleid” opgesteld. Hierin wordt bepaald dat seksinrichtingen, behoudens vrijstelling op basis van artikel 19 van de W.R.O., in de gehele gemeente zijn uitgesloten. In het voorliggende bestemmingsplan is daarop aangesloten. 6.2.2 Bestemmingen In het plan is een onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen: Woondoeleinden I; Woondoeleinden II; Bedrijventerrein; Maatschappelijke instellingen; Detailhandel; Groenvoorzieningen; Sportterrein; Agrarisch gebied; Verblijfs- en verkeersdoeleinden; Wegverkeer; Water; ................................................. .122.00.03.01.00.toe 56 ................................................................... - Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen. In het navolgende komen deze bestemmingen aan de orde. Bestemming Aanduiding specifieke functies Woondoeleinden I De bestemming “Woondoeleinden I” betreft de oudere dorpsdelen: Dorpsstraat, Spoorstraat, Laanweg, Ambachtsdijk, Nijverheidsstraat, Schuitemaker, Engelenburg, Kroonstraat, Liefdelaan en delen van de Voorburggracht. In dit gebied heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter: de bestaande, historisch bepaalde karakteristiek van bebouwing en openbare ruimte moeten worden gehandhaafd. Zoals eerder aangegeven is voor dit deel van Oudkarspel ter ondersteuning van deze doelstelling een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De bouwvlakken binnen deze bestemming zijn zodanig gesitueerd, dat bestaande zichtlijnen zo veel mogelijk in tact blijven. In de praktijk is dit echter moeilijk af te dwingen: door beplanting kunnen de zichtlijnen alsnog worden onderbroken. Binnen de bestemming “Woondoeleinden I” zijn aanduidingen opgenomen voor detailhandel, horeca, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Dit met uitzondering van de grotere bedrijven en maatschappelijke instellingen aan de Dorpsstraat, die een eigen bestemming hebben gekregen. De binnen de bestemming “Woondoeleinden I” aangeduide detailhandel, horeca, bedrijven en maatschappelijke instellingen zijn slechts toegestaan in combinatie met de woonfunctie. Binnen de aanduiding bedrijven zijn toegestaan: bedrijven uit de VNG-milieucategorie 1 en 2; bestaande bedrijven uit zwaardere milieucategorieën, waarbij deze bedrijven specifiek zijn aangeduid. De laatstgenoemde categorie kan zich handhaven en kan ook binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak uitbreiden. Als een bedrijf uit een zwaardere milieucategorie sluit, zijn er de volgende mogelijkheden: er vestigt zich een bedrijf uit dezelfde branche, in combinatie met een (bedrijfs)woning; er vestigt zich een andersoortig bedrijf met (bedrijfs)woning, waarbij alleen bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan; het perceel krijgt uitsluitend een woonfunctie. In een klein aantal gevallen is bij een bedrijf binnen de bestemming Woondoeleinden I geen woning aanwezig. De realisatie van een ................................................. .122.00.03.01.00.toe 57 ................................................................... woning bij of ter plekke van deze bedrijven is mogelijk op basis van een vrijstelling op de bepaling dat het aantal woningen binnen de bestemming niet mag worden vergroot. Op de locatie Tivoli zijn conform eerdere afspraken detailhandel, daghoreca, wonen en zakelijke voorzieningen toegestaan. In eerste instantie was detailhandel in de vorm van een supermarkt voorzien. Omdat de supermarkt op de eerder genoemde locatie op de hoek van Zaagmolenweg en Voorburggracht komt, is dit waarschijnlijk niet langer een haalbare optie. Wel blijft detailhandel in algemene zin toegestaan. Daarnaast is ook de vestiging van maatschappelijke instellingen acceptabel. voormalige supermarkt Dorpsstraat Bij vrijstelling is de vestiging van een gelimiteerd aantal nieuwe bedrijven en voorzieningen toegestaan: 5 detailhandelsbedrijven met elk maximaal 150 m² bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat tussen Lourens Bogtmansstraat en N504 en 5 bedrijven uit milieucategorie 1 of 2 met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 200 m² in de hele Dorpsstraat en 5 maatschappelijke instellingen in de Dorpsstraat. Daarbij geldt een aantal voorwaarden ten aanzien van de effecten voor de bestaande detailhandelsstructuur, de verkeersaantrekkende werking en de hinder voor omwonenden. De kolfbaan heeft conform de huidige bestemming de aanduiding “bedrijf”. Zoals eerder aangegeven vindt nader onderzoek plaats naar de mogelijke bestemming van dit pand. In dit verband is tevens de ................................................. .122.00.03.01.00.toe 58 ................................................................... aanduiding maatschappelijke instelling toegevoegd. De sloten ten noorden en ten zuiden van de Spoorstraat zijn als zodanig aangeduid Bebouwing Het bebouwingsbeeld binnen de bestemming wordt gekenmerkt door vrijstaande bebouwing in één bouwlaag met lage goothoogte en steile kap, zij het dat incidenteel ook bebouwing in twee bouwlagen en plat afgedekte bebouwing voorkomt (zie voor een verklaring van de gehanteerde stedenbouwkundige begrippen bijlage 5 bij deze toelichting). Deze karakteristiek zal moeten worden gehandhaafd. Met het oog op het behoud van de geleding van de straatwanden in individuele panden is bepaald dat wat betreft de gevelbreedte moet worden aangesloten bij de bestaande gevelbreedte. In het algemeen is achter de bestaande gebouwen, maar binnen de bestaande gevelbreedte nog enige ruimte voor uitbreiding. Buiten de bestaande gevelbreedte, maar binnen de aanduiding “te bebouwen erven” is wel de bouw mogelijk van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zowel binnen het bouwvlak als daarbuiten. Het ondergeschikte karakter van deze bebouwing blijkt uit een lage goot- en bouwhoogte (3 respectievelijk 4,5 meter) en de maximale omvang ervan (50 m² per bouwperceel). Voor het hele bouwperceel geldt dat niet meer dan 50% mag worden bebouwd. Bovendien is bij vrijstelling de verbreding van de gevelbreedte (zie bijlage 5) mogelijk, mits sprake blijft van een eenduidige kapvorm per bouwperceel. Panden kunnen worden vergroot in zijwaartse richting bijvoorbeeld indien gebruik wordt gemaakt van aankappingen of indien een bredere kap wordt gerealiseerd. In het relatief dicht bebouwde gebied binnen de bestemming “Woondoeleinden I” is daarbij tevens de eis opgenomen dat een minimale afstand van 1 meter tot de perceelgrens aanwezig blijft. Bij bestaande plat afgedekte woningen is bij vrijstelling vergroting van de gevelbreedte zonder kap toegestaan. De vrijstelling voor vergroting van de gevelbreedte wordt niet verleend voor de met "karakteristiek" aangegeven panden. Ter bescherming van de bestaande karakteristiek van de bebouwing aan de Dorpsstraat kunnen Burgemeester en Wethouders tevens eisen dat de voorgevel in de op de plankaart aangegeven gevellijn wordt geplaatst. Aan de zijde van de Achterburggracht en de Ringvaart is met het oog op het bebouwingsbeeld en de beoogde recreatieve functie van deze wateren een zone van 3 meter vanaf de waterlijn bebouwingsvrij gelaten. Dit is aangegeven op de plankaart Hier mogen dus geen (vergunningplichtige) bouwwerken worden gebouwd. Bestaande hoofdgebouwen binnen 3 meter van de waterlijn zijn wel toegestaan. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 59 ................................................................... Bestemming, bebouwing Woondoeleinden II De bestemming “Woondoeleinden II” betreft de naoorlogse woongebieden. Voor de bestemmingsregeling is hierbij aansluiting gezocht bij de regeling uit het conceptplan Sint Maarten. Hieruit is de “matrix woondoeleinden” overgenomen, waarin voor vrijstaande en dubbele woningen, rijenwoningen en gestapelde woningen verschillende eisen worden gesteld aan het aantal aaneen te bouwen woningen, het aantal bouwlagen, de goot- en bouwhoogte en de dakhelling. De matrix “woondoeleinden” is in bijlage 2 bij de voorschriften opgenomen. Binnen de bestemming “Woondoeleinden II” zijn in de matrix waarden vastgelegd voor alle gebouwen binnen de bouwstrook, inclusief aanen uitbouwen en bijgebouwen. Buiten de bouwstrook mogen daarnaast binnen de gebieden met de aanduiding “te bebouwen erven” aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² worden gebouwd. Restrictie is ook hier dat per bouwperceel maximaal 50% mag worden bebouwd. Bij percelen die aan water grenzen is, evenals bij de bestemming Woondoeleinden I, binnen een zone van 3 meter vanaf de waterlijn van de wateren in het gebied de bouw van (vergunningplichtige) bouwwerken uitgesloten. Dit geldt zowel voor de gronden in de omgeving van de bestemming water als die in de omgeving van de aanduiding water. Omdat de oevers van deze wateren in het algemeen onder de bestemming of de aanduiding vallen, zijn de gevolgen voor de bouwmogelijkheden binnen de bouwvlakken en de gebieden met de aanduiding “te bebouwen erven” in veel gevallen gering. Voor de woonwagens aan de Zaagmolenweg geldt een specifieke regeling die aansluit op een recent ingediend bouwplan. De oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag hierbij per woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m² bedragen. Aanduidingen groen, water Binnen de bestemming vallen kleinschalige groen- en speelvoorzieningen en de wateren in de woongebieden. Dit omdat dit groen en water voornamelijk een functie hebben voor de aangrenzende woongebieden. Ontwikkelingslocaties Binnen “Woondoeleinden II” valt de ontwikkelingslocatie aan de Nijverheidsstraat. Hier is woningbouw mogelijk na wijziging en alleen na aanleg van de in de paragraaf 5.1 genoemde geluidwerende maatregelen. Vervangende woningbouw is verder mogelijk op het perceel Voorburggracht 363. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 60 ................................................................... Bestemming Bebouwing Bedrijventerrein De bestemming “Bedrijventerrein” betreft de vier grotere bedrijven in het plangebied: houthandel Eecen, zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf Hart, het kantoor van De Noordhollandsche en garagebedrijf Tesselaar. Op de betreffende terreinen zijn, afhankelijk van de afstand tot woonbebouwing bedrijven toegestaan uit de categorieën 1, 2 en 3 uit de als bijlage 1 bij de voorschriften toegevoegde Staat van Bedrijven. Op de plankaart zijn daartoe zones aangegeven voor de verschillende bedrijfscategorieën. De bestaande bedrijven voldoen niet aan deze criteria en zijn daarom nader als zodanig aangeduid. De betreffende bedrijven kunnen zich handhaven en binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ook uitbreiden – althans als de milieuvergunning van de betreffende bedrijven dat toelaat. Ter plekke kunnen nieuwe bedrijven in dezelfde branche zich blijven vestigen. Bedrijven uit andere branches, die zich ter plekke willen vestigen, moeten voldoen aan de zoneringseisen. De op de plankaart aangegeven bouwvlakken sluiten aan bij de bestaande bedrijfsbebouwing. Binnen de bouwvlakken is in het algemeen een beperkte uitbreiding mogelijk. De bestaande windturbine op het terrein van Eecen wordt mogelijk gemaakt via een specifieke bepaling, waarbij de bestaande hoogte ervan als maatgevend wordt beschouwd. Voor het gebied rondom garage Tesselaar geldt een wijzigingsbevoegdheid richting wonen. Daarbij dient aan een aantal stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden te worden voldaan. Bij wijziging zal rekening moeten worden gehouden met de waterbeheersfunctie van de waterlopen in en rond het gebied. Maatschappelijke voorzieningen Hieronder vallen de grotere maatschappelijke voorzieningen in het plangebied: de Allemanskerk en het scholencomplex aan de Voorburggracht. In beide gevallen is bij de afbakening van de bouwvlakken rekening gehouden met recente en geplande uitbreidingen. Detailhandel Naast de detailhandelsaanduidingen binnen “Woondoeleinden I” is een specifieke bestemming “Detailhandel” gelegd op het toekomstige pand van de supermarkt op de hoek van Zaagmolenweg en Voorburggracht. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 61 ................................................................... Groenvoorzieningen De bestemming “Groenvoorzieningen” betreft de omgeving van de Barnewiel. Dit parkje heeft een functie voor heel Oudkarspel. De overige groenvoorzieningen zijn aangeduid binnen de bestemmingen “Woondoeleinden II” en “Sportterrein”. Sportterrein Deze bestemming betreft de sportvelden aan de zuidwestkant van het dorp. Voor de bestemmingsregeling is aansluiting gezocht bij de regeling in het conceptbestemmingsplan Sint Maarten. Agrarisch gebied Deze bestemming is toegekend aan het gebied aan de noordwestzijde van het dorp dat een open karakter zal moeten zicht op landelijk gebied vanaf Dorpsstraat (entree ijsbaan) behouden en aan een deel van het gebied tussen de Laanweg en het huidige tracé van de N504. Verblijfs- en verkeersdoeleinden De bestemming “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” omvat een groot deel van het openbaar gebied in het plangebied. Hieronder vallen de wegen, fiets- en voetpaden, parkeerterreinen, kleine groenvoorzieningen en speelterreintjes in de woongebieden. Uitgegaan wordt van handhaving van de bestaande situatie, maar als er aanleiding is om het beloop van wegen of de omvang van groenvoorzieningen te wijzigen, is dat mogelijk. Wel wordt burgers bij herinrichting de mogelijkheid van inspraak geboden. In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de aanleg van een doorgaande waterverbinding naar de Achterburggracht aan de zuidkant van de N504. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 62 ................................................................... Ontsluiting van de polder tussen Eecen en Spoorstraat is mogelijk via de toegang naar de ijsbaan aan de Dorpsstraat en het bestaande pad aan de oostkant van de Spoorstraat. Wegverkeer De wegen met een doorgaande functie vallen onder de bestemming “Wegverkeer”. Hieronder vallen de Voorburggracht, de Westelijke Randweg, de Woudmeerweg, de Zaagmolenweg en de noordelijke wegkant van de N504, waar mogelijk geluidwerende voorzieningen zullen worden gerealiseerd. Water Het water met een structurele betekenis voor de (kleine) watersport (Achterburggracht, Ringvaart, water ten noorden van Eecen), met een recreatieve en cultuurhistorische betekenis (Barnewiel) danwel door het Waterschap Groot Geestmerambacht als “hoofdwaterloop” is aangemerkt (zie paragraaf 5.2) heeft de bestemming “Water” gekregen. Kleinere waterlopen zijn binnen de betreffende bestemmingen op de plankaart aangeduid met “sloten en vijvers”. Uit te werken bestemming bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen. Zoals eerder aangegeven vindt met Houthandel Eecen nader overleg plaats over de inrichting van het noordelijk en oostelijk deel van het terrein van dit bedrijf. In het kader van de aanleg van Blauwe Loper zullen langs het water mogelijk natuuroevers en aanlegmogelijkheden voor recreatievaartuigen komen. Daarnaast kan ruimte worden geschapen voor (extra) speelvoorzieningen en voor bedrijven. Ten behoeve van de ontwikkeling van het terrein zal het eerder opgestelde “Masterplan Eecen” op onderdelen moeten worden aangepast. Doel daarbij is om tot een zorgvuldige afstemming van de diverse functies te komen. In de uitwerkingsregels zijn daarvoor bepalingen opgenomen, die onder andere inhouden dat een strook van ten minste 30 meter vanaf de oever van het Waartje wordt ingericht als ecologische zone met recreatief medegebruik; ten hoogste 100 meter van de oevers voor tijdelijke aanlegplaatsen mag worden benut; ten hoogste 1 hectare voor speelvoorzieningen mag worden ingericht; ten hoogste 50% van het gebied als bedrijventerrein mag worden ingericht; bedrijventerrein en recreatieve voorzieningen pas mogen worden gerealiseerd na de aanleg van de tweede terreinontsluiting in het verlengde van de Zaagmolenweg. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 63 ................................................................... 6.3 Afstemming op andere wetten en verordeningen Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningenstelsel te voorkomen, is in de bijzondere bepalingen ten aanzien van een aantal wetten en/of verordeningen aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd. Dit betreft: de Woningwet (aanvullende werking bouwverordening); de Wet op de openluchtrecreatie (bijzondere vormen van kamperen). a. Aanvullende werking bouwverordening In gevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de voorschriften uit de bouwverordening en die van het bestemmingsplan de voorschriften uit de bouwverordening buiten toepassing. Regelt het bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp dan blijven de voorschriften uit de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bij voorbeeld ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken. De vraag is dan of de specifieke regeling uit de bouwverordening over bij voorbeeld erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van duidelijkheid is aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening van toepassing blijven. b. Wet op de openluchtrecreatie In de Wet op de openluchtrecreatie is voor bijzondere vormen van kamperen een vrijstelling of ontheffing mogelijk van het verbod om buiten een kampeerterrein te mogen kamperen. Deze vrijstelling of ontheffing is voor een aantal vormen alleen mogelijk indien het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet. In het plangebied zijn dergelijke vormen van kamperen ongewenst. Dit betekent dat het plan zich verzet tegen deze bijzondere vormen van kamperen. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 64 ................................................................... 7 Economische uitvoerbaarheid Of de bouwmogelijkheden op de invullocaties worden benut is afhankelijk van particulier initiatief. De gemeente zal hierbij geen initiërende rol vervullen. Aangenomen mag worden dat als een locatie tot ontwikkeling wordt gebracht, hiervoor een sluitende exploitatie mogelijk is. ................................................. .122.00.03.01.00.toe 65 ................................................................... 8 Overleg en inspraak Op de overleg- en inspraakreacties op het conceptontwerpbestemmingsplan Oudkarspel wordt in een aparte band ingegaan. Deze band vormt een integraal onderdeel van het voorliggende plan. .................................................................... 122.00.03.01.00.toe 67 . ................................................ Voorschriften ................................................. 122.00.03.01.00.vrs . ................................................ Inhoudsopgave Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Wijze van meten 3 3 7 Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen Artikel 4 Woondoeleinden I Artikel 5 Woondoeleinden II Artikel 6 Bedrijventerrein Artikel 7 Maatschappelijke voorzieningen Artikel 8 Detailhandel Artikel 9 Groenvoorzieningen Artikel 10 Sportterrein Artikel 11 Agrarisch gebied Artikel 12 Verblijfs- en verkeersdoeleinden Artikel 13 Wegverkeer Artikel 14 Water Artikel 15 Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen. 9 9 11 18 23 28 30 32 34 36 38 41 43 Bijzondere bepalingen Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Artikel 17 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie Artikel 19 Algemene vrijstellingen Artikel 20 Wijzigingsbepalingen Artikel 21 Overgangsbepalingen Artikel 22 Slotbepaling 51 51 45 52 54 55 56 57 Staat van Bedrijven Matrix Woondoeleinden II .................................................. 122.00.03.01.vrs . ................................................ Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. het plan: het bestemmingsplan Oudkarspel van de gemeente Langedijk; b. de plankaart: de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 3 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; c. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming; d. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; e. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats); f. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; g. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; h. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 3 . ................................................ i. bouwvlak: een op de plankaart door bouwgrenzen en/of gevellijnen omsloten vlak; j. bouwgrens/gevellijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn; k. indelingslijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik; l. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; m. bestaand: bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; bestaand gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod; n. peil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; o. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging constructie en/of afmetingen, en gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; p. aan-/uitbouw: een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie en /of afmeting daaraan ondergeschikt is; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 4 . ................................................ q. bijgebouw: een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is. r. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; s. woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst t. woonschip: elk drijvend en anderszins geheel of in hoofdzaak in water geplaatst voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is; u. ligplaats: een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig; v. aan huis verbonden beroep: een praktijkruimte, kantoor, atelier of kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon en naar aard daarmee gelijk te stellen functies, welke in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is; w. bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; x. horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; y. gevelbreedte: de breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 5 . ................................................ z. hotel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse; aa. café: een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid; bb. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; cc. daghorecabedrijf: een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van koffie, thee, frisdranken, kleine maaltijden en dergelijke voor consumptie ter plaatse; dd. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; ee. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 6 . ................................................ Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend; b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend; c. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voorzover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van gebroken kapvormen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen; d. de oppervlakte van een bouwwerk: buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend; e. de inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, galerijen, trappen, overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1,5 m bedraagt. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 7 . ................................................ Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen Algemeen De beschrijving in dit artikel is beperkt tot de algemene regels voor de toepassing van nadere eisen en vrijstellingen en de afstemming op andere wetten en verordeningen en geldt voor alle bestemmingen. Voorzover ten behoeve van de afzonderlijke bestemmingen een beschrijving in hoofdlijnen noodzakelijk is geacht, is deze opgenomen bij het betreffende artikel. Toepassing van nadere eisen De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen; de verkeersveiligheid. De nadere eisen hebben geen betrekking op de bouwwerken genoemd in artikel 43 van de Woningwet (vergunningvrije bouwwerken). Toepassing vrijstellingsbevoegdheden De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden dient beperkt te blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van: de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen; de verkeersveiligheid. Bij de toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid wordt voldaan aan de volgende procedurebepalingen: het voornemen om vrijstelling te verlenen wordt gepubliceerd in een of meer dag- of nieuwsbladen; het voornemen met de bijbehorende stukken liggen gedurende 2 weken ter inzage; belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van terinzagelegging, bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen kenbaar maken; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 9 . ................................................ - Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing inzake de zienswijzen en delen deze aan betrokkenen en belanghebbenden mee. Toepassing wijzigingsbevoegdheid Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een zorgvuldige inpassing in de stedenbouwkundige structuur te worden gewaarborgd. Waterschap Inrichting en beheer van water, oevers, boezemwaterkeringen en waterstaatkundige voorzieningen vinden plaats met inachtneming van de bepalingen van het Keur van het Waterschap GrootGeestmerambacht. Dit houdt onder andere in dat voor het bouwen binnen 8 meter van de waterlijn vanaf de wateren met de bestemming “water” ontheffing noodzakelijk is van het Waterschap. Bij activiteiten waarbij belangen van het Waterschap en het Hoogheemraadschap een rol spelen, vindt overleg plaats met deze instanties. Archeologische en cultuurhistorische waarden In het gebied dat op toelichtingskaart 2 is aangegeven als “archeologisch vlak van hoge waarde” streeft de gemeente naar behoud van de archeologische waarden. In voorkomende gevallen wordt de gelegenheid geboden om vooraf archeologisch onderzoek te verrichten. In de gebieden die op toelichtingskaart 2 zijn aangeduid met “historische geografie, wegenpatroon van hoge waarde” en “historische geografie, boezemwater van hoge waarde” streeft de gemeente naar handhaving van de historisch-geografische kenmerken, zoals die uiting komen in het profiel van wegen en waterlopen en het reliëf. Integrale Nota LPG 1984 Binnen de op de plankaart aangegeven “zone vulpunt LPG” gelden de bepalingen ten aanzien van bouwen en gebruik van gronden uit de “Integrale nota LPG 1984” van het Ministerie van VROM. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 10 . ................................................ Artikel 4 Woondoeleinden I 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “woondoeleinden I” aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis verbonden beroep; detailhandel in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “detailhandel” (d); café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “café/restaurant” (c); hotel/café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “hotel/café/ restaurant (h); een daghorecabedrijf voorzover de gronden zijn aangeduid met “daghoreca” (s); bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “bedrijven” (b), alsmede voor: een lasbedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “lasbedrijf” (bl); een landbouwmechanisatiebedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “landbouwmechanisatiebedrijf” (bm); een grootschalige bakkerij, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “bakkerij” (bb); maatschappelijke instellingen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “maatschappelijke instellingen” (m); volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid als “volkstuinen” (vt); sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn aangeduid met “sloten en vijvers”; groenvoorzieningen en/of speelterrein. In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 11 . ................................................ 2 Beschrijving in hoofdlijnen Beroepen aan huis De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover: dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat onevenredig wordt aangetast; de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2. Bebouwingsbeeld Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en hoofdstructuur van het bestaande bebouwingsbeeld. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door: een grote afwisseling van bebouwing, zowel voor wat betreft goothoogte, bouwhoogte en kapvorm als voor wat betreft gevelbreedte, afstand tot de openbare ruimte en onderlinge afstand; overwegend vrijstaande bebouwing met lage goothoogte en steile kap aan de Dorpsstraat, Ambachtsdijk, Spoorstraat, Achterstraat, Laanweg, Kroonstraat, Liefdelaan, Engelenburg, Nijverheidsstraat, Schuitemaker, voor een deel gaat het daarbij om stolpboerderijen; een overwegend verticale geleding van de straatwanden in individuele panden; incidenteel bebouwing in 2 bouwlagen (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in twee lagen wordt ervaren); incidenteel aaneengebouwde woningen. Situering bebouwing De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn. Karakteristieke bebouwing Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. Beeldkwaliteit Burgemeester en Wethouders hechten waarde aan handhaving en versterking van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en het bebouwingsbeeld binnen de bestemming. Om .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 12 . ................................................ die reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin is aangegeven met welke aspecten bij de welstandstoetsing rekening moet worden gehouden. In het beeldkwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan de verkaveling, het bebouwingstype, het bebouwingsbeeld en de situering van bebouwing. Beplanting Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar handhaving van de laanbeplanting langs de Spoorstraat. 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de plankaart is aangegeven; 3. voor het aantal aaneen te bouwen woningen dient aangesloten te worden bij het in de beschrijving in hoofdlijnen van dit artikel aangegeven bebouwingsbeeld, bestaande hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd; 4. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel in deze gevellijn te worden gebouwd; 5. voor de gevelbreedte van de gebouwen dient aangesloten te worden bij de bestaande gevelbreedte; 6. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen dienen ten hoogste 3 m respectievelijk 7,5 m te bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen; 7. gebouwd dient te worden met een kap, bestaande hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd; 8. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet meer dan 50 m2 bedraagt. Eisen aan- en uitbouwen en bijgebouwen b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 13 . ................................................ 1. 2. 3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd op de gronden aangegeven met “te bebouwen erven”; de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, inclusief het hoofdgebouw, niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd; de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 4,5 m. Eisen gebouwen op volkstuinen c. Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden de volgende bepalingen: 1. per volkstuin is één gebouw toegestaan; 2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden bebouwd, met een maximum van 15 m²; 3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m bedragen. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de dakhelling van gebouwen, voorzover deze kleiner is dan 45° of groter is dan 60°; b. de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak; c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het bestaande pand; d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 14 . ................................................ 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 1 voor het bouwen ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in de voornoemde klassen; b. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3e deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag; hierbij geldt dat de vrijstelling uitsluitend wordt overwogen als de afstand tot de grens met de bestemmingen “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” en “Wegverkeer” minimaal 1,5 m bedraagt; c. het bepaalde in lid 3 onder a.2 voor het vergroten van het aantal woningen per bouwvlak in verband met de realisatie van een woning bij of ter plekke van een bedrijf of instelling waarbij op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp het plan geen woning aanwezig was; d. het bepaalde in lid 3, onder a.4; e. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en zo nodig lid 3, onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte, mits: sprake blijft van een eenduidige kapvorm per bouwperceel; de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden van woningen ten minste 1 m bedraagt. De vrijstelling wordt niet verleend voor de met “karakteristiek" aangegeven panden; f. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en a.7 en zo nodig lid 3 onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte in combinatie met het bouwen zonder kap, mits: sprake is van een bestaande plat afgedekte woning; de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden van woningen ten minste 1 m bedraagt; g. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan perceelen erfafscheidingen, als bedoeld in artikel 43 van de Woningwet bij rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 15 . ................................................ h. 6 het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 7 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Algemene vrijstelling a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Vrijstelling categorie bedrijven b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in de voornoemde klassen. Vrijstelling detailhandel c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 detailhandelsbedrijven met elk ten hoogste 150 m² bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat tussen Lourens Bogtmansstraat en N504, in combinatie met de woonfunctie. Vrijstelling bedrijven d. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven met elk ten hoogste 200 m² bedrijfsvloeroppervlak. Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de Dorpsstraat. Vrijstelling maatschappelijke instellingen e. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 maatschappelijke instellingen aan de Dorpsstraat .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 16 . ................................................ Voorwaarden verlening vrijstelling f. 8 De onder c, d en e genoemde vrijstellingen worden slechts verleend, als: geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bestaande detailhandels- en voorzieningenstructuur in Oudkarspel; nieuwe winkels, bedrijven en voorzieningen geen sterke verkeersaantrekkende werking hebben; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woongenot van bewoners van aangrenzende percelen. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 17 . ................................................ Artikel 5 Woondoeleinden II 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “woondoeleinden II” aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, waaronder begrepen: W(v) en W(v)* : vrijstaande woningen; W(va) en W(va)* : vrijstaande of maximaal twee aaneengesloten woningen; W(a) : rijenwoningen; W(s) : gestapelde woningen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis verbonden beroep; een woonwagenstandplaats voor ten hoogste 3 standplaatsen voor woonwagens, voorzover de gronden zijn aangeduid met “woonwagenstandplaats” (ws); volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “volkstuinen” (vt); groenvoorzieningen en/of speelterrein; openbare nutsvoorzieningen; sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn aangeduid met “sloten en vijvers”. In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Beroepen aan huis De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover: dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat onevenredig wordt aangetast; de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2. Bebouwingsbeeld Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en samenhang van het bestaande bebouwingsbeeld per straatzijde of cluster. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door: samenhang in het aantal aaneen gebouwde woningen, de goothoogte en de dakhelling per straatzijde of cluster; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 18 . ................................................ - - overwegend bebouwing in één of twee bouwlagen met kap (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in een of twee bouwlagen wordt ervaren); incidenteel bebouwing in 3 bouwlagen (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in drie lagen wordt ervaren). Situering gebouwen De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Openbare ruimte De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen. De inrichting van de gronden aangeduid met “water” dient overwegend te zijn bepaald door water. 3 Eisen gebouwen Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de plankaart is aangegeven; 3. voor het bouwen van woningen, anders dan woonwagens, gelden de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II; 4. in afwijking van de Matrix Woondoeleinden II mag per bouwperceel inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen de bouwvlakken tot maximaal 40% van de bebouwing plat worden afgedekt; 5. voor woonwagens gelden de volgende maten: a. de maximale oppervlakte van het gebouw bedraagt 120 m²; b. de maximale hoogte van het gebouw bedraagt 7 meter; 6. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet meer dan 50 m2 bedraagt. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 19 . ................................................ Eisen aan- en uitbouwen en bijgebouwen b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. binnen het bouwvlak gelden, met uitzondering van woonwagens, de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II; 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen daarnaast worden gebouwd op de gronden met de aanduiding “te bebouwen erven” en “woonwagenstandplaats”, waarbij de volgende bepalingen gelden: a. de gezamenlijke oppervlakte bij woningen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50 m², met dien verstande dat inclusief de bebouwing binnen het bouwvlak niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m²; c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 4,5 m; Eisen gebouwen op volkstuinen c. Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden de volgende bepalingen: 1. per volkstuin is één gebouw toegestaan; 2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden bebouwd, met een maximum van 15 m²; 3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m bedragen. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de dakhelling van gebouwen met het oog op de samenhang van kapvormen per straatzijde of cluster; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 20 . ................................................ b. c. 5 de plaats van hoofdgebouwen in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak; de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3e deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag; b. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen (categorie W(s)), in die zin dat een maximale gootrespectievelijk bouwhoogte van 8,1 en 12,5 m kunnen worden toegestaan; c. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien van zone A in die zin dat een bouwhoogte kan worden toegestaan van 8,5 m; d. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. 6 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 7 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 21 . ................................................ 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 9 Wijzigingsbevoegdheden Wijzigingsbevoegdheid locatie Nijverheidsstraat a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens I” wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 8 woningen en de daarvoor benodigde infrastructuur. Bij wijziging van de bestemming gelden de volgende bepalingen: het plan moet vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing; de woning moeten een ruimtelijke kwaliteit toevoegen aan de omgeving en samenhang vertonen; het zal moeten gaan om dubbele of rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix Woondoeleinden II voor de categorieën W(va) en W(a) op de plankaart van toepassing zijn; de bouw van de woningen moet voor 1 januari 2013 plaatsvinden; er moet een deugdelijke financiële onderbouwing aan het plan ten grondslag liggen. Procedureregel b. Op de voorbereiding van het onder a bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 22 . ................................................ Artikel 6 Bedrijventerrein 1 Toegelaten bedrijven Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat in de gebieden die zijn aangeduid met: “1 en 2” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1 en 2; “1 t/m 3 (50)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 of 3 met een gewenste afstand tot milieugevoelige functies van maximaal 50 m; “1 t/m/ 3 (100)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 met een gewenste afstand tot milieugevoelige functies van 100 m, zoals aangegeven in de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, alsmede voor: een houtverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid met “houtverwerkend bedrijf” (Bh); een zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid met “zuurkoolfabriek/groentenverwerkend bedrijf ” (Bz); een kantoor, voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met “kantoor” (Bk); een autoshowroom met brandstofverkoop, inclusief LPG, voorzover de gronden zijn aangeduid met “garagebedrijf” (Bg); waterstaatkundige voorzieningen; water en oeverstroken. Detailhandel Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen, voorzover deze detailhandel een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een productiebedrijf en/of een ambachtelijk bedrijf, één en ander in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlak van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2. Artikel 41 Wgh In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet begrepen. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 23 . ................................................ 2 Beschrijving in hoofdlijnen Gevellijn Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn. Karakteristieke gebouwen Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Ten aanzien van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gesitueerd, met uitzondering van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m² per bestemmingsvlak; 2. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak te worden gebouwd; 3. de goot- en bouwhoogte van binnen een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte; 4. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m; 5. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd, dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van de zijdelingse perceelsgrens; 6. per bedrijf zijn ten hoogste het bestaande aantal dienstwoningen toegestaan. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de hoogte van de bestaande windturbine op het terrein van het houtverwerkend bedrijf mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte; .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 24 . ................................................ - 4 voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 6 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceelen erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak; c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het bestaande pand. 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van bedrijven, die weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde klassen; b. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in auto's, auto-onderdelen, boten en caravans, inclusief accessoires. 6 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving. 7 Algemene vrijstelling Vrijstelling van de gebruiksbepaling a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 25 . ................................................ leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Vrijstelling categorie bedrijven b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde klassen. Vrijstelling detailhandel c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van detailhandelsbedrijven in auto’s, auto-onderdelen, boten en caravans, inclusief accessoires. 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 9 Wijzigingbevoegdheid locatie Wijman Wijzigingsbepaling 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens II” wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 20 woningen, nieuwe infrastructuur, en groen- en speelvoorzieningen. Bij wijziging van de bestemming gelden de volgende bepalingen: het zal moeten gaan om vrijstaande, dubbele of rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix Woondoeleinden II voor respectievelijk de categorieën W(va) en W(a) van toepassing zijn; de woningen zullen moeten passen binnen de plaatselijke stedenbouwkundige structuur; er dient een bebouwingsvrije afstand van ten minste 80 m van het LPG-vulpunt in acht te worden genomen; er dienen zodanige voorzieningen te worden getroffen dat de waterhuishoudkundige functie van de sloten in het gebied in stand blijft of wordt verbeterd. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 26 . ................................................ Procedureregel 2. Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 27 . ................................................ Artikel 7 Maatschappelijke voorzieningen 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “maatschappelijke voorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen; daarmee samenhangende verkeers- en verblijfsdoeleinden; water en oeverstroken. Rond de Allemanskerk is de functie “begraafplaats” in de bestemming begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Bebouwingsbeeld Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. Beplanting Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar handhaving van de opgaande beplanting rond de Allemanskerk. 3 Eisen gebouwen Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per bestemmingsvlak; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten; 3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m; 4. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 28 . ................................................ bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van de zijdelingse perceelsgrens. Eisen bouwwerken, die geen bouwwerken zijn b. 4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 7, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak. c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het bestaande pand. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 29 . ................................................ Artikel 8 Detailhandel 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. 2 3 Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte van luifels bedraagt ten hoogste 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan a. de plaats en bouwhoogte van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 30 . ................................................ 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 31 . ................................................ Artikel 9 Groenvoorzieningen 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “groenvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; voet- en fietspaden; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen. 3 Bebouwingsbepalingen Gebouwen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. Eisen bouwwerken, die geen gebouwen zijn b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 32 . ................................................ 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 33 . ................................................ Artikel 10 Sportterrein 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “sportterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor: sportterreinen met bijbehorende sportgebouwen, kleedgebouwen, kantines, tribunes; groenvoorzieningen; voet- en fietspaden; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen. 2 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de sportterreinen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. ten hoogste een dienstwoning is toegestaan binnen het op de plankaart met “dienstwoning toegestaan” aangegeven bouwvlak; 3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten. Eisen bouwwerken, die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen; 2. de hoogte van lichtmasten voor sportveldverlichting mag niet meer dan 16 meter bedragen; 3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 meter bedragen; 4. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan de plaats van .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 34 . ................................................ bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak. 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, sub a, onder 1 voor: de bouw van een tribune met een maximale oppervlakte van 300 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m; de bouw van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van de sportterreinen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² voor de gehele bestemming en een maximum goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 4,5 m. 6 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 7 Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 35 . ................................................ Artikel 11 Agrarisch gebied 1 Doeleindenomschrijving De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met dien verstande dat houtteelt, boomkwekerijen en boomgaarden niet in de bestemming zijn begrepen. In deze bestemming zijn tevens begrepen water en oeverstroken, alsmedeleidingen, duikers, en andere bouwwerken ten behoeve van waterbeheersing, nutsvoorzieningen, de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer en transport- en energieleidingen. In de bestemming is mestopslag met een omvang van meer dan 1 m3 niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Gestreefd wordt naar het handhaven van de open zichtrelatie vanaf de Voorburggracht tussen de huisnummers 451 en 467 naar het open landelijk gebied ten westen van Oudkarspel en andersom vanaf de Westelijke Randweg naar het bebouwingslint aan de Voorburggracht en de Dorpsstraat. 3 4 Bebouwingsbepalingen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken als genoemd in artikel 43 van de Woningwet zijn toegestaan. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van: .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 36 . ................................................ a. b. 5 het bepaalde in lid 3, sub a voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van lichte constructie, noodzakelijk voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits: de oppervlakte niet meer dan 40 m2 bedraagt; de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt; de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt; het bepaalde in lid 3, sub b voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, de waterbeheersing en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen. De vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan begrepen belangen met betrekking tot het wonen en het landschap. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 37 . ................................................ Artikel 12 Verblijfs- en verkeersdoeleinden 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “verblijfs- en verkeersdoeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor: verblijfs- en verkeersdoeleinden; parkeervoorzieningen; speel- en groenvoorzieningen; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de in de bestemming opgenomen gronden dient met name afgestemd te zijn op een verblijfsfunctie en op de ontsluiting van de aangrenzende gronden. Het gebruik van de gronden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen is in de bestemming begrepen. Voor de gehele bestemming geldt dat bij de inrichting rekening moet worden gehouden met voldoende parkeerplaatsen. Voor bedrijven en instellingen vindt een afstemming tussen parkeerplaatsen op eigen terrein en op openbaar terrein plaats op basis van de bouwverordening. Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting, uitgezonderd ondergeschikte aanpassingen. Daar waar de gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn daarbij van toepassing. De bestaande verhouding tussen verharding en groen dient overwegend te worden gehandhaafd. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 38 . ................................................ 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: 1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 12, lid 2, nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 39 . ................................................ 8 Wijzigingsbepaling Wijzigingsbevoegdheid Achterburggracht a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens III” wijzigen ten behoeve van de aanleg van een doorgaande waterverbinding voor de recreatievaart naar de Achterburggracht aan de zuidzijde van de N504. Procedureregel b. Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 40 . ................................................ Artikel 13 Wegverkeer 1 Doeleindenomschrijving De gronden op de kaart aangewezen voor “wegverkeer” zijn bestemd voor de volgende doeleinden: wegen; parkeerstroken; voet- en fietspaden; bermen, water en bermsloten; groenvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen en -schermen; openbare nutsvoorzieningen; alsmede voor een LPG-vulpunt voorzover de gronden zijn aangeduid met “LPG-vulpunt”. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient met name te zijn gericht op een goede doorstroming van het verkeer. Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting. Daar waar de gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn daarbij van toepassing. 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. Eisen bouwwerken, die geen gebouw zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 41 . ................................................ - 4 de bouwhoogte van bouwwerken voor de verkeerstechnische uitrusting bedraagt maximaal 8 m; de bouwhoogte bedraagt voor het overige niet meer dan 2 m. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving. 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 42 . ................................................ Artikel 14 Water 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water en oeverstroken; b. de bestaande vaste en beweegbare oeververbindingen. In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De bestaande indeling is voor wat betreft de waterlijn maatgevend, met dien verstande dat op ondergeschikte punten hiervan kan worden afgeweken. Het gebruik van oeverstroken ten behoeve van aangrenzende gronden is in de bestemming begrepen voorzover het ruimtelijk beeld daardoor niet wordt aangetast. 3 4 Bebouwingsbepalingen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 14, lid 2, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 voor de aanleg van nieuwe oeververbindingen over de Achterburggracht en de Ringvaart. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 43 . ................................................ 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Aanlegvergunningen 8 Voorschriften betreffende uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verwijderen, vervangen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen. b. De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden. c. De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt van: het overwegend groene karakter van de oevers; de onbelemmerde doorvaart. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 44 . ................................................ Artikel 15 Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen. 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart als “Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg van een bedrijventerrein, recreatievoorzieningen, groenvoorzieningen en water met de daarbij behorende infrastructurele, waterstaatkundige en additionele voorzieningen, bouwwerken, werken en werkzaamheden. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Bij de realisering van de bestemming worden de volgende doeleinden nagestreefd: Bedrijventerrein - Recreatieve voorzieningen - - Natuur en groen - Water - de realisatie van een bedrijventerrein in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein; handhaving en uitbreiding van de bestaande speelvoorzieningen; realisering van aanleggelegenheid voor recreatievaartuigen met de daarbij behorende aanvullende voorzieningen zoals sanitair; aanleg en bouw van aanvullende voorzieningen voor recreanten; aanleg van recreatieve wandel- en fietsroutes; realisatie en behoud van natuurlijke oevers met bos als onderdeel van een ecologische verbindingszone langs de oevers van Het Waartje en de waterloop aan de noordzijde van het terrein; het realiseren van water met een ecologische functie en een functie als waterberging. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 45 . ................................................ 3 Uitwerkingsregels ex artikel 11 W.R.O. a. Ecologisch onderzoek Ecologische zone Recreatieve voorzieningen Gebouwen Overleg Waterschap Bedrijventerrein Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in lid 2 en de volgende uitwerkingsregels: 1. Voorafgaand aan de uitwerking vindt ecologisch onderzoek plaats dat inzicht biedt in de bestaande ecologische waarde van het gebied binnen de bestemming; het ontwikkelingsplan voor het gebied zal erop gericht moeten zijn deze bestaande waarden zo veel mogelijk te handhaven en te beschermen. 2. Langs de oevers van Het Waartje en de noordelijke waterloop wordt een zone van ten minste 30 m ingericht als ecologische zone met recreatief medegebruik. 3. Ten hoogste 100 strekkende meter van de oevers mag worden benut voor de realisatie van aanlegplaatsen voor dagrecreanten, met inachtneming van het overwegend groene karakter van de oevers; de realisatie van vaste ligplaatsen voor recreatievaartuigen of woonschepen is uitgesloten. 4. Speelvoorzieningen worden gerealiseerd in de nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel, ter plaatse of aansluitend aan de bestaande speelvoorzieningen. Hiervoor mag ten hoogste 1 hectare worden benut. 5. Aanleggelegenheden en bijbehorende recreatieve voorzieningen worden in de nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel gesitueerd en geënt op de routegebonden vormen van recreatie in en rond het gebied. 6. Ten behoeve van de recreatieve en de natuurfunctie mogen gebouwen worden gebouwd met een totale maximale oppervlakte van 200 m² en een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 respectievelijk 7 m. 7. Bij de inrichting van de oeverzones ten behoeve van natuur en recreatie als bedoeld onder punt 1, 2 en 3 vindt overleg plaats met het Waterschap GrootGeestmerambacht over het gebruik van kaden en eventuele beplanting en bebouwing daarvan. 8. Bij de realisatie van nieuw bedrijventerrein zijn de bepalingen in artikel 6 van deze voorschriften van overeenkomstige toepassing. Het terrein wordt gezoneerd conform de in dit artikel aangegeven milieuzonering. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 46 . ................................................ 9. Ten behoeve van uitbreiding van het bedrijventerrein mag ten hoogste 50% van het gebied worden benut. Het bedrijventerrein dient in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein te worden gerealiseerd. Dienstwoningen zijn niet toegestaan. De goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bedrijventerrein bedragen ten hoogste 7 respectievelijk 10 m. 10. Te vestigen bedrijven mogen geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de beoogde natuur-, ecologische en recreatieve functies en geen grote verkeersaantrekkende werking hebben. Daartoe zal een bedrijventerrein ruimtelijk en visueel moeten worden gescheiden van deze functies. In overleg met het Waterschap Groot-Geestmerambacht worden binnen de bestemming maatregelen genomen ter verhoging van het waterbergend vermogen van de polder Zuiderkoog, die noodzakelijk wordt als gevolg van de toename van verhard oppervlak door de aanleg van het bedrijventerrein. 11. De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de te realiseren nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein in het verlengde van de Zaagmolenweg. Deze ontsluiting moet worden aangelegd voorafgaand aan de realisatie van het bedrijventerrein en de recreatieve voorzieningen. 12. Bij de uitwerking van deze bestemming zal een goede afstemming plaatsvinden met de aangrenzende bestemmingen. Ontsluiting Afstemming b. Alvorens tot toepassing van de onder a bedoelde uitwerking over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. 4 Bouwverbod Zolang en voorzover het in lid 3 bedoelde plan van uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits 1. het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-plan van uitwerking; 2. van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen bezwaar is ontvangen, tenzij: .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 47 . ................................................ a. b. 5 Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de termijn van de terinzagelegging geen bedenkingen tegen het ontwerpplan van uitwerking zijn ingebracht, dan wel; het bouwwerken betreft, waarvoor ingevolge artikel 43 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Aanlegvergunning Voorschriften betreffende uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verwijderen, vervangen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen. b. De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden. c. De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt van: het overwegend groene karakter van de oevers; de onbelemmerde doorvaart. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 48 . ................................................ 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 49 . ................................................ Bijzondere bepalingen Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen (artikel 2.5.1); b. invloed van de omgeving op een bouwwerk (artikel 2.5.2); c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3); d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4); e. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17); f. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18); g. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19); h. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (artikel 2.5.30). .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 51 . ................................................ Artikel 17 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie Het plan verzet zich tegen het gebruik als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 52 . ................................................ Artikel 18 Uitsluiting seksinrichtingen a. b. c. Het is verboden de gronden en bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken als seksinrichting. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde sub a, indien strikte toepassing ervan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Overtreding van het sub a bepaalde wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 53 . ................................................ Artikel 19 Algemene vrijstellingen Meetverschillen grenzen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de maatvoering ten aanzien van bebouwings- en bestemmingsgrenzen, en afstanden tot de erfscheiding, tot een afwijking van ten hoogste 10%, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Vrijstelling goot- en bouwhoogte 2. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de voorschriften betreffende de goothoogten en de bouwhoogte tot een afwijking van ten hoogste 10% en van de dakhelling tot een afwijking van ten hoogste 5°. Vrijstelling antennes 3. Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten, uitsluitend voorzover het betreft de percelen Dorpsstraat 818 en Voorburggracht 491; locaties langs provinciale wegen, uitsluitend nabij een knooppunt van wegen. De bouwhoogte van antennemasten bedraagt niet meer dan 30 m of in geval van gezamenlijk gebruik door alle operators, 40 m. Vrijstelling nutsvoorzieningen 4. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de voorschriften van het plan ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, wachthuisje, rioolgemaaltje en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken van openbaar nut, tot: a. een maximum oppervlak van 6 m² en een maximum bouwhoogte van 2,50 m; b. een maximum oppervlak van 25 m² en een maximum bouwhoogte van 3 m, na de eigenaren en/of gebruikers van de aangrenzende percelen te hebben gehoord. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 54 . ................................................ Artikel 20 Wijzigingsbepalingen Wijzigingsbevoegdheid nutsvoorzieningen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en andere bouwwerken tot een maximum inhoud van 100 m³, een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 5,50 m. Procedureregel 2. Alvorens tot toepassing van de onder 1 bedoelde bevoegdheid over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 55 . ................................................ Artikel 21 Overgangsbepalingen 1 Voorschriften betreffende bouwen Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere bouwwerken of onderdelen daarvan, die op het tijdstip der terinzagelegging van het ontwerp-plan reeds tot stand waren gekomen of alsnog tot stand konden komen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt dat: a. zij, mits de afwijking naar de aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd en veranderd; b. zij, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, mogen worden herbouwd na vernietiging door calamiteit, mits de aanvraag tot bouwvergunning geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan. 2 Voorschriften betreffende het gebruik a. Ten aanzien van de in het plan begrepen gronden geldt dat indien en voorzover het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven bestemming op het tijdstip, dat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg, zij slechts mogen worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere afwijking van het bestemmingsplan. b. Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere bouwwerken geldt dat indien en voorzover zij reeds tot stand waren gekomen dan wel nog tot stand konden komen op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg en indien op dit tijdstip dan wel op het tijdstip van gereedkomen het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven bestemming, zij slechts mogen worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere afwijking van het bestemmingsplan. .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 56 . ................................................ Artikel 22 Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als “Bestemmingsplan Oudkarspel” van de gemeente Langedijk. Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 1 juli 2003. de secretaris, de voorzitter, .................................................. 122.00.03.01.00.vrs 57 Bijlage 1: Staat van Bedrijven grootste afstand 100 meter, categorie 3 SBI-code OMSCHRIJVING 01 014 0141.1 02 020 15 151 151 151 151 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1551 1551 1552 1581 1581 1581 1582 1584 1584 1585 1586 1586 1589.2 1589.2 1593 t/m 1595 1598 17 171 172 172 173 174, 175 176, 177 18 181 182 183 19 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw hoveniersbedrijven BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken - loonslachterijen Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j Consumptie-ijsfabrieken Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen Vervaardiging van wijn, cider e.d. Mineraalwater- en frisdrankfabrieken VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen - met zoutoplossingen Houtconserveringsbedrijven: Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 1 Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 30 10 10 10 50 10 10 10 50 10 3 1 10 10 50 0 50 3 100 100 50 0 0 0 100 100 50 30 50 10 100 100 50 3 3 3 50 100 10 10 100 100 10 10 100 100 3 3 50 50 0 0 100 100 30 50 100 100 3 3 30 100 100 10 30 10 30 100 100 10 30 30 30 100 100 2 3 3 100 50 30 30 50 10 30 10 100 50 3 3 100 10 30 10 100 3 100 10 10 0 50 30 10 0 100 30 3 2 10 0 100 10 100 3 10 50 100 30 100 3 10 50 10 0 10 0 0 10 100 50 50 50 0 10 10 10 100 50 50 50 3 3 3 3 30 10 0 10 50 30 0 30 50 30 3 2 50 10 10 10 50 3 50 50 10 10 30 50 10 10 50 50 3 3 0 10 50 30 100 50 10 10 100 50 3 3 100 0 10 30 30 30 100 100 30 10 0 0 100 100 30 3 3 2 50 30 50 30 50 100 30 30 50 100 3 3 30 30 100 30 100 3 SBI-code OMSCHRIJVING Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 221 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 0 30 30 10 10 30 30 30 10 0 0 0 0 0 0 0 0 0 10 100 100 30 10 30 10 30 10 0 10 10 0 0 0 10 10 0 10 100 100 30 10 30 30 30 10 1 3 3 2 1 2 2 2 1 50 0 100 30 100 3 50 10 10 10 50 30 50 10 50 30 3 2 100 50 50 10 10 10 100 100 50 50 50 50 100 100 50 3 3 3 50 100 10 10 30 50 30 50 50 100 3 3 30 10 30 50 100 50 30 30 100 50 3 3 10 30 50 100 30 100 10 30 50 100 3 3 10 50 100 100 100 100 30 30 100 100 3 3 10 100 100 10 100 3 10 100 100 100 100 3 0 10 50 30 50 100 100 50 100 0 10 50 100 50 100 3 3 3 30 50 30 30 100 100 30 30 100 100 3 3 50 50 100 100 30 50 50 50 50 50 100 100 100 100 100 50 30 50 50 30 50 50 100 100 50 3 3 3 3 3 50 50 100 30 10 10 50 30 100 100 100 100 30 30 50 50 100 100 100 30 3 3 3 2 30 100 10 30 50 30 30 30 100 100 100 100 50 50 30 30 100 100 100 100 3 3 3 3 30 30 100 30 100 3 30 10 50 30 50 3 2320.2 24 2442 2442 2442 2462 2462 2464 2466 25 2512 2512 2513 26 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 267 267 2681 2682 28 281 281 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 287 29 29 29 30 30 31 Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Minerale produktenfabrieken n.e.g. VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Metaaloppervlaktebehandelingsbe-drijven: - algemeen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) - metaalharden - lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. 2 SBI-code OMSCHRIJVING Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 314 316 32 100 30 30 10 100 50 50 30 100 50 3 3 30 0 50 30 50 3 50 10 50 30 50 3 30 0 30 0 30 2 30 10 100 30 100 3 30 100 50 50 50 100 10 50 50 100 3 3 50 30 30 30 10 30 100 100 100 30 30 30 100 100 100 3 3 3 50 30 30 30 30 30 50 10 10 10 10 10 100 10 30 50 50 50 30 10 10 30 30 30 100 30 30 50 50 50 3 2 2 3 3 3 10 30 50 10 50 3 10 0 30 10 30 2 10 10 50 10 0 30 10 30 0 0 100 10 30 30 30 10 10 30 0 10 100 10 50 30 30 3 1 3 2 2 30 30 0 0 30 30 100 30 100 30 3 2 0 30 10 50 50 30 0 30 10 10 0 30 10 30 30 100 30 30 0 30 0 0 0 30 10 30 30 100 50 30 1 2 2 3 3 2 10 0 30 30 30 2 0 10 10 30 10 10 0 0 10 10 10 10 30 30 30 30 30 30 0 0 0 0 30 10 30 30 30 30 30 30 2 2 2 2 2 2 10 100 0 0 0 100 0 10 10 0 50 30 100 50 50 30 50 10 10 10 100 100 100 50 50 3 3 3 3 3 50 10 10 10 0 0 10 10 30 30 0 0 30 30 100 100 30 30 100 10 30 10 0 0 100 30 100 100 30 30 3 2 3 3 2 2 321 t/m 323 3210 33 33 34 343 35 351 351 351 352 352 354 355 36 361 362 363 364 365 366 45 45 50 501, 502, 504 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 503, 504 505 505 505 51 511 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5151.1 5151.1 5151.3 5152.2 /.3 5153 5154 5155.1 5156 5157 5157.2 /.3 5162 517 Accumulatoren- en batterijenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecomapparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Vervaardiging van overige goederen n.e.g. BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en – accessoires Benzineservisestations: - met LPG - zonder LPG GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische produkten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in afval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, 3 SBI-code OMSCHRIJVING 52 527 60 6022 6023 6024 63 6312 64 641 642 71 711 712 713 714 72 72 73 731 732 74 74 747 7481.3 7484.4 75 7525 90 9000.2 9000.2 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 vakbenodigdheden e.d. REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) VERVOER OVER LAND Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. Personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN Brandweerkazernes MILIEUDIENSTVERLENING Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - verwerking fotochemisch en galvano-afval OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen 4 Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 10 0 10 10 10 1 0 10 0 0 0 0 30 100 100 0 0 30 30 100 100 2 3 3 30 10 50 30 50 3 0 0 0 0 30 10 0 0 30 10 2 1 10 10 0 0 30 50 10 10 30 50 2 3 10 10 0 10 50 30 10 10 50 30 3 2 0 0 10 0 10 1 30 10 30 30 30 2 0 0 10 0 10 1 0 50 10 0 0 10 0 0 10 30 30 10 0 50 10 0 10 50 30 10 1 3 2 1 0 0 50 0 50 3 50 30 30 50 50 50 10 10 50 50 3 3 100 50 100 10 50 10 0 10 30 30 10 30 10 10 30 10 100 50 100 30 3 3 3 2 30 30 30 0 0 0 0 0 50 50 30 30 30 30 30 0 50 50 30 30 3 3 2 2 . ................................................ Bijlage 2: Matrix Woondoeleinden II Aantal aaneen te bouwen woningen Aantal te stapelen wooneenheden Voorgevelbreedte woning/wooneenheid zone C Goothoogte zone C Dakhelling zone C Bouwhoogte zone C Eisen bebouwing zone A (1): a.breedte zone A b.goothoogte op zijdelingse perceelsgrens c.goothoogte aangrenzend aan zone C d.bouwhoogte e.afstand tot voorgevelrooilijn Eis zone B (1): Bebouwingsvrije afstand tot zijdelingse perceelsgrens (1) (2) W(v) Uitsluitend Vrijstaand - W(v)* Uitsluitend vrijstaand - W(va) Max. 2 W(va)* Max. 2 W(a) Alle W(s) Alle - - 1 Min. 6 m Min. 7 m Min. 5 m Min. 5 m Min. 5 m Op plankaart aangegeven Min. 5 m Min. 2 m Max. 3,5 m Min. 20° Max .70° Max. 8,5 m Min. 2 m Max. 3,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 9 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2,8 m Max. 6,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m. Min. 3 m Max. 3 m (2) Min. 4 m Max. 3 m (2) Min. 3 m Max 3 m (2) Min. 3 m Max.5,5 (2) Max. 3,5 (2) Max. 3,5 (2) Max 5,5 (2) Max 5,5 (2) - - Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 8,5 m (2) Min. 3 m Min. 3 m Min. 4 m - - - - zone A en B zijn bij woningcategorie W(v) en W(v) * uitwisselbaar danwel de werkelijke goot- resp. bouwhoogte in zone C, indien deze lager is PLATTEGROND VOORAANZICHT zijdelingse perceelsgrens zijdelingse perceelsgrens Voorgevelrooilijn a nokhoogte = d e zijdelingse perceelsgrens zone B zone C zone A goothoogte=c zijdelingse perceelsgrens zone B bebouwd deel van een bouwvlak a,d zie Matrix Woondoeleinden zone C zone A * a goothoogte = b II bij “eisen bebouwing zone A” .................................................. 122.00.03.01.00.vrs * 1 1 b : B e s t e m m i n g s p l a n O u d k a r s p e l H e r z i e n i n g P a r t i ë l e Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële herziening Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële herziening Inhoud: Toelichting Voorschriften + bijlagen Plankaart Zuid-Scharwoude/Leeuwarden Projectnummer 122.00.03.01.50 14 februari 2008 .................................................................. Toelichting ................................................................... 122.00.03.01.50.toe ................................................................... Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 Gewijzigde inzichten bestemmingsplan Oudkarspel 1.2 Herzieningen 1.3 Leeswijzer 3 3 3 3 2 Inhoud van de voorzieningen 5 2.1 Artikel 30 WRO-herzieningen 5 2.1.1 Herziening 1 t/m 11: diverse aanduidingen binnen de bestemming “Woondoeleinden II” 5 2.1.2 Herziening 12: “uit te werken bestemming bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen” 6 2.2 Herzieningen naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State 7 2.2.1 Herziening 13: Laanweg 39 en 39a 7 2.2.2 Herziening 14: Dorpsstraat 710 9 2.3 Overige herzieningen 11 2.3.1 Herziening 15: terrein Voorburggracht 11 2.3.2 Herziening 16: Lourens Bogtmanstraat 10, 12, 14 11 2.3.3 Herziening 17: pleintjes tussen de Kasteelstraat, Brederodestraat, Regthuisstraat en Van Teijlingenstraat 11 2.3.4 Herziening 18: Schuitemaker en de Nijverheidsstraat 12 2.3.5 Herziening 19: Van Teijlingenstraat 2 t/m 24, Kasteelstraat 17 t/m 39, Brederodestraat 9 t/m 31 en Regthuisstraat 46 t/m 68 12 2.3.6 Herziening 20: Dorpsstraat 798, 800 en 802 13 2.3.7 Herziening 21: aanpassing van de plangrens 13 2.3.8 Herziening 22 opnemen bouwmogelijkheid Dorpsstraat 857 13 2.3.9 Herziening 23: aanpassing bouwvlak bij Dorpsstraat 996 14 2.3.10 Herziening 24: wijziging bouwblokken 14 2.3.11 Herziening 25: bouwmogelijkheid Rietorchis 13 15 2.4 Herziening van de voorschriften 15 ................................................................... 122.00.03.01.50.toe ................................................................... 3 Randvoorwaarden 3.1 Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai 3.2 Waterhuishouding 3.3 Externe veiligheid 3.4 Archeologie 3.5 Ecologie 3.6 Bodemvervuiling 3.7 Luchtkwaliteit 19 19 19 19 19 20 20 20 4 Juridische toelichting 23 ................................................................... 122.00.03.01.50.toe ................................................................... 1 Inleiding 1.1 Gewijzigde inzichten bestemmingsplan Oudkarspel Het bestemmingsplan Oudkarspel is op 1 juli 2003 door de gemeenteraad van Langedijk vastgesteld. Op 10 februari 2004 is het plan gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Noord-Holland. Voorliggend plan voorziet onder meer in de herziening van de niet-goedgekeurde delen. 1.2 Herzieningen Het voorliggende plan omvat drie typen herzieningen: 1. Artikel 30 WRO-herziening Het voorliggende plan heeft deels het karakter van een artikel 30 WRO-herziening, omdat tegemoet wordt gekomen aan de onthouding van goedkeuring van GS aan het bestemmingsplan Oudkarspel. Voor enkele onderdelen van het plan heeft onthouding van goedkeuring plaats gevonden op verzoek van de gemeente Langedijk. GS hebben dit verzoek gehonoreerd. Tevens hebben GS goedkeuring onthouden aan een in het bestemmingsplan opgenomen “uit te werken bestemming”. Op de wijze waarop aan deze onthouding tegemoet wordt gekomen, wordt ingegaan in paragraaf 2.1. 2. Herziening n.a.v. een uitspraak van de Raad van State Ten tweede betreft het onderhavige plan een herziening van het bestemmingsplan naar aanleiding van door de Raad van State op 22 september 2004 en 30 november 2005 gegrond verklaarde bezwaren. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.2. 3. Herzieningen gemeente Ten derde bestaat het onderhavige plan uit een herziening door de gemeente van het goedgekeurde bestemmingsplan. Daarbij vinden ook enkele wijzigingen van de voorschriften plaats. Deze komen aan de orde in paragraaf 2.3. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de inhoud en achtergronden van de herzieningen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de randvoorwaarden waarbinnen de herzieningen worden doorgevoerd wat betreft archeologie, ecologie, water, milieu, bodem, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Hoofdstuk 4 betreft de juridische toelichting. In zijn vergadering van 5 februari 2008 heeft de gemeenteraad het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, in die zin dat aanvullend op het raadsvoorstel de herzieningen ten aanzien van het .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 3 ................................................................... perceel achter de zuurkoolfabriek aan de Voorburggracht en het perceel Dorpstraat 857 zijn ingetrokken. Hierover is een passage toegevoegd in de toelichting (paragraaf 2.3.1 en 2.3.7). Deze tekst is cursief aangegeven. Datzelfde geldt voor een ambtelijke opmerking over de intrekking van de Wet Openluchtrecreatie in paragraaf 2.4. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 4 ................................................................... 2 Inhoud van de voorzieningen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de herzieningen van het bestemmingsplan Oudkarspel. De plandelen waarvoor een herziening geldt, zijn opgenomen in kaart 1. De hieronder gebruikte nummering correspondeert met de nummers op de kaart. Deze nummers corresponderen ook met de herzieningen op de plankaart. Voor de nummers 12 en 14 geldt dat deze geen wijzigingen op de plankaart met zich meebrengen. 2.1 Artikel 30 WRO-herzieningen 2.1.1 Herziening 1 t/m 11: diverse aanduidingen binnen de bestemming “Woondoeleinden II” Gebied waarop de herziening betrekking heeft Diverse percelen verspreid in het plangebied (zie kaart 1). Inhoud van de herziening De gronden met de bestemming “Woondoeleinden II” zijn bestemd voor wonen, waarbij verschillende aanduidingen zijn toegevoegd om de variatie in bouwtype aan te duiden: W(v) en W(v)* = vrijstaande woningen (met een onderscheid in o.a. de gevelbreedte); W(va) en W(va)* = maximaal twee aaneengebouwde woningen (met een onderscheid in o.a. de gevelbreedte); W(a) = rijenwoningen; W(s) = gestapelde woningen. In een aantal gevallen is een foutieve aanduiding aangegeven binnen de bestemming, of ontbreekt de aanduiding. De herziening voorziet in de correctie hiervan. In tabel 1 is per deelgebied aangegeven wat de wijziging betreft: .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 5 ................................................................... Tabel 1. Wijzigingen met betrekking tot foutief aangeduide woongebieden nr. percelen herziening 1. Waterdrieblad 1, 3, 17 en 19 Waterdrieblad 5 t/m 15 wijzigen van aanduiding W(s) naar W(a). toevoeging van ontbrekende aanduiding W(a). 2. Haagwinde 6 t/m 42 wijziging van aanduiding W(a) naar W(va). 3. Regthuisstraat 37 t/m 71 wijziging van aanduiding W(a) naar W(va). 4. Kasteelstraat 41 t/m 43a wijziging van aanduiding W(a) naar W(va). 5. Nijverheidsstraat 91 t/m 99 6. Nijverheidsstraat 96 t/m 112 7. Beurtschipper 18 en Nijverheidsstraat 91 wijziging van aanduiding W(a) naar W(va) voor nr. 93 t/m 99. splitsing van de percelen in 2 bouwvlakken met ieder de aanduiding W(a). wijziging aanduiding W(a) en W(va) naar W(v) voor Nijverheidsstraat 91 en Beurtschipper 18. 8. Koninginnekruid 6 en 8 Wijzigen van aanduiding W(v) naar W(va). 9. Valeriaan 5 en 7 Wijzigen van aanduiding W(v) naar W(va). 10. Waterviolier 2 t/m 8 wijziging van aanduiding W(a) naar W(v). 11. Waterdrieblad 33 en 35 wijziging van aanduiding W(a) naar W(v). Motivering Gebleken is dat de gronden met de bestemming “woondoeleinden II” voor wat betreft de onderstaande percelen ten onrechte geen aanduiding, dan wel de verkeerde aanduiding hebben gekregen. Op verzoek van de gemeente Langedijk heeft de provincie Noord-Holland daarom goedkeuring onthouden aan deze delen van het plan. De bovengenoemde percelen betreffen bestaande woongebieden. Het bestemmingsplan is voor deze gebieden in eerste plaats een conserverend plan. Een bestemming en aanduiding die overeenkomen met de werkelijkheid, zijn hiervoor van belang. 2.1.2 Herziening 12: “uit te werken bestemming bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen” Gebied waarop de herziening betrekking heeft Het perceel naast het bedrijfsperceel van houthandel Eecen aan de oostzijde van het plangebied. Inhoud van de herziening De percelen die het bedrijfsperceel van de houthandel omringen hadden de bestemming “uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen”. Deze bestemming is gewijzigd in “uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. recreatie- en groenvoorzieningen”. De wijziging heeft tevens betrekking op artikel 15 van de voorschriften. De uitbreiding van de houthandel of de vestiging van andere, kleinschalige bedrijvigheid, is door de wijziging hier niet mogelijk. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 6 ................................................................... Indien de houthandel Eecen in de toekomst besluit te verhuizen, dan kan het huidige bedrijfsperceel ontwikkeld worden tot woongebied. Het perceel waarop de onderhavige herziening betrekking heeft, vormt dan een overgangsgebied naar het achtergelegen natuurgebied. Motivering GS heeft aan dit deel van het plangebied goedkeuring onthouden, omdat de noodzaak voor het ontwikkelen van een bedrijvenlocatie hier onvoldoende is aangetoond. Tevens wordt reeds in de toelichting van het bestemmingsplan gesteld dat uitbreiding van de bestaande houthandel op de huidige locatie niet wenselijk is, terwijl dit wel mogelijk gemaakt wordt. Met de herziening naar “uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. recreatie- en groenvoorzieningen”, wordt de ontwikkeling van dit gebied voor recreatie en openbaar groen in de toekomst mogelijk gemaakt. Hiermee wordt beoogd een vanuit landschappelijk, recreatief en ecologisch opzicht betere overgang te creëren naar het natuurgebiedje Het Waartje (gelegen aan de oostzijde van het plangebied). 2.2 Herzieningen naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State 2.2.1 Herziening 13: Laanweg 39 en 39a Gebied waarop de herziening betrekking heeft Laanweg 39 en 39a, aan de zuidoostzijde van het plangebied. Achtergronden van de herziening De Raad van State heeft op 22 september 2004 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard met betrekking tot het perceel Laanweg 39a, met de bestemming “Woondoeleinden I” en de aanduiding “te bebouwen erven”. De eigenaar van het perceel Laanweg 39a wil een woning op dit perceel bouwen, maar het plan staat dit niet toe doordat binnen het betreffende bouwvlak het aantal woningen ten hoogste het bestaande aantal mag bedragen. Het bouwvlak omvat het woonhuis aan de Laanweg 39 en het pand aan de Laanweg 39a, dat in gebruik is als schuur. Doordat het woonhuis en de schuur niet bij dezelfde personen in eigendom zijn, is het bouwen van een woonhuis voor de eigenaar van Laanweg 39a alleen mogelijk indien deze het pand aan de Laanweg 39 weet aan te kopen. Omdat bij de inventarisatie ervan uitgegaan werd dat zowel de woning als de schuur in eigendom zijn bij dezelfde eigenaar, werd een bouwvlak aangebracht dat een verruiming van de bestaande woning mogelijk maakt. Omdat dit niet .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 7 ................................................................... het geval is, is voor de verruiming van het bouwvlak geen goede reden aanwezig. De Raad van State heeft het besluit vernietigd voorzover goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming “woondoeleinden I” met de aanduiding “te bebouwen erven” voor het perceel Laanweg 39a. GS van de provincie Noord-Holland hebben op 15 maart 2005 opnieuw beslist over het betreffende onderdeel. Zij menen dat goedkeuring dient te worden onthouden aan het betreffende onderdeel. Door de onthouding van goedkeuring valt het perceel weer binnen de bestemming “Bebouwing voor agrarische doeleinden’ in het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 1972” van de gemeente Heerhugowaard. Dit is onjuist weergegeven op toelichtingskaart 1 bij het bestemmingsplan Oudkarspel. Deze kaart wordt gewijzigd en is in het navolgende opgenomen. De betreffende bestemming doet geen recht meer aan de huidige situatie: het betreffende pand wordt benut voor opslag. Door de eigenaar wordt geopteerd voor de realisatie van een woning. De gemeente is bereid aan dit verzoek tegemoet te komen, ook omdat het alternatief, een bestemming ‘opslag’ of een bedrijfsbestemming niet wenselijk is gezien de verkeersaantrekkende werking van deze activiteiten. Echter, de gemeente stelt wel voorwaarden aan een bestemmingswijziging. De te bouwen woning moet passen in de (landelijke) omgeving en bovendien moeten nog de nodige vooronderzoeken worden uitgevoerd, met name wat betreft ecologie, wegverkeerslawaai en bodem. Zo moet bij afbraak van het huidige pand onderzoek plaatsvinden naar het voorkomen van vleermuizen. Inhoud van de herziening De bestemming wordt gewijzigd in ‘agrarisch gebied’, waarbij de bestaande schuur een bouwvlak krijgt. Voor het betreffende perceel geldt een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van een woning. Voorwaarden daarbij zijn dat aangesloten wordt op de bouwvorm van de naastgelegen woning (woning met kap, goot- en bouwhoogte maximaal 3 en 8,5 meter; kap haaks op de weg); er dient vooraf nader onderzoek te worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (nieuwe wetgeving maakt nieuw onderzoek noodzakelijk); vooraf dient vooronderzoek plaats vinden naar andere milieuaspecten, ecologie en water. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 8 ................................................................... Motivering De gemeente acht toevoeging van een woning op deze locatie acceptabel, omdat in de gemeente vergelijkbare situaties voorkomen, waarin voormalige schuren of opslagruimten een woonfunctie hebben gekregen. Het gaat in dit geval bovendien om een bestaande schuur in het overgangsgebied tussen het stedelijk en landelijk gebied. De schuur staat aan de weg in dezelfde bebouwingslijn als de bestaande woning aan de Laanweg 39. Er is dus geen sprake van tweedelijnsbebouwing. Door het toestaan van de bouw van een woning wordt een positieve bijdrage geleverd aan het aanzien van de Laanweg als woonstraat. 2.2.2 Herziening 14: Dorpsstraat 710 Gebied waarop de herziening betrekking heeft Dorpsstraat 710 aan de zuidzijde van het plangebied. Inhoud van de herziening De Raad van State heeft op 22 september 2004 het bezwaar gegrond verklaard met betrekking tot het achtererf van het perceel Dorpsstraat 710. Op dit perceel lag de bestemming “woondoeleinden I”, voorzien van de aanduiding “café, restaurant”. De appellant gaf aan de aanduidingen van het naastgelegen perceel Dorpsstraat 712 (“bedrijf”, “detailhandel”, “maatschappelijke instelling” en “daghoreca”) te wensen. De Raad van State heeft geoordeeld dat het besluit van de gemeente om het gehele perceel te voorzien van de aanduiding “café, restaurant” niet berust op een deugdelijke motivering. De verklaring van de Raad van State slaat op het achterperceel van de Dorpsstraat 710, derhalve het deel gelegen buiten het bouwvlak. Op dit gedeelte van het perceel is een schuur gesitueerd, die daardoor onder het overgangsrecht valt. Op 30 november 2005 is door de Raad van State opnieuw uitspraak gedaan in deze zaak. Ter zitting is door de gemeente Langedijk aangegeven dat op het achterperceel van de Dorpsstraat 710 de bestaande bebouwing in stand gehouden kan worden, en deels gebruikt kan worden voor een kleinschalig ambachtelijk bedrijf. Tevens kan het pand benut worden voor de opslag van goederen. De Raad van State heeft hierop geoordeeld dat het overgangsrecht op dit plandeel niet van toepassing is, aangezien er de intentie is het pand in stand te houden. Derhalve is goedkeuring onthouden aan dit deel van het plan. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 9 ................................................................... In deze partiële herziening zal derhalve voor het achtererf van de Dorpsstraat 710 gaan gelden: de bestemming woondoeleinden I, inclusief een bouwvlak ter plekke van de bestaande schuur; de aanduiding “opslag” (o); de aanduiding “kleinschalig ambachtelijk bedrijf” (bk), waarbij ten hoogste 40% van het bouwvlak voor dit doel mag worden gebruikt; een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 5 meter (aansluitend bij de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw). Motivering De eigenaar van het perceel Dorpsstraat 710 wil met de aanduidingen “b, d, m en s” (“bedrijf”, “detailhandel”, “maatschappelijke instelling” en “daghoreca”) de functies op het achterterrein van zijn perceel uitbreiden. Met het nieuwe bestemmingsplan (en het bijbehorende beeldkwaliteitsplan) beoogt de gemeente de kleinschaligheid van en variatie in de bebouwing aan de Dorpsstraat te behouden (paragraaf 4.2 van het bestemmingsplan Oudkarspel). Bij dit straatbeeld past geen verbreding van functies op het achterterrein. De gemeente ziet in dit licht geen aanleiding voor het toelaten van de gevraagde functies. Wél acht zij de genoemde functies “opslag” en “kleinschalig ambachtelijk bedrijf” toelaatbaar. Het naastgelegen perceel, Dorpsstraat 712, heeft de aanduidingen “b, d, m en s”. In een eerder verschenen advies van Kuiper Compagnons (1996) werd nog uitgegaan van een complete herontwikkeling van het gebied met de percelen Spoorstraat 2, Dorpstraat 710 en 712. Daarin werd voorgesteld in het gehele gebied de horeca-, detailhandel en dienstverleningsvoorzieningen in combinatie met wonen te ontwikkelen. Echter, de gemeente is van mening dat er geen enkele relatie (meer) is met het naastgelegen pand Dorpsstraat 712. Hierdoor ziet de gemeente geen reden om ontplooiing van dergelijke functies op het perceel mogelijk te maken. Met de voorgestelde planaanpassing is de gemeente van mening dat ingespeeld wordt op de wensen van de eigenaar van het perceel Dorpsstraat 710, terwijl de kleinschaligheid en het karakter van de Dorpsstraat behouden blijft. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 10 ................................................................... 2.3 Overige herzieningen 2.3.1 Herziening 15: terrein Voorburggracht Gebied waarop de herziening betrekking heeft Terrein achter de zuurkoolfabriek aan de Voorburggracht, aan de noordoostzijde van het plangebied. Inhoud van de herziening Van het achterliggende terrein bij de zuurkoolfabriek is de bestemming gewijzigd van “bedrijventerrein” naar “agrarisch gebied”. De bestemming “agrarisch gebied” begint vanaf ongeveer 40 meter van de achtergrens van het perceel van de zuurkoolfabriek. Motivering Het terrein achter de zuurkoolfabriek is in gebruik als agrarisch gebied. De gemeente wenst deze functie vanuit landschappelijk oogpunt te behouden. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 5 februari 2008 heeft de gemeenteraad naar aanleiding van de ingediende zienswijzen in afwijking van het voorgaande besloten deze herziening uit het plan te verwijderen. De betreffende herziening is van de plankaart verwijderd. 2.3.2 Herziening 16: Lourens Bogtmanstraat 10, 12, 14 Gebied waarop de herziening betrekking heeft Lourens Bogtmanstraat in het midden van het plangebied. Inhoud van de herziening De bouwgrens ter hoogte van nr. 10, 12, 14 is gecorrigeerd in een rechte lijn. De verspringing in de bouwgrens ter hoogte van nr. 12 vervalt. Motivering De gevels van de woningen 10, 12, 14 aan de Lourens Bogtmanstraat zijn in één rooilijn gebouwd, in tegenstelling tot de gegevens op de gebruikte GBKN (waarbij nr. 12 meer naar de weg gelegen is). De voorzijde van het bouwvlak is daarom gecorrigeerd tot een rechte lijn. 2.3.3 Herziening 17: pleintjes tussen de Kasteelstraat, Brederodestraat, Regthuisstraat en Van Teijlingenstraat Gebied waarop de herziening betrekking heeft Binnenplein aan de achterzijde van de woningen nr. 10 en 12 aan de Van Teijlingenstraat en het binnenplein aan de achterzijde van .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 11 ................................................................... woningen nr. 17, 19 en 21 aan de Kasteelstraat. De beide pleintjes zijn gelegen in het midden van het woongebied. Inhoud van de herziening Op beide pleintjes (bestemming “verblijfs- en verkeersdoeleinden”) zijn garageboxen gesitueerd. Op het oostelijk gesitueerde plein (achter de Kasteelstraat) staat tevens een transformatorhuisje (nutsvoorziening). Deze stonden niet op de plankaart aangegeven. Beide functies hebben een aparte aanduiding op de plankaart gekregen. Deze wijziging heeft tevens betrekking op de voorschriften met betrekking tot de bestemming “verblijfs- en verkeersdoeleinden”. Motivering De garageboxen domineren de functie van de pleintjes. Een aanduiding vergroot de duidelijkheid van het plan. Dit geldt ook voor de nutsvoorziening. 2.3.4 Herziening 18: Schuitemaker en de Nijverheidsstraat Gebied waarop de herziening betrekking heeft Woonblok tussen de Schuitemaker en de Nijverheidsstraat aan de zuidzijde van het plangebied. Inhoud van de herziening Nieuwe weergave van de woningen in het bouwvlak, waarvan een aantal is komen te vervallen / is samengevoegd. Tevens zijn de aanduidingen van het totale aantal woningen toegevoegd. Motivering Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de plankaart essentieel. 2.3.5 Herziening 19: Van Teijlingenstraat 2 t/m 24, Kasteelstraat 17 t/m 39, Brederodestraat 9 t/m 31 en Regthuisstraat 46 t/m 68 Gebied waarop de herziening betrekking heeft De woningen aan de Van Teijlingenstraat 2 t/m 24, Kasteelstraat 17 t/m 39 en de Brederodestraat 9 t/m 31, gesitueerd in het midden van het plangebied. Inhoud van de herziening De bouwblokken van de betreffende percelen zijn opgesplitst in twee bouwvlakken. Voorheen had het gehele bouwblok één bouwvlak. De twee in het midden gelegen garages zijn gesitueerd in het gebied met de aanduiding “te bebouwen erven”. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 12 ................................................................... Motivering De in het midden van de bouwblokken gelegen garages onderbreken de aangesloten bebouwing. Zij behoren niet tot het hoofdgebouw, en horen daarom niet opgenomen te worden in het bouwvlak. 2.3.6 Herziening 20: Dorpsstraat 798, 800 en 802 Gebied waar herziening betrekking op heeft Percelen aan de Dorpsstraat aan de westzijde van het plangebied. Inhoud van de herziening Toevoeging van de aanduiding “aantal woningen” met het aantal “4”, wijziging van de ondergrond (voorheen 3 huisnummers aangegeven, het betreft hier echter 4 woningen). Motivering Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de plankaart essentieel. 2.3.7 Herziening 21: aanpassing van de plangrens Gebied waar herziening betrekking op heeft Perceel aan de Spoorstraat 137, aan de westzijde van het kanaal Alkmaar (Omval) – Kolhorn. Inhoud van de herziening Aanpassing van de plangrens door het opnemen van het gehele perceel Spoorstraat 137 binnen het plangebied. Een deel van dit perceel viel binnen het bestemmingsplan Buitengebied. Motivering Door de verdeling van het perceel over twee bestemmingsplannen ontstaat mogelijk in de toekomst onduidelijkheid over welke mogelijkheden voor het betreffende perceel gelden. 2.3.8 Herziening 22: aanpassing bouwvlak bij Dorpsstraat 996 Gebied waar herziening betrekking op heeft Het perceel Dorpsstraat 996. Inhoud van de herziening Aanpassing van het bouwvlak. Motivering De op het betreffende perceel gerealiseerde woning geheel binnen het bouwvlak laten vallen. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 13 ................................................................... 2.3.9 Herziening 23 opnemen bouwmogelijkheid Dorpsstraat 857 Gebied waar herziening betrekking op heeft Het perceel Dorpsstraat 857. Inhoud van de herziening Inmiddels is duidelijk geworden hoe het betreffende perceel zal worden ingevuld. Op de plek van de voormalige kolfbaan worden twee appartementengebouwen met in totaal 14 wooneenheden gebouwd, die via luchtbruggen met elkaar zijn verbonden. Voor het zuidelijke gebouw wordt daarbij qua vormgeving aangesloten bij de bouwvorm van het gebouw van de voormalige kolfbaan. Onder het gebouw komt een parkeergarage, die wordt ontsloten vanaf de Voorburggracht. Voor de betreffende locatie wordt momenteel een aparte artikel 19 WRO-procedure gevolgd. Impressie voorgevel gebouwen Dorpsstraat 857 (bron: Ruimtelijke onderbouwing Dorpsstraat 857, Bouwburo H. Tauber BV) Motivering Burgemeester en wethouders achten woningbouw op deze inbreidingslocatie een goede zaak en werken mee aan het hiervoor ingediende plan. De raad is voorgesteld om de wijzigingsbevoegdheid zoals deze was opgenomen in het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan om te zetten in een rechtstreekse bouwtitel. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 5 februari 2008 heeft de gemeenteraad in afwijking van het voorgaande besloten deze herziening uit het plan te verwijderen. De betreffende herziening is van de plankaart verwijderd. Ook de passages in de toelichting waarin onder meer wordt ingegaan op milieuaspecten met betrekking tot het perceel Dorpsstraat 857, zijn in het navolgende verwijderd.. 2.3.10 Herziening 24: wijziging bouwblokken Gebied waar herziening betrekking op heeft Woningen aan de Zwanebloem. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 14 ................................................................... Inhoud van de herziening De situering van de bouwblokken wordt aangepast op basis van de werkelijk situering van de gebouwen. Motivering Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de plankaart essentieel. 2.3.11 Herziening 25: bouwmogelijkheid Rietorchis 13 Gebied waar herziening betrekking op heeft Perceel Rietorchis 13. Inhoud van de herziening Op deze locatie moet worden aangesloten op de bestaande situatie. Motivering Op deze locatie is abusievelijk de bouwmogelijkheid voor een woning niet opgenomen. Deze woning is inmiddels gerealiseerd en moet op de plankaart een passend bouwvlak krijgen. 2.4 Herziening van de voorschriften De hierna volgende aanpassingen zijn in het kader van de herziening gedaan in de voorschriften: .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 15 ................................................................... Artikel artikel 1 Begripsbepalingen artikelen 4 t/m 15 artikel 4 Woondoeleinden I Wijziging Motivering aanpassing van de begripsomschrijving “aan huis verbonden beroep” toevoeging begripsbepaling “detailhandel” wijziging van de begripsbepaling “gevelbreedte” vergroten duidelijkheid wat toegestaan is onder beroepen aan huis vergroten duidelijkheid idem wijziging van de strafbepaling n.a.v. de wetswijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; schrappen van vrijstellingsbepaling voor de bouw van een uitbouw voor de voorgevelrooilijn. Deze bepaling is bij recht opgenomen in lid 3 sub a onder 1, inclusief een vrijstelling voor erkers, dieper dan 1,5 meter betere aansluiting bij de werkelijkheid wijziging maximale bouwhoogte naar 8,5 m betere aansluiting bij de werkelijkheid en vergroten van flexibiliteit toevoeging van de zinsnede …”dan wel de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte”. verhoging bouwhoogte bijgebouwen naar 5 m toevoeging van de mogelijkheid voor de bouw van een niet overkapt zwembad toevoeging bij vrijstelling van lid 7 onder d dat deze alleen van toepassing is in combinatie met de woonfunctie toevoeging van “paden en steegjes” bij de doeleindenomschrijving toevoeging van aanduiding “kleinschalig ambachtelijk bedrijf” (bk) toevoeging van aanduiding “opslag” (o) nuanceren regeling erfafscheidingen bij hoekpercelen die grenzen aan openbaar gebied n.a.v. de uitspraak van Raad van State (30-11-2005) over Dorpsstraat 710 idem aansluiten bij gemeentelijk beleid (vastgesteld zwembadenbeleid van 8 oktober 2003) vergroten duidelijkheid betere aansluiting bij de werkelijkheid n.a.v. uitspraak van Raad van State (30-11-2005) over Dorpsstraat 710 idem bewaken beeldkwaliteit .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 16 ................................................................... Artikel Wijziging schrappen van vrijstellingsbepaling voor de bouw van een uitbouw voor de voorgevelrooilijn. Deze bepaling is bij recht opgenomen in lid 3 sub a onder 1, inclusief een vrijstelling voor erkers, dieper dan 1,5 meter verhoging bouwhoogte bijgebouwen tot 5 meter artikel 5 Woondoeleinden II artikel 6 Bedrijventerrein artikel 7 Maatsch. Voorzieningen toevoeging van de mogelijkheid voor de bouw van een niet overkapt zwembad schrappen van vrijstellingsbepaling voor maximale bouwhoogte van 8,5 meter in zone A toevoeging van “paden en steegjes” bij de doeleindenomschrijving binnen de wijzigingsbevoegdheid tevens de bouw van vrijstaande woningen mogelijk maken nuanceren regeling erfafscheidingen bij hoekpercelen die grenzen aan openbaar gebied aanpassing van maximale vloeroppervlak van een verkoopruimte ten behoeve van detailhandel naar 150 m² in de doeleindenomschrijving wijziging van maximale nokhoogte voor gebouwen buiten bouwvlak naar 5 meter wijziging van aantal toegestane bedrijfswoningen naar 1, dan wel het bestaande aantal wijziging van maximale bouwhoogte naar 5 meter van gebouwen buiten bouwvlak Motivering vergroten van flexibiliteit en duidelijkheid betere aansluiting bij de werkelijkheid aansluiten bij gemeentelijk beleid (vastgesteld zwembadenbeleid van 8 oktober 2003) ruimtelijk ongewenst betere aansluiting bij de werkelijkheid verbreding van de bouwmogelijkheden ter plaatse bewaken beeldkwaliteit vergroten van mogelijkheden en aansluiten bij gemeentelijk beleid vergroten van flexibiliteit vergroten van mogelijkheden vergroten van flexibiliteit artikel 8 Detailhandel toevoeging van regeling voor bebouwing buiten het bouwvlak onder lid 2, sub a onder 3 en 4 correctie van het ontbreken van een regeling voor bebouwing buiten het bouwvlak artikel 10 Sportterrein toevoeging van “sauna” aan de doeleindenomschrijving aansluiting bij de werkelijkheid .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 17 ................................................................... Artikel aritkel 11 agrarisch gebied artikel 12 Verblijfsen verkeersdoeleinden artikel 13 Wegverkeer artikel 14 Water artikel 15 Uit te werken bestemming (…) Wijziging toekennen bestemming agrarisch gebied met bouwvlak aan Laanweg 39, met toevoeging van wijzigingsbevoegdheid IV voor de bouw van een woning toevoeging van garageboxen en nutsvoorziening in de doeleindenomschrijving (zie ook § 2.8) toevoeging van bebouwingsvoorschriften voor garageboxen en nutsvoorzieningen tekstuele aanpassing lid 3 sub b de verwijzing naar lid 6 (in lid 6) gecorrigeerd naar lid 5 beperking van aanlegvergunningvereisten (‘verwijderen van oeverbeschoeiing’ niet opgenomen in lid 7 sub a) wijziging van de uit te werken bestemming met weglating van “bedrijventerrein” en de daarbij behorende aanpassingen in lid 1 t/m 3 (zie ook § 2.2) Motivering onder voorwaarden mogelijk maken van woning; goed alternatief voor aanwezige schuur, die geen agrarische functie meer heeft aansluiting bij de werkelijkheid (zie correctie plankaart) aansluiting bij de werkelijkheid (zie punt hierboven) dubbele regeling correctie vergroten van duidelijkheid n.a.v. bezwaar GS omdat bedrijfsuitbreiding cq. vestiging van nieuwe bedrijven hier niet gewenst is artikel 18 Wijziging van de strafbepaling onder lid c n.a.v. de wetswijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; artikel 19 Toevoeging van verwijzing naar artikel 3, beschrijving in hoofdlijnen vergroten van duidelijkheid nieuwe slotbepaling t.b.v. vaststelling bestemmingsplan Oudkarspel Partiële herziening. artikel 22 Slotbepaling Inmiddels is de Wet op de Openluchtrecreatie komen te vervallen, waarmee artikel 17 in de voorschriften geen betekenis meer heeft. Omdat dit nog wel het geval was tijdens de tervisielegging, is het betreffende artikel desondanks gehandhaafd. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 18 ................................................................... 3 Randvoorwaarden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de randvoorwaarden waarbinnen de herzieningen worden doorgevoerd. 3.1 Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai Er zijn geen bedrijven zodanig gelegen dat zij hinder veroorzaken bij één van de herziene plandelen. De eventuele vestiging van een kleinschalig ambachtelijk bedrijf in het bestaande gebouw op het achtererf van het perceel Dorpsstraat 710 zal geen negatief effect hebben op het woongenot op de naastliggende percelen. In het gebied waar wijzigingsbevoegdheid IV van toepassing is (Laanweg) zal bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nader akoestisch onderzoek plaats moeten vinden. 3.2 Waterhuishouding In paragraaf 5.2 van het bestemmingsplan Oudkarspel wordt de huidige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied Oudkarspel beschreven. Voor de herzieningen binnen het plangebied geldt dat zij geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding. 3.3 Externe veiligheid In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) zijn de lijnen uitgezet voor een vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen: kwetsbare objecten, zoals woningen en onderwijsinstellingen; beperkt kwetsbare objecten, zoals winkels en kerken; risicobronnen, zoals bepaalde bedrijven en wegen. Voor de onderhavige herzieningen geldt dat zij geen gevolgen hebben voor de externe veiligheid en dat zij niet binnen de invloedssfeer liggen van bedrijven of inrichtingen die effect hebben op de externe veiligheid. De locaties waarop de voorliggende herziening betrekking heeft, liggen evenmin binnen de invloedssfeer van wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. 3.4 Algemeen Archeologie Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 19 ................................................................... betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Algemeen De Dorpsstraat en de Voorburggracht zijn op de cultuurhistorische kaart van de provincie Noord-Holland aangeduid als een gebied met een hoge archeologische waarde. De archeologische waarde van dit gebied bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern. In de gebieden waar de herzieningen betrekking op hebben, zijn geen archeologische waarden in het geding. 3.5 Ecologie Sinds 1 april 2002 is de nieuwe Flora- en faunawet van kracht. Op grond hiervan moet bij ruimtelijke ingrepen onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de beoogde ontwikkeling voor de natuurwaarden. Voor de plandelen die in deze herziening behandeld worden zijn geen ecologische waarden in het geding, met uitzondering van het perceel Laanweg 39a, waar bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vooraf onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen voor mogelijke ecologische waarden. 3.6 Bodemvervuiling Voor de plandelen die in deze herziening behandeld worden is onderzoek naar bodemvervuiling niet aan de orde. Wel is voor het perceel Laanweg 39a bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid bodemonderzoek vereist. 3.7 Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 20 ................................................................... NSL/NIBM Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. De uitvoeringsregelingen zullen naar verwachting begin 2008 gereed zijn. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, moeten nog worden vastgelegd in de AMvB-nibm. Enerzijds is de wet in werking getreden, anderzijds is er nog geen sprake van een definitief vastgesteld NSL. Deze interimperiode zal naar verwachting voor geheel 2008 gelden. Tijdens deze periode geldt dat nieuwe projecten moeten voldoen aan de grenswaarden. Het kabinet is voornemens om gedurende de interimperiode een grens van 1% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van 3 maximaal 0,4 µg/m NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate te beschouwen’ en deze vast te leggen in de AMvB-nibm. Een verslechtering van de luchtkwaliteit van 1% of minder sluit goed aan bij de uitspraken van de Raad van State. Voor de komende jaren wordt door het MNP een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4–0,6 3 µg/m per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid. Uitgaande van het criterium van de Raad van State, dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot het overschrijden of niet bereiken van de grenswaarden, acht het kabinet projecten die 1% aan de bestaande concentraties toevoegen aanvaardbaar. De reden hiervoor is dat deze 1% binnen een jaar gecompenseerd zal worden door de trendmatige verbetering van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen verslechtering optreedt. Het plan biedt de mogelijkheid tot uitbreiding van de woningvoorraad met 2 woningen (Rietorchis 13 en, na wijziging, Laanweg 39a) . Op basis van de CROW-publicatie nr. 256 ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’ (oktober 2007) mag worden uitgegaan van een ritproductie van 7 ritten per woning. Dit betekent op de omliggende wegen een maximale toename van 14 motorvoertuigen per etmaal. Indien de toename van het verkeer op de weg groter is dan ongeveer 3 600 mvt/etmaal wordt de grens van 1% (een toename van 0,4 µg/m .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 21 ................................................................... 2 NO of PM10) overschreden. De toename vanwege het plan is lager dan de 1% norm. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 22 ................................................................... 4 Juridische toelichting Voor wat betreft de voorschriften wordt aangesloten bij het bestemmingsplan Oudkarspel. Voor de wijzigingen in de voorschriften wordt verwezen naar paragraaf 2.3.10. .................................................................... 122.00.03.01.50.toe 23 . ................................................ Voorschriften ................................................. 122.00.03.01.50.vrs . ................................................ Inhoudsopgave Leeswijzer 3 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Wijze van meten 5 5 10 Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen Artikel 4 Woondoeleinden I Artikel 5 Woondoeleinden II Artikel 6 Bedrijventerrein Artikel 7 Maatschappelijke voorzieningen Artikel 8 Detailhandel Artikel 9 Groenvoorzieningen Artikel 10 Sportterrein Artikel 11 Agrarisch gebied Artikel 12 Verblijfs- en verkeersdoeleinden Artikel 13 Wegverkeer Artikel 14 Water Artikel 15 Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen 13 13 15 23 29 34 36 38 40 42 46 49 51 Bijzondere bepalingen Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Artikel 17 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie Artikel 19 Algemene vrijstellingen Artikel 20 Wijzigingsbepalingen Artikel 21 Overgangsbepalingen Artikel 22 Slotbepaling 59 59 53 60 62 63 64 65 Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Staat van Bedrijven Matrix Woondoeleinden II .................................................. 122.00.03.01.50.vrs . ................................................ Leeswijzer De grijs gemarkeerde tekstdelen in de voorschriften betreffen wijzigingen in het kader van de onderhavige partiële herziening. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 3 . ................................................ Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. het plan: het bestemmingsplan Oudkarspel van de gemeente Langedijk; b. de plankaart: de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 3 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen; c. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming; d. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; e. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats); f. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; g. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; h. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 5 . ................................................ i. bouwvlak: een op de plankaart door bouwgrenzen en/of gevellijnen omsloten vlak; j. bouwgrens/gevellijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn; k. indelingslijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik; l. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; m. bestaand: bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; bestaand gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod; n. peil: a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en de hoogte van het terrein aan de naar de weg gekeerde zijde gelijk is aan de hoogte van het terrein aan de achterzijde van het bouwwerk de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en de hoogte van het terrein aan de naar de weg gekeerde zijde ongelijk is aan de hoogte van het terrein aan de achterzijde van het bouwwerk, de hoogte van het terrein aan de naar de weg gekeerde zijde; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 6 . ................................................ o. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging constructie en/of afmetingen, en gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; p. aan-/uitbouw: een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie en /of afmeting daaraan ondergeschikt is; q. bijgebouw: een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is; r. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; s. woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; t. woonschip: elk drijvend en anderszins geheel of in hoofdzaak in water geplaatst voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is; u. ligplaats: een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig; v. aan huis verbonden beroep: een praktijkruimte, kantoor, atelier of kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon en naar aard daarmee gelijk te stellen functies, welke in een woning wordt uitgeoefend, waarbij: de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt; de functie een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; bij de uitoefening van het beroep aan huis uitsluitend de bewoner of bewoners van de betreffende woning betrokken zijn; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 7 . ................................................ w. bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; x. horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; y. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; z. gevelbreedte: de breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw; aa. hotel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse; bb. café: een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid; cc. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; dd. daghorecabedrijf: een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van koffie, thee, frisdranken, kleine maaltijden en dergelijke voor consumptie ter plaatse; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 8 . ................................................ ee. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; ff. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 9 . ................................................ Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend; b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend. Bij bouwwerken waarvan het peil aan de voorzijde van het bouwwerk ongelijk is aan het peil aan de achterzijde van het bouwwerk wordt de goothoogte bepaald aan de hand van het peil aan de voorzijde van het bouwwerk. c. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voorzover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van gebroken kapvormen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen; d. de oppervlakte van een bouwwerk: buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend; e. de inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 10 . ................................................ galerijen, trappen, overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1,5 m bedraagt. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 11 . ................................................ Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen Algemeen De beschrijving in dit artikel is beperkt tot de algemene regels voor de toepassing van nadere eisen en vrijstellingen en de afstemming op andere wetten en verordeningen en geldt voor alle bestemmingen. Voorzover ten behoeve van de afzonderlijke bestemmingen een beschrijving in hoofdlijnen noodzakelijk is geacht, is deze opgenomen bij het betreffende artikel. Toepassing van nadere eisen De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen; de verkeersveiligheid. De nadere eisen hebben geen betrekking op de bouwwerken genoemd in artikel 43 van de Woningwet (vergunningvrije bouwwerken). Toepassing vrijstellingsbevoegdheden De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden dient beperkt te blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van: de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen; de verkeersveiligheid. Bij de toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid wordt voldaan aan de volgende procedurebepalingen: het voornemen om vrijstelling te verlenen wordt gepubliceerd in een of meer dag- of nieuwsbladen; het voornemen met de bijbehorende stukken liggen gedurende 2 weken ter inzage; belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van terinzagelegging, bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen tegen het voornemen kenbaar maken; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 13 . ................................................ - Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing inzake de zienswijzen en delen deze aan betrokkenen en belanghebbenden mee. Toepassing wijzigingsbevoegdheid Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een zorgvuldige inpassing in de stedenbouwkundige structuur te worden gewaarborgd. Hoogheemraadschap Inrichting en beheer van water, oevers, boezemwaterkeringen en waterstaatkundige voorzieningen vinden plaats met inachtneming van de bepalingen van het Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Dit houdt onder andere in dat voor het bouwen binnen 5 meter van de waterlijn vanaf de wateren met de bestemming “water” ontheffing noodzakelijk is van het Hoogheemraadschap. Bij activiteiten waarbij belangen van het Hoogheemraadschap een rol spelen, vindt overleg plaats met deze instantie. Archeologische en cultuurhistorische waarden In het gebied dat op toelichtingskaart 2 is aangegeven als “archeologisch vlak van hoge waarde” streeft de gemeente naar behoud van de archeologische waarden. In voorkomende gevallen wordt de gelegenheid geboden om vooraf archeologisch onderzoek te verrichten. In de gebieden die op toelichtingskaart 2 zijn aangeduid met “historische geografie, wegenpatroon van hoge waarde” en “historische geografie, boezemwater van hoge waarde” streeft de gemeente naar handhaving van de historisch-geografische kenmerken, zoals die uiting komen in het profiel van wegen en waterlopen en het reliëf. Integrale Nota LPG 1984 Binnen de op de plankaart aangegeven “zone vulpunt LPG” gelden de bepalingen ten aanzien van bouwen en gebruik van gronden uit de “Integrale nota LPG 1984” van het Ministerie van VROM. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 14 . ................................................ Artikel 4 Woondoeleinden I 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “woondoeleinden I” aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis verbonden beroep; detailhandel in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “detailhandel” (d); café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “café/restaurant” (c); hotel/café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “hotel/café/ restaurant (h); een daghorecabedrijf voorzover de gronden zijn aangeduid met “daghoreca” (s); bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, in combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn aangeduid met “bedrijf” (b), alsmede voor: een lasbedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “lasbedrijf” (bl); een landbouwmechanisatiebedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “landbouwmechanisatiebedrijf” (bm); een grootschalige bakkerij, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “bakkerij” (bb); een kleinschalig ambachtelijk bedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid als “kleinschalig ambachtelijk bedrijf” (bk), waarbij ten hoogste 60% van het bouwvlak met deze aanduiding voor dit doel mag worden gebruikt; maatschappelijke instellingen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “maatschappelijke instellingen” (m); volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid als “volkstuinen” (vt); de opslag van goederen voor zover de gronden zijn aangeduid met “opslag” (o); een waterkering in de vorm van een dijk of kade, voor zover de gronden zijn aangeduid met “waterkering”; sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn aangeduid met “sloten en vijvers”; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 15 . ................................................ - groenvoorzieningen en/of speelterrein; paden en steegjes. In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Beroepen aan huis De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover: dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat onevenredig wordt aangetast; de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 50 m . Bebouwingsbeeld Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en hoofdstructuur van het bestaande bebouwingsbeeld. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door: een grote afwisseling van bebouwing, zowel voor wat betreft goothoogte, bouwhoogte en kapvorm als voor wat betreft gevelbreedte, afstand tot de openbare ruimte en onderlinge afstand; overwegend vrijstaande bebouwing met lage goothoogte en steile kap aan de Dorpsstraat, Ambachtsdijk, Spoorstraat, Achterstraat, Laanweg, Kroonstraat, Liefdelaan, Engelenburg, Nijverheidsstraat, Schuitemaker, voor een deel gaat het daarbij om stolpboerderijen; een overwegend verticale geleding van de straatwanden in individuele panden; incidenteel bebouwing in 2 bouwlagen (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in twee lagen wordt ervaren); incidenteel aaneengebouwde woningen. Situering bebouwing De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 16 . ................................................ Karakteristieke bebouwing Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. Beeldkwaliteit Burgemeester en Wethouders hechten waarde aan handhaving en versterking van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en het bebouwingsbeeld binnen de bestemming. Om die reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin is aangegeven \met welke aspecten bij de welstandstoetsing rekening moet worden gehouden. In het beeldkwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan de verkaveling, het bebouwingstype, het bebouwingsbeeld en de situering van bebouwing. Beplanting Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar handhaving van de laanbeplanting langs de Spoorstraat. 3 Eisen gebouwen Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat een uitbouw voor de voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m, e een breedte van maximaal 2/3 deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag, is toegestaan, mits de afstand tot de grens met de bestemmingen “Verblijfsen verkeersdoeleinden” en “Wegverkeer” minimaal 1,5 m bedraagt; 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de plankaart is aangegeven; 3. voor het aantal aaneen te bouwen woningen dient aangesloten te worden bij het in de beschrijving in hoofdlijnen van dit artikel aangegeven bebouwingsbeeld, bestaande hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd; 4. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel in deze gevellijn te worden gebouwd; 5. voor de gevelbreedte van de gebouwen dient aangesloten te worden bij de bestaande gevelbreedte; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 17 . ................................................ 6. 7. 8. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen dienen ten hoogste 3 m respectievelijk 8,5 m te bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, dan wel de op de plankaart aangegeven goot- en bouwhoogte; gebouwd dient te worden met een kap, bestaande hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen 2 en bijgebouwen, niet meer dan 50 m bedraagt. Eisen aan- en uitbouwen en bijgebouwen b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd op de gronden aangegeven met “te bebouwen erven”; 2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, inclusief het hoofdgebouw, niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd; 3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m. Eisen gebouwen op volkstuinen c. Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden de volgende bepalingen: 1. per volkstuin is één gebouw toegestaan; 2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden bebouwd, met een maximum van 15 m²; 3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m bedragen. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m; 2. in afwijking van het gestelde onder 1 geldt voor hoekpercelen grenzend aan openbaar groen en/of een weg dat de hoogte van erfafscheidingen voor zowel de zij- als de achterkant van het perceel ten hoogste 2 meter bedraagt, mits de erfafscheiding één meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. De hoogte van een erfafscheiding die één .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 18 . ................................................ 3. 4. 4 meter of meer achter het verlengde van de voorgevel evenwijdig aan de weg is gesitueerd, anders dan de erfafscheiding op de achtererfgrens, bedraagt ten hoogste één meter.’ er bouwperceel mag 1 zwembad worden gerealiseerd, mits: de oppervlakte van het bad niet meer dan 40 m² bedraagt; de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 50% bedraagt; het zwembad achter de van de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd; de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt; er sprake is van een ingegraven bad met een maximale hoogte van 0,2 m boven het maaiveld; voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet, waaronder carports. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de dakhelling van gebouwen, voorzover deze kleiner is dan 45° of groter is dan 60°; b. de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak; c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het bestaande pand; d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 19 . ................................................ 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 1 voor het bouwen ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in de voornoemde klassen; b. het bepaalde in lid 3, sub a onder 1 voor een grotere diepte van een erker dan 1,5 meter, indien binnen hetzelfde bouwblok daaraan voor de eerste tervisielegging medewerking is verleend; de diepte conform de eerdere toepassing is dan maatgevend; c. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale e diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3 deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag; hierbij geldt dat de vrijstelling uitsluitend wordt overwogen als de afstand tut de grens met de bestemmingen “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” en “Wegverkeer”minimaal 1,5 m bedraagt; c. het bepaalde in lid 3 onder a.2 voor het vergroten van het aantal woningen per bouwvlak in verband met de realisatie van een woning bij of ter plekke van een bedrijf of instelling waarbij op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp het plan geen woning aanwezig was; d. het bepaalde in lid 3, onder a.4; e. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en zo nodig lid 3, onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte, mits: sprake blijft van een eenduidige kapvorm per bouwperceel; de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden van woningen ten minste 1 m bedraagt; De vrijstelling wordt niet verleend voor de met “karakteristiek" aangegeven panden; f. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en a.7 en zo nodig lid 3 onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte in combinatie met het bouwen zonder kap, mits: sprake is van een bestaande plat afgedekte woning; de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden van woningen ten minste 1 m bedraagt; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 20 . ................................................ g. h. 6 het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan perceel- en erfafscheidingen, als bedoeld in artikel 43 van de Woningwet bij rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten; het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 7 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Algemene vrijstelling a. Vrijstelling categorie bedrijven b. Vrijstelling detailhandel c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 detailhandelsbedrijven met elk ten hoogste 150 m² bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat tussen Lourens Bogtmansstraat en N504, in combinatie met de woonfunctie. Vrijstelling bedrijven d. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven met elk ten hoogste 200 m² bedrijfsvloeroppervlak. Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de Dorpsstraat en in combinatie met de woonfunctie. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in de voornoemde klassen. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 21 . ................................................ Vrijstelling maatschappelijke instellingen e. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend ten hoogste 5 maatschappelijke instellingen aan de Dorpsstraat. Voorwaarden verlening vrijstelling f. De onder c, d en e genoemde vrijstellingen worden slechts verleend, als: geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bestaande detailhandels- en voorzieningenstructuur in Oudkarspel; nieuwe winkels, bedrijven en voorzieningen geen sterke verkeersaantrekkende werking hebben; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woongenot van bewoners van aangrenzende percelen. 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 22 . ................................................ Artikel 5 Woondoeleinden II 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “woondoeleinden II” aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, waaronder begrepen: W(v) en W(v)* : vrijstaande woningen; W(va) en W(va)* : vrijstaande of maximaal twee aaneengesloten woningen; W(a) : rijenwoningen; W(s) : gestapelde woningen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis verbonden beroep; een woonwagenstandplaats voor ten hoogste 3 standplaatsen voor woonwagens, voorzover de gronden zijn aangeduid met “woonwagenstandplaats” (ws); volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “volkstuinen” (vt); groenvoorzieningen en/of speelterrein; openbare nutsvoorzieningen; sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn aangeduid met “sloten en vijvers”; paden en steegjes. In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. 2 Beroepen aan huis Beschrijving in hoofdlijnen De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover: dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat onevenredig wordt aangetast; de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt 2 dan 50 m . .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 23 . ................................................ Bebouwingsbeeld Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en samenhang van het bestaande bebouwingsbeeld per straatzijde of cluster. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door: samenhang in het aantal aaneen gebouwde woningen, de goothoogte en de dakhelling per straatzijde of cluster; overwegend bebouwing in één of twee bouwlagen met kap (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in een of twee bouwlagen wordt ervaren); incidenteel bebouwing in 3 bouwlagen (hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als bebouwing in drie lagen wordt ervaren). Situering gebouwen De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Openbare ruimte De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen. De inrichting van de gronden aangeduid met “water” dient overwegend te zijn bepaald door water. 3 Eisen gebouwen Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat een uitbouw voor de voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m, e een breedte van maximaal 2/3 deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag is toegestaan, mits de afstand tot de grens met de bestemmingen “verblijfs- en verkeersdoeleinden” en “wegverkeer” minimaal 1,5 m bedraagt; 2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de plankaart is aangegeven; 3. voor het bouwen van woningen, anders dan woonwagens, gelden de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 24 . ................................................ 4. 5. 6. in afwijking van de Matrix Woondoeleinden II mag per bouwperceel inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen de bouwvlakken tot maximaal 40% van de bebouwing plat worden afgedekt; voor woonwagens gelden de volgende maten: a. de maximale oppervlakte van het gebouw bedraagt 120 m²; b. de maximale hoogte van het gebouw bedraagt 7 meter; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen 2 en bijgebouwen, niet meer dan 50 m bedraagt. Eisen aan- en uitbouwen en bijgebouwen b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. binnen het bouwvlak gelden, met uitzondering van woonwagens, de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II; 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen daarnaast worden gebouwd op de gronden met de aanduiding “te bebouwen erven” en “woonwagenstandplaats”, waarbij de volgende bepalingen gelden: a. de gezamenlijke oppervlakte bij woningen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50 m², met dien verstande dat inclusief de bebouwing binnen het bouwvlak niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m²; c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m. Eisen gebouwen op volkstuinen c. Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden de volgende bepalingen: 1. per volkstuin is één gebouw toegestaan; 2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden bebouwd, met een maximum van 15 m²; 3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m bedragen. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 25 . ................................................ 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2 m; 2. in afwijking van het gestelde onder 1 geldt voor hoekpercelen grenzend aan openbaar groen en/of een weg dat de hoogte van erfafscheidingen voor zowel de zij- als de achterkant van het perceel ten hoogste 2 meter bedraagt, mits de erfafscheiding één meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. De hoogte van de erfafscheiding die één meter of meer achter het verlengde van de voorgevel evenwijdig aan de weg is gesitueerd, anders dan de erfafscheiding op de achtererfgrens, bedraagt ten hoogste één meter.’ 3. . per bouwperceel mag 1 zwembad worden gerealiseerd, mits: de oppervlakte van het bad niet meer dan 40 m² bedraagt; de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 50% bedraagt; het zwembad achter de van de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd; de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt; er sprake is van een ingegraven bad met een maximale hoogte van 0,2 m boven het maaiveld; 4. 4 voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet, waaronder carports. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de dakhelling van gebouwen met het oog op de samenhang van kapvormen per straatzijde of cluster; b. de plaats van hoofdgebouwen in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak; c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 26 . ................................................ 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, vrijstelling verlenen van: 1. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale e diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3 deel van de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag; 1. het bepaalde in lid 3, sub a onder 1 voor een grotere diepte van een erker dan 1,5 meter, indien binnen hetzelfde bouwblok daaraan voor de eerste tervisielegging medewerking is verleend; de diepte conform de eerdere toepassing is dan maatgevend; 2. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen (categorie W(s)), in die zin dat een maximale gootrespectievelijk bouwhoogte van 8,1 en 12,5 m kunnen worden toegestaan; 3. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzijen van zone A in die zin dat een bouwhoogte kan worden toegestaan van 8,5 m; 2. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. 6 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 7 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 27 . ................................................ 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. 9 Wijzigingsbevoegdheden Wijzigingsbevoegdheid locatie Nijverheidsstraat a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens I” wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 8 woningen en de daarvoor benodigde infrastructuur. Bij wijziging van de bestemming gelden de volgende bepalingen: het plan moet vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing; de woningen moeten een ruimtelijke kwaliteit toevoegen aan de omgeving en samenhang vertonen; het zal gaan om vrijstaande woningen, dubbele woningen of rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix Woondoeleinden II voor de categorieën W(v), W(va) en W(a) op de plankaart van toepassing zijn; de bouw van de woningen moet voor 1 januari 2013 plaatsvinden; er moet een deugdelijke financiële onderbouwing aan het plan ten grondslag liggen. Procedureregel b. Op de voorbereiding van het onder a bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 28 . ................................................ Artikel 6 Bedrijventerrein 1 Toegelaten bedrijven Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat in de gebieden die zijn aangeduid met: “1 en 2” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1 en 2; “1 t/m 3 (50)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 of 3 met een gewenste afstand tot milieugevoelige functies van maximaal 50 m; “1 t/m/ 3 (100)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 met een gewenste afstand tot milieugevoelige functies van 100 m, zoals aangegeven in de bij deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, alsmede voor: een houtverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid met “houtverwerkend bedrijf” (Bh); een zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader zijn aangeduid met “zuurkoolfabriek/groentenverwerkend bedrijf ” (Bz); een kantoor, voorzover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met “kantoor” (Bk); een autoshowroom met brandstofverkoop, inclusief LPG, voorzover de gronden zijn aangeduid met “garagebedrijf” (Bg); waterstaatkundige voorzieningen; water en oeverstroken. Detailhandel Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen, voorzover deze detailhandel een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een productiebedrijf en/of een ambachtelijk bedrijf, één en ander in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlak van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloer2 oppervlak met een maximum van 150 m . Artikel 41 Wgh In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet begrepen. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 29 . ................................................ 2 Beschrijving in hoofdlijnen Gevellijn Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn. Karakteristieke gebouwen Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Ten aanzien van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gesitueerd, met uitzondering van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m² per bestemmingsvlak; 2. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak te worden gebouwd; 3. de goot- en bouwhoogte van binnen een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte; 4. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m respectievelijk 5 m; 5. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd, dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van de zijdelingse perceelsgrens; 6. per bedrijf is ten hoogste 1 dan wel het bestaande aantal dienstwoningen toegestaan. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de hoogte van de bestaande windturbine op het terrein van het houtverwerkend bedrijf mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 30 . ................................................ - 4 voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 6 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceelen erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak; c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het bestaande pand. 5 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van bedrijven, die weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde klassen; b. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in auto's, auto-onderdelen, boten en caravans, inclusief accessoires. 6 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 31 . ................................................ 7 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Algemene vrijstelling a. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Vrijstelling categorie bedrijven b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde klassen. Vrijstelling detailhandel c. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van detailhandelsbedrijven in auto’s, auto-onderdelen, boten en caravans, inclusief accessoires. 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. 9 Wijzigingbevoegdheid locatie Wijman Wijzigingsbepaling 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens II” wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 20 woningen, nieuwe infrastructuur, en groen- en speelvoorzieningen. Bij wijziging van de bestemming gelden de volgende bepalingen: het zal moeten gaan om vrijstaande, dubbele of rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix Woondoeleinden II voor respectievelijk de categorieën W(va) en W(a) van toepassing zijn; de woningen zullen moeten passen binnen de plaatselijke stedenbouwkundige structuur; er dient een bebouwingsvrije afstand van ten minste 80 m van het LPG-vulpunt in acht te worden genomen; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 32 . ................................................ - Procedureregel 2. er dienen zodanige voorzieningen te worden getroffen dat de waterhuishoudkundige functie van de sloten in het gebied in stand blijft of wordt verbeterd. Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 33 . ................................................ Artikel 7 Maatschappelijke voorzieningen 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “maatschappelijke voorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen; daarmee samenhangende verkeers- en verblijfsdoeleinden; water en oeverstroken. Rond de Allemanskerk is de functie “begraafplaats” in de bestemming begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Bebouwingsbeeld Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte, dakhelling en kapvorm. Beplanting Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar handhaving van de opgaande beplanting rond de Allemanskerk. 3 Eisen gebouwen Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een 2 gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m per bestemmingsvlak; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten; 3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 34 . ................................................ 4. Eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde b. 4 gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van de zijdelingse perceelsgrens. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 7, lid 2, nadere eisen stellen aan: a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak; c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het bestaande pand. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 35 . ................................................ Artikel 8 Detailhandel 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. 2 3 Bebouwingsbepalingen a. Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten; 3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak gelegen gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m; 4. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van de zijdelingse perceelsgrens. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte van luifels bedraagt ten hoogste 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan 1. de plaats en bouwhoogte van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het bouwvlak; 2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 36 . ................................................ 4 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 37 . ................................................ Artikel 9 Groenvoorzieningen 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “groenvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; voet- en fietspaden; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen. 3 Bebouwingsbepalingen Gebouwen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. Eisen bouwwerken, die geen gebouwen zijn b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 38 . ................................................ 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 39 . ................................................ Artikel 10 Sportterrein 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “sportterrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor: sportterreinen met bijbehorende sportgebouwen, kleedgebouwen, kantines, tribunes; sauna; groenvoorzieningen; voet- en fietspaden; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen. 2 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de sportterreinen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. ten hoogste 1 dienstwoning is toegestaan binnen het op de plankaart met “dienstwoning toegestaan” aangegeven bouwvlak; 3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven maten. Eisen bouwwerken, die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen; 2. de hoogte van lichtmasten voor sportveldverlichting mag niet meer dan 16 meter bedragen; 3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8 meter bedragen; 4. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 40 . ................................................ 3 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak. 4 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, sub a, onder 1 voor: de bouw van een tribune met een maximale oppervlakte van 300 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m; de bouw van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van de sportterreinen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m² voor de gehele bestemming en een maximum goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 4,5 m. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 41 . ................................................ Artikel 11 Agrarisch gebied 1 Doeleindenomschrijving De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met dien verstande dat houtteelt, boomkwekerijen en boomgaarden niet in de bestemming zijn begrepen. In deze bestemming zijn tevens begrepen water en oeverstroken, alsmedeleidingen, duikers, en andere bouwwerken ten behoeve van waterbeheersing, nutsvoorzieningen, de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer en transport- en energieleidingen. In de bestemming is mestopslag met een omvang van meer dan 3 1 m niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Gestreefd wordt naar het handhaven van de open zichtrelatie vanaf de Voorburggracht tussen de huisnummers 451 en 467 naar het open landelijk gebied ten westen van Oudkarspel en andersom vanaf de Westelijke Randweg naar het bebouwingslint aan de Voorburggracht en de Dorpsstraat. 3 Bebouwingsbepalingen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht, met uitzondering van het perceel Laanweg 39a, waar binnen het bouwvlak een gebouw ten behoeve van agrarische opslag is toegestaan met een maximale goothoogte van 3 en een maximale bouwhoogte van 8 meter. b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m mag bedragen. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 42 . ................................................ 4 Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 3, sub a voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van lichte constructie, noodzakelijk voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits: 2 de oppervlakte niet meer dan 40 m bedraagt; de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt; de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt; b. het bepaalde in lid 3, sub b voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, de waterbeheersing en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen. De vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan begrepen belangen met betrekking tot het wonen en het landschap. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 43 . ................................................ 8 Wijzigingbevoegdheid locatie Laanweg Wijzigingsbepaling 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens IV” wijzigen in de bestemming Woondoeleinden I als bedoeld in artikel 4 ten behoeve van de bouw van een woning. Bij wijziging van de bestemming gelden de volgende bepalingen: het zal moeten gaan om een vrijstaande woning met een kap haaks op de wegrichting van de Laanweg; de voorgevel van de woning dient op dezelfde afstand van de wegas van de Laanweg te worden gebouwd als de voorgevel van de woning aan de Laanweg 39; de afstand van het hoofdgebouw van de nieuw te bouwen woning tot de woning op het perceel Laanweg 39 bedraagt ten minste 5 meter; de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning bedraagt ten hoogste 150 m²; daarnaast zijn bijgebouwen toegestaan met een oppervlak van maximaal 50 m²; de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen maximaal 3 resp. 8,5 meter; aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op minimaal 3 meter achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd; de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 3 en 5 m; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan-huis-verbonden beroep, voorzover de oppervlakte hiervan, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, niet meer dan 50 m² bedraagt; voor het bouwen van bouwwerken , geen gebouwen zijnde gelden de bepalingen van artikel 4, lid 3, sub d. het geluidniveau aan de gevels van de woning bedraagt niet meer dan 48 dB dan wel een door Burgemeester en Wethouders toegekende hogere waarde. 2. Bij de voorbereiding van de onder 1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid zal rekening worden gehouden met: de aspecten bodem, archeologie en cultuurhistorie, water en milieutechnische aspecten; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 44 . ................................................ - Procedureregel 3. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing casu quo vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen. Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 45 . ................................................ Artikel 12 Verblijfs- en verkeersdoeleinden 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “verblijfs- en verkeersdoeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor: verblijfs- en verkeersdoeleinden; parkeervoorzieningen; speel- en groenvoorzieningen; water en oeverstroken; openbare nutsvoorzieningen; garageboxen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “garageboxen”; nutsvoorzieningen, voorzover de gronden zijn aangeduid met “nutsvoorziening”. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de in de bestemming opgenomen gronden dient met name afgestemd te zijn op een verblijfsfunctie en op de ontsluiting van de aangrenzende gronden. Het gebruik van de gronden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen is in de bestemming begrepen. Voor de gehele bestemming geldt dat bij de inrichting rekening moet worden gehouden met voldoende parkeerplaatsen. Voor bedrijven en instellingen vindt een afstemming tussen parkeerplaatsen op eigen terrein en op openbaar terrein plaats op basis van de bouwverordening. Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting, uitgezonderd ondergeschikte aanpassingen. Daar waar de gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn daarbij van toepassing. De bestaande verhouding tussen verharding en groen dient overwegend te worden gehandhaafd. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 46 . ................................................ 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. voor het bouwen van garageboxen en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m. Eisen bouwwerken die geen gebouwen zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 6 m; 2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. 4 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 12, lid 2, nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 47 . ................................................ 8 Wijzigingsbepaling Wijzigingsbevoegdheid Achterburggracht 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens III” wijzigen ten behoeve van de aanleg van een doorgaande waterverbinding voor de recreatievaart naar de Achterburggracht aan de zuidzijde van de N504. Procedureregel 2. Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 48 . ................................................ Artikel 13 Wegverkeer 1 Doeleindenomschrijving De gronden op de kaart aangewezen voor “wegverkeer” zijn bestemd voor de volgende doeleinden: wegen; parkeerstroken; voet- en fietspaden; bermen, water en bermsloten; groenvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen en -schermen; openbare nutsvoorzieningen; alsmede voor een LPG-vulpunt voorzover de gronden zijn aangeduid met “LPG-vulpunt”. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient met name te zijn gericht op een goede doorstroming van het verkeer. Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting. Daar waar de gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn daarbij van toepassing. 3 Bebouwingsbepalingen Eisen gebouwen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. Eisen bouwwerken, die geen gebouw zijn b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: de bouwhoogte van bouwwerken voor de verkeerstechnische uitrusting bedraagt maximaal 8 m; de bouwhoogte bedraagt voor het overige niet meer dan 2 m. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 49 . ................................................ 4 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving. 5 Vrijstelling van de gebruiksbepaling en Wethouders verlenen vrijstelling van het Burgemeester bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 6 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 50 . ................................................ Artikel 14 Water 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart voor “water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water en oeverstroken; b. de bestaande vaste en beweegbare oeververbindingen. In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet begrepen. 2 Beschrijving in hoofdlijnen De bestaande indeling is voor wat betreft de waterlijn maatgevend, met dien verstande dat op ondergeschikte punten hiervan kan worden afgeweken. Het gebruik van oeverstroken ten behoeve van aangrenzende gronden is in de bestemming begrepen voorzover het ruimtelijk beeld daardoor niet wordt aangetast. 3 4 Bebouwingsbepalingen a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden opgericht. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43 van de Woningwet. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en artikel 14, lid 2, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 voor de aanleg van nieuwe oeververbindingen over de Achterburggracht en de Ringvaart. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 51 . ................................................ 5 Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Aanlegvergunningen 8 Voorschriften betreffende uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het vervangen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen. b. De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden. c. De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt van: het overwegend groene karakter van de oevers; de onbelemmerde doorvaart. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 52 . ................................................ Artikel 15 Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen 1 Doeleindenomschrijving De op de plankaart als “Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg van bedrijventerrein, recreatievoorzieningen, groenvoorzieningen en water met de daarbij behorende infrastructurele, waterstaatkundige en additionele voorzieningen, bouwwerken, werken en werkzaamheden. 2 Beschrijving in hoofdlijnen Bij de realisering van de bestemming worden de volgende doeleinden nagestreefd: Bedrijventerrein - Recreatieve voorzieningen - - Natuur en groen - Water - de realisatie van een bedrijventerrein in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein; handhaving en uitbreiding van de bestaande speelvoorzieningen; realisering van aanleggelegenheid voor recreatievaartuigen met de daarbij behorende aanvullende voorzieningen zoals sanitair; aanleg en bouw van aanvullende voorzieningen voor recreanten; aanleg van recreatieve wandel- en fietsroutes; realisatie en behoud van natuurlijke oevers met bos als onderdeel van een ecologische verbindingszone langs de oevers van Het Waartje en de waterloop aan de noordzijde van het terrein; het realiseren van water met een ecologische functie en een functie als waterberging. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 53 . ................................................ 3 Uitwerkingsregels ex artikel 11 W.R.O. a. Ecologisch onderzoek Ecologische zone Recreatieve voorzieningen Gebouwen Overleg Hoogheemraadschap Bedrijventerrein Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in lid 2 en de volgende uitwerkingsregels: 1. Voorafgaand aan de uitwerking vindt ecologisch onderzoek plaats dat inzicht biedt in de bestaande ecologische waarde van het gebied binnen de bestemming; het ontwikkelingsplan voor het gebied zal erop gericht moeten zijn deze bestaande waarden zo veel mogelijk te handhaven en te beschermen. 2. Langs de oevers van Het Waartje en de noordelijke waterloop wordt een zone van ten minste 30 m ingericht als ecologische zone met recreatief medegebruik. 3. Ten hoogste 100 strekkende meter van de oevers mag worden benut voor de realisatie van aanlegplaatsen voor dagrecreanten, met inachtneming van het overwegend groene karakter van de oevers; de realisatie van vaste ligplaatsen voor recreatievaartuigen of woonschepen is uitgesloten. 4. Speelvoorzieningen worden gerealiseerd in de nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel, ter plaatse of aansluitend aan de bestaande speelvoorzieningen. Hiervoor mag ten hoogste 1 hectare worden benut. 5. Aanleggelegenheden en bijbehorende recreatieve voorzieningen worden in de nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel gesitueerd en geënt op de routegebonden vormen van recreatie in en rond het gebied. 6. Ten behoeve van de recreatieve en de natuurfunctie mogen gebouwen worden gebouwd met een totale maximale oppervlakte van 200 m² en een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 respectievelijk 7 m. 7. Bij de inrichting van de oeverzones ten behoeve van natuur en recreatie als bedoeld onder punt 1, 2 en 3 vindt overleg plaats met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over het gebruik van kaden en eventuele beplanting en bebouwing daarvan. 8. Bij de realisatie van nieuw bedrijventerrein zijn de bepalingen in artikel 6 van deze voorschriften van overeenkomstige toepassing. Het terrein wordt gezoneerd conform de in dit artikel aangegeven milieuzonering. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 54 . ................................................ 9. Ten behoeve van uitbreiding van het bedrijventerrein mag ten hoogste 50% van het gebied worden benut. Het bedrijventerrein dient in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein te worden gerealiseerd. Dienstwoningen zijn niet toegestaan. De goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bedrijventerrein bedragen ten hoogste 7 respectievelijk 10 m. 10. Te vestigen bedrijven mogen geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de beoogde natuur-, ecologische en recreatieve functies en geen grote verkeersaantrekkende werking hebben. Daartoe zal een bedrijventerrein ruimtelijk en visueel moeten worden gescheiden van deze functies. In overleg met het Waterschap Groot-Geestmerambacht worden binnen de bestemming maatregelen genomen ter verhoging van het waterbergend vermogen van de polder Zuiderkoog, die noodzakelijk wordt als gevolg van de toename van verhard oppervlak door de aanleg van het bedrijventerrein. 11. De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de te realiseren nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein in het verlengde van de Zaagmolenweg. Deze ontsluiting moet worden aangelegd voorafgaand aan de realisatie van het bedrijventerrein en de recreatieve voorzieningen. 8. Bij de uitwerking van deze bestemming zal een goede afstemming plaatsvinden met de aangrenzende bestemmingen. Ontsluiting Afstemming b. 4 Alvorens tot toepassing van de onder a bedoelde uitwerking over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Bouwverbod Zolang en voorzover het in lid 3 bedoelde plan van uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits 1. het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerpplan van uitwerking; .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 55 . ................................................ 2. 5 van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen bezwaar is ontvangen, tenzij: a. Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de termijn van de terinzagelegging geen bedenkingen tegen het ontwerpplan van uitwerking zijn ingebracht, dan wel; b. het bouwwerken betreft, waarvoor ingevolge artikel 43 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist. Gebruiksbepaling Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. 6 Vrijstelling van de gebruiksbepaling Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 7 Aanlegvergunning Voorschriften betreffende uitvoering van werken en werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verwijderen, vervangen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen. b. De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden. c. De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt van: het overwegend groene karakter van de oevers; de onbelemmerde doorvaart. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 56 . ................................................ 8 Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 57 . ................................................ Bijzondere bepalingen Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen (artikel 2.5.1); b. invloed van de omgeving op een bouwwerk (artikel 2.5.2); c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3); d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4); e. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17); f. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18); g. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19); h. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (artikel 2.5.30). .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 59 . ................................................ Artikel 17 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie Het plan verzet zich tegen het gebruik als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 60 . ................................................ Artikel 18 Uitsluiting seksinrichtingen a. b. c. Het is verboden de gronden en bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken als seksinrichting. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde sub a, indien strikte toepassing ervan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Overtreding van het bepaalde in sub a wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 61 . ................................................ Artikel 18 Algemene vrijstellingen Meetverschillen grenzen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de maatvoering ten aanzien van bebouwings- en bestemmingsgrenzen, en afstanden tot de erfscheiding, tot een afwijking van ten hoogste 10%, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Vrijstelling goot- en bouwhoogte 2. Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de voorschriften betreffende de goothoogten en de bouwhoogte tot een afwijking van ten hoogste 10% en van de dakhelling tot een afwijking van ten hoogste 5°. Vrijstelling nutsvoorzieningen 3. Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de voorschriften van het plan ten behoeve van een transformator-station, gasdrukmeet- en regelstation, wachthuisje, rioolgemaaltje en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken van openbaar nut, tot: a. een maximum oppervlak van 6 m² en een maximum bouwhoogte van 2,50 m; b. een maximum oppervlak van 25 m² en een maximum bouwhoogte van 3 m, na de eigenaren en/of gebruikers van de aangrenzende percelen te hebben gehoord. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 62 . ................................................ Artikel 19 Wijzigingsbepalingen Wijzigingsbevoegdheid nutsvoorzieningen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en andere bouwwerken tot een maximum inhoud van 100 m³, een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 5,50 m. Procedureregel 2. Alvorens tot toepassing van de onder 1 bedoelde bevoegdheid over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd (de openbare voorbereidingsprocedure). .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 63 . ................................................ Artikel 21 Overgangsbepalingen 1 Voorschriften betreffende bouwen Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere bouwwerken of onderdelen daarvan, die op het tijdstip der terinzagelegging van het ontwerp-plan reeds tot stand waren gekomen of alsnog tot stand konden komen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt dat: a. zij, mits de afwijking naar de aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd en veranderd; b. zij, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, mogen worden herbouwd na vernietiging door calamiteit, mits de aanvraag tot bouwvergunning geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan. 2 Voorschriften betreffende het gebruik a. Ten aanzien van de in het plan begrepen gronden geldt dat indien en voorzover het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven bestemming op het tijdstip, dat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg, zij slechts mogen worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere afwijking van het bestemmingsplan. b. Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere bouwwerken geldt dat indien en voorzover zij reeds tot stand waren gekomen dan wel nog tot stand konden komen op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg en indien op dit tijdstip dan wel op het tijdstip van gereedkomen het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven bestemming, zij slechts mogen worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere afwijking van het bestemmingsplan. .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 64 . ................................................ Artikel 22 Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als “Bestemmingsplan Oudkarspel, partiële herziening” van de gemeente Langedijk. Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van … … ………... de raadsgriffier, de voorzitter, 14 februari 2008 .................................................. 122.00.03.01.50.vrs 65 Bijlage 1: Staat van Bedrijven grootste afstand 100 meter, categorie 3 SBI-code OMSCHRIJVING 01 014 0141.1 02 020 15 151 151 151 151 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1551 1551 1552 1581 1581 1581 1582 1584 1584 1585 1586 1586 1589.2 1589.2 1593 t/m 1595 1598 17 171 172 172 173 174, 175 176, 177 18 181 182 183 19 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw hoveniersbedrijven BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken - loonslachterijen Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j Consumptie-ijsfabrieken Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen Vervaardiging van wijn, cider e.d. Mineraalwater- en frisdrankfabrieken VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen - met zoutoplossingen Houtconserveringsbedrijven: Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 1 Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 30 10 10 10 50 10 10 10 50 10 3 1 10 10 50 0 50 3 100 100 50 0 0 0 100 100 50 30 50 10 100 100 50 3 3 3 50 100 10 10 100 100 10 10 100 100 3 3 50 50 0 0 100 100 30 50 100 100 3 3 30 100 100 10 30 10 30 100 100 10 30 30 30 100 100 2 3 3 100 50 30 30 50 10 30 10 100 50 3 3 100 10 30 10 100 3 100 10 10 0 50 30 10 0 100 30 3 2 10 0 100 10 100 3 10 50 100 30 100 3 10 50 10 0 10 0 0 10 100 50 50 50 0 10 10 10 100 50 50 50 3 3 3 3 30 10 0 10 50 30 0 30 50 30 3 2 50 10 10 10 50 3 50 50 10 10 30 50 10 10 50 50 3 3 0 10 50 30 100 50 10 10 100 50 3 3 100 0 10 30 30 30 100 100 30 10 0 0 100 100 30 3 3 2 50 30 50 30 50 100 30 30 50 100 3 3 30 30 100 30 100 3 SBI-code OMSCHRIJVING Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 221 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 0 30 30 10 10 30 30 30 10 0 0 0 0 0 0 0 0 0 10 100 100 30 10 30 10 30 10 0 10 10 0 0 0 10 10 0 10 100 100 30 10 30 30 30 10 1 3 3 2 1 2 2 2 1 50 0 100 30 100 3 50 10 10 10 50 30 50 10 50 30 3 2 100 50 50 10 10 10 100 100 50 50 50 50 100 100 50 3 3 3 50 100 10 10 30 50 30 50 50 100 3 3 30 10 30 50 100 50 30 30 100 50 3 3 10 30 50 100 30 100 10 30 50 100 3 3 10 50 100 100 100 100 30 30 100 100 3 3 10 100 100 10 100 3 10 100 100 100 100 3 0 10 50 30 50 100 100 50 100 0 10 50 100 50 100 3 3 3 30 50 30 30 100 100 30 30 100 100 3 3 50 50 100 100 30 50 50 50 50 50 100 100 100 100 100 50 30 50 50 30 50 50 100 100 50 3 3 3 3 3 50 50 100 30 10 10 50 30 100 100 100 100 30 30 50 50 100 100 100 30 3 3 3 2 30 100 10 30 50 30 30 30 100 100 100 100 50 50 30 30 100 100 100 100 3 3 3 3 30 30 100 30 100 3 30 10 50 30 50 3 2320.2 24 2442 2442 2442 2462 2462 2464 2466 25 2512 2512 2513 26 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 267 267 2681 2682 28 281 281 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 287 29 29 29 30 30 31 Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Minerale produktenfabrieken n.e.g. VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Metaaloppervlaktebehandelingsbe-drijven: - algemeen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) - metaalharden - lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. 2 SBI-code OMSCHRIJVING Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 314 316 32 100 30 30 10 100 50 50 30 100 50 3 3 30 0 50 30 50 3 50 10 50 30 50 3 30 0 30 0 30 2 30 10 100 30 100 3 30 100 50 50 50 100 10 50 50 100 3 3 50 30 30 30 10 30 100 100 100 30 30 30 100 100 100 3 3 3 50 30 30 30 30 30 50 10 10 10 10 10 100 10 30 50 50 50 30 10 10 30 30 30 100 30 30 50 50 50 3 2 2 3 3 3 10 30 50 10 50 3 10 0 30 10 30 2 10 10 50 10 0 30 10 30 0 0 100 10 30 30 30 10 10 30 0 10 100 10 50 30 30 3 1 3 2 2 30 30 0 0 30 30 100 30 100 30 3 2 0 30 10 50 50 30 0 30 10 10 0 30 10 30 30 100 30 30 0 30 0 0 0 30 10 30 30 100 50 30 1 2 2 3 3 2 10 0 30 30 30 2 0 10 10 30 10 10 0 0 10 10 10 10 30 30 30 30 30 30 0 0 0 0 30 10 30 30 30 30 30 30 2 2 2 2 2 2 10 100 0 0 0 100 0 10 10 0 50 30 100 50 50 30 50 10 10 10 100 100 100 50 50 3 3 3 3 3 50 10 10 10 0 0 10 10 30 30 0 0 30 30 100 100 30 30 100 10 30 10 0 0 100 30 100 100 30 30 3 2 3 3 2 2 321 t/m 323 3210 33 33 34 343 35 351 351 351 352 352 354 355 36 361 362 363 364 365 366 45 45 50 501, 502, 504 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 503, 504 505 505 505 51 511 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5151.1 5151.1 5151.3 5152.2 /.3 5153 5154 5155.1 5156 5157 5157.2 /.3 5162 517 Accumulatoren- en batterijenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecomapparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Vervaardiging van overige goederen n.e.g. BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en – accessoires Benzineservisestations: - met LPG - zonder LPG GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische produkten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in afval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, 3 SBI-code OMSCHRIJVING 52 527 60 6022 6023 6024 63 6312 64 641 642 71 711 712 713 714 72 72 73 731 732 74 74 747 7481.3 7484.4 75 7525 90 9000.2 9000.2 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 vakbenodigdheden e.d. REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) VERVOER OVER LAND Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. Personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN Brandweerkazernes MILIEUDIENSTVERLENING Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - verwerking fotochemisch en galvano-afval OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen 4 Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat. 10 0 10 10 10 1 0 10 0 0 0 0 30 100 100 0 0 30 30 100 100 2 3 3 30 10 50 30 50 3 0 0 0 0 30 10 0 0 30 10 2 1 10 10 0 0 30 50 10 10 30 50 2 3 10 10 0 10 50 30 10 10 50 30 3 2 0 0 10 0 10 1 30 10 30 30 30 2 0 0 10 0 10 1 0 50 10 0 0 10 0 0 10 30 30 10 0 50 10 0 10 50 30 10 1 3 2 1 0 0 50 0 50 3 50 30 30 50 50 50 10 10 50 50 3 3 100 50 100 10 50 10 0 10 30 30 10 30 10 10 30 10 100 50 100 30 3 3 3 2 30 30 30 0 0 0 0 0 50 50 30 30 30 30 30 0 50 50 30 30 3 3 2 2 . ................................................ Bijlage 2: Matrix Woondoeleinden II Aantal aaneen te bouwen woningen Aantal te stapelen wooneenheden Voorgevelbreedte woning/wooneenheid zone C Goothoogte zone C Dakhelling zone C Bouwhoogte zone C Eisen bebouwing zone A (1): a.breedte zone A b.goothoogte op zijdelingse perceelsgrens c.goothoogte aangrenzend aan zone C d.bouwhoogte e.afstand tot voorgevelrooilijn Eis zone B (1): Bebouwingsvrije afstand tot zijdelingse perceelsgrens (1) (2) W(v) Uitsluitend Vrijstaand - W(v)* Uitsluitend vrijstaand - W(va) Max. 2 W(va)* Max. 2 W(a) Alle W(s) Alle - - 1 Min. 6 m Min. 7 m Min. 5 m Min. 5 m Min. 5 m Op plankaart aangegeven Min. 5 m Min. 2 m Max. 3,5 m Min. 20° Max .70° Max. 8,5 m Min. 2 m Max. 3,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 9 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2 m Max. 5,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m Min. 2,8 m Max. 6,5 m Min. 20° Max. 70° Max. 10 m. Min. 3 m Max. 3 m (2) Min. 4 m Max. 3 m (2) Min. 3 m Max 3 m (2) Min. 3 m Max.5,5 (2) Max. 3,5 (2) Max. 3,5 (2) Max 5,5 (2) Max 5,5 (2) - - Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 6,5 m (2) Min. 3 m Max. 8,5 m (2) Min. 3 m Min. 3 m Min. 4 m - - - - zone A en B zijn bij woningcategorie W(v) en W(v) * uitwisselbaar danwel de werkelijke goot- resp. bouwhoogte in zone C, indien deze lager is PLATTEGROND VOORAANZICHT zijdelingse perceelsgrens zijdelingse perceelsgrens Voorgevelrooilijn a nokhoogte = d e zijdelingse perceelsgrens zone B zone C zone A goothoogte=c zijdelingse perceelsgrens zone B bebouwd deel van een bouwvlak a,d zie Matrix Woondoeleinden zone C zone A * a goothoogte = b II bij “eisen bebouwing zone A” .................................................. 122.00.03.01.00.vrs * 1 Colofon Opdrachtgever gemeente Langedijk Contactpersoon mevr. M.D.M. Smit Projectnummer 122.00.03.12.00 BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort Ambac htsdij k 81 g twe pga Die t ar va ng Ri 71A R in g v a a r t 73 75 77 g we er me ud Wo 69 71 LEGENDA 67 Beheersverordening Oudkarspel Veilgheidszone - lpg Waarde - Archeologie 1 weg gat Diep 36 Waarde - Archeologie 2 3 Am ba ch ts di jk Waarde - Archeologie 5 33 61 Rin gsl oot Wo ud me er we g 59A Waterstaat - Waterkering 59 63 57 35 65 55 43 10 33 45 35 41 6 27 6a 41 29 40 23B 38 43 31 39 4 37 39 8 2 3 Kerkm eerwe g Woudmeerweg 2 1 4 00 1 2 00 1 2 8 99 17 8 00 1 1 5 0 01 1 6 99 t aa tr ss rp Do 9 bos 4 99 Am ba ch ts di jk 6 00 1 1 01 2 1 01 4 001 1 1 99 1 01 3 0 99 1 009 005 003 1 1 1 01 1 9 98 2 99 7 98 8 98 503 6A 98 507 505 1 51 bos 1 7 6 98 3 51 9 aan el efd Li 8 0 98 Kerkm eerwe g 2 98 bos 4 98 3 1 7 1 2 8 7 9 2 1 6 1 5 at tra ons Kro 30 1 1 5 1 9 1 7 1 25 0 7 9 29 27 31 35 21 at tra ons Kro 501 Wo ud me er we g at tra ons Kro 2 97 34 36 38 9 24 4 7 9 8 1 26 6 7 9 aan el efd Li t a a tr ss rp o D t h c ra g g ur rb o o V 22 33 497 495 493 41 8 6 9 A 501 39 6 6 9 bos bos 4 6 9 b 489 1 49 at tra ons Kro bos 2 6 9 8 5 9 3 96 0 6 9 6 5 9 bos 9 5 9 4 5 9 2 95 bos 489 0 95 West el i j ke R andw eg 9 4 9 6 94 8 94 bos 7 4 9 bos 7 93 7 48 5 48 5 93 3 48 g twe pga Die 936 938 940 1 94 A 940 4 93 3 933 2 93 3 0 93 3A urg enb el Eng 32 5 A 481 7 8 92 31 481 9 Kerkm eerwe g 1 1 479 6 92 8 91 477 475 0 92 6 91 9 2 9 7 2 9 6 0 9 0 91 by 1 92 0 0 9 467 0 90 2 0 9 3 92 8 0 9 g we nd Ra t a a tr ss rp o D e ijk el st We 9 46 2 91 4 0 9 4 91 5 92 1 47 Y B 2 9 T 2 NS 9 2 9 473 ht rac rgg rbu Voo bos 2 89 9 0 9 6 88 A 6 88 11 9 15 5 91 13 9 8 8 8 9A 91 0 89 7 91 6 89 22 9 91 4 89 1 3 0 9 5 0 9 7 0 9 bos 4 88 Kerk 1 90 bos 878 0 88 9 44 bos 2 88 t a a r t s s p r o D 1 45 bos 9 89 20 g we er me rk Ke 5 89 4 87 6 44 9 88 1 7 88 3 5 7 9 3 88 3 7 8 1 6 8 8 6 4 5 5 8 4H 1 4F G 1 4 4D E 1 1 4 4B C 1 1 4 1 4A 1 13 11 3 85 1 43 1 85 9 42 7 7 42 42 B A 9 9 5 84 33 35 1 1 3 1 5 1 7 1 39 41 A 41 B 41 43 A 43 45 3 21 1 27 3 84 1 84 7A 83 5 42 3 3 83 1 83 41 9 83 7 19 17 15 45 43 13 39 9 2 8 7 82 415 5 82 58 72 1 74 76 3 82 3A 82 19 37 1 3 5 1 40 38 36 34 30 32 28 26 2 1 39 9 1 39 47 21 23 23 3 7 49 43 37 45 5 1 3 39 41 7 1 57 59 53 55 51 5 1 35 21 33 9 19 31 de od sd Li 29 g we en l mo ag Za 27 20 e nd wi ag Ha 25 2 d i we l aa Dw 23 4 8 1 21 d i ru nk ei nt Fo 4 1 6 1 22 bos 9 1 24 wiu 5 39 0 1 2 1 eg sw an pm Ho 817 9 80 35 14 1A 82 94 96 26 33 3 1 42 4 m t/ 31 1 1 12 8 10 6 8 2 29 9 44 12 e ng pu ek Be 6 85 7 8 1 40 46 14 9 39 48 16 10 3 40 90 g we en l mo ag Za 92 18 6 9 81 84 86 88 50 20 4 7 13 1 15 52 83 5 3 78 80 82 22 f ra sd nd Ho 9 1 1 24 de win ag Ha 26 A 1 1 54 28 f ra sd nd Ho el ist rd ee Sp 2 30 1 32 56 81 5 34 2 1 5 81 11 9 7 60 79 67 13 5 62 3 64 13 66 11 68 9 70 4 7 2 77 39 37 4 6 2 1 6 75 63 8 8 4 7 5 3 5 80 g f8 6 e8 6 d8 6 c8 6 b8 6 a8 6 68 61 0 1 10 6 e nd wi ag Ha t aa tr ss rp Do 12 TO 1 5 7 59 14 id ru ikk rz Pe 8 ee br eg We 25 2 1 2 r ve la lk Ro 59 27 5 4 57 5 3B 84 21 47 35 55 3 A 6 2 8 33 53 bos 3 55 51 71 7 83 53 61 31 6 2 8 11 29 49 69 0 83 9 2 65 2 83 27 4 e nd wi ag Ha 31 e nd wi ag Ha ad bl ef Ho 33 1 82 51 23 25 4 83 7 ht c ra g g ur rb o o V 25 6 37 35 3 81 49 23 8 83 5 8 School 1 81 47 57 9 1 6 83 10 t aa str en ing ijl Te 7 5 3 79 37 3 40 28 84 7 42 9 84 27 31 2 P 7 5 8 7K 5 8 25 29 15 9 5 8 23 19 3 43 65 8 40 21 17 67 8 42 9 1 25 7 7 8 44 2 1 7 1 27 38 21 5 43 29 36 23 7 43 34 7 4 84 5 6 84 63 9 43 31 32 67 1 88 5 1 46 0 1 8 84 65 0 85 73 2 85 wiu 3 29 volkstuin 0B 85 4 85 71 6 5 8 at ra st ns ma gt Bo 1 9 1 volkstuin 8 5 8 s en ur Lo 1 12 n Va 27 7 1 0 86 4 1 t aa tr ss i hu gt Re 64 25 21 H 7 5 8 7D 5 8 G 7 5 8 7C F 85 7 5 8 7B E 85 7 5 8 7A 5 8 6 1 58 60 2 6 8 69 1 44 3 1 4 6 8 14 50 at ra sst i hu gt Re 23 14 8 32 56 62 68 16 16 41 18 18 52 54 2 0 1 38 46 48 4 2 1 36 40 42 a 63 b 63 c 63 d 63 e 63 f 63 g 63 h 63 66 School 6 2 20 47 45 43 t aa tr es od er ed Br 4 22 51 49 34 6 24 g we nd Ra at ra sst i hu gt Re 30 20 8 24 26 28 t aa tr iss hu gt Re e ijk el st We 20 22 t aa str el ste Ka 10 24 12 4 1 6 1 8 1 22 8 1 20 22 24 6 1 26 7B7A 1 7D7C 1 1 7F7E 1 1 7H7G 1 1 1 D o r p s s t r a a t R 7 5 8 7M 5 8 1 1 28 2 1 4 1 t aa tr es od er ed Br t aa str el ste Ka 0 1 5 88 30 bos t aa tr es od er ed Br bos S 7 5 8 7N 5 8 bos bos 6 6 8 3 44 t h c a r g g ur b r o o V bos bos 8 86 g we nd Ra bos 0 87 e ijk el st We 1 89 3 89 2 87 t a a r t ls e e t s a K Begraafplaats 87 6 1 1 25 5 1 17 13 9 38 3 1 9 7 7 37 5 32 30 8 28 5 6 26 4 0 1 47 49 m t/ 6 24 1 51 53 37 5 1 55 57 23 21 33 29 31 33 35 67 37 43 41 4 1 8 34 39 6 1 47 45 51 49 53 10 55 32 er i ol i rv te Wa 8 3 6 25 1 5 7 31 2 54 4 9 58 52 3 1 50 48 5 1 46 3 44 27 2 25 21 34 21 4 19 6 15 13 10 11 8 9 12 7 5 3 1 14 6 4 1 6 4 8 28 26 2 111 4 14 4 1 6 3 6 er pp i ch ts ur Be 113 30 an ria le Va 2 12 32 17 17 0 1 6 26 24 2 2 9 10 9 7 8 ng rli ee ch rs te Wa 10 5 6 8 18 23 25 15 20 21 36 23 22 2 4 117 38 13 24 7 1 9 1 40 11 7 1 4 10 9 6 10 19 8 10 9 1 t aa tr ss id he er jv Ni 12 3 110 d la eb ri rd te Wa 15 14 5 23 13 11 112 11 21 115 42 23 1 27 9 10 16 8 7 5 t Vle id e w r e o B uid kr ne gin nin Ko 1 29 1 1 28 7 25 lie rle te Wa 12 18 9 9 1 1 5 14 20 22 10 7 30 29 16 26 24 12 2 4 23 1 21 1 26 3 1 1 51 bos 51 ad l eb ri rd te Wa 4 6 36 27 2 38 25 53 92 9 1 7 1 35 40 3 59 90 3 9 2 3 m t/ 45 1 43 88 2 86 8 4 4 12 2 27 4 6 4 1 84 3 1 1 34 2 4 1 9 37 7 5 3 97 95 93 91 89 36 9 38 13 99 2 29 11 4 27 15 7 25 80 6 22 23 4 6 29 8 69 n or do an as er Mo 31 383 15 11 13 113 9 21 82 11 119 117 115 9 1 78 0 1 83 6 6 5 13 15 121 7 1 em lo eb an Zw 8 9 7 17 125 123 30 28 11 17 32 29 1 2 ad l eb ri rd te Wa 2 1 t un rm te Wa 2 2 381 19 27 1 4 4 8 0 1 his rc to Rie 8 wiu 7 38 11 21 66 87 2 4 10 7 8 1 4 1 d i ru nk ei nt Fo 85 8 35 20 2 6 10 12 m loe eb an Zw 33 22 6 1 1 4 8 39 24 6 12 12 14 37 9 m t/ 14 41 26 40 3 8 16 t ee rb ke Kik 18 et zo er tt Bi 6A 1 id ru sk je as Bla 42 5 10 20 0 1 e dd do Lis 16 g we nd Ra eg sw an pm Ho 7 10 3 10 7 5 1 5 10 16 1 2 1 7 1 3 4 1 8 1 t un rm te Wa 8 0 1 20 49 22 7A 2 0 9 1 23 1 99 97 25 27 93 91 29 2 31 80 33 g we nd Ra 43 at ra st ds i he er jv Ni 95 4 82 45 16 ge eg rz ve Oe 35 5 37 78 76 74 39 ge eg rz ve Oe 72 4 1 1 ge eg rz ve Oe 68 ge eg rz ve Oe 70 D ie p s m e e r w e g 1 bos A 1 69 71 3 d Sportvel d svel Tenni bos d vel Voetbal bos sportveld d vel Voetbal 8 d vel Voetbal 0 1 p ho sc em ez Bo 8 bos 2 1 eg ew al i nc i ov Pr ke ij el st We t Vle eg rw ee sm ep Di wiu 04 N5 bos g we nd Ra bos bos 8B 0 1 2 1 4 1 4B 1 2A 1 9 4A 1 6 1 6a 1 1 E23 el ss Mo m t/ k 23 De eg rw ee sm ep Di 27 43 20 3 1 29 45 t i hu Sc 31 22 Gemeente Langedijk 6f 1 3A 1 8 1 6g 1 8A 1 6h 1 8B 1 6j 1 Beheersverordening Oudkarspel 6k 1 4 1 eg ew al i nc i ov Pr 04 N5 2 1 bos Verbeelding Blad 1 0 1 9 eg rw ee sm ep Di 7 5 datum: 09-09-2014 BugelHajema schaal: 1 : 2000 Plek voor ideeºn status: vastgesteld projectnr.: 122.00.03.12.00 gezien: MJ 3 1 nd ma ol Ko BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01 Postbus 274, 9400 AG Assen W T 0592 316 206 E BNSP [email protected] www.bugelhajema.nl bos 23 6 1 84 e ijk el st We t un rm te Wa 47 21 d ei ikw Sl 18 86 6 1 14 e ijk el st We wiu 5 1 3 1 12 22 1 6 1 lie rle te Wa 24 3 d ei sw Bo 44 26 6B 1 uid kr ein nt Fo g we en l mo ag Za 5 38 40 23 46 0 1 8A 1 LEGENDA Beheersverordening Oudkarspel Veilgheidszone - lpg Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 Waarde - Archeologie 5 Waterstaat - Waterkering 34 eg lw ui sk ap ha Sc g rwe kmee Blee 1 8 7 Sc ha ap sk ui lw eg 6 1 eg lw ui sk ap ha c S horn l )- Ko l Omva r( kmaa alAl Kana 0 1 6 5 eg ogw nko dde Mi 4 3A 4 3 Rin gs loo t t sloo Ring wgr n hor Kol )val Om ( aar km l A aal Kan 2 d oor k N j i rdd Waa wgr wgr wgr wgr al na Ka wgr r aa km Al l) va Om ( k ij dd ar Wa n or lh Ko d or No bos t oo sl ng Ri bos wgr wgr wgr volkstuin wgr wgr bos Waarddijk Noord Kanaal Alkmaar ( Omval)- Kolhorn 1 bos bos 7B Het Waartje 5B 6 5A 6A 5 bos 4 bos wgr bos 0 82 2 3 81 5 81 817 9 81 8 81 Waarddijk Noord 1 82 3 rf we ut Ho 2 81 4 81 6 81 1 6 80 810 36 al na Ka 5 80 8 80 r aa km Al 8 78 2 79 g we an La 27 23 2 78 1 78 31 30 29 26 6 78 0 79 5 78 33 32 n or lh Ko 4 79 3 79 34 3A 1 l) va Om ( 798 796 0 80 2 80 5 79 37 35 24 22 21 20 4 78 4A 1 1 77 4 77 4 1 2 1 1 1 g we an La rd o o N Y 8B 76 8 76 9 76 3 1 k ij d rd a a W n or lh Ko 0 77 2 77 381 5 1 l) va m (O 6 77 9 37 7 8 3 6 76 a 39 7 76 9 5 4 2A 39 4 76 b 1 2 76 3 76 g we le ia c n vi o r P 0 1 2 a 1 1 5 37 7 75 0 76 3 37 9 75 1 76 5 76 bos 7 1 6 1 r aa km Al 3 77 5 77 8 1 al na Ka 8 77 7 37 9 1 11 9 80 A 1 3B 1 43 31 1 1 1 1 09 1 07 1 2 1 1 99 06 1 0 1 1 95 1 37 40 1 74 74 72 68 70 64 60 62 58 56 54 50 48 1 1 44 9 38 A 48 36 6 7 34 40 1 4B 22 30 52 20 6 1 2A 2 2 1 9 73 9 1 71 1A 71 115 7 70 7 9 70 5 70 4 1 2 1 0 1 8 2 23 24 6 4 2 22 20 701 b 22 3 33 26 1 34 6 4 a 54 94 1 33 6 1 92 90 88 86 84 82 699 5 1 8 1 4 1 697 18 3 1 693 1 1 7A 5 16 16 A 7 3 B 28 bos t raa est ri ust nd I 17 9 2e 15 688 14 51 53 7 55 57 61 59 68 685 8 80 70 687 g we ng i l i Ve e ad sk el nd Ha bos 28 A 28 2 1 695 7 1 1 689 691 b 54 03 1 1 10 30 2B 113 8 31 111 4 32 117 11 0 1 9 10 c 54 7 10 a 56 5 10 56 g we er st We 22 24 A 26 0 69 5 1 3 1 20 26 692 330 66 1 1 wst 694 at ra st ds i he er jv Ni eg sw bo en ut ho Sc 9 bos 696 60 62 4A wst 698 64 Vei l i ngweg 4 702 e ad sk el nd Ha 700 56 58 2 1 2A 704 52 54 g we er st We wst 6 70 97 at ra st ds i he er jv Ni st We jk i dd ar Wa 2 708 99 bos 34 710 r te es me ng i l i Ve t aa tr ss rp Do ht ac gr rg bu or Vo 1 st We 63 6 de 4 5 5a 1 9 S c h o u t e n b o s w e g r jve Wui 5 1 2B 3a 1 2A 4 2 329 2 9A 1 9B 1 2a 65 67 1 2b 9 1 13 2C 5 1 3 7 1 9C 1 18 20 6 1 69 71 weg ng i l i Ve weg nd Ra 3B 3a 19 5 r ke ma te i hu Sc ke lij ste Oo 7 23 3 1 3 1 3 71 33 ht rac rgg rbu hte .Ac Ged J 712 A 712 t/m 7 5 3 jk i dd ar Wa 7 e ad sk el nd Ha 3 34 04 N5 58 96 eg ew al i nc vi Pro 5 28 98 1 6 4 1 1 9 71 9A 71 8 60 0 10 3 4 14 7 2 10 at tra ors Spo 0 1 6 1 1 3 72 4 1 8 1 1 725 5 1 18 7 0 2 7 4 10 5 1 62 16 7 6 10 t aa tr ss id he er jv Ni 721 6 1 20 1 8 10 21 t aa tr rs oo Sp 64 110 t raa rst hte Ac 7 1 733 76 a727 727 78 7 73 80 31 9 1 t raa rst oo Sp d pa els nd Ha 2 72 6 72 350 112 6a 72 36 1 37 23 9 82 45 39 27 3 1 84 4 72 8 72 34 1 55 49 47 88 61 57 25 9 34 92 81 79 59 53 43 5 34 94 77 67 0 73 3 35 at ra rst oo Sp 75 71 21 1 1 35 96 4 73 23 1 89 87 85 98 6 73 25 1 93 91 63 00 1 3 36 04 1 29 1 02 1 42 38 0 74 a 81 4 1 1 8 273 74 4 74 3 74 05 1 03 1 01 1 97 6 1 81 1 1 6 74 5 74 20 1 8 74 7 74 0 75 0 36 5 36 t aa tr rs oo Sp 3 1 1 22 1 9 36 25 1 23 1 21 1 9 1 1 7 1 1 29 1 24 1 2 75 t aa tr ss rp Do 1 75 27 1 27 1 2 A 43 6 75 3 75 4 75 5 75 8 75 ht ac gr rg bu or Vo 4 4 37 1 35 1 8 6 27 6 16b bos 2 1 6 2 7 67 9 2 663 8 17 43 83 37 19 77 41 75 39 73 71 37 35 17 13 32 69 46 na An n va 65 t aa str en ks Sa bos bos bos 25 35 1 : 2000 Plek voor ideeºn status: vastgesteld projectnr.: 122.00.03.12.00 gezien: MJ 49 k 23 5 3 34 32 1 3 5 7 9 1 1 3 1 5 1 17 19 21 2 23 25 27 24 29 22 20 18 23 Om r ( kmaa al Al Kana 47 29 45 31 Postbus 274, 9400 AG Assen W 43 25 27 23 21 BugelHajema schaal: BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu 41 60 9 19 09-09-2014 NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01 39 58 7 1 1 datum: 44 Oostelijke Randweg 35 29 5 23 67 31 29 21 15 26 28 30 33 31 29 27 25 23 33 48 31 27 25 64 36 33 29 27 39 33 31 36 31 35 37 38 29 25 49 40 29 31 42 27 47 19a 44 25 50 38 27 46 19 43 35 24 33 48 17 33 14 16 35 50 Dorpsst raat 34 B 29 625 18 20 22 37 6A A 29 627 39 631 1 623 81 39 4 6 8 10 12 9 64 3 64 629 3 1 E23 m t/ 639 79 2 41 11 653 651 13 4 15K 15 661 659 655 7 64 5 6 23 311 637 8 3 1 19 13 2 Juliana v an Stolber gstraat 43 4 1 1 15 41 6 2 1 13 39 45 3 1 7 4 37 0 1 4 1 9 6 2 5 1 621 8 6 1 8 1 1 1 641 2 1 7 1 619 0 1 6 1 9 1 617 2 1 20 21 17 11 20 21 9 1 9 615A 4 1 9 615 6 1 7 613 8 1 5 8 1 72 20 3 297 74 1 299 76 07 1 9B 29 78 54 52 40 37 9C 29 80 66 34 9A 29 82 05 1 7 15 9 98 03 1 5 m t/ 01 1 3 15A 99 1 m t/ 97 7 00 1 21 311 02 1 9 1 17A 95 32 68 70 3 t aa tr ss lm So 16 14 12 10 6 4 31 9 84 Verbeelding Blad 2 56 1 n va 33 7 04 1 2 23 93 30 ia al Am 5 06 1 A 64 28 42 7 1 5 1 3 1 Bo te de Charlot ikstraa ik Hendr Freder 3 Beheersverordening Oudkarspel 26 17 Gemeente Langedijk 24 at tra nys ng i t l aa Co str de ms l se So ui o n L va a i al Am 26 15 86 22 5 28 13 88 63 7 6 t aa tr ss lm So 30 11 08 1 90 g rwe ste We 61 1 23 91 14 59 3 0 1 n va 21 89 16 57 92 94 96 27 a ali Am 32 19 32 1 87 n or lh Ko 55 5 25 23 31 29 30 1 4 17H 6 85 l) va Om ( weg nd Ra 53 7 29 25 1 7 r aa km Al 0 1 1 2 1 1 4 1 1 6 1 1 ke lij ste Oo t aa str en ks Sa 51 9 27 34 at gerstra j wi em de Z l l Wi 8 1 1 20 1 n va 49 11 at ra yst gn lin Co 25 36 26 9 t gerstraa j wi em de Z l l Wi 13 t aa str en ks Sa de 23 38 28 7 1 15 na An 47 15 n va e uis Lo 21 40 30 5A 1 24 0 1 2 t aa tr ns bo ur Bo 42 32 26 28 6 1 21 1 1 9 t raa yst ngn i Col de se i Lou a 1 1 22 9 1 8 3 7 612 lp he Sc 30 8 1 19 de 44 ikstraat ik Hendr Freder 34 28 614a 614 at ek Ze 20 24 26 7 1 1 3 4 8 at tra ns re Bu 4 46 36 raat Mauritsst 30 616 1 1 17 6 48 29 25 618 bos e tt lo ar Ch 31 23 622A622 1 622B620 3 ad rsp sse Vi 15 39 37 33 628 5 1 6 n va 41 na An 13 M 29 27 624 7 34 11 M T/ 35 626 racht burgg Voor 9 k ui kr i Al na An 9 4 47 8 C 29 630 11 26 28 30 32 9 at ra St 10 632 traat Langes 13 6 1 45 7 e ng La 43 634 15 4 1 1 8 5 636 17 39 8 0 1 2 1 3 638 47 41 6 20 52 640 t aa tr fs Ho t traa Hofs 21 4 22 1 642 5 3 7 24 54 644 646 3 1 at tra fs Ho al na Ka 648 raat est Oranj 1 1 45 39 35 27 41 2 n va 28 1 na An 9 3 t aa str en ks Sa 2 raat bergst n Stol ana va i Jul bos 31 61 59 t aa str nje Ora 26 1 652 43 37 33 25 1 t aa str ek Ho 12 654 acht rggr rbu Voo 31 23 W.I.U. W.I.U. 29 21 ab Kr BY 1 0 1 658 656 t raa pst Dor 310 l sse Mo De ge La t aa str rg be ol St 2 3 1 27 8 5 681 4 665 6 63 at ra st je an Or e 1 n va a an i l Ju 24 1 671 668 666 664 662 669 8 675 1 673 7 1 t aa str ek Ho 4 660 ge La 22 1 679 4 5 4b 5 5 4 10 683 1 4 1 7 at tra jes an Or 2e 8 10 8 2 670 2 29 a-c 29 672 8B 6a 0 1 A 683 6 t aa str rie ust Ind 4 8A 3 5 2e 674 6 aat str nje Ora 8 67 t straa Dorps 4B 4A 4 aat str rie ust Ind 682 680 2A 33 16I 16 16J 16F 6K 16C 1 16G 6L 16D 1 16H 16E 684 at ra st el ss Mo T 0592 316 206 www.bugelhajema.nl E BNSP [email protected] 8 1 8A 1
© Copyright 2024 ExpyDoc