Spare parts list Liste de pièces de rechange Ersatzteilliste Manual Hako Jona (6464.10) (6464.10.30) Stand / as of: 4-10-2012 Sweepmaster P/D1500 RH (6464.30) Hako Jonas 1500 V (neu) Spare parts list Liste de pièces de rechange Ersatzteilliste 24.07.2014 Bestelformulier Who is who bij Hako B.V. Afdeling Per mail Telefonisch Bestellen van onderdelen Verkoop [email protected] 0488-473 338 Aanvraag reparatie / onderhoud Technische Dienst [email protected] 0488-473 332 Algemene informatie Klantenservice [email protected] 0488-473 333 De onderdelenlijsten zijn on-line te raadplegen via www.hako.nl Uw gegevens Besteldatum: Firmanaam : Contactpersoon : Adres : Telefoon : E-mail : PC en Plaats : Artikelnummer Sweepmaster 1500 RH Aantal 99645700 Veegborstel PP beharing 99645500 Extra veegborstel Perlon beharing 99641300 Veegborstel polyester beharing PES voor fijnstof 99642200 Extra veegborstel staal/Perlon mengbeharing 99641500 Zijborstel PES 99641400 Zijborstel Perlon beharing PA 1,5 99642300 Zijborstel Perlon beharing PA 2,0 01153150 High-Performance filter Alleen te bestellen voor de Sweepmaster P/D1500 RH: 99643302 Flitslicht 12 V (machine zonder veiligheidsdak) 99643312 Flitslicht 12 V voor opbouw op veiligheidsdak 97643412 Werklampen 12 V (niet met 99643112) 97643112 Verlichtingsset 12 V (niet met 99643412) 99644430 Non-marking elastische banden (2 banden) 99644400 Pneumatische banden (2 achterbanden) Verlichtingsset 36 V 99644236 Zwaailicht 36 V voor opbouw op veiligheidsdak 99643436 Werklampen 36 V, 2 stuks (niet met 99643136) 99643336 Zwaailicht 36 V op paal 99644420 Non-marking elastische banden (2 banden) Vo o r a n d e r e d a n g e n o e m d e p r o d u c t e n s t a a n w i j u g r a a g t e w o o r d ! Ve r z e n d k o s t e n: O r d e r b e d r a g < € 5 0 0 ,0 0 : w e r k e l i j k e v e r z e n d k o s t e n w o r d e n b e r e k e n d O r d e r b e d r a g > € 5 0 0 ,0 0 : f r a n c o h u i s Betaling binnen 30 dagen na factuurdatum. H a k o B .V. · Industrieweg 7 · 6 673 D E · A n d e l s t H a k o - B e l g i u m N V/S A · I n d u s t r i e w e g 27 · 9 42 0 In het belang van technische vooruitgang behouden we het recht v e r a n d e r i n g i n u i t v o e r i n g e n d o o r t e v o e r e n z o n d e r b e r i c h t v o o r a f. De algemene verkoop- en lever voor waarden zijn van toepassing. · Te l e f o o n 0 4 8 8 - 473 3 3 3 · F a x 0 4 8 8 - 473 3 3 4 · E - m a i l i n f o @ h a k o . n l · I n t e r n e t w w w. h a k o . n l · E r p e - M e r e · Te l e f o o n 0 5 3 - 8 0 2 0 4 0 · F a x 0 5 3 - 8 0 6 24 3 · E - m a i l i n f o @ h a k o . b e · I n t e r n e t w w w. h a k o . b e G e l d i g v a n a f 24 .07. 2 014 99643136 B e s t e l f o r m u l i e r S w e e p m a s t e r 15 0 0 R H Alleen te bestellen voor de Sweepmaster B1500 RH: Gebruiksaanwijzing · Sweepmaster 1500 9 2 5 7 4 8 3 1 10 6 Bediening Onderhoud Servicetips De machine mag alleen 5) Gebruik de knop van de 7) Controleer het lucht- Een slecht veegresultaat: gebruikt worden door schudinrichting regelmatig filter op vuil en reinig deze • De vuilcontainer (6) is vol. geïnstrueerd personeel. voor het reinigen van het indien nodig. • Schud het filter en indien filter. 8) Controleer de veegborstel nodig het filter (9) achter 1) Schakel de machine 6) Controleer het vuil in de achter de afdekking op de afdekking reinigen of in met de contactsleutel. vuilcontainer en leeg deze slijtage, vuil en voorwerpen vervangen. 2) Beweeg de machine indien nodig. en vervang de borstel indien • De zijborstel (10) of hoofd- voor- of achteruit met de nodig. borstel (8) achter de pedalen aan de rechter- Inspecteer de V-snaar. afdekking is versleten, kant. indien nodig stellen of 3) Laat de hoofd- en zij- vervangen. borstel met de groene knop zakken. Let op: Bij vochtig vuil het zuigsysteem met knop (4) uitschakelen. Voor meer gebruiksmogelijkheden verwijzen wij u naar de gebruikershandleiding. Technische Dienst Nederland: +31(0)488-473332 België: +32(0)53-827323 H a k o B .V. · I n d u s t r i e w e g 7 · 6 673 D E · A n d e l s t · Te l e f o o n + 31( 0 ) 4 8 8 - 473 3 3 3 · F a x + 31( 0 ) 4 8 8 - 473 3 3 4 · E - m a i l i n f o @ h a k o . n l · I n t e r n e t w w w. h a k o . n l H a k o - B e l g i u m N V/S A · I n d u s t r i e w e g 27 · 9 42 0 · E r p e - M e r e · Te l e f o o n + 3 2( 0 ) 5 3 - 8 0 2 0 4 0 · F a x + 3 2( 0 ) 5 3 - 8 0 6 24 3 · E - m a i l i n f o @ h a k o . b e · I n t e r n e t w w w. h a k o . b e Inleiding Woord vooraf Geachte klant, Wij hopen dat de goede eigenschappen van de machine het vertrouwen rechtvaardigen dat u in ons hebt gesteld. Uw eigen veiligheid en die van anderen hangt in grote mate af van uw controle over de machine. Lees deze originele bedieningshandleiding voor u uw machine voor het eerst gebruikt, volg deze handleiding en bewaar ze voor later gebruik of om door te geven aan een volgende eigenaar. Om veilig met de machine te kunnen werken, dient u eerst het hoofdstuk Veiligheidsinformatie te lezen voor u de machine in gebruik neemt. In de bedieningshandleiding vindt u alle belangrijke informatie voor werking, onderhoud en verzorging. In deze handleiding hebben we de paragrafen die betrekking hebben op uw veiligheid, voorzien van het gevarensymbool. Voor bijkomende vragen over de machine of over de bedieningshandleiding kunt u altijd contact opnemen met uw Hako-filiaal. We wijzen er uitdrukkelijk op dat juridische aanspraken met betrekking tot de informatie in deze handleiding niet worden aanvaard. Let er bij de nodige onderhoudswerkzaamheden op dat enkel originele onderdelen worden gebruikt. Enkel originele onderdelen waarborgen een constante en betrouwbare paraatheid van uw machine. Wijzigingen met het oog op de technische ontwikkeling voorbehouden. Geldig vanaf: Januari 2010 Vertaling van de oorspronkelijke versie. De oorspronkelijke versie is te allen tijde op te vragen bij Hako B.V. Hako B.V. Industrieweg 7 NL-6673 DE ANDELST Telefoon 0488-473333 Juist gebruik van de machine De Sweepmaster P/D1500 RH is een veegmachine die uitsluitend bedoeld is om droog en vochtig materiaal op te nemen in bijvoorbeeld productieateliers, magazijnen, parkings en voetgangerpassages. Elk ander gebruik wordt beschouwd als onregelmatig gebruik. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die het gevolg is van onregelmatig gebruik. De veegmachine mag niet worden gebruikt voor het opnemen van giftige, brandbare of andere stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Tot het juist gebruik behoort ook de naleving van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks-, onderhouds- en herstelbepalingen. De Sweepmaster P/D1500 RH mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die ermee vertrouwd zijn en die op de hoogte zijn van de gevaren. De machine voldoet dankzij haar ontwerp en constructie en in de door ons in het verkeer gebrachte uitvoering aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn (zie conformiteitsverklaring). Wanneer de machine zonder onze toestemming wordt gewijzigd, verliest deze verklaring haar geldigheid. Eigenmachtige veranderingen aan de machine sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit voortvloeiende schade uit. 2 Inleiding Informatie over de garantie Principieel gelden de voorwaarden van het aankoopcontract. Schade wordt niet door de garantie gedekt als ze het gevolg is van het niet naleven van de voorschriften inzake verzorging en onderhoud. Onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door een erkende Hako-onderhoudsdienst; deze werken moeten worden bevestigd in het “onderhoudsattest”, dat als garantiebewijs geldt. Volgende zaken vallen niet onder de garantie: Natuurlijke slijtage en schade door overbelasting, zekeringen, onvakkundige behandeling of ontoelaatbare wijzigingen. De garantie geldt eveneens niet als aan de machine schade ontstaat die te wijten is aan door ons niet uitdrukkelijk erkende onderdelen en toebehoren of die te wijten is aan het verwaarlozen van de onderhoudsvoorschriften. Aanvaarding Zodra uw machine aankomt, moet u nagaan of er geen transportschade is opgetreden. Deze schade wordt vergoed als u de schade onmiddellijk door de spoorwegmaatschappij of door de transporteur laat bevestigen en als u het schaderapport samen met de vrachtbrief naar ons stuurt. Hako B.V. Industrieweg 7 6673 DE ANDELST Toelatingsvoorwaarden De Sweepmaster P/D1500 RH is een zelfrijdende werkmachine volgens de Duitse wetgeving (FZV §2, voordien StVZO §18). Op verzoek levert de fabrikant een rapport mee voor het verkrijgen van de gebruiksvergunning. Op basis van dit attest reikt de lokale overheid een geldige gebruiksvergunning uit (toelatingsdocument deel 1, oud kentekenbewijs). Een officiële nummerplaat is niet vereist. Een hoofdonderzoek overeenkomstig § 29 StVZO is eveneens niet vereist, want de maximale snelheid is kleiner dan 20 km/h. Volgens StVZO moet bij gebruik op de openbare weg en openbare plaatsen een EHBOkist, een waarschuwingsdriehoek en de gebruiksvergunning worden meegevoerd. Als aanpassingen of verbouwingen aan de Sweepmaster P/D1500 RH worden uitgevoerd die de informatie in de gebruiksvergunning beïnvloeden en niet vermeld zijn in de gebruiksvergunning, wordt deze vergunning ongeldig. Om een nieuwe vergunning aan te vragen, moet de machine worden aangeboden aan een officieel erkende specialist om een nieuw certificaat op te stellen. Door afstempeling van de toelatende instantie wordt het certificaat een gebruiksvergunning. Rijbewijs Volgens de relevante voorschriften moet iedereen die een motorvoertuig met een maximale snelheid van meer dan 6 km/h op de openbare weg en op openbare plaatsen wenst te besturen, een geldig rijbewijs hebben. Voor het besturen van de Sweepmaster P/D1500 RH is een rijbewijs voor zelfrijdende werkmachines tot 25 km/h vereist (klasse L of hoger). 3 Inleiding Afdanken van de machine Zorg ervoor dat de machine niet meer kan werken. Ze mag geen gevaar inhouden voor spelende kinderen. Dank de machine af overeenkomstig de lokale voorschriften. Voor meer informatie over de behandeling en het hergebruik kunt u contact opnemen met het Hako-filiaal waar u de machine heeft gekocht. Afdanken van batterijen Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar materiaal. De hierin gebruikte zware metalen vormen echter tegelijk een groot gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu. Open batterijen nooit en beschadig ze niet. U mag de inhoud van batterijen nooit vastnemen, inademen of inslikken. Gevaar voor de gezondheid! Zorg ervoor dat batterijen niet in het milieu terechtkomen. Gevaar voor besmetting van grond en water! Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De terugname en verdere verwerking van oude batterijen moet worden afgesproken met het Hako-filiaal. 4 Inhoud Inleiding ............................................................................................................... 2 Woord vooraf......................................................................................................... 2 Juist gebruik van de machine................................................................................ 2 Informatie over de garantie ................................................................................... 3 Aanvaarding .......................................................................................................... 3 Toelatingsvoorwaarden ......................................................................................... 3 Rijbewijs ................................................................................................................ 3 Afdanken van batterijen ........................................................................................ 4 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 Veiligheidsinformatie .......................................................................................... 7 Veiligheids- en waarschuwingssymbolen.............................................................. 7 Algemene instructies............................................................................................. 7 Gebruiksinstructies................................................................................................ 8 Onderhoudsvoorschriften ...................................................................................... 9 Bijzondere gevaren ............................................................................................. 11 Zorg voor het milieu ............................................................................................ 11 Plaatjes op de machine ....................................................................................... 12 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.6 2.6.1 2.7 2.8 Werking .............................................................................................................. 15 Opleiding ............................................................................................................. 15 Voor de ingebruikname ....................................................................................... 16 De motor starten ................................................................................................. 17 Machine stoppen en parkeren............................................................................. 20 Vegen.................................................................................................................. 21 Vuilvergaarbak leegmaken.................................................................................. 22 Functiestoringen.................................................................................................. 24 Servicecodetabel................................................................................................. 24 Transporteren...................................................................................................... 25 Wegslepen .......................................................................................................... 25 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 Bediening........................................................................................................... 26 Werkwijze............................................................................................................ 26 Bedieningselementen.......................................................................................... 27 Bedieningspaneel A ............................................................................................ 27 Bedieningspaneel B ............................................................................................ 30 Bedieningselementen op de machine ................................................................. 32 4 Technische gegevens ....................................................................................... 35 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 Onderhoud en verzorging ................................................................................ 38 Hako-systeemonderhoud .................................................................................... 38 Onderhoudsattest................................................................................................ 39 Onderhoudsschema............................................................................................ 40 Stoelconsole........................................................................................................ 44 Stoelconsole openen........................................................................................... 44 Motor................................................................................................................... 45 Motorolie bijvullen ............................................................................................... 46 Motorolie en oliefilter vervangen ......................................................................... 46 Brandstoffilters vervangen................................................................................... 46 5 Inhoud 5.5.4 5.6 5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.6.4 5.6.5 5.6.6 5.7 5.7.1 5.7.2 5.7.3 5.8 5.8.1 5.8.2 5.8.3 5.9 5.9.1 5.9.2 5.9.3 5.9.4 5.9.5 5.9.6 5.9.7 5.9.8 5.9.9 5.9.10 5.9.11 5.9.12 5.10 5.10.1 5.10.2 5.10.3 5.11 5.11.1 5.11.2 5.11.3 5.12 Brandstofsysteem ontluchten .............................................................................. 47 Luchtfilter............................................................................................................. 48 Stofuitstootventiel reinigen .................................................................................. 49 Hoofdfilter demonteren........................................................................................ 49 Hoofdfilter reinigen .............................................................................................. 49 Hoofdfilter inbouwen ........................................................................................... 49 Hoofdfilter vervangen .......................................................................................... 49 Veiligheidspatroon vervangen ............................................................................. 49 Koelsysteem........................................................................................................ 50 Koeler reinigen .................................................................................................... 51 Koelmiddel bijvullen ............................................................................................ 51 Koelmiddel verversen.......................................................................................... 51 Hydraulisch systeem ........................................................................................... 52 Hydraulische olie bijvullen ................................................................................... 53 Hydraulische olie verversen ................................................................................ 53 Hydraulische oliefilter vervangen ........................................................................ 53 Veegeenheid ....................................................................................................... 55 Zijborstel.............................................................................................................. 56 Zijborstel instellen ............................................................................................... 56 Zijborstel vervangen ............................................................................................ 56 Hoofdborstel........................................................................................................ 57 Veegspiegel instellen .......................................................................................... 58 Hoofdborstel parallel instellen ............................................................................. 58 Hoofdborstel vervangen ...................................................................................... 58 Dichtingsrubbers instellen ................................................................................... 58 Dichtingsrubbers vervangen................................................................................ 59 Filtersysteem....................................................................................................... 60 Stoffilter grondige reiniging.................................................................................. 61 Stoffilter vervangen ............................................................................................. 61 Wielen en rem ..................................................................................................... 62 Bandslijtage controleren...................................................................................... 62 Banden vervangen .............................................................................................. 62 Remmen.............................................................................................................. 62 Elektrisch systeem .............................................................................................. 63 Zekeringen .......................................................................................................... 63 Relais .................................................................................................................. 64 Batterij vervangen ............................................................................................... 64 Speciale uitrusting en wisselstukken................................................................... 65 Conformiteitsverklaring.................................................................................... 66 6 Veiligheidsinformatie 1 Veiligheidsinformatie 1.1 Veiligheids- en waarschuwingssymbolen In de bedieningshandleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben op uw veiligheid, de veiligheid van de machine en van het milieu, voorzien van volgende waarschuwingssymbolen: Symbool Schade voor Definitie Veiligheidsinformatie personen of eigendommen Veiligheidsinstructies om gevaarlijke situaties te vermijden door het onnauwkeurig of niet opvolgen van instructies of voorgeschreven werkprocessen. Opmerking de machine Belangrijke opmerkingen om de goede werking van de machine te verzekeren Milieugevaar het milieu Milieugevaar door gebruik van materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu 1.2 Algemene instructies • • • • • • • • Naast de instructies in deze handleiding moet u rekening houden met de algemene veiligheidsvoorschriften en de wettelijke bepalingen in verband met het voorkomen van ongevallen. Voor de machine in gebruik wordt genomen, dient u de bijgeleverde bedieningshandleiding en alle andere handleidingen voor hulpuitrusting of hulpstukken zorgvuldig te lezen; tijdens het werk dient u deze handleidingen strikt op te volgen. De machine mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die door de Hako-specialist werden opgeleid. Schenk zeer goed aandacht aan de veiligheidsinformatie. Want enkel met een goede kennis kunt u fouten tijdens het gebruik van de machine vermijden en kan de machine storingsvrij worden gebruikt. De bedieningshandleiding moet altijd beschikbaar zijn op de plaats waar de machine wordt gebruikt. Daarom moet ze zorgvuldig op de machine worden bewaard. Als de machine wordt verkocht of verhuurd, moeten deze documenten aan de nieuwe eigenaar/gebruiker worden overhandigd. Laat de overhandiging bevestigen! De waarschuwingsstickers op de machine geven belangrijke informatie om gevaar tijdens het werk te vermijden. Als waarschuwingsstickers onleesbaar of verdwenen zijn, moeten ze worden vervangen. Wisselstukken moeten veiligheidshalve originele onderdelen zijn. 7 Veiligheidsinformatie 1.3 Gebruiksinstructies • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Voor elke ingebruikname moet de veilige toestand van de machine worden gecontroleerd! Storingen moeten onmiddellijk worden verholpen! Voor de gebruiker met de machine begint werken, dient hij zich vertrouwd te maken met alle inrichtingen en bedieningselementen! Tijdens het werk is het daarvoor te laat! Tijdens het werk met de machine dient u stevige en slipvrije schoenen te dragen. Enkel de door de ondernemer of zijn afgevaardigde voor aanwending van de machine vrijgegeven oppervlakken mogen worden bereden. Tijdens het werk met de machine dient u aandacht te schenken aan derden, met name kinderen. De machine is niet geschikt voor het opnemen van gevaarlijke, brandbare of explosieve vloeistoffen, stoffen of materialen. Deze machine mag niet als stofverwijderende machine met stoffilterelement (afscheider) worden gebruikt voor het verwijderen van stof dat gevaarlijk is voor de gezondheid. De machine mag niet worden gebruikt in omgevingen waar er gevaar is voor explosies. Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te trekken. Voor het gebruik moet de machine met haar werkinrichtingen worden gecontroleerd op perfecte toestand en werkveiligheid. Als de machine niet in orde is, mag ze niet worden gebruikt. Voor het gebuik de bestuurdersstoel zo instellen, dat de rijbaan en het werkbereik achter de machine volledig zichtbaar is! Om veiligheidsredenen is de bestuurdersstoel uitgerust met een stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de gebruiker op de stoel zit. De functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild. De stoelcontactschakelaar wordt elektronisch bewaakt. Elke manipulatie kan tot een automatische blokkering van de machine leiden. Voor het starten van de motor altijd alle aandrijvingen uitschakelen. De machine mag enkel vanuit de stoel worden gestart, in beweging gezet en gestopt. Laat de motor niet draaien in gesloten ruimtes! Gevaar voor vergiftiging! Als in gesloten ruimtes moet worden gewerkt, moet voor voldoende ventilatie (stof en rookgassen) worden gezorgd. Gevaar voor vergiftiging! De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan de werkomstandigheden en aan de belastingstoestand. Machines met drie wielen zijn minder stabiel dan machines met vier wielen, daarom: Abrupte stuurbewegingen bij hoge snelheid of te hoge bochtsnelheden kunnen het voertuig doen kantelen. Neem enkel bochten op een effen ondergrond, nooit op hellingen. Rij altijd in een rechte lijn op of af een helling. Wanneer u bergop/bergaf of dwars op de helling rijdt, dient u plotse bochten te vermijden. In schuine positie bestaat er kantelgevaar! Gebruik de machine niet op terrein met een helling die groter is dan de op de machine aangegeven helling. Het toegelaten totaalgewicht en de toegelaten asbelastingen mogen nooit worden overschreden. Controleer regelmatig het vulpeil van de vuilvergaarbak. 8 Veiligheidsinformatie • • • • • • • • • • • • • • Voor u de vuilvergaarbak omhoog of omlaag brengt, dient u na te gaan of er zich geen personen, dieren of voorwerpen in de werkzone ophouden. Knel- en knijpgevaar. Voor de vuilvergaarbak omhoog of omlaag wordt gezet, dient u na te gaan of er een voldoende grote veiligheidsafstand is. De vuilvergaarbak mag enkel in de onmiddellijke nabijheid van de container worden opgetild. Maak de vuilvergaarbak enkel leeg op een effen en stevige ondergrond. Vegen met omhoog geplaatste vuilvergaarbak is verboden. Bij het leegmaken van de vuilvergaarbak op omstanders letten. De filter mag enkel worden geschud als de vuilvergaarbak zich in gesloten positie bevindt. Let op voor hete onderdelen, zoals koelwater, uitlaat enz. De max. lading van de vergaarbak mag niet worden overschreden! Terwijl de vuilvergaarbak omhoog staat, mag enkel met kruipsnelheid worden gereden. Plotse stuurbewegingen of vertragingen moeten worden vermeden. Wanneer een geur van uitlaatgassen wordt waargenomen, moet de motor onmiddellijk worden stilgelegd en moet de oorzaak worden opgespoord. Het uitlaatgassysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Als de machine kruipt, moet de nulpuntinstelling van de rijpedalen worden gecontroleerd. Op hellingen moet de machine met de rem worden afgeremd, in noodsituaties schakelt u de machine uit met de contactsleutel. Voor u begint te rijden, moet de stoelconsole vergrendeld zijn met de veiligheidsbeugel (enkel bij de optie Bestuurderbeschermdak). Gebruik de machine niet zonder beschermopbouw (zie optie bestuurderbeschermdak) in omgevingen waar de bestuurder door vallende voorwerpen kan worden geraakt (bijv. magazijnen). Vraag aan uw beroepsvereniging of een dergelijke verplichting van toepassing is. 1.4 Onderhoudsvoorschriften • • • • • • • Dagelijkse en wekelijkse onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door het bedieningspersoneel. Voor alle andere onderhoudswerken dient u contact op te nemen met de Hako-onderhoudsdienst in uw buurt. De in de bedieningshandleiding voorgeschreven onderhoudswerken en onderhoudsintervallen moeten worden nageleefd. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Let bij reinigings- en onderhoudswerken op voor roterende onderdelen. Er bestaat knelgevaar! Voor reinigings- en onderhoudswerken moet geschikt gereedschap worden gebruikt. Overeenkomstig de ongevalpreventievoorschriften moet de veilige toestand van de machine regelmatig (wij adviseren minstens 1 keer per jaar) en na wijzigingen of herstellingen door een specialist worden gecontroleerd. Wisselstukken moeten minstens voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde technische vereisten! Dit is gewaarborgd met originele wisselstukken. 9 Veiligheidsinformatie • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Gebruik enkel de door de fabrikant toegelaten hoofdborstels en zijborstels (zie technische gegevens). Als andere hoofdborstels en zijborstels worden gebruikt, kan de veiligheid in het gedrang komen. Gebruik enkel de door de fabrikant toegelaten lucht- en oliefilters (zie technische gegevens). Als andere filters worden gebruikt, kan de veiligheid in het gedrang komen. Als u de machine reinigt of onderhoudt, of als u onderdelen vervangt, moet de machine worden uitgeschakeld. De sleutel moet worden uitgetrokken. De vuilvergaarbak moet regelmatig worden gereinigd om groei van bacteriën te voorkomen. De machine is beveiligd tegen spatwater (IPX3). De machine mag niet worden gereinigd met een hogedrukreiniger of stoomstraler. Bij het transport van de machine moet de motor worden stilgelegd. Als de Sweepmaster P/D1500 RH met een wagenkrik opgekrikt is, moet hij bijkomend worden ondersteund overeenkomstig de voorschriften. Op een opgekrikte of opgetilde Sweepmaster P/D1500 RH mogen er zich geen personen ophouden. Als een wiel wordt verwisseld, moet de machine ook worden beveiligd met blokken tegen de wielen, zodat ze niet kan wegrollen. Vervang een wiel zoveel mogelijk op een effen en stevige ondergrond. Geen banden afnemen, optrekken of op een velg herstellen. Voor werken aan de band en de velg altijd naar een werkplaats gaan die over speciaal opgeleid personeel en speciaal veiligheidsgereedschap beschikt. De schroeven van de tweedelige velgen mogen nooit worden losgedraaid zolang het wiel op het voertuig gemonteerd is en er lucht in de banden zit. Gevaar voor zware verwondingen! Op chassisonderdelen mogen geen las-, boor-, zaag- en slijpwerken worden uitgevoerd. Beschadigde onderdelen mogen enkel door een Hako-werkplaats worden vervangen. Gebruik enkel originele zekeringen. Als u te sterke zekeringen gebruikt, kan het elektrisch systeem beschadigd raken en kan er brand optreden. Bij werken aan het elektrisch systeem altijd de batterij loskoppelen. Laat batterijen nooit leeg achter, maar laad ze zo snel mogelijk weer op. Vul enkel gedestilleerd water bij. Als de cellen in perfecte staat verkeren, nooit batterijzuur toevoegen. Om kruipstromen te vermijden, de batterij altijd schoon en droog houden en ze beschermen tegen verontreiniging door bijvoorbeeld metaalstof. Batterijzuur is sterk bijtend (op een veilige afstand van kinderen houden). Als u het zuurpeil controleert, altijd een veiligheidsbril dragen. Als er zuurspatten op het oog komen, het oog ca. 15 minuten met water spoelen en onmiddellijk een arts raadplegen. Gebruik geschikte beschermmiddelen (bijv. veiligheidshandschoenen, vingerlingen) als u met de batterij omgaat. Gebruik geen open vuur (explosiegevaar). Wanneer u de batterij demonteert/monteert of vervangt, bestaat er knel- en knijpgevaar. Onder hoge druk naar buiten tredende vloeistof (brandstof, hydraulische olie) kan de huid doorboren en tot zware letsels leiden. In dit geval onmiddellijk een arts raadplegen om infecties te vermijden. Let op wanneer u hete olie aflaat – verbrandingsgevaar. 10 Veiligheidsinformatie • • • • Onderwerp de remsystemen regelmatig aan een grondige controle! Instel- en herstellingswerken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd door de gespecialiseerde Hako-onderhoudsdienst of door erkende remdiensten. Onderwerp het hydraulisch systeem regelmatig aan een grondige controle! Instel- en herstellingswerken aan het hydraulisch systeem mogen enkel worden uitgevoerd door een Hako-werkplaats. Hydraulische leidingen en slangen moeten regelmatig worden gecontroleerd op schade en lekken. Beschadigde leidingen en slangen onmiddellijk vervangen. Het uitlaatgassysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. 1.5 Bijzondere gevaren Bescherminrichtingen • De Sweepmaster P/D1500 RH nooit gebruiken zonder goed werkende bescherminrichtingen. (Daartoe behoort ook de vergrendeling van de zijdeur)! Tanken • U dient voorzichtig om te gaan met brandstof – verhoogd risico op brand! Geen brandstof vullen in de buurt van open vlammen of ontstekingsbronnen! Niet roken tijdens het tanken! Voor u begint te tanken, de motor uitschakelen, de contactsleutel uittrekken en de parkeerrem aanzetten. Tank nooit brandstof in gesloten ruimten! Gemorste brandstof onmiddellijk wegvegen! Elektrisch systeem • Gebruik enkel originele zekeringen van de voorgeschreven stroomsterkte. • Als er zich storingen in de elektrische installatie voordoen, dient u de machine onmiddellijk uit te schakelen en de storing te verhelpen. • Werken aan de elektrische uitrusting mogen enkel worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide vakman overeenkomstig de elektrotechnische regels. • De elektrische uitrusting van de machine moet regelmatig worden geïnspecteerd / gecontroleerd. Gebreken, zoals loszittende verbindingen of beschadigde kabels, moeten onmiddellijk worden verholpen. • De bedieningshandleidingen van de batterijfabrikant moeten worden nageleefd. • Geen metalen voorwerpen of gereedschap op de batterijen leggen – kortsluitgevaar! • Tijdens het opladen van de batterijen moet in de laadzone voldoende ventilatie worden voorzien. Explosiegevaar! Tijdens het laden de stoelkap openen. 1.6 Zorg voor het milieu • • • Er is voldoende kennis vereist als u moet omgaan met materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu. Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient u rekening te houden met de wetgeving terzake en met de plaatselijke voorschriften. Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar materiaal. Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De terugname en de verdere verwerking moeten worden afgesproken met het Hakofiliaal! 11 Veiligheidsinformatie 1.7 Plaatjes op de machine Volgende veiligheids- en informatieplaatjes zijn goed leesbaar aangebracht op het voertuig. Als plaatjes ontbreken of onleesbaar zijn, moeten ze onmiddellijk worden vervangen. Firmalogo (afb. 1/1) voor en achter Hogedrukreiniger/stoomreiniger (afb. 1/7) Kenplaatje (afb. 1/2) Geluidsvermogen / hellingsgraad (afb. 1/8) Chassisnummer (afb. 1/3) Aandrukkracht (afb. 1/9) Machinetype (afb. 1/4) Frontklepschort (afb. 1/10) Parkeerrem (afb. 1/5) Zekeringen (afb. 1/11) Bedieningshandleiding lezen en opvolgen (afb. 1/6) Knelgevaar aan vuilvergaarbak (afb. 1/12) 12 Veiligheidsinformatie Afb. 1 Afb.2 13 Veiligheidsinformatie Slijtagecompensatie hoofdborstel (afb. 2/1) Heet oppervlak op uitlaat (afb. 2/4) Afstand tot vuilvergaarbak aanhouden (afb. 2/2) Knelgevaar aan ventilator (afb. 2/5) Hydraulische olie (afb. 2/3) Knelgevaar aan vuilvergaarbak (afb. 2/6) 14 Werking 2 Werking 2.1 Opleiding Voor de eerste ingebruikname is een opleiding vereist. De eerste opleiding van de machine mag enkel worden gegeven door het gespecialiseerd personeel van uw Hakofiliaal. Het filiaal wordt onmiddellijk na de levering van de machine door de fabriek op de hoogte gebracht, zodat het filiaal contact met u kan opnemen om een afspraak te maken voor de opleiding. 15 Werking 2.2 Voor de ingebruikname Voor u met de machine begint te werken, dient u de gebruiksinstructies uit hoofdstuk 1 te lezen en op te volgen en dient u zich vertrouwd te maken met de bediening. 1. Controleer de parkeerplaats op sporen van lekken. Slangen, leidingen en tanks mogen geen lekken of beschadigingen vertonen. 2. Controleer de brandstofvoorraad aan de doorzichtige slang (afb. 3/1), vul eventueel bij. 3. Controleer het motoroliepeil met de peilstok (afb. 3/2), vul eventueel bij. 4. Controleer het koelvloeistofpeil op de koeler (afb. 3/3), vul eventueel bij. 5. Controleer het peil van de hydraulische olie op het hydraulisch reservoir (afb. 3/4), vul eventueel bij. 6. Controleer de instellingen op de bestuurdersstoel (afb. 3/5). 7. Controleer de instelling van het stuurwiel, stel eventueel opnieuw in met de hendel (afb. 3/6). 8. Vergrendel de stoelconsole (enkel bij optie Afdak), zie paragraaf 5.4.1. Afb. 3 16 Werking 2.3 De motor starten Hou rekening met de volgende instructies voor u de machine start: • • • • • • • • Om veiligheidsredenen is de bestuurdersstoel uitgerust met een stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de gebruiker op de stoel zit. De functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild. De stoelcontactschakelaar wordt elektronisch bewaakt. Elke manipulatie kan tot een automatische blokkering van de machine leiden. De Sweepmaster P/D1500 RH mag enkel worden gebruikt bij omgevingstemperaturen tot 40 °C. De machine mag niet worden gestart bij temperaturen <-15 °C. Bij zeer lage temperaturen heeft het hydraulisch systeem enkele minuten nodig om de bedrijfstemperatuur te bereiken en de volledige capaciteit te leveren. De aggregaten mogen pas bij de bedrijfstemperatuur volledig worden belast. Als de startprocedure moet worden herhaald of als de motor blijft staan, kan hij pas opnieuw worden gestart als voordien de ontsteking wordt uitgeschakeld. Een blokkeersysteem in de contactschakelaar voorkomt dat de startmotor kan worden bediend terwijl de motor draait. Maximaal 20 seconden ononderbroken starten, tussen elke startpoging een korte pauze inlassen om de batterij te sparen. Het startproces moet na ca. 1 minuut afgesloten zijn. Als de ontsteking te lang ingeschakeld blijft zonder dat de motor werd gestart, wordt het startproces onderbroken. Op de bedrijfsurenteller verschijnt een servicecode. Na het uitschakelen van de ontsteking kan opnieuw worden gestart. Bij overbelasting van de machine daalt het toerental en gaat de motor uit. Het rijpedaal moet in de neutrale positie staan. De positie van het rijpedaal wordt bewaakt. 17 Werking Werkwijze dieselmotor starten (enkel Sweepmaster P/D1500 RH): 1. De rijpedalen (afb. 4/1) moeten in de nulstand staan. 2. Het voertuig moet vastgezet zijn met de parkeerrem (afb. 4/2). 3. Zet de toerentalschakelaar (afb. 4/3) voor het motortoerental op werktoerental (haas). 4. Draai de contactsleutel naar rechts naar het symbool voorgloei-inrichting (afb. 4/4). Laat voorgloeien tot de controlelamp (afb. 4/A) uitgaat (max. 20 seconden). - De bedrijfsurenteller (afb. 4/C) toont na elkaar de softwarestand, eventueel de laatste foutcode en de bedrijfsuren. De controlelamp voor de motoroliedruk (afb. 4/B) en de laadcontrole (afb. 4/D) gaan aan. 5. Draai de contactsleutel verder naar START en start de motor. - De controlelampen voor de motoroliedruk en de laadcontrole moeten uitgaan als de motor gestart is. Afb. 4 18 Werking Werkwijze benzinemotor starten (enkel Sweepmaster P/D1500 RH): 1. De rijpedalen (afb. 5/1) moeten in de nulstand staan. 2. Het voertuig moet vastgezet zijn met de parkeerrem (afb. 5/2). 3. Bedien de choke (enkel bij koude motor). 4. Zet de toerentalschakelaar (afb. 5/3) voor het motortoerental op werktoerental (haas). 5. Draai de contactsleutel naar rechts naar het symbool voor de ontsteking (afb. 5/4). - De bedrijfsurenteller (afb. 5/B) toont na elkaar de softwarestand, eventueel de laatste foutcode en de4 bedrijfsuren. De controlelamp voor de motoroliedruk (afb. 5/A) en de laadcontrole (afb. 5/C) gaan aan. 6. Draai de contactsleutel verder naar START en start de motor. - De controlelampen voor de motoroliedruk en de laadcontrole moeten uitgaan als de motor gestart is. Afb.5 19 Werking 2.4 Machine stoppen en parkeren 1. Zet het rijpedaal (afb. 6/1) langzaam in de nulstand. De machine vertraagt tot stilstand. 2. Bedien de parkeerrem (afb. 6/2) tot aan de eindpositie en vergrendel hem. 3. Schakel de veegfuncties uit met de knop (afb. 6/A). Het filterschudsysteem wordt geactiveerd. 4. Zet de motor uit met de contactsleutel (afb. 6/3). Trek de contactsleutel uit als u de machine achterlaat, zodat onbevoegde personen de machine niet kunnen gebruiken Afb. 6 20 Werking 2.5 Vegen 1. Controleer de machine, zie paragraaf 2.2. 2. Start de machine, zie paragraaf 2.3. 3. Zet de toerentalschakelaar (afb. 7/1) voor het motortoerental op werktoerental (haas). 4. Schakel de veegfunctie in met de knop (afb. 7/A). De hoofdborstel, de zijborstels en de zuiger worden geactiveerd. 5. Als het veegmateriaal vochtig is, moet de zuiger worden uitgeschakeld met de knop (afb. 7/B). 6. Zet de parkeerrem (afb. 7/2) af tot aan de eindpositie. 7. Druk het rijpedaal (afb. 7/3) langzaam in tot de gewenste rijsnelheid bereikt is. 8. Het is aan te bevelen de filter regelmatig te reinigen. Bedien daartoe de knop (afb. 7/C). 9. Controleer regelmatig het veegmateriaal in de vuilvergaarbak. Maak de vuilvergaarbak indien nodig leeg. Afb. 7 21 Werking 2.5.1 Vuilvergaarbak leegmaken Hou rekening met de volgende veiligheidsaanwijzingen voor u de vuilvergaarbak leegmaakt: • • • • • • • Rijden met omhoog geplaatste vuilvergaarbak vermindert de stabiliteit van de machine. Breng de vuilvergaarbak dus pas omhoog wanneer u hem effectief wenst leeg te maken. De vuilvergaarbak enkel omhoog brengen op een effen, horizontale ondergrond. Voor de vuilvergaarbak omhoog wordt gezet, dient de gebruiker na te gaan of er zich geen personen of voorwerpen achter of naast de machine bevinden. Als de vuilvergaarbak omhoog staat, mag u slechts langzaam rijden. Er mag zich niemand in de gevarenzone bevinden. Knel- en knijpgevaar! Voor de vuilvergaarbak omhoog of omlaag wordt gezet, dient u na te gaan of er een voldoende grote veiligheidsafstand is. De vuilvergaarbak kan pas worden gezwenkt wanneer hij een minimale storthoogte heeft overschreden. 22 Werking Werkwijze vuilvergaarbak leegmaken: De vuilvergaarbak moet regelmatig worden leeggemaakt. Het maximale vulgewicht mag niet worden overschreden. 1. Schakel de veegfuncties uit met de knop (afb. 8/F). Het filterschudsysteem wordt geactiveerd. 2. Indien nodig ook de filter afschudden. Bedien daartoe de knop (afb. 8/E). 3. Breng de vuilvergaarbak omhoog. Hou daartoe de knop (afb. 8/A) ingedrukt tot de gewenste storthoogte bereikt is. 4. Maak de vuilvergaarbak leeg. Druk daartoe op de knop (afb. 8/B) tot de vuilvergaarbak verticaal staat. 5. Zwenk de vuilvergaarbak terug met de knop (afb. 8/C). 6. Verwijder de Sweepmaster P/D1500 RHan de container en laat de vuilvergaarbak met de knop (afb. 8/D) weer naar de eindpositie zakken. De eindpositie wordt herkend en de vuilvergaarbak wordt automatisch teruggezwenkt. Afb. 8 23 Werking 2.6 Functiestoringen Om oorzaken van storingen op te sporen en te verhelpen: Schakel de machine uit en trek de contactsleutel en batterijstekker af! 2.6.1 Servicecodetabel Bij systeemfouten wordt op het bedieningspaneel naast de service-indicator (gereedschapssleutel) een servicecode van vier tekens weergegeven. De punten van de servicecode knipperen. Verhelp de fout of noteer de servicecode en verwittig uw Hako-filiaal. Als de oorzaak verholpen is, moet de fout daarna worden bevestigd door de ontsteking UIT en AAN te schakelen. Foutcode Oorzaak Oplossing 3.1.6.A. Smeltzekering F3 defect (hydraulische ventielen, brandstofvoorziening, startmotorvrijgave) Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN 3.1.6.C. Smeltzekering F4 defect (riemkoppeling stofafzuiging) Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN 3.1.6.E. Smeltzekering F2 defect (schudmotor) Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN 2.2.6.3. Hydraulisch ventiel voor hoofdborstel “omhoog/ omlaag/AAN/UIT” (overbelast, defect of niet aangesloten) Controleer het hydraulische ventiel Y2/Y3, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.3.6.6. Hydraulisch ventiel voor zijborstel rechts, omlaag/AAN (overbelast of defect) Controleer het hydraulische ventiel Y5, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.3.6.7. Hydraulisch ventiel voor zijborstel rechts, omhoog/UIT (overbelast of defect) Controleer het hydraulische ventiel Y4, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.4.6.1. Hefelement voor riemkoppeling stofafzuiging (overbelast, defect of niet aangesloten) Hefelement M5 controleren, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.5.6.1. Schudmotor overbelast of niet aangesloten Schudmotor controleren, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.6.6.1. Hydraulisch ventiel voor vuilvergaarbak draaien (overbelast, defect of niet aangesloten) Controleer het hydraulische ventiel Y7/Y6, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.6.6.2. Hydraulisch ventiel voor vuilvergaarbak “omhoog/omlaag” (overbelast, defect of niet aangesloten) Controleer het hydraulische ventiel Y9/Y8, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 3.4.5.6. Bij overbelasting van de machine daalt het toerental en gaat de motor uit. Zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 3.6.6.1. Brandstofventiel (bij benzine/LPG) (overbelast, defect of niet aangesloten) Bij benzine/LPG: Brandstofventielen controleren, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw Bij diesel: Stuurrelais K10 controleren, actuator Y1 (motorstop) controleren, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw Motorstopsignaal (bij diesel) (overbelast, defect of niet aangesloten) 3.6.6.2. Startmotorvrijgave overbelast, defect of niet aangesloten Zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 24 Werking 3.6.6.3. Positieherkenning van rijpedaal defect of gemanipuleerd Rijpedaal indrukken en in neutrale positie zetten, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 3.6.6.4. Time-out stoelcontact, m.a.w. gedurende lange tijd geen bestuurder op stoel herkend. Stoelcontact gemanipuleerd of defect. Stoelcontact bedienen, zet de contactsleutel UIT/AAN en start de motor opnieuw 2.7 Transporteren Tijdens transport op een laadvloer moet de parkeerrem worden aangezet en moet de machine bovendien worden beveiligd met riemen aan de twee voorste wegsleepogen (afb. 9/1) en aan de twee achterste sjorpunten (afb. 9/2), die zich in de wielkast bevinden. 2.8 Wegslepen Als de aandrijfmotor stilstaat, is het voorwiel geblokkeerd. Om weg te slepen moet de bypass-klep (afb. 9/3) op de rijpomp worden geopend. De bypass-klep moet met 1 1/2 tot 2 slagen worden geopend. Wegsleepafstand: Max. 500 m om de machine uit de gevarenzone te verwijderen. Wegsleepsnelheid: max. 5 km/u. De twee voorste sjorpunten (afb. 9/1) kunnen als wegsleepogen worden gebruikt. Afb. 9 25 Bediening 3 Bediening 3.1 Werkwijze Algemeen De Sweepmaster P/D1500 RH is een veegmachine die uitsluitend bedoeld is om droog en vochtig materiaal op te nemen in bijvoorbeeld productieateliers, magazijnen, parkings en voetgangerpassages. Vegen De zijborstel (afb. 10/1) veegt het vuil direct in het opnamespoor (afb. 10/2) van de hoofdborstel. De hoofdborstel slingert het vuil overkop (afb. 10/3) in de vuilvergaarbak (afb. 10/4). Het opgewervelde fijne stof (afb. 10/5) wordt door de zuiger (afb. 10/7) tegen de filter (afb. 10/6) gezogen en daar afgescheiden. De vuilvergaarbak kan hydraulisch worden omhooggezet om hem leeg te maken (afb. 10/8). Afb. 10 26 Bediening 3.2 Bedieningselementen 3.2.1 Bedieningspaneel A 1. Controlelamp voor voorgloeien 2. Controlelamp voor motoroliedruk 3. Controlelamp voor parkeerrem 4. Controlelamp voor service-indicator 5. Bedrijfsurenteller/servicecode 6. Controlelamp voor resterende brandstofhoeveelheid 7. Controlelamp voor koelmiddeltemperatuur 8. Knop om vuilvergaarbak omhoog te brengen 9. Knop om vuilvergaarbak weg te zwenken om hem leeg te maken 10. Knop om vuilvergaarbak terug te zwenken 11. Knop om vuilvergaarbak neer te laten 12. Knop voor filterschudsysteem 13. Knop voor zuiger 14. Knop voor hoofdborstel 15. Knop voor hoofdborstel en zijborstel Afb. 11 27 Bediening Controlelamp voor voorgloeien (afb. 11/1) (enkel Sweepmaster P/D1500 RH) Na het bedienen van de contactaanzetschakelaar brandt deze controlelamp gedurende max. 20 seconden. Als de controlelamp uitgaat, kan de motor worden gestart. Controlelamp voor motoroliedruk (afb. 11/2) Gaat aan als er onvoldoende oliedruk is (bijv. te weinig motorolie). Stop het voertuig onmiddellijk en vul motorolie bij. Als de controlelamp hierna niet meer uitgaat, moet de Hako-onderhoudsdienst worden verwittigd. Controlelamp voor rem (afb. 11/3) Gaat aan als de rem wordt bediend. Als de rem wordt afgezet, gaat de controlelamp uit. Controlelamp voor service-indicator (afb. 11/4) Gaat aan als er zich een fout heeft voorgedaan in het systeem. Naast de service-indicator wordt een servicecode van 4 tekens weergegeven in de plaats van de bedrijfsurenteller. De punten van de servicecode knipperen. Verhelp de fout of noteer de servicecode en verwittig uw Hako-filiaal. Als de fout verholpen is, moet dit worden bevestigd met ontsteking UIT/AAN. Bedrijfsurenteller/servicecode (afb. 11/5) Op het display van de bedrijfsurenteller wordt na het inschakelen gedurende korte tijd de softwareversie, de laatste servicecode en de actuele stand van de bedrijfsuren aangegeven. Een knipperende indicator geeft aan dat de bestuurdersstoel niet bezet is. Een overzicht van alle mogelijke fouten vindt u in de servicecodetabel in paragraaf 2.6. Controlelamp voor resterende brandstofhoeveelheid (afb. 11/6) Gaat aan zodra er nog slechts ca. 3 liter brandstof in de tank zit. Bovendien weerklinkt een waarschuwingssignaal. Controlelamp voor koelmiddeltemperatuur (afb. 11/7) Gaat aan als het koelmiddel te warm wordt. Schakel de motor onmiddellijk uit en spoor de oorzaak van het probleem op. Knop om vuilvergaarbak omhoog te brengen (afb. 11/8) Hiermee wordt de vuilvergaarbak omhoog gebracht. Om de vuilvergaarbak omhoog te brengen, moet de knop ingedrukt worden gehouden tot de gewenste storthoogte bereikt is. De controlelamp in de knop gaat aan. Als tijdens het vegen de knop om omhoog te brengen wordt ingedrukt, wordt de veegfunctie uitgeschakeld. 28 Bediening Knop om vuilvergaarbak weg te zwenken om hem leeg te maken (afb. 11/9) Hiermee wordt de vuilvergaarbak verticaal gedraaid om hem leeg te maken. De controlelamp in de knop gaat aan. De vuilvergaarbak kan pas worden gezwenkt wanneer een minimale storthoogte van de vuilvergaarbak overschreden is. Knop om vuilvergaarbak terug te zwenken (afb. 11/10) Hiermee wordt de vuilvergaarbak horizontaal gedraaid, want hij kan enkel in horizontale stand worden neergelaten. De controlelamp in de knop gaat aan. Knop om vuilvergaarbak neer te laten (afb. 11/11) Hiermee wordt de vuilvergaarbak neergelaten. Om de vuilvergaarbak neer te laten, moet de knop ingedrukt worden gehouden tot de vuilvergaarbak onderaan tegen het chassis komt. De controlelamp in de knop gaat aan. De vuilvergaarbak zwenkt eventueel automatisch naar binnen. Knop voor filterschudsysteem (afb. 11/12) Als de schakelaar wordt bediend, wordt de schudinrichting ingeschakeld en wordt het filtersysteem gereinigd. De schudprocedure duurt ca. 15 seconden. De controlelamp in de knop gaat aan. Tijdens het schudden wordt de zuiger automatisch uitgeschakeld. Als de controlelamp in de knop begint te knipperen (met een eenmalig waarschuwingsgeluid), is de filter sterk vervuild en moet hij worden afgeschud. Knop voor zuiger (afb. 11/13) Hiermee wordt de zuiger in- en uitgeschakeld. Als de zuiger ingeschakeld is, gaat de controlelamp in de knop aan. Als de controlelamp knippert, bevindt de zuiger zich in de in- of uitschakelfase. Schakel de zuiger uit als het veegmateriaal vochtig is. Knop voor hoofdborstel (afb. 11/14) Hiermee wordt de hoofdborstel in- en uitgeschakeld. Bij ingeschakelde hoofdborstel brandt de controlelamp in de knop. Knop voor veegfunctie (afb. 11/15) Hiermee wordt de veegfunctie in- en uitgeschakeld. De hoofdborstel, de zijborstel en de zuiger worden in- en uitgeschakeld. De veegfunctie mag principieel alleen met het werktoerental (haas) worden gebruikt. Als de veegfunctie uitgeschakeld wordt, wordt het filterschudsysteem automatisch geactiveerd. 29 Bediening 3.2.2 Bedieningspaneel B 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Ontstekingsaanzetschakelaar Laadcontrolelamp Schakelaar voor motortoerental Schakelaar voor claxon Schakelaar voor standlicht/dimlicht (optie) Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten (optie) Schakelaar voor zwaailicht (optie) Schakelaar voor rijrichtingsindicator met controlelamp (optie) Choke (enkel bij Sweepmaster P/D1500 RH) Afb. 12 30 Bediening Ontstekingsaanzetschakelaar (afb. 12/1) Om de motor voor te gloeien (enkel Sweepmaster D1500 RH), te starten en uit te schakelen en om de machine te beschermen tegen onbevoegd gebruik. Om de motor te starten, moeten de rijpedalen in de neutrale stand staan. 0 = Motor en elektrisch systeem uitgeschakeld 1 = Ontsteking AAN 2 = Voorgloeien tot de controlelamp uitgaat (enkel Sweepmaster D1500 RH) 3 = Starten Om veiligheidsredenen is de Sweepmaster P/D1500 RH uitgerust met een stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de bestuurder op de stoel zit. Als het stoelcontact wordt onderbroken terwijl de motor draait, schakelt de motor uit en knippert de bedrijfsurenteller. Laadcontrolelamp (afb. 12/2) Gaat aan zodra de contactschakelaar wordt bediend en gaat uit als de motor aanslaat. Schakelaar voor motortoerental (afb. 12/3) De schakelaar regelt het motortoerental. • rechter positie (schildpad): stationair toerental om de motor te starten en uit te schakelen • linker positie (haas): werktoerental voor rijaandrijving en veegfunctie Schakelaar voor claxon (afb. 12/4) Als deze schakelaar wordt bediend, weerklinkt een akoestisch signaal. Choke (afb. 12/9) (enkel bij Sweepmaster P1500 RH) Om de chokeklep te bedienen (hulp bij koude start). 31 Bediening 3.2.3 Bedieningselementen op de machine Rijpedalen Dienen om vooruit en achteruit te rijden en tegelijk de snelheid traploos te regelen. Als het pedaal wordt losgelaten, keert het automatisch terug naar de uitgangspositie; de machine komt tot stilstand. Rijpedaal (afb. 13/1): Achteruit rijden Rijpedaal (afb. 13/2): Vooruit rijden Afb. 13 Bedrijfsrem en parkeerrem De bedrijfsrem (afb. 14/1) bedient de mechanische trommelremmen, die inwerken op de twee achterwielen. Voor de machine wordt verlaten, dient u de parkeerrem aan te zetten en te vergrendelen met de hefboom (afb. 14/2). Door het rempedaal te bedienen, wordt de vergrendeling weer opgeheven. Afb. 14 Pedaal voor druk van de hoofdborstel Het pedaal (afb. 15/1) dient om de druk van de hoofdborstel op de grond tijdens het vegen te verhogen. Als het pedaal wordt losgelaten, gaat de hoofdborstel terug naar de uitgangspositie. Afb. 15 32 Bediening Pedaal voor frontklepschort Met het pedaal (afb. 16/1) kan veegmateriaal de frontklepschort opgetild. bij grof worden Afb. 16 Kruk voor instelling veegspiegel Met de kruk (afb. 17/1) wordt de veegspiegel van de hoofdborstel ingesteld. Instellen van de veegspiegel: zie hoofdstuk Onderhoud en verzorging. Afb. 17 Vergrendeling voor stoelconsole De stoelconsole is om veiligheidsredenen voorzien van een vergrendeling (afb. 18/1) (enkel bij optie bestuurderbeschermdak). Afb. 18 Controleer voor u begint te rijden of de stoelconsole beveiligd is met de vergrendeling! 33 Bediening Vuilvergaarbak controleren De vuilvergaarbak is voorzien van een opening om manueel verzameld materiaal te kunnen inwerpen. De vulgraad van de vuilvergaarbak kan worden gecontroleerd aan de opening (afb. 19/1). Afb. 19 Vergrendeling voor filtersysteem Boven de vuilvergaarbak is het filtersysteem aangebracht. De kap van het filtersysteem is beveiligd met de vergrendeling (afb. 20/1). Onder de kap bevinden zich de filter en de schudinrichting. Filter reinigen: zie hoofdstuk Onderhoud en verzorging. Afb. 20 Stoel De bestuurdersstoel (afb. 21/1) moet zo worden ingesteld, dat de bestuurder comfortabel zit en probleemloos alle bedieningselementen kan bereiken. • De stoelvering wordt traploos (50 kg tot 120 kg) aan het gewicht van de bestuurder aangepast met het handwiel (A). • De bestuurdersstoel wordt met de hendel (B) losgezet en in de lengterichting verplaatst. Om veiligheidsredenen is de Sweepmaster P/D1500 RH uitgerust met een stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de bestuurder op de stoel zit. Als het stoelcontact wordt onderbroken terwijl de motor draait, schakelt de motor uit en knippert de bedrijfsurenteller. Elke manipulatie van de stoelcontactschakelaar kan tot een automatische blokkering van de machine leiden. Afb. 21 34 Technische gegevens 4 Technische gegevens Afmetingen en gewicht Lengte Breedte met/zonder linker zijborstel Breedte met/zonder beschermdak Leeg gewicht Toel. totaal gewicht mm mm mm kg kg 2256 1316/1363 1600/1985 1100 1800 km/h km/h km/h m²/h % 10 6 10 16200/9300 18 mm mm omw/min mm 920/500 400 500 +30 90 +/-10 liter m² 250 7,5 mm omw/min 600 max. 95 +/-5 CSE Lucht/CSE 4.00-8 4.00-8 liter DTE 15M of DTE 10 Excel 25 Rij- en veegprestaties Rijsnelheid - vooruit Rijsnelheid - achteruit Max. veegsnelheid Theoretische veegcapaciteit met/zonder linker zijborstel Klimvermogen max. Hoofdborstel Lengte / diameter Slijtagegrenzen - diameter Toerental Veegspiegel Vuilvergaarbak en filtersysteem Volume vuilvergaarbak Filteroppervlak Zijborstels Diameter Toerental Wielen Banden voor Banden achter Hydraulisch systeem Hydraulische olie, bijv. Mobiloil Tankinhoud Elektrisch systeem Starterbatterij Draaistroomgenerator Beschermingsgraad tegen binnendringen van vocht V/Ah V/A 12/54 12/40 IPX3 35 Technische gegevens Dieselmotor (Sweepmaster D1500 RH) Fabrikant Type Werkprocedure / aantal cilinders Cilinderinhoud Vermogen bij 2700 omw/min Stationair onbelast toerental Werktoerental Koelmiddel Koelmiddelvolume Brandstof Inhoud brandstoftank Brandstofverbruik Motorolie Motorolievolume met filter Diesel cm³ kW omw/min omw/min liter liter liter/h type liter Kubota D902 4-takt / 4 898 14 1500 +/-50 2700 +/-50 Coolelf Auto Supra -37°C ca. 3 Diesel 27 2,2 15W40/CF-4 3,70 Benzinemotor (Sweepmaster P1500 RH) Fabrikant Type Werkprocedure / aantal cilinders Cilinderinhoud Vermogen bij 2700 omw/min Stationair onbelast toerental Werktoerental Koelmiddel Koelmiddelvolume Brandstof Inhoud brandstoftank Brandstofverbruik Motorolie Motorolievolume met filter Benzine cm³ kW omw/min omw/min liter liter liter/h type liter Kubota DF752 4-takt / 4 740 15 1500 +/-50 2700 +/-50 Coolelf Auto Supra -37°C ca. 3 Benzine 27 3,0 15W40 3,25 36 Technische gegevens Sweepmaster D1500 RH Sweepmaster P1500 RH dB (A) dB (A) 84 2 80 2 dB (A) 98 94 dB (A) 99 96 m/s² < 2,5 < 2,5 m/s² < 0,5 < 0,5 Geluidsemissiewaarden Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsdrukniveau (LpA) bedraagt (aan het oor van de bestuurder): Meetonzekerheid (KpA): Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsvermogensniveau (LwAd) bedraagt: Het volgens 2000/14/EG bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsvermogensniveau (LwAd) bedraagt: Trillingswaarden De volgens ISO 5349-1 berekende gewogen effectieve waarde van de versnelling waaraan het lichaam (handarm) blootgesteld is, bedraagt in normale gebruiksomstandigheden: De overeenkomstig ISO 2631-1 berekende gewogen effectieve waarde van de versnelling waaraan het lichaam (voeten of zitvlak) blootgesteld is, bedraagt bij normale gebruiksomstandigheden: 37 Onderhoud en verzorging 5 Onderhoud en verzorging Algemeen Voor u verzorgings- en onderhoudswerken uitvoert, dient u absoluut rekening te houden met het hoofdstuk Veiligheidsinformatie! Als de door ons voorgeschreven onderhoudswerken worden uitgevoerd, bent u zeker steeds een bedrijfsklare machine ter beschikking te hebben. Dagelijkse en wekelijkse onderhouds- en herstellingswerken kunnen worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide bestuurder; al het andere Hako-systeemonderhoud mag enkel worden uitgevoerd door geschoold en gekwalificeerd personeel. Neem contact op met de Hako-onderhoudsdienst of het Hako-filiaal in uw buurt. Als u hiermee geen rekening houdt en als daardoor schade ontstaat, vervalt elke aanspraak op de garantie. Vermeld bij alle vragen en bestellingen van wisselstukken altijd het serienummer, zie paragraaf 1.7 - Kenplaatje. 5.1 Hako-systeemonderhoud Het Hako-systeemonderhoud: • waarborgt de betrouwbare werking van Hako-machines (preventief onderhoud) • beperkt de werkingskosten, herstellingskosten en kosten voor instandhouding tot een minimum • waarborgt een lange levensduur en de paraatheid van de machine. Het Hako-systeemonderhoud vermeldt in verschillende modules de uit te voeren speciale technische werken en definieert de intervallen voor het onderhoud. Voor de verschillende onderhoudssystemen zijn de te vervangen onderdelen vastgelegd en in ET-kits vervat. Hako-systeemonderhoud klant: Door de klant uit te voeren werken aan de hand van de in de bedieningshandleiding beschreven verzorgings- en onderhoudsinstructies (dagelijks of wekelijks). Bij levering van de machine wordt de bestuurder/gebruiker vakkundig opgeleid. Hako-systeemonderhoud - eenmalig: (na 50 bedrijfsuren) Geldt voor machines met aandrijving met verbrandingsmotor, eerste olieverversing, filter, enz. Uitvoering door specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst. Hako-systeemonderhoud I: (om de 125 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud II: (om de 250 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud III: (om de 500 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud IV/S: (om de 1000 bedrijfsuren veiligheidscontrole) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Uitvoeren van alle wettelijk voorgeschreven veiligheidsrelevante controles overeenkomstig UVV-BGV-TÜV-VDE. 38 Onderhoud en verzorging 5.2 Onderhoudsattest Overhandiging Uitrusting Proefrit Overdracht aan de klant Opleiding uitgevoerd op: Hako-systeemonderhoud Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II 50 bedrijfsuren (eenmalig) 125 bedrijfsuren 250 bedrijfsuren Stempel werkplaats uitgevoerd op: bedrijfsuren bij bij bedrijfsuren Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij Stempel werkplaats uitgevoerd op: bedrijfsuren bij bedrijfsuren Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud III Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II 375 bedrijfsuren 500 bedrijfsuren 625 bedrijfsuren 750 bedrijfsuren Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij Stempel werkplaats uitgevoerd op: bedrijfsuren bij Hako-systeemonderhoud I 875 bedrijfsuren Stempel werkplaats bedrijfsuren Hako-systeemonderhoud IV/S 1000 bedrijfsuren Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij bedrijfsuren Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij bedrijfsuren Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II 1125 bedrijfsuren 1250 bedrijfsuren Stempel werkplaats Stempel werkplaats Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij uitgevoerd op: bedrijfsuren bij bedrijfsuren uitgevoerd op: bij uitgevoerd op: bedrijfsuren bij bedrijfsuren 39 Onderhoud en verzorging 5.3 Onderhoudsschema Hako-systeemonderhoud klant Volgende onderhoudsintervallen moeten door de klant worden uitgevoerd. Interval Activiteit dagelijks Brandstofvoorraad controleren, eventueel bijtanken o Vuilvergaarbak controleren, eventueel leegmaken o Motoroliepeil controleren, eventueel motorolie toevoegen o Koelmiddelpeil van het koelsysteem controleren, evt. bijvullen o Hydraulisch oliepeil controleren, eventueel bijvullen o Stofuitstootventiel van de luchtfilter reinigen o Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren. o Hako-systeemonderhoud klant Volgende onderhoudsintervallen moeten door de klant worden uitgevoerd. Interval Activiteit wekelijks Koelvinnen van de koeler controleren, eventueel reinigen o Goede werking van stuursysteem controleren o Bandenspanning controleren o Luchtfilter controleren, evt. hoofdfilter reinigen o Filtersysteem controleren, evt. filter reinigen o Goede werking van schudinrichting controleren o Dichtingen van vuilvergaarbak controleren, evt. vervangen o Zijborstel controleren op slijtage, evt. bijregelen of vervangen o Hoofdborstel en dichtingsrubbers op slijtage controleren, evt. bijregelen of vervangen o De machine reinigen o 40 Onderhoud en verzorging Hako-systeemonderhoud eenmalig Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Interval Activiteit na 50 bedrijfsuren (eenmalig) De motorolie verversen o De motoroliefilter vervangen o Motortoerental controleren (stationair en bedrijfstoerental) o Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren. o Hydraulische oliefilter vervangen en ontbrekende olie bijvullen o Elektrische installatie controleren o Goede werking van parkeerrem en bedrijfsrem controleren o Goede werking van stuursysteem controleren o Rijaandrijving controleren (vooruit en achteruit rijden, neutrale stand) o Optische toestand van de machine controleren o Proefrit en functietest o Hako-systeemonderhoud I Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Interval Activiteit om de 125 bedrijfsuren De motorolie verversen o Optische toestand van de machine controleren o Uitlaatsysteem controleren (bij optie cabine en defect uitlaatsysteem bestaat gevaar voor vergiftiging) o Proefrit en functietest o 41 Onderhoud en verzorging Hako-systeemonderhoud II Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Interval Activiteit om de 250 bedrijfsuren Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I o Rijaandrijving controleren (vooruit en achteruit rijden, neutrale stand) o Hoofdfilter van de luchtfilter vervangen o De motoroliefilter vervangen o Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren. o Motortoerental controleren (stationair en bedrijfstoerental) o Aandraaimoment van de wielbouten controleren o Goede werking van parkeerrem en bedrijfsrem controleren o Hydraulische functies controleren o Antistatische ketting controleren o Elektrisch systeem controleren (starterbatterij, verlichting, zekeringen, relais en controlelampen) o Hako-systeemonderhoud III Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Interval Activiteit om de 500 bedrijfsuren Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I en II o Hydraulische olie verversen o Hydraulische oliefilter vervangen o Brandstoffilter vervangen o 42 Onderhoud en verzorging Hako-systeemonderhoud IV/S Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd. Interval Activiteit om de 1000 bedrijfsuren Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I, II en III o Veiligheidspatroon van de luchtfilter vervangen o Koelmiddel van het koelsysteem verversen o Remblokken vervangen o Bowden-remkabel vervangen o 43 Onderhoud en verzorging 5.4 Stoelconsole Onder de stoelconsole zitten de motor, de luchtfilter, de koeler, het hydraulische systeem en andere componenten. Voor reinigings- en onderhoudswerken kan de stoelconsole omhoog worden gezwenkt. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! 5.4.1 Stoelconsole openen Bij de optie Bestuurderbeschermak is de stoelconsole uitgerust met een vergrendeling. 1. Parkeer het voertuig met bedrijfswarme motor op een zo effen mogelijke ondergrond. Schakel de motor uit en laat hem afkoelen. Zet de parkeerrem aan. 2. Open de zijdeur (afb. 22/1) met een vierkantsleutel. 3. Ontgrendel de vergrendeling (afb. 22/2). Klap de stoelconsole omhoog. Na het terugzwenken moet de stoelconsole weer worden vergrendeld. Afb. 22 44 Onderhoud en verzorging 5.5 Motor De motor zit onder de stoelconsole. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor verwondingen! 1. Oliepeilstok 2. Afsluitdeksel 3. Aflaatschroef 4. Oliecarter 5. Oliefilter 6. Brandstoffilter 7. Brandstoffilter (enkel bij diesel) 8. Brandstoffilterkraan 9. Ontluchterstop 10. Injectiepomp 11. Ventilator Positie A = kraan dicht Positie B = kraan open Afb. 23 45 Onderhoud en verzorging 5.5.1 Motorolie bijvullen Controleer het motoroliepeil dagelijks met de oliepeilstok (afb. 22/1). Vul indien nodig of wanneer het controlelampje motoroliedruk brandt, motorolie bij. Gebruik de voorgeschreven motorolie, zie technische gegevens! 1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.1. 2. Trek de peilstok uit en veeg hem af met een schone doek. Steek de oliepeilstok weer in. 3. Controleer het oliepeil met de markeringen onderaan de oliepeilstok. 4. Neem het afsluitdeksel (afb. 22/2) af. 5. Giet niet te veel olie tegelijk in. Geef de olie enkele minuten tijd om naar het oliecarter te lopen. Meet pas daarna het oliepeil opnieuw. 6. Breng het afsluitdeksel en de oliepeilstok opnieuw aan. 7. De motorcontrolelamp moet enkele seconden na het starten van de motor uitgaan. 5.5.2 Motorolie en oliefilter vervangen De motorolie en de oliefilter (afb. 22/5) voor het eerst na 50 bedrijfsuren vervangen. Daarna om de 125 bedrijfsuren de motorolie verversen en om de 250 bedrijfsuren de oliefilter vervangen. 1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4. 2. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatschroef (afb. 22/3) van het oliecarter (afb. 22/4). Olievolume met oliefilter: 3,7 liter 3. Draai de aflaatschroef uit en laat de motorolie in de opvangbak lopen. 4. Demonteer de oliefilter (afb. 22/5) en plaats een nieuwe oliefilter met een nieuwe dichtingsring (handvast aandraaien). Gebruik enkel originele onderdelen! Doe de oude olie en de gebruikte oliefilter op een milieuvriendelijke wijze weg! 5. Draai de aflaatschroef aan. 6. Giet motorolie bij, zie paragraaf 5.5.1. 5.5.3 Brandstoffilters vervangen Vervang de brandstoffilters (afb. 22/6) en (afb. 22/7) om de 250 bedrijfsuren. De brandstoffilter (afb. 22/6) is met slangklemmen bevestigd en wordt volledig vervangen. De brandstoffilter (afb. 22/7) is enkel voorzien bij dieselmotoren! 1. Sluit de brandstoffilterkraan (afb. 22/8). 2. Neem het filterdeksel af en vervang het filterelement. Gebruik enkel originele onderdelen. Brandstofresten en gebruikte filters moeten op milieuvriendelijke wijze worden weggedaan! 46 Onderhoud en verzorging 5.5.4 Brandstofsysteem ontluchten 1. Vul de brandstoftank. 2. Plaats een geschikte opvangbak en open de brandstoffilterkraan. 3. Maak de ontluchterstop (afb. 22/9) van de brandstoffilter los en zet hem weer vast wanneer er geen luchtbellen meer ontsnappen. 4. Maak de ontluchterstop van de injectiepomp (afb. 22/10) los en zet weer vast wanneer er geen luchtbellen meer ontsnappen. 47 Onderhoud en verzorging 5.6 Luchtfilter De luchtfilter zit onder de stoelconsole. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor verwondingen! 1. 2. 3. 4. 5. 6. Stofuitstootventiel Sluithaak Behuizingsdeksel Bovenste gedeelte van behuizing Hoofdfilter Veiligheidspatroon Afb. 24 48 Onderhoud en verzorging 5.6.1 Stofuitstootventiel reinigen Het stofuitstootventiel (afb. 24/1) moet dagelijks worden gereinigd. Druk het ventiel samen en verwijder daardoor de stofafzetting. Een beschadigd ventiel moet worden vervangen. 5.6.2 Hoofdfilter demonteren 1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4. 2. Maak de sluithaken (afb. 24/2) op het behuizingsdeksel los en neem het behuizingsdeksel af (afb. 24/3). 3. Trek de hoofdfilter (afb. 24/5) door een lichte draaibeweging uit het bovenste gedeelte van de behuizing (afb. 24/4). 5.6.3 Hoofdfilter reinigen De hoofdfilter (afb. 24/5) moet wekelijks worden gecontroleerd en eventueel worden gereinigd. 1. Reinig het behuizingsdeksel (afb. 24/3) langs binnen met een vochtige doek. 2. Blaas de hoofdfilter van binnen naar buiten uit met lucht. Gebruik daartoe perslucht van max. 3 bar. 3. Controleer de hoofdfilter met behulp van een lichtbron op perforaties. 4. Controleer de dichtingen van de hoofdfilter op beschadiging. 5.6.4 Hoofdfilter inbouwen 1. Schuif de hoofdfilter (afb. 24/5) met de open zijde naar voor voorzichtig in het bovenste gedeelte van de behuizing. 2. Zet het behuizingsdeksel (afb. 24/3) terug en zorg ervoor dat het stofuitstootventiel correct zit. 3. Vergrendel het behuizingsdeksel weer met de sluithaken (afb. 24/2). 5.6.5 Hoofdfilter vervangen De hoofdfilter (afb. 24/5) moet in geval van sterke vervuiling, beschadiging of uiterlijk om de 250 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Demonteer de hoofdfilter, zie paragraaf 5.6.2. 2. Plaats een nieuwe hoofdfilter. Gebruik enkel originele onderdelen! 3. Monteer de hoofdfilter, zie paragraaf 5.6.4. 5.6.6 Veiligheidspatroon vervangen De veiligheidspatroon (afb. 24/6) mag niet worden gereinigd en mag na de demontage niet opnieuw worden gebruikt! De veiligheidspatroon moet uiterlijk om de 1000 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Demonteer de hoofdfilter (afb. 24/4), zie paragraaf 5.6.2. 2. Neem de veiligheidspatroon aan beide beugels vast en trek hem uit met lichte draaibewegingen. 3. Plaats een nieuwe veiligheidspatroon (afb. 24/5). Gebruik enkel originele onderdelen! 4. Monteer de hoofdfilter (afb. 24/4), zie paragraaf 5.6.4. 49 Onderhoud en verzorging 5.7 Koelsysteem De gecombineerde koeler (afb. 25/1) koelt zowel het koelwater van de motor als de hydraulische olie van de werkhydrauliek. Het koelmiddel wordt in de koeler afgekoeld door de ventilator (afb. 25/2). Een te hoge temperatuur van het koelmiddel wordt aangegeven op het bedieningspaneel. Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor verwondingen! Maak de koeler nooit open terwijl de motor warm staat, want het koelsysteem staat in dergelijk geval onder hoge druk. Verbrandingsgevaar! Draag beschermhandschoenen! 1. 2. 3. 4. 5. Koeler Afsluitdeksel Ventilator Aflaatslang Nazuigreservoir Afb.25 50 Onderhoud en verzorging 5.7.1 Koeler reinigen Controleer de koeler (afb. 25/1) dagelijks en reinig indien nodig. Vuil op de lamellen vermindert het koelvermogen. De lamellen van de koeler zijn zeer dun en kunnen gemakkelijk beschadigd raken! 1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4. 2. Reinig de lamellen van de koeler met perslucht voorzichtig vanaf de motorzijde naar buiten. 5.7.2 Koelmiddel bijvullen Te weinig koelmiddel vermindert het koelvermogen. Controleer het koelmiddelpeil dagelijks aan het afsluitdeksel en vul indien nodig bij. Gebuik enkel voorgeschreven koelmiddel, zie technische gegevens. Niet mengen! Voor het begin van het koude seizoen moet de concentratie van het koelmiddel worden gecontroleerd. 1. Als de motor afgekoeld is, opent u het afsluitdeksel (afb. 25/2) voorzichtig. 2. Controleer het koelmiddel. Het optimale koelmiddelpeil is bereikt wanneer de lamellen bedekt zijn. Indien nodig langzaam bijvullen. 3. Monteer het afsluitdeksel opnieuw. 4. Laat de motor enkele minuten draaien. 5. Schakel de motor uit en laat hem afkoelen. 6. Controleer het koelmiddelpeil opnieuw en vul eventueel bij. Vul koelmiddel enkel bij aan de koeler. Vul niet bij aan het nazuigreservoir (afb. 25/5)! 5.7.3 Koelmiddel verversen Het koelmiddel moet uiterlijk om de 1000 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatslang (afb. 25/4) van de koeler. 2. Open de aflaatslang en laat het koelmiddel volledig uitlopen. Koelmiddelvolume ca. 3 liter Doe het oude koelmiddel op een milieuvriendelijke wijze weg! 3. 4. 5. 6. 7. 8. Sluit de aflaatslang weer. Vul met nieuw koelmiddel, zie technische gegevens. Monteer het afsluitdeksel opnieuw. Laat de motor enkele minuten draaien. Schakel de motor uit en laat hem afkoelen. Controleer het koelmiddelpeil opnieuw en vul eventueel bij. 51 Onderhoud en verzorging 5.8 Hydraulisch systeem Werken aan het hydraulisch systeem mogen enkel worden uitgevoerd door specialisten en overeenkomstig opgeleid personeel! Hydraulische olie die onder hoge druk uitspuit, kan zware verwondingen veroorzaken! Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken! Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor verwondingen! Afb. 26 1. 2. 3. 4. 5. Vulpeilindicator Afsluitdeksel Hydraulisch oliereservoir Hydraulische oliefilter Aflaatslang 52 Onderhoud en verzorging 5.8.1 Hydraulische olie bijvullen Het oliepeil van het hydraulisch oliereservoir moet dagelijks worden gecontroleerd. Gebruik de voorgeschreven hydraulische olie, zie technische gegevens! Te weinig hydraulische olie of verkeerde hydraulische olie veroorzaakt schade aan het hydraulisch systeem! 1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4. 2. Controleer het oliepeil aan de vulpeilindicator (afb. 26/1) van het hydraulisch oliereservoir (afb. 26/3). 3. Neem het afsluitdeksel (afb. 26/2) af. 4. Giet niet te veel olie tegelijk in. Meet het oliepeil opnieuw. 5. Controleer of de vulfilter schoon is. Monteer het afsluitdeksel opnieuw. 5.8.2 Hydraulische olie verversen De hydraulische olie moet om de 500 bedrijfsuren worden vervangen. Let op wanneer u hete olie aflaat. Verbrandingsgevaar! 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de vuilvergaarbak omlaag. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatslang (afb. 26/5) van het hydraulisch oliereservoir. Olievolume: 25 liter. 3. Maak de klem los en verwijder de afsluitdop uit de aflaatslang. Laat de hydraulische olie in de opvangbak lopen. Doe de oude hydraulische olie op een milieuvriendelijke wijze weg! 4. Bevestig de afsluitdop en de klem op de aflaatslang en vul hydraulische olie bij, zie paragraaf 5.8.1. 5. Start de motor en gebruik alle werkfuncties bij laag toerental en breng de vuilvergaarbak verschillende keren omhoog en maak hem verschillende keren leeg. Schakel de motor uit. 6. Vul indien nodig nog hydraulische olie bij. Controleer het hydraulisch systeem op lekken. 5.8.3 Hydraulische oliefilter vervangen De hydraulische oliefilter moet voor het eerst na 50 bedrijfsuren en daarna om de 500 bedrijfsuren worden vervangen. Let op wanneer u hete olie aflaat. Verbrandingsgevaar! 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de vuilvergaarbak omlaag. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Schroef de hydraulische oliefilter (afb. 26/4) uit. 53 Onderhoud en verzorging Doe de gebruikte hydraulische oliefilter op milieuvriendelijke wijze weg! 3. Plaats de nieuwe hydraulische oliefilter met een nieuwe dichtingsring (handvast aandraaien). Gebruik enkel originele onderdelen. 4. Start de motor en schakel hem weer uit. Controleer het hydraulisch systeem op lekken. 54 Onderhoud en verzorging 5.9 Veegeenheid 1. 2. 3. 4. 5. Zijborstel Hoofdborstel Vuilvergaarbak Zuiger Filtersysteem Afb. 27 55 Onderhoud en verzorging 5.9.1 Zijborstel 1. Stelschroef 2. Zijborstel 3. Meenemer Afb. 28 5.9.2 Zijborstel instellen Controleer de zijborstel (afb. 28/2) wekelijks op slijtage. In geval van slijtage of na een vervanging de zijborstel als volgt instellen: 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Stel het draagvlak van de zijborstel (afb. 28/2) in met de stelschroef (afb. 28/1). Het draagvlak van de zijborstel moet ca. 2/3 van de borstelomtrek bedragen. 5.9.3 Zijborstel vervangen Als de haren zo erg versleten zijn dat ze nog slechts een lengte van 8 cm of minder hebben, moeten de zijborstels worden vervangen. 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Draai de schroeven en ringen van de meenemer (afb. 28/3) los en neem de zijborstel (afb. 28/2) af. 3. Plaats een nieuwe zijborstel. Gebruik enkel originele onderdelen! 4. Stel de zijborstel in, zie paragraaf 5.9.2. 56 Onderhoud en verzorging 5.9.4 Hoofdborstel 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Hoofdborstel Dichtingsrubber links Dichtingsrubber voor Dichtingsrubber achter Dichtingsrubber rechts Hoofdborstelhelft Schroefkoppeling (5 stuks) Slijtagecompensatie Schaal Afb. 29 57 Onderhoud en verzorging 5.9.5 Veegspiegel instellen Controleer de hoofdborstel (afb. 29/1) wekelijks op slijtage. In geval van slijtage of na een vervanging de hoofdborstel als volgt instellen: 1. Laat de hoofdborstel op een gladde ondergrond neer en laat hem korte tijd in stilstand draaien. 2. Breng de hoofdborstel omhoog en rij het voertuig iets vooruit. 3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 4. Controleer de slijtage. Als de hoofdborstel juist ingesteld is, moet op de vloer een parallel lopende veegspiegel van 90 +/10 mm breedte zichtbaar zijn. 5. Steek de kruk (afb. 29/8) op het vierkant en stel de veegspiegel in. - rechtsom draaien: minder veegspiegel - linksom draaien: meer veegspiegel De waarde wordt aangegeven op de schaal (afb. 29/9). 5.9.6 Hoofdborstel parallel instellen De parallelliteit van de hoofdborstel is in de fabriek ingesteld. Als de parallelliteit niet meer verzekerd is, dient u zich tot een Hako-werkplaats te wenden. 5.9.7 Hoofdborstel vervangen Als de haren zo erg versleten zijn dat ze nog slechts een lengte van 100 mm hebben, moet de hoofdborstel worden vervangen. De hoofdborstel is langs achter toegankelijk wanneer de vuilvergaarbak omhoog staat; hij wordt als volgt gedemonteerd: 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. 2. Schakel de veegfunctie uit. 3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 4. Draai de hoofdborstel met de hand tot de vijf schroefkoppelingen (afb. 29/7) zichtbaar zijn. 5. Maak de schroefkoppelingen los en neem de hoofdborstelhelft (afb. 29/6) uit. 6. Draai de tweede hoofdborstelhelft verder en trek hem langs achter uit (de hoofdborstel wordt vastgehouden door klemmen). 7. Plaats de nieuwe hoofdborstel in omgekeerde volgorde. Gebruik enkel originele onderdelen. 8. Let er bij de montage van de hoofdborstel op dat de klemmen op de meenemer vastgrijpen en let ook op de richting van de haren. De vorm van de haren moet overeenkomen met de afbeelding. 9. Stel de veegspiegel in, zie paragraaf 5.9.5. 5.9.8 Dichtingsrubbers instellen Controleer de dichtingsrubbers ter hoogte van de hoofdborstel wekelijks en pas ze eventueel aan. 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. 2. Breng de vuilvergaarbak omhoog. 3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 4. De zijdelingse dichtingsrubbers (afb. 29/2) en (afb. 29/5) zijn toegankelijk via langsgaten. De dichtingsrubbers moeten op de vloer steunen. 58 Onderhoud en verzorging 5. Het voorste dichtingsrubber (afb. 29/3) kan worden ingesteld via een bedieningsstangenwerk. Het dichtingsrubber moet lichtjes naar achter gebogen op de grond rusten. 6. Het achterste dichtingsrubber (afb. 29/4) kan worden ingesteld via langsgaten. Het dichtingsrubber moet een afstand van ca. 5 mm tot de vloer hebben. 5.9.9 Dichtingsrubbers vervangen Controleer de dichtingsrubbers ter hoogte van de hoofdborstel wekelijks op slijtage en pas ze eventueel aan. Vervang versleten dichtingsrubbers. 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. 2. Breng de vuilvergaarbak omhoog. 3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 4. Maak de dichtingsrubbers los, neem ze af en vervang ze door nieuwe dichtingsrubbers. Gebruik enkel originele onderdelen. 5. Stel de dichtingsrubbers in, zie paragraaf 5.9.8. 59 Onderhoud en verzorging 5.9.10 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Filtersysteem Vergrendeling Kap Houder Vleugelschroef Klemframe Schudinrichting Stoffilter Afb. 30 60 Onderhoud en verzorging 5.9.11 Stoffilter grondige reiniging De stoffilter (afb. 30/7) zit onder de kap (afb. 30/2). Het door de hoofdborstel opgeworpen fijne stof wordt door de zuiger tegen het filterelement gevoerd. Controleer de vervuiling van de stoffilter wekelijks. Reinig de stoffilter in open lucht en draag daarbij stofbescherming! Doe het stof op milieuvriendelijke wijze weg! 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Open de vergrendeling (afb. 30/1) van de kap (afb. 30/2). 3. Draai de vleugelschroeven (afb. 30/4) los en zwenk het klemframe (afb. 30/5) met de schudinrichting (afb. 30/6) omhoog en zet vast in de houder (afb. 30/3). 4. Neem de stoffilter (afb. 30/7) uit. 5. Laat de stoffilter horizontaal vanaf een hoogte van ca. 1 meter op een gladde vloer vallen (de vuile zijde moet naar de vloer gericht zijn!). 6. Zet de stoffilter in omgekeerde volgorde terug. 5.9.12 Stoffilter vervangen 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Open de vergrendeling (afb. 30/1) van de kap (afb. 30/2). 3. Draai de vleugelschroeven (afb. 30/4) los en zwenk het klemframe (afb. 30/5) met de schudinrichting (afb. 30/6) omhoog en zet vast in de houder (afb. 30/3). 4. Neem de stoffilter (afb. 30/7) uit. 5. Monteer de nieuwe stoffilter in omgekeerde volgorde. Gebruik enkel originele onderdelen! Let op de inbouwrichting, zie opdruk! 6. Controleer de goede werking van de schudinrichting. 61 Onderhoud en verzorging 5.10 Wielen en rem Afb. 31 5.10.1 Bandslijtage controleren Controleer de banden wekelijks op slijtage en profieldiepte. 5.10.2 Banden vervangen Werken aan de banden mogen enkel worden uitgevoerd door specialisten en overeenkomstig opgeleid personeel! 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en beveilig het voertuig zodat het niet kan wegrollen. 2. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit. 3. Plaats een wagenkrik (afb. 31/1) op het frame. 4. Breng het voertuig met de krik omhoog. 5. Draai de flensmoer (afb. 31/2) af. 6. Neem de band met de velg af. 7. Monteer een nieuwe band. Gebruik enkel originele onderdelen! 8. Draai de flensmoeren aan met een draaimoment van 50 Nm. 5.10.3 Remmen Werken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd door specialisten en overeenkomstig opgeleid personeel! De bedrijfsrem en de parkeerrem moeten voor het eerst na 50 bedrijfsuren en daarna om de 250 bedrijfsuren op hun goede werking worden gecontroleerd. Om de 1000 bedrijfsuren moeten de remblokken worden vervangen. 62 Onderhoud en verzorging 5.11 Elektrisch systeem 5.11.1 Zekeringen De zekeringskast (afb. 32/1) bevindt zich in de rechter voetruimte. De hoofdzekering en de voorzekering bevinden zich in de motorruimte voor de batterij. F1 Hoofdzekering (50A) F2 Voorzekering (50A) F3 Verlichting (15A) (optie) F4 Waarschuwingsknipperlicht (10A) (optie) F5 Zwaailicht (7,5A) (optie) F6 Verwarming (30A) (optie) F7 Reserve F8 Motorstoprelais (15A) (enkel diesel) F9 Knipperlichten (10A) (optie) F10 Ruitenwisser (7,5A) (optie) F11 2de zijborstel rechts (7,5A) (optie) F12 Reserve F13 Laadcontrole (10A) F14 Claxon (10A) F15 Achterlicht links (5A) (optie) F16 Achterlicht rechts (5A) (optie) Afb. 32 63 Onderhoud en verzorging 5.11.2 Relais K1 Relais startmotorvrijgave K2 Relais cabine K3 Relais dimlicht (optie) K12 Knipperrelais (optie) 5.11.3 Batterij vervangen Trek de minpool van de batterij (afb. 33/1) af vóór u de pluspool van de batterij aftrekt. Dit voorkomt kortsluitingen en verwondingen! 1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan. 2. Trek eerst de minkabel af en dan de pluskabel. 3. Neem de batterij uit. 4. Plaats de nieuwe batterij. 5. Sluit eerst de pluskabel aan en daarna de minkabel. Afb. 33 64 Onderhoud en verzorging 5.12 Speciale uitrusting en wisselstukken Omschrijving Beschrijving Bestelnr. Bestuurderbeschermdak Overeenkomstig IEC 60335-2-72 CC Cabinebekleding Enkel in combinatie met bestuurderbeschermdak 647402 Cabineverwarming Enkel in combinatie met bestuurderbeschermdak 647404 Zijborstel, links Levering met standaardborstel Zwaailicht Op staaf, voor opbouw zonder bestuurderbeschermdak 643302 Zwaailicht Voor opbouw op bestuurderbeschermdak 643312 Verlichtingssysteem Om het werkterrein te verlichten (volgens StVZO) 643112 Werkschijnwerpers 2 stuks, vooraan in het voertuigchassis geïntegreerd 643412 Vervanghoofdborstel Met PP-beborsteling, harde beborsteling (standaard) 6457 Vervanghoofdborstel Met PES-beborsteling, zachte beborsteling 6413 Vervanghoofdborstel Met PA-beborsteling, gemiddelde beborsteling (slijtagebestendig) 6455 Vervang-zijborstel PA-beborsteling (PA 1,5), gemiddelde beborsteling 6414 Vervang-zijborstel PA-beborsteling (PA 2,0) (standaard) 6423 Vervang-zijborstel PES-beborsteling, zachte beborsteling 6415 6474 6486 65 EG-conformiteitsverklaring (overeenkomstig EG-richtlijn 2006/42/EG) Hako B.V. Industrieweg 7 6673 DE ANDELST verklaart in eigen verantwoording dat het product Sweepmaster P/D1500 RH Type: 6464 waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de desbetreffende fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn 2006/42/EG en de vereisten van 2004/108/EG. Voor de vakkundige omzetting van de in de EG-richtlijnen vermelde veiligheids- en gezondheidsvereisten werd(en) volgende norm(en) en/of technische specificatie(s) gebruikt: DIN EN 60335-2-72 DIN EN 61000-6-2 DIN EN 55012 Bad Oldesloe, Gerold Wenisch Technisch directeur, Hako Naam van de bevoegde persoon die voor Hako de technische documenten samenstelt: Ludger Lüttel 66 Hako B.V. · Industrieweg 7 · 6673 DE ANDELST · Tel. +31(0)488 - 473333 · www.hako.nl · [email protected] Individuele opgaven vragen om individuele oplossingen, afhankelijk van het te reinigen oppervlak of de plaats waar de machine ingezet gaat worden. Met de virtuele adviseur van Hako vindt u voor uw specifieke inzet de passende machine, eenvoudig op www.hako.nl. U kunt u natuurlijk ook persoonlijk laten adviseren door een van onze adviseurs. Uw interactieve adviseur leidt u naar een passende machine
© Copyright 2024 ExpyDoc