Ontzield Achter mij klinken lachsalvo’s en gespetter van water. Voorzichtig schuifel ik over de gladde vloer richting de kleedkamer tot de deur achter me dichtvalt. Uit mijn sporttas haal ik een grote ruwe handdoek en droog me van boven naar beneden af. Als ik me optrek stoot mijn hoofd per ongeluk tegen iemand aan. Een buik zie ik nu, van een zwangere vrouw die zich net als ik afdroogt. Ze kijkt me even aan op een manier die me raakt. Alsof ze de korte aanraking prettig vindt. Ik keer mijn hoofd van haar af; wil geen deel uitmaken van haar geluk en van het wonder dat zich in haar buik bevindt. In de spiegel zie ik ons, mij pezig en plat en zij zacht en in bloei. “Ik heb jullie slecht nieuws te vertellen.” Het is woensdag, 29 april, 8.05 uur. Ze spreekt de woorden zorgvuldig uit. Voor me zit een vrouw van middelbare leeftijd in een wit pak met blond engelachtig haar. Ze kijkt en spreekt vanuit haar rol als arts, wetend wat ze zegt en hoe. “In je bloed zijn hoge waarden FSH en LH en lage waarden oestradiol en progesteron aangetroffen… Jullie moeten binnen nu en een week beslissen of jullie IVF willen toepassen, maar de kans dat dit aanslaat is minimaal.” Stom geslagen kijken Joost en ik elkaar aan. Vragen als ‘waarom’, ‘hoe is het mogelijk’ worden afgedaan met een doorverwijzing. “Maak een afspraak met professor dr. Klaver. Die kan al je vragen beantwoorden.” Ik hoor dat Joost nog wat toelichting vraagt en zie de roze lippen van de arts bewegen, maar hoor niet wat ze zegt. Het is stil geworden in mij. Alles is uitgevallen. Binnen in mij is het nu donker. Buiten is de lucht blauw. Drie minuten later. We lopen achter elkaar de kamer uit. Schudden haar hand. Een blik van medeleven: “Sterkte”. Mijn hak tikt op de linoleumvloer van polikliniek Verloskunde en Vrouwenziekte, in de B-‐vleugel van het Erasmusziekenhuis op de tweede etage. Iedere keer dat ik hier een afspraak had, duurde het eindeloos voor ik de afdeling had gevonden. Was het nou D of E, 2e of 3e etage? Maar vorige week was een mijlpaal. Ik liep zonder nadenken in één keer goed. Toen liep ik fier de kamer van de artsen binnen. Nu voelen mijn schouders zwaar. We lopen langs de wachtruimte. De stoelen waar we drie minuten geleden zaten zijn nog leeg. We volgden toen ongeduldig de nummers op het bord: 150 kamer 2, 149 kamer 4… Had ik toen moeten zeggen: Stop. Het is goed zo. De tijd mag vanaf nu stil blijven staan? We wachten op de lift. In de weerspiegeling zie ik twee tengere figuren staan van gelijke lengte en netjes gekleed. Zij in een blauwe jurk, hij in pak. Een perfect koppel met mooi huis, auto en goedbetaalde baan dat leeft volgens de leer der voorbeeldigheid. In de lift doe ik een stap dichterbij en kijk. Ik zie een onbekende vrouw. In wezen ziet ze er ongelukkig uit. Ze lijkt dit wel te beseffen, maar ontkent dit tegelijkertijd. Het lijkt alsof ze in een lijstje zit vastgetimmerd. Lacht als dat van haar wordt gevraagd. Wie is zij? Naast me staat Joost, als een pilaar. Versteend. Ik wil contact met hem maken. Te laat. De liftdeuren gaan open. Buiten is het licht. De zon schijnt. Stralen verwarmen mijn gezicht. “Zullen we naar het strand gaan, een frisse neus halen? Het zal ons goed doen.” Joost kijk me nors aan. “Ik heb een vergadering”, maar hij corrigeert zich. “Laten we eerst onze ouders van het nieuws op de hoogte brengen. Dan pakken we daarna de auto, oké?” Ik luister naar het gesprek van Joost met mijn schoonouders, kort en zakelijk. Doet het hem niks? Was zijn vurige wens niet om een gezin te stichten? Of wil hij zijn ouders niet opzadelen met zijn eigen verdriet? Zenuwachtig pak ik de afsprakenkaart van het ziekenhuis en scheur het langzaam in stukjes – kapot. Eindelijk. Het strand is bereikt. Rockanje. Er is niemand, behalve wij. Ik weet niet waar te gaan en besluit languit te gaan liggen. Joost trekt een lijn rondom mijn lichaam. Ik teken in mijn hoofd een plant, rond mijn nek een strop en touwen rond mijn bovenlichaam. Grote druppels vallen naar beneden in mijn baarmoeder. Voor mijn ogen verschijnt het beeld van mij als veertienjarige: doodmoe, overspannen en broodmager. We lopen verder, met een hoofd vol. Welk pad moeten we volgen? Is er nog een weg voor ons samen? Laat ik een touw om zijn polsen slaan en de uiteinden in mijn handen houden. Loop niet verder van me vandaan dan je nu al doet, Joost, alsjeblieft… Tekst: Eva Visscher, Schrijf ‘t op Illustratie: Monique van den Berg, Droomplaats De tekst is geschreven tijdens de Schrijfweek Creatieve Ruimte o.l.v. Ton Rozeman – juli 2014.
© Copyright 2024 ExpyDoc