Cover Page The handle http://hdl.handle.net/29456 holds

Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/29456 holds various files of this Leiden University
dissertation
Author: Carroll, Brendan John
Title: Adaptation, discretion, and the application of EU animal welfare legislation
Issue Date: 2014-10-30
Samenvatting
Samenvatting
In deze dissertatie wordt voor 27 EU-lidstaten onderzocht hoe de wetgeving
over het welzijn van vee wordt toegepast. De zogenoemde ‘transpositieliteratuur’
vormt daarbij het vertrekpunt. Van daaruit wordt een theoretisch kader ontwikkeld
waarin de inzichten uit deze literatuur worden toegepast op de posttranspositiefase
van het implementatieproces; de fase waarin lidstaten omgezette richtlijnen en
regelgeving toepassen en uitvoeren. Nadat de transpositieliteratuur en andere
wetenschappelijke inzichten over implementatie in het algemeen besproken zijn,
worden hypotheses geformuleerd om verschillen tussen landen in
implementatiesucces te verklaren. De hypotheses zijn geconcentreerd rondom
de veronderstelling dat de druk tot aanpassing aan EU-vereisten (welke verschilt
van eis tot eis en van lidstaat tot lidstaat) de toepassing bemoeilijkt. Bovendien is
deze aanpassingsdruk dynamisch en dwingt deze landen in de loop van de tijd
tot aanpassingen wanneer EU-wetgeving verandert. Bij het tegenwicht bieden
aan adaptatiedruk, helpt de aanwezigheid van vrijheid – waarbij lidstaten enige
vrijheid hebben om eisen aan te passen aan hun nationale situatie – om de
problemen die ontstaan door de aanpassingsdruk te verzachten. Aanvullende
hypotheses die worden afgeleid van de transpositieliteratuur betreffen de
geografische en bestuurlijke decentralisatie van implementatiebevoegdheden
en de omvang van vertraging ontstaan voorafgaande aan de toepassing. De
hypotheses worden getest door middel van een onderzoeksontwerp dat
verschillende methoden omvat. Hierin wordt een set van case studies op elk van
de drie belangrijkste onderdelen van het Europese beleid rondom het welzijn van
vee (te weten het welzijn op de boerderij, tijdens het transport en tijdens de
slacht) gecombineerd met een kwantitatieve analyse van de implementatie van
alle belangrijke wetgevingsvereisten op dit beleidsterrein in de 27 lidstaten. De
resultaten van het onderzoek ondersteunen de hypotheses over aanpassingsdruk
en vrijheid, terwijl weinig bewijs wordt gevonden voor de hypotheses over de
decentralisatie van uitvoeringsbevoegdheden.
In het eerste hoofdstuk wordt het onderzoeksprobleem uiteengezet. Kort
gezegd is dit de grote variatie in beleidstoepassing die bestaat tussen verschillende
beleidsterreinen en landen in een beleidsveld waarin de gehele EU onderworpen
wordt aan dezelfde vereisten. Gegeven dit empirische vraagstuk, luidt de centrale
onderzoeksvraag van deze dissertatie als volgt: waarom implementeren sommige
EU-lidstaten regulerend beleid succesvol, terwijl andere daar niet in slagen? De
255
Samenvatting
dissertatie past de lessen die geleerd zijn over de transpositiefase toe om zo
vragen over de toepassing in de posttranspositiefase te beantwoorden.
In het tweede hoofdstuk wordt de literatuur over EU-implementatie in het
algemeen in kaart gebracht. Bij de kritische reflectie wordt in het bijzonder
gekeken naar de brede transpositieliteratuur. De literatuurbespreking die in dit
hoofdstuk wordt gepresenteerd, richt zich op de (empirische en theoretische)
ontwikkelingen in het onderzoek over EU-transpositie en posttranspositie
toepassing en uitvoering. Ik bespreek de geselecteerde literatuur om inzichten te
verkrijgen voor de theoretische benadering die in het volgende hoofdstuk aan
bod komt en om hypotheses af te leiden die tegelijkertijd passen binnen de
empirische studie en de theoretische discussie. Vanaf het begin heeft het
onderzoek over de implementatie van EU-beleid zich ontwikkeld naar een
gerichte onderzoeksagenda; een agenda die vele alternatieve verklaringen biedt,
maar weinig goed onderbouwde generalisaties. Voor de verklaringen wordt
gebruik gemaakt van een verscheidenheid aan politieke, bestuurlijke,
landspecifieke en beleidsmatige kenmerken om een verklaring te bieden voor
implementatiesucces en -falen. In de afgelopen 10 jaar hebben kwantitatieve
analyses van het omzettingsproces het onderzoeksveld gedomineerd. Ondanks
de overvloed aan omzettingsanalyses, hebben slechts enkelen posttranspositie
toepassing als een relevant onderwerp gezien en nog minder hebben een
connectie gemaakt tussen omzetting en toepassing.
Het derde hoofdstuk presenteert de theorieën die getoetst worden en leidt
hieruit de hypotheses af. Ondanks dat het domein van de activiteiten die verklaard
worden afwijkt van die over transpositie, kunnen verschillende mechanismen
logisch afgeleid worden van het transpositieonderzoek en kan de posttranspositie
toepassing zo beter begrepen worden. Het doel van dit hoofdstuk is om die
factoren eruit te halen die in beide domeinen kunnen worden toegepast. Deze
factoren zijn de mate van aanpassingsdruk, de omvang van discretionaire
bevoegdheden gedelegeerd naar de lidstaten en de institutionele kenmerken die
de uitvoering beïnvloeden. Aan deze drie factoren heb ik het effect van de
omzetting zelf op de posttranspositie toepassing toegevoegd. De hypotheses die
vervolgens uit deze factoren herleid zijn, vullen elkaar aan in die zin dat elk een
effect op de implementatie kan hebben dat onafhankelijk van de anderen is.
Desondanks kunnen verschillende van de geïdentificeerde factoren de
implementatie in samenhang met elkaar beïnvloeden. Eén van de theoretische
256
Samenvatting
innoviteiten is dan ook de herconceptualisering van aanpassingsdruk als een
dynamisch in plaats van een statisch concept.
Het vierde hoofdstuk geeft een overzicht van het beleid over het welzijn van
vee in de EU in meer algemene zin en beschrijft meer in detail het specifieke
beleid waarop in dit boek gefocust wordt. Parallel lopende ontwikkelingen in de
lidstaten, de Raad van Europa en de Europese Economische Gemeenschap (later
de EU) worden getraceerd. De belangrijkste historische gebeurtenissen in
beleidsformulering en ontwikkeling worden nagegaan en beschreven om zo de
lezer bekend te maken met de context van de empirische hoofdstukken die erna
zullen volgen. In het vijfde hoofdstuk wordt de methodologie geïntroduceerd die
gebruikt wordt bij de case studies. Ook wordt de strategie uiteengezet die in
beide empirische delen van deze dissertatie gehanteerd wordt om te meten hoe
adequaat de uitvoering heeft plaatsgevonden. In dit hoofdstuk presenteer ik de
voornaamste instrumenten die ik gebruik om de daadwerkelijk plaatsgevonden
implementatie voor elk van de lidstaten in elk van de drie beleidsonderdelen te
evalueren. Ik beschouw implementatie als relatief succesvol wanneer de
wetgevingsvereisten gerespecteerd en naar behoren uitgevoerd worden door
een lidstaat, haar bevoegde autoriteiten en haar gereguleerde entiteiten. Wanneer
dit niet zo is, dan beschouw ik de implementatie als niet-succesvol. Voor ieder
issue evalueer ik de mate waarin de implementatie onvolledig is. Dat doe ik voor
de gehele 10-jarige periode (2000 – 2010) voor ieder land, gebaseerd op rapporten
van de Food and Veterinary Office (FVO) van de Europese Commissie die periodiek
voor alle vereisten met betrekking tot het welzijn van vee de toepassing in elk van
de lidstaten beoordeelt. Deze evaluaties worden gebruikt voor zowel de case
selectie als de kwantitatieve analyse, welke samen het empirische deel van de
dissertatie vormen.
Het empirische deel van de dissertatie presenteert drie implementatie case
studies – één voor elk van de drie subsectoren binnen het Europese beleid over
het welzijn van vee – en twee sets van kwantitatieve analyses. Het doel van de
case studies is niet om de hypotheses die uit het theoriehoofdstuk zijn
voortgekomen direct te toetsen, maar om hun plausibiliteit te beoordelen. Dit
wordt gedaan door de implementatie van elk van de belangrijkste
beleidsonderdelen in verschillende lidstaten te beschrijven en daarbij het belang
van de verklarende factoren uit het theoriehoofdstuk naar voren te brengen. De
volgorde van de cases komt overeen met de opeenvolgende stadia die vee
257
Samenvatting
doorloopt van het verblijf op de boerderij (hoofdstuk 6), het transport van de
boerderij naar de markt en/of het slachthuis (hoofdstuk 7) naar de uiteindelijke
slacht (hoofdstuk 8). Deze case beschrijvingen belichten verschillende
mechanismen die ten grondslag liggen aan de hypotheses zoals gepresenteerd in
het theoretische hoofdstuk en focussen eveneens de aandacht op andere factoren
die bijdragen aan implementatiesucces of –falen.
De hoofdstukken 9 en 10 presenteren de kwantitatieve analyses van de variatie
in toepassing, zoals waargenomen tussen zowel beleidsonderdelen als landen. In
hoofdstuk 9 onderzoek ik de implementatie van het beleid over het welzijn van
vee in de EU vanuit het perspectief van het beleidsniveau. Dit heb ik gedaan met
statistische modellen van zowel het aantal landen per issue dat weinig
moeilijkheden ondervindt bij de implementatie, als het aantal landen per issue
dat significante moeilijkheden ondervindt. Voor dit analyseniveau vind ik enige
onderbouwing voor de twee hypotheses op issueniveau. Ten eerste draagt
adaptatiedruk bij aan implementatieproblemen, zowel in algemene zin als
wanneer gekeken wordt naar significante implementatieproblemen. Ten tweede
speelt vrijheid een rol in het beïnvloeden van implementatie, maar alleen door
zijn interactie met adaptatiedruk.
In hoofdstuk 10 ligt de analyse-eenheid een niveau lager. De analyses in dit
hoofdstuk houden rekening met alle mogelijke evaluaties van issues voor ieder
land. De resultaten van het vorige hoofdstuk worden bevestigd, ondanks de
introductie van controlevariabelen op het nationale niveau. De analyses worden
verder uitgebreid door institutionele factoren mee te nemen. Deze factoren
variëren zowel van land tot land als van subsector tot subsector binnen één land.
De analyses tonen enig bewijs voor een klein aantal van deze institutionele
effecten.
Het laatste hoofdstuk vat de verkregen inzichten samen en levert conclusies
voor de studie van EU-implementatie in het algemeen. Eerst brengt het de
resultaten van de case studies en de kwantitatieve analyses samen. Een eerste
empirische bijdrage is het aantonen dat het delegeren van bevoegdheden naar
de lidstaten de kwaliteit van implementatie beïnvloedt, maar dat dit effect
conditioneel is op aanpassingsdruk. Op een theoretisch niveau heb ik het concept
aanpassingsdruk in specifiekere termen gedefinieerd, waardoor het apart
geplaatst wordt van de meer traditionele betekenis van beleids-misfit (oftewel
het niet doen aansluiten), dat een functie is van zowel beleids- als nationale
258
Samenvatting
omstandigheden. Ik heb laten zien dat het een belangrijke factor is om variatie in
implementatie-uitkomsten te verklaren. De dynamische component van deze
conceptualisering staat een meer realistische interpretatie toe van de
moeilijkheden waarvoor landen zich gesteld zien bij het zich aanpassen aan
ontwikkelend beleid. De tweede belangrijke theoretische bijdrage is het
toevoegen van aan de lidstaten toegekende discretionaire bevoegdheden als
een factor die de posttranspositie implementatie beïnvloedt. Tenslotte heb ik
aangetoond dat terwijl institutionele factoren belangrijk blijven voor
posttranspositie implementatie, de mechanismen zo verschillend zijn dat
verklaringen die hun grondslag vinden in het transpositiedomein geen afdoende
leidraad vormen voor de verschillen die geobserveerd worden tijdens de volgende
fase.
Het overtuigende bewijs met betrekking tot adaptatiedruk en de conditionele
rol van discretionaire bevoegdheden suggereert een belangrijke consequentie
voor de opzet van beleid. Adaptatiedruk op zichzelf is onvermijdelijk. De
amendementen, specificaties en geleidelijk geïntroduceerde vereisten die
obstakels vormen voor implementatie door lidstaten, vormen een noodzakelijk
deel van beleidsontwikkeling in de EU. Zij reflecteren zowel de realiteit van
politieke compromissen als de noodzaak vereisten zodanig te introduceren dat
het lidstaten tijd geeft om te anticiperen en zich aan te passen. Toch laten de hier
gepresenteerde resultaten zien dat het voor de lidstaten lastig is hier op dezelfde
wijze mee om te gaan. Aanvullend heeft de conditionele rol van discretionaire
bevoegdheden laten zien dat wanneer de adaptatiedruk groot is, het toekennen
van grotere flexibiliteit aan lidstaten deze kan helpen zich makkelijker aan te
passen aan de nieuwe vereisten. Als zodanig maakt dit het zinvol de aanvullende
manieren te onderzoeken waarop lidstaten flexibiliteit kan worden toegekend
om met deze vereisten om te gaan.
259
260