Gebruiksaanwijzing Sweepmaster P-D 1500 RH

Spare parts list
Liste de pièces de rechange
Ersatzteilliste
Manual
Hako Jona
(6464.10)
(6464.10.30)
Stand / as of:
4-10-2012
Sweepmaster
P/D1500
RH
(6464.30)
Hako
Jonas 1500
V (neu)
Spare parts list
Liste de pièces de rechange
Ersatzteilliste
24.07.2014
Bestelformulier
Who is who bij Hako B.V.
Afdeling
Per mail
Telefonisch
Bestellen van onderdelen
Verkoop
[email protected]
0488-473 338
Aanvraag reparatie / onderhoud
Technische Dienst
[email protected]
0488-473 332
Algemene informatie
Klantenservice
[email protected]
0488-473 333
De onderdelenlijsten zijn on-line te raadplegen via www.hako.nl
Uw gegevens
Besteldatum:
Firmanaam
:
Contactpersoon :
Adres
:
Telefoon
:
E-mail
:
PC en Plaats :
Artikelnummer
Sweepmaster 1500 RH
Aantal
99645700
Veegborstel PP beharing
99645500
Extra veegborstel Perlon beharing
99641300
Veegborstel polyester beharing PES voor fijnstof
99642200
Extra veegborstel staal/Perlon mengbeharing
99641500
Zijborstel PES
99641400
Zijborstel Perlon beharing PA 1,5
99642300
Zijborstel Perlon beharing PA 2,0
01153150
High-Performance filter
Alleen te bestellen voor de Sweepmaster P/D1500 RH:
99643302
Flitslicht 12 V (machine zonder veiligheidsdak)
99643312
Flitslicht 12 V voor opbouw op veiligheidsdak
97643412
Werklampen 12 V (niet met 99643112)
97643112
Verlichtingsset 12 V (niet met 99643412)
99644430
Non-marking elastische banden (2 banden)
99644400
Pneumatische banden (2 achterbanden)
Verlichtingsset 36 V
99644236
Zwaailicht 36 V voor opbouw op veiligheidsdak
99643436
Werklampen 36 V, 2 stuks (niet met 99643136)
99643336
Zwaailicht 36 V op paal
99644420
Non-marking elastische banden (2 banden)
Vo o r a n d e r e d a n g e n o e m d e p r o d u c t e n s t a a n w i j u g r a a g t e w o o r d !
Ve r z e n d k o s t e n:
O r d e r b e d r a g < € 5 0 0 ,0 0 : w e r k e l i j k e v e r z e n d k o s t e n w o r d e n b e r e k e n d
O r d e r b e d r a g > € 5 0 0 ,0 0 : f r a n c o h u i s
Betaling binnen 30 dagen na factuurdatum.
H a k o B .V.
· Industrieweg 7
· 6 673 D E · A n d e l s t
H a k o - B e l g i u m N V/S A · I n d u s t r i e w e g 27 · 9 42 0
In het belang van technische vooruitgang behouden we het recht
v e r a n d e r i n g i n u i t v o e r i n g e n d o o r t e v o e r e n z o n d e r b e r i c h t v o o r a f.
De algemene verkoop- en lever voor waarden zijn van toepassing.
· Te l e f o o n 0 4 8 8 - 473 3 3 3 · F a x 0 4 8 8 - 473 3 3 4 · E - m a i l i n f o @ h a k o . n l · I n t e r n e t w w w. h a k o . n l
· E r p e - M e r e · Te l e f o o n 0 5 3 - 8 0 2 0 4 0
· F a x 0 5 3 - 8 0 6 24 3
· E - m a i l i n f o @ h a k o . b e · I n t e r n e t w w w. h a k o . b e
G e l d i g v a n a f 24 .07. 2 014
99643136
B e s t e l f o r m u l i e r S w e e p m a s t e r 15 0 0 R H
Alleen te bestellen voor de Sweepmaster B1500 RH:
Gebruiksaanwijzing · Sweepmaster 1500
9
2
5
7
4
8
3
1
10
6
Bediening
Onderhoud
Servicetips
De machine mag alleen
5) Gebruik de knop van de
7) Controleer het lucht-
Een slecht veegresultaat:
gebruikt worden door
schudinrichting regelmatig
filter op vuil en reinig deze
• De vuilcontainer (6) is vol.
geïnstrueerd personeel.
voor het reinigen van het
indien nodig.
• Schud het filter en indien
filter.
8) Controleer de veegborstel
nodig het filter (9) achter
1) Schakel de machine
6) Controleer het vuil in de
achter de afdekking op
de afdekking reinigen of
in met de contactsleutel.
vuilcontainer en leeg deze
slijtage, vuil en voorwerpen
vervangen.
2) Beweeg de machine
indien nodig.
en vervang de borstel indien • De zijborstel (10) of hoofd-
voor- of achteruit met de
nodig.
borstel (8) achter de
pedalen aan de rechter-
Inspecteer de V-snaar.
afdekking is versleten,
kant.
indien nodig stellen of
3) Laat de hoofd- en zij-
vervangen.
borstel met de groene knop
zakken.
Let op: Bij vochtig vuil het
zuigsysteem met knop (4)
uitschakelen.
Voor meer gebruiksmogelijkheden
verwijzen wij u naar de gebruikershandleiding.
Technische Dienst
Nederland: +31(0)488-473332
België:
+32(0)53-827323
H a k o B .V.
· I n d u s t r i e w e g 7 · 6 673 D E · A n d e l s t
· Te l e f o o n + 31( 0 ) 4 8 8 - 473 3 3 3 · F a x + 31( 0 ) 4 8 8 - 473 3 3 4 · E - m a i l i n f o @ h a k o . n l · I n t e r n e t w w w. h a k o . n l
H a k o - B e l g i u m N V/S A · I n d u s t r i e w e g 27 · 9 42 0
· E r p e - M e r e · Te l e f o o n + 3 2( 0 ) 5 3 - 8 0 2 0 4 0 · F a x + 3 2( 0 ) 5 3 - 8 0 6 24 3 · E - m a i l i n f o @ h a k o . b e · I n t e r n e t w w w. h a k o . b e
Inleiding
Woord vooraf
Geachte klant,
Wij hopen dat de goede eigenschappen van de machine het vertrouwen rechtvaardigen
dat u in ons hebt gesteld. Uw eigen veiligheid en die van anderen hangt in grote mate af
van uw controle over de machine. Lees deze originele bedieningshandleiding voor u uw
machine voor het eerst gebruikt, volg deze handleiding en bewaar ze voor later gebruik of
om door te geven aan een volgende eigenaar. Om veilig met de machine te kunnen
werken, dient u eerst het hoofdstuk Veiligheidsinformatie te lezen voor u de machine in
gebruik neemt.
In de bedieningshandleiding vindt u alle belangrijke informatie voor werking, onderhoud en
verzorging. In deze handleiding hebben we de paragrafen die betrekking hebben op uw
veiligheid, voorzien van het gevarensymbool. Voor bijkomende vragen over de machine of
over de bedieningshandleiding kunt u altijd contact opnemen met uw Hako-filiaal.
We wijzen er uitdrukkelijk op dat juridische aanspraken met betrekking tot de informatie in
deze handleiding niet worden aanvaard. Let er bij de nodige onderhoudswerkzaamheden
op dat enkel originele onderdelen worden gebruikt. Enkel originele onderdelen
waarborgen een constante en betrouwbare paraatheid van uw machine. Wijzigingen met
het oog op de technische ontwikkeling voorbehouden.
Geldig vanaf: Januari 2010
Vertaling van de oorspronkelijke versie.
De oorspronkelijke versie is te allen tijde op te vragen bij Hako B.V.
Hako B.V.
Industrieweg 7
NL-6673 DE ANDELST
Telefoon 0488-473333
Juist gebruik van de machine
De Sweepmaster P/D1500 RH is een veegmachine die uitsluitend bedoeld is om droog en
vochtig materiaal op te nemen in bijvoorbeeld productieateliers, magazijnen, parkings en
voetgangerpassages. Elk ander gebruik wordt beschouwd als onregelmatig gebruik. De
fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die het gevolg is van onregelmatig gebruik.
De veegmachine mag niet worden gebruikt voor het opnemen van giftige, brandbare of
andere stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Tot het juist gebruik behoort ook de
naleving van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks-, onderhouds- en
herstelbepalingen.
De Sweepmaster P/D1500 RH mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door
personen die ermee vertrouwd zijn en die op de hoogte zijn van de gevaren.
De machine voldoet dankzij haar ontwerp en constructie en in de door ons in het verkeer
gebrachte uitvoering aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten
van de EG-richtlijn (zie conformiteitsverklaring). Wanneer de machine zonder onze
toestemming wordt gewijzigd, verliest deze verklaring haar geldigheid. Eigenmachtige
veranderingen aan de machine sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant voor
daaruit voortvloeiende schade uit.
2
Inleiding
Informatie over de garantie
Principieel gelden de voorwaarden van het aankoopcontract. Schade wordt niet door de
garantie gedekt als ze het gevolg is van het niet naleven van de voorschriften inzake
verzorging en onderhoud. Onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door een
erkende Hako-onderhoudsdienst; deze werken moeten worden bevestigd in het
“onderhoudsattest”, dat als garantiebewijs geldt.
Volgende zaken vallen niet onder de garantie: Natuurlijke slijtage en schade door
overbelasting, zekeringen, onvakkundige behandeling of ontoelaatbare wijzigingen. De
garantie geldt eveneens niet als aan de machine schade ontstaat die te wijten is aan door
ons niet uitdrukkelijk erkende onderdelen en toebehoren of die te wijten is aan het
verwaarlozen van de onderhoudsvoorschriften.
Aanvaarding
Zodra uw machine aankomt, moet u nagaan of er geen transportschade is opgetreden.
Deze schade wordt vergoed als u de schade onmiddellijk door de spoorwegmaatschappij
of door de transporteur laat bevestigen en als u het schaderapport samen met de
vrachtbrief naar ons stuurt.
Hako B.V.
Industrieweg 7
6673 DE ANDELST
Toelatingsvoorwaarden
De Sweepmaster P/D1500 RH is een zelfrijdende werkmachine volgens de Duitse
wetgeving (FZV §2, voordien StVZO §18).
Op verzoek levert de fabrikant een rapport mee voor het verkrijgen van de
gebruiksvergunning. Op basis van dit attest reikt de lokale overheid een geldige
gebruiksvergunning uit (toelatingsdocument deel 1, oud kentekenbewijs).
Een officiële nummerplaat is niet vereist. Een hoofdonderzoek overeenkomstig § 29
StVZO is eveneens niet vereist, want de maximale snelheid is kleiner dan 20 km/h.
Volgens StVZO moet bij gebruik op de openbare weg en openbare plaatsen een EHBOkist, een waarschuwingsdriehoek en de gebruiksvergunning worden meegevoerd.
Als aanpassingen of verbouwingen aan de Sweepmaster P/D1500 RH worden uitgevoerd
die de informatie in de gebruiksvergunning beïnvloeden en niet vermeld zijn in de
gebruiksvergunning, wordt deze vergunning ongeldig. Om een nieuwe vergunning aan te
vragen, moet de machine worden aangeboden aan een officieel erkende specialist om
een nieuw certificaat op te stellen. Door afstempeling van de toelatende instantie wordt
het certificaat een gebruiksvergunning.
Rijbewijs
Volgens de relevante voorschriften moet iedereen die een motorvoertuig met een
maximale snelheid van meer dan 6 km/h op de openbare weg en op openbare plaatsen
wenst te besturen, een geldig rijbewijs hebben. Voor het besturen van de Sweepmaster
P/D1500 RH is een rijbewijs voor zelfrijdende werkmachines tot 25 km/h vereist (klasse L
of hoger).
3
Inleiding
Afdanken van de machine
Zorg ervoor dat de machine niet meer kan werken. Ze mag geen gevaar inhouden voor
spelende kinderen.
Dank de machine af overeenkomstig de lokale voorschriften. Voor meer informatie over
de behandeling en het hergebruik kunt u contact opnemen met het Hako-filiaal waar u de
machine heeft gekocht.
Afdanken van batterijen
Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar
materiaal. De hierin gebruikte zware metalen vormen echter tegelijk een groot gevaar
voor de menselijke gezondheid en het milieu. Open batterijen nooit en beschadig ze niet.
U mag de inhoud van batterijen nooit vastnemen, inademen of inslikken. Gevaar voor de
gezondheid! Zorg ervoor dat batterijen niet in het milieu terechtkomen. Gevaar voor
besmetting van grond en water! Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte
vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De
terugname en verdere verwerking van oude batterijen moet worden afgesproken met het
Hako-filiaal.
4
Inhoud
Inleiding ............................................................................................................... 2
Woord vooraf......................................................................................................... 2
Juist gebruik van de machine................................................................................ 2
Informatie over de garantie ................................................................................... 3
Aanvaarding .......................................................................................................... 3
Toelatingsvoorwaarden ......................................................................................... 3
Rijbewijs ................................................................................................................ 3
Afdanken van batterijen ........................................................................................ 4
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
Veiligheidsinformatie .......................................................................................... 7
Veiligheids- en waarschuwingssymbolen.............................................................. 7
Algemene instructies............................................................................................. 7
Gebruiksinstructies................................................................................................ 8
Onderhoudsvoorschriften ...................................................................................... 9
Bijzondere gevaren ............................................................................................. 11
Zorg voor het milieu ............................................................................................ 11
Plaatjes op de machine ....................................................................................... 12
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.5.1
2.6
2.6.1
2.7
2.8
Werking .............................................................................................................. 15
Opleiding ............................................................................................................. 15
Voor de ingebruikname ....................................................................................... 16
De motor starten ................................................................................................. 17
Machine stoppen en parkeren............................................................................. 20
Vegen.................................................................................................................. 21
Vuilvergaarbak leegmaken.................................................................................. 22
Functiestoringen.................................................................................................. 24
Servicecodetabel................................................................................................. 24
Transporteren...................................................................................................... 25
Wegslepen .......................................................................................................... 25
3
3.1
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
Bediening........................................................................................................... 26
Werkwijze............................................................................................................ 26
Bedieningselementen.......................................................................................... 27
Bedieningspaneel A ............................................................................................ 27
Bedieningspaneel B ............................................................................................ 30
Bedieningselementen op de machine ................................................................. 32
4
Technische gegevens ....................................................................................... 35
5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.4.1
5.5
5.5.1
5.5.2
5.5.3
Onderhoud en verzorging ................................................................................ 38
Hako-systeemonderhoud .................................................................................... 38
Onderhoudsattest................................................................................................ 39
Onderhoudsschema............................................................................................ 40
Stoelconsole........................................................................................................ 44
Stoelconsole openen........................................................................................... 44
Motor................................................................................................................... 45
Motorolie bijvullen ............................................................................................... 46
Motorolie en oliefilter vervangen ......................................................................... 46
Brandstoffilters vervangen................................................................................... 46
5
Inhoud
5.5.4
5.6
5.6.1
5.6.2
5.6.3
5.6.4
5.6.5
5.6.6
5.7
5.7.1
5.7.2
5.7.3
5.8
5.8.1
5.8.2
5.8.3
5.9
5.9.1
5.9.2
5.9.3
5.9.4
5.9.5
5.9.6
5.9.7
5.9.8
5.9.9
5.9.10
5.9.11
5.9.12
5.10
5.10.1
5.10.2
5.10.3
5.11
5.11.1
5.11.2
5.11.3
5.12
Brandstofsysteem ontluchten .............................................................................. 47
Luchtfilter............................................................................................................. 48
Stofuitstootventiel reinigen .................................................................................. 49
Hoofdfilter demonteren........................................................................................ 49
Hoofdfilter reinigen .............................................................................................. 49
Hoofdfilter inbouwen ........................................................................................... 49
Hoofdfilter vervangen .......................................................................................... 49
Veiligheidspatroon vervangen ............................................................................. 49
Koelsysteem........................................................................................................ 50
Koeler reinigen .................................................................................................... 51
Koelmiddel bijvullen ............................................................................................ 51
Koelmiddel verversen.......................................................................................... 51
Hydraulisch systeem ........................................................................................... 52
Hydraulische olie bijvullen ................................................................................... 53
Hydraulische olie verversen ................................................................................ 53
Hydraulische oliefilter vervangen ........................................................................ 53
Veegeenheid ....................................................................................................... 55
Zijborstel.............................................................................................................. 56
Zijborstel instellen ............................................................................................... 56
Zijborstel vervangen ............................................................................................ 56
Hoofdborstel........................................................................................................ 57
Veegspiegel instellen .......................................................................................... 58
Hoofdborstel parallel instellen ............................................................................. 58
Hoofdborstel vervangen ...................................................................................... 58
Dichtingsrubbers instellen ................................................................................... 58
Dichtingsrubbers vervangen................................................................................ 59
Filtersysteem....................................................................................................... 60
Stoffilter grondige reiniging.................................................................................. 61
Stoffilter vervangen ............................................................................................. 61
Wielen en rem ..................................................................................................... 62
Bandslijtage controleren...................................................................................... 62
Banden vervangen .............................................................................................. 62
Remmen.............................................................................................................. 62
Elektrisch systeem .............................................................................................. 63
Zekeringen .......................................................................................................... 63
Relais .................................................................................................................. 64
Batterij vervangen ............................................................................................... 64
Speciale uitrusting en wisselstukken................................................................... 65
Conformiteitsverklaring.................................................................................... 66
6
Veiligheidsinformatie
1
Veiligheidsinformatie
1.1 Veiligheids- en waarschuwingssymbolen
In de bedieningshandleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben op uw veiligheid, de
veiligheid van de machine en van het milieu, voorzien van volgende
waarschuwingssymbolen:
Symbool
Schade voor
Definitie
Veiligheidsinformatie
personen of
eigendommen
Veiligheidsinstructies om gevaarlijke
situaties te vermijden door het
onnauwkeurig of niet opvolgen van
instructies of voorgeschreven
werkprocessen.
Opmerking
de machine
Belangrijke opmerkingen om de goede
werking van de machine te verzekeren
Milieugevaar
het milieu
Milieugevaar door gebruik van
materialen die een gevaar inhouden voor
de gezondheid en het milieu
1.2 Algemene instructies
•
•
•
•
•
•
•
•
Naast de instructies in deze handleiding moet u rekening houden met de algemene
veiligheidsvoorschriften en de wettelijke bepalingen in verband met het voorkomen van
ongevallen.
Voor de machine in gebruik wordt genomen, dient u de bijgeleverde
bedieningshandleiding en alle andere handleidingen voor hulpuitrusting of hulpstukken
zorgvuldig te lezen; tijdens het werk dient u deze handleidingen strikt op te volgen.
De machine mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die
door de Hako-specialist werden opgeleid.
Schenk zeer goed aandacht aan de veiligheidsinformatie. Want enkel met een goede
kennis kunt u fouten tijdens het gebruik van de machine vermijden en kan de machine
storingsvrij worden gebruikt.
De bedieningshandleiding moet altijd beschikbaar zijn op de plaats waar de machine
wordt gebruikt. Daarom moet ze zorgvuldig op de machine worden bewaard.
Als de machine wordt verkocht of verhuurd, moeten deze documenten aan de nieuwe
eigenaar/gebruiker worden overhandigd. Laat de overhandiging bevestigen!
De waarschuwingsstickers op de machine geven belangrijke informatie om gevaar
tijdens het werk te vermijden. Als waarschuwingsstickers onleesbaar of verdwenen
zijn, moeten ze worden vervangen.
Wisselstukken moeten veiligheidshalve originele onderdelen zijn.
7
Veiligheidsinformatie
1.3 Gebruiksinstructies
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voor elke ingebruikname moet de veilige toestand van de machine worden
gecontroleerd! Storingen moeten onmiddellijk worden verholpen!
Voor de gebruiker met de machine begint werken, dient hij zich vertrouwd te maken
met alle inrichtingen en bedieningselementen! Tijdens het werk is het daarvoor te laat!
Tijdens het werk met de machine dient u stevige en slipvrije schoenen te dragen.
Enkel de door de ondernemer of zijn afgevaardigde voor aanwending van de machine
vrijgegeven oppervlakken mogen worden bereden.
Tijdens het werk met de machine dient u aandacht te schenken aan derden, met name
kinderen.
De machine is niet geschikt voor het opnemen van gevaarlijke, brandbare of
explosieve vloeistoffen, stoffen of materialen.
Deze machine mag niet als stofverwijderende machine met stoffilterelement
(afscheider) worden gebruikt voor het verwijderen van stof dat gevaarlijk is voor de
gezondheid.
De machine mag niet worden gebruikt in omgevingen waar er gevaar is voor
explosies.
Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te trekken.
Voor het gebruik moet de machine met haar werkinrichtingen worden gecontroleerd op
perfecte toestand en werkveiligheid. Als de machine niet in orde is, mag ze niet
worden gebruikt.
Voor het gebuik de bestuurdersstoel zo instellen, dat de rijbaan en het werkbereik
achter de machine volledig zichtbaar is!
Om
veiligheidsredenen
is
de
bestuurdersstoel
uitgerust
met
een
stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de gebruiker op de
stoel zit. De functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild.
De stoelcontactschakelaar wordt elektronisch bewaakt. Elke manipulatie kan tot een
automatische blokkering van de machine leiden.
Voor het starten van de motor altijd alle aandrijvingen uitschakelen.
De machine mag enkel vanuit de stoel worden gestart, in beweging gezet en gestopt.
Laat de motor niet draaien in gesloten ruimtes! Gevaar voor vergiftiging!
Als in gesloten ruimtes moet worden gewerkt, moet voor voldoende ventilatie (stof en
rookgassen) worden gezorgd. Gevaar voor vergiftiging!
De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan de werkomstandigheden en aan de
belastingstoestand.
Machines met drie wielen zijn minder stabiel dan machines met vier wielen, daarom:
Abrupte stuurbewegingen bij hoge snelheid of te hoge bochtsnelheden kunnen het
voertuig doen kantelen.
Neem enkel bochten op een effen ondergrond, nooit op hellingen. Rij altijd in een
rechte lijn op of af een helling.
Wanneer u bergop/bergaf of dwars op de helling rijdt, dient u plotse bochten te
vermijden. In schuine positie bestaat er kantelgevaar!
Gebruik de machine niet op terrein met een helling die groter is dan de op de machine
aangegeven helling.
Het toegelaten totaalgewicht en de toegelaten asbelastingen mogen nooit worden
overschreden. Controleer regelmatig het vulpeil van de vuilvergaarbak.
8
Veiligheidsinformatie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voor u de vuilvergaarbak omhoog of omlaag brengt, dient u na te gaan of er zich geen
personen, dieren of voorwerpen in de werkzone ophouden.
Knel- en knijpgevaar.
Voor de vuilvergaarbak omhoog of omlaag wordt gezet, dient u na te gaan of er een
voldoende grote veiligheidsafstand is.
De vuilvergaarbak mag enkel in de onmiddellijke nabijheid van de container worden
opgetild.
Maak de vuilvergaarbak enkel leeg op een effen en stevige ondergrond.
Vegen met omhoog geplaatste vuilvergaarbak is verboden.
Bij het leegmaken van de vuilvergaarbak op omstanders letten.
De filter mag enkel worden geschud als de vuilvergaarbak zich in gesloten positie
bevindt.
Let op voor hete onderdelen, zoals koelwater, uitlaat enz.
De max. lading van de vergaarbak mag niet worden overschreden!
Terwijl de vuilvergaarbak omhoog staat, mag enkel met kruipsnelheid worden gereden.
Plotse stuurbewegingen of vertragingen moeten worden vermeden.
Wanneer een geur van uitlaatgassen wordt waargenomen, moet de motor onmiddellijk
worden stilgelegd en moet de oorzaak worden opgespoord. Het uitlaatgassysteem
moet regelmatig worden gecontroleerd.
Als de machine kruipt, moet de nulpuntinstelling van de rijpedalen worden
gecontroleerd.
Op hellingen moet de machine met de rem worden afgeremd, in noodsituaties schakelt
u de machine uit met de contactsleutel.
Voor u begint te rijden, moet de stoelconsole vergrendeld zijn met de veiligheidsbeugel
(enkel bij de optie Bestuurderbeschermdak).
Gebruik de machine niet zonder beschermopbouw (zie optie bestuurderbeschermdak)
in omgevingen waar de bestuurder door vallende voorwerpen kan worden geraakt
(bijv. magazijnen). Vraag aan uw beroepsvereniging of een dergelijke verplichting van
toepassing is.
1.4 Onderhoudsvoorschriften
•
•
•
•
•
•
•
Dagelijkse en wekelijkse onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door het
bedieningspersoneel. Voor alle andere onderhoudswerken dient u contact op te
nemen met de Hako-onderhoudsdienst in uw buurt.
De in de bedieningshandleiding voorgeschreven onderhoudswerken en
onderhoudsintervallen moeten worden nageleefd.
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten afkoelen.
Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
Let bij reinigings- en onderhoudswerken op voor roterende onderdelen. Er bestaat
knelgevaar!
Voor reinigings- en onderhoudswerken moet geschikt gereedschap worden gebruikt.
Overeenkomstig de ongevalpreventievoorschriften moet de veilige toestand van de
machine regelmatig (wij adviseren minstens 1 keer per jaar) en na wijzigingen of
herstellingen door een specialist worden gecontroleerd.
Wisselstukken moeten minstens voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde
technische vereisten! Dit is gewaarborgd met originele wisselstukken.
9
Veiligheidsinformatie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gebruik enkel de door de fabrikant toegelaten hoofdborstels en zijborstels (zie
technische gegevens). Als andere hoofdborstels en zijborstels worden gebruikt, kan de
veiligheid in het gedrang komen.
Gebruik enkel de door de fabrikant toegelaten lucht- en oliefilters (zie technische
gegevens). Als andere filters worden gebruikt, kan de veiligheid in het gedrang komen.
Als u de machine reinigt of onderhoudt, of als u onderdelen vervangt, moet de
machine worden uitgeschakeld. De sleutel moet worden uitgetrokken.
De vuilvergaarbak moet regelmatig worden gereinigd om groei van bacteriën te
voorkomen.
De machine is beveiligd tegen spatwater (IPX3).
De machine mag niet worden gereinigd met een hogedrukreiniger of stoomstraler.
Bij het transport van de machine moet de motor worden stilgelegd.
Als de Sweepmaster P/D1500 RH met een wagenkrik opgekrikt is, moet hij bijkomend
worden ondersteund overeenkomstig de voorschriften.
Op een opgekrikte of opgetilde Sweepmaster P/D1500 RH mogen er zich geen
personen ophouden.
Als een wiel wordt verwisseld, moet de machine ook worden beveiligd met blokken
tegen de wielen, zodat ze niet kan wegrollen.
Vervang een wiel zoveel mogelijk op een effen en stevige ondergrond.
Geen banden afnemen, optrekken of op een velg herstellen. Voor werken aan de band
en de velg altijd naar een werkplaats gaan die over speciaal opgeleid personeel en
speciaal veiligheidsgereedschap beschikt. De schroeven van de tweedelige velgen
mogen nooit worden losgedraaid zolang het wiel op het voertuig gemonteerd is en er
lucht in de banden zit. Gevaar voor zware verwondingen!
Op chassisonderdelen mogen geen las-, boor-, zaag- en slijpwerken worden
uitgevoerd. Beschadigde onderdelen mogen enkel door een Hako-werkplaats worden
vervangen.
Gebruik enkel originele zekeringen. Als u te sterke zekeringen gebruikt, kan het
elektrisch systeem beschadigd raken en kan er brand optreden.
Bij werken aan het elektrisch systeem altijd de batterij loskoppelen.
Laat batterijen nooit leeg achter, maar laad ze zo snel mogelijk weer op.
Vul enkel gedestilleerd water bij.
Als de cellen in perfecte staat verkeren, nooit batterijzuur toevoegen.
Om kruipstromen te vermijden, de batterij altijd schoon en droog houden en ze
beschermen tegen verontreiniging door bijvoorbeeld metaalstof.
Batterijzuur is sterk bijtend (op een veilige afstand van kinderen houden).
Als u het zuurpeil controleert, altijd een veiligheidsbril dragen. Als er zuurspatten op
het oog komen, het oog ca. 15 minuten met water spoelen en onmiddellijk een arts
raadplegen.
Gebruik geschikte beschermmiddelen (bijv. veiligheidshandschoenen, vingerlingen) als
u met de batterij omgaat.
Gebruik geen open vuur (explosiegevaar).
Wanneer u de batterij demonteert/monteert of vervangt, bestaat er knel- en
knijpgevaar.
Onder hoge druk naar buiten tredende vloeistof (brandstof, hydraulische olie) kan de
huid doorboren en tot zware letsels leiden. In dit geval onmiddellijk een arts
raadplegen om infecties te vermijden.
Let op wanneer u hete olie aflaat – verbrandingsgevaar.
10
Veiligheidsinformatie
•
•
•
•
Onderwerp de remsystemen regelmatig aan een grondige controle!
Instel- en herstellingswerken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd
door de gespecialiseerde Hako-onderhoudsdienst of door erkende remdiensten.
Onderwerp het hydraulisch systeem regelmatig aan een grondige controle! Instel- en
herstellingswerken aan het hydraulisch systeem mogen enkel worden uitgevoerd door
een Hako-werkplaats.
Hydraulische leidingen en slangen moeten regelmatig worden gecontroleerd op
schade en lekken. Beschadigde leidingen en slangen onmiddellijk vervangen.
Het uitlaatgassysteem moet regelmatig worden gecontroleerd.
1.5 Bijzondere gevaren
Bescherminrichtingen
•
De Sweepmaster P/D1500 RH nooit gebruiken zonder goed werkende
bescherminrichtingen. (Daartoe behoort ook de vergrendeling van de zijdeur)!
Tanken
•
U dient voorzichtig om te gaan met brandstof – verhoogd risico op brand! Geen
brandstof vullen in de buurt van open vlammen of ontstekingsbronnen! Niet roken
tijdens het tanken! Voor u begint te tanken, de motor uitschakelen, de contactsleutel
uittrekken en de parkeerrem aanzetten. Tank nooit brandstof in gesloten ruimten!
Gemorste brandstof onmiddellijk wegvegen!
Elektrisch systeem
•
Gebruik enkel originele zekeringen van de voorgeschreven stroomsterkte.
•
Als er zich storingen in de elektrische installatie voordoen, dient u de machine
onmiddellijk uit te schakelen en de storing te verhelpen.
•
Werken aan de elektrische uitrusting mogen enkel worden uitgevoerd door een
daartoe opgeleide vakman overeenkomstig de elektrotechnische regels.
•
De elektrische uitrusting van de machine moet regelmatig worden geïnspecteerd /
gecontroleerd. Gebreken, zoals loszittende verbindingen of beschadigde kabels,
moeten onmiddellijk worden verholpen.
•
De bedieningshandleidingen van de batterijfabrikant moeten worden nageleefd.
•
Geen metalen voorwerpen of gereedschap op de batterijen leggen – kortsluitgevaar!
•
Tijdens het opladen van de batterijen moet in de laadzone voldoende ventilatie worden
voorzien. Explosiegevaar!
Tijdens het laden de stoelkap openen.
1.6 Zorg voor het milieu
•
•
•
Er is voldoende kennis vereist als u moet omgaan met materialen die een gevaar
inhouden voor de gezondheid en het milieu.
Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient u rekening te houden met de
wetgeving terzake en met de plaatselijke voorschriften.
Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten
recycleerbaar materiaal. Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte
vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil.
De terugname en de verdere verwerking moeten worden afgesproken met het Hakofiliaal!
11
Veiligheidsinformatie
1.7 Plaatjes op de machine
Volgende veiligheids- en informatieplaatjes zijn goed leesbaar aangebracht op het
voertuig. Als plaatjes ontbreken of onleesbaar zijn, moeten ze onmiddellijk worden
vervangen.
Firmalogo (afb. 1/1) voor en achter
Hogedrukreiniger/stoomreiniger (afb. 1/7)
Kenplaatje (afb. 1/2)
Geluidsvermogen / hellingsgraad (afb. 1/8)
Chassisnummer (afb. 1/3)
Aandrukkracht (afb. 1/9)
Machinetype (afb. 1/4)
Frontklepschort (afb. 1/10)
Parkeerrem (afb. 1/5)
Zekeringen (afb. 1/11)
Bedieningshandleiding lezen en opvolgen
(afb. 1/6)
Knelgevaar aan vuilvergaarbak
(afb. 1/12)
12
Veiligheidsinformatie
Afb. 1
Afb.2
13
Veiligheidsinformatie
Slijtagecompensatie hoofdborstel (afb. 2/1)
Heet oppervlak op uitlaat
(afb. 2/4)
Afstand tot vuilvergaarbak aanhouden
(afb. 2/2)
Knelgevaar aan ventilator (afb. 2/5)
Hydraulische olie (afb. 2/3)
Knelgevaar aan vuilvergaarbak
(afb. 2/6)
14
Werking
2
Werking
2.1 Opleiding
Voor de eerste ingebruikname is een opleiding vereist. De eerste opleiding van de
machine mag enkel worden gegeven door het gespecialiseerd personeel van uw Hakofiliaal. Het filiaal wordt onmiddellijk na de levering van de machine door de fabriek op de
hoogte gebracht, zodat het filiaal contact met u kan opnemen om een afspraak te maken
voor de opleiding.
15
Werking
2.2 Voor de ingebruikname
Voor u met de machine begint te werken, dient u de gebruiksinstructies uit
hoofdstuk 1 te lezen en op te volgen en dient u zich vertrouwd te maken met de
bediening.
1. Controleer de parkeerplaats op sporen van lekken. Slangen, leidingen en tanks mogen
geen lekken of beschadigingen vertonen.
2. Controleer de brandstofvoorraad aan de doorzichtige slang (afb. 3/1), vul eventueel bij.
3. Controleer het motoroliepeil met de peilstok (afb. 3/2), vul eventueel bij.
4. Controleer het koelvloeistofpeil op de koeler (afb. 3/3), vul eventueel bij.
5. Controleer het peil van de hydraulische olie op het hydraulisch reservoir (afb. 3/4), vul
eventueel bij.
6. Controleer de instellingen op de bestuurdersstoel (afb. 3/5).
7. Controleer de instelling van het stuurwiel, stel eventueel opnieuw in met de hendel
(afb. 3/6).
8. Vergrendel de stoelconsole (enkel bij optie Afdak), zie paragraaf 5.4.1.
Afb. 3
16
Werking
2.3 De motor starten
Hou rekening met de volgende instructies voor u de machine start:
•
•
•
•
•
•
•
•
Om
veiligheidsredenen
is
de
bestuurdersstoel
uitgerust
met
een
stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel worden gestart als de gebruiker op de
stoel zit. De functie van de stoelcontactschakelaar mag niet worden omzeild.
De stoelcontactschakelaar wordt elektronisch bewaakt. Elke manipulatie kan tot een
automatische blokkering van de machine leiden.
De Sweepmaster P/D1500 RH mag enkel worden gebruikt bij omgevingstemperaturen
tot 40 °C. De machine mag niet worden gestart bij temperaturen <-15 °C. Bij zeer lage
temperaturen heeft het hydraulisch systeem enkele minuten nodig om de
bedrijfstemperatuur te bereiken en de volledige capaciteit te leveren. De aggregaten
mogen pas bij de bedrijfstemperatuur volledig worden belast.
Als de startprocedure moet worden herhaald of als de motor blijft staan, kan hij pas
opnieuw worden gestart als voordien de ontsteking wordt uitgeschakeld. Een
blokkeersysteem in de contactschakelaar voorkomt dat de startmotor kan worden
bediend terwijl de motor draait.
Maximaal 20 seconden ononderbroken starten, tussen elke startpoging een korte
pauze inlassen om de batterij te sparen.
Het startproces moet na ca. 1 minuut afgesloten zijn. Als de ontsteking te lang
ingeschakeld blijft zonder dat de motor werd gestart, wordt het startproces
onderbroken. Op de bedrijfsurenteller verschijnt een servicecode. Na het uitschakelen
van de ontsteking kan opnieuw worden gestart.
Bij overbelasting van de machine daalt het toerental en gaat de motor uit.
Het rijpedaal moet in de neutrale positie staan. De positie van het rijpedaal wordt
bewaakt.
17
Werking
Werkwijze dieselmotor starten (enkel Sweepmaster P/D1500 RH):
1. De rijpedalen (afb. 4/1) moeten in de nulstand staan.
2. Het voertuig moet vastgezet zijn met de parkeerrem (afb. 4/2).
3. Zet de toerentalschakelaar (afb. 4/3) voor het motortoerental op werktoerental (haas).
4. Draai de contactsleutel naar rechts naar het symbool voorgloei-inrichting (afb. 4/4).
Laat voorgloeien tot de controlelamp (afb. 4/A) uitgaat (max. 20 seconden).
- De bedrijfsurenteller (afb. 4/C) toont na elkaar de softwarestand, eventueel de
laatste foutcode en de bedrijfsuren.
De controlelamp voor de motoroliedruk (afb. 4/B) en de laadcontrole (afb. 4/D)
gaan aan.
5. Draai de contactsleutel verder naar START en start de motor.
- De controlelampen voor de motoroliedruk en de laadcontrole moeten uitgaan als de
motor gestart is.
Afb. 4
18
Werking
Werkwijze benzinemotor starten (enkel Sweepmaster P/D1500 RH):
1. De rijpedalen (afb. 5/1) moeten in de nulstand staan.
2. Het voertuig moet vastgezet zijn met de parkeerrem (afb. 5/2).
3. Bedien de choke (enkel bij koude motor).
4. Zet de toerentalschakelaar (afb. 5/3) voor het motortoerental op werktoerental (haas).
5. Draai de contactsleutel naar rechts naar het symbool voor de ontsteking (afb. 5/4).
- De bedrijfsurenteller (afb. 5/B) toont na elkaar de softwarestand, eventueel de
laatste foutcode en de4 bedrijfsuren. De controlelamp voor de motoroliedruk (afb.
5/A) en de laadcontrole (afb. 5/C) gaan aan.
6. Draai de contactsleutel verder naar START en start de motor.
- De controlelampen voor de motoroliedruk en de laadcontrole moeten uitgaan als de
motor gestart is.
Afb.5
19
Werking
2.4 Machine stoppen en parkeren
1. Zet het rijpedaal (afb. 6/1) langzaam in de nulstand. De machine vertraagt tot stilstand.
2. Bedien de parkeerrem (afb. 6/2) tot aan de eindpositie en vergrendel hem.
3. Schakel de veegfuncties uit met de knop (afb. 6/A). Het filterschudsysteem wordt
geactiveerd.
4. Zet de motor uit met de contactsleutel (afb. 6/3).
Trek de contactsleutel uit als u de machine achterlaat, zodat onbevoegde
personen de machine niet kunnen gebruiken
Afb. 6
20
Werking
2.5 Vegen
1. Controleer de machine, zie paragraaf 2.2.
2. Start de machine, zie paragraaf 2.3.
3. Zet de toerentalschakelaar (afb. 7/1) voor het motortoerental op werktoerental (haas).
4. Schakel de veegfunctie in met de knop (afb. 7/A). De hoofdborstel, de zijborstels en de
zuiger worden geactiveerd.
5. Als het veegmateriaal vochtig is, moet de zuiger worden uitgeschakeld met de knop
(afb. 7/B).
6. Zet de parkeerrem (afb. 7/2) af tot aan de eindpositie.
7. Druk het rijpedaal (afb. 7/3) langzaam in tot de gewenste rijsnelheid bereikt is.
8. Het is aan te bevelen de filter regelmatig te reinigen. Bedien daartoe de knop (afb.
7/C).
9. Controleer regelmatig het veegmateriaal in de vuilvergaarbak. Maak de vuilvergaarbak
indien nodig leeg.
Afb. 7
21
Werking
2.5.1 Vuilvergaarbak leegmaken
Hou rekening met de volgende veiligheidsaanwijzingen voor u de vuilvergaarbak
leegmaakt:
•
•
•
•
•
•
•
Rijden met omhoog geplaatste vuilvergaarbak vermindert de stabiliteit van de
machine. Breng de vuilvergaarbak dus pas omhoog wanneer u hem effectief wenst
leeg te maken.
De vuilvergaarbak enkel omhoog brengen op een effen, horizontale ondergrond.
Voor de vuilvergaarbak omhoog wordt gezet, dient de gebruiker na te gaan of er zich
geen personen of voorwerpen achter of naast de machine bevinden.
Als de vuilvergaarbak omhoog staat, mag u slechts langzaam rijden.
Er mag zich niemand in de gevarenzone bevinden. Knel- en knijpgevaar!
Voor de vuilvergaarbak omhoog of omlaag wordt gezet, dient u na te gaan of er een
voldoende grote veiligheidsafstand is.
De vuilvergaarbak kan pas worden gezwenkt wanneer hij een minimale storthoogte
heeft overschreden.
22
Werking
Werkwijze vuilvergaarbak leegmaken:
De vuilvergaarbak moet regelmatig worden leeggemaakt. Het maximale vulgewicht mag
niet worden overschreden.
1. Schakel de veegfuncties uit met de knop (afb. 8/F). Het filterschudsysteem wordt
geactiveerd.
2. Indien nodig ook de filter afschudden. Bedien daartoe de knop (afb. 8/E).
3. Breng de vuilvergaarbak omhoog. Hou daartoe de knop (afb. 8/A) ingedrukt tot de
gewenste storthoogte bereikt is.
4. Maak de vuilvergaarbak leeg.
Druk daartoe op de knop (afb. 8/B) tot de vuilvergaarbak verticaal staat.
5. Zwenk de vuilvergaarbak terug met de knop (afb. 8/C).
6. Verwijder de Sweepmaster P/D1500 RHan de container en laat de vuilvergaarbak met
de knop (afb. 8/D) weer naar de eindpositie zakken. De eindpositie wordt herkend en
de vuilvergaarbak wordt automatisch teruggezwenkt.
Afb. 8
23
Werking
2.6 Functiestoringen
Om oorzaken van storingen op te sporen en te verhelpen: Schakel de machine uit
en trek de contactsleutel en batterijstekker af!
2.6.1 Servicecodetabel
Bij systeemfouten wordt op het bedieningspaneel naast de service-indicator
(gereedschapssleutel) een servicecode van vier tekens weergegeven. De punten van de
servicecode knipperen.
Verhelp de fout of noteer de servicecode en verwittig uw Hako-filiaal. Als de oorzaak
verholpen is, moet de fout daarna worden bevestigd door de ontsteking UIT en AAN te
schakelen.
Foutcode
Oorzaak
Oplossing
3.1.6.A.
Smeltzekering F3 defect (hydraulische
ventielen, brandstofvoorziening,
startmotorvrijgave)
Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN
3.1.6.C.
Smeltzekering F4 defect (riemkoppeling
stofafzuiging)
Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN
3.1.6.E.
Smeltzekering F2 defect (schudmotor)
Zekering vervangen, contactsleutel UIT/AAN
2.2.6.3.
Hydraulisch ventiel voor hoofdborstel “omhoog/
omlaag/AAN/UIT” (overbelast, defect of niet
aangesloten)
Controleer het hydraulische ventiel Y2/Y3, zet
de contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
2.3.6.6.
Hydraulisch ventiel voor zijborstel rechts,
omlaag/AAN (overbelast of defect)
Controleer het hydraulische ventiel Y5, zet de
contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
2.3.6.7.
Hydraulisch ventiel voor zijborstel rechts,
omhoog/UIT (overbelast of defect)
Controleer het hydraulische ventiel Y4, zet de
contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
2.4.6.1.
Hefelement voor riemkoppeling stofafzuiging
(overbelast, defect of niet aangesloten)
Hefelement M5 controleren, zet de
contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
2.5.6.1.
Schudmotor overbelast of niet aangesloten
Schudmotor controleren, zet de contactsleutel
UIT/AAN en start de motor opnieuw
2.6.6.1.
Hydraulisch ventiel voor vuilvergaarbak draaien
(overbelast, defect of niet aangesloten)
Controleer het hydraulische ventiel Y7/Y6, zet
de contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
2.6.6.2.
Hydraulisch ventiel voor vuilvergaarbak
“omhoog/omlaag” (overbelast, defect of niet
aangesloten)
Controleer het hydraulische ventiel Y9/Y8, zet
de contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
3.4.5.6.
Bij overbelasting van de machine daalt het
toerental en gaat de motor uit.
Zet de contactsleutel UIT/AAN en start de
motor opnieuw
3.6.6.1.
Brandstofventiel (bij benzine/LPG) (overbelast,
defect of niet aangesloten)
Bij benzine/LPG: Brandstofventielen
controleren, zet de contactsleutel UIT/AAN en
start de motor opnieuw
Bij diesel: Stuurrelais K10 controleren, actuator
Y1 (motorstop) controleren, zet de
contactsleutel UIT/AAN en start de motor
opnieuw
Motorstopsignaal (bij diesel) (overbelast, defect
of niet aangesloten)
3.6.6.2.
Startmotorvrijgave overbelast, defect of niet
aangesloten
Zet de contactsleutel UIT/AAN en start de
motor opnieuw
24
Werking
3.6.6.3.
Positieherkenning van rijpedaal defect of
gemanipuleerd
Rijpedaal indrukken en in neutrale positie
zetten, zet de contactsleutel UIT/AAN en start
de motor opnieuw
3.6.6.4.
Time-out stoelcontact, m.a.w. gedurende lange
tijd geen bestuurder op stoel herkend.
Stoelcontact gemanipuleerd of defect.
Stoelcontact bedienen, zet de contactsleutel
UIT/AAN en start de motor opnieuw
2.7 Transporteren
Tijdens transport op een laadvloer moet de parkeerrem worden aangezet en moet de
machine bovendien worden beveiligd met riemen aan de twee voorste wegsleepogen
(afb. 9/1) en aan de twee achterste sjorpunten (afb. 9/2), die zich in de wielkast bevinden.
2.8 Wegslepen
Als de aandrijfmotor stilstaat, is het voorwiel geblokkeerd. Om weg te slepen moet de
bypass-klep (afb. 9/3) op de rijpomp worden geopend.
De bypass-klep moet met 1 1/2 tot 2 slagen worden geopend. Wegsleepafstand: Max. 500
m om de machine uit de gevarenzone te verwijderen. Wegsleepsnelheid: max. 5 km/u. De
twee voorste sjorpunten (afb. 9/1) kunnen als wegsleepogen worden gebruikt.
Afb. 9
25
Bediening
3
Bediening
3.1 Werkwijze
Algemeen
De Sweepmaster P/D1500 RH is een veegmachine die uitsluitend bedoeld is om droog en
vochtig materiaal op te nemen in bijvoorbeeld productieateliers, magazijnen, parkings en
voetgangerpassages.
Vegen
De zijborstel (afb. 10/1) veegt het vuil direct in het opnamespoor (afb. 10/2) van de
hoofdborstel. De hoofdborstel slingert het vuil overkop (afb. 10/3) in de vuilvergaarbak
(afb. 10/4). Het opgewervelde fijne stof (afb. 10/5) wordt door de zuiger (afb. 10/7) tegen
de filter (afb. 10/6) gezogen en daar afgescheiden. De vuilvergaarbak kan hydraulisch
worden omhooggezet om hem leeg te maken (afb. 10/8).
Afb. 10
26
Bediening
3.2 Bedieningselementen
3.2.1 Bedieningspaneel A
1. Controlelamp voor voorgloeien
2. Controlelamp voor motoroliedruk
3. Controlelamp voor parkeerrem
4. Controlelamp voor service-indicator
5. Bedrijfsurenteller/servicecode
6. Controlelamp voor resterende brandstofhoeveelheid
7. Controlelamp voor koelmiddeltemperatuur
8. Knop om vuilvergaarbak omhoog te brengen
9. Knop om vuilvergaarbak weg te zwenken om hem leeg te maken
10. Knop om vuilvergaarbak terug te zwenken
11. Knop om vuilvergaarbak neer te laten
12. Knop voor filterschudsysteem
13. Knop voor zuiger
14. Knop voor hoofdborstel
15. Knop voor hoofdborstel en zijborstel
Afb. 11
27
Bediening
Controlelamp voor voorgloeien (afb. 11/1) (enkel Sweepmaster P/D1500
RH)
Na het bedienen van de contactaanzetschakelaar brandt deze
controlelamp gedurende max. 20 seconden. Als de controlelamp
uitgaat, kan de motor worden gestart.
Controlelamp voor motoroliedruk (afb. 11/2)
Gaat aan als er onvoldoende oliedruk is (bijv. te weinig motorolie).
Stop het voertuig onmiddellijk en vul motorolie bij. Als de controlelamp
hierna niet meer uitgaat, moet de Hako-onderhoudsdienst worden
verwittigd.
Controlelamp voor rem (afb. 11/3)
Gaat aan als de rem wordt bediend. Als de rem wordt afgezet, gaat de
controlelamp uit.
Controlelamp voor service-indicator (afb. 11/4)
Gaat aan als er zich een fout heeft voorgedaan in het systeem. Naast
de service-indicator wordt een servicecode van 4 tekens weergegeven
in de plaats van de bedrijfsurenteller. De punten van de servicecode
knipperen. Verhelp de fout of noteer de servicecode en verwittig uw
Hako-filiaal. Als de fout verholpen is, moet dit worden bevestigd met
ontsteking UIT/AAN.
Bedrijfsurenteller/servicecode (afb. 11/5)
Op het display van de bedrijfsurenteller wordt na het inschakelen
gedurende korte tijd de softwareversie, de laatste servicecode en de
actuele stand van de bedrijfsuren aangegeven. Een knipperende
indicator geeft aan dat de bestuurdersstoel niet bezet is. Een overzicht
van alle mogelijke fouten vindt u in de servicecodetabel in paragraaf
2.6.
Controlelamp voor resterende brandstofhoeveelheid (afb. 11/6)
Gaat aan zodra er nog slechts ca. 3 liter brandstof in de tank zit.
Bovendien weerklinkt een waarschuwingssignaal.
Controlelamp voor koelmiddeltemperatuur (afb. 11/7)
Gaat aan als het koelmiddel te warm wordt. Schakel de motor
onmiddellijk uit en spoor de oorzaak van het probleem op.
Knop om vuilvergaarbak omhoog te brengen (afb. 11/8)
Hiermee wordt de vuilvergaarbak omhoog gebracht. Om de
vuilvergaarbak omhoog te brengen, moet de knop ingedrukt worden
gehouden tot de gewenste storthoogte bereikt is. De controlelamp in
de knop gaat aan. Als tijdens het vegen de knop om omhoog te
brengen wordt ingedrukt, wordt de veegfunctie uitgeschakeld.
28
Bediening
Knop om vuilvergaarbak weg te zwenken om hem leeg te maken (afb.
11/9)
Hiermee wordt de vuilvergaarbak verticaal gedraaid om hem leeg te
maken. De controlelamp in de knop gaat aan. De vuilvergaarbak kan
pas worden gezwenkt wanneer een minimale storthoogte van de
vuilvergaarbak overschreden is.
Knop om vuilvergaarbak terug te zwenken (afb. 11/10)
Hiermee wordt de vuilvergaarbak horizontaal gedraaid, want hij kan
enkel in horizontale stand worden neergelaten. De controlelamp in de
knop gaat aan.
Knop om vuilvergaarbak neer te laten (afb. 11/11)
Hiermee wordt de vuilvergaarbak neergelaten. Om de vuilvergaarbak
neer te laten, moet de knop ingedrukt worden gehouden tot de
vuilvergaarbak onderaan tegen het chassis komt.
De controlelamp in de knop gaat aan. De vuilvergaarbak zwenkt
eventueel automatisch naar binnen.
Knop voor filterschudsysteem (afb. 11/12)
Als de schakelaar wordt bediend, wordt de schudinrichting
ingeschakeld en wordt het filtersysteem gereinigd. De schudprocedure
duurt ca. 15 seconden. De controlelamp in de knop gaat aan.
Tijdens het schudden wordt de zuiger automatisch uitgeschakeld. Als
de controlelamp in de knop begint te knipperen (met een eenmalig
waarschuwingsgeluid), is de filter sterk vervuild en moet hij worden
afgeschud.
Knop voor zuiger (afb. 11/13)
Hiermee wordt de zuiger in- en uitgeschakeld. Als de zuiger
ingeschakeld is, gaat de controlelamp in de knop aan. Als de
controlelamp knippert, bevindt de zuiger zich in de in- of
uitschakelfase.
Schakel de zuiger uit als het veegmateriaal vochtig is.
Knop voor hoofdborstel (afb. 11/14)
Hiermee wordt de hoofdborstel in- en uitgeschakeld. Bij ingeschakelde
hoofdborstel brandt de controlelamp in de knop.
Knop voor veegfunctie (afb. 11/15)
Hiermee wordt de veegfunctie in- en uitgeschakeld. De hoofdborstel,
de zijborstel en de zuiger worden in- en uitgeschakeld.
De veegfunctie mag principieel alleen met het werktoerental
(haas) worden gebruikt.
Als de veegfunctie uitgeschakeld wordt, wordt het filterschudsysteem
automatisch geactiveerd.
29
Bediening
3.2.2 Bedieningspaneel B
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Ontstekingsaanzetschakelaar
Laadcontrolelamp
Schakelaar voor motortoerental
Schakelaar voor claxon
Schakelaar voor standlicht/dimlicht (optie)
Schakelaar voor waarschuwingsknipperlichten (optie)
Schakelaar voor zwaailicht (optie)
Schakelaar voor rijrichtingsindicator met controlelamp (optie)
Choke (enkel bij Sweepmaster P/D1500 RH)
Afb. 12
30
Bediening
Ontstekingsaanzetschakelaar (afb. 12/1)
Om de motor voor te gloeien (enkel Sweepmaster D1500 RH), te
starten en uit te schakelen en om de machine te beschermen tegen
onbevoegd gebruik.
Om de motor te starten, moeten de rijpedalen in de neutrale
stand staan.
0 = Motor en elektrisch systeem uitgeschakeld
1 = Ontsteking AAN
2 = Voorgloeien tot de controlelamp uitgaat (enkel Sweepmaster
D1500 RH)
3 = Starten
Om veiligheidsredenen is de Sweepmaster P/D1500 RH
uitgerust met een stoelcontactschakelaar. De motor kan
enkel worden gestart als de bestuurder op de stoel zit. Als
het stoelcontact wordt onderbroken terwijl de motor draait,
schakelt de motor uit en knippert de bedrijfsurenteller.
Laadcontrolelamp (afb. 12/2)
Gaat aan zodra de contactschakelaar wordt bediend en gaat uit als
de motor aanslaat.
Schakelaar voor motortoerental (afb. 12/3)
De schakelaar regelt het motortoerental.
• rechter positie (schildpad): stationair toerental om de motor te
starten en uit te schakelen
• linker positie (haas): werktoerental voor rijaandrijving en
veegfunctie
Schakelaar voor claxon (afb. 12/4)
Als deze schakelaar wordt bediend, weerklinkt een akoestisch
signaal.
Choke (afb. 12/9) (enkel bij Sweepmaster P1500 RH)
Om de chokeklep te bedienen (hulp bij koude start).
31
Bediening
3.2.3 Bedieningselementen op de machine
Rijpedalen
Dienen om vooruit en achteruit te rijden en
tegelijk de snelheid traploos te regelen. Als
het pedaal wordt losgelaten, keert het
automatisch terug naar de uitgangspositie; de
machine komt tot stilstand.
Rijpedaal (afb. 13/1): Achteruit rijden
Rijpedaal (afb. 13/2): Vooruit rijden
Afb. 13
Bedrijfsrem en parkeerrem
De bedrijfsrem (afb. 14/1) bedient de
mechanische trommelremmen, die inwerken
op de twee achterwielen. Voor de machine
wordt verlaten, dient u de parkeerrem aan te
zetten en te vergrendelen met de hefboom
(afb. 14/2). Door het rempedaal te bedienen,
wordt de vergrendeling weer opgeheven.
Afb. 14
Pedaal voor druk van de hoofdborstel
Het pedaal (afb. 15/1) dient om de druk van de
hoofdborstel op de grond tijdens het vegen te
verhogen. Als het pedaal wordt losgelaten,
gaat de hoofdborstel terug naar de uitgangspositie.
Afb. 15
32
Bediening
Pedaal voor frontklepschort
Met het pedaal (afb. 16/1) kan
veegmateriaal de frontklepschort
opgetild.
bij grof
worden
Afb. 16
Kruk voor instelling veegspiegel
Met de kruk (afb. 17/1) wordt de veegspiegel van
de hoofdborstel ingesteld. Instellen van de
veegspiegel: zie hoofdstuk Onderhoud en
verzorging.
Afb. 17
Vergrendeling voor stoelconsole
De stoelconsole is om veiligheidsredenen
voorzien van een vergrendeling (afb. 18/1) (enkel
bij optie bestuurderbeschermdak).
Afb. 18
Controleer voor u begint te rijden of de stoelconsole beveiligd is met de
vergrendeling!
33
Bediening
Vuilvergaarbak controleren
De vuilvergaarbak is voorzien van een opening
om manueel verzameld materiaal te kunnen
inwerpen. De vulgraad van de vuilvergaarbak kan
worden gecontroleerd aan de opening (afb. 19/1).
Afb. 19
Vergrendeling voor filtersysteem
Boven de vuilvergaarbak is het filtersysteem
aangebracht. De kap van het filtersysteem is
beveiligd met de vergrendeling (afb. 20/1). Onder
de kap bevinden zich de filter en de
schudinrichting. Filter reinigen: zie hoofdstuk
Onderhoud en verzorging.
Afb. 20
Stoel
De bestuurdersstoel (afb. 21/1) moet zo worden
ingesteld, dat de bestuurder comfortabel zit en
probleemloos alle bedieningselementen kan bereiken.
•
De stoelvering wordt traploos (50 kg tot 120 kg) aan
het gewicht van de bestuurder aangepast met het
handwiel (A).
•
De bestuurdersstoel wordt met de hendel (B)
losgezet en in de lengterichting verplaatst.
Om veiligheidsredenen is de Sweepmaster
P/D1500
RH
uitgerust
met
een
stoelcontactschakelaar. De motor kan enkel
worden gestart als de bestuurder op de stoel zit. Als het
stoelcontact wordt onderbroken terwijl de motor draait,
schakelt de motor uit en knippert de bedrijfsurenteller.
Elke manipulatie van de stoelcontactschakelaar kan tot
een automatische blokkering van de machine leiden.
Afb. 21
34
Technische gegevens
4
Technische gegevens
Afmetingen en gewicht
Lengte
Breedte met/zonder linker zijborstel
Breedte met/zonder beschermdak
Leeg gewicht
Toel. totaal gewicht
mm
mm
mm
kg
kg
2256
1316/1363
1600/1985
1100
1800
km/h
km/h
km/h
m²/h
%
10
6
10
16200/9300
18
mm
mm
omw/min
mm
920/500
400
500 +30
90 +/-10
liter
m²
250
7,5
mm
omw/min
600
max. 95 +/-5
CSE
Lucht/CSE
4.00-8
4.00-8
liter
DTE 15M of DTE 10 Excel
25
Rij- en veegprestaties
Rijsnelheid - vooruit
Rijsnelheid - achteruit
Max. veegsnelheid
Theoretische veegcapaciteit met/zonder linker zijborstel
Klimvermogen max.
Hoofdborstel
Lengte / diameter
Slijtagegrenzen - diameter
Toerental
Veegspiegel
Vuilvergaarbak en filtersysteem
Volume vuilvergaarbak
Filteroppervlak
Zijborstels
Diameter
Toerental
Wielen
Banden voor
Banden achter
Hydraulisch systeem
Hydraulische olie, bijv. Mobiloil
Tankinhoud
Elektrisch systeem
Starterbatterij
Draaistroomgenerator
Beschermingsgraad tegen binnendringen van vocht
V/Ah
V/A
12/54
12/40
IPX3
35
Technische gegevens
Dieselmotor (Sweepmaster D1500 RH)
Fabrikant
Type
Werkprocedure / aantal cilinders
Cilinderinhoud
Vermogen bij 2700 omw/min
Stationair onbelast toerental
Werktoerental
Koelmiddel
Koelmiddelvolume
Brandstof
Inhoud brandstoftank
Brandstofverbruik
Motorolie
Motorolievolume met filter
Diesel
cm³
kW
omw/min
omw/min
liter
liter
liter/h
type
liter
Kubota
D902
4-takt / 4
898
14
1500 +/-50
2700 +/-50
Coolelf Auto Supra -37°C
ca. 3
Diesel
27
2,2
15W40/CF-4
3,70
Benzinemotor (Sweepmaster P1500 RH)
Fabrikant
Type
Werkprocedure / aantal cilinders
Cilinderinhoud
Vermogen bij 2700 omw/min
Stationair onbelast toerental
Werktoerental
Koelmiddel
Koelmiddelvolume
Brandstof
Inhoud brandstoftank
Brandstofverbruik
Motorolie
Motorolievolume met filter
Benzine
cm³
kW
omw/min
omw/min
liter
liter
liter/h
type
liter
Kubota
DF752
4-takt / 4
740
15
1500 +/-50
2700 +/-50
Coolelf Auto Supra -37°C
ca. 3
Benzine
27
3,0
15W40
3,25
36
Technische gegevens
Sweepmaster
D1500 RH
Sweepmaster
P1500 RH
dB (A)
dB (A)
84
2
80
2
dB (A)
98
94
dB (A)
99
96
m/s²
< 2,5
< 2,5
m/s²
< 0,5
< 0,5
Geluidsemissiewaarden
Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsdrukniveau (LpA)
bedraagt (aan het oor van de bestuurder):
Meetonzekerheid (KpA):
Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsvermogensniveau
(LwAd) bedraagt:
Het volgens 2000/14/EG bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsvermogensniveau
(LwAd) bedraagt:
Trillingswaarden
De volgens ISO 5349-1 berekende gewogen effectieve
waarde van de versnelling waaraan het lichaam (handarm) blootgesteld is, bedraagt in normale
gebruiksomstandigheden:
De overeenkomstig ISO 2631-1 berekende gewogen
effectieve waarde van de versnelling waaraan het
lichaam (voeten of zitvlak) blootgesteld is, bedraagt bij
normale gebruiksomstandigheden:
37
Onderhoud en verzorging
5
Onderhoud en verzorging
Algemeen
Voor u verzorgings- en onderhoudswerken uitvoert, dient u absoluut rekening te
houden met het hoofdstuk Veiligheidsinformatie!
Als de door ons voorgeschreven onderhoudswerken worden uitgevoerd, bent u zeker
steeds een bedrijfsklare machine ter beschikking te hebben.
Dagelijkse en wekelijkse onderhouds- en herstellingswerken kunnen worden uitgevoerd
door een daartoe opgeleide bestuurder; al het andere Hako-systeemonderhoud mag
enkel worden uitgevoerd door geschoold en gekwalificeerd personeel. Neem contact op
met de Hako-onderhoudsdienst of het Hako-filiaal in uw buurt. Als u hiermee geen
rekening houdt en als daardoor schade ontstaat, vervalt elke aanspraak op de garantie.
Vermeld bij alle vragen en bestellingen van wisselstukken altijd het serienummer, zie
paragraaf 1.7 - Kenplaatje.
5.1 Hako-systeemonderhoud
Het Hako-systeemonderhoud:
•
waarborgt de betrouwbare werking van Hako-machines (preventief onderhoud)
•
beperkt de werkingskosten, herstellingskosten en kosten voor instandhouding tot een
minimum
•
waarborgt een lange levensduur en de paraatheid van de machine.
Het Hako-systeemonderhoud vermeldt in verschillende modules de uit te voeren speciale
technische werken en definieert de intervallen voor het onderhoud. Voor de verschillende
onderhoudssystemen zijn de te vervangen onderdelen vastgelegd en in ET-kits vervat.
Hako-systeemonderhoud klant:
Door de klant uit te voeren werken aan de hand van de in de bedieningshandleiding
beschreven verzorgings- en onderhoudsinstructies (dagelijks of wekelijks). Bij levering van
de machine wordt de bestuurder/gebruiker vakkundig opgeleid.
Hako-systeemonderhoud - eenmalig: (na 50 bedrijfsuren)
Geldt voor machines met aandrijving met verbrandingsmotor, eerste olieverversing, filter,
enz. Uitvoering door specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst.
Hako-systeemonderhoud I: (om de 125 bedrijfsuren)
Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van
het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit.
Hako-systeemonderhoud II: (om de 250 bedrijfsuren)
Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van
het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit.
Hako-systeemonderhoud III: (om de 500 bedrijfsuren)
Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van
het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit.
Hako-systeemonderhoud IV/S: (om de 1000 bedrijfsuren veiligheidscontrole)
Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van
het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Uitvoeren van alle wettelijk
voorgeschreven veiligheidsrelevante controles overeenkomstig UVV-BGV-TÜV-VDE.
38
Onderhoud en verzorging
5.2 Onderhoudsattest
Overhandiging
Uitrusting
Proefrit
Overdracht aan de klant
Opleiding
uitgevoerd op:
Hako-systeemonderhoud Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II
50 bedrijfsuren (eenmalig)
125 bedrijfsuren
250 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bedrijfsuren bij
bij
bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bedrijfsuren bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud III Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II
375 bedrijfsuren
500 bedrijfsuren
625 bedrijfsuren
750 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bedrijfsuren bij
Hako-systeemonderhoud I
875 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud
IV/S
1000 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij
bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij
bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I Hako-systeemonderhoud II
1125 bedrijfsuren
1250 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
Stempel werkplaats
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij
uitgevoerd op:
bedrijfsuren bij
bedrijfsuren
uitgevoerd op:
bij
uitgevoerd op:
bedrijfsuren bij
bedrijfsuren
39
Onderhoud en verzorging
5.3 Onderhoudsschema
Hako-systeemonderhoud klant
Volgende onderhoudsintervallen moeten door de klant worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
dagelijks
Brandstofvoorraad controleren, eventueel bijtanken
o
Vuilvergaarbak controleren, eventueel leegmaken
o
Motoroliepeil controleren, eventueel motorolie toevoegen
o
Koelmiddelpeil van het koelsysteem controleren, evt. bijvullen
o
Hydraulisch oliepeil controleren, eventueel bijvullen
o
Stofuitstootventiel van de luchtfilter reinigen
o
Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren.
o
Hako-systeemonderhoud klant
Volgende onderhoudsintervallen moeten door de klant worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
wekelijks
Koelvinnen van de koeler controleren, eventueel reinigen
o
Goede werking van stuursysteem controleren
o
Bandenspanning controleren
o
Luchtfilter controleren, evt. hoofdfilter reinigen
o
Filtersysteem controleren, evt. filter reinigen
o
Goede werking van schudinrichting controleren
o
Dichtingen van vuilvergaarbak controleren, evt. vervangen
o
Zijborstel controleren op slijtage, evt. bijregelen of vervangen
o
Hoofdborstel en dichtingsrubbers op slijtage controleren, evt.
bijregelen of vervangen
o
De machine reinigen
o
40
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud eenmalig
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst
worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
na 50 bedrijfsuren (eenmalig)
De motorolie verversen
o
De motoroliefilter vervangen
o
Motortoerental controleren (stationair en bedrijfstoerental)
o
Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren.
o
Hydraulische oliefilter vervangen en ontbrekende olie bijvullen
o
Elektrische installatie controleren
o
Goede werking van parkeerrem en bedrijfsrem controleren
o
Goede werking van stuursysteem controleren
o
Rijaandrijving controleren (vooruit en achteruit rijden, neutrale
stand)
o
Optische toestand van de machine controleren
o
Proefrit en functietest
o
Hako-systeemonderhoud I
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst
worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
om de 125 bedrijfsuren
De motorolie verversen
o
Optische toestand van de machine controleren
o
Uitlaatsysteem controleren (bij optie cabine en defect
uitlaatsysteem bestaat gevaar voor vergiftiging)
o
Proefrit en functietest
o
41
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud II
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst
worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
om de 250 bedrijfsuren
Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I
o
Rijaandrijving controleren (vooruit en achteruit rijden, neutrale
stand)
o
Hoofdfilter van de luchtfilter vervangen
o
De motoroliefilter vervangen
o
Motor en hydraulisch systeem op lekken controleren.
o
Motortoerental controleren (stationair en bedrijfstoerental)
o
Aandraaimoment van de wielbouten controleren
o
Goede werking van parkeerrem en bedrijfsrem controleren
o
Hydraulische functies controleren
o
Antistatische ketting controleren
o
Elektrisch systeem controleren (starterbatterij, verlichting,
zekeringen, relais en controlelampen)
o
Hako-systeemonderhoud III
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst
worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
om de 500 bedrijfsuren
Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I en
II
o
Hydraulische olie verversen
o
Hydraulische oliefilter vervangen
o
Brandstoffilter vervangen
o
42
Onderhoud en verzorging
Hako-systeemonderhoud IV/S
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst
worden uitgevoerd.
Interval
Activiteit
om de 1000
bedrijfsuren
Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I, II en III
o
Veiligheidspatroon van de luchtfilter vervangen
o
Koelmiddel van het koelsysteem verversen
o
Remblokken vervangen
o
Bowden-remkabel vervangen
o
43
Onderhoud en verzorging
5.4 Stoelconsole
Onder de stoelconsole zitten de motor, de luchtfilter, de koeler, het hydraulische systeem
en andere componenten. Voor reinigings- en onderhoudswerken kan de stoelconsole
omhoog worden gezwenkt.
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten
afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
5.4.1 Stoelconsole openen
Bij de optie Bestuurderbeschermak is de stoelconsole uitgerust met een vergrendeling.
1. Parkeer het voertuig met bedrijfswarme motor op een zo effen mogelijke ondergrond.
Schakel de motor uit en laat hem afkoelen. Zet de parkeerrem aan.
2. Open de zijdeur (afb. 22/1) met een vierkantsleutel.
3. Ontgrendel de vergrendeling (afb. 22/2). Klap de stoelconsole omhoog.
Na het terugzwenken moet de stoelconsole weer worden vergrendeld.
Afb. 22
44
Onderhoud en verzorging
5.5 Motor
De motor zit onder de stoelconsole.
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten
afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor
verwondingen!
1. Oliepeilstok
2. Afsluitdeksel
3. Aflaatschroef
4. Oliecarter
5. Oliefilter
6. Brandstoffilter
7. Brandstoffilter (enkel bij diesel)
8. Brandstoffilterkraan
9. Ontluchterstop
10. Injectiepomp
11. Ventilator
Positie A = kraan dicht
Positie B = kraan open
Afb. 23
45
Onderhoud en verzorging
5.5.1 Motorolie bijvullen
Controleer het motoroliepeil dagelijks met de oliepeilstok (afb. 22/1). Vul indien nodig of
wanneer het controlelampje motoroliedruk brandt, motorolie bij.
Gebruik de voorgeschreven motorolie, zie technische gegevens!
1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.1.
2. Trek de peilstok uit en veeg hem af met een schone doek. Steek de oliepeilstok weer
in.
3. Controleer het oliepeil met de markeringen onderaan de oliepeilstok.
4. Neem het afsluitdeksel (afb. 22/2) af.
5. Giet niet te veel olie tegelijk in. Geef de olie enkele minuten tijd om naar het oliecarter
te lopen. Meet pas daarna het oliepeil opnieuw.
6. Breng het afsluitdeksel en de oliepeilstok opnieuw aan.
7. De motorcontrolelamp moet enkele seconden na het starten van de motor uitgaan.
5.5.2 Motorolie en oliefilter vervangen
De motorolie en de oliefilter (afb. 22/5) voor het eerst na 50 bedrijfsuren vervangen.
Daarna om de 125 bedrijfsuren de motorolie verversen en om de 250 bedrijfsuren de
oliefilter vervangen.
1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatschroef (afb. 22/3) van het oliecarter
(afb. 22/4). Olievolume met oliefilter: 3,7 liter
3. Draai de aflaatschroef uit en laat de motorolie in de opvangbak lopen.
4. Demonteer de oliefilter (afb. 22/5) en plaats een nieuwe oliefilter met een nieuwe
dichtingsring (handvast aandraaien). Gebruik enkel originele onderdelen!
Doe de oude olie en de gebruikte oliefilter op een milieuvriendelijke wijze weg!
5. Draai de aflaatschroef aan.
6. Giet motorolie bij, zie paragraaf 5.5.1.
5.5.3 Brandstoffilters vervangen
Vervang de brandstoffilters (afb. 22/6) en (afb. 22/7) om de 250 bedrijfsuren. De
brandstoffilter (afb. 22/6) is met slangklemmen bevestigd en wordt volledig vervangen.
De brandstoffilter (afb. 22/7) is enkel voorzien bij dieselmotoren!
1. Sluit de brandstoffilterkraan (afb. 22/8).
2. Neem het filterdeksel af en vervang het filterelement. Gebruik enkel originele
onderdelen.
Brandstofresten en gebruikte filters moeten op milieuvriendelijke wijze worden
weggedaan!
46
Onderhoud en verzorging
5.5.4 Brandstofsysteem ontluchten
1. Vul de brandstoftank.
2. Plaats een geschikte opvangbak en open de brandstoffilterkraan.
3. Maak de ontluchterstop (afb. 22/9) van de brandstoffilter los en zet hem weer vast
wanneer er geen luchtbellen meer ontsnappen.
4. Maak de ontluchterstop van de injectiepomp (afb. 22/10) los en zet weer vast wanneer
er geen luchtbellen meer ontsnappen.
47
Onderhoud en verzorging
5.6 Luchtfilter
De luchtfilter zit onder de stoelconsole.
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten
afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor
verwondingen!
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Stofuitstootventiel
Sluithaak
Behuizingsdeksel
Bovenste gedeelte van behuizing
Hoofdfilter
Veiligheidspatroon
Afb. 24
48
Onderhoud en verzorging
5.6.1 Stofuitstootventiel reinigen
Het stofuitstootventiel (afb. 24/1) moet dagelijks worden gereinigd. Druk het ventiel samen
en verwijder daardoor de stofafzetting. Een beschadigd ventiel moet worden vervangen.
5.6.2 Hoofdfilter demonteren
1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.
2. Maak de sluithaken (afb. 24/2) op het behuizingsdeksel los en neem het
behuizingsdeksel af (afb. 24/3).
3. Trek de hoofdfilter (afb. 24/5) door een lichte draaibeweging uit het bovenste gedeelte
van de behuizing (afb. 24/4).
5.6.3 Hoofdfilter reinigen
De hoofdfilter (afb. 24/5) moet wekelijks worden gecontroleerd en eventueel worden
gereinigd.
1. Reinig het behuizingsdeksel (afb. 24/3) langs binnen met een vochtige doek.
2. Blaas de hoofdfilter van binnen naar buiten uit met lucht. Gebruik daartoe perslucht
van max. 3 bar.
3. Controleer de hoofdfilter met behulp van een lichtbron op perforaties.
4. Controleer de dichtingen van de hoofdfilter op beschadiging.
5.6.4 Hoofdfilter inbouwen
1. Schuif de hoofdfilter (afb. 24/5) met de open zijde naar voor voorzichtig in het bovenste
gedeelte van de behuizing.
2. Zet het behuizingsdeksel (afb. 24/3) terug en zorg ervoor dat het stofuitstootventiel
correct zit.
3. Vergrendel het behuizingsdeksel weer met de sluithaken (afb. 24/2).
5.6.5 Hoofdfilter vervangen
De hoofdfilter (afb. 24/5) moet in geval van sterke vervuiling, beschadiging of uiterlijk om
de 250 bedrijfsuren worden vervangen.
1. Demonteer de hoofdfilter, zie paragraaf 5.6.2.
2. Plaats een nieuwe hoofdfilter. Gebruik enkel originele onderdelen!
3. Monteer de hoofdfilter, zie paragraaf 5.6.4.
5.6.6 Veiligheidspatroon vervangen
De veiligheidspatroon (afb. 24/6) mag niet worden gereinigd en mag na de
demontage niet opnieuw worden gebruikt!
De veiligheidspatroon moet uiterlijk om de 1000 bedrijfsuren worden vervangen.
1. Demonteer de hoofdfilter (afb. 24/4), zie paragraaf 5.6.2.
2. Neem de veiligheidspatroon aan beide beugels vast en trek hem uit met lichte
draaibewegingen.
3. Plaats een nieuwe veiligheidspatroon (afb. 24/5). Gebruik enkel originele onderdelen!
4. Monteer de hoofdfilter (afb. 24/4), zie paragraaf 5.6.4.
49
Onderhoud en verzorging
5.7 Koelsysteem
De gecombineerde koeler (afb. 25/1) koelt zowel het koelwater van de motor als de
hydraulische olie van de werkhydrauliek. Het koelmiddel wordt in de koeler afgekoeld door
de ventilator (afb. 25/2). Een te hoge temperatuur van het koelmiddel wordt aangegeven
op het bedieningspaneel.
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten
afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor
verwondingen!
Maak de koeler nooit open terwijl de motor warm staat, want het koelsysteem
staat in dergelijk geval onder hoge druk. Verbrandingsgevaar! Draag
beschermhandschoenen!
1.
2.
3.
4.
5.
Koeler
Afsluitdeksel
Ventilator
Aflaatslang
Nazuigreservoir
Afb.25
50
Onderhoud en verzorging
5.7.1 Koeler reinigen
Controleer de koeler (afb. 25/1) dagelijks en reinig indien nodig. Vuil op de lamellen
vermindert het koelvermogen.
De lamellen van de koeler zijn zeer dun en kunnen gemakkelijk beschadigd
raken!
1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.
2. Reinig de lamellen van de koeler met perslucht voorzichtig vanaf de motorzijde naar
buiten.
5.7.2 Koelmiddel bijvullen
Te weinig koelmiddel vermindert het koelvermogen. Controleer het koelmiddelpeil
dagelijks aan het afsluitdeksel en vul indien nodig bij.
Gebuik enkel voorgeschreven koelmiddel, zie technische gegevens. Niet mengen!
Voor het begin van het koude seizoen moet de concentratie van het koelmiddel
worden gecontroleerd.
1. Als de motor afgekoeld is, opent u het afsluitdeksel (afb. 25/2) voorzichtig.
2. Controleer het koelmiddel. Het optimale koelmiddelpeil is bereikt wanneer de lamellen
bedekt zijn. Indien nodig langzaam bijvullen.
3. Monteer het afsluitdeksel opnieuw.
4. Laat de motor enkele minuten draaien.
5. Schakel de motor uit en laat hem afkoelen.
6. Controleer het koelmiddelpeil opnieuw en vul eventueel bij.
Vul koelmiddel enkel bij aan de koeler. Vul niet bij aan het nazuigreservoir (afb.
25/5)!
5.7.3 Koelmiddel verversen
Het koelmiddel moet uiterlijk om de 1000 bedrijfsuren worden vervangen.
1. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatslang (afb. 25/4) van de koeler.
2. Open de aflaatslang en laat het koelmiddel volledig uitlopen.
Koelmiddelvolume ca. 3 liter
Doe het oude koelmiddel op een milieuvriendelijke wijze weg!
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Sluit de aflaatslang weer.
Vul met nieuw koelmiddel, zie technische gegevens.
Monteer het afsluitdeksel opnieuw.
Laat de motor enkele minuten draaien.
Schakel de motor uit en laat hem afkoelen.
Controleer het koelmiddelpeil opnieuw en vul eventueel bij.
51
Onderhoud en verzorging
5.8 Hydraulisch systeem
Werken aan het hydraulisch systeem mogen enkel worden uitgevoerd door
specialisten en overeenkomstig opgeleid personeel! Hydraulische olie die onder
hoge druk uitspuit, kan zware verwondingen veroorzaken!
Voor reinigings- en onderhoudswerken worden uitgevoerd, de motor laten
afkoelen. Let op dat u zich niet verbrandt aan hete oppervlakken!
Let op voor draaiende onderdelen in de omgeving van de ventilator. Gevaar voor
verwondingen!
Afb. 26
1.
2.
3.
4.
5.
Vulpeilindicator
Afsluitdeksel
Hydraulisch oliereservoir
Hydraulische oliefilter
Aflaatslang
52
Onderhoud en verzorging
5.8.1 Hydraulische olie bijvullen
Het oliepeil van het hydraulisch oliereservoir moet dagelijks worden gecontroleerd.
Gebruik de voorgeschreven hydraulische olie, zie technische gegevens! Te
weinig hydraulische olie of verkeerde hydraulische olie veroorzaakt schade aan
het hydraulisch systeem!
1. Open de stoelconsole, zie paragraaf 5.4.
2. Controleer het oliepeil aan de vulpeilindicator (afb. 26/1) van het hydraulisch
oliereservoir (afb. 26/3).
3. Neem het afsluitdeksel (afb. 26/2) af.
4. Giet niet te veel olie tegelijk in. Meet het oliepeil opnieuw.
5. Controleer of de vulfilter schoon is. Monteer het afsluitdeksel opnieuw.
5.8.2 Hydraulische olie verversen
De hydraulische olie moet om de 500 bedrijfsuren worden vervangen.
Let op wanneer u hete olie aflaat. Verbrandingsgevaar!
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de vuilvergaarbak omlaag.
Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de aflaatslang (afb. 26/5) van het hydraulisch
oliereservoir.
Olievolume: 25 liter.
3. Maak de klem los en verwijder de afsluitdop uit de aflaatslang. Laat de hydraulische
olie in de opvangbak lopen.
Doe de oude hydraulische olie op een milieuvriendelijke wijze weg!
4. Bevestig de afsluitdop en de klem op de aflaatslang en vul hydraulische olie bij, zie
paragraaf 5.8.1.
5. Start de motor en gebruik alle werkfuncties bij laag toerental en breng de
vuilvergaarbak verschillende keren omhoog en maak hem verschillende keren leeg.
Schakel de motor uit.
6. Vul indien nodig nog hydraulische olie bij. Controleer het hydraulisch systeem op
lekken.
5.8.3 Hydraulische oliefilter vervangen
De hydraulische oliefilter moet voor het eerst na 50 bedrijfsuren en daarna om de 500
bedrijfsuren worden vervangen.
Let op wanneer u hete olie aflaat. Verbrandingsgevaar!
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en zet de vuilvergaarbak omlaag.
Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
2. Schroef de hydraulische oliefilter (afb. 26/4) uit.
53
Onderhoud en verzorging
Doe de gebruikte hydraulische oliefilter op milieuvriendelijke wijze weg!
3. Plaats de nieuwe hydraulische oliefilter met een nieuwe dichtingsring (handvast
aandraaien). Gebruik enkel originele onderdelen.
4. Start de motor en schakel hem weer uit. Controleer het hydraulisch systeem op lekken.
54
Onderhoud en verzorging
5.9 Veegeenheid
1.
2.
3.
4.
5.
Zijborstel
Hoofdborstel
Vuilvergaarbak
Zuiger
Filtersysteem
Afb. 27
55
Onderhoud en verzorging
5.9.1 Zijborstel
1. Stelschroef
2. Zijborstel
3. Meenemer
Afb. 28
5.9.2 Zijborstel instellen
Controleer de zijborstel (afb. 28/2) wekelijks op slijtage. In geval van slijtage of na een
vervanging de zijborstel als volgt instellen:
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de
parkeerrem aan.
2. Stel het draagvlak van de zijborstel (afb. 28/2) in met de stelschroef (afb. 28/1). Het
draagvlak van de zijborstel moet ca. 2/3 van de borstelomtrek bedragen.
5.9.3 Zijborstel vervangen
Als de haren zo erg versleten zijn dat ze nog slechts een lengte van 8 cm of minder
hebben, moeten de zijborstels worden vervangen.
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de
parkeerrem aan.
2. Draai de schroeven en ringen van de meenemer (afb. 28/3) los en neem de zijborstel
(afb. 28/2) af.
3. Plaats een nieuwe zijborstel. Gebruik enkel originele onderdelen!
4. Stel de zijborstel in, zie paragraaf 5.9.2.
56
Onderhoud en verzorging
5.9.4 Hoofdborstel
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Hoofdborstel
Dichtingsrubber links
Dichtingsrubber voor
Dichtingsrubber achter
Dichtingsrubber rechts
Hoofdborstelhelft
Schroefkoppeling (5 stuks)
Slijtagecompensatie
Schaal
Afb. 29
57
Onderhoud en verzorging
5.9.5 Veegspiegel instellen
Controleer de hoofdborstel (afb. 29/1) wekelijks op slijtage. In geval van slijtage of na een
vervanging de hoofdborstel als volgt instellen:
1. Laat de hoofdborstel op een gladde ondergrond neer en laat hem korte tijd in stilstand
draaien.
2. Breng de hoofdborstel omhoog en rij het voertuig iets vooruit.
3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
4. Controleer de slijtage. Als de hoofdborstel juist ingesteld is, moet op de vloer een
parallel lopende veegspiegel van 90 +/10 mm breedte zichtbaar zijn.
5. Steek de kruk (afb. 29/8) op het vierkant en stel de veegspiegel in.
- rechtsom draaien: minder veegspiegel
- linksom draaien: meer veegspiegel
De waarde wordt aangegeven op de schaal (afb. 29/9).
5.9.6 Hoofdborstel parallel instellen
De parallelliteit van de hoofdborstel is in de fabriek ingesteld. Als de parallelliteit niet meer
verzekerd is, dient u zich tot een Hako-werkplaats te wenden.
5.9.7 Hoofdborstel vervangen
Als de haren zo erg versleten zijn dat ze nog slechts een lengte van 100 mm hebben,
moet de hoofdborstel worden vervangen. De hoofdborstel is langs achter toegankelijk
wanneer de vuilvergaarbak omhoog staat; hij wordt als volgt gedemonteerd:
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond.
2. Schakel de veegfunctie uit.
3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
4. Draai de hoofdborstel met de hand tot de vijf schroefkoppelingen (afb. 29/7) zichtbaar
zijn.
5. Maak de schroefkoppelingen los en neem de hoofdborstelhelft (afb. 29/6) uit.
6. Draai de tweede hoofdborstelhelft verder en trek hem langs achter uit (de hoofdborstel
wordt vastgehouden door klemmen).
7. Plaats de nieuwe hoofdborstel in omgekeerde volgorde. Gebruik enkel originele
onderdelen.
8. Let er bij de montage van de hoofdborstel op dat de klemmen op de meenemer
vastgrijpen en let ook op de richting van de haren. De vorm van de haren moet
overeenkomen met de afbeelding.
9. Stel de veegspiegel in, zie paragraaf 5.9.5.
5.9.8 Dichtingsrubbers instellen
Controleer de dichtingsrubbers ter hoogte van de hoofdborstel wekelijks en pas ze
eventueel aan.
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond.
2. Breng de vuilvergaarbak omhoog.
3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
4. De zijdelingse dichtingsrubbers (afb. 29/2) en (afb. 29/5) zijn toegankelijk via
langsgaten. De dichtingsrubbers moeten op de vloer steunen.
58
Onderhoud en verzorging
5. Het voorste dichtingsrubber (afb. 29/3) kan worden ingesteld via een bedieningsstangenwerk. Het dichtingsrubber moet lichtjes naar achter gebogen op de grond
rusten.
6. Het achterste dichtingsrubber (afb. 29/4) kan worden ingesteld via langsgaten. Het
dichtingsrubber moet een afstand van ca. 5 mm tot de vloer hebben.
5.9.9 Dichtingsrubbers vervangen
Controleer de dichtingsrubbers ter hoogte van de hoofdborstel wekelijks op slijtage en pas
ze eventueel aan. Vervang versleten dichtingsrubbers.
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond.
2. Breng de vuilvergaarbak omhoog.
3. Schakel de motor uit en zet de parkeerrem aan.
4. Maak de dichtingsrubbers los, neem ze af en vervang ze door nieuwe
dichtingsrubbers. Gebruik enkel originele onderdelen.
5. Stel de dichtingsrubbers in, zie paragraaf 5.9.8.
59
Onderhoud en verzorging
5.9.10
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Filtersysteem
Vergrendeling
Kap
Houder
Vleugelschroef
Klemframe
Schudinrichting
Stoffilter
Afb. 30
60
Onderhoud en verzorging
5.9.11
Stoffilter grondige reiniging
De stoffilter (afb. 30/7) zit onder de kap (afb. 30/2). Het door de hoofdborstel opgeworpen
fijne stof wordt door de zuiger tegen het filterelement gevoerd. Controleer de vervuiling
van de stoffilter wekelijks.
Reinig de stoffilter in open lucht en draag daarbij stofbescherming!
Doe het stof op milieuvriendelijke wijze weg!
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de
parkeerrem aan.
2. Open de vergrendeling (afb. 30/1) van de kap (afb. 30/2).
3. Draai de vleugelschroeven (afb. 30/4) los en zwenk het klemframe (afb. 30/5) met de
schudinrichting (afb. 30/6) omhoog en zet vast in de houder (afb. 30/3).
4. Neem de stoffilter (afb. 30/7) uit.
5. Laat de stoffilter horizontaal vanaf een hoogte van ca. 1 meter op een gladde vloer
vallen (de vuile zijde moet naar de vloer gericht zijn!).
6. Zet de stoffilter in omgekeerde volgorde terug.
5.9.12
Stoffilter vervangen
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de
parkeerrem aan.
2. Open de vergrendeling (afb. 30/1) van de kap (afb. 30/2).
3. Draai de vleugelschroeven (afb. 30/4) los en zwenk het klemframe (afb. 30/5) met de
schudinrichting (afb. 30/6) omhoog en zet vast in de houder (afb. 30/3).
4. Neem de stoffilter (afb. 30/7) uit.
5. Monteer de nieuwe stoffilter in omgekeerde volgorde. Gebruik enkel originele
onderdelen! Let op de inbouwrichting, zie opdruk!
6. Controleer de goede werking van de schudinrichting.
61
Onderhoud en verzorging
5.10
Wielen en rem
Afb. 31
5.10.1
Bandslijtage controleren
Controleer de banden wekelijks op slijtage en profieldiepte.
5.10.2
Banden vervangen
Werken aan de banden mogen enkel worden uitgevoerd door specialisten en
overeenkomstig opgeleid personeel!
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond en beveilig het voertuig zodat het niet
kan wegrollen.
2. Schakel de motor uit en trek de contactsleutel uit.
3. Plaats een wagenkrik (afb. 31/1) op het frame.
4. Breng het voertuig met de krik omhoog.
5. Draai de flensmoer (afb. 31/2) af.
6. Neem de band met de velg af.
7. Monteer een nieuwe band. Gebruik enkel originele onderdelen!
8. Draai de flensmoeren aan met een draaimoment van 50 Nm.
5.10.3
Remmen
Werken aan het remsysteem mogen enkel worden uitgevoerd door specialisten en
overeenkomstig opgeleid personeel!
De bedrijfsrem en de parkeerrem moeten voor het eerst na 50 bedrijfsuren en daarna om
de 250 bedrijfsuren op hun goede werking worden gecontroleerd.
Om de 1000 bedrijfsuren moeten de remblokken worden vervangen.
62
Onderhoud en verzorging
5.11
Elektrisch systeem
5.11.1
Zekeringen
De zekeringskast (afb. 32/1) bevindt zich in de rechter voetruimte. De hoofdzekering en
de voorzekering bevinden zich in de motorruimte voor de batterij.
F1 Hoofdzekering (50A)
F2 Voorzekering (50A)
F3 Verlichting (15A) (optie)
F4 Waarschuwingsknipperlicht (10A) (optie)
F5 Zwaailicht (7,5A) (optie)
F6 Verwarming (30A) (optie)
F7 Reserve
F8 Motorstoprelais (15A) (enkel diesel)
F9 Knipperlichten (10A) (optie)
F10 Ruitenwisser (7,5A) (optie)
F11 2de zijborstel rechts (7,5A) (optie)
F12 Reserve
F13 Laadcontrole (10A)
F14 Claxon (10A)
F15 Achterlicht links (5A) (optie)
F16 Achterlicht rechts (5A) (optie)
Afb. 32
63
Onderhoud en verzorging
5.11.2
Relais
K1 Relais startmotorvrijgave
K2 Relais cabine
K3 Relais dimlicht (optie)
K12 Knipperrelais (optie)
5.11.3
Batterij vervangen
Trek de minpool van de batterij (afb. 33/1) af vóór u de pluspool van de batterij
aftrekt. Dit voorkomt kortsluitingen en verwondingen!
1. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Schakel de motor uit en zet de
parkeerrem aan.
2. Trek eerst de minkabel af en dan de pluskabel.
3. Neem de batterij uit.
4. Plaats de nieuwe batterij.
5. Sluit eerst de pluskabel aan en daarna de minkabel.
Afb. 33
64
Onderhoud en verzorging
5.12
Speciale uitrusting en wisselstukken
Omschrijving
Beschrijving
Bestelnr.
Bestuurderbeschermdak
Overeenkomstig IEC 60335-2-72 CC
Cabinebekleding
Enkel in combinatie met bestuurderbeschermdak
647402
Cabineverwarming
Enkel in combinatie met bestuurderbeschermdak
647404
Zijborstel, links
Levering met standaardborstel
Zwaailicht
Op staaf, voor opbouw zonder bestuurderbeschermdak
643302
Zwaailicht
Voor opbouw op bestuurderbeschermdak
643312
Verlichtingssysteem
Om het werkterrein te verlichten (volgens StVZO)
643112
Werkschijnwerpers
2 stuks, vooraan in het voertuigchassis geïntegreerd
643412
Vervanghoofdborstel
Met PP-beborsteling, harde beborsteling (standaard)
6457
Vervanghoofdborstel
Met PES-beborsteling, zachte beborsteling
6413
Vervanghoofdborstel
Met PA-beborsteling, gemiddelde beborsteling
(slijtagebestendig)
6455
Vervang-zijborstel
PA-beborsteling (PA 1,5), gemiddelde beborsteling
6414
Vervang-zijborstel
PA-beborsteling (PA 2,0) (standaard)
6423
Vervang-zijborstel
PES-beborsteling, zachte beborsteling
6415
6474
6486
65
EG-conformiteitsverklaring (overeenkomstig EG-richtlijn 2006/42/EG)
Hako B.V.
Industrieweg 7
6673 DE ANDELST
verklaart in eigen verantwoording dat het product
Sweepmaster P/D1500 RH
Type: 6464
waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de desbetreffende fundamentele
veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn 2006/42/EG en de vereisten van
2004/108/EG.
Voor de vakkundige omzetting van de in de EG-richtlijnen vermelde veiligheids- en
gezondheidsvereisten werd(en) volgende norm(en) en/of technische specificatie(s)
gebruikt:
DIN EN 60335-2-72
DIN EN 61000-6-2
DIN EN 55012
Bad Oldesloe,
Gerold Wenisch
Technisch directeur, Hako
Naam van de bevoegde persoon die voor Hako de technische documenten samenstelt:
Ludger Lüttel
66
Hako B.V. · Industrieweg 7 · 6673 DE ANDELST · Tel. +31(0)488 - 473333 · www.hako.nl · [email protected]
Individuele opgaven vragen om individuele oplossingen, afhankelijk van het
te reinigen oppervlak of de plaats waar de machine ingezet gaat worden.
Met de virtuele adviseur van Hako vindt u voor uw specifieke inzet de
passende machine, eenvoudig op www.hako.nl.
U kunt u natuurlijk ook persoonlijk laten adviseren door een van onze
adviseurs.
Uw interactieve adviseur leidt u naar een passende machine