Beheersverordening Oudkarspel definitief - Bestuur

Be hee r sve ro r de ni ng O ud k a rs pe l
VAS T G ES T EL D
Be hee r sve ro r de ni ng O ud k a rs pe l
VAS T G ES T EL D
Inhoud
Toelichting
Regels + bijlage
Illustraties
9 september 2014
Projectnummer 122.00.03.12.00
O v e r z i c h t s k a a r t
T o e l i c h t i n g
122.00.03.12.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Beleidskader
9
2.1
9
2.2
2.3
Rijksbeleid
2.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
2.1.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Provinciaal beleid
10
2.2.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040
10
2.2.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening
11
Gemeentelijk beleid
13
2.3.1
Bouwverordening/Bodem
13
2.3.2
Bedrijven en (milieu)hinder
13
2.3.3
Antennebeleid gemeente Langedijk 2009
13
2.3.4
Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk
14
2.3.5
Beleidsnota Cultuurhistorie
gemeente Langedijk 2011
3
4
9
10
15
Beschrijving beheersverordening
16
3.1
Algemeen
16
3.2
Toelichting op de regels
17
3.3
Toelichting op de verbeelding
19
3.4
Procedure
19
Planologische beperkingen
21
4.1
Water
21
4.2
Cultuurhistorie
21
4.3
Ecologie
23
4.4
Geluidhinder
24
4.5
Luchtkwaliteit
24
4.6
Externe veiligheid
25
4.7
Bodem
27
4.8
Bedrijven en (milieu)hinder
29
122.00.03.12.00.toe
1
I n l e i d i n g
Voorliggend document betreft een beheersverordening voor de bebouwde kom
van Oudkarspel. Hieronder wordt nader aangegeven wat een beheersverordening is en waarom die voor het genoemde gebied is opgesteld.
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de
AANLEIDING
tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de
gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld
in het kader van omgevingsvergunningen). Het bestemmingsplan Oudkarspel is
vastgesteld op 1 juli 2003 en onherroepelijk geworden op 23 september 2004.
Op basis van de Invoeringswet ruimtelijke ordening moet een nieuw bestemmingsplan voor Oudkarspel zijn vastgesteld binnen 10 jaar na de datum van
onherroepelijk worden.
Bij de behandeling van de Wro door het parlement is de beheersverordening
WAAROM EEN
toegevoegd aan het ruimtelijk instrumentarium van gemeenten. Hiermee is
BEHEERSVERORDENING
de mogelijkheid gecreëerd om op een snelle en eenvoudige wijze een nieuw
juridisch-planologisch regime vast te stellen voor gebieden.
De
gemeente
Langedijk
maakt
van
deze
wettelijke
mogelijkheid
gebruik voor de bebouwde kom van Oudkarspel. De gemeente kiest hiervoor,
omdat vanuit het verleden is gebleken dat in Oudkarspel beperkte ontwikkelingen plaats hebben gevonden. Het huidige juridisch-planologisch regiem van
het geldende bestemmingsplan volstaat dan ook nog. Op korte termijn voorziet
de gemeente weinig tot geen concrete ontwikkelingen. Dit is onder meer gebleken uit een rondgang langs de grotere bedrijven binnen Oudkarspel.
Het uiteindelijke van de gemeente is om ook een actueel bestemmingsplan
voor Oudkarspel op te stellen, waarin al het nieuwe (gemeentelijk) ruimtelijke
beleid integraal is verwerkt. Het beschikbaar hebben van een geldig wettelijk
ruimtelijk regime voor Oudkarspel(de beheersverordening) biedt ruimte voor
het zorgvuldig doorlopen van het bestemmingsplanproces voor Oudkarspel.
Bovendien behoort de mogelijkheid tot het innen van leges van ruimtelijke
ontwikkelingen tot de mogelijkheden.
De proceduretijd voor het opstellen van een beheersverordening is aanzienlijk
korter ten opzichte van het opstellen van een bestemmingsplan. Bovendien
zijn de onderzoeksverplichtingen en/of motiveringseisen ten aanzien van
sectorale aspecten minder zwaar dan bij ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen. Minder procedurele en minder inhoudelijke vereisten maken het
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
5
opstellen van een beheersverordening voor de gemeente aantrekkelijk, in relatie tot het voor handen hebben van een geldig wettelijk ruimtelijk instrument.
Tot slot wordt door deze snellere procedure de periode dat er geen leges kunnen worden gevorderd, tot een minimum beperkt.
VIGERENDE PLANNEN
Voor het plangebied van de beheersverordening zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
Ruimtelijk plan
Vastgesteld
Goedgekeurd
Bestemmingsplan Oudkarspel
1 juli 2003
10 februari 2004
Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening
5 februari 2008
23 september 2008
De voorliggende beheersverordening legt de planologisch-juridische regeling
van bovengenoemde plannen opnieuw vast. Met andere woorden; de beheersverordening maakt de planologisch bestaande gebruiksrechten en bouwrechten
mogelijk. Voor de inwoners van Oudkarspel vindt in ruimtelijke zin geen wijziging plaats qua gebruiks- en bouwmogelijkheden van hun perceel.
UITZONDERING OP PLANO-
Hierop is een tweetal uitzonderingen. In de eerste plaats zijn alleen (beperkte)
LOGISCH-JURIDISCHE
ontwikkelingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan overgenomen
REGELING
in deze beheersverordening. In de tweede plaats is aangesloten bij enkele
regelingen/beleid van Rijk en provincie die sinds de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen zijn uitgekomen/ vastgesteld. Dit kan leiden tot
een aanvulling op de bestaande planologische mogelijkheden in de geldende
bestemmingsplannen. Hoofdstuk 2 van de voorliggende toelichting werkt dit
verder uit en in hoofdstuk 3 zijn de gevolgen van het geldende beleid nader
toegelicht.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
6
Omdat een beheersverordening ziet op het toestaan van reeds geldende ruim-
WIJZIGINGSBEVOEGDHE-
telijke gebruiks- en bouwmogelijkheden zonder grote ontwikkelingen, zullen
DEN EN UITWERKINGSVER-
eventuele wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting uit het geldend
PLICHTINGEN
bestemmingsplan niet worden overgenomen in de beheersverordening. Het
betreft de volgende wijzigingsbevoegdheden:
Figuur 1: locatie Nijverheidsstraat , wijzigingsgebied I (rood omlijnd)
Figuur 2: locatie Gedempte Achterburggracht, wijzigings gebied II
(rood omlijnd)
Figuur 2: locatie tussen
Spoorstraat en
Provinciale Weg N
504,
wijzigingsgebied III (rood omlijnd)
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
7
Het wijzigingsgebied I ziet op een reeds ingevulde locatie. Hiervoor is een
zelfstandig bestemmingsplan opgesteld. De bevoegdheid is na het van kracht
worden van de beheersverordening dan ook vervallen.
Voor het wijzigingsgebied II is in de loop der jaren een aantal ruimtelijke ontwikkelingen onder de aandacht van de gemeente gebracht. Gebleken is dat de
wijzigingsvoorwaarden niet overeenkomen met mogelijk gewenste ruimtelijke
ontwikkelingen. Om deze reden is de wijzigingsbevoegdheid niet meer noodzakelijk. Op basis van een zelfstandig bestemmingsplan kunnen uiteraard mogelijk gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot realisatie komen.
In verband met de Ontwikkelingsvisie doorvaarbaarheid bestaat geen aanleiding om langs de wijzigingsbevoegdheid voor de locatie Gedempte Voorburggracht nog is stand te houden. De bevoegdheid is na het van kracht worden van
de beheersverordening dan ook vervallen.
Voor gebieden die niet zijn opgenomen in het verordeningsgebied blijft het
geldende bestemmingsplan van toepassing. Het van toepassing zijnde planologisch regime blijft in die gevallen gelden. Dit betreft het gebied dat nog nader
moet worden uitgewerkt.
Al met al maakt deze beheersverordening dus geen ontwikkelingen mogelijk en
legt het de bestaande (planologisch-juridische) situatie vast.
BESTEMMINGSPLAN OUD-
De genoemde partiële herziening kan niet gezien worden als zelfstandige plan,
KARSPEL PARTIËLE HER-
omdat deze niet gelezen kan worden zonder dat het moederplan erbij wordt
ZIENING
betrokken. Om deze reden is, voor wat betreft de actualiseringsplicht van
bestemmingsplannen, de datum van het moederplan het uitgangspunt. De
genoemde partiële herziening is dan ook betrokken bij de voorliggende beheersverordening.
Voor een aantal percelen is een zelfstandig bestemmingsplan opgesteld. Deze
percelen zijn niet opgenomen in de voorliggende beheersverordening. Voor een
verdere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
BEHEERSGEBIED
De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied is aangegeven op de
overzichtskaart, voorafgaand aan deze toelichting.
LEESWIJZER
Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer.
Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op
de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om
beleid voor nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 3, de beschrijving van de
beheersverordening, gaat het om de juridische regeling voor de toekomst.
Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van de
omgevingsaspecten, zoals natuur, milieu, archeologie en dergelijke.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
8
2
B e l e i d s k a d e r
In dit hoofdstuk wordt relevant beleid benoemd van het Rijk, de provincie
en de gemeente. Het hoofdstuk is gericht op beleid dat mogelijk extra beperkingen oplegt voor het plangebied ten opzichte van het geldend bestemmingsplan Oudkarspel. Beleid dat is gericht op ontwikkelingen is niet in dit hoofdstuk opgenomen, omdat de voorliggende beheersverordening geen nieuwe
ontwikkelingen mogelijk maakt en ziet op het verlengen van de huidige planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden.
2.1
Rijksbeleid
2 . 1 . 1
Structuurvisie
Infrastructuur
en Ruimte
Op 13 maart 2012 is door de minister van Infrastructuur en Milieu de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” vastgesteld. Hierin heeft het Rijk zijn visie
op Nederland in 2040 uiteengezet.
Het beleid van het Rijk is in hoofdlijnen gericht op:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij
de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke
natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uitgangspunt van het beleid is het bieden van meer ruimte voor eigen beleid
voor de ruimtelijke ordening aan provincies en gemeenten (in de regio). Hiermee heeft het Rijk de keuze gemaakt om zich te richten op een beperkt aantal
rijksbelangen. Het waarborgen van deze belangen is een taak van het Rijk.
Door het Rijk zijn dertien rijksbelangen onderscheiden. Buiten deze dertien
rijksbelangen is er ruimte voor eigen beleid van provincies en gemeenten.
Om de rijksbelangen te waarborgen is en wordt wet- en regelgeving vastgesteld. Het Rijk verwacht dat de rijksbelangen hiermee door provincie en gemeenten goed worden gewaarborgd, omdat de rijksbelangen moeten worden
doorvertaald naar de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
9
2 . 1 . 2
Besluit algemene regels
ruimtelijke
ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Hierin zijn die rijksbelangen zoals opgenomen in de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte waarvoor het nodig is deze in wet- en
regelgeving te verwerken, uitgewerkt in algemene regels. Voor Oudkarspel
volgt hieruit geen rechtstreekse doorverwerking van de rijksbelangen in een
ruimtelijk plan.
2.2
Provinciaal beleid
2 . 2 . 1
Structuurvisie
Noord-Holland
2040
Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland
2040 vastgesteld. Hierin zet de provincie haar visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van Noord-Holland uiteen. Daarbij omschrijft de provincie ook het beeld
van Noord-Holland in 2040.
In de visie maakt de provincie de keuze om vooral in het bestaand stedelijk
gebied ontwikkelingen mogelijk te maken, waarvoor gemeenten de beleidskeuzen maken. Hiermee zet de provincie in op het behouden en versterken van
het open landelijk gebied. Door de uitbreiding van het stedelijk gebied te beperken wil de provincie inspelen op de verwachte afname van het aantal inwoners in de periode na 2040.
Noord-Holland moet een aantrekkelijke provincie blijven. In de structuurvisie
heeft de provincie hiervoor verschillende provinciale belangen aangewezen.
Hierbij zijn drie hoofdbelangen onderscheiden. Deze drie hoofdbelangen zijn
samen het ruimtelijke streven van de provincie. In figuur 3 is dit in een overzicht weergegeven.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
10
Figuur 3. Overzicht provinciale belangen
Om de provinciale belangen te waarborgen is door Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld.
2 . 2 . 2
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Door Provinciale Staten is op 21 juni 2010 de eesrte Provinciale Ruimtelijke
Verordening Structuurvisie vastgesteld. Deze verordening is op 3 november
2010 in werking getreden. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de
provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling
betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde
verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat. In de verordening zijn de provinciale belangen zoals opgenomen in
de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uitgewerkt in algemene regels.
Bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied
In de verordening zijn voor verschillende gebieden regels opgenomen. In
hoofdlijnen zijn twee algemene gebieden onderscheiden: het bestaand bebouwd gebied en het landelijk gebied. Op de kaart bij de verordening ligt het
plangebied in het bestaand bebouwd gebied. Opgemerkt wordt dat de weergave op de kaart alleen illustratief is, de tekst in de verordening is leidend voor
de begrenzing van Bestaand Bebouwd Gebied.
In de toelichting op de regels voor bestaand bebouwd gebied is opgemerkt dat
gemeenten voor de gronden in het bestaand bebouwd gebied een ruimtelijk
plan moeten opstellen. Daarbij is er veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
11
Figuur 4. Fragment van de kaart bij de verordening,
bestaand bebouwd gebied (rood), Oudkarspel
In het beheersgebied Oudkarspel is een regionale waterkering gelegen. Deze
waterkering is aangegeven op kaart 8 van de provinciale ruimtelijke verordening.
Figuur 5. Fragment van de kaart bij de verordening,
regionale waterkering (blauw), Oudkarspel
In artikel 30 van de verordening staat aangegeven: ‘Voor zover een bestemmingsplan mede betrekking heeft op regionale waterkeringen, zoals aangegeven op kaart 8 en de digitale verbeelding ervan, voorziet het bestemmingsplan
in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
12
bestemmingen en regels en voorziet het bestemmingsplan tevens in een vrijwaringzone aan weerszijden van de waterkeringen opdat reconstructies van de
waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt. Deze lokaal benodigde vrijwaringzones worden overgenomen van de hoogheemraadschappen.’
Omdat onder het begrip “bestemmingsplan” mede wordt verstaan “beheersverordening”, zal voor de regionale waterkering een passende regeling worden
opgenomen.
2.3
Gemeentelijk beleid
2 . 3 . 1
Bouwverordening/Bodem
Op 6 juli 2010 is door de gemeenteraad de Bouwverordening vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. In paragraaf 4.7 zijn de regels op grond van de Bouwverordening verder
uitgewerkt.
2 . 3 . 2
Bedrijven en (milieu)hinder
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van
de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand
tussen bedrijven en woningen noodzakelijk om (milieu)hinder te voorkomen.
Het beleid hiervoor is verder in paragraaf 4.8 uitgewerkt.
2 . 3 . 3
Antennebeleid
gemeente Langedijk 2009
In de nota Antennebeleid gemeente Langedijk 2009 heeft de gemeente haar
beleid voor het plaatsen van antennes uiteengezet.
In de nota zijn voor het plaatsen van antennes verschillende bepalingen opgenomen. Hierbij zijn het stedelijk gebied en het landelijk gebied onderscheiden.
De gemeente merkt in de nota op dat het niet wenselijk is om antennes in
STEDELIJK GEBIED
stedelijke (woon)gebieden te plaatsen. Van operators wordt verwacht dat zij
mogelijkheden zoeken bij sportgebieden, langs de randen van industriegebieden en langs knooppunten van infrastructuur. Wanneer er mogelijkheden zijn
om antennes te plaatsen waarvoor de gemeente geen vergunning hoeft te verlenen zoals op hoogspanningsmasten, lichtmasten of andere hoge bouwwerken
en gebouwen, moeten operators gebruik maken van deze mogelijkheden.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
13
In de nota zijn in of in de omgeving van het plangebied verschillende plaatsen
aangewezen waar het plaatsen van antennes is toegestaan. In Oudkarspel is
dit:
-
Oeverzegge (sportpark);
-
Bedrijventerrein Zuurkoolfabriek Voorburggracht 489.
2 . 3 . 4
Ontheffingenbeleid gemeente
Langedijk
De noodzaak om met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te
wijken, is in het algemeen groter naarmate een bestemmingsplan ouder is. Een
wat ouder bestemmingsplan sluit niet altijd meer aan op bestaande ruimtelijke
inzichten en/of maatschappelijke ontwikkelingen. Op basis van artikel 2.12, lid
1, onder a., onder 2° van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd verklaard om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen in bij algemene maatregel van bestuur aan
gegeven gevallen (buitenplanse afwijking). Het gaat hierbij om de zogenaamde
planologische kruimelgevallen.
In artikel 4 van de Bijlage II van het Bor is een uitputtende lijst opgenomen
met situaties waarin deze afwijkingsbevoegdheid toegepast kan worden. Deze
lijst is inhoudelijk grotendeels gelijk aan de gevallen genoemd in artikel 4.1.1
van het oude Besluit ruimtelijke ordening waarvoor krachtens artikel 3.23 Wro
ontheffing van het bestemmingsplan kon worden verleend (de “kruimellijst”).
De inwerkingtreding van de Wabo brengt op dit onderdeel dus geen inhoudelijke wijzigingen met zich mee.
De in het ontheffingenbeleid opgenomen beleidsregels vormen een overkoepelend beleidskader voor de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel
2.12, lid 1, onder a., onder 2° Wabo. Verder dienen de in het ontheffingenbeleid opgenomen ruimtelijke beleidsregels ook als bouwstenen of richtlijnen
voor de (toekomstige) herzieningen van de bestemmingsplannen. Dat wil zeggen dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden waarvoor volgens het ontheffingenbeleid van de geldende bestemmingsplannen kan worden afgeweken,
(zoveel mogelijk bij recht) in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen
zullen worden opgenomen.
Het bestemmingsplan Oudkarspel is vastgesteld op 1 juli 2003. Het ontheffingenbeleid is van toepassing op dit bestemmingsplan en wordt ook als zodanig
toegepast. In die zin is geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen, maar van
geldende (beleidsmatige) planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden. In de
regels van de beheersverordening wordt het ontheffingenbeleid dan ook van
toepassing verklaard.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
14
2 . 3 . 5
Beleidsnota Cultuurhistorie gemeente
Langedijk 2011
Op 15 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota Cultuurhistorie
gemeente Langedijk 2011 samen met de Beleidskaart Archeologie vastgesteld.
In de beleidsnota heeft de gemeente haar beleid voor cultuurhistorie uiteengezet. Op de Beleidskaart Archeologie is weergegeven welke regels in de verschillende gebieden in de gemeente van toepassing zijn. In paragraaf 4.2 is de
achtergrond hiervan en het beleid op grond van de Beleidsnota Cultuurhistorie
gemeente Langedijk 2011 verder uitgewerkt.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
15
3
B e s c h r i j v i n g
b e h e e r s v e r o r d e n i n g
3.1
Algemeen
Voor de opzet en invulling van de regels en de verbeelding van de beheersverordening is deels aangesloten op de:
-
Wet ruimtelijke ordening (Wro) d.d. 1 juli 2008, Besluit ruimtelijke ordening (Bro) d.d. 1 juli 2008 en de per 1 juli 2013 verplicht gestelde
RO-standaarden.
-
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) d.d. 1 oktober 2010.
-
Kadastrale ondergrond en de Grootschalige Basiskaart Nederland
(GBKN).
Wet ruimtelijke ordening
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 geeft aan dat de beheersverordening wordt vormgegeven, ingericht
en beschikbaar gesteld overeenkomstig IMRO2012 en STRI2012. De digitale
vormgeving betreft een gebiedsgericht besluit, betrekking hebbend op een
beheersverordening. De voorliggende beheersverordening voldoet aan deze
vereisten.
De Wro schrijft in artikel 3.38 voor dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen
worden voorzien voor de gebieden die tot de beheersverordening behoren. Aan
die voorwaarde wordt voldaan.
Voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en stelt
met het oog op het beheer van die bestaande situatie regels vast voor het
gebruik en het bouwen. Onder de bestaande situatie verstaat deze verordening de bestaande vigerende planologische regels inclusief de binnenplanse
afwijkingsmogelijkheden, maar exclusief de daarvan deel uitmakende wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten. Wijzigingsbevoegdheden en
uitwerkingsplichten kunnen dus ook ontwikkelingen zijn die ten tijde van
het vaststellen van de beheersverordening nog niet zijn gerealiseerd. Deze
mogelijkheden zijn door het vaststellen van de beheersverordening vervallen.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
16
De beheersverordening bestaat uit een verbeelding, waarop door middel van
een contour het gebied is aangegeven waarbinnen de beheersverordening van
toepassing is, regels en deze toelichting. De contour en de regels zijn juridisch
bindend, deze toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de regels.
De voorliggende beheersverordening is digitaal beschikbaar, gekoppeld aan
de hiervoor bedoelde contour (gecodeerd volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten). Daarmee voldoet de beheersverordening aan de digitale
verplichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2.3 Bro. Aan de contour
zijn regels gekoppeld. Deze regels zien enerzijds op van toepassing verklaring
van de geldende bestemmingsplannen en anderzijds op de juridische vertaling
van nieuwe wet-, en regelgeving op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Deze nieuwe wet- en regelgeving vult de geldende bestemmingsplannen aan,
dan wel wijzigt de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen.
3.2
Toelichting op de regels
Vormgeving van de regels
De in deze beheersverordening opgenomen regels bestaan uit twee delen:
1.
De (nieuwe) regels die in deze beheersverordening zijn opgenomen.
2.
De (delen van de oude) voorschriften uit de bestemmingsplannen die in
de bijlage 1 bij deze regels zijn opgenomen.
De onder 1 bedoelde regels en onder 2 bedoelde de (delen van de oude) voorschriften vormen één geheel en vullen elkaar aan. Er is geen strijd tussen de
bepalingen uit de regels en de voorschriften. Mocht die strijd toch bestaan,
dan gaan de regels van de beheersverordening voor de voorschriften van de
geldende bestemmingsplannen.
Inhoud van de regels
In de regels van de beheersverordening zijn de voorschriften van de geldende
bestemmingsplannen voortgezet.
De inleidende regels in artikel 1 geven uitleg van de begrippen die in de regels
HOOFDSTUK 1:
van deze beheersverordening worden gebruikt. Het definiëren van begrippen
INLEIDENDE REGELS
vergroot de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Daarnaast zijn de wijze
waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden in artikel 2
opgenomen. De inleidende regels worden voor een belangrijk deel voorgeschreven in de SVBP2012.
De artikelen 3 tot en met 7 bevatten de beheerregels en vormen de beheers-
HOOFDSTUK 2:
regeling voor voortzetting van het bestaande gebruik in het beheersverorde-
REGELS VERORDENINGS-
ningsgebied.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
GEBIED
17
In artikel 3 van de regels is aangegeven op welk plangebied de beheersveror-
TOEPASSINGSBEREIK
dening van toepassing is. Dit is bepaald aan de hand van het geldend bestemmingsplan Oudkarspel. Ook de op basis van die bestemmingsplannen gevoerde
vrijstellings-, ontheffings- en afwijkingsprocedures vallen onder de werkingssfeer van de beheersverordening. Op deze wijze wordt voorkomen dat geldende
rechten
ten
onrechte
niet
meer
zijn
toegestaan.
Ook
het
Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk is van toepassing verklaard (zie ook
paragraaf 2.3.4). Voor een aantal percelen binnen het plangebied van het geldende bestemmingsplan Oudkarspel is afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Deze percelen maken geen onderdeel uit van de voorliggende
beheersverordening, omdat voor deze percelen sprake is van een geldend
ruimtelijk regime.
De regeling voor het archeologiebeleid van de gemeente geldt voor het gehele
ARCHEOLOGIE
plangebied van de beheersverordening, voor zover het archeologiebeleid van
toepassing is (zie ook paragraaf 2.3.5). Inhoudelijk is de regeling afgestemd op
de regeling zoals die geldt op basis van de actuele bestemmingsplannen. Dit
betreft de artikelen 4 tot en met 6. In de regels is bepaald dat regels van de
dubbelbestemming vóórgaan op datgene wat is beschreven in artikel 3. Artikel
3 bepaalt dat de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen zoals
opgenomen in de bijlage van toepassing zijn. Mocht de dubbelbestemming voor
het archeologiebeleid hiermee in strijd komen, dan gaan de archeologische
regels vóór.
WATERSTAAT – WATER-
Op basis van de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Noord-
KERING
Holland dient een regeling te worden opgenomen voor de in het plangebied
aanwezige regionale waterkering (zie ook paragraaf 2.2.2). Inhoudelijk is de
regeling opgenomen in artikel 7. Voor de toepasbaarheid zie ook de werking
van het bovenstaande onderdeel archeologie.
HOOFDSTUK 3:
De algemene regels zijn, voor zover niet anders bepaald, op het gehele veror-
ALGEMENE REGELS
deningsgebied van toepassing. De anti-dubbeltelregel in artikel 8 ziet er op toe
dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het
bouwen is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Artikel 9 ziet op
het benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat
136 in Noord-Scharwoude. De risicovolle onderdelen van dit bedrijf zijn het
LPG-vulpunt, -reservoir en -afleverinstallatie. Hiervoor is een regeling opgenomen.
HOOFDSTUK 4: OVERGANGSRECHT EN SLOTREGEL
In artikel 10 is de voorgeschreven formulering van het overgangsrecht conform
artikel 5.1.1. Bro en de gerechtelijke uitspraak van 21 mei 2014 opgenomen.
Enige tijd bestond onduidelijkheid over het al dan niet op te nemen overgangsrecht in een beheersverordening. Naar aanleiding hiervan is in het kader van
het ‘Ontwerpbesluit wijziging verschillende besluiten Omgevingsrecht’ een
aanpassing van artikel 5.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgesteld, in relatie tot het overgangsrecht. Nog voor de beoogde inwerkingtreding van dit be-
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
18
sluit in oktober 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van
State bij uitspraak van 21 mei 2014 bepaald dat in een beheersverordening
hetzelfde overgangsrecht mag worden opgenomen als in een bestemmingsplan.
De gemeente heeft, in aansluiting op deze uitspraak, dan ook overgangsrecht
conform een bestemmingsplan in de voorliggende beheersverordening opgenomen. Gevolg hiervan is dat de beheersverordening niet legaliserend werkt ten
aanzien van onder het bestemmingsplan illegale bouwen en gebruik. Na inwerkingtreding van de beheersverordening kan nog steeds worden gehandhaafd op
de illegale situaties.
Artikel 11 betreft de slotregel van de beheersverordening en ziet toe op de
naamgeving van de regels van de beheersverordening.
3.3
Toelichting op de verbeelding
De verbeelding bestaat uit een plancontour gebaseerd op de geldende plankaarten die als bijlage bij de regels zijn opgenomen. In de regels is reeds aangegeven wat de reikwijdte van de beheersverordening is; namelijk de
plangebieden van de genoemde bestemmingsplannen.
Voor een aantal specifieke aspecten is een dubbelbestemming dan wel een
gebiedsaanduiding opgenomen. Zie ook paragraaf 3.2.
3.4
Procedure
De uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht is voor een beheersverordening niet van toepassing. Het bieden van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen is daardoor niet wettelijk verplicht. De procedure tot
vaststelling van een beheersverordening is hierdoor eenvoudiger en korter dan
de vaststelling van een bestemmingsplan. Ook staat na vaststelling door de
gemeenteraad geen beroep open tegen dat besluit bij de rechtbank of de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beheersverordening
treedt de dag na bekendmaking in werking.
Ten aanzien van een omgevingsvergunning die wordt verleend (of geweigerd)
op grond van het bepaalde in de beheersverordening (zoals een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, aanleggen of het binnenplans afwijken)
bestaat daarentegen wel de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
19
4
P l a n o l o g i s c h e
b e p e r k i n g e n
4.1
Water
Aangezien deze beheersverordening geen (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen
mogelijk maakt, is deze niet van invloed op de waterhuishoudkundige situatie.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge-
CONCLUSIE
lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie
wordt dan ook niet verwacht
4.2
Cultuurhistorie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)
WET- EN REGELGEVING
in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta,
dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het
behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is
onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in
het plangebied voor het vaststellen van een beheersverordening. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta.
Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem
verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar
en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van
de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Mw 1988) gewijzigd. Op grond van
de Mw 1988 moet in een beheersverordening (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden.
Op 15 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota Cultuurhistorie
gemeente Langedijk 2011 samen met de Beleidskaart Archeologie vastgesteld.
In de beleidsnota heeft de gemeente haar beleid voor cultuurhistorie uiteengezet. Op de Beleidskaart Archeologie is weergegeven welke regels in de verschillende gebieden in de gemeente van toepassing zijn.
Het dorpslint van Oudkarspel heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde
die in belangrijke mate bijdragen aan de structuur van het dorp. In dit lint
komen ook veel karakteristieke panden voor, waaronder een groot aantal stolpen.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
21
In figuur 6 is het voor het plangebied betreffende fragment van de Beleidskaart Archeologie weergegeven.
Figuur 6. Fragment van de Beleidskaart Archeologie
In Langedijk doet zich de situatie voor dat in een aantal gevallen de archeologische waarden onlosmakelijk verbonden zijn met de historisch-geografische
elementen en structuren.
-
De oude dorpen Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op
Langedijk (LANG01A), het gebied langs de Dorpsstraat. De dorpen Broek,
Noord- en Zuid-Scharwoude en Oudkarspel waren in 1100 al aanwezig en
tijdens de late middeleeuwen uitgebreid waardoor de dorpen één lint
werden. In de oude dorpen kunnen archeologische waarden aanwezig
zijn.
-
Het kerkterrein Oudkarspel, dochterkerk van de kerk van Schoorl
(LANG04A). Dochterkerk van de kerk van Schoorl. Verwacht wordt dat in
de ondergrond resten van begravingen maar mogelijk ook van (houten)
voorgangers van het huidige kerkgebouw aanwezig zijn.
-
Het Ooievaarsnest (LANG33A) Korenmolen te Oudkarspel. Zeskantige
bovenkruier, bouwdatum onbekend. De molen brandde in 1913 af.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
22
-
De Kievit/De Vier Gebroeders (LANG 34A): Zaagmolen te Oudkarspel.
Deze molen werd in 1805 vanuit Alkmaar verplaatst. Omdat de molen in
slechte staat verkeerde, werd de molen in of voor 1831 vernieuwd. In de
periode 1915-1920 werd de molen onttakeld, in 1922 brandde het restant af.
De archeologisch waardevolle gebieden zoals opgenomen in de beleidsnota zijn
doorvertaald naar de regels en de verbeelding van de voorliggende beheersverordening. Op de verbeelding is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen, in drie varianten. In de regels zijn de voorwaarden
neergelegd, waaronder mag worden gebouwd in de archeologisch waardevolle
gebieden.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge-
CONCLUSIE
lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor cultuurhistorische waarden worden dan ook niet verwacht.
4.3
Ecologie
De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora-
WET- EN REGELGEVING
en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw)
op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt.
De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van
instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe
leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde “nee, tenzij”-principe.
Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing
van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die
weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk
handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van
hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.
De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op
grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden
aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge-
CONCLUSIE
lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor ecologische waarden worden dan
ook niet verwacht.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
23
4.4
Geluidhinder
WET- EN REGELGEVING
Op 1 februari 1980 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden en sindsdien is deze diverse malen gewijzigd. De Wgh is er op gericht de geluidhinder
vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken.
In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van:
-
wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.
Op de wegen in en in de directe omgeving van het plangebied is een snelheid
van ten hoogste 30 km per uur toegestaan. Dit met uitzondering van:
-
de N504 waarop ter plaatse van het plangebied een snelheid van ten
hoogste 70 km per uur is toegestaan;
-
de Woudmeerweg waarop een snelheid van ten hoogste 50 km per uur is
toegestaan;
-
de Westelijke Randweg waarop ook een snelheid van ten hoogste 50 km
per uur is toegestaan.
CONCLUSIE
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen en/of
geluidgevoelige functies en objecten mogelijk waarvoor akoestisch onderzoek
is vereist. Onaanvaardbare nadelige gevolgen worden dan ook niet verwacht.
4.5
Luchtkwaliteit
WET- EN REGELGEVING
Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding
van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november
2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. In de Wm is in artikel
5.6 bepaald dat de in de wet bepaalde normen voor de luchtkwaliteit overal
van toepassing zijn. Dit met uitzondering van een arbeidsplaats; hierop is de
Arbeidsomstandighedenwet van toepassing.
Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de normen
voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook
nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de aanleg van infrastructuur overwogen. Voor plannen die passen binnen het NSL is het toetsen aan de normen
(grenswaarden) voor luchtkwaliteit niet noodzakelijk. Ook het toetsen van
plannen die ‘niet in betekende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de lucht-
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
24
kwaliteit is niet noodzakelijk. Of bij een plan sprake is van nibm, kan beoordeeld worden op grond van de voorwaarden zoals die in de AMvB nibm.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge-
CONCLUSIE
lijk. Onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit worden dan ook
niet verwacht.
4.6
Externe veiligheid
Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan
WET- EN REGELGEVING
(NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteen. Dit beleid is gericht op het beheersen van de risico’s in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de
risico’s die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn:
-
het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans
dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is overlijdt als
gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;
-
het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000
personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke
stof is betrokken.
Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen
zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van
eens per miljoen jaar (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm
een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan.
Voor het groepsrisico wordt een kans van:
-
eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van
10 personen of meer;
-
eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 personen of meer;
-
eens per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van 1.000 personen of meer bij inrichtingen aanvaardbaar geacht.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen
wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht.
Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding
van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op
het beperken van de risico’s van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
25
risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld.
Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke
stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs)
opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit
beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het
Bevi.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In het Bevb is bepaald dat er bij buisleidingen (veiligheids)zones
aanwezig zijn.
ONDERZOEK
De provincie Noord-Holland heeft de zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierop is onder andere informatie over risico’s van ongevallen met gevaarlijke
stoffen opgenomen. In figuur 7 is het voor het plangebied betreffende fragment van de risicokaart opgenomen.
Figuur 7. Fragment van de risicokaart Oudkarspel
(Bron: Provincie Noord-Holland)
Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat er in en in de omgeving van het
plangebied enkele risicobronnen bekend zijn:
-
Benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat 136 in Noord-Scharwoude. De risicovolle onderdelen van dit bedrijf zijn het LPG-vulpunt, -reservoir en -afleverinstallatie. De doorzet
van het bedrijf is op grond van de verleende milieuvergunning 1500 m³
LPG per jaar. Bij deze onderdelen is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van achtereenvolgens 35 m, 25 m en 15 m. Bij
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
26
het bedrijf is een risicozone voor het groepsrisico (het zogenoemde invloedsgebied) van 150 m aanwezig. Deze risicozones liggen grotendeels
binnen het plangebied.
-
Provinciale weg N242. Bij deze weg is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van 0 m. Bij de weg is een risicozone voor het
groepsrisico van 200 m aanwezig. Het plangebied ligt deels binnen de bij
de weg aanwezige risicozones. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal
de oriëntatiewaarde. Het bepalen van het groepsrisico is dan ook niet
noodzakelijk.
-
Vuurwerkbewaarplaats Dorpsstraat 694. Volgens het rapport van de
risicokaart geldt hiervoor een veiligheidsafstand van 8 meter. Binnen
deze veiligheidsafstand vinden op basis van de voorliggende beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen plaats en is er dus geen toename
van risico’s.
-
Provincialeweg N9. Bij deze weg is een risicozone voor het plaatsgebonden risico aanwezig van 0 m. Bij de weg is een risicozone voor het
groepsrisico van 200 m aanwezig. Het plangebied ligt buitende bij de
weg aanwezige risicozones. Het bepalen van het groepsrisico is dan ook
niet noodzakelijk.
In en in de omgeving van het plangebied zijn geen risico’s bekend waardoor in
het plangebied sprake is van een overschrijding van de grenswaarde (10-6) voor
het plaatsgebonden risico of de oriënterende waarde voor het groepsrisico.
Voor het benzineservicestation Tesselaar (FINA) op het perceel aan de Spoorstraat 136 in Noord-Scharwoude en de bijbehorende risico’s is een specifieke
regeling opgenomen in de beheersverordening.
De beheersverordening wordt niet door risico’s vanwege het gebruik, de opslag
CONCLUSIE
of het vervoer van gevaarlijke stoffen belemmerd.
4.7
Bodem
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een
WET- EN REGELGEVING
beheersverordening inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van
het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in
de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem
is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van de gemeenteraad bij de
vaststelling van een beheersverordening.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat
gronden waarvan bekend is dat de milieuhygiënische kwaliteit onvoldoende is,
worden bestemd met een bestemming die daarvoor gevoelig is.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
27
ONDERZOEK
Onder andere de provincie Noord-Holland heeft het zogenoemde ‘Bodemloket’
ontwikkeld. Het Bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken
en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden
die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 8 is het voor het plangebied
betreffende fragment van de kaart van het Bodemloket opgenomen.
Figuur 8. Fragment van de kaart van het Bodemloket
Oudkarspel (bron: Provincie Noord-Holland)
Uit de informatie van het Bodemloket blijkt dat er in het plangebied, vooral in
het gebied langs de Dorpsstraat en de Spoorstraat in Oudkarspel, verschillende
bodemonderzoeken en –saneringen zijn uitgevoerd. Voor sommige van de uitgevoerde bodemonderzoeken is een aanvullend onderzoek noodzakelijk. Ook
blijkt dat er geen bedrijven bekend zijn waar ‘verdachte’ werkzaamheden
hebben plaatsgevonden in het plangebied.
CONCLUSIE
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor de beheersverordening niet door onvoldoende milieuhygiënische
kwaliteit van de bodem wordt belemmerd.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
28
4.8
Bedrijven en (milieu)hinder
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving
WET- EN REGELGEVING
van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen
bedrijven en woningen noodzakelijk.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen moge-
CONCLUSIE
lijk. Onaanvaardbare (milieu)hinder van bedrijven en voorzieningen wordt dan
ook niet verwacht.
122.00.03.12.00.toe - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
29
R e g e l s
122.00.03.12.00.rgl
I n h o u d s o p g a v e
H o o f d s tu k 1 I n l e id e n d e r eg e l s
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
3
6
H o o f d s tu k 2 R eg e l s v e r o r d e n in g s -g e b i e d
Artikel 3 Toepassingsbereik
Artikel 4 Waarde – Archeologie 1
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
Artikel 6 Waarde – Archeologie 5
9
11
13
16
Artikel 7
19
Waterstaat - Waterkering
H o o f d s tu k 3 A lg e m e n e r eg e l s
Artikel 8 Anti – dubbelteleregel
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
23
25
H o o f d s tu k 4 O v er g a n g s - e n s l o t r eg e l s
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
28
29
B i j la g e
bijlage 1a: Bestemmingsplan Oudkarspel
bijlage 1b: Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening
122.00.03.12.00.rgl
H o o f d s t u k
I n l e i d e n d e
122.00.03.12.00.rgl
1
r e g e l s
Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.
plan:
het beheersverordening Oudkarspel met identificatienummer
NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01 van de gemeente Langedijk;
2.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en
de daarbij behorende bijlage;
3.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5.
archeologie:
de bestudering van menselijke geschiedenis door middel van de overblijfselen van materiële cultuur, de omgeving en van dierlijke resten;
6.
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
7.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
8.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald,
waarmee rekening moet worden gehouden;
9.
bestaand:
bestaande gebruik:
het gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van de
beheersverordening vergund dan wel toegestaan is op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.1 van deze regels; en/of
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 1 Begrippen
3
bestaande bouwwerken:
bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een
bouwvergunning (aangevraagd vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning voor het bouwen (aangevraagd ná 1 oktober 2010), dan wel toegestaan is op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.1 van deze regels;
10.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
13.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
14.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
15.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
16.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
17.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
18.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
19.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald,
die in acht moet worden genomen;
4
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 1 Begrippen
20.
peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg
grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de
weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij
voltooiing van de bouw;
c. voor een bouwwerk op, in of boven het water:
21.
de hoogte van het ter plaatse geldende waterpeil;
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet
worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van
kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
22.
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seks-automatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 1 Begrippen
5
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de
gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken
en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten:
a.
galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen
niet meer dan 2 m bedraagt;
b.
(brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en
dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de
plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt.
6
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 2 Wijze van meten
H o o f d s t u k
R e g e l s
b i e d
122.00.03.12.00.rgl
2
v e r o r d e n i n g s g e -
Artikel 3
Toepassingsbereik
3.1
Bereik
Deze beheersverordening is van toepassing op alle bestemmingen uit de genoemde bestemmingsplannen die in de onderstaande tabel zijn weergegeven:
Tabel 1
Ruimtelijk plan
Vastgesteld
Goedgekeurd
Bestemmingsplan Oudkarspel
1 juli 2003
10 februari 2004
Bestemmingsplan Oudkarspel Partiële Herziening
5 februari 2008
23 september 2008
De in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn als bijlagen bij deze regels
opgenomen.
Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn ook de
op basis van die bestemmingsplannen gevoerde vrijstellings-, ontheffings- en
afwijkingsprocedures begrepen.
Onder de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen zijn de
mogelijkheden als opgenomen in wijzigingsbevoegdheden en/of uitwerkingsplichten van de planvoorschriften niet begrepen.
Op de in bovenstaande tabel 1 genoemde bestemmingsplannen is het ‘Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk’ van overeenkomstige toepassing.
De beheersverordening is wel van toepassing op wijzigingsplannen waarbij de
bestemming gewijzigd is in een bestemming passend binnen de in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen.
Wijzigingsplan
Vastgesteld
Wijzigingsplan Laanweg 39a, Oudkarspel
26 januari 2010
De beheersverordening is niet van toepassing op de in tabel 2 genoemde bestemmingsplannen.
Tabel 2
Bestemmingsplan
Vastgesteld
Partiële herziening Bestemmingsplan Oudkarspel Dorpsstraat 705, Noord-
28-09-2010
Scharwoude
Bestemmingsplan Voorburggracht 341 in Oudkarspel
22-11-2011
Bestemmingsplan zes woningen aan de Nijverheidsstraat te Oudkarspel
20-12-2011
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 3 Toepassingsbereik
9
3.2
Toepassing
De regels van de beheersverordening werken aanvullend ten opzichte van de in
lid 3.1 in tabel 1 genoemde bestemmingsplannen.
3.3
Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
a.
De in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
b.
Op of in de in het verordeningsgebied gelegen gronden zijn uitsluitend
bestaande bouwwerken toegestaan.
Zoals aangegeven in artikel 1 onder 9 betreft dit het vergunde gebruik en/of
de vergunde bouwwerken en datgene wat is toegestaan op grond van artikel 3,
lid 3.1 van deze regels.
10
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 3 Toepassingsbereik
Artikel 4
Waarde – Archeologie 1
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere
voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels
die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.2
Bouwregels
Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels:
a.
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het
bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek
worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo
ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
b.
Indien uit het in lid 4.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt
dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de
omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt
het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de
omgevingsvergunning:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1,
onder h, van de Monumentenwet 1988;
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het
bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
c.
De verplichting in lid 4.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:
-
op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan
wel herbouwd.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 4 Waarde – Archeologie 1
11
4.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaam heden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te
voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen
bouwwerk zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 15 cm beneden het bestaande maaiveld en met een oppervlakte van meer dan
30 m²;
b.
-
het graven van watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil.
Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 4.3, sub a wordt slechts verleend indien:
1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 4.3, sub b, onder
3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
c.
Het verbod als bedoeld lid 4.3, sub a is niet van toepassing op werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de
beheersverordening;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van
drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in
inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
12
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 4 Waarde – Archeologie 1
Artikel 5
Waarde – Archeologie 2
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, naast de andere
voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels
die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
5.2
Bouwregels
Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels:
a.
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het
bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek
worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo
ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
b.
Indien uit het in lid 5.2, sub a genoemde archeologische onderzoek
blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen
van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord,
verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden
aan de omgevingsvergunning:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1,
onder h, van de Monumentenwet 1988;
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het
bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
c.
De verplichting in lid 5.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:
a. betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 50 m² en met
een diepte van maximaal 40 cm;
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
13
b. op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan
wel herbouwd.
5.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van
het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte
groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm;
b.
-
het graven van watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil.
Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 5.3, sub a wordt slechts verleend indien:
1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 5.3, sub b, onder
3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
c.
Het verbod als bedoeld lid 5.3, sub a is niet van toepassing op werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de
beheersverordening;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van
drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in
inmiddels gedraineerde percelen;
14
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
15
Artikel 6
Waarde – Archeologie 5
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, naast de andere
voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels
die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
6.2
Bouwregels
Op de bouwregels zoals die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, gelden aanvullend de volgende bouwregels:
a.
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het
bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek
worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo
ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
b.
Indien uit het in lid 6.2, sub a genoemde archeologische onderzoek
blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen
van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord,
verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden
aan de omgevingsvergunning:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1,
onder h, van de Monumentenwet 1988;
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het
bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
c.
De verplichting in lid 6.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:
a.
betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 10.000 m²
en met een diepte van maximaal 40 cm;
16
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 6 Waarde – Archeologie 5
b.
op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd
dan wel herbouwd.
6.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van we rkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van
het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte
groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 cm;
b.
-
het graven van watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil.
Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 6.3, sub a wordt slechts verleend indien:
1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
4. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 6.3, sub b, onder
3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
c.
Het verbod als bedoeld lid 6.3, sub a is niet van toepassing op werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van de
beheersverordening;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van
drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in
inmiddels gedraineerde percelen;
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 6 Waarde – Archeologie 5
17
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
18
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 6 Waarde – Archeologie 5
Artikel 7
Waterstaat - Waterkering
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de
waterkering en de waterbeheersing.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels
die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing
zijn.
7.2
Bouwregels
a.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in
de gronden binnen de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de waterkering en met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
b.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de
bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.
7.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag mag, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van
het doelmatig functioneren van de desbetreffende waterkering, bij omgevingsvergunning afwijken van:
a.
het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub b en toestaan dat de in de
andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf
advies wordt ingewonnen van de betreffende dijkbeheerder;
b.
het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub c en toestaan dat de in de
andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende dijkbeheerder.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
19
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1. het afgraven of ophogen van gronden;
2. het aanbrengen van beplanting.
b.
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van
het plan;
3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden.
c.
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel
door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie niet in onevenredige mate kan worden aangetast.
20
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
H o o f d s t u k
A l g e m e n e
122.00.03.12.00.rgl
3
r e g e l s
Artikel 8
Anti – dubbelteleregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 8 Anti – dubbelteleregel
23
Artikel 9
Algemene aanduidingsregels
9.1
veiligheidszone - lpg
a.
Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” zijn de gronden,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) die ingevolge artikel 3 van deze regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog
veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege
de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
b.
Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” geldt voor het
bouwen van bouwwerken de volgende regel:
-
anders dan bepaald in de basisbestemming zoals is bedoeld in artikel
3, mogen op de in lid 9.1, sub a bedoelde gronden geen kwetsbare of
beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
c.
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 9.1, sub b en toestaan dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits het groepsrisico aan de hand van
een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen.
d.
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” worden in ieder
geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze
aanduiding:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt
kwetsbaar object.
e.
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 9.1, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken
worden gebruikt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, mits het
groepsrisico aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse wordt afgewogen.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
25
H o o f d s t u k
O v e r g a n g s -
122.00.03.12.00.rgl
4
e n
s l o t r e g e l s
Artikel 10
Overgangsrecht
10.1 O v e r g a n g s r e c h t b o u w w e r k e n
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de
beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken
van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die
weliswaar bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
10.2 O v e r g a n g s r e c h t g e b r u i k
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
het van kracht worden van de beheersverordening en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet.
2.
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het van kracht worden
van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
4.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat
reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
28
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de Beheersverordening Oudkarspel”.
122.00.03.12.00.rgl - Beheersverordening Oudkarspel - 9 september 2014
Artikel 11 Slotregel
29
B i j l a g e
1 a : B e s t e m m i n g s p l a n
O u d k a r s p e l
Bestemmingsplan Oudkarspel
Bestemmingsplan Oudkarspel
Inhoud:
Toelichting + bijlagen
Voorschriften + bijlagen
Zuid-Scharwoude/Leeuwarden
Plannummer: 122.00.03.01.00
1 juli 2003
..................................................................
Toelichting
...................................................................
122.00.03.01.00.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Ruimtelijke karakteristiek van Oudkarspel
2.1 Historisch kader
2.2 Bevolking en woningen
2.3 Bedrijven
2.4 Voorzieningen
2.5 Infrastructuur
2.6 Dorpsgroenvoorzieningen en natuur
2.7 Recreatie
7
7
10
11
12
13
15
15
3
Beleidskader
3.1 Provinciaal beleid
3.2 Samenwerking in HAL-verband
3.3 Gemeentelijke plannen
17
17
19
20
4
Beleidsdoelen
4.1 Functionele beleidsdoelstellingen
4.1.1 Wonen
4.1.2 Werken
4.1.3 Voorzieningen
4.1.4 Infrastructuur
4.1.5 Recreatie
4.2 Beleidsdoelen bebouwing en openbare ruimte
27
27
27
30
31
34
34
35
5
Milieu
5.1 Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai
5.2 Waterhuishouding
5.3 Overige milieuaspecten
43
43
48
51
6
Juridische vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Plansystematiek
6.2.1 Algemeen
6.2.2 Bestemmingen
6.3 Afstemming op andere wetten en verordeningen
53
53
54
54
56
64
7
Economische uitvoerbaarheid
65
8
Overleg en inspraak
67
...................................................................
122.00.03.01.00.toe
...................................................................
1
Aanleiding voor het plan
Inleiding
De gemeente Langedijk stelt zich ten doel in de komende jaren voor
alle dorpen in de gemeente nieuwe bestemmingsplannen op te
stellen. In de huidige situatie is een groot aantal plannen vigerend,
waarvan de regelingen niet op elkaar aansluiten en die op een groot
aantal punten zijn achterhaald. Aan de nieuw op te stellen
bestemmingsplannen ligt de Structuurvisie voor de gehele gemeente
ten grondslag. Hierin wordt in hoofdlijnen aangegeven welk ruimtelijk
beleid de gemeente zal gaan voeren, niet alleen op korte, maar ook in
globale zin op langere termijn (tot 2020).
De gemeente heeft besloten als eerste een nieuw bestemmingsplan
voor Oudkarspel op te stellen, omdat de vigerende bestemmingsplannen, mede als gevolg van de woningbouw in het nieuwbouwgebied Sint Maarten, geen adequaat kader meer bieden voor de
ontwikkeling van het dorp. Bovendien werd in de vigerende plannen
nog rekening gehouden met een nieuw tracé van de N504 ten
noorden van het bestaande. Dit plan is inmiddels van de baan.
Plangebied
Het gebied waarop het voorliggende plan betrekking heeft, is
aangegeven op de kaart voorafgaand aan deze toelichting. Het
plangebied omvat de hele kern Oudkarspel plus het deel van NoordScharwoude ten noorden van de N504. Ook het gebied aan
weerszijden van de Laanweg aan de oostzijde van het Kanaal
Alkmaar-Omval-Kolhorn is deel van het plangebied.
De plannen die momenteel vigerend zijn in het plangebied zijn
aangegeven in het navolgende schema en op kaart 1.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
3
...................................................................
Schema:
Vigerende plannen in Oudkarspel
Vastgesteld raad
goedgekeurd GS
Dorpsstraat Noord 1972
25-01-1972
24-07-1973
Dorpsstraat-Midden 1975
13-05-1976
24-07-1973
Landelijk gebied 1971
7-12-1971
27-6-1972
Landelijk gebied 1986
30-06-1986
16-02-1988
Landelijk gebied Harenkarspel 1980
28-01-1981
25-05-1982
Bardewiel 1970
30-06-1970
19-01-1971
Barnewiel Zuid 1990
13-08-1991
03-03-1992
Woonwagencentrum Zaagmolenweg
03-06-1991
10-09-1991
Uitsluiting A-inrichtingen*
05-06-1990
11-12-1990
*geldt voor hele gemeente
Voor het nieuwbouwgebied is een concept-bestemmingsplan
vervaardigd, maar dit plan is niet vastgesteld. Het concept-plan heeft
mede als basis gediend voor het voorliggende plan.
Leeswijzer
In het voorliggende bestemmingsplan komen achtereenvolgens aan
de orde:
de ruimtelijke opzet en het sociaal-economisch functioneren van
Oudkarspel (hoofdstuk 2);
het beleidskader, waarbij het eerder geformuleerde provinciale
en gemeentelijke beleid met betrekking tot Langedijk in het
algemeen en Oudkarspel in het bijzonder centraal staan
(hoofdstuk 3);
beleidsdoelen met betrekking tot het dorp, zowel in functioneel
opzicht als wat betreft bebouwing en openbare ruimte (hoofdstuk
4);
milieuaspecten (hoofdstuk 5);
de juridische vorm waarin het plan wordt gegoten (hoofdstuk 6).
Discussie met raad
Voorafgaand aan de opstelling van het bestemmingsplan heeft op
29 april 1999 een discussie plaatsgevonden met de raad over een
aantal fundamentele keuzes met betrekking tot de toekomstige
ruimtelijke ontwikkeling van Oudkarspel. De aan de raadsdiscussie
ten grondslag liggende nota en de besluiten die op basis van deze
nota zijn genomen, zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
4
...................................................................
Omdat het gemeentebestuur eraan hecht om onderdelen van de
historisch-ruimtelijke structuur van Oudkarspel te behouden, is op de
raadsconferentie besloten een apart beeldkwaliteitsplan op te stellen.
In dit beeldkwaliteitsplan staan voor onderdelen van het dorp
richtlijnen voor het welstandstoezicht. Dit beeldkwaliteitsplan volgt een
eigen procedure, maar is nadrukkelijk in samenhang met het
voorliggende bestemmingsplan ontwikkeld.
Allemanskerk met kade Achterburggracht
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
5
...................................................................
2
Ruimtelijke karakteristiek van Oudkarspel
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op
het historisch kader;
de ontwikkeling van het aantal inwoners en het aantal woningen;
bedrijvigheid en werkgelegenheid;
voorzieningen;
infrastructuur;
groenvoorzieningen en natuur;
recreatie.
2.1
Ontwikkelingsgeschiedenis
Historisch kader
De geschiedenis van Oudkarspel gaat terug tot de 7e of 8e eeuw.
Toen was er waarschijnlijk een eenvoudige nederzetting op gronden
die iets hoger lagen dan de omgeving. Het dorp is daarmee het
oudste dorp van Langedijk. In de 9e en 10e eeuw vond vanuit
Oudkarspel veenontginning plaats, waarvoor oost-west gerichte sloten
werden gegraven. Ten tijde van de zee-inbraken in de 10e tot en met
de 12e eeuw raakte de omgeving van Oudkarspel ontvolkt, maar
waarschijnlijk is Oudkarspel als kleine nederzetting blijven bestaan. In
de loop van de 11e eeuw werd door inwoners van Vrone (SintPancras) en Egmond de Langedijk aangelegd als bescherming tegen
het water van de Heerhugowaard. Langs de relatief veilige dijk
werden vissershutten en boerderijen gebouwd. Daarbij werd een
strokenverkaveling toegepast: iedere kolonist kreeg een even breed
stuk land, dat vanaf de dijk kon worden ontgonnen en waarvan de
lengte soms wel, maar vaak ook niet was bepaald. Zo ontstonden
zeer lange smalle kavels, gescheiden door sloten. Deze sloten
hadden aanvankelijk voornamelijk een functie voor de afwatering;
later werden ze ook als vaarweg benut. Op de meren in de omgeving
vond visserij plaats.
Oudkarspel is lange tijd bezit geweest van de graven van Egmond
(1432-1632). De "Heerlijkheid Oudkarspel" werd ook daarna, tot 1869,
bestuurd door een Heer, die tiendrechten hief over de opbrengsten
van het land. Nabij de Nederlands-hervormde Kerk heeft een klein
kasteel gestaan, met een "schoonen tuin" en een gevangenistoren. Dit
landhuis, dat was gebouwd omstreeks 1640, is afgebroken in 1809.
In de 16e en 17e eeuw werden de meren in de omgeving van
Oudkarspel drooggelegd en verloor de visserij als bestaansbron aan
betekenis. Vanaf de 15e eeuw vond in de omgeving van de Langedijk
in toenemende mate tuinbouw plaats, zij het dat tot het uitbreken van
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
7
...................................................................
de veepest in de 18e eeuw veeteelt de belangrijkste bestaansbron
bleef. Vanaf 1887 werden de tuinbouwproducten geveild in 's werelds
eerste veiling in Broek op Langedijk.
stolp aan Dorpsstraat
De tuinbouw vond grotendeels plaats in het gebied aan de westkant
van de Langedijk in de "vaarpolder" het Geestmerambacht. Deze
polder was alleen per schuit bereikbaar. Doordat bagger uit de sloten
als bemesting werd gebruikt, werden de sloten steeds breder en de
kavels steeds smaller. De ruilverkaveling in de periode van 1968 tot
1979 maakte een eind aan de vaarpolder: met zand dat uit de huidige
recreatieplas Geestmerambacht werd gewonnen, werden de sloten
gedempt.
Behalve in de tuinbouw en de veeteelt vonden de inwoners van
Oudkarspel vanaf 1900 in toenemende mate emplooi in de enkele
grotere bedrijven die zich in Oudkarspel vestigden: zuurkoolfabriek en
groentenverwerkend bedrijf Hart, verzekeringsmaatschappij De
Noordhollandse van 1816 en houthandel Eecen.
Tot het begin van deze eeuw vond het transport in en rond
Oudkarspel voor een belangrijk deel over water plaats. De ontsluiting
van Oudkarspel over de weg heeft lange tijd alleen in noordzuidrichting plaatsgevonden. Wel was er vanaf 1880 een verbinding
over het Kanaal Omval-Kolhorn en de Roskamsluis naar
Heerhugowaard. In 1934 werd de huidige N504 aangelegd en kwam
ook een snelle verbinding richting Koedijk tot stand. De aanleg van
deze weg had wel tot gevolg dat Noord-Scharwoude in twee delen
werd gesplitst, waarbij het meest noordelijk deel van NoordScharwoude functioneel meer bij Oudkarspel werd betrokken.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
8
...................................................................
De genoemde ruilverkaveling had ook in Oudkarspel zelf de nodige
gevolgen. De Voorburggracht werd gedempt en over de gracht werd
een weg aangelegd. De talrijke bruggen naar de huiskavels aan de
westzijde van de Voorburggracht en de vooroorlogse uitbreidingen op
enkele eilanden verdwenen. Door de aanleg van de weg over de
Voorburggracht werd de smalle Dorpsstraat ontlast.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Oudkarspel in westelijke richting
uitgebreid, in de jaren '70 en '80 met Barnewiel, recent met de
nieuwbouwwijk Sint Maarten. De sportvelden van het dorp, die
oorspronkelijk naast houthandel Eecen waren gesitueerd, werden
verplaatst naar het gebied langs de N504, zodat de houthandel ruimte
kreeg voor uitbreiding. Door deze ontwikkelingen is het hele gebied
tussen Kasteelstraat en N504 nagenoeg ingevuld.
Ruimtelijke structuur van
Oudkarspel
Door de geschetste ontwikkeling heeft Oudkarspel van oorsprong een
lineaire structuur: een lange rij woningen en bedrijven langs een
kronkelende dijk tussen twee waterlopen, waarover een groot deel
van het transport plaatsvond: de Voorburggracht en de
Achterburggracht. Aan de westkant vond voor 1900 op kleine schaal
bebouwing van de eilanden plaats. De betreffende boerderijen,
woningen en bedrijfjes waren met bruggen met de Dorpsstraat
verbonden. In de periode 1900-1940 vond enige woningbouw plaats
aan straten op aan de Voorburggracht grenzende eilanden, min of
meer haaks op de Dorpsstraat: Nijverheidsstraat, Engelenburg,
Kroonstraat en Liefdelaan. Aan de Kroonstraat ging het daarbij deels
om tuinderswoningen en koolschuren. Bovendien kwam er bebouwing
langs de Spoorstraat, de weg naar het voormalige station NoordScharwoude aan de spoorlijn Alkmaar-Den Helder.
De woningbouw aan de westkant van het dorp werd pas mogelijk na
de ruilverkaveling van de jaren '70. De Barnewiel is bij Oudkarspel het
enige water dat overbleef van het "Rijk van de 1000 Eilanden".
Daarnaast is de Achterburggracht als waterverbinding tussen Het
Waartje en de Ringvaart grotendeels intact gebleven. In de
woongebieden Barnewiel en Sint Maarten volgen de waterpartijen
deels de oorspronkelijke loop van de sloten in het gebied.
Het gemeentebestuur hecht eraan de historisch-ruimtelijke kenmerken
van Oudkarspel te behouden. Hierop wordt in hoofdstuk 5 nader
ingegaan.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
9
...................................................................
2.2
Bevolking en woningen
Tabel 1
Ontwikkeling van inwonertal en aantal woningen in Oudkarspel en de
gemeente Langedijk in de periode 1984 - 2000
Oudkarspel
Inwoners
woningen
Inwoners
woningen
2053
2687
2774
3553
3845
3966
650
993
1050**
1370**
1389
1405
18.865
22.236
22.671
23.211
23.592
23.707
5.982
7.702
8.208
8.510
8.687
8.752
01-01-1984*
01-01-1994
01-01-1997
01-01-1998
01-01-1999
01-01-2000
Bevolkingsontwikkeling
Gemeente Langedijk
*
**
cijfers van voor gemeentelijke herindeling van 1990
schatting
Bron:
gemeente Langedijk
Sinds 1984 is het aantal woningen in Oudkarspel meer dan
verdubbeld. Het aantal inwoners nam met "slechts" 93% toe, omdat
de gemiddelde woningbezetting afnam van 3,2 naar 2,8 Deze
woningbezetting ligt overigens nog steeds flink boven het Nederlands
gemiddelde (2,3 personen) en ook boven het gemiddelde voor
Langedijk als geheel (2,7). Vooral in 1997 deed zich als gevolg van de
woningbouw in Sint Maarten een sterke bevolkingsgroei voor.
Daarmee is ook het draagvlak voor de voorzieningen in het dorp
aanzienlijk toegenomen.
Overigens behoort een klein deel van het plangebied tot het
dorpsgebied van Noord-Scharwoude: de bebouwing aan de zuidrand
van de Spoorstraat, aan de Dorpsstraat ten zuiden van de Spoorstraat
en de oudere bebouwing aan de Nijverheidsstraat en de
Schuitemaker. Het gaat om ruim 100 woningen en 250 - 300
inwoners. Het totale aantal inwoners in het plangebied bedraagt dus
op 1 januari 2000 circa 4200.
Woningen
Nagenoeg alle woningen in het dorp zijn als laagbouw uitgevoerd. In
de oudere delen van het dorp gaat het daarbij grotendeels om
vrijstaande woningen in één bouwlaag met kap, in de nieuwgebouwde
wijken om rijenwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en
vrijstaande woningen. Aan de Zaagmolenweg is een kleine
woonwagenlocatie gesitueerd.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
10
...................................................................
2.3
Omvang en aard
Bedrijven
Vanouds is in de oudere dorpsdelen sprake van een menging van de
functies wonen en werken: eerst doordat agrarische bedrijven aan de
Dorpsstraat, Ambachtsdijk en Voorburggracht waren gevestigd, later
omdat ook andersoortige bedrijven zich vestigden. Agrarische
bedrijven zijn inmiddels uit de dorpskom verdwenen. Alleen enkele
koolschuren hebben nog een agrarisch gebruik.
In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de bedrijven in het
plangebied. Dit op basis van de inventarisatie uit april 1998,
geactualiseerd in maart 2000. Daarbij is tevens aangegeven tot welke
milieucategorie deze bedrijven behoren en welke afstand tot
woningen wenselijk is. De gegevens hieromtrent zijn ontleend aan de
nota Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (1999).
houthandel Eecen
Situering
Het grootste deel van de bedrijven in het plangebied is gevestigd in de
Dorpsstraat. Enkele kleinere bedrijven zijn in de woongebieden
gevestigd. In het algemeen behoren de bedrijven in het plangebied tot
de "lichtere" milieucategorieën. Uitzonderingen vormen de bedrijven,
die zijn aangegeven in tabel 3.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
11
...................................................................
Tabel 3
bedrijf
Adres
zeilmakerij/zonwering, incl opslag
consumentenvuurwerk
lasbedrijf
aannemer/timmerbedijf
landbouwmechanisatiebedrijf
houthandel**
(groot)bakkerij
aannemer/timmerbedrijf
lasbedrijf
garagebedrijf met LPG-verkoop
zuurkoolfabriek/groenteverwerkend bedrijf
*
**
Werkgelegenheid
Bedrijven in het plangebied uit de categorie 3 en hoger uit de VNG-nota
"Bedrijven en milieuzonering" (1999)
cat.
afstand tot woningen
Dorpsstraat 690-692
3
50
Dorpsstraat 722
Dorpsstraat 768
Dorpsstraat 818
Dorpsstraat 741
Dorpsstraat 848
Dorpsstraat 914
Spoorstraat 85
Spoorstraat
Voorburggracht 489
4
3
3
3
3
3
4
3
4
200
50
100
100
50
50
200
100
200
zie ook hoofdstuk 5
inclusief windturbine
De beroepsbevolking van Oudkarspel omvat naar schatting
1300 personen. In de gemeente Langedijk werkt circa de helft van de
beroepsbevolking buiten de gemeente (Bron: Werken in Noord-West
Holland, Kamer van Koophandel e.a., 1997). Omtrent de
werkgelegenheid die de bedrijven in het plangebied bieden, zijn geen
gegevens beschikbaar. Binnen het plangebied is verzekeringsmaatschappij De Noordhollandsche van 1816 de grootste werkgever.
2.4
Voorzieningen
Detailhandel
In 1996 is een uitgebreid distributie-planologisch onderzoek
uitgevoerd (zie paragraaf 3.3). Daaruit bleek dat het winkelaanbod in
Oudkarspel zeer gering van omvang is: exclusief het tuincentrum aan
de Laanweg zijn er 8 winkels met circa 670 m² verkoopvloeroppervlak.
Van 4 winkels werd de presentatie als onvoldoende beoordeeld. Voor
een groot deel van de winkelaankopen zijn de inwoners van
Oudkarspel aangewezen op voorzieningen elders.
Uit het overzicht in bijlage 3 blijkt dat het aantal winkels iets is
toegenomen: in april 1998 zijn 10 winkels aangetroffen. De
aanbodverhoudingen zijn daardoor echter niet of nauwelijks gewijzigd.
Horeca
In het plangebied zijn 5 horecabedrijven gevestigd. Deze hebben
naast een plaatselijk-verzorgende functie ook een functie voor
passanten en toeristen.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
12
...................................................................
horecabedrijf Spoorstraat
Overige voorzieningen
Wat betreft overige voorzieningen telt het dorp drie medische
praktijken, twee basisscholen, de Oudheidkamer in het Rechthuis, het
Behouden Huis (dansschool en peuterspeelzaal) en de
Allemanskerk.
2.5
Wegen
Infrastructuur
Het wegenpatroon in Oudkarspel weerspiegelt de "voortschrijdende
inzichten" ten aanzien van de wegenstructuur. Eerst was de
Dorpsstraat de hoofdverbinding voor doorgaand wegverkeer. Deze
functie werd in de 70’er jaren overgenomen door de Voorburggracht
en de Westelijke Randweg. Het doorgaande verkeer is daardoor
nagenoeg volledig uit de dorpskom verdwenen. De Westelijke
Randweg en de N504 bieden de inwoners van Oudkarspel snelle
verbindingen met alle windstreken.
In opdracht van de gemeente Langedijk is door bureau Goudappel
Coffeng in 1999 een concept-Startprogramma Duurzaam Veilig
opgesteld. Hierin heeft conform het concept Duurzaam Veilig een
categorisering van wegen plaatsgevonden, waarbij functie, gebruik en
vormgeving op elkaar worden afgestemd. Alle wegen vallen daarbij in
één van de volgende categorieën:
wegen met een stroomfunctie.
Hiertoe behoren wegen met een functie voor het langeafstandsverkeer: autowegen en autosnelwegen. In het
Startprogramma Duurzaam Veilig is nabij Oudkarspel de N242
als stroomweg aangemerkt.
wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie.
Deze wegen ontsluiten hele gebieden, zoals woonwijken, dorpen,
industrieterreinen en recreatiegebieden. Deze wegen mogen
geen erffunctie vervullen (geen directe ontsluiting van woningen
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
13
...................................................................
-
vanaf de weg) en hebben een functie die is gericht op het vlot
afwikkelen en uitwisselen van autoverkeer.
Hiertoe behoren volgens het eerder genoemde Startprogramma
nabij Oudkarspel de N504 en de Westelijke Randweg. Wat
betreft deze laatste weg wordt een onderscheid gemaakt tussen
het deel tussen Kasteelstraat en N504 (gebiedsontsluitingsweg
binnen de bebouwde kom) en het deel ten noorden van de
Kasteelstraat (gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom).
De N504 wordt gerekend tot de gebiedsontsluitingswegen binnen
de bebouwde kom, hoewel de feitelijke situatie momenteel nog
anders is: de toegestane snelheden bedragen 70, 80 en 100 km/
uur, waarmee de weg nu nog als “weg buiten de bebouwde kom”
moet worden beschouwd.
wegen met een verblijfsfunctie/erftoegangswegen
Hiertoe behoren alle andere wegen in het plangebied. Binnen
deze categorie onderscheiden binnen het plangebied de
Voorburggracht, de Woudmeerweg, de Kasteelstraat, de
Ambachtsdijk en de Zaagmolenweg zich door hun ontsluitende
functie voor grotere gebieden. Niettemin zal geheel Oudkarspel,
met uitzondering van de Zaagmolenweg als 30 km/uur-zone
worden ingericht.
Onderwerp van studie is de N504. Deze weg kent hoge verkeersintensiteiten en vormt een barrière tussen Oudkarspel en (het zuidelijk
deel van) Noord-Scharwoude. In de toekomst zullen de intensiteiten
toenemen als gevolg van reconstructie van deze weg tussen de
aansluiting met de N241 (Schagen-Hoorn) en het Kanaal OmvalKolhorn. Daarbij wordt de N242 (Middenmeer-Alkmaar) naar het
zuiden verlegd en wordt de N242 langs Heerhugowaard
ondergeschikt aan de route Middenmeer – Oudkarspel – Alkmaar via
de N504.
Als de plannen van de provincie, waarbij de N504 over het
Noordhollands Kanaal een directe verbinding krijgt met de N9 naar
Den Helder, doorgang vinden, zullen de verkeersintensiteiten op de
N504 aanzienlijk verder toenemen. Momenteel vindt een studie plaats
naar de haalbaarheid van de aanleg van een tunnel ter hoogte van de
kruising met de Dorpsstraat en de Voorburggracht.
Fietsverkeer
Oudkarspel is via vrijliggende fietspaden verbonden met de meeste
grotere kernen in de omgeving. Voor recreatief fietsverkeer vormen
Dorpsstraat en Ambachtsdijk belangrijke routes
Openbaar vervoer
Oudkarspel wordt aangedaan door de buslijn 655 (Alkmaar Schagen). Het dichtstbijzijnde treinstation is dat in Heerhugowaard.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
14
...................................................................
2.6
Dorpsgroenvoorzieningen en natuur
De enige dorpsgroenvoorziening van enige omvang in het plangebied
is het parkje in de nabijheid van de Barnewiel. Als zodanig fungeert
daarnaast het groen rond de Allemanskerk.
parkje Barnewiel
In de huidige situatie hebben Ringvaart, Achterburggracht en de
Barnewiel een beperkte natuurfunctie. Echte natuurgebieden komen
in het plangebied niet voor. Juist buiten het plangebied heeft Het
Waartje en omgeving een belangrijke functie voor water- en
weidevogels.
2.7
Recreatie
De recreatieve voorzieningen in Oudkarspel hebben voornamelijk een
functie voor de inwoners van het dorp. Het gaat om:
het sportcomplex Sint Maarten;
het parkje aan de Kasteelstraat;
speelvoorzieningen op enkele locaties in het dorp;
het water van Achterburggracht en Ringvaart, inclusief
aanlegmogelijkheden voor recreatievaartuigen bij percelen aan
deze waterwegen.
Op het terrein van Houthandel Eecen is een speeltuin gesitueerd.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
15
...................................................................
3
Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op het voor
Oudkarspel relevante beleid van provincie, het stadsgewest (HAL) en
de gemeente ten aanzien van bevolkingsontwikkeling, woningbouw en
voorzieningen.
3.1
Streekplan Noord-HollandNoord
Provinciaal beleid
Het voor Oudkarspel relevante ruimtelijke beleid van de provincie is
omschreven in het Streekplan Noord-Holland-Noord uit 1994.
Oudkarspel maakt deel uit van het HAL-gebied (HeerhugowaardAlkmaar-Langedijk). In dit gebied zullen in de Streekplan-periode
10.000-16.000 wooneenheden kunnen worden gebouwd ten behoeve
van de eigen woningbehoefte. Eén van de bouwlocaties is SintMaarten in Oudkarspel: hier kunnen 400 woningen worden gebouwd.
In de toekomst zal de woningbouw moeten worden geconcentreerd in
het middengebied tussen Heerhugowaard, Langedijk en Alkmaar.
Kernbegrippen in dit verband zijn de "rode loper" (de verstedelijkingszone tussen Alkmaar en Heerhugowaard) en "compacte HALstructuur" (concentratie van de woningbouw in het gebied tussen
Alkmaar, Heerhugowaard en Broek op Langedijk).
Wat betreft de werkgelegenheid wordt gestreefd naar 13.000 nieuwe
arbeidsplaatsen, zodat het forensisme naar de zuidelijker delen van
Randstad afneemt, en daarmee tevens de (auto)mobiliteit. Ten
aanzien van de infrastructuur wordt prioriteit toegekend aan
verbetering van het openbaar vervoer en het fietspadennet. Het
recreatiegebied Geestmerambacht blijft het belangrijkste
recreatiegebied in de omgeving; dit gebied zal middels de "Groene
Loper" worden gekoppeld aan een nieuw aan te leggen
recreatiegebied ten zuiden van Heerhugowaard. In de omgeving van
Oudkarspel is Het Waartje een gemengde natuur- en recreatieve
functie toegekend. Het gebied tussen Oudkarspel en de N245
(Schagerweg) is aangegeven als landbouwgebied.
Naast de genoemde rode en groene loper wordt in het Streekplan ook
een blauwe loper onderscheiden: het Kanaal Omval-Kolhorn en
omgeving. De recreatieve en ecologische functie van de kanaalstrook
zal moeten worden versterkt.
Evaluatie Streekplan 1998
In de evaluatie wordt het beleid zoals dat in het Streekplan werd
aangegeven, beoordeeld en op onderdelen aangepast. Voor
Oudkarspel is vooral van belang dat geconstateerd werd dat er in het
HAL-gebied een extra behoefte bestaat aan bedrijventerrein. Wat
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
17
...................................................................
betreft grootschalige, Randstad-georiënteerde bedrijvigheid zal aan
deze behoefte worden tegemoet gekomen door uitbreiding van
bedrijventerrein Boekelermeer bij Alkmaar. Voor kleinschaliger
bedrijven uit de categorieën lichte industrie, transport, distributie en
groothandel acht de provincie het gebied ten noorden of zuiden van
de N504 aan de westzijde van Oudkarspel en Noord-Scharwoude een
geschikte optie. In het kader van het Structuurplan voor de gemeente
Langedijk wordt hier nader op ingegaan. Inmiddels is de keuze
gemaakt voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten noorden
van de N504. Dit bedrijventerrein, Breekland, wordt door een brede
groene buffer gescheiden van de bebouwing in Oudkarspel.
Partiële herziening
Streekplan 2000
De Partiële Herziening van het Streekplan is voor Oudkarspel met
name van belang omdat de aanleg van nieuw bedrijventerrein ten
westen van Oudkarspel ten behoeve van zowel de plaatselijke en de
regionale vraag erin is opgenomen. In eerste instantie gaat het daarbij
om 30 hectare. Na 2005 zal nadere besluitvorming plaats moeten
vinden over de uitbreidingsrichting.
Provinciaal
Milieubeleidsplan
De provinciale milieudoelstellingen worden nader uitgewerkt in het
Provinciale Milieubeleidsplan (1995). De provincie stelt zich onder
andere ten doel een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te
bevorderen, de mobiliteit te beperken en duurzaam bouwen en wonen
te bevorderen.
Provinciale doelstellingen
woningbouw
De provinciale doelstellingen wat betreft de woningbouw zijn
vastgelegd in het Drieluik Wonen uit 1998, de Beleidsnotitie Wonen
(1999) en de Beleidsnotitie Woningbouwtaakstellingen tot 2005. De
provincie constateert dat in de komende jaren sprake zal zijn van een
verandering van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte
woningmarkt. Als gevolg daarvan zal de ruimtebehoefte toenemen.
Om te voorkomen dat landschappelijke, natuur- en ecologische
waarden worden aangetast streeft de provincie naar een meer
gedifferentieerd woningaanbod, onder ander door woningbouw op
herstructurerings- en inbreidingslocaties en de bouw van kleine
nieuwe uitbreidingen bij steden. Belangrijke thema’s zijn verder
duurzaamheid, aandacht voor specifieke groepen (ouderen, jongeren,
lagere inkomensgroepen), verbetering van de leefbaarheid en
koppeling van fysieke maatregelen aan sociale en economische
aspecten. Wat betreft dit laatste vindt sturing plaats via de inzet van
de ISV-gelden (ISV = Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing).
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
18
...................................................................
3.2
Structuurvisie HAL
Samenwerking in HAL-verband
Het Streekplan is op het niveau van drie HAL-gemeenten uitgewerkt
in de Structuurvisie HAL, die in juli 1995 door de gemeenteraden van
de drie gemeenten is vastgesteld. Centraal in de Structuurvisie staat
het idee van de rode, de blauwe en de groene loper. Hierin worden de
volgende voor Oudkarspel relevante conclusies getrokken:
woningbouw zal onder andere plaats moeten vinden in het
plangebied Sint Maarten, met overwegend laagbouw in een
aantrekkelijke groene omgeving;
de Dorpsstraat/Ambachtsdijk behoudt een belangrijke functie als
recreatieve fietsroute;
de bruikbaarheid van het Kanaal Omval-Kolhorn voor
wandelende, fietsende en varende recreanten zal moeten
worden verhoogd; de ecologische functie ervan zal moeten
worden versterkt;
wat betreft voorzieningen zal de nadruk moeten liggen op
kwalitatieve verbeteringen, niet op uitbreiding.
Inmiddels is de woningnieuwbouw in het gebied Sint Maarten
grotendeels voltooid.
Milieukwaliteitsplan HAL
In 1996 is het Milieukwaliteitsplan voor het HAL-gebied opgesteld. Dit
plan omvat een groot aantal milieudoelstellingen op zowel het niveau
van de dorpen als op het niveau van de woning en de directe
woonomgeving. in paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan
Plan Blauwe Loper
In het plan voor de Blauwe Loper (2000) worden plannen ontwikkeld
voor de zone langs het kanaal Alkmaar-Omval-Kolhorn. Doelstelling is
om het kanaal in plaats van een scheidend element om te vormen tot
een bundelend element. Daartoe zal de kanaalzone worden ingericht
voor recreatieve, ecologische en landschappelijke functies, inclusief:
vergroting van het aantal lig- en aanlegplaatsen;
natuurontwikkeling van de kanaaloevers;
natuurbeheer van dijken;
het oplossen van ecologische knelpunten;
realisatie van een netwerk van voet- en fietspaden.
Nabij Oudkarspel zijn de volgende maatregelen voorzien:
omvorming van de westrand van het Kanaal Omval-Kolhorn tot
een rietoever van 5 meter breed;
aanleg van een lange droge duiker onder de N504 met
aansluitende rietoevers;
het oplossen van ecologische knelpunten met betrekking tot
N242 en N245 en de toevoerwegen daar naar toe;
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
19
...................................................................
-
-
3.3
Gemeentelijke
VerkeersMilieuKaart
(1992); startprogramma
duurzaam veilig (2000)
aanleg van "thematische fietsroutes", waaronder de vanuit
cultuurhistorisch perspectief belangrijke route OudorpOudkarspel;
inrichting van het gebied ten noorden en zuiden van Het Waartje
ten behoeve van natuurontwikkeling en "land-art", met:
•
een wandelpad op de westoever als onderdeel van het
voetpad in de route rond de polder Waarland;
•
een vlonderpad en voetbrug nabij het bedrijventerrein van
Eecen;
•
aanleg van aanlegplaatsen bij Oudkarspel;
•
ecologische ontwikkeling, inclusief aanlegplaatsen in de
Smuigelpolder.
Gemeentelijke plannen
In de Gemeentelijke Verkeersmilieukaart wordt ingegaan op de
milieuconsequenties van verschillende varianten voor de uitbreiding
met woon- en werkgebieden van Langedijk. Ten aanzien van
Oudkarspel worden geen ingrijpende maatregelen aanbevolen. Wel
wordt het wenselijk geacht de N504 een ZOAB-verharding te geven.
In 2000 is, mede als vervolg op de Verkeersmilieukaart, het conceptStartprogramma Duurzaam Veilig opgesteld. In paragraaf 2.5 is al op
de inhoud hiervan ingegaan.
Versterking voorzieningen
per kern (BRO, 1996)
In deze rapportage wordt de winkelstructuur van de gemeente tegen
het licht gehouden en worden aanbevelingen geformuleerd over te
treffen maatregelen om de aantrekkingskracht van het detailhandelsapparaat te verhogen. Wat betreft Oudkarspel werd aanbevolen de
supermarkt te verplaatsen, mogelijk naar een locatie in de nabijheid
van de huidige vestiging. In de omgeving van de supermarkt zal
vervolgens concentratie van het aanbod plaats moeten vinden door
verplaatsing van bestaande winkels. Tevens zal een oplossing
moeten worden gevonden voor het parkeerprobleem in de
Dorpsstraat en zal de nieuwe winkelconcentratie goed moeten worden
ontsloten richting de nieuwe woonwijk Sint Maarten.
Planning en programmering
Volkshuisvesting (1997)
Volgens een inventarisatie van de gemeente zijn in de gemeente
Langedijk nog mogelijkheden voor woningen op een aantal
invullocaties en een aantal uitbreidingslocaties. In Oudkarspel gaat
het om de locaties:
Tivoli op de hoek van Spoorstraat en Dorpsstraat;
de locatie Wijman aan de N504, waar in de periode 2000-2002
circa 20 woningen zouden kunnen worden gebouwd.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
20
...................................................................
De bovengenoemde locaties zijn in het voorliggende plan
opgenomen. In paragraaf 4.1 en bijlage 4 wordt verder ingegaan op
enkele andere mogelijke invullocaties.
Vanaf circa 2005 zullen in gemeentelijk verband nieuwe grote
woningbouwlocaties moeten worden gezocht. Besluitvorming hierover
heeft plaatsgevonden in het kader van de Structuurvisie.
herontwikkelingslocatie Tivoli
Notitie huisvesting sociaalculturele activiteiten (1996);
accommodatieplan (2000)
In 1996 is op basis van deze notitie door de gemeente onder andere
besloten:
centrumfuncties zo veel mogelijk te huisvesten in het noordelijk
deel van de kern Broek op Langedijk en het zuidelijk deel van de
kern Zuid-Scharwoude;
in Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op
Langedijk huisvestingsoplossingen te zoeken voor kerngebonden
sociaal-economische activiteiten.
Mede als vervolg hierop is in 2000 een concept-accommodatieplan
voor de gemeente Langedijk opgesteld. Wat betreft Oudkarspel wordt
ingegaan op de functie van het Behouden Huis. Deze accommodatie
biedt momenteel te weinig ruimtelijke mogelijkheden en wordt niet
optimaal benut. Nadere studie vindt plaats naar de mogelijkheid om
de functie van dorpshuis, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang
onder te brengen in de (uitbreiding van) de basisscholen in het dorp.
Daarbij zal ook het mogelijk gebruik door de dansschool in de
beschouwing moeten worden betrokken. Voor centrale voorzieningen
als een sociaal-cultureel centrum, een jongerencentrum en een
centrale bibliotheek blijven de inwoners van Oudkarspel aangewezen
op nieuwe en bestaande voorzieningen elders in de gemeente.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
21
...................................................................
Bedrijventerreinen in de
HAL (1996/1997);
gemeentelijke
behoefteberekening 2000
In dit rapport wordt een prognose opgesteld voor de behoefte aan
bedrijventerrein in de drie HAL-gemeenten in de periode 1995-2010.
De behoefte aan nieuw terrein in de drie gemeenten wordt berekend
op maximaal 240 hectare bruto in 2010. Mede op basis hiervan
berekende de gemeente Langedijk een behoefte van 45 hectare bruto
in 2010. Als voorlopige zoeklocatie werd het gebied rondom de
provinciale weg N504 direct ten westen van de Westelijke Randweg
voorgesteld. Door de provincie werd dit idee positief ontvangen.
Strategienotitie (1997)
Binnen de gemeente Langedijk vindt een discussie plaats over de
kerntaken van de gemeente. Naast de wettelijke taken van de
gemeenten staat het de gemeente vrij om keuzen te maken ten
aanzien van andere, autonome taken. Voor het voorliggende
bestemmingsplan zijn met name de volgende doelen van belang:
1. Doorgaand verkeer zal zo snel mogelijk naar de "ruit" van
doorgaande wegen in en om de gemeente moeten worden
geleid. Gestreefd wordt naar het zo efficiënt mogelijk benutten
van de bestaande verkeersstructuur voor bestemmingsverkeer.
Binnen de verblijfsgebieden heeft langzaam verkeer prioriteit.
2. De waterrecreatiefunctie van de dorpen in de gemeente zal meer
inhoud moeten krijgen.
3. Het gemeentebestuur zal de voorwaarden scheppen voor een
gezond functionerend midden- en kleinbedrijf, maar een
ongebreidelde uitbreiding van parkeervoorzieningen is in verband
met de verkeersdoelstellingen, de leefbaarheid en de
cultuurhistorische betekenis van de Dorpsstraat en omgeving niet
wenselijk.
4. Gestreefd wordt naar een evenwichtige spreiding van onderwijsvoorzieningen en een efficiënt gebruik van bestaande
accommodaties.
5. De waterrijke identiteit van Langedijk zal moeten worden
gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. De verstedelijkingsdruk
in de regio zal de cultuurhistorische identiteit van de kernen in de
gemeente niet mogen aantasten. Waar mogelijk zullen
cultuurhistorische waarden juist moeten worden versterkt.
6. Voor kerngebonden activiteiten zal per kern een goed
samengesteld aanbod van accommodaties voor verenigingen
(cultuur, hobby, sport) beschikbaar moeten zijn, waarbij gestreefd
wordt naar een zo efficiënt mogelijk gebruik ervan. Voor nietkerngebonden activiteiten zullen op een centrale plaats in de
gemeente goede voorzieningen beschikbaar moeten zijn,
eventueel in combinatie met andere functies.
7. Woningbouw zal moeten worden afgestemd op de eigen
behoefte. Bij bestemmingsplannen voor bestaande én nieuwe
woongebieden zal de Langedijker identiteit (dorps karakter,
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
22
...................................................................
ruimte, water, groen) tot uitdrukking moeten komen.
Inbreidingslocaties zullen mede in dat licht moeten worden
beoordeeld op hun potenties. Woonkwaliteiten moeten ook
bereikbaar zijn voor hen die zijn aangewezen op de sociale koopen huursector.
Structuurvisie
buitensportaccommodaties
(1997)
In deze Structuurvisie is de situatie wat betreft buitensportaccommodaties beoordeeld. Wat betreft Oudkarspel is geconstateerd
dat de sportverenigingen voorlopig voldoende capaciteit hebben.
bebouwingsstructuur eilanden
Structuurvisie Langedijk
(2000)
In 2000 is de Structuurvisie Langedijk vastgesteld. Hierin zijn keuzes
gemaakt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de
gemeente. De uitkomsten van het planproces rond de Structuurvisie
zijn geïntegreerd in het voorliggende bestemmingsplan.
In de Structuurvisie zijn voor (de omgeving van) Oudkarspel twee
ingrijpende maatregelen aan de orde:
1. Ondertunneling van de N504 en herstructurering van de gehele
gebied in de omgeving van de N504, inclusief de sportvelden van
Oudkarspel. Door ondertunneling ontstaat ruimte voor
woningbouw en eventueel een concentratie van voorzieningen
met ruime parkeermogelijkheden. Over de tunnelbak heen kan
water worden geleid, zodat de historische waterverbinding via de
Achterburggracht van Noord-Scharwoude naar Oudkarspel weer
in ere kan worden hersteld. Het ambitieniveau van deze
voorstellen is hoog. Indien de plannen ten uitvoer komen, zal dat
waarschijnlijk pas aan het eind of na de planperiode voor het
onderhavige plan zijn. In dat licht wordt er in dit plan van
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
23
...................................................................
2.
uitgegaan dat de ondertunneling niet in de planperiode
plaatsvindt.
Aanleg van een bedrijventerrein in het landelijk gebied ten
westen van het dorp en ten noorden van de N504. Dit terrein,
bedrijventerrein Breekland, zal door een brede buffer met groen
en water van Oudkarspel worden gescheiden. Door toepassing
van een adequate milieuzonering worden de nadelen voor
Oudkarspel tot een minimum beperkt.
Beide ontwikkelingen vinden in hoofdzaak buiten het plangebied van
het voorliggende plan plaats. Het voorliggende plan staat de mogelijke
ontwikkelingen niet in de weg.
Nota Antennebeleid (2001)
De gemeenteraad van Langedijk heeft op 6 november 2001 de Nota
Antennebeleid Langedijk vastgesteld. Tot nog toe heeft de gemeente
geen sturend beleid gevoerd ten aanzien van het plaatsen van
zendmasten voor mobiele telefonie. Om te voorkomen dat de gehele
gemeente vol komt te staan met dergelijke masten geeft de gemeente
de voorkeur aan een centralisatie van antennes in enkele grote
masten of op enkele gebouwen.
Ten aanzien van woongebieden wordt in de nota aangegeven dat
antennes zo veel mogelijk moeten worden geweerd. Alleen als er
sprake is van “witte vlekken” kunnen ook in woongebieden
antennemasten worden toegestaan, mits deze visueel worden
“weggewerkt” en op gebouwen worden geplaatst.
Antennemasten zijn wel toelaatbaar op sommige bedrijventerreinen.
Binnen het plangebied gaat het daarbij om de terreinen van Eecen en
Hart en in de nabijheid van Oudkarspel om de bedrijventerreinen De
Mossel en De Wuyver en het toekomstige bedrijventerrein Breekland.
Ook zijn antennemasten acceptabel langs provinciale wegen, indien
de mast wordt geplaatst bij een knooppunt van wegen. De maximaal
toegelaten hoogte van een antennemast is 30 meter (uit te breiden tot
40 meter indien alle 5 operators van deze mast gebruik maken).
Gezien de spreiding van de locaties waar antennemasten worden
toegestaan, is het niet noodzakelijk ook een vrijstelling op te nemen
voor de woongebieden.
Wijziging Woningwet
Wat betreft aan- en uitbouwen en bijgebouwen is begin 2003 door de
gemeente nieuw beleid geformuleerd. Dit was noodzakelijk in verband
met de nieuwe wetgeving met betrekking tot vergunningvrij en lichtvergunningplichtig bouwen, die op 1 januari 2003 van kracht is
geworden. Eerder had de gemeente besloten niet langer te werken
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
24
...................................................................
met de begrippen hoofd- en bijgebouwen en aan- en uitbouwen, maar
omdat deze begrippen in de nieuwe wetgeving worden gehanteerd, is
het wenselijk deze ook weer in de bestemmingsplannen te
introduceren.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
25
...................................................................
4
Beleidsdoelen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de doelstellingen voor de
functionele en ruimtelijke ontwikkeling van Oudkarspel in de toekomst.
4.1
Functionele beleidsdoelstellingen
4.1.1 Wonen
Bestaande woningen
Het beleid is gericht op handhaving van de woonfunctie van de
woongebieden. Beroepen en bedrijven aan huis zijn toegestaan,
zolang deze activiteiten er niet toe leiden dat de woonfunctie
ondergeschikt wordt aan de bedrijfsfunctie.
Nieuwe woningen
Na voltooiing van Sint Maarten zal naar alle waarschijnlijkheid geen
verdere grootschalige woningbouw in Oudkarspel plaatsvinden. Alleen
op invullocaties is dan nog woningbouw mogelijk. In bijlage 4 wordt
ingegaan op 8 mogelijke locaties. In enkele gevallen zijn door
particulieren initiatieven genomen voor woningbouw, in andere
gevallen is sprake van locaties waar woningbouw in principe mogelijk
is, maar waarvoor nog geen concrete initiatieven zijn genomen. De
locaties zijn afgewogen op basis van een aantal criteria, die mede zijn
ontleend aan de provinciale criteria voor woningbouw. Zo wordt
gestreefd naar een zuinig ruimtegebruik, maar dat mag niet ten koste
gaan van de identiteit van Oudkarspel.
woningbouw Sint Maarten (2000)
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
27
...................................................................
Op basis van de genoemde afweging acht de gemeente woningbouw
acceptabel op de volgende locaties:
1. een gebiedje ten westen van Schuitemaker en Nijverheidsstraat,
waar ruimte is voor circa 8 woningen (locatie 1b in bijlage 4);
2. de locatie Wijman tussen Spoorstraat en N504; hier is ruimte
voor circa 20 woningen (locatie 8 in bijlage 4);
Daarnaast is op basis van eerder gemaakte afspraken woningbouw
mogelijk op de zogenoemde locatie Tivoli op de hoek van Dorpsstraat
en Spoorstraat (maximaal 10 woningen) en acht de gemeente
woningbouw acceptabel op het perceel tussen Dorpsstraat 986 en
988 en het perceel ten westen van Engelenburg 9. Het betreft hier
één woning per locatie.
Eerder is sprake geweest van woningbouw ter plaatse van de
voormalige kolfbaan aan de Dorpsstraat, maar omdat dit gebouw
historische waarde heeft, wordt in eerste instantie getracht het
gebouw in de huidige vorm te behouden.
In verband met de sanering van het pand Voorburggracht 363 is in het
plan tevens vervangende nieuwbouw voor deze locatie opgenomen.
Vanwege de grootte van het erf en de ligging hiervan, is de realisering
van twee woningen mogelijk.
Naar aanleiding van de inspraakreacties is ten slotte een
bouwmogelijkheid opgenomen voor één woning ter plaatse van een
koolschuur naarst het perceel Woudmeerweg 38.
Uitbreiding woonfunctie en
woningonttrekking
In principe is uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied
mogelijk door de omzetting van bedrijven, winkels en
maatschappelijke instellingen, waarbij nu niet wordt gewoond, in
woningen. Omdat al in de huidige situatie bij nagenoeg alle bedrijven
en winkels wordt gewoond is de mogelijke uitbreiding van het aantal
woningen echter gering. De mogelijke toename wordt bovendien
teniet gedaan door woningonttrekking als gevolg van de sloop en het
samentrekken van woningen.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
28
...................................................................
Capaciteit woningbouw
De capaciteit van de genoemde locaties bedraagt dus maximaal
Schuitemaker/Nijverheidsstraat
8 woningen
Wijman
20 woningen
Voorburggracht
2 woningen
Tivoli Dorpsstraat
10 woningen
Tussen Dorpsstraat 986 en 988
1 woning
Ten westen van perceel Engelenburg 9
1 woning
Naast Woudmeerweg 38
1 woning
saldo omzetting bedrijven/voorzieningen in
woningen en woningonttrekking
PM
TOTAAL
circa 43 woningen
Of de genoemde aantallen woningen daadwerkelijk zullen worden
gebouwd is afhankelijk van particulier initiatief. In alle gevallen zal aan
diverse eisen moeten worden voldaan. Op milieubelemmeringen
wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.
Bij bebouwing voor woningen zullen de te bouwen aantallen moeten
passen binnen de doelstellingen wat betreft de aantallen te bouwen
woningen in de gemeente in de komende jaren.
Woonwagens
Op dit moment is er een woonwagenlocatie aanwezig aan de
Zaagmolenweg met 2 standplaatsen. Per 1 maart 1999 is de
Woonwagenwet ingetrokken. Hierdoor is tevens voor gemeenten de
verplichting vervallen om een woonwagencentrum in stand te houden.
De gemeente heeft, in overleg met de bewoners, aan één van de
bewoners een aanbod tot grondverkoop gedaan voor de
standplaatsen.
In 1991 is het bestemmingsplan woonwagencentrum Zaagmolenweg
vastgesteld. Hierin zijn toegelaten: woonwagens, bijgebouwen,
bouwwerken en bijbehorende voorzieningen. In het voorliggende
bestemmingsplan Oudkarspel wordt het woonwagenterrein als
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
29
...................................................................
zodanig aangeduid binnen de bestemming “Woondoeleinden II”.
Hierdoor kan het huidig gebruik in stand blijven. De voorschriften zijn
aangepast naar aanleiding van een recent ingediend bouwplan.
Conform het vigerende bestemmingsplan blijven 3 standplaatsen
toegestaan.
Concluderend wordt (woon)bebouwing acceptabel gevonden op een
viertal invullocaties. Het voorliggende plan zal daarvoor de
voorwaarden moeten scheppen. Maximaal kunnen 43 woningen
worden gerealiseerd.
4.1.2 Werken
De milieuhinder van de bestaande bedrijven is, mede als gevolg van
de bepalingen in de milieuvergunningen van deze bedrijven, niet
zodanig dat verplaatsing ervan urgent is. Niettemin zou met name de
verplaatsing van enkele bedrijven met een groot ruimtebeslag (Eecen,
Hart) een goede zaak zijn, zowel omdat de milieubelasting van
woningen dan afneemt, als omdat daarmee grote locaties beschikbaar
komen voor nieuwe functies. De gemeente zal wat dit betreft echter
geen initiërende rol op zich nemen. Als de betreffende ondernemers
alternatieve vestigingsplaatsen zoeken, zal de gemeente daarbij wel
haar diensten aanbieden. Met name het mogelijk nieuw aan te leggen
bedrijventerrein Breekland ten westen van Oudkarspel biedt goede
mogelijkheden.
De bestaande bedrijven in het plangebied worden positief bestemd en
krijgen waar mogelijk ook de mogelijkheid voor expansie.
In de toekomst wordt binnen het plangebied geen grote uitbreiding
van de bedrijvigheid voorzien. Wel heeft de raad uitgesproken dat op
beperkte schaal de vestiging van bepaalde typen ambachtelijke en
dienstverlenende bedrijven aan met name de Dorpsstraat mogelijk
moet blijven. Voorwaarden zijn:
dat de betreffende bedrijven tot de lichtere milieucategorieën
behoren (categorie 1 en 2 uit de VNG-nota Bedrijven en
Milieuzonering);
dat het zal moeten gaan om kleinschalige bedrijven, die passen
binnen de fijnmazige bebouwingsstructuur;
dat de bedrijven geen sterke verkeersaantrekkende werking
mogen hebben;
dat steeds een combinatie met de woonfunctie noodzakelijk is.
Bij het terrein van houthandel Eecen is een uitwerkingsbevoegdheid
opgenomen ten behoeve van kleine bedrijven die geen milieuoverlast
geven voor de omgeving. Van een uitwerking kan alleen sprake zijn
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
30
...................................................................
als een gecombineerd plan voor bedrijvigheid, recreatie en natuur
wordt ontwikkeld.
Voor detailhandel en horeca zijn in het navolgende aparte
doelstellingen geformuleerd.
4.1.3 Voorzieningen
Algemeen doel
In algemene zin is het beleid gericht op het scheppen van de
voorwaarden voor een goed functioneren van de commerciële, sociale
en maatschappelijke instellingen in het dorp. In het navolgende wordt
hierop per sector nader ingegaan.
Detailhandel
Voor het toekomstig beleid ten aanzien van de detailhandel wordt
uitgegaan van de uitkomsten van de eerdergenoemde BROrapportage. Hierin wordt gepleit voor concentratie van de
winkelvoorzieningen, uitbreiding van het supermarktaanbod en
verbetering van de parkeervoorzieningen.
voorzieningen Dorpsstraat
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
31
...................................................................
Supermarkt
Aan de Dorpsstraat zijn de mogelijkheden voor de vestiging van een
supermarkt van enige omvang, inclusief parkeervoorzieningen en
bevoorradingsmogelijkheden voor grote vrachtauto's, beperkt.
Enerzijds ontbreekt de fysieke ruimte, anderzijds is het gevaar voor
een inbreuk op de historische, kleinschalige dorpsstructuur groot. Om
die reden is een andere locatie gezocht. Daarbij werd als eis gesteld,
dat de locatie:
centraal moet liggen ten opzichte van woongebieden;
goed ontsloten is voor auto’s, (brom)fietsen en voetgangers;
dicht bij de Dorpsstraat ligt, zodat een wisselwerking met de
winkels en voorzieningen in de Dorpsstraat kan ontstaan;
voldoende ruimte biedt, zowel voor de winkel(s) als voor
parkeervoorzieningen en bevoorrading.
Een geschikte locatie is gevonden op de hoek van de Zaagmolenweg
en de Voorburggracht. Hier zal een supermarkt worden gebouwd met
een bedrijfsvloeroppervlak van circa 1100 m²; er worden 62 parkeerplaatsen aangelegd. Het naastgelegen speelveld wordt verkleind,
maar behoudt zijn functie.
Overige winkels
Na verplaatsing en vergroting van de supermarkt is de economische
ruimte voor meer winkels in Oudkarspel volgens de uitkomsten van
het BRO-rapport gering. De raad heeft zich uitgesproken dat
desondanks de vestiging van een gelimiteerd aantal nieuwe winkels
mogelijk moet blijven, enerzijds om verplaatsing van winkels mogelijk
te maken, anderzijds om verstarring te voorkomen. Daartoe is een
vrijstellingsmogelijkheid in het voorliggende plan opgenomen, die het
mogelijk maakt ten hoogste 5 winkels toe te voegen met elk maximaal
150 m² bedrijfsvloeroppervlak. Deze mogelijkheid geldt voor het deel
van de Dorpsstraat tussen Lourens Bogtmansstraat en N504.
Horeca
Wat betreft de horeca heeft de gemeente Langedijk besloten geen
nieuwe bedrijven in de gemeente toe te staan. Het bestaande aanbod
kan in de huidige omvang en samenstelling blijven bestaan. Wel is
conform eerdere afspraken de realisatie van daghoreca toegestaan in
het Tivoligebouw op de hoek van Spoorstraat en Dorpsstraat.
Medische en maatschappelijke instellingen
In algemene zin streeft de gemeente op basis van het (nog vast te
stellen) Accommodatieplan Langedijk naar clustering van
voorzieningen. In Oudkarspel komt dit tot uitdrukking in de mogelijke
samenvoeging van diverse maatschappelijke instellingen in of bij de
basisscholen in het dorp. In het voorliggende plan is daarmee
rekening gehouden.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
32
...................................................................
Beroepen aan huis zijn zonder meer mogelijk. Het maximaal daarvoor
te benutten oppervlak bedraagt 50 m² per bouwperceel.
De raad heeft zich er daarnaast voor uitgesproken om een beperkt
aantal nieuwe maatschappelijke en medische voorzieningen mogelijk
te maken (zonder bepaling met betrekking tot het maximaal
oppervlak) echter alleen aan de Dorpsstraat.
De toekomstige functie van het Behouden Huis, waarin nu een
peuterspeelzaal en een dansschool zijn gevestigd, is mede afhankelijk
van de mogelijke verplaatsing van deze voorzieningen naar een nieuw
voorzieningencluster in of bij de basisscholen. Indien peuterspeelzaal
en dansschool worden verplaatst, is een invulling van het behouden
Huis met andersoortige maatschappelijke instellingen of met
woningen mogelijk. Het is daarbij gewenst dat de karakteristieke
verschijningsvorm van het pand behouden blijft.
In de toekomst zouden eventueel ook maatschappelijke instellingen
kunnen worden ondergebracht in het gebouw van de voormalige
kolfbaan naast het Rechthuis. Ook op de locatie Tivoli zijn
maatschappelijke instellingen toegestaan.
herontwikkeling Kolfbaan
Het bebouwingsvlak bij de Allemanskerk is vergroot ten opzichte van
de bestaande situatie. Een wens tot uitbreiding en wijziging van de
consistorie kan daarmee worden ingewilligd. Als randvoorwaarde is
daarbij wel gesteld dat een afstand tot de waterlijn van 3 meter in acht
moet worden genomen.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
33
...................................................................
Onderwijs
Wat betreft de basisscholen is in verband met de toestroom van
nieuwe leerlingen vanuit Sint Maarten enige uitbreiding van het aantal
lokalen wenselijk. Tot 2015 zijn volgens gegevens van de gemeente
in Oudkarspel 5 extra leslokalen noodzakelijk voor het basisonderwijs.
Deze zullen, in combinatie met voorzieningen voor kinderdagopvang
en naschoolse opvang bij het bestaande scholencomplex, worden
gerealiseerd. Het voorliggende plan biedt daartoe de mogelijkheden.
4.1.4 Infrastructuur
In het plan wordt uitgegaan van handhaving van de huidige
infrastructuur. Wat betreft wegen biedt het plan wel de mogelijkheden
voor een tweetal aanpassingen:
1. ontsluiting Eecen.
Het plan biedt de mogelijkheid voor de aanleg van een nieuwe
ontsluiting naar houthandel Eecen, in het verlengde van de
Zaagmolenweg. Daarvoor zal de bestaande woning aan de
Dorpsstraat 824 worden afgebroken. Door de nieuwe ontsluiting
hoeft vrachtverkeer niet meer de bocht via de Dorpsstraat te
nemen en ontstaat een extra ontsluiting ten behoeve van
calamiteiten.
2. aansluiting Zaagmolenweg/Westelijke Randweg.
Hier zal een rotonde worden aangelegd. Ten behoeve hiervan
wordt het tracé van de Westelijke Randweg iets naar binnen
verlegd.
Zoals eerder aangegeven vindt omtrent de N504 in de planperiode
nadere besluitvorming plaats. Bij ondertunneling kan de ruimte boven
de tunnelbak eventueel worden benut voor woningbouw,
voorzieningen, water en/of bedrijvigheid. Deze mogelijkheid blijft in het
voorliggende plan buiten beschouwing.
4.1.5 Recreatie
't Waartje
In het kader van de natuurontwikkeling in het weidegebied tussen
Houthandel Eecen en Spoorstraat zal mogelijk langs de zuidrand van
Het Waartje een recreatief voet/fietspad worden aangelegd. Het
voorliggende plan maakt de aansluiting hiervan op de Spoorstraat
mogelijk. Aan de westzijde van de polder sluit dit voetpad aan op de
bestaande aansluiting tussen de Dorpsstraat en de polder (annex
ijsbaan).
Sportvoorzieningen
Het toekomstperspectief van het sportcomplex Sint Maarten is mede
afhankelijk van de te maken beleidskeuzen ten aanzien van de N504.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
34
...................................................................
Naar verwachting zal de bestaande situatie in de planperiode
gehandhaafd blijven. Indien de N504 zou worden ondertunneld en de
strook langs de N504 wordt herontwikkeld, zullen de sportvelden
mogelijk moeten worden verplaatst.
Recreatievaart
De gemeente streeft ernaar de bruikbaarheid van de Achterburggracht en de Ringvaart voor de recreatievaart te verhogen. Daartoe
zal het plan de mogelijkheid moeten bieden om de Achterburggracht
weer in zuidelijke richting door te trekken naar de zuidkant van de
N504. In het plangebied betekent dat het oorspronkelijk tracé van de
Achterburggracht ten zuiden van de Spoorstraat moet kunnen worden
hersteld. Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt is
afhankelijk van de planvorming met betrekking tot het gebied rond de
N504.
Onafhankelijk van de doortrekking van de Achterburggracht biedt het
gebied aan de Achterburggracht en aan de waterloop ten noorden van
bedrijventerrein Eecen in de omgeving van de speeltuin goede
mogelijkheden voor de kleinschalige voorzieningen voor de watersport
in de vorm van een steiger, een picknickplaats, een
schuilgelegenheid, en dergelijke.
Overige speel- en
groenvoorzieningen
Bestaande recreatieve voorzieningen in de woongebieden (speel- en
groenvoorzieningen) zullen worden gehandhaafd.
speelvoorziening Sint Maarten
4.2
Historische elementen
Beleidsdoelen bebouwing en openbare ruimte
Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op het zo veel mogelijk
behouden van historische en anderszins waardevolle elementen.
Deze elementen zijn aangegeven op kaart 2. Het betreft:
gebouwen met historische waarde;
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
35
...................................................................
-
de historische bebouwingsstructuur in het als zodanig
aangegeven gebied: de Dorpsstraat, de Voorburggracht, de
Spoorstraat en de oudere buurtjes en individuele bebouwing op
de voormalige eilanden.
Overigens zal niet in alle gevallen op basis van het bestemmingsplan
behoud van panden kunnen worden gegarandeerd. Als een pand in
zeer slechte staat verkeert, kan sloop toch onvermijdelijk blijken.
Archeologische en
cultuurhistorische waarden
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie NoordHolland worden binnen het plangebied de volgende cultuurhistorische
en archeologische waarden onderscheiden:
1. Het water van de Ringvaart en van Achterburggracht tussen
Eecen en de Ringvaart wordt als “boezemwater met hoge
waarde” onderscheiden. Het water is omstreeks de periode
1590 – 1635 gegraven. Het betreft hier een ringvaart met ringdijk,
die kenmerkend is voor de kleinere droogmakerijen in WestFriesland. Bovendien gaat het om een oude bestuurlijke grens.
2. De Ambachtsdijk, een klein deel van het noordelijk deel van de
Dorpsstraat en de Woudmeerweg ten noorden van de
Dorpsstraat zijn onderdeel van een “wegenpatroon met hoge
waarde”. Het gaat om wegen in landaanwinningsgebieden uit de
16e (Woudmeerweg) en 17de (Ambachtsdijk) eeuw. Daarbij wordt
het volgende aangegeven: “de waarde van de rechte
polderwegen ligt met name in de hoge ruimtelijke en genetische
samenhang tussen verkaveling, wegen, wonen langs de wegen
en het rationele afwateringspatroon”.
3. Het kerkterrein van de Allemanskerk wordt als archeologisch
gebied met hoge waarde aangemerkt. Het terrein moet worden
behouden, omdat het om het terrein van de vroegste kerk uit de
regio gaat (omstreeks 11de eeuw). Mogelijk bevinden zich op het
terrein resten van eerdere houten kerken.
4. Het hele oude dorpsgebied van Oudkarspel van de
Woudmeerweg tot en met de N504 wordt eveneens als gebied
met hoge archeologische waarde aangemerkt. “De
archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de
reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of
onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische
sporen en voorwerpen”. Lineaire nederzettingen langs dijken zijn
kenmerkend voor West-Friesland.
De gemeente streeft naar behoud van archeologische en
cultuurhistorische waarden. Bij grotere bouwplannen binnen het op
kaart 2 aangegeven gebied zal de gelegenheid worden gegeven voor
archeologisch onderzoek.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
36
...................................................................
Rechthuis
Groen en water
Ook de historische groen- en waterelementen in het plangebied zullen
zo veel mogelijk worden behouden. Het gaat daarbij om:
het water van de Ringvaart, de Achterburggracht en de
Barnewiel;
het groen in de omgeving van de Barnewiel en rond de
Allemanskerk.
Bebouwing
Wat betreft de bebouwing is er een scherp onderscheid tussen de
vooroorlogse bebouwing langs Dorpsstraat, Ambachtsdijk,
Spoorstraat, Laanweg en op de voormalige eilanden en de
naoorlogse bebouwing.
Dorpsstraat
De bebouwing langs de Dorpsstraat wordt gekenmerkt door:
een grote variatie wat betreft de aard van de bebouwing, waarbij
de meeste gebouwen één bouwlaag met een steile zadel- of
schildkap hebben, maar ook afwijkende bebouwing voorkomt;
de aanwezigheid van veel karakteristieke bebouwing, waaronder
veel stolpboerderijen, soms nog met ruime erven;
een verticale geleding van de gevels van de bebouwing, met een
fijne “korrelmaat” (overwegend kleinschalige bebouwing met een
beperkte gevelbreedte);
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
37
...................................................................
gevarieerde bebouwing Dorpsstraat
-
een grote variatie in dichtheden, soms met aaneengeregen
gebouwen direct grenzend aan het openbaar gebied, soms met
vrijstaande woningen op enige afstand van de weg.
Spoorstraat, Laanweg
De bebouwing aan de Spoorstraat, Achterstraat en Laanweg bestaat
overwegend uit vrijstaande woningen met één bouwlaag en een kap,
meestal dwars op de weg, en in een strakke voorgevelrooilijn. Veel
woningen hebben diepe achtertuinen, waarin soms grote schuren en
loodsen zijn gebouwd.
Ambachtsdijk
De bebouwing aan de Ambachtsdijk ademt de sfeer van bebouwing in
het buitengebied, waarbij typerende dijkbebouwing wordt afgewisseld
met vrijstaande woningen en stolpen op ruime erven op enige afstand
van de dijk.
Voormalige eilanden
Op de eilanden heeft veelal bebouwing in een hoge dichtheid
plaatsgevonden. Doordat oorspronkelijke stegen tussen de
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
38
...................................................................
bebouwing hun functie hebben verloren, staan sommige woningen
met hun achterzijde naar het openbaar gebied gericht. Tussen
Kroonstraat en Liefdelaan is plaatselijk sprake van een dubbele
oriëntatie op het openbaar gebied. Op de eilanden komt overwegend
bebouwing in één bouwlaag met kap voor, waarbij de oorspronkelijke
agrarische functie van sommige gebouwen nog zichtbaar is.
Naoorlogse woongebieden
In de naoorlogse woongebieden heeft geplande woningbouw
plaatsgevonden in overwegend één of twee bouwlagen met kap,
vrijstaand, dubbel of in rijen, waarbij per straatzijde of cluster
samenhang bestaat in het aantal bouwlagen en het aantal aaneen
gebouwde woningen en waarbij de bebouwing door de bouwvorm en
de situering het wegtracé ondersteunt.
Doelstelling beleid
In algemene zin streeft de gemeente naar handhaving van de
geschetste bebouwingsstructuur. Hierop wordt in het
beeldkwaliteitsplan nader ingegaan.
Ecologische waarden
bestaande dorpskom
Ecologische waarden
ontwikkelingsgebieden
Ecologie
Zoals eerder aangegeven streeft de gemeente het bestaande water
en groen in het plangebied te handhaven. Omdat het plan ook
anderszins een voornamelijk conserverend karakter heeft en
grotendeels betrekking heeft op bebouwd gebied, heeft het plan niet
of nauwelijks gevolgen voor eventuele ecologische waarden.
Op een aantal plekken maakt het voorliggende plan echter nieuwe
ontwikkelingen mogelijk, die op hun effecten voor eventuele
ecologische waarden moeten worden getoetst:
1. Supermarktlocatie Zaagmolenweg
De supermarkt op de hoek van Zaagmolenweg en Voorburggracht
komt binnen stedelijk gebied. Het op de betreffende locatie nu nog
aanwezige sportveld wordt intensief benut en heeft geen
natuurwaarde.
2. Woningbouwlocaties Wijman en Nijverheidsstraat
De woningbouwlocaties nabij de N504 liggen ingeklemd tussen
bestaande bebouwing en deze drukke weg. De locatie Wijman wordt
deels benut als grondopslag, de locatie aan de Nijverheidsstraat als
volkstuin. Ook hier is geen sprake van ecologische waarden.
3. Overige woningbouwlocaties
Bij de overige locaties waar woningbouw mogelijk is, gaat het om
kleine plekken tussen bestaande woonbebouwing. Ook hier zijn geen
ecologische waarden in het geding.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
39
...................................................................
4. Herontwikkeling noord- en oostzijde terrein Eecen
Voor het noordelijk en oostelijk deel van het terrein van Eecen zijn al
in de 90’er jaren plannen ontwikkeld (“Masterplan Eecen”). Deze
plannen voorzagen in de aanleg van bedrijventerrein voor kleinere
bedrijven, van natuur en groen aan de randen van het water en van
speel- en recreatievoorzieningen aan de noordwestzijde van het
terrein, ter plaatse van de bestaande speeltuin. In verband met de in
het kader van de aanleg van de Blauwe Loper voorziene natuurfunctie
van Het Waartje streeft het gemeentebestuur naar versterking van de
natuurlijke functie van de delen van het terrein van Houthandel Eecen
die grenzen aan Het Waartje en de waterloop ten noorden van het
terrein. Hierover vindt nader overleg plaats met Eecen.
Hoewel het terrein al decennia lang een bedrijfsbestemming heeft en
de bedrijfsactiviteiten en de aanwezige woonboten aan de oever van ’t
Waartje verstoring veroorzaken, is de kans dat hier beschermde dieren plantensoorten voorkomen, niet ondenkbeeldig. Het Natuurloket
van het Ministerie van VROM geeft voor het betreffende gebied en
zijn omgeving een vlindersoort, een amfibie en 3 soorten vaatplanten
aan, die bescherming genieten op basis van de
Natuurbeschermingswet, de Habitatrichtlijn en/of de Rode Lijst. Deze
gegevens zijn niet volledig.
De gemeente streeft naar handhaving van de leefmilieus van
beschermde soorten. Om die reden is in de is in de uitwerkingsregels
voor het betreffende gebied (zie paragraaf 6.2.2) bepaald dat
voorafgaand aan de toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid
ecologisch onderzoek plaats moet vinden.
Overige natuurwaarden
Buiten het plangebied krijgt in het kader van de aanleg van de Blauwe
Loper het weidegebied tussen Houthandel Eecen en Spoorstraat een
natuurfunctie. Water en de oevers van Achterburggracht en de
Ringvaart maken deel uit van de provinciale Ecologische
Hoofdstructuur; de natuurfunctie van deze wateren zal worden
versterkt. In dit kader is ook het zogenoemde "otterproject" van de
Stichting Het Noord-Hollands Landschap van belang. Het
poldergebied ten oosten van Oudkarspel in de gemeente
Harenkarspel wordt hierin als "uit te werken leefgebied" voor de otter
aangemerkt.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
40
...................................................................
Achterburggracht
Voor het noordelijk en oostelijk deel van het terrein van Eecen zijn al
in de 90’er jaren plannen ontwikkeld (“Masterplan Eecen”). Deze
plannen voorzagen in de aanleg van bedrijventerrein voor kleinere
bedrijven, van natuur en groen aan de randen van het water en van
speel- en recreatievoorzieningen aan de noordwestzijde van het
terrein, ter plaatse van de bestaande speeltuin. In verband met de in
het kader van de aanleg van de Blauwe Loper voorziene natuurfunctie
van Het Waartje streeft het gemeentebestuur naar versterking van de
natuurlijke functie van de delen van het terrein van Houthandel Eecen
die grenzen aan Het Waartje en de waterloop ten noorden van het
terrein. Hierover vindt nader overleg plaats met Eecen.
Buiten het plangebied krijgt in het kader van de aanleg van de Blauwe
Loper het weidegebied tussen Houthandel Eecen en Spoorstraat een
natuurfunctie.
Zichtlijnen open landschap
Op een aantal plekken is het open landschap tussen de oudere
bebouwing aan de Dorpsstraat en de Voorburggracht door nog
zichtbaar. Dit geldt op een aantal plaatsen aan de Dorpsstraat richting
Waarland en ten zuiden van zuurkoolfabriek en groentenverwerkend
bedrijf. Deze relatie bestaat ook andersom: vanaf het buitengebied is
het historische dorpslint zichtbaar. Dit is in de gemeente Langedijk
nagenoeg alleen nog bij Oudkarspel het geval. De gemeente gaat uit
van het in stand houden van deze zichtlijnen. Dat geldt ook voor het
zicht op het landelijk gebied vanaf de Ambachtsdijk.
Infrastructuur
Het beleid is gericht op:
behoud van de bestaande wegenstructuur;
versterking van de verblijfsfunctie van de uitgesproken
woonstraten in de dorpskom ten koste van de verkeersfunctie.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
41
...................................................................
Zoals aangegeven in paragraaf 4.1.4 krijgt Houthandel Eecen een
nieuwe rechtstreekse verbinding naar de Zaagmolenweg. Het plan
biedt daarvoor de mogelijkheid.
De beleidsdoelen zijn samengevat op bijgaande kaart 3.
Dorpsstraat en Voorburggracht
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
42
...................................................................
5
Milieu
Zoals uit hoofdstuk 4 is gebleken, maakt het voorliggende plan op een
aantal locaties nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In die gevallen is het
noodzakelijk de milieueffecten te bepalen. In het navolgende wordt
per locatie ingegaan op de beperkingen.
5.1
Bedrijven
Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai
Zoals aangegeven in paragraaf 2.3 komen in Oudkarspel bedrijven
voor tot en met milieucategorie 4 uit de VNG-nota Bedrijven en
Milieuzonering. Bedrijven uit de echt “zware” milieucategorieën (5 en
hoger) komen niet voor. Dat wil echter niet zeggen dat geen rekening
moet worden gehouden met de milieueffecten van bedrijven. Daarbij
gaat het in de eerste plaats om het voorkomen van milieuhinder in
zogenoemde “nieuwe situaties”. Dit zijn onder andere situaties waarin
woningen worden gebouwd. De woningbouw op de eerder genoemde
invullocaties zal er enerzijds niet toe mogen leiden dat de bestaande
bedrijven in hun ontplooiingsmogelijkheden worden belemmerd,
anderzijds zullen de bewoners van nieuwe woningen geen
milieuhinder mogen ondervinden.
In de tweede plaats is het wenselijk om op de bestaande
bedrijventerreinen rekening te houden met de afstand tot woningen.
Bedrijven uit lichte milieucategorieën kunnen zich in de nabijheid van
woningen vestigen, bedrijven uit zwaardere milieucategorieën op
grotere afstand. Daarbij zijn de afstandscategorieën uit de VNG-nota
Bedrijven en Milieuzonering maatgevend. Deze normen gelden niet
voor bestaande bedrijven. Op de wijze van bestemmen wordt in
paragraaf 6.2.2 nader ingegaan.
Aan de Spoorstraat bevindt zich een LPG-vulpunt. Binnen een afstand
van 80 meter hiervan mogen op basis van de “Integrale nota LPG” uit
1984 geen woningen en andere gevoelige objecten worden gebouwd.
Het gaat daarbij om nieuwe situaties. In het voorliggende
bestemmingsplan is het niet mogelijk om nieuwe woningen en andere
gevoelige objecten te realiseren. Wel valt het bouwvlak van het
horecabedrijf aan de Spoorstraat 124 deels binnen de cirkel van 80
meter van het vulpunt. Dit bedrijf mag daarom - afgezien van
ondergeschikte gebouwen - niet in zuidelijke richting worden
uitgebreid.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
43
...................................................................
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij nieuwe situaties langs wegen
of bij aanleg of reconstructie van wegen en geluidsonderzoek dient te
worden verricht. Van een nieuwe situatie is onder andere sprake bij
de bouw van nieuwe woningen. Het geluidsniveau mag in principe de
50 dB(A) niet te boven gaan. Een onderzoek naar geluidsniveau kan
achterwege blijven als een weg of een gebied als 30 km/uur-zone is
ingericht. De gemeente Langedijk stelt zich ten doel geheel
Oudkarspel met uitzondering van de Zaagmolenweg, als 30 km/uurzone in te richten. Bij de vaststelling van het onderhavige plan zal
deze 30 km/uur-zone een feit zijn.
In Oudkarspel kunnen zich nieuwe situaties voordoen als gevolg van:
a. de bouw van woningen op de genoemde inbreidingslocaties;
b. de omzetting van bedrijven en maatschappelijke instellingen
waarbij nu niet wordt gewoond in woningen.
In het navolgende wordt hier nader op ingegaan.
Milieuaspecten invullocaties
Het voorliggende plan laat de bouw van nieuwe woningen toe op zes
locaties. In het navolgende wordt ingegaan op de milieubeperkingen.
Schuitemaker/Nijverheidsstraat
Bij de invullocatie aan de Schuitemaker/Nijverheidsstraat (locatie 1b)
doen zich geen beperkingen voor als gevolg van de aanwezigheid van
bedrijvigheid. De afstand tot bedrijventerrein De Mossel is zodanig
(80 meter) dat nieuwe woningen geen belemmering vormen voor de
ontplooiingsmogelijkheden voor de bedrijven op dit bedrijventerreinen
en andersom dat geen onaanvaardbare hinder optreedt voor de
bewoners van de nieuwe woningen.
Anders is het met de geluidhinder als gevolg van wegverkeer op de
N504. In bijlage 2 wordt berekend dat de 50 dB(A)-contour van de
N504 in het maatgevende jaar 2010 op 195 meter van de wegas ligt
en de 55 dB(A)-contour op 95 meter van de wegas. 55 dB(A) is het
maximale geluidsniveau waarvoor Gedeputeerde Staten nog
ontheffing kunnen verlenen (Wet geluidhinder, artikel 83, lid 1). Dat
betekent dat de hele locatie binnen de 55 dB(A)-contour ligt.
Woningbouw is alleen mogelijk als geluidwerende maatregelen
worden getroffen. Om te bepalen wat de aard van de te treffen
maatregelen moet zijn, heeft een aanvullende geluidsberekening
plaatsgevonden volgens de zogenoemde Standaard-Rekenmethode II. De uitkomsten hiervan zijn eveneens opgenomen in
bijlage 2. Berekend is dat, om het geluidsniveau aan de
(achter)gevels van de te bouwen woningen terug te brengen naar 50
dB(A) een geluidsscherm noodzakelijk is van 3 meter hoog; voor een
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
44
...................................................................
geluidsniveau van 55 dB(A) is een geluidsscherm van 1,30 meter
hoog noodzakelijk. Het scherm moet in beide gevallen circa 225 meter
lang worden; uitgegaan is van bouw ervan op circa 2 meter ten
noorden van de rijbaan van de N504. Het aanwezige fietspad moet
enigszins in noordelijke richting worden verlegd.
De woonstraten in de omgeving van de bouwlocatie zullen een
30 km/uur-inrichting krijgen. De locatie ligt buiten de geluidszone van
de Voorburggracht.
Locatie Wijman, Spoorstraat
Bij de locatie Wijman moet rekening worden gehouden met
milieuhinder als gevolg van de aanwezigheid van het garagebedrijf
met tankstation aan de N504. Belangrijkste beperkende factor is de
aanwezigheid van een LPG-vulpunt. Krachtens de Integrale nota LPG
(21 maart 1984) moet een bebouwingsvrije afstand van dit vulpunt tot
een woongebied worden aangehouden van 80 meter. Voor een
ondergronds reservoir geldt een minimumafstand van 40 meter en
voor een afleverzuil 20 meter. Voor overige gebouwen en incidentele
dienst- en bedrijfswoningen geldt een minimale afstand tot het vulpunt
van 30 meter. Omdat het vulpunt op het meest oostelijke deel van het
terrein staat, belemmert hij de bouw van woningen in het westelijke
gebied niet.
Spoorstraat
Ter hoogte van de locatie Wijman moet verder rekening worden
gehouden met wegverkeerslawaai als gevolg van verkeer op de
N504. De 50 dB(A)-contour ligt op 245 meter van de weg, de
55 dB(A)-contour op 125 meter (bijlage 2). Ook hierbij geldt dus dat
voor woningbouw afschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Ook
voor deze locatie hebben daarom aanvullende berekeningen
plaatsgevonden. Bij een geluidswal met een hoogte van 5 meter op
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
45
...................................................................
ruim 2 meter vanaf het fietspad aan de noordkant van de N504 kan,
nadat Gedeputeerde Staten een hogere toelaatbare geluidswaarde
van 55 dB(A) hebben vergund, op een groot deel van het terrein
woningen worden gebouwd. Daarvoor is het noodzakelijk een
geluidswal met een lengte van circa 420 meter aan te leggen.
Locatie Tivoli
De locatie Tivoli ligt ingeklemd tussen andere bebouwing. Exclusief de
afschermende werking van die bebouwing bedraagt het geluidsniveau
aan de gevel 52 dB(A). Dit betekent dat voor deze locatie een hogere
waardenprocedure moet worden gevolgd, tenzij uit nader onderzoek
blijkt dat het geluidsniveau inclusief de afschermende werking van de
omringende bebouwing minder dan 50 dB(A) bedraagt.
Indien geluidwerende voorzieningen worden aangelegd ten behoeve
van de woningbouw op de locatie Wijman kan een dergelijk
onderzoek achterwege blijven omdat in dat geval het geluidsniveau
ter hoogte van de locatie Tivoli minder dan 50 dB(A) wordt
(zie bijlage 2).
Ook bij de locatie Tivoli heeft eventuele woningbouw geen gevolgen
voor de ontplooiingsmogelijkheden van bedrijven.
Locatie Voorburggracht
De Voorburggracht is onderdeel van het gebied waar een 30 km/uur
regime geldt.
Locatie Woudmeerweg
Ook de Woudmeerweg valt binnen de 30 km/uur zone.
Locatie Engelenburg
De bouwlocatie aan de Engelenburg ligt op zodanige afstand van de
Westelijke Randweg, dat het geluidsniveau aan de gevel van een te
bouwen woning de 50 dB(A) niet overschrijdt.
Locatie Dorpsstraat 986-988
De bouwlocatie tussen de percelen Dorpsstraat 986-988 ligt in het
gebied waarvoor een 30 km/uur regime geldt.
Milieuaspecten
functiewijziging
Het grootste deel van de percelen in Oudkarspel krijgt een
woonbestemming. Alleen grotere bedrijven en maatschappelijke
instellingen worden als zodanig bestemd. In een aantal gevallen
vallen binnen de woonbestemming panden waarin momenteel niet
wordt gewoond. In het bestemmingsplan is een vrijstelling
opgenomen, die voorziet in de mogelijkheid van een
functieverandering naar wonen, al dan niet in combinatie met een
bedrijfsfunctie (artikel 4, lid 5c). Bij omzetting van een bedrijf of
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
46
...................................................................
maatschappelijke instelling in een woning is sprake van een nieuwe
situatie in de zin van de Wet geluidhinder.
Binnen het plangebied doet deze situatie zich voor bij de volgende
percelen:
Adres
Dorpsstraat 793
Dorpsstraat 848
Dorpsstraat 850 (Behouden Huis)
Dorpsstraat 861 (Rechthuis)
Spoorstraat 2A
Voorburggracht 380
Perceel achter Voorburggracht 501
huidig gebruik
Opslag
Bakkerij
dansschool,
peuterspeelzaal
museum, trouwzaal
Artsenpraktijk
Opslag
Opslag
Omdat de Dorpsstraat als 30-kilometerzone wordt ingericht, zijn er
geen akoestische gevolgen, met uitzondering van het perceel
Spoorstraat 2A, dat binnen de zone van de N504 ligt. Voor dit perceel
zal in samenhang met de locatie Tivoli mogelijk eveneens een hogere
waarde worden aangevraagd voorafgaand aan de vaststelling het
plan.
Concluderend:
Ten behoeve van de woningbouw op de locaties
Schuitemaker/Nijverheidsstraat en Wijman/Spoorstraat zal,
voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende
bestemmingsplan, aan Gedeputeerde Staten worden verzocht een
hogere waarde van 55 dB(A) in verband met wegverkeerslawaai te
verlenen. Motivatie daarvoor is het invullen van een open ruimte
tussen/bij bestaande bebouwing. Om de geluidswaarde van 55 dB(A)
te bereiken zijn langs een groot deel van de N504 geluidwerende
voorzieningen noodzakelijk.
Daarnaast zal een hogere waarden-procedure worden gevolgd voor
de locatie Voorburggracht 363. Of ook een dergelijke procedure plaats
zal vinden met betrekking tot de locatie Tivoli aan de Dorpsstraat en
het perceel Spoorstraat 2A is afhankelijk van de verdere
besluitvorming ten aanzien van de aanleg van geluidwerende
voorzieningen ten behoeve van woningbouw op locatie Wijman. Deze
besluitvorming (en de eventuele hogere waardenprocedure) vindt
voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende plan plaats.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
47
...................................................................
5.2
Grotere wateren
Hoofdwaterlopen
Waterhuishouding
Huidige waterhuishoudkundige situatie
De grootste waterlopen bij Oudkarspel zijn het Kanaal AlkmaarOmval-Kolhorn, het Waartje, de Achterburggracht en de wateren van
het Waartje naar de Achterburggracht. Deze wateren zijn in het
provinciale Waterhuishoudingsplan Stilstaan bij de stromen
gekwalificeerd als “Boezemwater met nevenfunctie natuur”. Voorzover
zij onderdeel uitmaken van het plangebied hebben deze wateren in
het bestemmingsplan de bestemming “Water”. Het Kanaal AlkmaarOmval-Kolhorn maakt deel uit van de provinciale Ecologische
Hoofdstructuur.
De huidige waterhuishoudkundige situatie is aangegeven op de
Leggerkaart en de Peilenkaart van het Waterschap GrootGeestmerambacht. Binnen het plangebied zijn hoofdwaterlopen:
een oost-westverbinding vanaf de Achterburggracht ter hoogte
van de huidige ontsluiting van Eecen op de Dorpsstraat via het
waterstelsel door Barnewiel naar de Westelijke Randweg;
een oostwestverbinding ten zuiden van zuurkoolfabriek en
groentenverwerkend bedrijf;
een sloot vanaf de Achterburggracht ten zuiden van de
Spoorstraat naar Noord-Scharwoude.
Deze laatste sloot heeft een belangrijke functie voor de voeding van
Noord-Scharwoude, maar is daar nauwelijks op berekend. Bij een
grote inlaatbehoefte doen zich peilverhogingen voor in het gebied ten
noorden van de Spoorstraat. Bij woningbouw op het terrein Wijman
verzoekt het Waterschap tevens een oplossing te zoeken voor dit
probleem (aanleg van een bypass).
De genoemde wateren zijn, voorzover ze bovengronds lopen, op de
plankaart als zodanig aangeduid.
Overige waterlopen
De overige wateren binnen het plangebied vallen onder de categorie
“stedelijke wateren” en “schouwsloten”. Hiervan zijn alleen de grotere
wateren, die vanuit stedenbouwkundig opzicht van belang zijn, op de
plankaart aangeduid. De waterhuishoudkundige belangen ten aanzien
van deze wateren zijn in de voorschriften beschermd door een
algemene verwijzing naar het Keur van het Waterschap GrootGeestmerambacht in artikel 3.
Peilen
In het plangebied heeft het centrale en middendeel van de
Dorpsstraat een vrije afwatering op de boezem.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
48
...................................................................
Voor het overige komen - afgezien van het boezempeil van de grotere
wateren - vijf waterpeilen voor:
een klein deel van de noordzijde van de Ambachtsdijk valt onder
het peil van de noordelijk gelegen polder (peil t.o.v. N.A.P –
2,90 meter);
de Allemanskerk valt binnen de polder ten oosten van het
plangebied (peil –3,20 meter);
in gebied ten westen van de Dorpsstraat en ten zuiden van de
Ambachtsdijk bedraagt het peil –2,50 ten opzichte van N.A.P.;
het poldertje waarin Eecen is gevestigd, Zuiderkoog, heeft een
peil van –2,05;
de zuidoostelijke kant van de Dorpsstraat en de Spoorstraat
vallen onder hetzelfde peil als een groot deel van NoordScharwoude: -1,45 meter.
Waterkwaliteit
In de polder Zuiderkoog (terrein Eecen) is de kwaliteit van het
oppervlaktewater door het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen
als slecht beoordeeld. Het gemaaltje op het terrein van Eecen slaat
het water direct uit op de boezem, waardoor de vervuiling verder
wordt verspreid. Sanering wordt wenselijk geacht.
Gemalen en overstorten
In het plangebied komt één poldergemaal voor: het genoemde gemaal
op het terrein van houthandel Eecen nabij de beoogde nieuwe
ontsluiting in het verlengde van de Zaagmolenweg. Dit gemaal is
recent vernieuwd, mede omdat op het terrein van Eecen van tijd tot
tijd wateroverlast optrad.
Volgens gegevens van het Hoogheemraadschap Uitwaterende
Sluizen zijn er in het plangebied twee overstorten:
achter het perceel Voorburggracht 395 in de eerdergenoemde
hoofdwatergang van de Achterburggracht naar de Westelijke
Randweg;
ter hoogte van het einde van de Engelenburg in de
hoofdwaterloop ten zuiden van de zuurkoolfabriek.
Bij beide overstorten is de waterkwaliteit als matig beoordeeld; bij de
overstort bij de Engelenburg ook de bouwkwaliteit.
Het Waterschap acht het wenselijk om binnen de polder Zuiderkoog te
komen tot extra waterbergend vermogen, zeker als verdere
bebouwing van dit terrein plaatsvindt. In de voorschriften (artikel 15) is
hiermee rekening gehouden.
Oevers
De oevers van de waterlopen hebben in het algemeen aan de zijde
van de bebouwing een harde beschoeiing. In het kader van de aanleg
van de Blauwe Loper wordt gestreefd naar meer natuurlijke oevers en
een natuurlijke inrichting van de polder ten zuiden van Eecen (buiten
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
49
...................................................................
het plangebied). Het bestemmingsplan staat dit niet streven niet in de
weg.
Riolering
De oudere delen van Oudkarspel zijn via een gemengd systeem
aangesloten op een verzamelriool ten zuiden van de N504. In het
woongebied Barnewiel is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, in de
nieuwbouwwijk Sint Maarten verbeterd gescheiden rioolstelsel. Hierbij
wordt schoon hemelwater op het oppervlaktewater geloosd en
vervuild water via een persleiding naar het rioolgemaal aan de
Oeverzegge wordt geleid.
Beleidsdoelen
De beleidsdoelen ten aanzien van de waterhuishouding zijn
vastgelegd in een groot aantal nota’s. Op provinciaal niveau is het
eerdergenoemde Waterhuishoudingsplan van belang. Hierin
formuleert de provincie algemene doelen ten aanzien van onder
andere:
verhoging van het waterbergend vermogen;
het bestrijden van vervuiling (water, waterbodems, oevers);
uitbreiding van natuurlijke oevers, deels als onderdeel van
ecologische verbindingszones;
versterking van de recreatieve mogelijkheden.
water Sint Maarten (situatie 2000)
Op regionaal niveau zijn deze laatste twee doelen uitgewerkt in het
ontwerp-Waterbeheersplan an de Waterschappen in Hollands
Noorderkwartier. Deze nota omvat naast algemene doelstellingen ook
doelstellingen omtrent het gebied van het Waterschap Groot
Geestmerambacht, onder andere wat betreft actualisering van de keur
en andere beleidsinstrumenten, de opstelling van een ligger voor de
waterkeringen en een waterkansenkaart en samenwerking met de
betrokken gemeenten. Het plan bevat geen specifieke maatregelen
ten aanzien van het plangebied.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
50
...................................................................
In het Kadebeheerplan 1996-2003 van het Waterschap GrootGeestmerambacht geeft het Waterschap aan te streven naar het
verwerven van de eigendom van kaden. Daarmee kan maximaal
inhoud worden gegeven aan de primaire en afgeleide doelstellingen
wat betreft het beheer van de kaden (primair: waterkering; secundair:
recreatieve en natuurdoelstellingen). In het plangebied komen
waterkerende kaden voor rond het terrein van Eecen en aan de
noordkant van het plangebied langs de oever van de Ringvaart. Deze
laatste kade heeft tevens een functie als wandelpad richting
Dirkshorn.
Toekomst
In de toekomst zullen in het plangebied geen ingrijpende
aanpassingen wat betreft de waterhuishouding plaatsvinden. Het
voorliggende plan biedt op een aantal punten de ruimte om
knelpunten op te lossen:
bij de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op het terrein
Wijman is een bepaling opgenomen over aanleg van een nieuwe
waterloop;
in de bestemmingsregeling ten aanzien van het noordelijk deel
van het terrein van houthandel Eecen is in de uitwerkingsregels
een passage opgenomen over de toevoeging van waterberging
en de realisatie van ecologisch te beheren oevers.
De aanleg van nieuwe voorzieningen ten aanzien van de
waterhuishouding is mogelijk binnen de algemene
wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van gebouwen voor algemene
nutsvoorzieningen (artikel 20). Ondergrondse voorzieningen, duikers,
waterkeringen en dergelijke zijn in de bestemmingen inbegrepen.
Bij de bouw van nieuwe woningen streeft de gemeente waar mogelijk
naar aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel.
5.3
Bodemvervuiling
Overige milieuaspecten
Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van de
bouw van nieuwe woningen is bodemonderzoek noodzakelijk. Dit
bodemonderzoek heeft plaatsgevonden voor de locaties Nijverheidsstraat en Wijman. Daaruit blijkt dat er op de locatie Nijverheidsstraat
geen sprake is van bodemvervuiling. Op de locatie Wijman is
verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Deze verontreiniging
is gesaneerd. Deze sanering zal nog moeten worden geëvalueerd.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
51
...................................................................
Straalverbindingen
Over het oostelijk deel van het plangebied loopt een straalverbinding
van de KPN. Binnen de zone hiervan, die op de plankaart is
aangegeven, mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan
25 meter hoogte. Het plan biedt daartoe geen mogelijkheden.
Duurzaamheid
Duurzaam bouwen is in de gemeente Langedijk uitgangspunt van
beleid en heeft betrekking op het gehele proces van ontwerpen,
bouwen, gebruiken, beheren, slopen en hergebruiken. Dit
uitgangspunt is verwoord in het Milieukwaliteitsplan HAL uit 1996,
waarin zowel op het niveau van wijken en buurten als het niveau van
woningen doelstellingen voor het beleid zijn vastgelegd.
Het streven naar duurzaamheid komt in het voorliggende
bestemmingsplan tot uiting in:
een efficiënt en zuinig gebruik van de ruimte;
het bevorderen van duurzaam bouwen op inbreilocaties;
een efficiënte verkeerscirculatie;
de toepassing van een milieuzonering op het bedrijventerrein.
Waar mogelijk worden gestreefd naar:
toepassing van duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie,
nu of in de toekomst;
energiebesparing door duurzaam bouwen en door een duurzame
bedrijfsvoering;
duurzaam waterbeheer door afkoppeling en infiltratie van
regenwater dat op daken, terreinen en wegen valt en
waterbesparing;
bevordering van de leefbaarheid door het beperken van emissies, geluidhinder en CO2-uitstoot;
duurzaam bouwen op basis van de eisen uit het Nationaal Pakket
Duurzame Utiliteitsbouw.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit de brochure
Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
52
...................................................................
6
Juridische vormgeving
6.1
Algemeen
Ingevolge artikel 12 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985
(Bro) moet een bestemmingsplan worden vervat in:
a. een omschrijving van de bestemmingen, waarbij het toe te
kennen doel of de doeleinden worden aangegeven, alsmede in
het voorkomende geval een beschrijving in hoofdlijnen van de
wijze waarop met het plan dat doel of die doeleinden worden
nagestreefd;
b. een of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de
bestemming van de in het plan begrepen gronden worden
aangewezen;
c. voorzover nodig, voorschriften omtrent het gebruik van de in het
plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende
opstallen;
d. voorzover nodig uitwerkings-, wijzigings- en vrijstellingsbepalingen.
Voorts dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een
toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten,
de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en
de rapportage van de inspraak.
In de voorschriften is in aansluiting op de in het Besluit 1985
aangegeven mogelijkheid, een algemene beschrijving in hoofdlijnen
opgenomen, alsmede een beschrijving in hoofdlijnen bij een aantal
bestemmingen. De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan hoe met het
plan de in de betreffende bestemming aangegeven doeleinden
worden nagestreefd. De beschrijving dient om richting te geven aan
de wijze van uitvoering van de inrichting van de openbare ruimten en
als indicatie voor het stellen van nadere eisen en de toepassing van
de vrijstellings-, wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheid. De op de
afzonderlijke bestemmingen betrekking hebbende beschrijving in
hoofdlijnen is opgenomen bij de betreffende bestemming.
Zowel de inrichting van de openbare ruimte als de bebouwing dienen
in overeenstemming te zijn met de beschrijving in hoofdlijnen. De in
de beschrijving opgenomen criteria ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur zijn bindend voor het gemeentebestuur. Voor het
handelen van burgers is de toetsing aan de beschrijving in hoofdlijnen
beperkt tot het bouwen, het uitvoeren van werken en
werkzaamheden, indien daarvoor een vergunning nodig is. Voor het
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
53
...................................................................
gebruik is de binding aan de beschrijving in hoofdlijnen alleen
aanwezig indien in de voorschriften een duidelijke relatie met de
beschrijving in hoofdlijnen is gelegd.
Additionele voorzieningen
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming
staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen,
bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten
behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van
de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers,
waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat
dit uitdrukkelijk is vermeld.
Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere
regeling in het algemeen niet nodig. Voorzover uitsluiting of een
nadere regeling gewenst is, kan dit uitdrukkelijk in de voorschriften
worden vermeld. Indien dergelijke voorzieningen beperkingen met
zich meebrengen, kan dat in onderling overleg tussen
belanghebbenden worden geregeld.
Onder de zogenaamde getolereerde activiteiten zijn ingevolge
Kroonjurisprudentie niet begrepen grootschalige voorzieningen, zoals
het landelijk net van aardgasleidingen met een druk van 20 bar en
meer en hoogspanningsleidingen. Voor dergelijke leidingen dient een
regeling te worden opgenomen. In het plangebied komen deze
leidingen niet voor.
6.2
Plansystematiek
6.2.1 Algemeen
Hoofdopzet
Over de plansystematiek heeft op 29 april 1999 een raadsconferentie
plaatsgevonden, waarbij verschillende mogelijkheden de revue zijn
gepasseerd. De raad heeft een voorkeur uitgesproken voor een plan,
waarin geen onderscheid wordt gemaakt in hoofd- en bijgebouwen en
waar de bouwmogelijkheden zijn vastgelegd in bouwstroken. In het
plan is daarbij uitgegaan van ruim bemeten bouwstroken, zodat de
burgers in het algemeen vrij ruime mogelijkheden hebben om hun
pand te vergroten en het aantal vrijstellings- en artikel 19-procedures
kan worden beperkt. Deze procedures zouden in de toekomst dan ook
uitsluitend incidenteel moeten worden toegepast.
In het voorliggende plan is in het algemeen bij vrijstaande woningen
uitgegaan van een diepte van de bouwstrook van 15 meter en bij
andere woningen van 12 meter. Bij panden die in de huidige situatie
niet binnen een strook van 12 of 15 meter passen, is aansluiting
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
54
...................................................................
gezocht bij de bestaande situatie. Deels zijn schuren achter woningen
daarbij als ondergeschikt gebouw beschouwd. In de oudere
dorpsdelen zijn daarnaast aanvullende eisen gesteld aan
karakteristieke gebouwen en aan de gevelbreedte. Daarop wordt in
het navolgende nader ingegaan.
Om de doelstelling van handhaving van de bestaande beeldkwaliteit
te ondersteunen wordt het bestemmingsplan gecombineerd met een
beeldkwaliteitsplan, dat zelfstandig door de raad wordt vastgesteld.
Het beeldkwaliteitsplan heeft alleen betrekking op de oudere
dorpsdelen en omvat richtlijnen ten aanzien van de bebouwing in
relatie met de openbare ruimte. Daarbij gaat het onder andere om:
het type woningen;
de horizontale en verticale geleding van straatwanden;
goot- en bouwhoogtes, kapvormen en nokrichtingen;
architectonische accenten;
de situering van gevels ten opzichte van de openbare ruimte;
kleur- en materiaalgebruik bij gebouwen;
erfafscheidingen en hagen.
verschillen in kappen en nokrichtingen aan de Dorpsstraat
Deels zijn deze richtlijnen aanvullend op het bestemmingsplan (bij
voorbeeld ten aanzien van de geleding), deels gaat het om richtlijnen
die niet in het bestemmingsplan mogen worden opgenomen
(architectonische accenten, kleur- en materiaalgebruik). De
genoemde richtlijnen dienen als toetsingskader voor het
welstandstoezicht en zullen worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. De welstandsrichtlijnen komen tot stand in een
interactief proces met de betrokken bewoners. Het beeldkwaliteitsplan
is in een aparte publicatie ondergebracht.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
55
...................................................................
Op de plankaart zijn binnen verschillende bestemmingen panden als
“karakteristiek” gekwalificeerd. Hieronder vallen naast de
Rijksmonumenten (Allemanskerk, Rechthuis) een aantal panden van
na 1850. Criterium voor deze aanduiding is dat het om panden moet
gaan die zowel qua bouwvorm als qua detaillering oorspronkelijk zijn,
waarbij zij door hun forse bouwvorm een zodanige uitstraling op de
wijdere omgeving hebben dat zij beeldbepalend zijn voor het dorp of
waarbij zij door hun voorkomen in samenhang met andere
(waardevolle) bebouwing beeldbepalend zijn voor het dorp.
Als achtergrondinformatie voor de beoordeling van panden na 1850
zijn gegevens uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP)
gebruikt. Hierbij moet worden opgemerkt dat het MIP een brede
inventarisatie van mogelijk beschermingswaardige panden vormt. Het
MIP zal gevolgd worden door het Monumenten Selectie Project; dit
MSP is momenteel in procedure.
Voor de als “karakteristiek” gekwalificeerde panden geldt dat
gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande bouwvorm.
Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe bij bouwplannen
nadere eisen stellen.
Seksinrichtingen
Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod uit het strafrecht gehaald. Dat
betekent dat voortaan op gemeentelijk niveau beleid ten aanzien van
“seksinrichtingen” moet worden gevoerd. In bestemmingsplannen zal
moeten blijken of en zo ja waar seksinrichtingen worden toegelaten. In
verband hiermee is in de gemeente Langedijk het “Paraplubestemmingsplan Prostitutiebeleid” opgesteld. Hierin wordt bepaald
dat seksinrichtingen, behoudens vrijstelling op basis van artikel 19 van
de W.R.O., in de gehele gemeente zijn uitgesloten. In het
voorliggende bestemmingsplan is daarop aangesloten.
6.2.2 Bestemmingen
In het plan is een onderscheid gemaakt in de volgende
bestemmingen:
Woondoeleinden I;
Woondoeleinden II;
Bedrijventerrein;
Maatschappelijke instellingen;
Detailhandel;
Groenvoorzieningen;
Sportterrein;
Agrarisch gebied;
Verblijfs- en verkeersdoeleinden;
Wegverkeer;
Water;
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
56
...................................................................
-
Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein,
recreatie- en groenvoorzieningen.
In het navolgende komen deze bestemmingen aan de orde.
Bestemming
Aanduiding specifieke
functies
Woondoeleinden I
De bestemming “Woondoeleinden I” betreft de oudere dorpsdelen:
Dorpsstraat, Spoorstraat, Laanweg, Ambachtsdijk, Nijverheidsstraat,
Schuitemaker, Engelenburg, Kroonstraat, Liefdelaan en delen van de
Voorburggracht. In dit gebied heeft het bestemmingsplan een
conserverend karakter: de bestaande, historisch bepaalde
karakteristiek van bebouwing en openbare ruimte moeten worden
gehandhaafd. Zoals eerder aangegeven is voor dit deel van
Oudkarspel ter ondersteuning van deze doelstelling een
beeldkwaliteitsplan opgesteld.
De bouwvlakken binnen deze bestemming zijn zodanig gesitueerd,
dat bestaande zichtlijnen zo veel mogelijk in tact blijven. In de praktijk
is dit echter moeilijk af te dwingen: door beplanting kunnen de
zichtlijnen alsnog worden onderbroken.
Binnen de bestemming “Woondoeleinden I” zijn aanduidingen
opgenomen voor detailhandel, horeca, bedrijven en maatschappelijke
instellingen. Dit met uitzondering van de grotere bedrijven en
maatschappelijke instellingen aan de Dorpsstraat, die een eigen
bestemming hebben gekregen. De binnen de bestemming
“Woondoeleinden I” aangeduide detailhandel, horeca, bedrijven en
maatschappelijke instellingen zijn slechts toegestaan in combinatie
met de woonfunctie. Binnen de aanduiding bedrijven zijn toegestaan:
bedrijven uit de VNG-milieucategorie 1 en 2;
bestaande bedrijven uit zwaardere milieucategorieën, waarbij
deze bedrijven specifiek zijn aangeduid.
De laatstgenoemde categorie kan zich handhaven en kan ook binnen
het op de plankaart aangegeven bouwvlak uitbreiden. Als een bedrijf
uit een zwaardere milieucategorie sluit, zijn er de volgende
mogelijkheden:
er vestigt zich een bedrijf uit dezelfde branche, in combinatie met
een (bedrijfs)woning;
er vestigt zich een andersoortig bedrijf met (bedrijfs)woning,
waarbij alleen bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn
toegestaan;
het perceel krijgt uitsluitend een woonfunctie.
In een klein aantal gevallen is bij een bedrijf binnen de bestemming
Woondoeleinden I geen woning aanwezig. De realisatie van een
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
57
...................................................................
woning bij of ter plekke van deze bedrijven is mogelijk op basis van
een vrijstelling op de bepaling dat het aantal woningen binnen de
bestemming niet mag worden vergroot.
Op de locatie Tivoli zijn conform eerdere afspraken detailhandel,
daghoreca, wonen en zakelijke voorzieningen toegestaan. In eerste
instantie was detailhandel in de vorm van een supermarkt voorzien.
Omdat de supermarkt op de eerder genoemde locatie op de hoek van
Zaagmolenweg en Voorburggracht komt, is dit waarschijnlijk niet
langer een haalbare optie. Wel blijft detailhandel in algemene zin
toegestaan. Daarnaast is ook de vestiging van maatschappelijke
instellingen acceptabel.
voormalige supermarkt Dorpsstraat
Bij vrijstelling is de vestiging van een gelimiteerd aantal nieuwe
bedrijven en voorzieningen toegestaan:
5 detailhandelsbedrijven met elk maximaal 150 m²
bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat tussen
Lourens Bogtmansstraat en N504 en
5 bedrijven uit milieucategorie 1 of 2 met een
bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 200 m² in de hele
Dorpsstraat en
5 maatschappelijke instellingen in de Dorpsstraat.
Daarbij geldt een aantal voorwaarden ten aanzien van de effecten
voor de bestaande detailhandelsstructuur, de verkeersaantrekkende
werking en de hinder voor omwonenden.
De kolfbaan heeft conform de huidige bestemming de aanduiding
“bedrijf”. Zoals eerder aangegeven vindt nader onderzoek plaats naar
de mogelijke bestemming van dit pand. In dit verband is tevens de
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
58
...................................................................
aanduiding maatschappelijke instelling toegevoegd. De sloten ten
noorden en ten zuiden van de Spoorstraat zijn als zodanig aangeduid
Bebouwing
Het bebouwingsbeeld binnen de bestemming wordt gekenmerkt door
vrijstaande bebouwing in één bouwlaag met lage goothoogte en steile
kap, zij het dat incidenteel ook bebouwing in twee bouwlagen en plat
afgedekte bebouwing voorkomt (zie voor een verklaring van de
gehanteerde stedenbouwkundige begrippen bijlage 5 bij deze
toelichting). Deze karakteristiek zal moeten worden gehandhaafd. Met
het oog op het behoud van de geleding van de straatwanden in
individuele panden is bepaald dat wat betreft de gevelbreedte moet
worden aangesloten bij de bestaande gevelbreedte. In het algemeen
is achter de bestaande gebouwen, maar binnen de bestaande
gevelbreedte nog enige ruimte voor uitbreiding. Buiten de bestaande
gevelbreedte, maar binnen de aanduiding “te bebouwen erven” is wel
de bouw mogelijk van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zowel
binnen het bouwvlak als daarbuiten. Het ondergeschikte karakter van
deze bebouwing blijkt uit een lage goot- en bouwhoogte (3
respectievelijk 4,5 meter) en de maximale omvang ervan (50 m² per
bouwperceel). Voor het hele bouwperceel geldt dat niet meer dan
50% mag worden bebouwd.
Bovendien is bij vrijstelling de verbreding van de gevelbreedte (zie
bijlage 5) mogelijk, mits sprake blijft van een eenduidige kapvorm per
bouwperceel. Panden kunnen worden vergroot in zijwaartse richting
bijvoorbeeld indien gebruik wordt gemaakt van aankappingen of
indien een bredere kap wordt gerealiseerd. In het relatief dicht
bebouwde gebied binnen de bestemming “Woondoeleinden I” is
daarbij tevens de eis opgenomen dat een minimale afstand van
1 meter tot de perceelgrens aanwezig blijft. Bij bestaande plat
afgedekte woningen is bij vrijstelling vergroting van de gevelbreedte
zonder kap toegestaan. De vrijstelling voor vergroting van de
gevelbreedte wordt niet verleend voor de met "karakteristiek"
aangegeven panden.
Ter bescherming van de bestaande karakteristiek van de bebouwing
aan de Dorpsstraat kunnen Burgemeester en Wethouders tevens
eisen dat de voorgevel in de op de plankaart aangegeven gevellijn
wordt geplaatst. Aan de zijde van de Achterburggracht en de
Ringvaart is met het oog op het bebouwingsbeeld en de beoogde
recreatieve functie van deze wateren een zone van 3 meter vanaf de
waterlijn bebouwingsvrij gelaten. Dit is aangegeven op de plankaart
Hier mogen dus geen (vergunningplichtige) bouwwerken worden
gebouwd. Bestaande hoofdgebouwen binnen 3 meter van de waterlijn
zijn wel toegestaan.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
59
...................................................................
Bestemming, bebouwing
Woondoeleinden II
De bestemming “Woondoeleinden II” betreft de naoorlogse
woongebieden. Voor de bestemmingsregeling is hierbij aansluiting
gezocht bij de regeling uit het conceptplan Sint Maarten. Hieruit is de
“matrix woondoeleinden” overgenomen, waarin voor vrijstaande en
dubbele woningen, rijenwoningen en gestapelde woningen
verschillende eisen worden gesteld aan het aantal aaneen te bouwen
woningen, het aantal bouwlagen, de goot- en bouwhoogte en de
dakhelling. De matrix “woondoeleinden” is in bijlage 2 bij de
voorschriften opgenomen.
Binnen de bestemming “Woondoeleinden II” zijn in de matrix waarden
vastgelegd voor alle gebouwen binnen de bouwstrook, inclusief aanen uitbouwen en bijgebouwen. Buiten de bouwstrook mogen
daarnaast binnen de gebieden met de aanduiding “te bebouwen
erven” aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een gezamenlijke
oppervlakte van 50 m² worden gebouwd. Restrictie is ook hier dat per
bouwperceel maximaal 50% mag worden bebouwd.
Bij percelen die aan water grenzen is, evenals bij de bestemming
Woondoeleinden I, binnen een zone van 3 meter vanaf de waterlijn
van de wateren in het gebied de bouw van (vergunningplichtige)
bouwwerken uitgesloten. Dit geldt zowel voor de gronden in de
omgeving van de bestemming water als die in de omgeving van de
aanduiding water. Omdat de oevers van deze wateren in het
algemeen onder de bestemming of de aanduiding vallen, zijn de
gevolgen voor de bouwmogelijkheden binnen de bouwvlakken en de
gebieden met de aanduiding “te bebouwen erven” in veel gevallen
gering.
Voor de woonwagens aan de Zaagmolenweg geldt een specifieke
regeling die aansluit op een recent ingediend bouwplan. De
oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag hierbij per
woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m² bedragen.
Aanduidingen groen, water
Binnen de bestemming vallen kleinschalige groen- en
speelvoorzieningen en de wateren in de woongebieden. Dit omdat dit
groen en water voornamelijk een functie hebben voor de
aangrenzende woongebieden.
Ontwikkelingslocaties
Binnen “Woondoeleinden II” valt de ontwikkelingslocatie aan de
Nijverheidsstraat. Hier is woningbouw mogelijk na wijziging en alleen
na aanleg van de in de paragraaf 5.1 genoemde geluidwerende
maatregelen. Vervangende woningbouw is verder mogelijk op het
perceel Voorburggracht 363.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
60
...................................................................
Bestemming
Bebouwing
Bedrijventerrein
De bestemming “Bedrijventerrein” betreft de vier grotere bedrijven in
het plangebied: houthandel Eecen, zuurkoolfabriek en
groentenverwerkend bedrijf Hart, het kantoor van De
Noordhollandsche en garagebedrijf Tesselaar. Op de betreffende
terreinen zijn, afhankelijk van de afstand tot woonbebouwing bedrijven
toegestaan uit de categorieën 1, 2 en 3 uit de als bijlage 1 bij de
voorschriften toegevoegde Staat van Bedrijven. Op de plankaart zijn
daartoe zones aangegeven voor de verschillende bedrijfscategorieën.
De bestaande bedrijven voldoen niet aan deze criteria en zijn daarom
nader als zodanig aangeduid. De betreffende bedrijven kunnen zich
handhaven en binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ook
uitbreiden – althans als de milieuvergunning van de betreffende
bedrijven dat toelaat. Ter plekke kunnen nieuwe bedrijven in dezelfde
branche zich blijven vestigen. Bedrijven uit andere branches, die zich
ter plekke willen vestigen, moeten voldoen aan de zoneringseisen.
De op de plankaart aangegeven bouwvlakken sluiten aan bij de
bestaande bedrijfsbebouwing. Binnen de bouwvlakken is in het
algemeen een beperkte uitbreiding mogelijk. De bestaande
windturbine op het terrein van Eecen wordt mogelijk gemaakt via een
specifieke bepaling, waarbij de bestaande hoogte ervan als
maatgevend wordt beschouwd.
Voor het gebied rondom garage Tesselaar geldt een
wijzigingsbevoegdheid richting wonen. Daarbij dient aan een aantal
stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden te worden voldaan. Bij
wijziging zal rekening moeten worden gehouden met de
waterbeheersfunctie van de waterlopen in en rond het gebied.
Maatschappelijke voorzieningen
Hieronder vallen de grotere maatschappelijke voorzieningen in het
plangebied: de Allemanskerk en het scholencomplex aan de
Voorburggracht. In beide gevallen is bij de afbakening van de
bouwvlakken rekening gehouden met recente en geplande
uitbreidingen.
Detailhandel
Naast de detailhandelsaanduidingen binnen “Woondoeleinden I” is
een specifieke bestemming “Detailhandel” gelegd op het toekomstige
pand van de supermarkt op de hoek van Zaagmolenweg en
Voorburggracht.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
61
...................................................................
Groenvoorzieningen
De bestemming “Groenvoorzieningen” betreft de omgeving van de
Barnewiel. Dit parkje heeft een functie voor heel Oudkarspel. De
overige groenvoorzieningen zijn aangeduid binnen de bestemmingen
“Woondoeleinden II” en “Sportterrein”.
Sportterrein
Deze bestemming betreft de sportvelden aan de zuidwestkant van het
dorp. Voor de bestemmingsregeling is aansluiting gezocht bij de
regeling in het conceptbestemmingsplan Sint Maarten.
Agrarisch gebied
Deze bestemming is toegekend aan het gebied aan de
noordwestzijde van het dorp dat een open karakter zal moeten
zicht op landelijk gebied vanaf Dorpsstraat (entree ijsbaan)
behouden en aan een deel van het gebied tussen de Laanweg en het
huidige tracé van de N504.
Verblijfs- en verkeersdoeleinden
De bestemming “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” omvat een groot
deel van het openbaar gebied in het plangebied. Hieronder vallen de
wegen, fiets- en voetpaden, parkeerterreinen, kleine
groenvoorzieningen en speelterreintjes in de woongebieden.
Uitgegaan wordt van handhaving van de bestaande situatie, maar als
er aanleiding is om het beloop van wegen of de omvang van
groenvoorzieningen te wijzigen, is dat mogelijk. Wel wordt burgers bij
herinrichting de mogelijkheid van inspraak geboden.
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de
aanleg van een doorgaande waterverbinding naar de
Achterburggracht aan de zuidkant van de N504.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
62
...................................................................
Ontsluiting van de polder tussen Eecen en Spoorstraat is mogelijk via
de toegang naar de ijsbaan aan de Dorpsstraat en het bestaande pad
aan de oostkant van de Spoorstraat.
Wegverkeer
De wegen met een doorgaande functie vallen onder de bestemming
“Wegverkeer”. Hieronder vallen de Voorburggracht, de Westelijke
Randweg, de Woudmeerweg, de Zaagmolenweg en de noordelijke
wegkant van de N504, waar mogelijk geluidwerende voorzieningen
zullen worden gerealiseerd.
Water
Het water met een structurele betekenis voor de (kleine) watersport
(Achterburggracht, Ringvaart, water ten noorden van Eecen), met een
recreatieve en cultuurhistorische betekenis (Barnewiel) danwel door
het Waterschap Groot Geestmerambacht als “hoofdwaterloop” is
aangemerkt (zie paragraaf 5.2) heeft de bestemming “Water”
gekregen. Kleinere waterlopen zijn binnen de betreffende
bestemmingen op de plankaart aangeduid met “sloten en vijvers”.
Uit te werken bestemming bedrijventerrein, recreatie- en
groenvoorzieningen.
Zoals eerder aangegeven vindt met Houthandel Eecen nader overleg
plaats over de inrichting van het noordelijk en oostelijk deel van het
terrein van dit bedrijf. In het kader van de aanleg van Blauwe Loper
zullen langs het water mogelijk natuuroevers en aanlegmogelijkheden
voor recreatievaartuigen komen. Daarnaast kan ruimte worden
geschapen voor (extra) speelvoorzieningen en voor bedrijven. Ten
behoeve van de ontwikkeling van het terrein zal het eerder opgestelde
“Masterplan Eecen” op onderdelen moeten worden aangepast. Doel
daarbij is om tot een zorgvuldige afstemming van de diverse functies
te komen. In de uitwerkingsregels zijn daarvoor bepalingen
opgenomen, die onder andere inhouden dat
een strook van ten minste 30 meter vanaf de oever van het
Waartje wordt ingericht als ecologische zone met recreatief
medegebruik;
ten hoogste 100 meter van de oevers voor tijdelijke
aanlegplaatsen mag worden benut;
ten hoogste 1 hectare voor speelvoorzieningen mag worden
ingericht;
ten hoogste 50% van het gebied als bedrijventerrein mag worden
ingericht;
bedrijventerrein en recreatieve voorzieningen pas mogen worden
gerealiseerd na de aanleg van de tweede terreinontsluiting in het
verlengde van de Zaagmolenweg.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
63
...................................................................
6.3
Afstemming op andere wetten en verordeningen
Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel
vergunningenstelsel te voorkomen, is in de bijzondere bepalingen ten
aanzien van een aantal wetten en/of verordeningen aangegeven hoe
het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen
regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid zoals dat met het
bestemmingsplan wordt nagestreefd.
Dit betreft:
de Woningwet (aanvullende werking bouwverordening);
de Wet op de openluchtrecreatie (bijzondere vormen van
kamperen).
a.
Aanvullende werking bouwverordening
In gevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de
voorschriften uit de bouwverordening en die van het bestemmingsplan
de voorschriften uit de bouwverordening buiten toepassing. Regelt het
bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp dan blijven de
voorschriften uit de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het
bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien
het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bij voorbeeld ten
aanzien van de hoogte van andere bouwwerken. De vraag is dan of
de specifieke regeling uit de bouwverordening over bij voorbeeld
erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van
duidelijkheid is aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit
de bouwverordening van toepassing blijven.
b.
Wet op de openluchtrecreatie
In de Wet op de openluchtrecreatie is voor bijzondere vormen van
kamperen een vrijstelling of ontheffing mogelijk van het verbod om
buiten een kampeerterrein te mogen kamperen. Deze vrijstelling of
ontheffing is voor een aantal vormen alleen mogelijk indien het
bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet. In het plangebied zijn
dergelijke vormen van kamperen ongewenst. Dit betekent dat het plan
zich verzet tegen deze bijzondere vormen van kamperen.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
64
...................................................................
7
Economische uitvoerbaarheid
Of de bouwmogelijkheden op de invullocaties worden benut is
afhankelijk van particulier initiatief. De gemeente zal hierbij geen
initiërende rol vervullen. Aangenomen mag worden dat als een locatie
tot ontwikkeling wordt gebracht, hiervoor een sluitende exploitatie
mogelijk is.
.................................................
.122.00.03.01.00.toe
65
...................................................................
8
Overleg en inspraak
Op de overleg- en inspraakreacties op het conceptontwerpbestemmingsplan Oudkarspel wordt in een aparte band
ingegaan. Deze band vormt een integraal onderdeel van het
voorliggende plan.
....................................................................
122.00.03.01.00.toe
67
. ................................................
Voorschriften
.................................................
122.00.03.01.00.vrs
. ................................................
Inhoudsopgave
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
Artikel 2
Wijze van meten
3
3
7
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3
Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Artikel 4
Woondoeleinden I
Artikel 5
Woondoeleinden II
Artikel 6
Bedrijventerrein
Artikel 7
Maatschappelijke voorzieningen
Artikel 8
Detailhandel
Artikel 9
Groenvoorzieningen
Artikel 10 Sportterrein
Artikel 11 Agrarisch gebied
Artikel 12 Verblijfs- en verkeersdoeleinden
Artikel 13 Wegverkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O.
bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen.
9
9
11
18
23
28
30
32
34
36
38
41
43
Bijzondere bepalingen
Artikel 16 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Artikel 17 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de
openluchtrecreatie
Artikel 19 Algemene vrijstellingen
Artikel 20 Wijzigingsbepalingen
Artikel 21 Overgangsbepalingen
Artikel 22 Slotbepaling
51
51
45
52
54
55
56
57
Staat van Bedrijven
Matrix Woondoeleinden II
..................................................
122.00.03.01.vrs
. ................................................
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
a.
het plan:
het bestemmingsplan Oudkarspel van de gemeente Langedijk;
b.
de plankaart:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 3 bladen,
waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden
zijn aangewezen;
c.
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde
bestemming;
d.
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een
bestemmingsvlak;
e.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een standplaats);
f.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
g.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
h.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
3
. ................................................
i.
bouwvlak:
een op de plankaart door bouwgrenzen en/of gevellijnen
omsloten vlak;
j.
bouwgrens/gevellijn:
een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn;
k.
indelingslijn:
een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve
van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het
oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
l.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
m.
bestaand:
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien
krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de
aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van
het betreffende gebruiksverbod;
n.
peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de
weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter
plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
o.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging constructie
en/of afmetingen, en gelet op de bestemming, als belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken;
p.
aan-/uitbouw:
een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm
daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie
en /of afmeting daaraan ondergeschikt is;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
4
. ................................................
q.
bijgebouw:
een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie
en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.
r.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting
van één afzonderlijk huishouden;
s.
woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een
standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden
verplaatst
t.
woonschip:
elk drijvend en anderszins geheel of in hoofdzaak in water
geplaatst voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning
gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in
aanbouw is;
u.
ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een
vaartuig;
v.
aan huis verbonden beroep:
een praktijkruimte, kantoor, atelier of kapsalon, schoonheidssalon
of hondentrimsalon en naar aard daarmee gelijk te stellen
functies, welke in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en die
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
w.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet
op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
x.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of
waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
y.
gevelbreedte:
de breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
5
. ................................................
z.
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van
maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
aa. café:
een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat
tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet
alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als
nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet
ter plaatse bereid;
bb. restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit
het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
cc. daghorecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van koffie,
thee, frisdranken, kleine maaltijden en dergelijke voor consumptie
ter plaatse;
dd. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
ee. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een
prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
6
. ................................................
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk,
ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet
meegerekend;
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het
boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel,
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet
meegerekend;
c.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
voorzover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven,
is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van
afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van gebroken
kapvormen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de
noklijn zijn gelegen;
d.
de oppervlakte van een bouwwerk:
buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven
peil meegerekend;
e.
de inhoud van een bouwwerk:
boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van
een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons,
galerijen, trappen, overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1,5 m
bedraagt.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
7
. ................................................
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3
Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Algemeen
De beschrijving in dit artikel is beperkt tot de algemene regels voor de
toepassing van nadere eisen en vrijstellingen en de afstemming op
andere wetten en verordeningen en geldt voor alle bestemmingen.
Voorzover ten behoeve van de afzonderlijke bestemmingen een
beschrijving in hoofdlijnen noodzakelijk is geacht, is deze opgenomen
bij het betreffende artikel.
Toepassing van nadere
eisen
De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend
worden gesteld met het oog op de bevordering van de samenhang
van het stedenbouwkundige beeld en het voorkomen van
onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden;
het bebouwingsbeeld;
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
de verkeersveiligheid.
De nadere eisen hebben geen betrekking op de bouwwerken
genoemd in artikel 43 van de Woningwet (vergunningvrije
bouwwerken).
Toepassing
vrijstellingsbevoegdheden
De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden dient beperkt te
blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting
plaats mag vinden van:
de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden;
het bebouwingsbeeld;
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
de verkeersveiligheid.
Bij de toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid wordt voldaan aan
de volgende procedurebepalingen:
het voornemen om vrijstelling te verlenen wordt gepubliceerd in
een of meer dag- of nieuwsbladen;
het voornemen met de bijbehorende stukken liggen gedurende 2
weken ter inzage;
belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van
terinzagelegging, bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk
zienswijzen tegen het voornemen kenbaar maken;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
9
. ................................................
-
Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een
beslissing inzake de zienswijzen en delen deze aan betrokkenen
en belanghebbenden mee.
Toepassing
wijzigingsbevoegdheid
Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een
zorgvuldige inpassing in de stedenbouwkundige structuur te worden
gewaarborgd.
Waterschap
Inrichting en beheer van water, oevers, boezemwaterkeringen en
waterstaatkundige voorzieningen vinden plaats met inachtneming van
de bepalingen van het Keur van het Waterschap GrootGeestmerambacht. Dit houdt onder andere in dat voor het bouwen
binnen 8 meter van de waterlijn vanaf de wateren met de bestemming
“water” ontheffing noodzakelijk is van het Waterschap. Bij activiteiten
waarbij belangen van het Waterschap en het Hoogheemraadschap
een rol spelen, vindt overleg plaats met deze instanties.
Archeologische en
cultuurhistorische waarden
In het gebied dat op toelichtingskaart 2 is aangegeven als
“archeologisch vlak van hoge waarde” streeft de gemeente naar
behoud van de archeologische waarden. In voorkomende gevallen
wordt de gelegenheid geboden om vooraf archeologisch onderzoek te
verrichten. In de gebieden die op toelichtingskaart 2 zijn aangeduid
met “historische geografie, wegenpatroon van hoge waarde” en
“historische geografie, boezemwater van hoge waarde” streeft de
gemeente naar handhaving van de historisch-geografische
kenmerken, zoals die uiting komen in het profiel van wegen en
waterlopen en het reliëf.
Integrale Nota LPG 1984
Binnen de op de plankaart aangegeven “zone vulpunt LPG” gelden de
bepalingen ten aanzien van bouwen en gebruik van gronden uit de
“Integrale nota LPG 1984” van het Ministerie van VROM.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
10
. ................................................
Artikel 4
Woondoeleinden I
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “woondoeleinden I” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
wonen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan
huis verbonden beroep;
detailhandel in combinatie met de woonfunctie, voorzover de
gronden zijn aangeduid met “detailhandel” (d);
café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover
de gronden zijn aangeduid met “café/restaurant” (c);
hotel/café/restaurant in combinatie met de woonfunctie,
voorzover de gronden zijn aangeduid met “hotel/café/
restaurant (h);
een daghorecabedrijf voorzover de gronden zijn aangeduid
met “daghoreca” (s);
bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze
voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, in
combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “bedrijven” (b), alsmede voor:
een lasbedrijf, voorzover de gronden nader zijn
aangeduid als “lasbedrijf” (bl);
een landbouwmechanisatiebedrijf, voorzover de
gronden nader zijn aangeduid als
“landbouwmechanisatiebedrijf” (bm);
een grootschalige bakkerij, voorzover de gronden nader
zijn aangeduid als “bakkerij” (bb);
maatschappelijke instellingen, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “maatschappelijke instellingen” (m);
volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid als
“volkstuinen” (vt);
sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “sloten en vijvers”;
groenvoorzieningen en/of speelterrein.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder en ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
11
. ................................................
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Beroepen aan huis
De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis
verbonden beroep, voorzover:
dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot
extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat
onevenredig wordt aangetast;
de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt dan
50 m2.
Bebouwingsbeeld
Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en
hoofdstructuur van het bestaande bebouwingsbeeld. Het
bebouwingsbeeld wordt bepaald door:
een grote afwisseling van bebouwing, zowel voor wat betreft
goothoogte, bouwhoogte en kapvorm als voor wat betreft
gevelbreedte, afstand tot de openbare ruimte en onderlinge
afstand;
overwegend vrijstaande bebouwing met lage goothoogte en
steile kap aan de Dorpsstraat, Ambachtsdijk, Spoorstraat,
Achterstraat, Laanweg, Kroonstraat, Liefdelaan,
Engelenburg, Nijverheidsstraat, Schuitemaker, voor een
deel gaat het daarbij om stolpboerderijen;
een overwegend verticale geleding van de straatwanden in
individuele panden;
incidenteel bebouwing in 2 bouwlagen (hiermee wordt
gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als
bebouwing in twee lagen wordt ervaren);
incidenteel aaneengebouwde woningen.
Situering bebouwing
De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige
structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het
wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Voor de op de
plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met
het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en
de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de
naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn.
Karakteristieke bebouwing
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm,
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
Beeldkwaliteit
Burgemeester en Wethouders hechten waarde aan handhaving
en versterking van de cultuurhistorische waarde van de
bebouwing en het bebouwingsbeeld binnen de bestemming. Om
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
12
. ................................................
die reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin is
aangegeven met welke aspecten bij de welstandstoetsing
rekening moet worden gehouden. In het beeldkwaliteitsplan
wordt aandacht besteed aan de verkaveling, het
bebouwingstype, het bebouwingsbeeld en de situering van
bebouwing.
Beplanting
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de
algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar
handhaving van de laanbeplanting langs de Spoorstraat.
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten
hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat
op de plankaart is aangegeven;
3. voor het aantal aaneen te bouwen woningen dient
aangesloten te worden bij het in de beschrijving in
hoofdlijnen van dit artikel aangegeven bebouwingsbeeld, bestaande hiervan afwijkende gebouwen
uitgezonderd;
4. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel
in deze gevellijn te worden gebouwd;
5. voor de gevelbreedte van de gebouwen dient
aangesloten te worden bij de bestaande gevelbreedte;
6. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen dienen ten
hoogste 3 m respectievelijk 7,5 m te bedragen, dan wel
de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer
bedragen;
7. gebouwd dient te worden met een kap, bestaande
hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd;
8. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een
aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte
hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen
en bijgebouwen, niet meer dan 50 m2 bedraagt.
Eisen aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
13
. ................................................
1.
2.
3.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend
gebouwd op de gronden aangegeven met “te
bebouwen erven”;
de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bouwperceel
ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, inclusief het
hoofdgebouw, niet meer dan 50% van het bouwperceel
mag worden bebouwd;
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan
respectievelijk 3 m en 4,5 m.
Eisen gebouwen op
volkstuinen
c.
Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden
de volgende bepalingen:
1. per volkstuin is één gebouw toegestaan;
2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden
bebouwd, met een maximum van 15 m²;
3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m
bedragen.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
d.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de
weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste
1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw ten hoogste 2 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de dakhelling van gebouwen, voorzover deze kleiner is dan
45° of groter is dan 60°;
b. de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel
moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde
van het bouwvlak;
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand;
d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
14
. ................................................
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in lid 1 voor het bouwen ten behoeve van
bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven
onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten
op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel
genoemde bedrijven in de voornoemde klassen;
b. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van
uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale
diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3e deel van
de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag; hierbij geldt dat de vrijstelling
uitsluitend wordt overwogen als de afstand tot de grens met
de bestemmingen “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” en
“Wegverkeer” minimaal 1,5 m bedraagt;
c. het bepaalde in lid 3 onder a.2 voor het vergroten van het
aantal woningen per bouwvlak in verband met de realisatie
van een woning bij of ter plekke van een bedrijf of instelling
waarbij op het moment van het ter inzage leggen van het
ontwerp het plan geen woning aanwezig was;
d. het bepaalde in lid 3, onder a.4;
e. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en zo nodig lid 3, onder a.1,
voor het vergroten van de gevelbreedte, mits:
sprake blijft van een eenduidige kapvorm per
bouwperceel;
de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een
bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden
van woningen ten minste 1 m bedraagt.
De vrijstelling wordt niet verleend voor de met
“karakteristiek" aangegeven panden;
f.
het bepaalde in lid 3, onder a.5 en a.7 en zo nodig lid 3
onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte in
combinatie met het bouwen zonder kap, mits:
sprake is van een bestaande plat afgedekte woning;
de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een
bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden
van woningen ten minste 1 m bedraagt;
g. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan perceelen erfafscheidingen, als bedoeld in artikel 43 van de
Woningwet bij rijks-, provinciale en gemeentelijke
monumenten;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
15
. ................................................
h.
6
het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte
van ten hoogste 3 m.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Algemene vrijstelling
a.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift
leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Vrijstelling categorie
bedrijven
b.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die
niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder
categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het
woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel
genoemde bedrijven in de voornoemde klassen.
Vrijstelling detailhandel
c.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 detailhandelsbedrijven met elk ten hoogste
150 m² bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat
tussen Lourens Bogtmansstraat en N504, in combinatie met
de woonfunctie.
Vrijstelling bedrijven
d.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de bij
deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van
Bedrijven met elk ten hoogste 200 m² bedrijfsvloeroppervlak.
Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de Dorpsstraat.
Vrijstelling
maatschappelijke
instellingen
e.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 maatschappelijke instellingen aan de
Dorpsstraat
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
16
. ................................................
Voorwaarden verlening
vrijstelling
f.
8
De onder c, d en e genoemde vrijstellingen worden slechts
verleend, als:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
bestaande detailhandels- en voorzieningenstructuur in
Oudkarspel;
nieuwe winkels, bedrijven en voorzieningen geen sterke
verkeersaantrekkende werking hebben;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
woongenot van bewoners van aangrenzende percelen.
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
17
. ................................................
Artikel 5
Woondoeleinden II
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “woondoeleinden II” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
wonen, waaronder begrepen:
W(v) en W(v)*
: vrijstaande woningen;
W(va) en W(va)* : vrijstaande of maximaal twee
aaneengesloten woningen;
W(a)
: rijenwoningen;
W(s)
: gestapelde woningen,
al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis
verbonden beroep;
een woonwagenstandplaats voor ten hoogste 3 standplaatsen voor woonwagens, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “woonwagenstandplaats” (ws);
volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid met
“volkstuinen” (vt);
groenvoorzieningen en/of speelterrein;
openbare nutsvoorzieningen;
sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “sloten en vijvers”.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Beroepen aan huis
De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis
verbonden beroep, voorzover:
dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot
extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat
onevenredig wordt aangetast;
de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt
dan 50 m2.
Bebouwingsbeeld
Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en
samenhang van het bestaande bebouwingsbeeld per straatzijde
of cluster. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door:
samenhang in het aantal aaneen gebouwde woningen, de
goothoogte en de dakhelling per straatzijde of cluster;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
18
. ................................................
-
-
overwegend bebouwing in één of twee bouwlagen met kap
(hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de
openbare ruimte als bebouwing in een of twee bouwlagen
wordt ervaren);
incidenteel bebouwing in 3 bouwlagen (hiermee wordt
gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als
bebouwing in drie lagen wordt ervaren).
Situering gebouwen
De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige
structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het
wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen.
Openbare ruimte
De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras
en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen.
De inrichting van de gronden aangeduid met “water” dient
overwegend te zijn bepaald door water.
3
Eisen gebouwen
Bebouwingsbepalingen
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het
wonen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste
het bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de
plankaart is aangegeven;
3. voor het bouwen van woningen, anders dan
woonwagens, gelden de aanwijzingen in de als bijlage 2
bij deze voorschriften gevoegde Matrix
Woondoeleinden II;
4. in afwijking van de Matrix Woondoeleinden II mag per
bouwperceel inclusief aan- en uitbouwen en
bijgebouwen binnen de bouwvlakken tot maximaal 40%
van de bebouwing plat worden afgedekt;
5. voor woonwagens gelden de volgende maten:
a. de maximale oppervlakte van het gebouw bedraagt
120 m²;
b. de maximale hoogte van het gebouw bedraagt 7
meter;
6. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan
huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte
hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen
en bijgebouwen, niet meer dan 50 m2 bedraagt.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
19
. ................................................
Eisen aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
1. binnen het bouwvlak gelden, met uitzondering van
woonwagens, de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij deze
voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II;
2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen daarnaast
worden gebouwd op de gronden met de aanduiding “te
bebouwen erven” en “woonwagenstandplaats”, waarbij
de volgende bepalingen gelden:
a. de gezamenlijke oppervlakte bij woningen bedraagt
per bouwperceel ten hoogste 50 m², met dien
verstande dat inclusief de bebouwing binnen het
bouwvlak niet meer dan 50% van het bouwperceel
mag worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per
woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m²;
c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan
respectievelijk 3 m en 4,5 m;
Eisen gebouwen op
volkstuinen
c.
Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden
de volgende bepalingen:
1. per volkstuin is één gebouw toegestaan;
2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden
bebouwd, met een maximum van 15 m²;
3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m
bedragen.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
d.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de
weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste
1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw ten hoogste 2 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de dakhelling van gebouwen met het oog op de samenhang
van kapvormen per straatzijde of cluster;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
20
. ................................................
b.
c.
5
de plaats van hoofdgebouwen in die zin dat de voorgevel
moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde
van het bouwvlak;
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van
uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale
diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3e deel van
de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag;
b. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien
van de goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen
(categorie W(s)), in die zin dat een maximale gootrespectievelijk bouwhoogte van 8,1 en 12,5 m kunnen
worden toegestaan;
c. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien
van zone A in die zin dat een bouwhoogte kan worden
toegestaan van 8,5 m;
d. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte
van ten hoogste 3 m.
6
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
21
. ................................................
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
9
Wijzigingsbevoegdheden
Wijzigingsbevoegdheid
locatie Nijverheidsstraat
a.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens I” wijzigen ten
behoeve van de bouw van maximaal 8 woningen en de
daarvoor benodigde infrastructuur. Bij wijziging van de
bestemming gelden de volgende bepalingen:
het plan moet vergezeld gaan van een goede
ruimtelijke onderbouwing;
de woning moeten een ruimtelijke kwaliteit toevoegen
aan de omgeving en samenhang vertonen;
het zal moeten gaan om dubbele of rijenwoningen,
waarbij de bepalingen uit de Matrix Woondoeleinden II
voor de categorieën W(va) en W(a) op de plankaart van
toepassing zijn;
de bouw van de woningen moet voor 1 januari 2013
plaatsvinden;
er moet een deugdelijke financiële onderbouwing aan
het plan ten grondslag liggen.
Procedureregel
b.
Op de voorbereiding van het onder a bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
22
. ................................................
Artikel 6
Bedrijventerrein
1
Toegelaten bedrijven
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “bedrijventerrein” aangewezen gronden
zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat in de
gebieden die zijn aangeduid met:
“1 en 2” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1
en 2;
“1 t/m 3 (50)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 of 3 met een gewenste afstand tot
milieugevoelige functies van maximaal 50 m;
“1 t/m/ 3 (100)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 met een gewenste afstand tot
milieugevoelige functies van 100 m,
zoals aangegeven in de bij deze voorschriften als bijlage 1
gevoegde Staat van Bedrijven,
alsmede voor:
een houtverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader
zijn aangeduid met “houtverwerkend bedrijf” (Bh);
een zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf,
voorzover de gronden nader zijn aangeduid met
“zuurkoolfabriek/groentenverwerkend bedrijf ” (Bz);
een kantoor, voorzover de gronden op de plankaart nader
zijn aangeduid met “kantoor” (Bk);
een autoshowroom met brandstofverkoop, inclusief LPG,
voorzover de gronden zijn aangeduid met “garagebedrijf”
(Bg);
waterstaatkundige voorzieningen;
water en oeverstroken.
Detailhandel
Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen,
voorzover deze detailhandel een geïntegreerd en ondergeschikt
deel uitmaakt van een productiebedrijf en/of een ambachtelijk
bedrijf, één en ander in of vanuit een verkoopruimte met een
vloeroppervlak van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2.
Artikel 41 Wgh
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder niet begrepen.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
23
. ................................................
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Gevellijn
Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken
wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door
bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar
plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven
gevellijn.
Karakteristieke gebouwen
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Ten aanzien van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gesitueerd, met uitzondering van gebouwen
met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste
50 m² per bestemmingsvlak;
2. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel
in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak te
worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van binnen een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste de op de
plankaart aangegeven hoogte;
4. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m
respectievelijk 4,5 m;
5. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd,
dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde
bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van
de zijdelingse perceelsgrens;
6. per bedrijf zijn ten hoogste het bestaande aantal
dienstwoningen toegestaan.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt de volgende bepaling:
de hoogte van de bestaande windturbine op het terrein
van het houtverwerkend bedrijf mag niet meer
bedragen dan de bestaande hoogte;
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
24
. ................................................
-
4
voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste
6 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceelen erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het
bouwvlak;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak;
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand.
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in:
a. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van bedrijven, die
weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel
toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar
hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat
gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in
voornoemde klassen;
b. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in auto's, auto-onderdelen, boten en caravans,
inclusief accessoires.
6
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving.
7
Algemene vrijstelling
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
a.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
25
. ................................................
leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Vrijstelling categorie
bedrijven
b.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die
niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare
klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en
naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te
stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde
klassen.
Vrijstelling detailhandel
c.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van
detailhandelsbedrijven in auto’s, auto-onderdelen, boten en
caravans, inclusief accessoires.
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
9
Wijzigingbevoegdheid
locatie Wijman
Wijzigingsbepaling
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens II” wijzigen ten
behoeve van de bouw van ten hoogste 20 woningen, nieuwe
infrastructuur, en groen- en speelvoorzieningen. Bij wijziging
van de bestemming gelden de volgende bepalingen:
het zal moeten gaan om vrijstaande, dubbele of
rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix
Woondoeleinden II voor respectievelijk de categorieën
W(va) en W(a) van toepassing zijn;
de woningen zullen moeten passen binnen de
plaatselijke stedenbouwkundige structuur;
er dient een bebouwingsvrije afstand van ten minste
80 m van het LPG-vulpunt in acht te worden genomen;
er dienen zodanige voorzieningen te worden getroffen
dat de waterhuishoudkundige functie van de sloten in
het gebied in stand blijft of wordt verbeterd.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
26
. ................................................
Procedureregel
2.
Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
27
. ................................................
Artikel 7
Maatschappelijke voorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “maatschappelijke voorzieningen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen;
daarmee samenhangende verkeers- en verblijfsdoeleinden;
water en oeverstroken.
Rond de Allemanskerk is de functie “begraafplaats” in de
bestemming begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Bebouwingsbeeld
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm,
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
Beplanting
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de
algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar
handhaving van de opgaande beplanting rond de Allemanskerk.
3
Eisen gebouwen
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een
gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per
bestemmingsvlak;
2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op
de plankaart aangegeven maten;
3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m
respectievelijk 4,5 m;
4. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd
dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
28
. ................................................
bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van
de zijdelingse perceelsgrens.
Eisen bouwwerken, die
geen bouwwerken zijn
b.
4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, met
dien verstande dat de hoogte van perceel- en
erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 7, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het
bouwvlak;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak.
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
29
. ................................................
Artikel 8
Detailhandel
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “detailhandel” aangewezen gronden zijn
bestemd voor detailhandel.
2
3
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een
gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de
plankaart aangegeven maten.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van luifels bedraagt ten hoogste 6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan
a. de plaats en bouwhoogte van gebouwen indien wordt
gebouwd buiten het bouwvlak;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
30
. ................................................
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
31
. ................................................
Artikel 9
Groenvoorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “groenvoorzieningen” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
voet- en fietspaden;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras
en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen.
3
Bebouwingsbepalingen
Gebouwen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouwen zijn
b.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal
6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de in lid 1
gegeven doeleindenomschrijving.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
32
. ................................................
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
33
. ................................................
Artikel 10
Sportterrein
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “sportterrein” aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
sportterreinen met bijbehorende sportgebouwen,
kleedgebouwen, kantines, tribunes;
groenvoorzieningen;
voet- en fietspaden;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen.
2
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de
sportterreinen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
2. ten hoogste een dienstwoning is toegestaan binnen het
op de plankaart met “dienstwoning toegestaan”
aangegeven bouwvlak;
3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op
de plankaart aangegeven maten.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8
meter bedragen;
2. de hoogte van lichtmasten voor sportveldverlichting
mag niet meer dan 16 meter bedragen;
3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8
meter bedragen;
4. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan de plaats van
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
34
. ................................................
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt
buiten het bouwvlak.
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 2, sub a, onder 1 voor:
de bouw van een tribune met een maximale oppervlakte van
300 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
de bouw van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van de
sportterreinen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte
van 50 m² voor de gehele bestemming en een maximum
goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 4,5 m.
6
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
35
. ................................................
Artikel 11
Agrarisch gebied
1
Doeleindenomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn
bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met
dien verstande dat houtteelt, boomkwekerijen en boomgaarden
niet in de bestemming zijn begrepen.
In deze bestemming zijn tevens begrepen water en oeverstroken,
alsmedeleidingen, duikers, en andere bouwwerken ten behoeve
van waterbeheersing, nutsvoorzieningen, de geleiding,
beveiliging of regeling van het verkeer en transport- en
energieleidingen.
In de bestemming is mestopslag met een omvang van meer dan
1 m3 niet begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Gestreefd wordt naar het handhaven van de open zichtrelatie
vanaf de Voorburggracht tussen de huisnummers 451 en 467
naar het open landelijk gebied ten westen van Oudkarspel en
andersom vanaf de Westelijke Randweg naar het bebouwingslint
aan de Voorburggracht en de Dorpsstraat.
3
4
Bebouwingsbepalingen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
b.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt
dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken als genoemd in
artikel 43 van de Woningwet zijn toegestaan.
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van:
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
36
. ................................................
a.
b.
5
het bepaalde in lid 3, sub a voor de bouw van niet voor
bewoning bestemde gebouwen van lichte constructie,
noodzakelijk voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf,
zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en
naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits:
de oppervlakte niet meer dan 40 m2 bedraagt;
de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
het bepaalde in lid 3, sub b voor wat betreft de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, de waterbeheersing
en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de
bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen. De
vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan
begrepen belangen met betrekking tot het wonen en het
landschap.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
37
. ................................................
Artikel 12
Verblijfs- en verkeersdoeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “verblijfs- en verkeersdoeleinden”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfs- en verkeersdoeleinden;
parkeervoorzieningen;
speel- en groenvoorzieningen;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de in de bestemming opgenomen gronden dient
met name afgestemd te zijn op een verblijfsfunctie en op de
ontsluiting van de aangrenzende gronden. Het gebruik van de
gronden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen is in
de bestemming begrepen.
Voor de gehele bestemming geldt dat bij de inrichting rekening
moet worden gehouden met voldoende parkeerplaatsen. Voor
bedrijven en instellingen vindt een afstemming tussen
parkeerplaatsen op eigen terrein en op openbaar terrein plaats
op basis van de bouwverordening.
Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het
bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting, uitgezonderd
ondergeschikte aanpassingen. Daar waar de gemeente
herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere
belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken.
De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn
daarbij van toepassing.
De bestaande verhouding tussen verharding en groen dient
overwegend te worden gehandhaafd.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
38
. ................................................
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal
6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 12, lid 2, nadere eisen stellen aan
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
39
. ................................................
8
Wijzigingsbepaling
Wijzigingsbevoegdheid
Achterburggracht
a.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens III” wijzigen ten
behoeve van de aanleg van een doorgaande waterverbinding voor de recreatievaart naar de Achterburggracht
aan de zuidzijde van de N504.
Procedureregel
b.
Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
40
. ................................................
Artikel 13
Wegverkeer
1
Doeleindenomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor “wegverkeer” zijn
bestemd voor de volgende doeleinden:
wegen;
parkeerstroken;
voet- en fietspaden;
bermen, water en bermsloten;
groenvoorzieningen;
geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen
en -schermen;
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor een LPG-vulpunt voorzover de gronden zijn
aangeduid met “LPG-vulpunt”.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient
met name te zijn gericht op een goede doorstroming van het
verkeer.
Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het
bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting. Daar waar de
gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en
andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te
spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke
inspraakverordening zijn daarbij van toepassing.
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouw zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43
van de Woningwet.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
41
. ................................................
-
4
de bouwhoogte van bouwwerken voor de
verkeerstechnische uitrusting bedraagt maximaal 8 m;
de bouwhoogte bedraagt voor het overige niet meer
dan 2 m.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving.
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
42
. ................................................
Artikel 14
Water
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “water” aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. water en oeverstroken;
b. de bestaande vaste en beweegbare oeververbindingen.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De bestaande indeling is voor wat betreft de waterlijn
maatgevend, met dien verstande dat op ondergeschikte punten
hiervan kan worden afgeweken.
Het gebruik van oeverstroken ten behoeve van aangrenzende
gronden is in de bestemming begrepen voorzover het ruimtelijk
beeld daardoor niet wordt aangetast.
3
4
Bebouwingsbepalingen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt, dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43
van de Woningwet.
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 14, lid 2, vrijstelling verlenen van
het bepaalde in lid 1 voor de aanleg van nieuwe oeververbindingen over de Achterburggracht en de Ringvaart.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
43
. ................................................
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Aanlegvergunningen
8
Voorschriften betreffende uitvoering van werken en
werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en
Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen, vervangen en aanbrengen van
oeverbeschoeiingen.
b.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor
normale onderhoudswerkzaamheden.
c.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts
geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de
werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
het overwegend groene karakter van de oevers;
de onbelemmerde doorvaart.
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7 wordt aangemerkt
als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
44
. ................................................
Artikel 15
Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein,
recreatie- en groenvoorzieningen.
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als “Uit te werken bestemming ex artikel 11
W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg van een
bedrijventerrein, recreatievoorzieningen, groenvoorzieningen en
water met de daarbij behorende infrastructurele,
waterstaatkundige en additionele voorzieningen, bouwwerken,
werken en werkzaamheden.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Bij de realisering van de bestemming worden de volgende
doeleinden nagestreefd:
Bedrijventerrein
-
Recreatieve voorzieningen
-
-
Natuur en groen
-
Water
-
de realisatie van een bedrijventerrein in aansluiting op het
bestaande bedrijventerrein;
handhaving en uitbreiding van de bestaande
speelvoorzieningen;
realisering van aanleggelegenheid voor recreatievaartuigen
met de daarbij behorende aanvullende voorzieningen zoals
sanitair;
aanleg en bouw van aanvullende voorzieningen voor
recreanten;
aanleg van recreatieve wandel- en fietsroutes;
realisatie en behoud van natuurlijke oevers met bos als
onderdeel van een ecologische verbindingszone langs de
oevers van Het Waartje en de waterloop aan de noordzijde
van het terrein;
het realiseren van water met een ecologische functie en een
functie als waterberging.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
45
. ................................................
3
Uitwerkingsregels ex artikel 11 W.R.O.
a.
Ecologisch onderzoek
Ecologische zone
Recreatieve voorzieningen
Gebouwen
Overleg Waterschap
Bedrijventerrein
Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit
met inachtneming van het bepaalde in lid 2 en de volgende
uitwerkingsregels:
1. Voorafgaand aan de uitwerking vindt ecologisch
onderzoek plaats dat inzicht biedt in de bestaande
ecologische waarde van het gebied binnen de
bestemming; het ontwikkelingsplan voor het gebied zal
erop gericht moeten zijn deze bestaande waarden zo
veel mogelijk te handhaven en te beschermen.
2. Langs de oevers van Het Waartje en de noordelijke
waterloop wordt een zone van ten minste 30 m
ingericht als ecologische zone met recreatief
medegebruik.
3. Ten hoogste 100 strekkende meter van de oevers mag
worden benut voor de realisatie van aanlegplaatsen
voor dagrecreanten, met inachtneming van het
overwegend groene karakter van de oevers; de
realisatie van vaste ligplaatsen voor recreatievaartuigen
of woonschepen is uitgesloten.
4. Speelvoorzieningen worden gerealiseerd in de
nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel, ter
plaatse of aansluitend aan de bestaande
speelvoorzieningen. Hiervoor mag ten hoogste 1
hectare worden benut.
5. Aanleggelegenheden en bijbehorende recreatieve
voorzieningen worden in de nabijheid van de bebouwde
kom van Oudkarspel gesitueerd en geënt op de
routegebonden vormen van recreatie in en rond het
gebied.
6. Ten behoeve van de recreatieve en de natuurfunctie
mogen gebouwen worden gebouwd met een totale
maximale oppervlakte van 200 m² en een goot- en
bouwhoogte van maximaal 4 respectievelijk 7 m.
7. Bij de inrichting van de oeverzones ten behoeve van
natuur en recreatie als bedoeld onder punt 1, 2 en 3
vindt overleg plaats met het Waterschap GrootGeestmerambacht over het gebruik van kaden en
eventuele beplanting en bebouwing daarvan.
8. Bij de realisatie van nieuw bedrijventerrein zijn de
bepalingen in artikel 6 van deze voorschriften van
overeenkomstige toepassing. Het terrein wordt
gezoneerd conform de in dit artikel aangegeven
milieuzonering.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
46
. ................................................
9.
Ten behoeve van uitbreiding van het bedrijventerrein
mag ten hoogste 50% van het gebied worden benut.
Het bedrijventerrein dient in aansluiting op het
bestaande bedrijventerrein aan de noordzijde van het
bestaande bedrijventerrein te worden gerealiseerd.
Dienstwoningen zijn niet toegestaan. De goot- en
bouwhoogte van gebouwen op het bedrijventerrein
bedragen ten hoogste 7 respectievelijk 10 m.
10. Te vestigen bedrijven mogen geen onevenredige
aantasting tot gevolg hebben van de beoogde natuur-,
ecologische en recreatieve functies en geen grote
verkeersaantrekkende werking hebben. Daartoe zal
een bedrijventerrein ruimtelijk en visueel moeten
worden gescheiden van deze functies. In overleg met
het Waterschap Groot-Geestmerambacht worden
binnen de bestemming maatregelen genomen ter
verhoging van het waterbergend vermogen van de
polder Zuiderkoog, die noodzakelijk wordt als gevolg
van de toename van verhard oppervlak door de aanleg
van het bedrijventerrein.
11. De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de te
realiseren nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein in
het verlengde van de Zaagmolenweg. Deze ontsluiting
moet worden aangelegd voorafgaand aan de realisatie
van het bedrijventerrein en de recreatieve
voorzieningen.
12. Bij de uitwerking van deze bestemming zal een goede
afstemming plaatsvinden met de aangrenzende
bestemmingen.
Ontsluiting
Afstemming
b.
Alvorens tot toepassing van de onder a bedoelde uitwerking over
te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht gevolgd.
4
Bouwverbod
Zolang en voorzover het in lid 3 bedoelde plan van uitwerking
niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden
gebouwd, mits
1. het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-plan
van uitwerking;
2. van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen
bezwaar is ontvangen, tenzij:
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
47
. ................................................
a.
b.
5
Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de
uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de
termijn van de terinzagelegging geen bedenkingen
tegen het ontwerpplan van uitwerking zijn ingebracht,
dan wel;
het bouwwerken betreft, waarvoor ingevolge artikel 43
van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Aanlegvergunning
Voorschriften betreffende uitvoering van werken en
werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en
Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen, vervangen en aanbrengen van
oeverbeschoeiingen.
b.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor
normale onderhoudswerkzaamheden.
c.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts
geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de
werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
het overwegend groene karakter van de oevers;
de onbelemmerde doorvaart.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
48
. ................................................
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 en lid 7 wordt aangemerkt
als een strafbaar feit, in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
49
. ................................................
Bijzondere bepalingen
Artikel 16
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig
het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen (artikel 2.5.1);
b. invloed van de omgeving op een bouwwerk (artikel 2.5.2);
c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3);
d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4);
e. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);
f.
erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);
g. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en
ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);
h. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in
gebouwen (artikel 2.5.30).
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
51
. ................................................
Artikel 17
Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie
Het plan verzet zich tegen het gebruik als bedoeld in artikel 8, lid 2
van de Wet op de openluchtrecreatie.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
52
. ................................................
Artikel 18
Uitsluiting seksinrichtingen
a.
b.
c.
Het is verboden de gronden en bouwwerken binnen het
plangebied te gebruiken als seksinrichting.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde sub a, indien strikte toepassing ervan leidt tot een
beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Overtreding van het sub a bepaalde wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
53
. ................................................
Artikel 19
Algemene vrijstellingen
Meetverschillen grenzen
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de
maatvoering ten aanzien van bebouwings- en bestemmingsgrenzen, en afstanden tot de erfscheiding, tot een afwijking van
ten hoogste 10%, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van
het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.
Vrijstelling goot- en
bouwhoogte
2.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de
voorschriften betreffende de goothoogten en de bouwhoogte tot
een afwijking van ten hoogste 10% en van de dakhelling tot een
afwijking van ten hoogste 5°.
Vrijstelling antennes
3.
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in het
plan voor het bouwen van antennemasten, uitsluitend voorzover
het betreft
de percelen Dorpsstraat 818 en Voorburggracht 491;
locaties langs provinciale wegen, uitsluitend nabij een
knooppunt van wegen.
De bouwhoogte van antennemasten bedraagt niet meer dan 30
m of in geval van gezamenlijk gebruik door alle operators, 40 m.
Vrijstelling
nutsvoorzieningen
4.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de
voorschriften van het plan ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, wachthuisje, rioolgemaaltje
en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere
bouwwerken van openbaar nut, tot:
a. een maximum oppervlak van 6 m² en een maximum
bouwhoogte van 2,50 m;
b. een maximum oppervlak van 25 m² en een maximum bouwhoogte van 3 m, na de eigenaren en/of gebruikers van de
aangrenzende percelen te hebben gehoord.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
54
. ................................................
Artikel 20
Wijzigingsbepalingen
Wijzigingsbevoegdheid
nutsvoorzieningen
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen ten
behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en
regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te
stellen gebouwen en andere bouwwerken tot een maximum
inhoud van 100 m³, een maximum goothoogte van 3 m en een
maximum bouwhoogte van 5,50 m.
Procedureregel
2.
Alvorens tot toepassing van de onder 1 bedoelde bevoegdheid
over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht gevolgd.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
55
. ................................................
Artikel 21
Overgangsbepalingen
1
Voorschriften betreffende bouwen
Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere
bouwwerken of onderdelen daarvan, die op het tijdstip der
terinzagelegging van het ontwerp-plan reeds tot stand waren gekomen of alsnog tot stand konden komen en die afwijken van
het bestemmingsplan geldt dat:
a. zij, mits de afwijking naar de aard en omvang niet wordt
vergroot, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd en
veranderd;
b. zij, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot, mogen worden herbouwd na vernietiging door
calamiteit, mits de aanvraag tot bouwvergunning geschiedt
binnen 18 maanden na het tenietgaan.
2
Voorschriften betreffende het gebruik
a.
Ten aanzien van de in het plan begrepen gronden geldt dat
indien en voorzover het gebruik afwijkt van de in het plan
gegeven bestemming op het tijdstip, dat het
bestemmingsplan rechtskracht verkreeg, zij slechts mogen
worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat
moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke
niet leiden tot een grotere afwijking van het
bestemmingsplan.
b.
Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en
andere bouwwerken geldt dat indien en voorzover zij reeds
tot stand waren gekomen dan wel nog tot stand konden
komen op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtskracht
verkreeg en indien op dit tijdstip dan wel op het tijdstip van
gereedkomen het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven
bestemming, zij slechts mogen worden gebruikt voor de
doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens
wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere
afwijking van het bestemmingsplan.
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
56
. ................................................
Artikel 22
Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als “Bestemmingsplan
Oudkarspel” van de gemeente Langedijk.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 1 juli 2003.
de secretaris,
de voorzitter,
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
57
Bijlage 1: Staat van Bedrijven
grootste afstand 100 meter, categorie 3
SBI-code OMSCHRIJVING
01
014
0141.1
02
020
15
151
151
151
151
1532, 1533
1532, 1533
1532, 1533
1551
1551
1552
1581
1581
1581
1582
1584
1584
1585
1586
1586
1589.2
1589.2
1593 t/m
1595
1598
17
171
172
172
173
174, 175
176, 177
18
181
182
183
19
192
193
20
2010.1
2010.2
2010.2
202
203, 204
205
21
2112
2112
212
2121.2
2121.2
22
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE
LANDBOUW
Dienstverlening t.b.v. de landbouw
hoveniersbedrijven
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V.
BOSBOUW
Bosbouwbedrijven
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN
DRANKEN
Slachterijen en overige vleesverwerking:
- slachterijen en pluimveeslachterijen
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken
- loonslachterijen
Groente- en fruitconservenfabrieken:
- jam
- groente algemeen
Zuivelprodukten fabrieken:
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j
Consumptie-ijsfabrieken
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
- v.c. < 2500 kg meel/week
- Brood- en beschuitfabrieken
Banket, biscuit- en koekfabrieken
Verwerking cacaobonen en vervaardiging
chocolade- en suikerwerk:
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden
Deegwarenfabrieken
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
- theepakkerijen
Soep- en soeparomafabrieken:
- zonder poederdrogen
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
Bewerken en spinnen van textielvezels
Weven van textiel:
- aantal weefgetouwen < 50
Textielveredelingsbedrijven
Vervaardiging van textielwaren
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en
artikelen
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN
VERVEN VAN BONT
Vervaardiging kleding van leer
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van
leer)
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van
artikelen van bont
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN
(EXCL. KLEDING)
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
Schoenenfabrieken
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING
ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
Houtzagerijen
- met zoutoplossingen
Houtconserveringsbedrijven:
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
Timmerwerkfabrieken
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN
PAPIER- EN KARTONWAREN
Papier- en kartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u
Papier- en kartonwarenfabrieken
Golfkartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN
REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
30
10
10
10
50
10
10
10
50
10
3
1
10
10
50
0
50
3
100
100
50
0
0
0
100
100
50
30
50
10
100
100
50
3
3
3
50
100
10
10
100
100
10
10
100
100
3
3
50
50
0
0
100
100
30
50
100
100
3
3
30
100
100
10
30
10
30
100
100
10
30
30
30
100
100
2
3
3
100
50
30
30
50
10
30
10
100
50
3
3
100
10
30
10
100
3
100
10
10
0
50
30
10
0
100
30
3
2
10
0
100
10
100
3
10
50
100
30
100
3
10
50
10
0
10
0
0
10
100
50
50
50
0
10
10
10
100
50
50
50
3
3
3
3
30
10
0
10
50
30
0
30
50
30
3
2
50
10
10
10
50
3
50
50
10
10
30
50
10
10
50
50
3
3
0
10
50
30
100
50
10
10
100
50
3
3
100
0
10
30
30
30
100
100
30
10
0
0
100
100
30
3
3
2
50
30
50
30
50
100
30
30
50
100
3
3
30
30
100
30
100
3
SBI-code OMSCHRIJVING
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
221
2221
2222
2222.6
2223
2223
2224
2225
223
23
0
30
30
10
10
30
30
30
10
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
100
100
30
10
30
10
30
10
0
10
10
0
0
0
10
10
0
10
100
100
30
10
30
30
30
10
1
3
3
2
1
2
2
2
1
50
0
100
30
100
3
50
10
10
10
50
30
50
10
50
30
3
2
100
50
50
10
10
10
100
100
50
50
50
50
100
100
50
3
3
3
50
100
10
10
30
50
30
50
50
100
3
3
30
10
30
50
100
50
30
30
100
50
3
3
10
30
50
100
30
100
10
30
50
100
3
3
10
50
100
100
100
100
30
30
100
100
3
3
10
100
100
10
100
3
10
100
100
100
100
3
0
10
50
30
50
100
100
50
100
0
10
50
100
50
100
3
3
3
30
50
30
30
100
100
30
30
100
100
3
3
50
50
100
100
30
50
50
50
50
50
100
100
100
100
100
50
30
50
50
30
50
50
100
100
50
3
3
3
3
3
50
50
100
30
10
10
50
30
100
100
100
100
30
30
50
50
100
100
100
30
3
3
3
2
30
100
10
30
50
30
30
30
100
100
100
100
50
50
30
30
100
100
100
100
3
3
3
3
30
30
100
30
100
3
30
10
50
30
50
3
2320.2
24
2442
2442
2442
2462
2462
2464
2466
25
2512
2512
2513
26
261
261
2615
262, 263
262, 263
262, 263
2661.2
2661.2
2662
2663, 2664
2663, 2664
2665, 2666
2665, 2666
267
267
2681
2682
28
281
281
284
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2852
287
29
29
29
30
30
31
Uitgeverijen (kantoren)
Drukkerijen van dagbladen
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
Grafische afwerking
Binderijen
Grafische reproduktie en zetten
Overige grafische aktiviteiten
Reproduktiebedrijven opgenomen media
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.;
BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
Smeeroliën- en vettenfabrieken
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE
PRODUKTEN
Farmaceutische produktenfabrieken:
- formulering en afvullen geneesmiddelen
- verbandmiddelenfabrieken
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
- zonder dierlijke grondstoffen
Fotochemische produktenfabrieken
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN
RUBBER EN KUNSTSTOF
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
- vloeropp. < 100 m2
Rubber-artikelenfabrieken
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK,
CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
Glasfabrieken:
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j
Glasbewerkingsbedrijven
Aardewerkfabrieken:
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
Kalkzandsteenfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Betonmortelcentrales:
- p.c. < 100 t/u
Vervaardiging van produkten van beton,
(vezel)cement en gips:
- p.c. < 100 t/d
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
- zonder breken, zeven en drogen
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
Minerale produktenfabrieken n.e.g.
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL
(EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
Constructiewerkplaatsen:
- gesloten gebouw
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.
Metaaloppervlaktebehandelingsbe-drijven:
- algemeen
- scoperen (opspuiten van zink)
- thermisch verzinken
- thermisch vertinnen
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen,
polijsten)
- anodiseren, eloxeren
- chemische oppervlaktebehandeling
- emailleren
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken,
verkoperen ed)
- metaalharden
- lakspuiten en moffelen
Overige metaalbewerkende industrie
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN
APPARATEN
Machine- en apparatenfabrieken:
- p.o. < 2.000 m2
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN
COMPUTERS
Kantoormachines- en computerfabrieken
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR.
MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
2
SBI-code OMSCHRIJVING
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
314
316
32
100
30
30
10
100
50
50
30
100
50
3
3
30
0
50
30
50
3
50
10
50
30
50
3
30
0
30
0
30
2
30
10
100
30
100
3
30
100
50
50
50
100
10
50
50
100
3
3
50
30
30
30
10
30
100
100
100
30
30
30
100
100
100
3
3
3
50
30
30
30
30
30
50
10
10
10
10
10
100
10
30
50
50
50
30
10
10
30
30
30
100
30
30
50
50
50
3
2
2
3
3
3
10
30
50
10
50
3
10
0
30
10
30
2
10
10
50
10
0
30
10
30
0
0
100
10
30
30
30
10
10
30
0
10
100
10
50
30
30
3
1
3
2
2
30
30
0
0
30
30
100
30
100
30
3
2
0
30
10
50
50
30
0
30
10
10
0
30
10
30
30
100
30
30
0
30
0
0
0
30
10
30
30
100
50
30
1
2
2
3
3
2
10
0
30
30
30
2
0
10
10
30
10
10
0
0
10
10
10
10
30
30
30
30
30
30
0
0
0
0
30
10
30
30
30
30
30
30
2
2
2
2
2
2
10
100
0
0
0
100
0
10
10
0
50
30
100
50
50
30
50
10
10
10
100
100
100
50
50
3
3
3
3
3
50
10
10
10
0
0
10
10
30
30
0
0
30
30
100
100
30
30
100
10
30
10
0
0
100
30
100
100
30
30
3
2
3
3
2
2
321 t/m 323
3210
33
33
34
343
35
351
351
351
352
352
354
355
36
361
362
363
364
365
366
45
45
50
501, 502,
504
5020.4
5020.4
5020.4
5020.5
503, 504
505
505
505
51
511
5121
5122
5123
5124
5125, 5131
5132, 5133
5134
5135
5136
5137
5138, 5139
514
5151.1
5151.1
5151.3
5152.2 /.3
5153
5154
5155.1
5156
5157
5157.2 /.3
5162
517
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
Elektrotechnische industrie n.e.g.
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-,
TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
Vervaardiging van audio-, video- en telecomapparatuur e.d.
Fabrieken voor gedrukte bedrading
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN
OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
Fabrieken voor medische en optische apparaten en
instrumenten e.d.
VERVAARDIGING VAN AUTO'S,
AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
Auto-onderdelenfabrieken
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN
(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
- houten schepen
- kunststof schepen
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
- algemeen
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE
GOEDEREN N.E.G.
Meubelfabrieken
Fabricage van munten, sieraden e.d.
Muziekinstrumentenfabrieken
Sportartikelenfabrieken
Speelgoedartikelenfabrieken
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
BOUWNIJVERHEID
Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met
werkplaats
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S,
MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en
servicebedrijven
Autoplaatwerkerijen
Autobeklederijen
Autospuitinrichtingen
Autowasserijen
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en –
accessoires
Benzineservisestations:
- met LPG
- zonder LPG
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
Handelsbemiddeling (kantoren)
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders
Grth in bloemen en planten
Grth in levende dieren
Grth in huiden, vellen en leder
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren,
spijsoliën
Grth in dranken
Grth in tabaksprodukten
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
Grth in overige consumentenartikelen
Grth in vaste brandstoffen:
- klein, lokaal verzorgingsgebied
Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)
Grth in metalen en -halffabrikaten
Grth in hout en bouwmaterialen
Grth in ijzer- en metaalwaren en
verwarmingsapparatuur
Grth in chemische produkten
Grth in overige intermediaire goederen
Autosloperijen
Overige groothandel in afval en schroot
Grth in machines en apparaten
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage,
3
SBI-code OMSCHRIJVING
52
527
60
6022
6023
6024
63
6312
64
641
642
71
711
712
713
714
72
72
73
731
732
74
74
747
7481.3
7484.4
75
7525
90
9000.2
9000.2
9000.3
9000.3
9000.3
9000.3
9000.3
93
9301.1
9301.1
9301.2
9301.3
vakbenodigdheden e.d.
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en
motorfietsen)
VERVOER OVER LAND
Taxibedrijven, taxistandplaatsen
Touringcarbedrijven
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder
schoonmaken tanks)
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen
POST EN TELECOMMUNICATIE
Post- en koeriersdiensten
Telecommunicatiebedrijven
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN,
MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
Personenautoverhuurbedrijven
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl.
Personenauto's)
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
COMPUTERSERVICE- EN
INFORMATIETECHNOLOGIE
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's
e.d.
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
Natuurwetenschappelijk speur- en
ontwikkelingswerk
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk
onderzoek
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
Foto- en filmontwikkelcentrales
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN
Brandweerkazernes
MILIEUDIENSTVERLENING
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
Afvalverwerkingsbedrijven:
- kabelbranderijen
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
- oplosmiddelterugwinning
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
OVERIGE DIENSTVERLENING
Wasserijen en strijkinrichtingen
Tapijtreinigingsbedrijven
Chemische wasserijen en ververijen
Wasverzendinrichtingen
4
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
10
0
10
10
10
1
0
10
0
0
0
0
30
100
100
0
0
30
30
100
100
2
3
3
30
10
50
30
50
3
0
0
0
0
30
10
0
0
30
10
2
1
10
10
0
0
30
50
10
10
30
50
2
3
10
10
0
10
50
30
10
10
50
30
3
2
0
0
10
0
10
1
30
10
30
30
30
2
0
0
10
0
10
1
0
50
10
0
0
10
0
0
10
30
30
10
0
50
10
0
10
50
30
10
1
3
2
1
0
0
50
0
50
3
50
30
30
50
50
50
10
10
50
50
3
3
100
50
100
10
50
10
0
10
30
30
10
30
10
10
30
10
100
50
100
30
3
3
3
2
30
30
30
0
0
0
0
0
50
50
30
30
30
30
30
0
50
50
30
30
3
3
2
2
. ................................................
Bijlage 2: Matrix Woondoeleinden II
Aantal aaneen te bouwen
woningen
Aantal te stapelen
wooneenheden
Voorgevelbreedte
woning/wooneenheid zone C
Goothoogte zone C
Dakhelling zone C
Bouwhoogte zone C
Eisen bebouwing zone A (1):
a.breedte zone A
b.goothoogte op zijdelingse
perceelsgrens
c.goothoogte aangrenzend
aan zone C
d.bouwhoogte
e.afstand tot voorgevelrooilijn
Eis zone B (1):
Bebouwingsvrije afstand tot
zijdelingse perceelsgrens
(1)
(2)
W(v)
Uitsluitend
Vrijstaand
-
W(v)*
Uitsluitend
vrijstaand
-
W(va)
Max. 2
W(va)*
Max. 2
W(a)
Alle
W(s)
Alle
-
-
1
Min. 6 m
Min. 7 m
Min. 5 m
Min. 5 m
Min. 5 m
Op plankaart
aangegeven
Min. 5 m
Min. 2 m
Max. 3,5 m
Min. 20°
Max .70°
Max. 8,5 m
Min. 2 m
Max. 3,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 9 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2,8 m
Max. 6,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m.
Min. 3 m
Max. 3 m (2)
Min. 4 m
Max. 3 m (2)
Min. 3 m
Max 3 m (2)
Min. 3 m
Max.5,5 (2)
Max. 3,5 (2)
Max. 3,5 (2)
Max 5,5 (2)
Max 5,5 (2)
-
-
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 8,5 m (2)
Min. 3 m
Min. 3 m
Min. 4 m
-
-
-
-
zone A en B zijn bij woningcategorie W(v) en W(v) * uitwisselbaar
danwel de werkelijke goot- resp. bouwhoogte in zone C, indien deze lager is
PLATTEGROND
VOORAANZICHT
zijdelingse
perceelsgrens
zijdelingse
perceelsgrens
Voorgevelrooilijn
a
nokhoogte = d
e
zijdelingse
perceelsgrens
zone B
zone C
zone A
goothoogte=c
zijdelingse
perceelsgrens
zone B
bebouwd deel van een bouwvlak
a,d
zie Matrix Woondoeleinden
zone C
zone A
*
a
goothoogte = b
II bij “eisen bebouwing zone A”
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
*
1
1 b :
B e s t e m m i n g s p l a n
O u d k a r s p e l
H e r z i e n i n g
P a r t i ë l e
Bestemmingsplan Oudkarspel
Partiële herziening
Bestemmingsplan Oudkarspel
Partiële herziening
Inhoud:
Toelichting
Voorschriften + bijlagen
Plankaart
Zuid-Scharwoude/Leeuwarden
Projectnummer 122.00.03.01.50
14 februari 2008
..................................................................
Toelichting
...................................................................
122.00.03.01.50.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
1.1 Gewijzigde inzichten bestemmingsplan Oudkarspel
1.2 Herzieningen
1.3 Leeswijzer
3
3
3
3
2
Inhoud van de voorzieningen
5
2.1 Artikel 30 WRO-herzieningen
5
2.1.1 Herziening 1 t/m 11: diverse aanduidingen
binnen de bestemming “Woondoeleinden II”
5
2.1.2 Herziening 12: “uit te werken bestemming
bedrijventerrein, recreatie- en
groenvoorzieningen”
6
2.2 Herzieningen naar aanleiding van uitspraken van de
Raad van State
7
2.2.1 Herziening 13: Laanweg 39 en 39a
7
2.2.2 Herziening 14: Dorpsstraat 710
9
2.3 Overige herzieningen
11
2.3.1 Herziening 15: terrein Voorburggracht
11
2.3.2 Herziening 16: Lourens Bogtmanstraat 10, 12,
14
11
2.3.3 Herziening 17: pleintjes tussen de Kasteelstraat,
Brederodestraat, Regthuisstraat en
Van Teijlingenstraat
11
2.3.4 Herziening 18: Schuitemaker en de
Nijverheidsstraat
12
2.3.5 Herziening 19: Van Teijlingenstraat 2 t/m 24,
Kasteelstraat 17 t/m 39, Brederodestraat 9 t/m 31
en Regthuisstraat 46 t/m 68
12
2.3.6 Herziening 20: Dorpsstraat 798, 800 en 802
13
2.3.7 Herziening 21: aanpassing van de plangrens
13
2.3.8 Herziening 22 opnemen bouwmogelijkheid
Dorpsstraat 857
13
2.3.9 Herziening 23: aanpassing bouwvlak bij
Dorpsstraat 996
14
2.3.10 Herziening 24: wijziging bouwblokken
14
2.3.11 Herziening 25: bouwmogelijkheid Rietorchis 13 15
2.4 Herziening van de voorschriften
15
...................................................................
122.00.03.01.50.toe
...................................................................
3
Randvoorwaarden
3.1 Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai
3.2 Waterhuishouding
3.3 Externe veiligheid
3.4 Archeologie
3.5 Ecologie
3.6 Bodemvervuiling
3.7 Luchtkwaliteit
19
19
19
19
19
20
20
20
4
Juridische toelichting
23
...................................................................
122.00.03.01.50.toe
...................................................................
1
Inleiding
1.1
Gewijzigde inzichten bestemmingsplan Oudkarspel
Het bestemmingsplan Oudkarspel is op 1 juli 2003 door de
gemeenteraad van Langedijk vastgesteld. Op 10 februari 2004 is het
plan gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS) van de
provincie Noord-Holland. Voorliggend plan voorziet onder meer in de
herziening van de niet-goedgekeurde delen.
1.2
Herzieningen
Het voorliggende plan omvat drie typen herzieningen:
1.
Artikel 30 WRO-herziening
Het voorliggende plan heeft deels het karakter van een artikel 30
WRO-herziening, omdat tegemoet wordt gekomen aan de onthouding
van goedkeuring van GS aan het bestemmingsplan Oudkarspel. Voor
enkele onderdelen van het plan heeft onthouding van goedkeuring
plaats gevonden op verzoek van de gemeente Langedijk. GS hebben
dit verzoek gehonoreerd. Tevens hebben GS goedkeuring onthouden
aan een in het bestemmingsplan opgenomen “uit te werken
bestemming”. Op de wijze waarop aan deze onthouding tegemoet
wordt gekomen, wordt ingegaan in paragraaf 2.1.
2.
Herziening n.a.v. een
uitspraak van de Raad van
State
Ten tweede betreft het onderhavige plan een herziening van het
bestemmingsplan naar aanleiding van door de Raad van State op 22
september 2004 en 30 november 2005 gegrond verklaarde bezwaren.
Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.2.
3.
Herzieningen gemeente
Ten derde bestaat het onderhavige plan uit een herziening door de
gemeente van het goedgekeurde bestemmingsplan. Daarbij vinden
ook enkele wijzigingen van de voorschriften plaats. Deze komen aan
de orde in paragraaf 2.3.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de inhoud en achtergronden van de
herzieningen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de randvoorwaarden
waarbinnen de herzieningen worden doorgevoerd wat betreft
archeologie, ecologie, water, milieu, bodem, externe veiligheid en
luchtkwaliteit. Hoofdstuk 4 betreft de juridische toelichting.
In zijn vergadering van 5 februari 2008 heeft de gemeenteraad het
voorliggende bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, in die zin dat
aanvullend op het raadsvoorstel de herzieningen ten aanzien van het
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
3
...................................................................
perceel achter de zuurkoolfabriek aan de Voorburggracht en het
perceel Dorpstraat 857 zijn ingetrokken. Hierover is een passage
toegevoegd in de toelichting (paragraaf 2.3.1 en 2.3.7). Deze tekst is
cursief aangegeven. Datzelfde geldt voor een ambtelijke opmerking
over de intrekking van de Wet Openluchtrecreatie in paragraaf 2.4.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
4
...................................................................
2
Inhoud van de voorzieningen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de herzieningen van het
bestemmingsplan Oudkarspel. De plandelen waarvoor een herziening
geldt, zijn opgenomen in kaart 1. De hieronder gebruikte nummering
correspondeert met de nummers op de kaart. Deze nummers
corresponderen ook met de herzieningen op de plankaart. Voor de
nummers 12 en 14 geldt dat deze geen wijzigingen op de plankaart
met zich meebrengen.
2.1
Artikel 30 WRO-herzieningen
2.1.1 Herziening 1 t/m 11: diverse aanduidingen binnen de
bestemming “Woondoeleinden II”
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Diverse percelen verspreid in het plangebied (zie kaart 1).
Inhoud van de herziening
De gronden met de bestemming “Woondoeleinden II” zijn bestemd
voor wonen, waarbij verschillende aanduidingen zijn toegevoegd om
de variatie in bouwtype aan te duiden:
W(v) en W(v)*
= vrijstaande woningen (met een
onderscheid in o.a. de gevelbreedte);
W(va) en W(va)*
= maximaal twee aaneengebouwde
woningen (met een onderscheid in o.a.
de gevelbreedte);
W(a)
= rijenwoningen;
W(s)
= gestapelde woningen.
In een aantal gevallen is een foutieve aanduiding aangegeven binnen
de bestemming, of ontbreekt de aanduiding. De herziening voorziet in
de correctie hiervan.
In tabel 1 is per deelgebied aangegeven wat de wijziging betreft:
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
5
...................................................................
Tabel 1. Wijzigingen met betrekking tot foutief aangeduide woongebieden
nr.
percelen
herziening
1.
Waterdrieblad 1, 3, 17 en 19
Waterdrieblad 5 t/m 15
wijzigen van aanduiding W(s) naar W(a).
toevoeging van ontbrekende aanduiding W(a).
2.
Haagwinde 6 t/m 42
wijziging van aanduiding W(a) naar W(va).
3.
Regthuisstraat 37 t/m 71
wijziging van aanduiding W(a) naar W(va).
4.
Kasteelstraat 41 t/m 43a
wijziging van aanduiding W(a) naar W(va).
5.
Nijverheidsstraat 91 t/m 99
6.
Nijverheidsstraat 96 t/m 112
7.
Beurtschipper 18 en
Nijverheidsstraat 91
wijziging van aanduiding W(a) naar W(va) voor
nr. 93 t/m 99.
splitsing van de percelen in 2 bouwvlakken met
ieder de aanduiding W(a).
wijziging aanduiding W(a) en W(va) naar W(v)
voor Nijverheidsstraat 91 en Beurtschipper 18.
8.
Koninginnekruid 6 en 8
Wijzigen van aanduiding W(v) naar W(va).
9.
Valeriaan 5 en 7
Wijzigen van aanduiding W(v) naar W(va).
10.
Waterviolier 2 t/m 8
wijziging van aanduiding W(a) naar W(v).
11.
Waterdrieblad 33 en 35
wijziging van aanduiding W(a) naar W(v).
Motivering
Gebleken is dat de gronden met de bestemming “woondoeleinden II”
voor wat betreft de onderstaande percelen ten onrechte geen
aanduiding, dan wel de verkeerde aanduiding hebben gekregen. Op
verzoek van de gemeente Langedijk heeft de provincie Noord-Holland
daarom goedkeuring onthouden aan deze delen van het plan.
De bovengenoemde percelen betreffen bestaande woongebieden.
Het bestemmingsplan is voor deze gebieden in eerste plaats een
conserverend plan. Een bestemming en aanduiding die
overeenkomen met de werkelijkheid, zijn hiervoor van belang.
2.1.2 Herziening 12: “uit te werken bestemming bedrijventerrein,
recreatie- en groenvoorzieningen”
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Het perceel naast het bedrijfsperceel van houthandel Eecen aan de
oostzijde van het plangebied.
Inhoud van de herziening
De percelen die het bedrijfsperceel van de houthandel omringen
hadden de bestemming “uit te werken bestemming ex artikel 11
W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen”. Deze
bestemming is gewijzigd in “uit te werken bestemming ex artikel 11
W.R.O. recreatie- en groenvoorzieningen”. De wijziging heeft tevens
betrekking op artikel 15 van de voorschriften. De uitbreiding van de
houthandel of de vestiging van andere, kleinschalige bedrijvigheid, is
door de wijziging hier niet mogelijk.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
6
...................................................................
Indien de houthandel Eecen in de toekomst besluit te verhuizen, dan
kan het huidige bedrijfsperceel ontwikkeld worden tot woongebied.
Het perceel waarop de onderhavige herziening betrekking heeft,
vormt dan een overgangsgebied naar het achtergelegen
natuurgebied.
Motivering
GS heeft aan dit deel van het plangebied goedkeuring onthouden,
omdat de noodzaak voor het ontwikkelen van een bedrijvenlocatie
hier onvoldoende is aangetoond. Tevens wordt reeds in de toelichting
van het bestemmingsplan gesteld dat uitbreiding van de bestaande
houthandel op de huidige locatie niet wenselijk is, terwijl dit wel
mogelijk gemaakt wordt.
Met de herziening naar “uit te werken bestemming ex artikel 11
W.R.O. recreatie- en groenvoorzieningen”, wordt de ontwikkeling van
dit gebied voor recreatie en openbaar groen in de toekomst mogelijk
gemaakt. Hiermee wordt beoogd een vanuit landschappelijk,
recreatief en ecologisch opzicht betere overgang te creëren naar het
natuurgebiedje Het Waartje (gelegen aan de oostzijde van het
plangebied).
2.2
Herzieningen naar aanleiding van uitspraken van de Raad
van State
2.2.1 Herziening 13: Laanweg 39 en 39a
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Laanweg 39 en 39a, aan de zuidoostzijde van het plangebied.
Achtergronden van de herziening
De Raad van State heeft op 22 september 2004 het bezwaar
gedeeltelijk gegrond verklaard met betrekking tot het perceel Laanweg
39a, met de bestemming “Woondoeleinden I” en de aanduiding “te
bebouwen erven”. De eigenaar van het perceel Laanweg 39a wil een
woning op dit perceel bouwen, maar het plan staat dit niet toe doordat
binnen het betreffende bouwvlak het aantal woningen ten hoogste het
bestaande aantal mag bedragen. Het bouwvlak omvat het woonhuis
aan de Laanweg 39 en het pand aan de Laanweg 39a, dat in gebruik
is als schuur. Doordat het woonhuis en de schuur niet bij dezelfde
personen in eigendom zijn, is het bouwen van een woonhuis voor de
eigenaar van Laanweg 39a alleen mogelijk indien deze het pand aan
de Laanweg 39 weet aan te kopen. Omdat bij de inventarisatie ervan
uitgegaan werd dat zowel de woning als de schuur in eigendom zijn
bij dezelfde eigenaar, werd een bouwvlak aangebracht dat een
verruiming van de bestaande woning mogelijk maakt. Omdat dit niet
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
7
...................................................................
het geval is, is voor de verruiming van het bouwvlak geen goede
reden aanwezig. De Raad van State heeft het besluit vernietigd
voorzover goedkeuring is verleend aan het plandeel met de
bestemming “woondoeleinden I” met de aanduiding “te bebouwen
erven” voor het perceel Laanweg 39a.
GS van de provincie Noord-Holland hebben op 15 maart 2005
opnieuw beslist over het betreffende onderdeel. Zij menen dat
goedkeuring dient te worden onthouden aan het betreffende
onderdeel.
Door de onthouding van goedkeuring valt het perceel weer binnen de
bestemming “Bebouwing voor agrarische doeleinden’ in het
bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 1972” van de gemeente
Heerhugowaard. Dit is onjuist weergegeven op toelichtingskaart 1 bij
het bestemmingsplan Oudkarspel. Deze kaart wordt gewijzigd en is in
het navolgende opgenomen.
De betreffende bestemming doet geen recht meer aan de huidige
situatie: het betreffende pand wordt benut voor opslag. Door de
eigenaar wordt geopteerd voor de realisatie van een woning. De
gemeente is bereid aan dit verzoek tegemoet te komen, ook omdat
het alternatief, een bestemming ‘opslag’ of een bedrijfsbestemming
niet wenselijk is gezien de verkeersaantrekkende werking van deze
activiteiten. Echter, de gemeente stelt wel voorwaarden aan een
bestemmingswijziging. De te bouwen woning moet passen in de
(landelijke) omgeving en bovendien moeten nog de nodige
vooronderzoeken worden uitgevoerd, met name wat betreft ecologie,
wegverkeerslawaai en bodem. Zo moet bij afbraak van het huidige
pand onderzoek plaatsvinden naar het voorkomen van vleermuizen.
Inhoud van de herziening
De bestemming wordt gewijzigd in ‘agrarisch gebied’, waarbij de
bestaande schuur een bouwvlak krijgt. Voor het betreffende perceel
geldt een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van een woning.
Voorwaarden daarbij zijn dat
aangesloten wordt op de bouwvorm van de naastgelegen woning
(woning met kap, goot- en bouwhoogte maximaal 3 en 8,5 meter;
kap haaks op de weg);
er dient vooraf nader onderzoek te worden uitgevoerd naar
wegverkeerslawaai (nieuwe wetgeving maakt nieuw onderzoek
noodzakelijk);
vooraf dient vooronderzoek plaats vinden naar andere
milieuaspecten, ecologie en water.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
8
...................................................................
Motivering
De gemeente acht toevoeging van een woning op deze locatie
acceptabel, omdat in de gemeente vergelijkbare situaties voorkomen,
waarin voormalige schuren of opslagruimten een woonfunctie hebben
gekregen. Het gaat in dit geval bovendien om een bestaande schuur
in het overgangsgebied tussen het stedelijk en landelijk gebied. De
schuur staat aan de weg in dezelfde bebouwingslijn als de bestaande
woning aan de Laanweg 39. Er is dus geen sprake van
tweedelijnsbebouwing. Door het toestaan van de bouw van een
woning wordt een positieve bijdrage geleverd aan het aanzien van de
Laanweg als woonstraat.
2.2.2 Herziening 14: Dorpsstraat 710
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Dorpsstraat 710 aan de zuidzijde van het plangebied.
Inhoud van de herziening
De Raad van State heeft op 22 september 2004 het bezwaar gegrond
verklaard met betrekking tot het achtererf van het perceel Dorpsstraat
710. Op dit perceel lag de bestemming “woondoeleinden I”, voorzien
van de aanduiding “café, restaurant”. De appellant gaf aan de
aanduidingen van het naastgelegen perceel Dorpsstraat 712 (“bedrijf”,
“detailhandel”, “maatschappelijke instelling” en “daghoreca”) te
wensen.
De Raad van State heeft geoordeeld dat het besluit van de gemeente
om het gehele perceel te voorzien van de aanduiding “café,
restaurant” niet berust op een deugdelijke motivering. De verklaring
van de Raad van State slaat op het achterperceel van de Dorpsstraat
710, derhalve het deel gelegen buiten het bouwvlak. Op dit gedeelte
van het perceel is een schuur gesitueerd, die daardoor onder het
overgangsrecht valt.
Op 30 november 2005 is door de Raad van State opnieuw uitspraak
gedaan in deze zaak. Ter zitting is door de gemeente Langedijk
aangegeven dat op het achterperceel van de Dorpsstraat 710 de
bestaande bebouwing in stand gehouden kan worden, en deels
gebruikt kan worden voor een kleinschalig ambachtelijk bedrijf.
Tevens kan het pand benut worden voor de opslag van goederen. De
Raad van State heeft hierop geoordeeld dat het overgangsrecht op dit
plandeel niet van toepassing is, aangezien er de intentie is het pand in
stand te houden. Derhalve is goedkeuring onthouden aan dit deel van
het plan.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
9
...................................................................
In deze partiële herziening zal derhalve voor het achtererf van de
Dorpsstraat 710 gaan gelden:
de bestemming woondoeleinden I, inclusief een bouwvlak ter
plekke van de bestaande schuur;
de aanduiding “opslag” (o);
de aanduiding “kleinschalig ambachtelijk bedrijf” (bk), waarbij ten
hoogste 40% van het bouwvlak voor dit doel mag worden
gebruikt;
een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter
en 5 meter (aansluitend bij de goot- en bouwhoogte van het
bestaande gebouw).
Motivering
De eigenaar van het perceel Dorpsstraat 710 wil met de
aanduidingen “b, d, m en s” (“bedrijf”, “detailhandel”,
“maatschappelijke instelling” en “daghoreca”) de functies op het
achterterrein van zijn perceel uitbreiden. Met het nieuwe
bestemmingsplan (en het bijbehorende beeldkwaliteitsplan)
beoogt de gemeente de kleinschaligheid van en variatie in de
bebouwing aan de Dorpsstraat te behouden (paragraaf 4.2 van
het bestemmingsplan Oudkarspel). Bij dit straatbeeld past geen
verbreding van functies op het achterterrein. De gemeente ziet in
dit licht geen aanleiding voor het toelaten van de gevraagde
functies. Wél acht zij de genoemde functies “opslag” en
“kleinschalig ambachtelijk bedrijf” toelaatbaar.
Het naastgelegen perceel, Dorpsstraat 712, heeft de
aanduidingen “b, d, m en s”. In een eerder verschenen advies
van Kuiper Compagnons (1996) werd nog uitgegaan van een
complete herontwikkeling van het gebied met de percelen
Spoorstraat 2, Dorpstraat 710 en 712. Daarin werd voorgesteld in
het gehele gebied de horeca-, detailhandel en
dienstverleningsvoorzieningen in combinatie met wonen te
ontwikkelen. Echter, de gemeente is van mening dat er geen
enkele relatie (meer) is met het naastgelegen pand Dorpsstraat
712. Hierdoor ziet de gemeente geen reden om ontplooiing van
dergelijke functies op het perceel mogelijk te maken.
Met de voorgestelde planaanpassing is de gemeente van mening
dat ingespeeld wordt op de wensen van de eigenaar van het
perceel Dorpsstraat 710, terwijl de kleinschaligheid en het
karakter van de Dorpsstraat behouden blijft.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
10
...................................................................
2.3
Overige herzieningen
2.3.1 Herziening 15: terrein Voorburggracht
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Terrein achter de zuurkoolfabriek aan de Voorburggracht, aan de
noordoostzijde van het plangebied.
Inhoud van de herziening
Van het achterliggende terrein bij de zuurkoolfabriek is de
bestemming gewijzigd van “bedrijventerrein” naar “agrarisch gebied”.
De bestemming “agrarisch gebied” begint vanaf ongeveer 40 meter
van de achtergrens van het perceel van de zuurkoolfabriek.
Motivering
Het terrein achter de zuurkoolfabriek is in gebruik als agrarisch
gebied. De gemeente wenst deze functie vanuit landschappelijk
oogpunt te behouden.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 5 februari 2008 heeft
de gemeenteraad naar aanleiding van de ingediende zienswijzen in
afwijking van het voorgaande besloten deze herziening uit het plan te
verwijderen. De betreffende herziening is van de plankaart verwijderd.
2.3.2 Herziening 16: Lourens Bogtmanstraat 10, 12, 14
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Lourens Bogtmanstraat in het midden van het plangebied.
Inhoud van de herziening
De bouwgrens ter hoogte van nr. 10, 12, 14 is gecorrigeerd in een
rechte lijn. De verspringing in de bouwgrens ter hoogte van nr. 12
vervalt.
Motivering
De gevels van de woningen 10, 12, 14 aan de Lourens Bogtmanstraat
zijn in één rooilijn gebouwd, in tegenstelling tot de gegevens op de
gebruikte GBKN (waarbij nr. 12 meer naar de weg gelegen is). De
voorzijde van het bouwvlak is daarom gecorrigeerd tot een rechte lijn.
2.3.3 Herziening 17: pleintjes tussen de Kasteelstraat,
Brederodestraat, Regthuisstraat en Van Teijlingenstraat
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Binnenplein aan de achterzijde van de woningen nr. 10 en 12 aan de
Van Teijlingenstraat en het binnenplein aan de achterzijde van
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
11
...................................................................
woningen nr. 17, 19 en 21 aan de Kasteelstraat. De beide pleintjes
zijn gelegen in het midden van het woongebied.
Inhoud van de herziening
Op beide pleintjes (bestemming “verblijfs- en verkeersdoeleinden”)
zijn garageboxen gesitueerd. Op het oostelijk gesitueerde plein
(achter de Kasteelstraat) staat tevens een transformatorhuisje
(nutsvoorziening). Deze stonden niet op de plankaart aangegeven.
Beide functies hebben een aparte aanduiding op de plankaart
gekregen. Deze wijziging heeft tevens betrekking op de voorschriften
met betrekking tot de bestemming “verblijfs- en verkeersdoeleinden”.
Motivering
De garageboxen domineren de functie van de pleintjes. Een
aanduiding vergroot de duidelijkheid van het plan. Dit geldt ook voor
de nutsvoorziening.
2.3.4 Herziening 18: Schuitemaker en de Nijverheidsstraat
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
Woonblok tussen de Schuitemaker en de Nijverheidsstraat aan de
zuidzijde van het plangebied.
Inhoud van de herziening
Nieuwe weergave van de woningen in het bouwvlak, waarvan een
aantal is komen te vervallen / is samengevoegd. Tevens zijn de
aanduidingen van het totale aantal woningen toegevoegd.
Motivering
Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de
plankaart essentieel.
2.3.5 Herziening 19: Van Teijlingenstraat 2 t/m 24, Kasteelstraat
17 t/m 39, Brederodestraat 9 t/m 31 en Regthuisstraat 46
t/m 68
Gebied waarop de herziening betrekking heeft
De woningen aan de Van Teijlingenstraat 2 t/m 24, Kasteelstraat 17
t/m 39 en de Brederodestraat 9 t/m 31, gesitueerd in het midden van
het plangebied.
Inhoud van de herziening
De bouwblokken van de betreffende percelen zijn opgesplitst in twee
bouwvlakken. Voorheen had het gehele bouwblok één bouwvlak. De
twee in het midden gelegen garages zijn gesitueerd in het gebied met
de aanduiding “te bebouwen erven”.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
12
...................................................................
Motivering
De in het midden van de bouwblokken gelegen garages onderbreken
de aangesloten bebouwing. Zij behoren niet tot het hoofdgebouw, en
horen daarom niet opgenomen te worden in het bouwvlak.
2.3.6 Herziening 20: Dorpsstraat 798, 800 en 802
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Percelen aan de Dorpsstraat aan de westzijde van het plangebied.
Inhoud van de herziening
Toevoeging van de aanduiding “aantal woningen” met het aantal “4”,
wijziging van de ondergrond (voorheen 3 huisnummers aangegeven,
het betreft hier echter 4 woningen).
Motivering
Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de
plankaart essentieel.
2.3.7 Herziening 21: aanpassing van de plangrens
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Perceel aan de Spoorstraat 137, aan de westzijde van het kanaal
Alkmaar (Omval) – Kolhorn.
Inhoud van de herziening
Aanpassing van de plangrens door het opnemen van het gehele
perceel Spoorstraat 137 binnen het plangebied. Een deel van dit
perceel viel binnen het bestemmingsplan Buitengebied.
Motivering
Door de verdeling van het perceel over twee bestemmingsplannen
ontstaat mogelijk in de toekomst onduidelijkheid over welke
mogelijkheden voor het betreffende perceel gelden.
2.3.8 Herziening 22: aanpassing bouwvlak bij Dorpsstraat 996
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Het perceel Dorpsstraat 996.
Inhoud van de herziening
Aanpassing van het bouwvlak.
Motivering
De op het betreffende perceel gerealiseerde woning geheel binnen
het bouwvlak laten vallen.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
13
...................................................................
2.3.9 Herziening 23 opnemen bouwmogelijkheid Dorpsstraat 857
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Het perceel Dorpsstraat 857.
Inhoud van de herziening
Inmiddels is duidelijk geworden hoe het betreffende perceel zal
worden ingevuld. Op de plek van de voormalige kolfbaan worden
twee appartementengebouwen met in totaal 14 wooneenheden
gebouwd, die via luchtbruggen met elkaar zijn verbonden. Voor het
zuidelijke gebouw wordt daarbij qua vormgeving aangesloten bij de
bouwvorm van het gebouw van de voormalige kolfbaan. Onder het
gebouw komt een parkeergarage, die wordt ontsloten vanaf de
Voorburggracht. Voor de betreffende locatie wordt momenteel een
aparte artikel 19 WRO-procedure gevolgd.
Impressie voorgevel gebouwen Dorpsstraat 857 (bron: Ruimtelijke onderbouwing
Dorpsstraat 857, Bouwburo H. Tauber BV)
Motivering
Burgemeester en wethouders achten woningbouw op deze
inbreidingslocatie een goede zaak en werken mee aan het hiervoor
ingediende plan. De raad is voorgesteld om de wijzigingsbevoegdheid
zoals deze was opgenomen in het voorontwerp- en
ontwerpbestemmingsplan om te zetten in een rechtstreekse bouwtitel.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 5 februari 2008 heeft
de gemeenteraad in afwijking van het voorgaande besloten deze
herziening uit het plan te verwijderen. De betreffende herziening is
van de plankaart verwijderd. Ook de passages in de toelichting waarin
onder meer wordt ingegaan op milieuaspecten met betrekking tot het
perceel Dorpsstraat 857, zijn in het navolgende verwijderd..
2.3.10 Herziening 24: wijziging bouwblokken
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Woningen aan de Zwanebloem.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
14
...................................................................
Inhoud van de herziening
De situering van de bouwblokken wordt aangepast op basis van de
werkelijk situering van de gebouwen.
Motivering
Bij een conserverend plan is de juistheid van de weergave op de
plankaart essentieel.
2.3.11 Herziening 25: bouwmogelijkheid Rietorchis 13
Gebied waar herziening betrekking op heeft
Perceel Rietorchis 13.
Inhoud van de herziening
Op deze locatie moet worden aangesloten op de bestaande situatie.
Motivering
Op deze locatie is abusievelijk de bouwmogelijkheid voor een woning
niet opgenomen. Deze woning is inmiddels gerealiseerd en moet op
de plankaart een passend bouwvlak krijgen.
2.4
Herziening van de voorschriften
De hierna volgende aanpassingen zijn in het kader van de herziening
gedaan in de voorschriften:
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
15
...................................................................
Artikel
artikel 1
Begripsbepalingen
artikelen
4 t/m 15
artikel 4
Woondoeleinden I
Wijziging
Motivering
aanpassing van de
begripsomschrijving “aan huis
verbonden beroep”
toevoeging begripsbepaling
“detailhandel”
wijziging van de begripsbepaling
“gevelbreedte”
vergroten duidelijkheid wat
toegestaan is onder beroepen
aan huis
vergroten duidelijkheid
idem
wijziging van de strafbepaling
n.a.v. de wetswijziging van de
Wet op de Ruimtelijke
Ordening;
schrappen van
vrijstellingsbepaling voor de bouw
van een uitbouw voor de
voorgevelrooilijn. Deze bepaling is
bij recht opgenomen in lid 3 sub a
onder 1, inclusief een vrijstelling
voor erkers, dieper dan 1,5 meter
betere aansluiting bij de
werkelijkheid
wijziging maximale bouwhoogte
naar 8,5 m
betere aansluiting bij de
werkelijkheid en vergroten van
flexibiliteit
toevoeging van de zinsnede
…”dan wel de op de plankaart
aangegeven goot- en
bouwhoogte”.
verhoging bouwhoogte
bijgebouwen naar 5 m
toevoeging van de mogelijkheid
voor de bouw van een niet
overkapt zwembad
toevoeging bij vrijstelling van lid 7
onder d dat deze alleen van
toepassing is in combinatie met de
woonfunctie
toevoeging van “paden en
steegjes” bij de
doeleindenomschrijving
toevoeging van aanduiding
“kleinschalig ambachtelijk bedrijf”
(bk)
toevoeging van aanduiding
“opslag” (o)
nuanceren regeling
erfafscheidingen bij hoekpercelen
die grenzen aan openbaar gebied
n.a.v. de uitspraak van Raad
van State (30-11-2005) over
Dorpsstraat 710
idem
aansluiten bij gemeentelijk
beleid (vastgesteld
zwembadenbeleid van 8
oktober 2003)
vergroten duidelijkheid
betere aansluiting bij de
werkelijkheid
n.a.v. uitspraak van Raad van
State (30-11-2005) over
Dorpsstraat 710
idem
bewaken beeldkwaliteit
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
16
...................................................................
Artikel
Wijziging
schrappen van
vrijstellingsbepaling voor de bouw
van een uitbouw voor de
voorgevelrooilijn. Deze bepaling is
bij recht opgenomen in lid 3 sub a
onder 1, inclusief een vrijstelling
voor erkers, dieper dan 1,5 meter
verhoging bouwhoogte
bijgebouwen tot 5 meter
artikel 5
Woondoeleinden II
artikel 6
Bedrijventerrein
artikel 7
Maatsch.
Voorzieningen
toevoeging van de mogelijkheid
voor de bouw van een niet
overkapt zwembad
schrappen van
vrijstellingsbepaling voor maximale
bouwhoogte van 8,5 meter in zone
A
toevoeging van “paden en
steegjes” bij de
doeleindenomschrijving
binnen de wijzigingsbevoegdheid
tevens de bouw van vrijstaande
woningen mogelijk maken
nuanceren regeling
erfafscheidingen bij hoekpercelen
die grenzen aan openbaar gebied
aanpassing van maximale
vloeroppervlak van een
verkoopruimte ten behoeve van
detailhandel naar 150 m² in de
doeleindenomschrijving
wijziging van maximale nokhoogte
voor gebouwen buiten bouwvlak
naar 5 meter
wijziging van aantal toegestane
bedrijfswoningen naar 1, dan wel
het bestaande aantal
wijziging van maximale
bouwhoogte naar 5 meter van
gebouwen buiten bouwvlak
Motivering
vergroten van flexibiliteit en
duidelijkheid
betere aansluiting bij de
werkelijkheid
aansluiten bij gemeentelijk
beleid (vastgesteld
zwembadenbeleid van 8
oktober 2003)
ruimtelijk ongewenst
betere aansluiting bij de
werkelijkheid
verbreding van de
bouwmogelijkheden ter
plaatse
bewaken beeldkwaliteit
vergroten van mogelijkheden
en aansluiten bij gemeentelijk
beleid
vergroten van flexibiliteit
vergroten van mogelijkheden
vergroten van flexibiliteit
artikel 8
Detailhandel
toevoeging van regeling voor
bebouwing buiten het bouwvlak
onder lid 2, sub a onder 3 en 4
correctie van het ontbreken
van een regeling voor
bebouwing buiten het
bouwvlak
artikel 10
Sportterrein
toevoeging van “sauna” aan de
doeleindenomschrijving
aansluiting bij de werkelijkheid
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
17
...................................................................
Artikel
aritkel 11
agrarisch gebied
artikel 12
Verblijfsen verkeersdoeleinden
artikel 13
Wegverkeer
artikel 14
Water
artikel 15
Uit te werken
bestemming (…)
Wijziging
toekennen bestemming
agrarisch gebied met bouwvlak
aan Laanweg 39, met
toevoeging van
wijzigingsbevoegdheid IV voor
de bouw van een woning
toevoeging van garageboxen en
nutsvoorziening in de
doeleindenomschrijving (zie ook
§ 2.8)
toevoeging van
bebouwingsvoorschriften voor
garageboxen en
nutsvoorzieningen
tekstuele aanpassing lid 3 sub b
de verwijzing naar lid 6 (in lid 6)
gecorrigeerd naar lid 5
beperking van
aanlegvergunningvereisten
(‘verwijderen van
oeverbeschoeiing’ niet
opgenomen in lid 7 sub a)
wijziging van de uit te werken
bestemming met weglating van
“bedrijventerrein” en de daarbij
behorende aanpassingen in lid 1
t/m 3 (zie ook § 2.2)
Motivering
onder voorwaarden mogelijk
maken van woning; goed
alternatief voor aanwezige
schuur, die geen agrarische
functie meer heeft
aansluiting bij de werkelijkheid
(zie correctie plankaart)
aansluiting bij de werkelijkheid
(zie punt hierboven)
dubbele regeling
correctie
vergroten van duidelijkheid
n.a.v. bezwaar GS omdat
bedrijfsuitbreiding cq. vestiging
van nieuwe bedrijven hier niet
gewenst is
artikel 18
Wijziging van de strafbepaling
onder lid c
n.a.v. de wetswijziging van de
Wet op de Ruimtelijke
Ordening;
artikel 19
Toevoeging van verwijzing naar
artikel 3, beschrijving in
hoofdlijnen
vergroten van duidelijkheid
nieuwe slotbepaling
t.b.v. vaststelling
bestemmingsplan Oudkarspel
Partiële herziening.
artikel 22
Slotbepaling
Inmiddels is de Wet op de Openluchtrecreatie komen te vervallen,
waarmee artikel 17 in de voorschriften geen betekenis meer heeft.
Omdat dit nog wel het geval was tijdens de tervisielegging, is het
betreffende artikel desondanks gehandhaafd.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
18
...................................................................
3
Randvoorwaarden
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de randvoorwaarden waarbinnen
de herzieningen worden doorgevoerd.
3.1
Hinder bedrijven en wegverkeerslawaai
Er zijn geen bedrijven zodanig gelegen dat zij hinder veroorzaken bij
één van de herziene plandelen. De eventuele vestiging van een
kleinschalig ambachtelijk bedrijf in het bestaande gebouw op het
achtererf van het perceel Dorpsstraat 710 zal geen negatief effect
hebben op het woongenot op de naastliggende percelen. In het
gebied waar wijzigingsbevoegdheid IV van toepassing is (Laanweg)
zal bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nader akoestisch
onderzoek plaats moeten vinden.
3.2
Waterhuishouding
In paragraaf 5.2 van het bestemmingsplan Oudkarspel wordt de
huidige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied Oudkarspel
beschreven. Voor de herzieningen binnen het plangebied geldt dat zij
geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding.
3.3
Externe veiligheid
In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) zijn de lijnen
uitgezet voor een vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
kwetsbare objecten, zoals woningen en onderwijsinstellingen;
beperkt kwetsbare objecten, zoals winkels en kerken;
risicobronnen, zoals bepaalde bedrijven en wegen.
Voor de onderhavige herzieningen geldt dat zij geen gevolgen hebben
voor de externe veiligheid en dat zij niet binnen de invloedssfeer
liggen van bedrijven of inrichtingen die effect hebben op de externe
veiligheid. De locaties waarop de voorliggende herziening betrekking
heeft, liggen evenmin binnen de invloedssfeer van wegen waarover
transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
3.4
Algemeen
Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta.
Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een
prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke
planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
19
...................................................................
betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het
behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de
introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe
houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk
is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van
eventueel aanwezige archeologische waarden.
Algemeen
De Dorpsstraat en de Voorburggracht zijn op de cultuurhistorische
kaart van de provincie Noord-Holland aangeduid als een gebied met
een hoge archeologische waarde. De archeologische waarde van dit
gebied bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten
aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten
en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een
veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke
ontwikkeling van de kern. In de gebieden waar de herzieningen
betrekking op hebben, zijn geen archeologische waarden in het
geding.
3.5
Ecologie
Sinds 1 april 2002 is de nieuwe Flora- en faunawet van kracht. Op
grond hiervan moet bij ruimtelijke ingrepen onderzoek plaatsvinden
naar de effecten van de beoogde ontwikkeling voor de
natuurwaarden.
Voor de plandelen die in deze herziening behandeld worden zijn geen
ecologische waarden in het geding, met uitzondering van het perceel
Laanweg 39a, waar bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid
vooraf onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen voor
mogelijke ecologische waarden.
3.6
Bodemvervuiling
Voor de plandelen die in deze herziening behandeld worden is
onderzoek naar bodemvervuiling niet aan de orde. Wel is voor het
perceel Laanweg 39a bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid
bodemonderzoek vereist.
3.7
Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit
geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet
gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een
arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van
toepassing).
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
20
...................................................................
NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet
milieubeheer in werking getreden. De uitvoeringsregelingen zullen
naar verwachting begin 2008 gereed zijn.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen
van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma
houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de
aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma,
hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden)
voor luchtkwaliteit.
Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn
op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de
grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen
beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, moeten nog
worden vastgelegd in de AMvB-nibm.
Enerzijds is de wet in werking getreden, anderzijds is er nog geen
sprake van een definitief vastgesteld NSL. Deze interimperiode zal
naar verwachting voor geheel 2008 gelden. Tijdens deze periode
geldt dat nieuwe projecten moeten voldoen aan de grenswaarden.
Het kabinet is voornemens om gedurende de interimperiode een
grens van 1% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van
3
maximaal 0,4 µg/m NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate te
beschouwen’ en deze vast te leggen in de AMvB-nibm. Een
verslechtering van de luchtkwaliteit van 1% of minder sluit goed aan
bij de uitspraken van de Raad van State. Voor de komende jaren
wordt door het MNP een daling van de relevante
achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4–0,6
3
µg/m per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Uitgaande van het criterium van de Raad van State, dat nieuwe
ontwikkelingen niet mogen leiden tot het overschrijden of niet bereiken
van de grenswaarden, acht het kabinet projecten die 1% aan de
bestaande concentraties toevoegen aanvaardbaar. De reden hiervoor
is dat deze 1% binnen een jaar gecompenseerd zal worden door de
trendmatige verbetering van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen
verslechtering optreedt.
Het plan biedt de mogelijkheid tot uitbreiding van de woningvoorraad
met 2 woningen (Rietorchis 13 en, na wijziging, Laanweg 39a) . Op
basis van de CROW-publicatie nr. 256 ‘Verkeersgeneratie woon- en
werkgebieden’ (oktober 2007) mag worden uitgegaan van een
ritproductie van 7 ritten per woning.
Dit betekent op de omliggende wegen een maximale toename van
14 motorvoertuigen per etmaal.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter is dan ongeveer
3
600 mvt/etmaal wordt de grens van 1% (een toename van 0,4 µg/m
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
21
...................................................................
2
NO of PM10) overschreden. De toename vanwege het plan is lager
dan de 1% norm. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve
achterwege blijven.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
22
...................................................................
4
Juridische toelichting
Voor wat betreft de voorschriften wordt aangesloten bij het
bestemmingsplan Oudkarspel. Voor de wijzigingen in de
voorschriften wordt verwezen naar paragraaf 2.3.10.
....................................................................
122.00.03.01.50.toe
23
. ................................................
Voorschriften
.................................................
122.00.03.01.50.vrs
. ................................................
Inhoudsopgave
Leeswijzer
3
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
Artikel 2
Wijze van meten
5
5
10
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3
Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Artikel 4
Woondoeleinden I
Artikel 5
Woondoeleinden II
Artikel 6
Bedrijventerrein
Artikel 7
Maatschappelijke voorzieningen
Artikel 8
Detailhandel
Artikel 9
Groenvoorzieningen
Artikel 10
Sportterrein
Artikel 11
Agrarisch gebied
Artikel 12
Verblijfs- en verkeersdoeleinden
Artikel 13
Wegverkeer
Artikel 14
Water
Artikel 15
Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O.
bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen
13
13
15
23
29
34
36
38
40
42
46
49
51
Bijzondere bepalingen
Artikel 16
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Artikel 17
Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de
openluchtrecreatie
Artikel 19
Algemene vrijstellingen
Artikel 20
Wijzigingsbepalingen
Artikel 21
Overgangsbepalingen
Artikel 22
Slotbepaling
59
59
53
60
62
63
64
65
Bijlagen
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Staat van Bedrijven
Matrix Woondoeleinden II
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
. ................................................
Leeswijzer
De grijs gemarkeerde tekstdelen in de voorschriften betreffen
wijzigingen in het kader van de onderhavige partiële herziening.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
3
. ................................................
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
a.
het plan:
het bestemmingsplan Oudkarspel van de gemeente Langedijk;
b.
de plankaart:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 3 bladen,
waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden
zijn aangewezen;
c.
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde
bestemming;
d.
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een
bestemmingsvlak;
e.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een standplaats);
f.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
g.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
h.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
5
. ................................................
i.
bouwvlak:
een op de plankaart door bouwgrenzen en/of gevellijnen
omsloten vlak;
j.
bouwgrens/gevellijn:
een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn;
k.
indelingslijn:
een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve
van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het
oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
l.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
m. bestaand:
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien
krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de
aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van
het betreffende gebruiksverbod;
n.
peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de
weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst en de hoogte van het terrein aan de naar
de weg gekeerde zijde gelijk is aan de hoogte van het terrein
aan de achterzijde van het bouwwerk de bouwhoogte van
het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing
van de bouw;
c. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst en de hoogte van het terrein aan de naar
de weg gekeerde zijde ongelijk is aan de hoogte van het
terrein aan de achterzijde van het bouwwerk, de hoogte van
het terrein aan de naar de weg gekeerde zijde;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
6
. ................................................
o.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging constructie
en/of afmetingen, en gelet op de bestemming, als belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken;
p.
aan-/uitbouw:
een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm
daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie
en /of afmeting daaraan ondergeschikt is;
q.
bijgebouw:
een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie
en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
r.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting
van één afzonderlijk huishouden;
s.
woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een
standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden
verplaatst;
t.
woonschip:
elk drijvend en anderszins geheel of in hoofdzaak in water
geplaatst voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning
gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in
aanbouw is;
u.
ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een
vaartuig;
v.
aan huis verbonden beroep:
een praktijkruimte, kantoor, atelier of kapsalon, schoonheidssalon
of hondentrimsalon en naar aard daarmee gelijk te stellen
functies, welke in een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
de functie een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is;
bij de uitoefening van het beroep aan huis uitsluitend de
bewoner of bewoners van de betreffende woning betrokken
zijn;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
7
. ................................................
w.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet
op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
x.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of
waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
y.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
z.
gevelbreedte:
de breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een
hoofdgebouw;
aa. hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van
maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
bb. café:
een horecabedrijf niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat
tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet
alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als
nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet
ter plaatse bereid;
cc. restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit
het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
dd. daghorecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van koffie,
thee, frisdranken, kleine maaltijden en dergelijke voor consumptie
ter plaatse;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
8
. ................................................
ee. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
ff.
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen
worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of
een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
9
. ................................................
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk,
ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet
meegerekend;
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het
boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel,
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet
meegerekend. Bij bouwwerken waarvan het peil aan de voorzijde
van het bouwwerk ongelijk is aan het peil aan de achterzijde van
het bouwwerk wordt de goothoogte bepaald aan de hand van het
peil aan de voorzijde van het bouwwerk.
c.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
voorzover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven,
is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van
afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van gebroken
kapvormen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de
noklijn zijn gelegen;
d.
de oppervlakte van een bouwwerk:
buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven
peil meegerekend;
e.
de inhoud van een bouwwerk:
boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van
een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons,
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
10
. ................................................
galerijen, trappen, overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1,5 m
bedraagt.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
11
. ................................................
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3
Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Algemeen
De beschrijving in dit artikel is beperkt tot de algemene regels voor de
toepassing van nadere eisen en vrijstellingen en de afstemming op
andere wetten en verordeningen en geldt voor alle bestemmingen.
Voorzover ten behoeve van de afzonderlijke bestemmingen een
beschrijving in hoofdlijnen noodzakelijk is geacht, is deze opgenomen
bij het betreffende artikel.
Toepassing van nadere
eisen
De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend
worden gesteld met het oog op de bevordering van de samenhang
van het stedenbouwkundige beeld en het voorkomen van
onevenredige aantasting van:
de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden;
het bebouwingsbeeld;
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
de verkeersveiligheid.
De nadere eisen hebben geen betrekking op de bouwwerken
genoemd in artikel 43 van de Woningwet (vergunningvrije
bouwwerken).
Toepassing
vrijstellingsbevoegdheden
De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden dient beperkt te
blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting
plaats mag vinden van:
de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden;
het bebouwingsbeeld;
de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
de verkeersveiligheid.
Bij de toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid wordt voldaan aan
de volgende procedurebepalingen:
het voornemen om vrijstelling te verlenen wordt gepubliceerd in
een of meer dag- of nieuwsbladen;
het voornemen met de bijbehorende stukken liggen gedurende 2
weken ter inzage;
belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van
terinzagelegging, bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk
zienswijzen tegen het voornemen kenbaar maken;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
13
. ................................................
-
Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een
beslissing inzake de zienswijzen en delen deze aan betrokkenen
en belanghebbenden mee.
Toepassing
wijzigingsbevoegdheid
Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een
zorgvuldige inpassing in de stedenbouwkundige structuur te worden
gewaarborgd.
Hoogheemraadschap
Inrichting en beheer van water, oevers, boezemwaterkeringen en
waterstaatkundige voorzieningen vinden plaats met inachtneming van
de bepalingen van het Keur van het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier. Dit houdt onder andere in dat voor het bouwen
binnen 5 meter van de waterlijn vanaf de wateren met de bestemming
“water” ontheffing noodzakelijk is van het Hoogheemraadschap. Bij
activiteiten waarbij belangen van het Hoogheemraadschap een rol
spelen, vindt overleg plaats met deze instantie.
Archeologische en
cultuurhistorische waarden
In het gebied dat op toelichtingskaart 2 is aangegeven als
“archeologisch vlak van hoge waarde” streeft de gemeente naar
behoud van de archeologische waarden. In voorkomende gevallen
wordt de gelegenheid geboden om vooraf archeologisch onderzoek te
verrichten. In de gebieden die op toelichtingskaart 2 zijn aangeduid
met “historische geografie, wegenpatroon van hoge waarde” en
“historische geografie, boezemwater van hoge waarde” streeft de
gemeente naar handhaving van de historisch-geografische
kenmerken, zoals die uiting komen in het profiel van wegen en
waterlopen en het reliëf.
Integrale Nota LPG 1984
Binnen de op de plankaart aangegeven “zone vulpunt LPG” gelden de
bepalingen ten aanzien van bouwen en gebruik van gronden uit de
“Integrale nota LPG 1984” van het Ministerie van VROM.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
14
. ................................................
Artikel 4
Woondoeleinden I
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “woondoeleinden I” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
wonen, al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan
huis verbonden beroep;
detailhandel in combinatie met de woonfunctie, voorzover de
gronden zijn aangeduid met “detailhandel” (d);
café/restaurant in combinatie met de woonfunctie, voorzover
de gronden zijn aangeduid met “café/restaurant” (c);
hotel/café/restaurant in combinatie met de woonfunctie,
voorzover de gronden zijn aangeduid met “hotel/café/
restaurant (h);
een daghorecabedrijf voorzover de gronden zijn aangeduid
met “daghoreca” (s);
bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze
voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijven, in
combinatie met de woonfunctie, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “bedrijf” (b), alsmede voor:
een lasbedrijf, voorzover de gronden nader zijn
aangeduid als “lasbedrijf” (bl);
een landbouwmechanisatiebedrijf, voorzover de
gronden nader zijn aangeduid als
“landbouwmechanisatiebedrijf” (bm);
een grootschalige bakkerij, voorzover de gronden nader
zijn aangeduid als “bakkerij” (bb);
een kleinschalig ambachtelijk bedrijf, voorzover de
gronden nader zijn aangeduid als “kleinschalig
ambachtelijk bedrijf” (bk), waarbij ten hoogste 60% van
het bouwvlak met deze aanduiding voor dit doel mag
worden gebruikt;
maatschappelijke instellingen, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “maatschappelijke instellingen” (m);
volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid als
“volkstuinen” (vt);
de opslag van goederen voor zover de gronden zijn
aangeduid met “opslag” (o);
een waterkering in de vorm van een dijk of kade, voor zover
de gronden zijn aangeduid met “waterkering”;
sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “sloten en vijvers”;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
15
. ................................................
-
groenvoorzieningen en/of speelterrein;
paden en steegjes.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder en ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Beroepen aan huis
De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis
verbonden beroep, voorzover:
dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot
extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat
onevenredig wordt aangetast;
de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
50 m .
Bebouwingsbeeld
Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en
hoofdstructuur van het bestaande bebouwingsbeeld. Het
bebouwingsbeeld wordt bepaald door:
een grote afwisseling van bebouwing, zowel voor wat betreft
goothoogte, bouwhoogte en kapvorm als voor wat betreft
gevelbreedte, afstand tot de openbare ruimte en onderlinge
afstand;
overwegend vrijstaande bebouwing met lage goothoogte en
steile kap aan de Dorpsstraat, Ambachtsdijk, Spoorstraat,
Achterstraat, Laanweg, Kroonstraat, Liefdelaan,
Engelenburg, Nijverheidsstraat, Schuitemaker, voor een
deel gaat het daarbij om stolpboerderijen;
een overwegend verticale geleding van de straatwanden in
individuele panden;
incidenteel bebouwing in 2 bouwlagen (hiermee wordt
gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als
bebouwing in twee lagen wordt ervaren);
incidenteel aaneengebouwde woningen.
Situering bebouwing
De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige
structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het
wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen. Voor de op de
plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken wordt, met
het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door bebouwing en
de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar plaatsing van de
naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven gevellijn.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
16
. ................................................
Karakteristieke bebouwing
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm,
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
Beeldkwaliteit
Burgemeester en Wethouders hechten waarde aan handhaving
en versterking van de cultuurhistorische waarde van de
bebouwing en het bebouwingsbeeld binnen de bestemming. Om
die reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin is
aangegeven \met welke aspecten bij de welstandstoetsing
rekening moet worden gehouden. In het beeldkwaliteitsplan
wordt aandacht besteed aan de verkaveling, het
bebouwingstype, het bebouwingsbeeld en de situering van
bebouwing.
Beplanting
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de
algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar
handhaving van de laanbeplanting langs de Spoorstraat.
3
Eisen gebouwen
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met dien verstande dat een uitbouw voor de
voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m,
e
een breedte van maximaal 2/3 deel van de
gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag, is toegestaan, mits de
afstand tot de grens met de bestemmingen “Verblijfsen verkeersdoeleinden” en “Wegverkeer” minimaal 1,5
m bedraagt;
2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten
hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat
op de plankaart is aangegeven;
3. voor het aantal aaneen te bouwen woningen dient
aangesloten te worden bij het in de beschrijving in
hoofdlijnen van dit artikel aangegeven bebouwingsbeeld, bestaande hiervan afwijkende gebouwen
uitgezonderd;
4. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel
in deze gevellijn te worden gebouwd;
5. voor de gevelbreedte van de gebouwen dient
aangesloten te worden bij de bestaande gevelbreedte;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
17
. ................................................
6.
7.
8.
de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen dienen
ten hoogste 3 m respectievelijk 8,5 m te bedragen, dan
wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze
meer bedragen, dan wel de op de plankaart
aangegeven goot- en bouwhoogte;
gebouwd dient te worden met een kap, bestaande
hiervan afwijkende gebouwen uitgezonderd;
de woonfunctie mag worden gecombineerd met een
aan huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte
hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen
2
en bijgebouwen, niet meer dan 50 m bedraagt.
Eisen aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend
gebouwd op de gronden aangegeven met “te
bebouwen erven”;
2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bouwperceel
ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, inclusief het
hoofdgebouw, niet meer dan 50% van het bouwperceel
mag worden bebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan
respectievelijk 3 m en 5 m.
Eisen gebouwen op
volkstuinen
c.
Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden
de volgende bepalingen:
1. per volkstuin is één gebouw toegestaan;
2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden
bebouwd, met een maximum van 15 m²;
3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m
bedragen.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
d.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de
weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste
1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw ten hoogste 2 m;
2. in afwijking van het gestelde onder 1 geldt voor
hoekpercelen grenzend aan openbaar groen en/of een
weg dat de hoogte van erfafscheidingen voor zowel de
zij- als de achterkant van het perceel ten hoogste 2
meter bedraagt, mits de erfafscheiding één meter
achter het verlengde van de voorgevelrooilijn wordt
geplaatst. De hoogte van een erfafscheiding die één
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
18
. ................................................
3.
4.
4
meter of meer achter het verlengde van de voorgevel
evenwijdig aan de weg is gesitueerd, anders dan de
erfafscheiding op de achtererfgrens, bedraagt ten
hoogste één meter.’
er bouwperceel mag 1 zwembad worden gerealiseerd,
mits:
de oppervlakte van het bad niet meer dan 40 m²
bedraagt;
de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het
bouwperceel niet meer dan 50% bedraagt;
het zwembad achter de van de weg gekeerde
bouwgrens of het verlengde daarvan wordt
gebouwd;
de afstand van het zwembad tot enige
perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
er sprake is van een ingegraven bad met een
maximale hoogte van 0,2 m boven het maaiveld;
voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet, waaronder
carports.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de dakhelling van gebouwen, voorzover deze kleiner is dan
45° of groter is dan 60°;
b. de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel
moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde
van het bouwvlak;
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand;
d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
19
. ................................................
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 4, lid 2, vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in lid 1 voor het bouwen ten behoeve van
bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven
onder categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten
op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel
genoemde bedrijven in de voornoemde klassen;
b. het bepaalde in lid 3, sub a onder 1 voor een grotere diepte
van een erker dan 1,5 meter, indien binnen hetzelfde
bouwblok daaraan voor de eerste tervisielegging
medewerking is verleend; de diepte conform de eerdere
toepassing is dan maatgevend;
c. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van
uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale
e
diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3 deel van
de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag; hierbij geldt dat de vrijstelling
uitsluitend wordt overwogen als de afstand tut de grens met
de bestemmingen “Verblijfs- en verkeersdoeleinden” en
“Wegverkeer”minimaal 1,5 m bedraagt;
c. het bepaalde in lid 3 onder a.2 voor het vergroten van het
aantal woningen per bouwvlak in verband met de realisatie
van een woning bij of ter plekke van een bedrijf of instelling
waarbij op het moment van het ter inzage leggen van het
ontwerp het plan geen woning aanwezig was;
d. het bepaalde in lid 3, onder a.4;
e. het bepaalde in lid 3, onder a.5 en zo nodig lid 3, onder a.1,
voor het vergroten van de gevelbreedte, mits:
sprake blijft van een eenduidige kapvorm per
bouwperceel;
de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een
bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden
van woningen ten minste 1 m bedraagt;
De vrijstelling wordt niet verleend voor de met
“karakteristiek" aangegeven panden;
f.
het bepaalde in lid 3, onder a.5 en a.7 en zo nodig lid 3
onder a.1, voor het vergroten van de gevelbreedte in
combinatie met het bouwen zonder kap, mits:
sprake is van een bestaande plat afgedekte woning;
de afstand tot de zijdelingse begrenzing van een
bouwperceel bij de niet aaneengebouwde zijde of zijden
van woningen ten minste 1 m bedraagt;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
20
. ................................................
g.
h.
6
het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan perceel- en
erfafscheidingen, als bedoeld in artikel 43 van de Woningwet
bij rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten;
het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte
van ten hoogste 3 m.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Algemene vrijstelling
a.
Vrijstelling categorie
bedrijven
b.
Vrijstelling detailhandel
c.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 detailhandelsbedrijven met elk ten hoogste
150 m² bedrijfsvloeroppervlak in het deel van de Dorpsstraat
tussen Lourens Bogtmansstraat en N504, in combinatie met
de woonfunctie.
Vrijstelling bedrijven
d.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de bij
deze voorschriften als bijlage 1 gevoegde Staat van
Bedrijven met elk ten hoogste 200 m² bedrijfsvloeroppervlak.
Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de Dorpsstraat en in
combinatie met de woonfunctie.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift
leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die
niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven onder
categorie 1 en 2, maar naar hun aard en hun effecten op het
woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel
genoemde bedrijven in de voornoemde klassen.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
21
. ................................................
Vrijstelling
maatschappelijke
instellingen
e.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van aanvullend
ten hoogste 5 maatschappelijke instellingen aan de
Dorpsstraat.
Voorwaarden verlening
vrijstelling
f.
De onder c, d en e genoemde vrijstellingen worden slechts
verleend, als:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
bestaande detailhandels- en voorzieningenstructuur in
Oudkarspel;
nieuwe winkels, bedrijven en voorzieningen geen sterke
verkeersaantrekkende werking hebben;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
woongenot van bewoners van aangrenzende percelen.
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
22
. ................................................
Artikel 5
Woondoeleinden II
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “woondoeleinden II” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
wonen, waaronder begrepen:
W(v) en W(v)*
: vrijstaande woningen;
W(va) en W(va)* : vrijstaande of maximaal twee
aaneengesloten woningen;
W(a)
: rijenwoningen;
W(s)
: gestapelde woningen,
al dan niet gecombineerd met ruimten voor een aan huis
verbonden beroep;
een woonwagenstandplaats voor ten hoogste 3 standplaatsen voor woonwagens, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “woonwagenstandplaats” (ws);
volkstuinen, voorzover de gronden zijn aangeduid met
“volkstuinen” (vt);
groenvoorzieningen en/of speelterrein;
openbare nutsvoorzieningen;
sloten, vijvers en oeverstroken, voorzover de gronden zijn
aangeduid met “sloten en vijvers”;
paden en steegjes.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
2
Beroepen aan huis
Beschrijving in hoofdlijnen
De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis
verbonden beroep, voorzover:
dit niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot
extra autoverkeer in een mate waarin het woonklimaat
onevenredig wordt aangetast;
de daarvoor gebruikte oppervlakte niet meer bedraagt
2
dan 50 m .
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
23
. ................................................
Bebouwingsbeeld
Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de schaal en
samenhang van het bestaande bebouwingsbeeld per straatzijde
of cluster. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door:
samenhang in het aantal aaneen gebouwde woningen, de
goothoogte en de dakhelling per straatzijde of cluster;
overwegend bebouwing in één of twee bouwlagen met kap
(hiermee wordt gedoeld op bebouwing die vanaf de
openbare ruimte als bebouwing in een of twee bouwlagen
wordt ervaren);
incidenteel bebouwing in 3 bouwlagen (hiermee wordt
gedoeld op bebouwing die vanaf de openbare ruimte als
bebouwing in drie lagen wordt ervaren).
Situering gebouwen
De situering van de gebouwen dient de stedenbouwkundige
structuur, zoals deze wordt gevormd door de richting van het
wegtracé of de pleinvorm, te ondersteunen.
Openbare ruimte
De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras
en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen.
De inrichting van de gronden aangeduid met “water” dient
overwegend te zijn bepaald door water.
3
Eisen gebouwen
Bebouwingsbepalingen
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het
wonen gelden de volgende bepalingen:
1.
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met dien verstande dat een uitbouw voor de
voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1,5 m,
e
een breedte van maximaal 2/3 deel van de
gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag is toegestaan, mits de
afstand tot de grens met de bestemmingen “verblijfs- en
verkeersdoeleinden” en “wegverkeer” minimaal 1,5 m
bedraagt;
2.
het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten
hoogste het bestaande aantal, dan wel het aantal dat
op de plankaart is aangegeven;
3.
voor het bouwen van woningen, anders dan
woonwagens, gelden de aanwijzingen in de als bijlage
2 bij deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
24
. ................................................
4.
5.
6.
in afwijking van de Matrix Woondoeleinden II mag per
bouwperceel inclusief aan- en uitbouwen en
bijgebouwen binnen de bouwvlakken tot maximaal 40%
van de bebouwing plat worden afgedekt;
voor woonwagens gelden de volgende maten:
a. de maximale oppervlakte van het gebouw
bedraagt 120 m²;
b. de maximale hoogte van het gebouw bedraagt
7 meter;
de woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan
huis verbonden beroep, voorzover de oppervlakte
hiervan, inclusief de oppervlakte in aan- en uitbouwen
2
en bijgebouwen, niet meer dan 50 m bedraagt.
Eisen aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
1. binnen het bouwvlak gelden, met uitzondering van
woonwagens, de aanwijzingen in de als bijlage 2 bij
deze voorschriften gevoegde Matrix Woondoeleinden II;
2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen daarnaast
worden gebouwd op de gronden met de aanduiding “te
bebouwen erven” en “woonwagenstandplaats”, waarbij
de volgende bepalingen gelden:
a. de gezamenlijke oppervlakte bij woningen
bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50 m², met
dien verstande dat inclusief de bebouwing binnen
het bouwvlak niet meer dan 50% van het
bouwperceel mag worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per
woonwagenstandplaats ten hoogste 20 m²;
c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan
respectievelijk 3 m en 5 m.
Eisen gebouwen op
volkstuinen
c.
Binnen het gebied met de aanduiding “volkstuinen” gelden
de volgende bepalingen:
1. per volkstuin is één gebouw toegestaan;
2. per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden
bebouwd, met een maximum van 15 m²;
3. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3,5 m
bedragen.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
d.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van erfscheidingen bedraagt vóór de naar de
weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw ten hoogste
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
25
. ................................................
1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw ten hoogste 2 m;
2. in afwijking van het gestelde onder 1 geldt voor
hoekpercelen grenzend aan openbaar groen en/of een
weg dat de hoogte van erfafscheidingen voor zowel de
zij- als de achterkant van het perceel ten hoogste 2
meter bedraagt, mits de erfafscheiding één meter
achter het verlengde van de voorgevelrooilijn wordt
geplaatst. De hoogte van de erfafscheiding die één
meter of meer achter het verlengde van de voorgevel
evenwijdig aan de weg is gesitueerd, anders dan de
erfafscheiding op de achtererfgrens, bedraagt ten
hoogste één meter.’
3. . per bouwperceel mag 1 zwembad worden gerealiseerd,
mits:
de oppervlakte van het bad niet meer dan 40 m²
bedraagt;
de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het
bouwperceel niet meer dan 50% bedraagt;
het zwembad achter de van de weg gekeerde
bouwgrens of het verlengde daarvan wordt
gebouwd;
de afstand van het zwembad tot enige
perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
er sprake is van een ingegraven bad met een
maximale hoogte van 0,2 m boven het maaiveld;
4.
4
voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet, waaronder
carports.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de dakhelling van gebouwen met het oog op de samenhang
van kapvormen per straatzijde of cluster;
b. de plaats van hoofdgebouwen in die zin dat de voorgevel
moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde
van het bouwvlak;
c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
26
. ................................................
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 5, lid 2, vrijstelling verlenen van:
1. het bepaalde in lid 3, sub a, onder 1 voor het bouwen van
uitbouwen voor de voorgevelrooilijn met een maximale
e
diepte van 1,5 m, een breedte van maximaal 2/3 deel van
de gevelbreedte en een hoogte die maximaal gelijk is aan
die van de eerste bouwlaag;
1. het bepaalde in lid 3, sub a onder 1 voor een grotere diepte
van een erker dan 1,5 meter, indien binnen hetzelfde
bouwblok daaraan voor de eerste tervisielegging
medewerking is verleend; de diepte conform de eerdere
toepassing is dan maatgevend;
2. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzien
van de goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen
(categorie W(s)), in die zin dat een maximale gootrespectievelijk bouwhoogte van 8,1 en 12,5 m kunnen
worden toegestaan;
3. het bepaalde in de Matrix Woondoeleinden II ten aanzijen
van zone A in die zin dat een bouwhoogte kan worden
toegestaan van 8,5 m;
2. het bepaalde in lid 3, sub d voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte
van ten hoogste 3 m.
6
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
7
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
27
. ................................................
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
9
Wijzigingsbevoegdheden
Wijzigingsbevoegdheid
locatie Nijverheidsstraat
a.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens I” wijzigen ten
behoeve van de bouw van maximaal 8 woningen en de
daarvoor benodigde infrastructuur. Bij wijziging van de
bestemming gelden de volgende bepalingen:
het plan moet vergezeld gaan van een goede
ruimtelijke onderbouwing;
de woningen moeten een ruimtelijke kwaliteit toevoegen
aan de omgeving en samenhang vertonen;
het zal gaan om vrijstaande woningen, dubbele
woningen of rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit
de Matrix Woondoeleinden II voor de categorieën W(v),
W(va) en W(a) op de plankaart van toepassing zijn;
de bouw van de woningen moet voor 1 januari 2013
plaatsvinden;
er moet een deugdelijke financiële onderbouwing aan
het plan ten grondslag liggen.
Procedureregel
b.
Op de voorbereiding van het onder a bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
28
. ................................................
Artikel 6
Bedrijventerrein
1
Toegelaten bedrijven
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “bedrijventerrein” aangewezen gronden
zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat in de
gebieden die zijn aangeduid met:
“1 en 2” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1
en 2;
“1 t/m 3 (50)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 of 3 met een gewenste afstand tot
milieugevoelige functies van maximaal 50 m;
“1 t/m/ 3 (100)” bedrijven zijn toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 met een gewenste afstand tot
milieugevoelige functies van 100 m,
zoals aangegeven in de bij deze voorschriften als bijlage 1
gevoegde Staat van Bedrijven,
alsmede voor:
een houtverwerkend bedrijf, voorzover de gronden nader
zijn aangeduid met “houtverwerkend bedrijf” (Bh);
een zuurkoolfabriek en groentenverwerkend bedrijf,
voorzover de gronden nader zijn aangeduid met
“zuurkoolfabriek/groentenverwerkend bedrijf ” (Bz);
een kantoor, voorzover de gronden op de plankaart nader
zijn aangeduid met “kantoor” (Bk);
een autoshowroom met brandstofverkoop, inclusief LPG,
voorzover de gronden zijn aangeduid met “garagebedrijf”
(Bg);
waterstaatkundige voorzieningen;
water en oeverstroken.
Detailhandel
Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen,
voorzover deze detailhandel een geïntegreerd en ondergeschikt
deel uitmaakt van een productiebedrijf en/of een ambachtelijk
bedrijf, één en ander in of vanuit een verkoopruimte met een
vloeroppervlak van ten hoogste 10% van het bedrijfsvloer2
oppervlak met een maximum van 150 m .
Artikel 41 Wgh
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder niet begrepen.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
29
. ................................................
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Gevellijn
Voor de op de plankaart met “gevellijn” aangegeven bouwvlakken
wordt, met het oog op de begeleiding van de Dorpsstraat door
bebouwing en de schaal van het straatbeeld, gestreefd naar
plaatsing van de naar de weg gekeerde gevel in de aangegeven
gevellijn.
Karakteristieke gebouwen
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Ten aanzien van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gesitueerd, met uitzondering van gebouwen
met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste
50 m² per bestemmingsvlak;
2. indien een gevellijn is aangegeven, dient de voorgevel
in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak te
worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van binnen een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste de op de
plankaart aangegeven hoogte;
4. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste 3 m
respectievelijk 5 m;
5. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd,
dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde
bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van
de zijdelingse perceelsgrens;
6. per bedrijf is ten hoogste 1 dan wel het bestaande
aantal dienstwoningen toegestaan.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt de volgende bepaling:
de hoogte van de bestaande windturbine op het terrein
van het houtverwerkend bedrijf mag niet meer
bedragen dan de bestaande hoogte;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
30
. ................................................
-
4
voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste
6 m, met dien verstande dat de hoogte van de perceelen erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het
bouwvlak;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak;
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten moet worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand.
5
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 6, lid 2, bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in:
a. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van bedrijven, die
weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel
toelaatbare klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar
hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat
gelijk zijn te stellen met de wel genoemde bedrijven in
voornoemde klassen;
b. lid 1, voor het bouwen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in auto's, auto-onderdelen, boten en caravans,
inclusief accessoires.
6
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
31
. ................................................
7
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Algemene vrijstelling
a.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift
leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Vrijstelling categorie
bedrijven
b.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van bedrijven die
niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare
klassen van de Staat van Bedrijven, doch naar hun aard en
naar hun effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te
stellen met de wel genoemde bedrijven in voornoemde
klassen.
Vrijstelling detailhandel
c.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 6 voor de vestiging van
detailhandelsbedrijven in auto’s, auto-onderdelen, boten en
caravans, inclusief accessoires.
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
9
Wijzigingbevoegdheid
locatie Wijman
Wijzigingsbepaling
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens II” wijzigen ten
behoeve van de bouw van ten hoogste 20 woningen, nieuwe
infrastructuur, en groen- en speelvoorzieningen. Bij wijziging
van de bestemming gelden de volgende bepalingen:
het zal moeten gaan om vrijstaande, dubbele of
rijenwoningen, waarbij de bepalingen uit de Matrix
Woondoeleinden II voor respectievelijk de categorieën
W(va) en W(a) van toepassing zijn;
de woningen zullen moeten passen binnen de
plaatselijke stedenbouwkundige structuur;
er dient een bebouwingsvrije afstand van ten minste
80 m van het LPG-vulpunt in acht te worden genomen;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
32
. ................................................
-
Procedureregel
2.
er dienen zodanige voorzieningen te worden getroffen
dat de waterhuishoudkundige functie van de sloten in
het gebied in stand blijft of wordt verbeterd.
Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
33
. ................................................
Artikel 7
Maatschappelijke voorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “maatschappelijke voorzieningen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen;
daarmee samenhangende verkeers- en verblijfsdoeleinden;
water en oeverstroken.
Rond de Allemanskerk is de functie “begraafplaats” in de
bestemming begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Bebouwingsbeeld
Voor de op de plankaart met “karakteristiek” aangegeven
bebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de hoofdvorm,
zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, gevelbreedte,
dakhelling en kapvorm.
Beplanting
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de
algemene plaatselijke verordening wordt gestreefd naar
handhaving van de opgaande beplanting rond de Allemanskerk.
3
Eisen gebouwen
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een
2
gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m per
bestemmingsvlak;
2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op
de plankaart aangegeven maten;
3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste
respectievelijk 3 m en 5 m;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
34
. ................................................
4.
Eisen bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
b.
4
gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd
dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde
bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van
de zijdelingse perceelsgrens.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, met
dien verstande dat de hoogte van perceel- en
erfafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 7, lid 2, nadere eisen stellen aan:
a. de plaats van gebouwen indien wordt gebouwd buiten het
bouwvlak;
b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
voorzover gebouwd wordt buiten het bouwvlak;
c. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de
met “karakteristiek” aangegeven bebouwing, in die zin dat
aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het
bestaande pand.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
35
. ................................................
Artikel 8
Detailhandel
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “detailhandel” aangewezen gronden zijn
bestemd voor detailhandel.
2
3
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd, met uitzondering van gebouwen met een
gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op
de plankaart aangegeven maten;
3. de goot- en bouwhoogte van buiten een bouwvlak
gelegen gebouwen bedragen ten hoogste
respectievelijk 3 m en 5 m;
4. gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd
dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde
bouwgrens te worden gebouwd en minimaal 2,5 m van
de zijdelingse perceelsgrens.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van luifels bedraagt ten hoogste 6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan
1. de plaats en bouwhoogte van gebouwen indien wordt
gebouwd buiten het bouwvlak;
2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
36
. ................................................
4
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
37
. ................................................
Artikel 9
Groenvoorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “groenvoorzieningen” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
voet- en fietspaden;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de gronden aangeduid met “groenvoorzieningen” dient overwegend te worden bepaald door gras
en beplantingen. Paden en speelplekken zijn daarin begrepen.
3
Bebouwingsbepalingen
Gebouwen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouwen zijn
b.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal
6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden te gebruiken in strijd met de in lid 1
gegeven doeleindenomschrijving.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
38
. ................................................
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
39
. ................................................
Artikel 10
Sportterrein
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “sportterrein” aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
sportterreinen met bijbehorende sportgebouwen,
kleedgebouwen, kantines, tribunes;
sauna;
groenvoorzieningen;
voet- en fietspaden;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen.
2
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de
sportterreinen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
2. ten hoogste 1 dienstwoning is toegestaan binnen het op
de plankaart met “dienstwoning toegestaan”
aangegeven bouwvlak;
3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op
de plankaart aangegeven maten.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8
meter bedragen;
2. de hoogte van lichtmasten voor sportveldverlichting
mag niet meer dan 16 meter bedragen;
3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer dan 8
meter bedragen;
4. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
40
. ................................................
3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, nadere eisen stellen aan de plaats van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover gebouwd wordt
buiten het bouwvlak.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 2, sub a, onder 1 voor:
de bouw van een tribune met een maximale oppervlakte van
300 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
de bouw van ondergeschikte gebouwen ten behoeve van de
sportterreinen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte
van 50 m² voor de gehele bestemming en een maximum
goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 4,5 m.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 6, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
41
. ................................................
Artikel 11
Agrarisch gebied
1
Doeleindenomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn
bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, met
dien verstande dat houtteelt, boomkwekerijen en boomgaarden
niet in de bestemming zijn begrepen.
In deze bestemming zijn tevens begrepen water en oeverstroken,
alsmedeleidingen, duikers, en andere bouwwerken ten behoeve
van waterbeheersing, nutsvoorzieningen, de geleiding,
beveiliging of regeling van het verkeer en transport- en
energieleidingen.
In de bestemming is mestopslag met een omvang van meer dan
3
1 m niet begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Gestreefd wordt naar het handhaven van de open zichtrelatie
vanaf de Voorburggracht tussen de huisnummers 451 en 467
naar het open landelijk gebied ten westen van Oudkarspel en
andersom vanaf de Westelijke Randweg naar het bebouwingslint
aan de Voorburggracht en de Dorpsstraat.
3
Bebouwingsbepalingen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat
geen gebouwen mogen worden opgericht, met
uitzondering van het perceel Laanweg 39a, waar binnen
het bouwvlak een gebouw ten behoeve van agrarische
opslag is toegestaan met een maximale goothoogte van 3
en een maximale bouwhoogte van 8 meter.
b.
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m mag bedragen.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
42
. ................................................
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3, sub a voor de bouw van niet voor
bewoning bestemde gebouwen van lichte constructie,
noodzakelijk voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf,
zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en
naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits:
2
de oppervlakte niet meer dan 40 m bedraagt;
de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
b. het bepaalde in lid 3, sub b voor wat betreft de bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, de waterbeheersing
en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de
bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen. De
vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan
begrepen belangen met betrekking tot het wonen en het
landschap.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
43
. ................................................
8
Wijzigingbevoegdheid
locatie Laanweg
Wijzigingsbepaling
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de
op de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens IV” wijzigen
in de bestemming Woondoeleinden I als bedoeld in artikel
4 ten behoeve van de bouw van een woning. Bij wijziging
van de bestemming gelden de volgende bepalingen:
het zal moeten gaan om een vrijstaande woning met
een kap haaks op de wegrichting van de Laanweg;
de voorgevel van de woning dient op dezelfde afstand
van de wegas van de Laanweg te worden gebouwd
als de voorgevel van de woning aan de Laanweg 39;
de afstand van het hoofdgebouw van de nieuw te
bouwen woning tot de woning op het perceel
Laanweg 39 bedraagt ten minste 5 meter;
de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning
bedraagt ten hoogste 150 m²; daarnaast zijn
bijgebouwen toegestaan met een oppervlak van
maximaal 50 m²;
de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw
bedragen maximaal 3 resp. 8,5 meter;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden op
minimaal 3 meter achter (het verlengde) van de
voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd; de afstand
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt ten hoogste respectievelijk 3
en 5 m;
de woonfunctie mag worden gecombineerd met een
aan-huis-verbonden beroep, voorzover de oppervlakte
hiervan, inclusief de oppervlakte van aan- en
uitbouwen, niet meer dan 50 m² bedraagt;
voor het bouwen van bouwwerken , geen gebouwen
zijnde gelden de bepalingen van artikel 4, lid 3, sub d.
het geluidniveau aan de gevels van de woning
bedraagt niet meer dan 48 dB dan wel een door
Burgemeester en Wethouders toegekende hogere
waarde.
2.
Bij de voorbereiding van de onder 1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheid zal rekening worden gehouden met:
de aspecten bodem, archeologie en cultuurhistorie,
water en milieutechnische aspecten;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
44
. ................................................
-
Procedureregel
3.
de mogelijke aanwezigheid van te beschermen
planten en diersoorten op grond van de Flora- en
faunawet. Indien het onderzoek daartoe aanleiding
geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen
plaatsvinden nadat een ontheffing casu quo vrijstelling
op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
45
. ................................................
Artikel 12
Verblijfs- en verkeersdoeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “verblijfs- en verkeersdoeleinden”
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfs- en verkeersdoeleinden;
parkeervoorzieningen;
speel- en groenvoorzieningen;
water en oeverstroken;
openbare nutsvoorzieningen;
garageboxen, voorzover de gronden zijn aangeduid met
“garageboxen”;
nutsvoorzieningen, voorzover de gronden zijn aangeduid
met “nutsvoorziening”.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de in de bestemming opgenomen gronden dient
met name afgestemd te zijn op een verblijfsfunctie en op de
ontsluiting van de aangrenzende gronden. Het gebruik van de
gronden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen is in
de bestemming begrepen.
Voor de gehele bestemming geldt dat bij de inrichting rekening
moet worden gehouden met voldoende parkeerplaatsen. Voor
bedrijven en instellingen vindt een afstemming tussen
parkeerplaatsen op eigen terrein en op openbaar terrein plaats
op basis van de bouwverordening.
Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het
bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting, uitgezonderd
ondergeschikte aanpassingen. Daar waar de gemeente
herinrichting overweegt worden aanwonenden en andere
belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te spreken.
De bepalingen uit de gemeentelijke inspraakverordening zijn
daarbij van toepassing.
De bestaande verhouding tussen verharding en groen dient
overwegend te worden gehandhaafd.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
46
. ................................................
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a.
voor het bouwen van garageboxen en gebouwen ten
behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende
bepalingen:
1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd;
2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
Eisen bouwwerken die
geen gebouwen zijn
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal
6 m;
2. voor het overige zijn uitsluitend vergunningvrije
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als
genoemd in artikel 43 van de Woningwet.
4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 12, lid 2, nadere eisen stellen aan
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
47
. ................................................
8
Wijzigingsbepaling
Wijzigingsbevoegdheid
Achterburggracht
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan binnen de op
de plankaart aangegeven “wijzigingsgrens III” wijzigen ten
behoeve van de aanleg van een doorgaande waterverbinding voor de recreatievaart naar de Achterburggracht
aan de zuidzijde van de N504.
Procedureregel
2.
Op de voorbereiding van het onder 1 bedoelde besluit tot
wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
48
. ................................................
Artikel 13
Wegverkeer
1
Doeleindenomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor “wegverkeer” zijn
bestemd voor de volgende doeleinden:
wegen;
parkeerstroken;
voet- en fietspaden;
bermen, water en bermsloten;
groenvoorzieningen;
geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen
en -schermen;
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor een LPG-vulpunt voorzover de gronden zijn
aangeduid met “LPG-vulpunt”.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De inrichting van de in de bestemming begrepen gronden dient
met name te zijn gericht op een goede doorstroming van het
verkeer.
Binnen de bestemming wordt uitgegaan van handhaving van het
bestaande wegprofiel en de bestaande inrichting. Daar waar de
gemeente herinrichting overweegt worden aanwonenden en
andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld in te
spreken. De bepalingen uit de gemeentelijke
inspraakverordening zijn daarbij van toepassing.
3
Bebouwingsbepalingen
Eisen gebouwen
a. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
Eisen bouwwerken, die
geen gebouw zijn
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van bouwwerken voor de
verkeerstechnische uitrusting bedraagt maximaal 8 m;
de bouwhoogte bedraagt voor het overige niet meer
dan 2 m.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
49
. ................................................
4
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 omschreven doeleindenomschrijving.
5
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
en Wethouders verlenen vrijstelling van het Burgemeester
bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
50
. ................................................
Artikel 14
Water
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor “water” aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. water en oeverstroken;
b. de bestaande vaste en beweegbare oeververbindingen.
In de bestemming zijn ligplaatsen voor woonschepen niet
begrepen.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
De bestaande indeling is voor wat betreft de waterlijn
maatgevend, met dien verstande dat op ondergeschikte punten
hiervan kan worden afgeweken.
Het gebruik van oeverstroken ten behoeve van aangrenzende
gronden is in de bestemming begrepen voorzover het ruimtelijk
beeld daardoor niet wordt aangetast.
3
4
Bebouwingsbepalingen
a.
Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde gronden geldt dat geen
gebouwen mogen worden opgericht.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt, dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegestaan als genoemd in artikel 43
van de Woningwet.
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3 en artikel 14, lid 2, vrijstelling verlenen van
het bepaalde in lid 1 voor de aanleg van nieuwe oeververbindingen over de Achterburggracht en de Ringvaart.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
51
. ................................................
5
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Aanlegvergunningen
8
Voorschriften betreffende uitvoering van werken en
werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en
Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
het vervangen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
b.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor
normale onderhoudswerkzaamheden.
c.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts
geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de
werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
het overwegend groene karakter van de oevers;
de onbelemmerde doorvaart.
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
52
. ................................................
Artikel 15
Uit te werken bestemming ex artikel 11 W.R.O. bedrijventerrein,
recreatie- en groenvoorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als “Uit te werken bestemming ex artikel 11
W.R.O. bedrijventerrein, recreatie- en groenvoorzieningen”
aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg van
bedrijventerrein, recreatievoorzieningen, groenvoorzieningen en
water met de daarbij behorende infrastructurele,
waterstaatkundige en additionele voorzieningen, bouwwerken,
werken en werkzaamheden.
2
Beschrijving in hoofdlijnen
Bij de realisering van de bestemming worden de volgende
doeleinden nagestreefd:
Bedrijventerrein
-
Recreatieve voorzieningen
-
-
Natuur en groen
-
Water
-
de realisatie van een bedrijventerrein in aansluiting op het
bestaande bedrijventerrein;
handhaving en uitbreiding van de bestaande
speelvoorzieningen;
realisering van aanleggelegenheid voor recreatievaartuigen
met de daarbij behorende aanvullende voorzieningen zoals
sanitair;
aanleg en bouw van aanvullende voorzieningen voor
recreanten;
aanleg van recreatieve wandel- en fietsroutes;
realisatie en behoud van natuurlijke oevers met bos als
onderdeel van een ecologische verbindingszone langs de
oevers van Het Waartje en de waterloop aan de noordzijde
van het terrein;
het realiseren van water met een ecologische functie en een
functie als waterberging.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
53
. ................................................
3
Uitwerkingsregels ex artikel 11 W.R.O.
a.
Ecologisch onderzoek
Ecologische zone
Recreatieve voorzieningen
Gebouwen
Overleg
Hoogheemraadschap
Bedrijventerrein
Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit
met inachtneming van het bepaalde in lid 2 en de volgende
uitwerkingsregels:
1. Voorafgaand aan de uitwerking vindt ecologisch
onderzoek plaats dat inzicht biedt in de bestaande
ecologische waarde van het gebied binnen de
bestemming; het ontwikkelingsplan voor het gebied zal
erop gericht moeten zijn deze bestaande waarden zo
veel mogelijk te handhaven en te beschermen.
2. Langs de oevers van Het Waartje en de noordelijke
waterloop wordt een zone van ten minste 30 m
ingericht als ecologische zone met recreatief
medegebruik.
3. Ten hoogste 100 strekkende meter van de oevers mag
worden benut voor de realisatie van aanlegplaatsen
voor dagrecreanten, met inachtneming van het
overwegend groene karakter van de oevers; de
realisatie van vaste ligplaatsen voor recreatievaartuigen
of woonschepen is uitgesloten.
4. Speelvoorzieningen worden gerealiseerd in de
nabijheid van de bebouwde kom van Oudkarspel, ter
plaatse of aansluitend aan de bestaande
speelvoorzieningen. Hiervoor mag ten hoogste 1
hectare worden benut.
5. Aanleggelegenheden en bijbehorende recreatieve
voorzieningen worden in de nabijheid van de bebouwde
kom van Oudkarspel gesitueerd en geënt op de
routegebonden vormen van recreatie in en rond het
gebied.
6. Ten behoeve van de recreatieve en de natuurfunctie
mogen gebouwen worden gebouwd met een totale
maximale oppervlakte van 200 m² en een goot- en
bouwhoogte van maximaal 4 respectievelijk 7 m.
7. Bij de inrichting van de oeverzones ten behoeve van
natuur en recreatie als bedoeld onder punt 1, 2 en 3
vindt overleg plaats met het Hoogheemraadschap
Hollands Noorderkwartier over het gebruik van kaden
en eventuele beplanting en bebouwing daarvan.
8. Bij de realisatie van nieuw bedrijventerrein zijn de
bepalingen in artikel 6 van deze voorschriften van
overeenkomstige toepassing. Het terrein wordt
gezoneerd conform de in dit artikel aangegeven
milieuzonering.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
54
. ................................................
9.
Ten behoeve van uitbreiding van het bedrijventerrein
mag ten hoogste 50% van het gebied worden benut.
Het bedrijventerrein dient in aansluiting op het
bestaande bedrijventerrein aan de noordzijde van het
bestaande bedrijventerrein te worden gerealiseerd.
Dienstwoningen zijn niet toegestaan. De goot- en
bouwhoogte van gebouwen op het bedrijventerrein
bedragen ten hoogste 7 respectievelijk 10 m.
10. Te vestigen bedrijven mogen geen onevenredige
aantasting tot gevolg hebben van de beoogde natuur-,
ecologische en recreatieve functies en geen grote
verkeersaantrekkende werking hebben. Daartoe zal
een bedrijventerrein ruimtelijk en visueel moeten
worden gescheiden van deze functies. In overleg met
het Waterschap Groot-Geestmerambacht worden
binnen de bestemming maatregelen genomen ter
verhoging van het waterbergend vermogen van de
polder Zuiderkoog, die noodzakelijk wordt als gevolg
van de toename van verhard oppervlak door de aanleg
van het bedrijventerrein.
11. De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de te
realiseren nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein in
het verlengde van de Zaagmolenweg. Deze ontsluiting
moet worden aangelegd voorafgaand aan de realisatie
van het bedrijventerrein en de recreatieve
voorzieningen.
8. Bij de uitwerking van deze bestemming zal een goede
afstemming plaatsvinden met de aangrenzende
bestemmingen.
Ontsluiting
Afstemming
b.
4
Alvorens tot toepassing van de onder a bedoelde uitwerking
over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht gevolgd.
Bouwverbod
Zolang en voorzover het in lid 3 bedoelde plan van uitwerking
niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden
gebouwd, mits
1. het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerpplan
van uitwerking;
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
55
. ................................................
2.
5
van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen
bezwaar is ontvangen, tenzij:
a. Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de
uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de
termijn van de terinzagelegging geen bedenkingen
tegen het ontwerpplan van uitwerking zijn ingebracht,
dan wel;
b. het bouwwerken betreft, waarvoor ingevolge artikel 43
van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist.
Gebruiksbepaling
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd
met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepaling
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Aanlegvergunning
Voorschriften betreffende uitvoering van werken en
werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en
Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
het verwijderen, vervangen en aanbrengen van
oeverbeschoeiingen.
b.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning is niet vereist voor
normale onderhoudswerkzaamheden.
c.
De onder a. bedoelde aanlegvergunning wordt slechts
geweigerd, indien door uitvoering van het werk of de
werkzaamheden een onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
het overwegend groene karakter van de oevers;
de onbelemmerde doorvaart.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
56
. ................................................
8
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een
strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
57
. ................................................
Bijzondere bepalingen
Artikel 16
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig
het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen (artikel 2.5.1);
b. invloed van de omgeving op een bouwwerk (artikel 2.5.2);
c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (artikel 2.5.3);
d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4);
e. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);
f.
erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);
g. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en
ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);
h. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in
gebouwen (artikel 2.5.30).
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
59
. ................................................
Artikel 17
Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie
Het plan verzet zich tegen het gebruik als bedoeld in artikel 8, lid 2
van de Wet op de openluchtrecreatie.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
60
. ................................................
Artikel 18
Uitsluiting seksinrichtingen
a.
b.
c.
Het is verboden de gronden en bouwwerken binnen het
plangebied te gebruiken als seksinrichting.
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde sub a, indien strikte toepassing ervan leidt tot een
beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Overtreding van het bepaalde in sub a wordt aangemerkt als
een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
61
. ................................................
Artikel 18
Algemene vrijstellingen
Meetverschillen grenzen
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de maatvoering ten
aanzien van bebouwings- en bestemmingsgrenzen, en afstanden
tot de erfscheiding, tot een afwijking van ten hoogste 10%,
teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in
overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.
Vrijstelling goot- en
bouwhoogte
2.
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de voorschriften
betreffende de goothoogten en de bouwhoogte tot een afwijking
van ten hoogste 10% en van de dakhelling tot een afwijking van
ten hoogste 5°.
Vrijstelling
nutsvoorzieningen
3.
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het
gestelde in artikel 3, vrijstelling verlenen van de voorschriften van
het plan ten behoeve van een transformator-station,
gasdrukmeet- en regelstation, wachthuisje, rioolgemaaltje en
naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere
bouwwerken van openbaar nut, tot:
a. een maximum oppervlak van 6 m² en een maximum
bouwhoogte van 2,50 m;
b. een maximum oppervlak van 25 m² en een maximum bouwhoogte van 3 m, na de eigenaren en/of gebruikers van de
aangrenzende percelen te hebben gehoord.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
62
. ................................................
Artikel 19
Wijzigingsbepalingen
Wijzigingsbevoegdheid
nutsvoorzieningen
1.
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen ten
behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en
regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te
stellen gebouwen en andere bouwwerken tot een maximum
inhoud van 100 m³, een maximum goothoogte van 3 m en een
maximum bouwhoogte van 5,50 m.
Procedureregel
2.
Alvorens tot toepassing van de onder 1 bedoelde bevoegdheid
over te gaan, wordt de procedure van Afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht gevolgd (de openbare
voorbereidingsprocedure).
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
63
. ................................................
Artikel 21
Overgangsbepalingen
1
Voorschriften betreffende bouwen
Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en andere
bouwwerken of onderdelen daarvan, die op het tijdstip der
terinzagelegging van het ontwerp-plan reeds tot stand waren
gekomen of alsnog tot stand konden komen en die afwijken van
het bestemmingsplan geldt dat:
a. zij, mits de afwijking naar de aard en omvang niet wordt
vergroot, gedeeltelijk mogen worden vernieuwd en
veranderd;
b. zij, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot, mogen worden herbouwd na vernietiging door
calamiteit, mits de aanvraag tot bouwvergunning geschiedt
binnen 18 maanden na het tenietgaan.
2
Voorschriften betreffende het gebruik
a.
Ten aanzien van de in het plan begrepen gronden geldt dat
indien en voorzover het gebruik afwijkt van de in het plan
gegeven bestemming op het tijdstip, dat het
bestemmingsplan rechtskracht verkreeg, zij slechts mogen
worden gebruikt voor de doeleinden, waartoe zij op dat
moment dienden, behoudens wijzigingen in gebruik, welke
niet leiden tot een grotere afwijking van het
bestemmingsplan.
b.
Ten aanzien van de in het plan begrepen gebouwen en
andere bouwwerken geldt dat indien en voorzover zij reeds
tot stand waren gekomen dan wel nog tot stand konden
komen op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtskracht
verkreeg en indien op dit tijdstip dan wel op het tijdstip van
gereedkomen het gebruik afwijkt van de in het plan gegeven
bestemming, zij slechts mogen worden gebruikt voor de
doeleinden, waartoe zij op dat moment dienden, behoudens
wijzigingen in gebruik, welke niet leiden tot een grotere
afwijking van het bestemmingsplan.
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
64
. ................................................
Artikel 22
Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als “Bestemmingsplan
Oudkarspel, partiële herziening” van de gemeente Langedijk.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van … … ………...
de raadsgriffier,
de voorzitter,
14 februari 2008
..................................................
122.00.03.01.50.vrs
65
Bijlage 1: Staat van Bedrijven
grootste afstand 100 meter, categorie 3
SBI-code OMSCHRIJVING
01
014
0141.1
02
020
15
151
151
151
151
1532, 1533
1532, 1533
1532, 1533
1551
1551
1552
1581
1581
1581
1582
1584
1584
1585
1586
1586
1589.2
1589.2
1593 t/m
1595
1598
17
171
172
172
173
174, 175
176, 177
18
181
182
183
19
192
193
20
2010.1
2010.2
2010.2
202
203, 204
205
21
2112
2112
212
2121.2
2121.2
22
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE
LANDBOUW
Dienstverlening t.b.v. de landbouw
hoveniersbedrijven
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V.
BOSBOUW
Bosbouwbedrijven
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN
DRANKEN
Slachterijen en overige vleesverwerking:
- slachterijen en pluimveeslachterijen
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken
- loonslachterijen
Groente- en fruitconservenfabrieken:
- jam
- groente algemeen
Zuivelprodukten fabrieken:
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j
Consumptie-ijsfabrieken
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
- v.c. < 2500 kg meel/week
- Brood- en beschuitfabrieken
Banket, biscuit- en koekfabrieken
Verwerking cacaobonen en vervaardiging
chocolade- en suikerwerk:
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden
Deegwarenfabrieken
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
- theepakkerijen
Soep- en soeparomafabrieken:
- zonder poederdrogen
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
Bewerken en spinnen van textielvezels
Weven van textiel:
- aantal weefgetouwen < 50
Textielveredelingsbedrijven
Vervaardiging van textielwaren
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en
artikelen
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN
VERVEN VAN BONT
Vervaardiging kleding van leer
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van
leer)
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van
artikelen van bont
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN
(EXCL. KLEDING)
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
Schoenenfabrieken
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING
ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
Houtzagerijen
- met zoutoplossingen
Houtconserveringsbedrijven:
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
Timmerwerkfabrieken
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN
PAPIER- EN KARTONWAREN
Papier- en kartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u
Papier- en kartonwarenfabrieken
Golfkartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN
REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
30
10
10
10
50
10
10
10
50
10
3
1
10
10
50
0
50
3
100
100
50
0
0
0
100
100
50
30
50
10
100
100
50
3
3
3
50
100
10
10
100
100
10
10
100
100
3
3
50
50
0
0
100
100
30
50
100
100
3
3
30
100
100
10
30
10
30
100
100
10
30
30
30
100
100
2
3
3
100
50
30
30
50
10
30
10
100
50
3
3
100
10
30
10
100
3
100
10
10
0
50
30
10
0
100
30
3
2
10
0
100
10
100
3
10
50
100
30
100
3
10
50
10
0
10
0
0
10
100
50
50
50
0
10
10
10
100
50
50
50
3
3
3
3
30
10
0
10
50
30
0
30
50
30
3
2
50
10
10
10
50
3
50
50
10
10
30
50
10
10
50
50
3
3
0
10
50
30
100
50
10
10
100
50
3
3
100
0
10
30
30
30
100
100
30
10
0
0
100
100
30
3
3
2
50
30
50
30
50
100
30
30
50
100
3
3
30
30
100
30
100
3
SBI-code OMSCHRIJVING
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
221
2221
2222
2222.6
2223
2223
2224
2225
223
23
0
30
30
10
10
30
30
30
10
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
100
100
30
10
30
10
30
10
0
10
10
0
0
0
10
10
0
10
100
100
30
10
30
30
30
10
1
3
3
2
1
2
2
2
1
50
0
100
30
100
3
50
10
10
10
50
30
50
10
50
30
3
2
100
50
50
10
10
10
100
100
50
50
50
50
100
100
50
3
3
3
50
100
10
10
30
50
30
50
50
100
3
3
30
10
30
50
100
50
30
30
100
50
3
3
10
30
50
100
30
100
10
30
50
100
3
3
10
50
100
100
100
100
30
30
100
100
3
3
10
100
100
10
100
3
10
100
100
100
100
3
0
10
50
30
50
100
100
50
100
0
10
50
100
50
100
3
3
3
30
50
30
30
100
100
30
30
100
100
3
3
50
50
100
100
30
50
50
50
50
50
100
100
100
100
100
50
30
50
50
30
50
50
100
100
50
3
3
3
3
3
50
50
100
30
10
10
50
30
100
100
100
100
30
30
50
50
100
100
100
30
3
3
3
2
30
100
10
30
50
30
30
30
100
100
100
100
50
50
30
30
100
100
100
100
3
3
3
3
30
30
100
30
100
3
30
10
50
30
50
3
2320.2
24
2442
2442
2442
2462
2462
2464
2466
25
2512
2512
2513
26
261
261
2615
262, 263
262, 263
262, 263
2661.2
2661.2
2662
2663, 2664
2663, 2664
2665, 2666
2665, 2666
267
267
2681
2682
28
281
281
284
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2851
2852
287
29
29
29
30
30
31
Uitgeverijen (kantoren)
Drukkerijen van dagbladen
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
Grafische afwerking
Binderijen
Grafische reproduktie en zetten
Overige grafische aktiviteiten
Reproduktiebedrijven opgenomen media
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.;
BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
Smeeroliën- en vettenfabrieken
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE
PRODUKTEN
Farmaceutische produktenfabrieken:
- formulering en afvullen geneesmiddelen
- verbandmiddelenfabrieken
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
- zonder dierlijke grondstoffen
Fotochemische produktenfabrieken
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN
RUBBER EN KUNSTSTOF
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
- vloeropp. < 100 m2
Rubber-artikelenfabrieken
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK,
CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
Glasfabrieken:
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j
Glasbewerkingsbedrijven
Aardewerkfabrieken:
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
Kalkzandsteenfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Betonmortelcentrales:
- p.c. < 100 t/u
Vervaardiging van produkten van beton,
(vezel)cement en gips:
- p.c. < 100 t/d
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
- zonder breken, zeven en drogen
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
Minerale produktenfabrieken n.e.g.
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL
(EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
Constructiewerkplaatsen:
- gesloten gebouw
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.
Metaaloppervlaktebehandelingsbe-drijven:
- algemeen
- scoperen (opspuiten van zink)
- thermisch verzinken
- thermisch vertinnen
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen,
polijsten)
- anodiseren, eloxeren
- chemische oppervlaktebehandeling
- emailleren
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken,
verkoperen ed)
- metaalharden
- lakspuiten en moffelen
Overige metaalbewerkende industrie
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN
APPARATEN
Machine- en apparatenfabrieken:
- p.o. < 2.000 m2
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN
COMPUTERS
Kantoormachines- en computerfabrieken
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR.
MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
2
SBI-code OMSCHRIJVING
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
314
316
32
100
30
30
10
100
50
50
30
100
50
3
3
30
0
50
30
50
3
50
10
50
30
50
3
30
0
30
0
30
2
30
10
100
30
100
3
30
100
50
50
50
100
10
50
50
100
3
3
50
30
30
30
10
30
100
100
100
30
30
30
100
100
100
3
3
3
50
30
30
30
30
30
50
10
10
10
10
10
100
10
30
50
50
50
30
10
10
30
30
30
100
30
30
50
50
50
3
2
2
3
3
3
10
30
50
10
50
3
10
0
30
10
30
2
10
10
50
10
0
30
10
30
0
0
100
10
30
30
30
10
10
30
0
10
100
10
50
30
30
3
1
3
2
2
30
30
0
0
30
30
100
30
100
30
3
2
0
30
10
50
50
30
0
30
10
10
0
30
10
30
30
100
30
30
0
30
0
0
0
30
10
30
30
100
50
30
1
2
2
3
3
2
10
0
30
30
30
2
0
10
10
30
10
10
0
0
10
10
10
10
30
30
30
30
30
30
0
0
0
0
30
10
30
30
30
30
30
30
2
2
2
2
2
2
10
100
0
0
0
100
0
10
10
0
50
30
100
50
50
30
50
10
10
10
100
100
100
50
50
3
3
3
3
3
50
10
10
10
0
0
10
10
30
30
0
0
30
30
100
100
30
30
100
10
30
10
0
0
100
30
100
100
30
30
3
2
3
3
2
2
321 t/m 323
3210
33
33
34
343
35
351
351
351
352
352
354
355
36
361
362
363
364
365
366
45
45
50
501, 502,
504
5020.4
5020.4
5020.4
5020.5
503, 504
505
505
505
51
511
5121
5122
5123
5124
5125, 5131
5132, 5133
5134
5135
5136
5137
5138, 5139
514
5151.1
5151.1
5151.3
5152.2 /.3
5153
5154
5155.1
5156
5157
5157.2 /.3
5162
517
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
Elektrotechnische industrie n.e.g.
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-,
TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
Vervaardiging van audio-, video- en telecomapparatuur e.d.
Fabrieken voor gedrukte bedrading
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN
OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
Fabrieken voor medische en optische apparaten en
instrumenten e.d.
VERVAARDIGING VAN AUTO'S,
AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
Auto-onderdelenfabrieken
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN
(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
- houten schepen
- kunststof schepen
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
- algemeen
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE
GOEDEREN N.E.G.
Meubelfabrieken
Fabricage van munten, sieraden e.d.
Muziekinstrumentenfabrieken
Sportartikelenfabrieken
Speelgoedartikelenfabrieken
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
BOUWNIJVERHEID
Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met
werkplaats
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S,
MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en
servicebedrijven
Autoplaatwerkerijen
Autobeklederijen
Autospuitinrichtingen
Autowasserijen
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en –
accessoires
Benzineservisestations:
- met LPG
- zonder LPG
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
Handelsbemiddeling (kantoren)
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders
Grth in bloemen en planten
Grth in levende dieren
Grth in huiden, vellen en leder
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren,
spijsoliën
Grth in dranken
Grth in tabaksprodukten
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
Grth in overige consumentenartikelen
Grth in vaste brandstoffen:
- klein, lokaal verzorgingsgebied
Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)
Grth in metalen en -halffabrikaten
Grth in hout en bouwmaterialen
Grth in ijzer- en metaalwaren en
verwarmingsapparatuur
Grth in chemische produkten
Grth in overige intermediaire goederen
Autosloperijen
Overige groothandel in afval en schroot
Grth in machines en apparaten
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage,
3
SBI-code OMSCHRIJVING
52
527
60
6022
6023
6024
63
6312
64
641
642
71
711
712
713
714
72
72
73
731
732
74
74
747
7481.3
7484.4
75
7525
90
9000.2
9000.2
9000.3
9000.3
9000.3
9000.3
9000.3
93
9301.1
9301.1
9301.2
9301.3
vakbenodigdheden e.d.
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en
motorfietsen)
VERVOER OVER LAND
Taxibedrijven, taxistandplaatsen
Touringcarbedrijven
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder
schoonmaken tanks)
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen
POST EN TELECOMMUNICATIE
Post- en koeriersdiensten
Telecommunicatiebedrijven
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN,
MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
Personenautoverhuurbedrijven
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl.
Personenauto's)
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
COMPUTERSERVICE- EN
INFORMATIETECHNOLOGIE
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's
e.d.
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
Natuurwetenschappelijk speur- en
ontwikkelingswerk
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk
onderzoek
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
Foto- en filmontwikkelcentrales
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN
Brandweerkazernes
MILIEUDIENSTVERLENING
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
Afvalverwerkingsbedrijven:
- kabelbranderijen
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
- oplosmiddelterugwinning
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
OVERIGE DIENSTVERLENING
Wasserijen en strijkinrichtingen
Tapijtreinigingsbedrijven
Chemische wasserijen en ververijen
Wasverzendinrichtingen
4
Geur
Stof
Geluid Gevaar Afst.
Cat.
10
0
10
10
10
1
0
10
0
0
0
0
30
100
100
0
0
30
30
100
100
2
3
3
30
10
50
30
50
3
0
0
0
0
30
10
0
0
30
10
2
1
10
10
0
0
30
50
10
10
30
50
2
3
10
10
0
10
50
30
10
10
50
30
3
2
0
0
10
0
10
1
30
10
30
30
30
2
0
0
10
0
10
1
0
50
10
0
0
10
0
0
10
30
30
10
0
50
10
0
10
50
30
10
1
3
2
1
0
0
50
0
50
3
50
30
30
50
50
50
10
10
50
50
3
3
100
50
100
10
50
10
0
10
30
30
10
30
10
10
30
10
100
50
100
30
3
3
3
2
30
30
30
0
0
0
0
0
50
50
30
30
30
30
30
0
50
50
30
30
3
3
2
2
. ................................................
Bijlage 2: Matrix Woondoeleinden II
Aantal aaneen te bouwen
woningen
Aantal te stapelen
wooneenheden
Voorgevelbreedte
woning/wooneenheid zone C
Goothoogte zone C
Dakhelling zone C
Bouwhoogte zone C
Eisen bebouwing zone A (1):
a.breedte zone A
b.goothoogte op zijdelingse
perceelsgrens
c.goothoogte aangrenzend
aan zone C
d.bouwhoogte
e.afstand tot voorgevelrooilijn
Eis zone B (1):
Bebouwingsvrije afstand tot
zijdelingse perceelsgrens
(1)
(2)
W(v)
Uitsluitend
Vrijstaand
-
W(v)*
Uitsluitend
vrijstaand
-
W(va)
Max. 2
W(va)*
Max. 2
W(a)
Alle
W(s)
Alle
-
-
1
Min. 6 m
Min. 7 m
Min. 5 m
Min. 5 m
Min. 5 m
Op plankaart
aangegeven
Min. 5 m
Min. 2 m
Max. 3,5 m
Min. 20°
Max .70°
Max. 8,5 m
Min. 2 m
Max. 3,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 9 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2 m
Max. 5,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m
Min. 2,8 m
Max. 6,5 m
Min. 20°
Max. 70°
Max. 10 m.
Min. 3 m
Max. 3 m (2)
Min. 4 m
Max. 3 m (2)
Min. 3 m
Max 3 m (2)
Min. 3 m
Max.5,5 (2)
Max. 3,5 (2)
Max. 3,5 (2)
Max 5,5 (2)
Max 5,5 (2)
-
-
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 6,5 m (2)
Min. 3 m
Max. 8,5 m (2)
Min. 3 m
Min. 3 m
Min. 4 m
-
-
-
-
zone A en B zijn bij woningcategorie W(v) en W(v) * uitwisselbaar
danwel de werkelijke goot- resp. bouwhoogte in zone C, indien deze lager is
PLATTEGROND
VOORAANZICHT
zijdelingse
perceelsgrens
zijdelingse
perceelsgrens
Voorgevelrooilijn
a
nokhoogte = d
e
zijdelingse
perceelsgrens
zone B
zone C
zone A
goothoogte=c
zijdelingse
perceelsgrens
zone B
bebouwd deel van een bouwvlak
a,d
zie Matrix Woondoeleinden
zone C
zone A
*
a
goothoogte = b
II bij “eisen bebouwing zone A”
..................................................
122.00.03.01.00.vrs
*
1
Colofon
Opdrachtgever
gemeente Langedijk
Contactpersoon
mevr. M.D.M. Smit
Projectnummer
122.00.03.12.00
BügelHajema Adviseurs bv
Bureau voor Ruimtelijke
Ordening en Milieu BNSP
Balthasar Bekkerwei 76
8914 BE Leeuwarden
T 058 215 25 15
F 058 215 91 98
E [email protected]
W www.bugelhajema.nl
Vestigingen te Assen,
Leeuwarden en Amersfoort
Ambac
htsdij
k
81
g
twe
pga
Die
t
ar
va
ng
Ri
71A
R
in
g
v
a
a
r
t
73
75
77
g
we
er
me
ud
Wo
69
71
LEGENDA
67
Beheersverordening Oudkarspel
Veilgheidszone - lpg
Waarde - Archeologie 1
weg
gat
Diep
36
Waarde - Archeologie 2
3
Am
ba
ch
ts
di
jk
Waarde - Archeologie 5
33
61
Rin
gsl
oot
Wo
ud
me
er
we
g
59A
Waterstaat - Waterkering
59
63
57
35
65
55
43
10
33
45
35
41
6
27
6a
41
29
40
23B
38
43
31
39
4
37
39
8
2
3
Kerkm
eerwe
g
Woudmeerweg
2
1
4
00
1
2
00
1
2
8
99
17
8
00
1
1
5
0
01
1
6
99
t
aa
tr
ss
rp
Do
9
bos
4
99
Am
ba
ch
ts
di
jk
6
00
1
1
01
2
1
01
4
001
1
1
99
1
01
3
0
99
1
009
005
003 1
1
1
01
1
9
98
2
99
7
98
8
98
503
6A
98
507
505
1
51
bos
1
7
6
98
3
51
9
aan
el
efd
Li
8
0
98
Kerkm
eerwe
g
2
98
bos
4
98
3
1
7
1
2
8
7
9
2
1
6
1
5
at
tra
ons
Kro
30
1
1
5
1
9
1
7
1
25
0
7
9
29
27
31
35
21
at
tra
ons
Kro
501
Wo
ud
me
er
we
g
at
tra
ons
Kro
2
97
34
36
38
9
24
4
7
9
8
1
26
6
7
9
aan
el
efd
Li
t
a
a
tr
ss
rp
o
D
t
h
c
ra
g
g
ur
rb
o
o
V
22
33
497
495
493
41
8
6
9
A
501
39
6
6
9
bos
bos
4
6
9
b
489
1
49
at
tra
ons
Kro
bos
2
6
9
8
5
9
3
96
0
6
9
6
5
9
bos
9
5
9
4
5
9
2
95
bos
489
0
95
West
el
i
j
ke R
andw
eg
9
4
9
6
94
8
94
bos
7
4
9
bos
7
93
7
48
5
48
5
93
3
48
g
twe
pga
Die
936
938
940
1
94
A
940
4
93
3
933
2
93
3
0
93
3A
urg
enb
el
Eng
32
5
A
481
7
8
92
31
481
9
Kerkm
eerwe
g
1
1
479
6
92
8
91
477
475
0
92
6
91
9
2
9
7
2
9
6
0
9
0
91
by
1
92
0
0
9
467
0
90
2
0
9
3
92
8
0
9
g
we
nd
Ra
t
a
a
tr
ss
rp
o
D
e
ijk
el
st
We
9
46
2
91
4
0
9
4
91
5
92
1
47
Y
B
2
9 T
2 NS
9
2
9
473
ht
rac
rgg
rbu
Voo
bos
2
89
9
0
9
6
88 A
6
88
11
9
15
5
91
13
9
8
8
8
9A
91
0
89
7
91
6
89
22
9
91
4
89
1
3
0
9
5
0
9
7
0
9
bos
4
88
Kerk
1
90
bos
878
0
88
9
44
bos
2
88
t
a
a
r
t
s
s
p
r
o
D
1
45
bos
9
89
20
g
we
er
me
rk
Ke
5
89
4
87
6
44
9
88
1
7
88
3
5
7
9
3
88
3
7
8
1
6
8
8
6
4
5
5
8
4H
1
4F G
1
4
4D E 1
1
4
4B C 1
1
4
1
4A
1
13
11
3
85
1
43
1
85
9
42
7 7
42 42
B A
9
9
5
84
33
35
1
1
3
1
5
1
7
1
39
41
A
41
B
41
43
A
43
45
3
21
1
27
3
84
1
84
7A
83
5
42
3
3
83
1
83
41
9
83
7
19
17
15
45
43
13
39
9
2
8
7
82
415
5
82
58
72
1
74
76
3
82
3A
82
19
37
1
3
5
1
40
38
36
34
30
32
28
26
2
1
39
9
1
39
47
21
23
23
3
7
49
43
37
45
5
1
3
39
41
7
1
57
59
53
55
51
5
1
35
21
33
9
19
31
de
od
sd
Li
29
g
we
en
l
mo
ag
Za
27
20
e
nd
wi
ag
Ha
25
2
d
i
we
l
aa
Dw
23
4
8
1
21
d
i
ru
nk
ei
nt
Fo
4
1
6
1
22
bos
9
1
24
wiu
5
39
0
1
2
1
eg
sw
an
pm
Ho
817
9
80
35
14
1A
82
94
96
26
33
3
1
42
4
m
t/
31
1
1
12
8
10
6
8
2
29
9
44
12
e
ng
pu
ek
Be
6
85
7
8
1
40
46
14
9
39
48
16
10
3
40
90
g
we
en
l
mo
ag
Za
92
18
6
9
81
84
86
88
50
20
4
7
13 1
15
52
83
5
3
78
80
82
22
f
ra
sd
nd
Ho
9
1
1
24
de
win
ag
Ha
26
A
1
1
54
28
f
ra
sd
nd
Ho
el
ist
rd
ee
Sp
2
30
1
32
56
81
5
34
2
1
5
81
11
9
7
60
79
67
13
5
62
3
64
13
66
11
68
9
70
4
7
2
77
39
37
4
6
2
1
6
75
63
8
8
4
7
5
3
5
80
g
f8
6
e8
6
d8
6
c8
6
b8
6
a8
6
68
61
0
1
10
6
e
nd
wi
ag
Ha
t
aa
tr
ss
rp
Do
12
TO
1
5
7
59
14
id
ru
ikk
rz
Pe
8
ee
br
eg
We
25
2
1
2
r
ve
la
lk
Ro
59
27
5
4
57
5
3B
84
21
47
35
55
3
A
6
2
8
33
53
bos
3
55
51
71
7
83
53
61
31
6
2
8
11
29
49
69
0
83
9
2
65
2
83
27
4
e
nd
wi
ag
Ha
31
e
nd
wi
ag
Ha
ad
bl
ef
Ho
33
1
82
51
23
25
4
83
7
ht
c
ra
g
g
ur
rb
o
o
V
25
6
37
35
3
81
49
23
8
83
5
8
School
1
81
47
57
9
1
6
83
10
t
aa
str
en
ing
ijl
Te
7
5
3
79
37
3
40
28
84
7
42
9
84
27
31
2
P
7
5
8 7K
5
8
25
29
15
9
5
8
23
19
3
43
65
8
40
21
17
67
8
42
9
1
25
7
7
8
44
2
1
7
1
27
38
21
5
43
29
36
23
7
43
34
7
4
84
5
6
84
63
9
43
31
32
67
1
88
5
1
46
0
1
8
84
65
0
85
73
2
85
wiu
3
29
volkstuin
0B
85
4
85
71
6
5
8
at
ra
st
ns
ma
gt
Bo
1
9
1
volkstuin
8
5
8
s
en
ur
Lo
1
12
n
Va
27
7
1
0
86
4
1
t
aa
tr
ss
i
hu
gt
Re
64
25
21
H
7
5
8 7D
5
8
G
7
5
8 7C
F 85
7
5
8 7B
E 85
7
5
8 7A
5
8
6
1
58
60
2
6
8
69
1
44
3
1
4
6
8
14
50
at
ra
sst
i
hu
gt
Re
23
14
8
32
56
62
68
16
16
41
18
18
52
54
2
0
1
38
46
48
4
2
1
36
40
42
a
63
b
63
c
63
d
63
e
63
f
63
g
63
h
63
66
School
6
2
20
47
45
43
t
aa
tr
es
od
er
ed
Br
4
22
51
49
34
6
24
g
we
nd
Ra
at
ra
sst
i
hu
gt
Re
30
20
8
24
26
28
t
aa
tr
iss
hu
gt
Re
e
ijk
el
st
We
20
22
t
aa
str
el
ste
Ka
10
24
12
4
1
6
1
8
1
22
8
1
20
22
24
6
1
26
7B7A
1
7D7C 1
1
7F7E 1
1
7H7G 1
1
1
D
o
r
p
s
s
t
r
a
a
t
R
7
5
8 7M
5
8
1
1
28
2
1
4
1
t
aa
tr
es
od
er
ed
Br
t
aa
str
el
ste
Ka
0
1
5
88
30
bos
t
aa
tr
es
od
er
ed
Br
bos
S
7
5
8 7N
5
8
bos
bos
6
6
8
3
44
t
h
c
a
r
g
g
ur
b
r
o
o
V
bos
bos
8
86
g
we
nd
Ra
bos
0
87
e
ijk
el
st
We
1
89
3
89
2
87
t
a
a
r
t
ls
e
e
t
s
a
K
Begraafplaats
87
6
1
1
25
5
1
17
13
9
38
3
1
9
7
7
37
5
32
30
8
28
5
6
26
4
0
1
47
49
m
t/
6
24
1
51
53
37
5
1
55
57
23
21
33
29
31
33
35
67
37
43
41
4
1
8
34
39
6
1
47
45
51
49
53
10
55
32
er
i
ol
i
rv
te
Wa
8
3
6
25
1
5
7
31
2
54
4
9
58
52
3
1
50
48
5
1
46
3
44
27
2
25
21
34
21
4
19
6
15
13
10
11
8
9
12
7
5
3
1
14
6
4
1
6
4
8
28
26
2
111
4
14
4
1
6
3
6
er
pp
i
ch
ts
ur
Be
113
30
an
ria
le
Va
2
12
32
17
17
0
1
6
26
24
2
2
9
10
9
7
8
ng
rli
ee
ch
rs
te
Wa
10
5
6
8
18
23
25
15
20
21
36
23
22
2
4
117
38
13
24
7
1
9
1
40
11
7
1
4
10
9
6
10
19
8
10
9
1
t
aa
tr
ss
id
he
er
jv
Ni
12
3
110
d
la
eb
ri
rd
te
Wa
15
14
5
23
13
11
112
11
21
115
42
23
1
27
9
10
16
8
7
5
t
Vle
id
e
w
r
e
o
B
uid
kr
ne
gin
nin
Ko
1
29
1
1
28
7
25
lie
rle
te
Wa
12
18
9
9
1
1
5
14
20
22
10
7
30
29
16
26
24
12
2
4
23
1
21
1
26
3
1
1
51
bos
51
ad
l
eb
ri
rd
te
Wa
4
6
36
27
2
38
25
53
92
9
1
7
1
35
40
3
59
90
3
9
2
3
m
t/
45
1
43
88
2
86
8
4
4
12
2
27
4
6
4
1
84
3
1
1
34
2
4
1
9
37
7
5
3
97
95
93
91
89
36
9
38
13
99
2
29
11
4
27
15
7
25
80
6
22
23
4
6
29
8
69
n
or
do
an
as
er
Mo
31
383
15
11
13
113
9
21
82
11
119
117
115
9
1
78
0
1
83
6
6
5
13
15
121
7
1
em
lo
eb
an
Zw
8
9
7
17
125
123
30
28
11
17
32
29
1
2
ad
l
eb
ri
rd
te
Wa
2
1
t
un
rm
te
Wa
2
2
381
19
27
1
4
4
8
0
1
his
rc
to
Rie
8
wiu
7
38
11
21
66
87
2
4
10
7
8
1
4
1
d
i
ru
nk
ei
nt
Fo
85
8
35
20
2
6
10
12
m
loe
eb
an
Zw
33
22
6
1
1
4
8
39
24
6
12
12
14
37
9
m
t/
14
41
26
40
3
8
16
t
ee
rb
ke
Kik
18
et
zo
er
tt
Bi
6A
1
id
ru
sk
je
as
Bla
42
5
10
20
0
1
e
dd
do
Lis
16
g
we
nd
Ra
eg
sw
an
pm
Ho
7
10
3
10
7
5
1
5
10
16
1
2
1
7
1
3
4
1
8
1
t
un
rm
te
Wa
8
0
1
20
49
22
7A
2
0
9
1
23
1
99
97
25
27
93
91
29
2
31
80
33
g
we
nd
Ra
43
at
ra
st
ds
i
he
er
jv
Ni
95
4
82
45
16
ge
eg
rz
ve
Oe
35
5
37
78
76
74
39
ge
eg
rz
ve
Oe
72
4
1
1
ge
eg
rz
ve
Oe
68
ge
eg
rz
ve
Oe
70
D
ie
p
s
m
e
e
r
w
e
g
1
bos
A
1
69
71
3
d
Sportvel
d
svel
Tenni
bos
d
vel
Voetbal
bos
sportveld
d
vel
Voetbal
8
d
vel
Voetbal
0
1
p
ho
sc
em
ez
Bo
8
bos
2
1
eg
ew
al
i
nc
i
ov
Pr
ke
ij
el
st
We
t
Vle
eg
rw
ee
sm
ep
Di
wiu
04
N5
bos
g
we
nd
Ra
bos
bos
8B
0
1
2
1
4
1
4B
1
2A
1
9
4A
1
6
1
6a
1
1
E23
el
ss
Mo
m
t/
k
23
De
eg
rw
ee
sm
ep
Di
27
43
20
3
1
29
45
t
i
hu
Sc
31
22
Gemeente Langedijk
6f
1
3A
1
8
1
6g
1
8A
1
6h
1
8B
1
6j
1
Beheersverordening Oudkarspel
6k
1
4
1
eg
ew
al
i
nc
i
ov
Pr
04
N5
2
1
bos
Verbeelding Blad 1
0
1
9
eg
rw
ee
sm
ep
Di
7
5
datum:
09-09-2014
BugelHajema
schaal:
1 : 2000
Plek voor ideeºn
status:
vastgesteld
projectnr.:
122.00.03.12.00
gezien:
MJ
3
1
nd
ma
ol
Ko
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01
Postbus 274, 9400 AG Assen
W
T
0592 316 206
E
BNSP
[email protected]
www.bugelhajema.nl
bos
23
6
1
84
e
ijk
el
st
We
t
un
rm
te
Wa
47
21
d
ei
ikw
Sl
18
86
6
1
14
e
ijk
el
st
We
wiu
5
1
3
1
12
22
1
6
1
lie
rle
te
Wa
24
3
d
ei
sw
Bo
44
26
6B
1
uid
kr
ein
nt
Fo
g
we
en
l
mo
ag
Za
5
38
40
23
46
0
1
8A
1
LEGENDA
Beheersverordening Oudkarspel
Veilgheidszone - lpg
Waarde - Archeologie 1
Waarde - Archeologie 2
Waarde - Archeologie 5
Waterstaat - Waterkering
34
eg
lw
ui
sk
ap
ha
Sc
g
rwe
kmee
Blee
1
8
7
Sc
ha
ap
sk
ui
lw
eg
6
1
eg
lw
ui
sk
ap
ha
c
S
horn
l
)- Ko
l
Omva
r(
kmaa
alAl
Kana
0
1
6
5
eg
ogw
nko
dde
Mi
4
3A
4
3
Rin
gs
loo
t
t
sloo
Ring
wgr
n
hor
Kol
)val
Om
(
aar
km
l
A
aal
Kan
2
d
oor
k N
j
i
rdd
Waa
wgr
wgr
wgr
wgr
al
na
Ka
wgr
r
aa
km
Al
l)
va
Om
(
k
ij
dd
ar
Wa
n
or
lh
Ko
d
or
No
bos
t
oo
sl
ng
Ri
bos
wgr
wgr
wgr
volkstuin
wgr
wgr
bos
Waarddijk Noord
Kanaal Alkmaar (
Omval)- Kolhorn
1
bos
bos
7B
Het Waartje
5B
6
5A
6A
5
bos
4
bos
wgr
bos
0
82
2
3
81
5
81
817
9
81
8
81
Waarddijk Noord
1
82
3
rf
we
ut
Ho
2
81
4
81
6
81
1
6
80
810
36
al
na
Ka
5
80
8
80
r
aa
km
Al
8
78
2
79
g
we
an
La
27
23
2
78
1
78
31
30
29
26
6
78
0
79
5
78
33
32
n
or
lh
Ko
4
79
3
79
34
3A
1
l)
va
Om
(
798
796
0
80
2
80
5
79
37
35
24
22
21
20
4
78
4A
1
1
77
4
77
4
1
2
1
1
1
g
we
an
La
rd
o
o
N
Y
8B
76
8
76
9
76
3
1
k
ij
d
rd
a
a
W
n
or
lh
Ko
0
77
2
77
381
5
1
l)
va
m
(O
6
77
9
37
7
8
3
6
76
a
39
7
76
9
5
4
2A
39
4
76
b
1
2
76
3
76
g
we
le
ia
c
n
vi
o
r
P
0
1
2
a
1
1
5
37
7
75
0
76
3
37
9
75
1
76
5
76
bos
7
1
6
1
r
aa
km
Al
3
77
5
77
8
1
al
na
Ka
8
77
7
37
9
1
11
9
80
A
1
3B
1
43
31
1
1
1
1
09
1
07
1
2
1
1
99
06
1
0
1
1
95
1
37
40
1
74
74
72
68
70
64
60
62
58
56
54
50
48
1
1
44
9
38
A
48
36
6
7
34
40
1
4B
22
30
52
20
6
1
2A
2
2
1
9
73
9
1
71
1A
71
115
7
70
7
9
70
5
70
4
1
2
1
0
1
8
2
23
24
6
4
2
22
20
701
b
22
3
33
26
1
34
6
4
a
54
94
1
33
6
1
92
90
88
86
84
82
699
5
1
8
1
4
1
697
18
3
1
693
1
1
7A
5
16
16
A
7
3
B
28
bos
t
raa
est
ri
ust
nd
I
17
9
2e
15
688
14
51
53
7
55
57
61
59
68
685
8
80
70
687
g
we
ng
i
l
i
Ve
e
ad
sk
el
nd
Ha
bos
28
A
28
2
1
695
7
1
1
689
691
b
54
03
1 1
10
30
2B
113
8
31
111
4
32
117
11
0
1
9
10
c
54
7
10
a
56
5
10
56
g
we
er
st
We
22
24
A
26
0
69
5
1
3
1
20
26
692
330
66
1
1
wst
694
at
ra
st
ds
i
he
er
jv
Ni
eg
sw
bo
en
ut
ho
Sc
9
bos
696
60
62
4A
wst
698
64
Vei
l
i
ngweg
4
702
e
ad
sk
el
nd
Ha
700
56
58
2
1
2A
704
52
54
g
we
er
st
We
wst
6
70
97
at
ra
st
ds
i
he
er
jv
Ni
st
We
jk
i
dd
ar
Wa
2
708
99
bos
34
710
r
te
es
me
ng
i
l
i
Ve
t
aa
tr
ss
rp
Do
ht
ac
gr
rg
bu
or
Vo
1
st
We
63
6
de
4
5
5a
1
9
S
c
h
o
u
t
e
n
b
o
s
w
e
g
r
jve
Wui
5
1
2B
3a
1
2A
4
2
329
2
9A
1
9B
1
2a
65
67
1
2b
9
1
13
2C
5
1
3
7
1
9C
1
18
20
6
1
69
71
weg
ng
i
l
i
Ve
weg
nd
Ra
3B
3a
19
5
r
ke
ma
te
i
hu
Sc
ke
lij
ste
Oo
7
23
3
1
3
1
3
71
33
ht
rac
rgg
rbu
hte
.Ac
Ged
J
712
A
712
t/m
7
5
3
jk
i
dd
ar
Wa
7
e
ad
sk
el
nd
Ha
3
34
04
N5
58
96
eg
ew
al
i
nc
vi
Pro
5
28
98
1
6
4
1
1
9
71
9A
71
8
60
0
10
3
4
14
7
2
10
at
tra
ors
Spo
0
1
6
1
1
3
72
4
1
8
1
1
725
5
1
18
7
0
2
7
4
10
5
1
62
16
7
6
10
t
aa
tr
ss
id
he
er
jv
Ni
721
6
1
20
1
8
10
21
t
aa
tr
rs
oo
Sp
64
110
t
raa
rst
hte
Ac
7
1
733
76
a727
727
78
7
73
80
31
9
1
t
raa
rst
oo
Sp
d
pa
els
nd
Ha
2
72
6
72
350
112
6a
72
36
1
37
23
9
82
45
39
27
3
1
84
4
72
8
72
34
1
55
49
47
88
61
57
25
9
34
92
81
79
59
53
43
5
34
94
77
67
0
73
3
35
at
ra
rst
oo
Sp
75
71
21
1
1
35
96
4
73
23
1
89
87
85
98
6
73
25
1
93
91
63
00
1
3
36
04
1
29
1
02
1
42
38
0
74
a
81
4
1
1
8
273
74
4
74
3
74
05
1
03
1
01
1
97
6
1
81
1
1
6
74
5
74
20
1
8
74
7
74
0
75
0
36
5
36
t
aa
tr
rs
oo
Sp
3
1
1
22
1
9
36
25
1
23
1
21
1
9
1
1
7
1
1
29
1
24
1
2
75
t
aa
tr
ss
rp
Do
1
75
27
1
27
1
2
A
43
6
75
3
75
4
75
5
75
8
75
ht
ac
gr
rg
bu
or
Vo
4
4
37
1
35
1
8
6
27
6
16b
bos
2
1
6
2
7
67
9
2
663
8
17
43
83
37
19
77
41
75
39
73
71
37
35
17
13
32
69
46
na
An
n
va
65
t
aa
str
en
ks
Sa
bos
bos
bos
25
35
1 : 2000
Plek voor ideeºn
status:
vastgesteld
projectnr.:
122.00.03.12.00
gezien:
MJ
49
k
23
5
3
34
32
1
3
5
7
9
1
1
3
1
5
1
17
19
21
2
23
25
27
24
29
22
20
18
23
Om
r (
kmaa
al Al
Kana
47
29
45
31
Postbus 274, 9400 AG Assen
W
43
25
27
23
21
BugelHajema
schaal:
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
41
60
9
19
09-09-2014
NL.IMRO.0416.BVOK2014-va01
39
58
7
1
1
datum:
44
Oostelijke Randweg
35
29
5
23
67
31
29
21
15
26
28
30
33
31
29
27
25
23
33
48
31
27
25
64
36
33
29
27
39
33
31
36
31
35
37
38
29
25
49
40
29
31
42
27
47
19a
44
25
50
38
27
46
19
43
35
24
33
48
17
33
14
16
35
50
Dorpsst
raat
34
B
29
625
18
20
22
37
6A
A
29
627
39
631
1
623
81
39
4
6
8
10
12
9
64
3
64
629
3
1
E23
m
t/
639
79
2
41
11
653
651
13
4
15K
15
661
659
655
7
64
5
6
23
311
637
8
3
1
19
13
2
Juliana v
an Stolber
gstraat
43
4
1
1
15
41
6
2
1
13
39
45
3
1
7
4
37
0
1
4
1
9
6
2
5
1
621
8
6
1
8
1
1
1
641
2
1
7
1
619
0
1
6
1
9
1
617
2
1
20
21
17
11
20
21
9
1
9
615A
4
1
9
615
6
1
7
613
8
1
5
8
1
72
20
3
297
74
1
299
76
07
1
9B
29
78
54
52
40
37
9C
29
80
66
34
9A
29
82
05
1
7
15
9
98
03
1
5
m
t/
01
1
3
15A
99
1
m
t/
97
7
00
1
21
311
02
1
9
1
17A
95
32
68
70
3
t
aa
tr
ss
lm
So
16
14
12
10
6
4
31
9
84
Verbeelding Blad 2
56
1
n
va
33
7
04
1
2
23
93
30
ia
al
Am
5
06
1
A
64
28
42
7
1
5
1
3
1
Bo
te de
Charlot
ikstraa
ik Hendr
Freder
3
Beheersverordening Oudkarspel
26
17
Gemeente Langedijk
24
at
tra
nys
ng
i
t
l
aa
Co
str
de
ms
l
se
So
ui
o
n
L
va
a
i
al
Am
26
15
86
22
5
28
13
88
63
7
6
t
aa
tr
ss
lm
So
30
11
08
1
90
g
rwe
ste
We
61
1
23
91
14
59
3
0
1
n
va
21
89
16
57
92
94
96
27
a
ali
Am
32
19
32
1
87
n
or
lh
Ko
55
5
25
23
31
29
30
1
4
17H
6
85
l)
va
Om
(
weg
nd
Ra
53
7
29
25
1
7
r
aa
km
Al
0
1
1
2
1
1
4
1
1
6
1
1
ke
lij
ste
Oo
t
aa
str
en
ks
Sa
51
9
27
34
at
gerstra
j
wi
em de Z
l
l
Wi
8
1
1
20
1
n
va
49
11
at
ra
yst
gn
lin
Co
25
36
26
9
t
gerstraa
j
wi
em de Z
l
l
Wi
13
t
aa
str
en
ks
Sa
de
23
38
28
7
1
15
na
An
47
15
n
va
e
uis
Lo
21
40
30
5A
1
24
0
1
2
t
aa
tr
ns
bo
ur
Bo
42
32
26
28
6
1
21
1
1
9
t
raa
yst
ngn
i
Col
de
se
i
Lou
a
1
1
22
9
1
8
3
7
612
lp
he
Sc
30
8
1
19
de
44
ikstraat
ik Hendr
Freder
34
28
614a
614
at
ek
Ze
20
24
26
7
1
1
3
4
8
at
tra
ns
re
Bu
4
46
36
raat
Mauritsst
30
616
1
1
17
6
48
29
25
618
bos
e
tt
lo
ar
Ch
31
23
622A622
1
622B620
3
ad
rsp
sse
Vi
15
39
37
33
628
5
1
6
n
va
41
na
An
13
M
29
27
624
7
34
11
M
T/
35
626
racht
burgg
Voor
9
k
ui
kr
i
Al
na
An
9
4
47
8
C
29
630
11
26
28
30
32
9
at
ra
St
10
632
traat
Langes
13
6
1
45
7
e
ng
La
43
634
15
4
1
1
8
5
636
17
39
8
0
1
2
1
3
638
47
41
6
20
52
640
t
aa
tr
fs
Ho
t
traa
Hofs
21
4
22
1
642
5
3
7
24
54
644
646
3
1
at
tra
fs
Ho
al
na
Ka
648
raat
est
Oranj
1
1
45
39
35
27
41
2
n
va
28
1
na
An
9
3
t
aa
str
en
ks
Sa
2
raat
bergst
n Stol
ana va
i
Jul
bos
31
61
59
t
aa
str
nje
Ora
26
1
652
43
37
33
25
1
t
aa
str
ek
Ho
12
654
acht
rggr
rbu
Voo
31
23
W.I.U.
W.I.U.
29
21
ab
Kr
BY
1
0
1
658
656
t
raa
pst
Dor
310
l
sse
Mo
De
ge
La
t
aa
str
rg
be
ol
St
2
3
1
27
8
5
681
4
665
6
63
at
ra
st
je
an
Or
e
1
n
va
a
an
i
l
Ju
24
1
671
668
666
664
662
669
8
675
1
673
7
1
t
aa
str
ek
Ho
4
660
ge
La
22
1
679
4
5
4b
5
5
4
10
683
1
4
1
7
at
tra
jes
an
Or
2e
8
10
8
2
670
2
29
a-c
29
672
8B
6a
0
1
A
683
6
t
aa
str
rie
ust
Ind
4
8A
3
5
2e
674
6
aat
str
nje
Ora
8
67
t
straa
Dorps
4B
4A
4
aat
str
rie
ust
Ind
682
680
2A
33
16I
16
16J
16F 6K
16C
1
16G 6L
16D
1
16H
16E
684
at
ra
st
el
ss
Mo
T
0592 316 206
www.bugelhajema.nl
E
BNSP
[email protected]
8
1
8A
1