klik hier om PUM Magazine te downloaden.

SPECIAL
voorjaar 2014
Nederlandse
revalidatiekennis
voor Birmezen
Beeld zegt meer dan
duizend woorden
Zuid-Amerikanen
bekommeren zich
om milieu
Focus op
Voedsel
COLOFON
Inhoud
PUM Magazine is een uitgave van PUM Netherlands
senior experts. PUM is sinds zijn oprichting in 1978
Voorwoord3
uitgegroeid tot Europa’s grootste ‘uitzendbureau’
voor de inzet van professionele vrijwilligers onder
Missie4
het motto ‘ondernemers voor ondernemers’. PUM
Ik ga voor mechanica
Magazine heeft een oplage van 4500 exemplaren
en wordt verspreid onder experts, stafvrijwilligers
en relaties van PUM. Hieronder vallen sponsors,
Nederlandse ambassades, bedrijfsleven, media
4
en andere geïnteresseerden.
PUM Communicatie
6
Dénise ten Bokum, Grisella Indemans,
Ineke Ouwehand, Karin Overtoom, Leo
Enthoven, Frank Steverink, Ans Tromp,
12
Ghana, Dénise ten Bokum, Jeroen Poortvliet,
18
Beeld zegt meer dan duizend woorden
Missie22
Focusgroepen: terugkoppeling
Druk
Column25
20
Bezuidenhoutseweg 12
2594 AV Den Haag
t 070 349 05 55
Onze man in...
26
Post@PUM 27
Landenfocus28
f 070 349 05 90
Bolivia
[email protected]
www.pum.nl
fsc logo
Leren van ervaring
Achtergrond24
privébezit
Volg ons op: 17
Zuid-Amerikanen bekommeren zich om milieu
Cover foto: Atebubu Bakers Association,
PUM Netherlands senior experts
Lopende zaken
Missie20
Fotografie
Ando, Den Haag
Special Focus op voedsel12
Van Afghaanse melk tot Afrikaanse zonnebloem
Moeizame missies
Froukje Wattel
Ontwerpwerk, Den Haag
9
Nederlandse revalidatie-kennis voor Birmezen
Redactie
Ontwerp en illustratie
en gentechnologie
Missie10
redactieadres: [email protected]
Karin Jensma
6
Over voedselcrises, biobased economy
Lopende zaken
Productie
Hoofdredacteur
Het gesprek
PUM komt overal
26
28
VOORWOORD
Beginnen
bij de basis
Nederland is op voedselgebied nummer één. Nergens anders ter wereld
worden per hectare zulke hoge opbrengsten gerealiseerd als hier. Dat heeft
onder andere te maken met fysieke oorzaken. Ons vlakke land is gemakkelijk te bewerken en hoegenaamd steenvrij. Maar het heeft ook te maken
met onze mentaliteit. Bij ons is iedereen min of meer gelijk en we zeggen
al snel je en jij. Dat heeft als consequentie dat de integratie tussen theorie
en praktijk, tussen boer en landbouwuniversiteit, hier ongeëvenaard is.
De kennis wordt in Nederland dus heel effectief gedeeld, wetenschappers
staan hier letterlijk met de laarzen in de klei.
Voedsel is de basis van ons bestaan. In veel landen waar de voedselvoor­
ziening gebrekkig of onvoldoende is, ontbreekt de basale kennis van grondverbetering die wij hier al decennia hebben en gebruiken. Een voorbeeld uit
de praktijk. PUM werkt samen met Investing in Children and their Societies
(ICS), een Nederlandse NGO die actief is in onder meer Kenia en Tanzania.
We hebben een Memorandum of Understanding afgesloten met ICS en
leveren gedurende drie jaar 2 à 3 experts per jaar voor hun projecten. Voor
een project in Kenia helpen we een collectief van ongeveer 4.000 boeren
met het verbeteren van hun maïsoogstresultaat. Eens per week worden
de aangesloten boeren bezocht door lokale medewerkers van ICS. Naast
teelttechnische zaken kijken ze ook naar de directe noden van de kinderen.
Maar ook naar de gemeenschap zelf, bijvoorbeeld naar family planning
of microkrediet.
Ik ben er twee keer geweest en ga er binnenkort weer naar toe. Het probleem
aanpakken begint altijd bij de basis, in dit geval de grond. Die is dood,
er leven nauwelijks bacteriën in. De bodem is uitgeput door 25 jaar lang
monocultuur van maïsverbouw. Die bodem moet dus eerst weer gezond
gemaakt worden. Met voldoende organische stof/humusgehalte krijg je
gezonde planten. Dat krijg je door het gebruik van compost en voldoende
gewasrotatie. Ik heb ze geleerd hoe ze compost kunnen maken en ook
hoe ze grondmonsters moeten nemen en proefvelden aanleggen. Zien is
geloven, alleen dan beklijft het. En heel belangrijk, ik leer ze ook hoe en
wanneer hun oogst op de markt te brengen. Verkoop niet tegelijk de totale
oogst, maar zorg voor opslag en vorm een collectief, dan kun je een betere
prijs voor je oogst bedingen. Mensen leren om niet bij de dag te leven maar
vooruit te denken, ook dat is kennisoverdracht.
In dit PUM Magazine ligt de focus op voedsel en kunt u onder meer lezen
over een melkfabriek in Afghanistan met Nederlandse wortels en gaat
Het Gesprek met Agnes van Ardenne over de voedselcrisis. En we praten u
bij over de focusgroepuitkomsten.
Veel leesplezier!
Lammert Rabbers
Sectorcoördinator Arable Farming & Tropical Plantations
PUM Magazine voorjaar 2014 | 3
MISSIE MACEDONIË
TEKST FRANK STEVERINK | FOTOGRAFIE HARRY VAN ZUTPHEN, DÉNISE TEN BOKUM
Expert Harry van
Zutphen is zeven keer
voor PUM op missie
geweest: drie keer
naar Afrika (Gambia
en Ghana), drie keer
naar Turkije en onlangs
naar Macedonië. Al is
de vooruitgang soms
traag, Harry van
Zutphen blijft zich
onvermoeibaar inzetten.
4 | PUM Magazine voorjaar 2014
Nederland heeft op het gebied van fijn­
mechanica een heel goede naam. In de
omgeving van Veghel, waar Van Zutphen
woont, bevinden zich diverse hightech
bedrijven op dat gebied. ‘We hebben
hoogwaardige kennis, maar er zijn in
Nederland te weinig jongeren die de techniek in gaan. Daarom ben ik na mijn
prepensioen les gaan geven aan kinderen
op de basisschool.’ Dat kwam goed
van pas toen er een aanvraag uit Gambia
binnen kwam van een middelbare
technische school.
aantal medewerkers. En die kennis is
buiten Nederland zeer gewild. Voordat
hij bij Xerox begon, werkte hij vier jaar
voor onderzoeksprojecten op het natuurkundige laboratorium van Philips, het
huidige science center oftewel High
Tech Campus in Eindhoven. ‘Ik heb nog
gewerkt aan de ontwikkeling van de
cd-speler. Maar nieuwe projecten duren
heel lang en ik had niet genoeg geduld
om jarenlang aan één project te werken.
Ik wilde iets actievers.’
Fijnmechanica expert
Onlangs reisde de expert naar Skopje,
de hoofdstad van Macedonië, naar een
bedrijf dat tandwielen in alle maten en
vormen produceert. Ze vroegen om een
scan, om te kijken hoe ze productiever
en winstgevender konden worden.
‘Ik gaf advies over de lay-out van het
machinepark. De volgorde van plaatsing
Harry van Zutphen begon ooit een opleiding fijnmechanische techniek en maakte
uiteindelijk werktuigbouw af op de MTS.
Via schriftelijke cursussen werkte hij zich
op tot constructeur. Hij werkte 33 jaar
bij Rank Xerox (later Xerox).
De productie van Xerox kopieermachines
heeft Limburg al een aantal jaren
verlaten. Wel worden er nog toners en
drums gemaakt bij Xerox. Er werken zo’n
vijfhonderd mensen, onder meer op het
distributiecentrum van reserveonderdelen
en verbruiksartikelen. Maar de kennis uit
het verleden is er nog wel bij een groot
Kogellagers meten
‘Jongeren in die landen
moeten een kans krijgen’
is erg belangrijk. Maar ook de kwaliteit
van de onderdelen. Veel daarvan heeft te
maken met correct meten. Bij gaten voor
kogellagers gaat het soms om één duizendste van millimeters. Die moeten precies passen.’ Harry van Zutphen leerde het
bedrijf welke maten belangrijk zijn bij
een tekening. Ook controleerde men
de onderdelen niet goed voordat het
product naar een klant ging.
Het bedrijf had verder problemen om
aan jong personeel te komen. Veel
jongeren denken bij draaibanken aan
vuil werk, een overall aantrekken, en olie
en vet. ‘Maar dat is al lang niet meer zo.’
Bij het bedrijf sprak men nauwelijks
Engels. Best lastig, als het gaat over
critical dimensions van een tekening en
torque, de kracht die je nodig hebt om
een schroef aan te draaien. Voor zijn
sociale contacten was de expert gedurende zijn missie overgeleverd aan de
twee medewerkers die wel Engels spraken.
Mentaliteit
Tijdens zijn missies leerde Harry van
Zutphen ook de mentaliteitsverschillen
kennen tussen Nederland en bijvoorbeeld
Afrika. Bij een follow-up missie in Afrika
constateerde hij dat er weinig vooruitgang
geboekt was. Een derde missie raadde hij
daarom ook af. ‘Jongeren willen wel,
maar het niveau van onderwijs is laag.
Docenten zouden moeten motiveren,
maar dat zag ik te weinig. Bij mij moeten
ze er van leren’ zegt Van Zutphen. Hij
eist dan ook een actieve leerhouding.
Ontwikkeling begint met heel basale
principes, weet Van Zutphen. Je gereedschap schoonhouden bijvoorbeeld. Hij
verbaast zich over de lethargische houding van met name ouderen in Afrika. ‘Als
het dak lekt, zouden wij dat in Nederland
meteen maken, zeker als het maar een
half uur werk kost. Maar in Afrika laat
men het rustig zo, of zeggen ze: we
moeten een nieuw dak. Misschien heeft
het te maken met gebrek aan materiaal,
maar ze zouden zelfs met touw nog wat
kunnen improviseren.’ Hij constateerde
ook dat vrouwen in Afrika het meeste
werk doen, terwijl mannen vaak maar
een beetje rondhangen.
HARRY VAN ZUTPHEN
‘Ontwikkeling
begint met
basale principes
zoals je gereedschap
schoonhouden’
Veel tijd nodig
Ondanks de soms trage vooruitgang
blijft Harry van Zutphen zich toch vol
overtuiging inzetten voor mensen in
minder ontwikkelde economieën.
‘We hebben hier zo veel luxe, ik vind dat
de jongeren in die landen ook een kans
moeten krijgen. Of het ook gaat werken,
is een ander verhaal. Ze kunnen het wel
leren, maar ze moeten later ook een
mogelijkheid krijgen het geleerde in de
praktijk te brengen. Ik begrijp dat het in
Kenia bijvoorbeeld al veel beter gaat.
Het heeft veel tijd nodig.’
EXPERTS GEVRAAGD
De sector Machine Engineering &
Construction (MI02) telt momenteel
43 experts. In 2013 werden er
21 missies uitgevoerd. Rik Swüste
is sectorcoördinator. ‘We krijgen
steeds meer aanvragen voor koel- en
vriesexperts. In ontwikkelingslanden
worden namelijk steeds meer
landbouwproducten voor export
geproduceerd die een geconditioneerde opslag vragen. Mensen met
die kennis nodig ik uit om zich aan te
melden als expert. Verder zijn experts
met kennis van Spaans en Frans ook
altijd gewild.’
PUM Magazine voorjaar 2014 | 5
HET GESPREK
OPGETEKEND DOOR FRANK STEVERINK | FOTOGRAFIE JEROEN POORTVLIET
Over voedselcrises,
biobased economy
en gentechnologie
Agnes van Ardenne (1950) is voorzitter van het Productschap Tuinbouw. De voormalige
politica en diplomate was staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Ontwikkelings­
samenwerking) in het Kabinet-Balkenende II en minister zonder portefeuille voor
Ontwikkelings­samenwerking in Balkenende III. Van 2007 tot 2011 was zij Permanent
Vertegenwoordiger bij de FAO¹ Rome. Thijs van Praag praat met haar over de voedsel­
crisis. Beiden kennen elkaar al langer, onder andere van de in november gehouden
jubileumconferentie ter gelegenheid van het 35-jarige bestaan van PUM.
1 De Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture
Organization, FAO) van de Verenigde Naties
6 | PUM Magazine voorjaar 2014
Veel PUM-landen zijn voedsel­
producerend. Hoe kijk je met jouw
achtergrond aan tegen de voedsel­
problematiek?
AvA Er zijn nu zeven miljard mensen en we groeien
naar negen miljard. En we hebben maar één aardbol
voor deze groeiende wereldbevolking. Het stagneert
met name op natuurlijke hulpbronnen om voedsel
te kunnen verbouwen. Daar reken ik land, water en
energie toe. Maar vooral ook grondstoffen die nodig
zijn: nitraat, fosfaat, kalium… Dat knelt, nu al.
Laat staan met negen miljard mensen. Als we zo
doorgaan, als we de landbouw, de manier van
voedselproductie en onze leefpatronen niet ver­
anderen, dan lopen we vast. Dan is het heel lastig
om versneld nieuwe processen in te voeren. Je moet
nu beginnen om de voedselproductie en het grondstoffenverbruik een wending te geven. We kunnen
er niet meer op rekenen dat we dat allemaal uit de
grond kunnen halen, of het nu energie, gas, olie,
nitraat, kalium of fosfaat is. We verspillen te veel aan
niet-hernieuwbare grondstoffen. We recirculeren te
weinig. We moeten naar een circulaire economie
waar we hergebruik voorop zetten. Waar we de
reststromen hergebruiken en valoriseren². Water kun
je valoriseren, je kunt er groeistoffen uit halen. Dat
wordt op dit moment op kleine schaal in Gelderland
gedaan met de Waterschappen en de Papier- en
Kartonindustrie. Je kunt nog verder gaan dan alleen
de reststoffen. Je kunt zelfs planten verbouwen vanwege hun grondstoffen. Denk aan omega 3-vetzuren,
eiwitten, vezels, mineralen of vitamines. Het gaat niet
alleen om voedsel, maar ook om voeding. Eén miljard
mensen met obesitas eten verkeerd. Ze eten telkens
hetzelfde. Dat is ook een probleem in ontwikkelingslanden waar geen variëteit is, alleen rijst of maïs
bijvoorbeeld. Dat leidt tot ondervoeding.
We hebben in Nederland veel kennis over gezonde
voeding, én we kunnen met nieuwe nanotechnieken
uit planten de belangrijkste voedingsmiddelen halen.
Voor kinderen, volwassen, maar vooral ook voor
ouderen. We willen allemaal oud worden. Dat kan
alleen als je goede gezonde voeding gebruikt en
blijft bewegen. Maar deze transitie gaat te traag, we
moeten versnellen. Dan bouwen we internationaal
een voorsprong op en kunnen we met onze voedselproductie concurrerend blijven. We zijn nu wereldleider als het gaat om de kwantiteit. Iedereen is altijd
verbaasd hoeveel er in kassen geproduceerd wordt.
Maar dat kunnen andere landen tegenwoordig ook.
Onze kennis over wat er in die planten zit, zouden we
veel beter kunnen benutten voor gezonde voeding en
hergebruik van reststromen. Dat kun je vermarkten in
de hele wereld.
Hoe komt het dat we niet zo gretig
zijn om die voorsprong te behalen?
AvA Omdat we door het gemeenschappelijke
landbouwbeleid van de EU nog steeds veel subsidies
ontvangen. Dat dwingt niet zo snel tot veranderen.
In de tuinbouw heb je veel minder subsidies, maar
daar heb je nog steeds een vragende markt die
bediend wil worden. Daar valt niet meer zo heel veel
méér te verdienen. FrieslandCampina beweert dat we
binnen tien jaar geen melk meer exporteren, maar
datgene wat we uit de melk halen: omega 3-vetzuren,
eiwitten, bouwstoffen voor plastics. Iedereen kan
melk uit de koe halen, maar specifieke grondstoffen
uit de melk halen, dat kan nog bijna niemand. Daar
kun je dus een voorsprong opbouwen. Dat kun je met
een suikerbiet doen, of een bloembol. Men heeft uit
een bloembol een medicijn weten te halen tegen
Alzheimer. Zulke processen en onderzoeken duren
wel tien jaar. Dan moet je het nog zien toe te passen
en het is ook niet altijd rendabel. Dat is ook een
probleem omdat wij als klein land te weinig
massa hebben.
We hebben nu met een groep Nederlandse bedrijven
in de agrofood en tuinbouw, FrieslandCampina,
Suikerunie, AVEBE, de verpakkingsindustrie en DSM
een cluster gevormd om uit planten nieuwe stoffen
te ontwikkelen. Die heeft de agrofoodsector nodig,
de verpakkingsindustrie en de chemie. We hebben
dat opgeschaald naar Europa. Zeventig Europese
bedrijven uit diverse sectoren gaan zeven jaar lang
zoeken naar stoffen die nodig zijn om de wereld te
kunnen blijven voeden, gezond te houden en het
milieu te vergroenen. We hebben dan niets meer
nodig wat onder de grond zit en gaan alles gebruiken
wat we boven de grond laten groeien. Dat heet
biobased economy, onderdeel van de circulaire
economie. Daar hebben we vier miljard euro voor,
drie van het bedrijfsleven en één van de Europese
Commissie. Die gelooft in dit vernieuwende concept.
Om de zeventig bedrijven zit een hele cluster van
kennisinstituten. We hebben uitgerekend dat we zo
een miljard euro aan toegevoegde waarde kunnen
creëren. Dat gaat over meer dan honderdduizend
nieuwe banen in Europa!
TvP Je hebt dan wel mensen nodig die bèta studies
gaan kiezen…
AvA Klopt. Hiermee kunnen we een unieke bijdrage
leveren aan het wereldvoedselprobleem en het
wereldgezondheidsprobleem. Dat is eigenlijk
hetzelfde tegenwoordig.
2 Het verzilveren van wetenschappelijke kennis en techniek
PUM Magazine voorjaar 2014 | 7
HET GESPREK
Nederland is ook goed in de distributie van vers
voedsel naar de steden. Bedenk eens hoe groot de
steden van de toekomst worden. Geen voedsel, dan
ontstaat instabiliteit. Dus elk land heeft een strategie
nodig om stadsbewoners op tijd van gezond voedsel
te voorzien. Daar komt onze kennis weer uitstekend
van pas.
Welke rol speelt gentechnologie bij
al deze vernieuwingen?
AvA Op dit moment geen. Maar als je nou weet dat
je in een suikerbiet stoffen kunt introduceren die
we nodig hebben, medicijnen bijvoorbeeld, dan stop
je die er gewoon in. Dat kan niet in Nederland en
Europa, er is geen draagvlak voor op dit terrein.
Dat vind ik jammer. Als aangetoond is dat het veilig
is, dat er geen probleem is voor volksgezondheid en
milieu, dan laten we een kans liggen. Wil je echt een
sprong maken, dan moet je gentechnologie toelaten,
maar dat is een politiek probleem.
Gaat Amerika ons inhalen, omdat
zij het wel toelaten?
AvA In Amerika en Brazilië hebben ze er geen
probleem mee. Nu zie je het Nederlandse bedrijf
Avantium, dat een 100% plantaardige Coca Cola-fles
heeft ontwikkeld, er over denken te vertrekken uit
Europa. Dan moeten er alarmbellen gaan rinkelen.
Hoe is het gesteld met de voedsel­
veiligheid?
AvA Dat speelt eigenlijk alleen in de vleessector.
Antibiotica bijvoorbeeld wordt nog steeds preventief
gebruikt om verlies te beperken. Een ongelooflijk
schandaal. We zouden overigens allemaal minder
vlees moeten eten. De Nederlander eet gemiddeld
tachtig kilo per persoon per jaar. In Amerika is dat
honderdtwintig kilo. Dat is op zichzelf niet zo gezond.
Maar dat kleine beetje antibiotica zal er dan niet
zo veel toe doen. Het paardenvleesschandaal is van
een andere orde. Dat was niet onveilig, maar de
producent had het moeten melden. Dit is de tijd van
transparantie. Alles komt uit, dat is zo mooi van
deze tijd. Het is niet leuk en we kunnen razend
worden dat er gefraudeerd wordt. Maar als het niet
uitkomt is het erger.
8 | PUM Magazine voorjaar 2014
Dit speelt niet bij plantaardige
producten?
AvA Nee. Ik zeg niet dat er nooit gesjoemeld wordt.
Maar dat er bewust met grote hoeveelheden wordt
geknoeid, zie je daar niet. Grosso modo hebben we
veilig en betrouwbaar voedsel. In de plantaardige
sector hebben we ook een uitstekend tracking &
tracingsysteem, zodat we bij de EHEC-crisis snel
wisten, dat ons land veroorzaker noch onderdeel
van deze crisis was.
Hoe zit het met water?
AvA Dat is zo essentieel. Zonder water geen voedsel.
Daar valt nog een hele slag te maken. Met recirculatie, zoals in de tuinbouw. Of water in tropische
gebieden ‘s nachts opvangen, voordat het ’s ochtends
verdampt. Als je het over voedsel hebt, heb je het
ook over water. En over energie. Want met energie
kan je zout water omzetten in zoet water.
TvP In de logistieke keten valt ook nog veel te
winnen. In India gaat ongeveer 40% van de oogst
verloren door verkeerde opslag en vervoer.
AvA We hebben dat bij de FAO eens laten onderzoeken. Je kunt zeggen dat er meer landbouwgrond
nodig is, maar misschien ligt het probleem elders.
Als je de boer leert wanneer hij moet oogsten – niet
te vroeg of te laat – hoe hij de oogst moet opslaan
(niet te warm/te koud) en naar de markt brengen,
is er veel verlies te beperken. Dat is te leren, zodat je
de opbrengst kunt verhogen. En dan is er nog onze
verspilling. We moeten anders inslaan, zodat we
minder weggooien. Gedragsverandering, dat is het
moeilijkste. Maar we staan voor een omwenteling,
daar ben ik zeker van. Er gebeuren overal inspirerende, nieuwe dingen. Het leven wordt weer leuk!
LOPENDE ZAKEN
TEKST KARIN JENSMA
PUM Business Breakfast
PUM als brug naar internationaal zaken doen
Een derde van PUM’s missies mondt uit in een zogenoemde Business Link. Daarbij brengen we door PUM
geadviseerde mkb-bedrijven uit opkomende markten
in contact met Nederlandse ondernemers. Jaarlijks
ontstaat daaruit voor miljoenen euro aan handel.
Maar wist u dat PUM nog veel meer doet om
Nederlandse ondernemers wegwijs te maken in
ontwikkelingslanden en opkomende markten?
Zo is PUM eind vorig jaar gestart met een netwerk van
partners. Dat is een groep van Nederlandse bedrijven
die graag van elkaar, van PUM’s klanten en van PUMexperts willen leren hoe bepaalde zaken in ontwikkelingslanden werken. Hoe ga je bijvoorbeeld om
met het eigen tempo en ritme van ondernemers in
Afrikaanse landen? En wat doe je als je op maatschappelijk verantwoorde wijze kleding wilt laten
produceren in Bangladesh? PUM koppelt de partners
ook aan Business Links en zet vragen uit van klanten
in ontwikkelingslanden die Nederlandse zakenrelaties
zoeken.
ook onder de aandacht van onze klanten.
Bijvoorbeeld via onze nieuwsbrieven en website.
Opties voor partners
Als een partner op maat gemaakte dienstverlening
zoekt, kan hij kiezen uit meerdere opties. Zo is er
PUM Business, waar we Nederlandse bedrijven
koppelen aan bedrijven in jonge dynamische markten
in het buitenland. Voor € 3.000,- dragen we maximaal vijf potentiële handelsrelaties aan. En dan is er
PUM People, waarbij medewerkers van onze
partner­­bedrijven in Nederland als expert uitgezonden
kunnen worden. Ook is het mogelijk een door PUM
geadviseerd bedrijf te adopteren. PUM brengt het
contact tot stand en het bedrijf zet eigen mede­
werkers in om het ‘adoptiebedrijf’ verder op weg te
helpen. Denk aan kennisoverdracht, maar ook bijvoorbeeld aan tweedehands machines of financiële
middelen. Ten slotte is er PUM Brains, waarbij PUMexperts ingezet kunnen worden voor een bedrijf bij
brainstormsessies of juryactiviteiten.
Partnerbijeenkomsten
Frenk Kapiteijn, PUM’s Relatiemanager Zakelijke
Markt legt uit: ‘Meerdere keren per jaar komen de
partners bij elkaar. De eerstvolgende keer is op 13 mei
2014. We concentreren ons dan op zaken doen in
ontwikkelingslanden. We hebben een paar interessante sprekers bereid gevonden hun ervaringen te
delen over onder andere de zoektocht naar lokale
partners. Daarnaast is er natuurlijk veel ruimte om
te netwerken.’ Toetreden tot dit netwerk kost € 750,per jaar. Naast toegang tot de bijeenkomsten en koppeling aan Business Links, brengen we de partners
Kent u bedrijven die dit interessant vinden? Neem hen dan eens mee
naar een netwerkbijeenkomst bij PUM. Een simpel mailbericht of
een telefoontje volstaat. Meer informatie vindt u op de website:
www.pum.nl/content/Word_partner-NL.
Ik hoor graag van u!
Frenk Kapiteijn,
PUM Relatiemanager Zakelijke Markt
[email protected] tel. 070 3490506.
PUM Magazine voorjaar 2014 | 9
MISSIE IN MYANMAR
TEKST FRANK STEVERINK FOTOGRAFIE JAN HERMKENS / DÉNISE TEN BOKUM
VAN VAKIDIOOT NAAR ONDERNEMER
Jan Hermkes heeft een
leven in de revalidatietechniek achter de
rug, zoals hij het zelf
omschrijft. Ruim
veertig jaar hield hij
zich bezig met de techniek rond hulpmiddelen
voor gehandicapten.
Hij reisde naar het
straatarme Birma
om een orthopedisch
bedrijf te helpen.
10 | PUM Magazine voorjaar 2014
Jan Hermkes rolde als autodidact het
bedrijfsleven in en deed al doende kennis
en ervaring op. Mensen die door vergroeiingen niet zelfstandig meer kunnen zitten,
voorziet hij van hulpstukken. Hij specialiseerde zich in meetapparatuur, waardoor
beslissingen objectief genomen kunnen
worden, in plaats van ‘ik denk dat het zo
goed is’. Afgelopen zomer kreeg hij de uitnodiging om een orthopedisch bedrijf in
Myanmar (vroeger Birma) te helpen. Jan
Hermkes: ‘Mij was al duidelijk gemaakt
dat het land zo’n vijftig jaar achterloopt
in zijn ontwikkeling, en dat bleek aardig
te kloppen. Sinds het militaire regime zich
aan het omvormen is naar een parlementaire democratie volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. Al schort er nog
ontzettend veel aan als je het vergelijkt
met hoe wij in West-Europa leven. Er is
nauwelijks een bankensysteem en de
gezondheidszorg is ook niet georganiseerd. Iedere burger betaalt zijn eigen
kosten voor arts, ziekenhuis enzovoort,
en ook voor hulpmiddelen. Aangezien de
mensen over het algemeen erg arm zijn,
uitzonderingen daargelaten, komt men
te kort en doet men soms een beroep op
hulporganisaties. Militairen hebben recht
op volledige gratis verzorging.’
Grote ambities
Jan Hermkes kwam terecht bij een klein
bedrijf met grote ambities. ‘Ze weten iets
van de moderne technieken maar hebben
die nog niet binnen bereik, mede vanwege
de hoge investeringen die daarvoor nodig
zijn. Maar er verrijst een nieuw bedrijfs­
gebouw, op een nieuwe locatie dicht bij
de luchthaven, en ze zoeken naar verdere
mogelijkheden om te innoveren en uit
te breiden. Het is het enige particuliere
bedrijf op dit gebied in Myanmar. Kansen
genoeg dus.’ Samen met de eigenaar
en een tolk heeft hij zo’n tien dagen lang
plannen gesmeed. Eerst moet het gebouw
worden afgemaakt. En dan moeten ze zich
richten op geld opzij zetten om machines
en apparatuur te kunnen aanschaffen.
Bankkrediet is een onbekend verschijnsel
in Myanmar. ‘We werken er naar toe om
over ongeveer een half jaar een aantal
stappen te hebben gemaakt. Zodat we
verder kunnen werken aan een gedegen
ondernemingsplan waarmee we ook financieringsmogelijkheden kunnen benutten.’
JAN HER
MKES
‘het ontbreekt aan
een zakelijke aanpak’
Zeven dagen per week
De eigenaar van het orthopedisch bedrijf
werkt met zijn twaalf medewerkers zeven
dagen per week. Hij is de enige met
kennis, een echte vakman, de anderen
zijn uitvoerders. ‘Er is een enorme
behoefte aan kennis. Deze ondernemer
is een echte vakidioot. Hij is in het leger
geweest en heeft daar een training gehad
tot orthopedisch instrumentenmaker. Bij
ons krijg je een HBO-opleiding van vier
jaar, maar dat heb je daar niet. Met zijn
winkeltje is het sappelen, want niemand
kan het eigenlijk betalen. Maar hij is wel
op de goede weg. De grote uitdaging voor
hem is zich te ontwikkelen van vakidioot
naar ondernemer. Ambitie is er genoeg,
maar het ontbreekt aan een zakelijke
aanpak. Hij kan goed met patiënten
omgaan, dat zag ik de eerste dag al,
maar hij moet ook omzet maken.
De meeste mensen kunnen niets betalen
en zijn afhankelijk van liefdadigheid.
Alleen de elite die nauwe banden heeft
met het leger kan alles betalen.’
Vooruit leren denken
In zijn rapport beschreef de expert zijn
aanbevelingen op het gebied van innovatie, productie en distributie. Hij gaf
aanbevelingen voor de korte, middellange
en lange termijn. Als ze alle aanbevelingen opvolgen, kan na een half jaar
een businessplan worden gemaakt. Jan
Hermkens: ‘Ik heb hem echt moeten leren
vooruit te denken, planmatig te denken.
Over omzet met name. Hij ziet innovatie
vooral als een manier om technisch beter
te worden, maar het is natuurlijk ook een
manier om als ondernemer beter te floreren. Het heeft me ruim een week gekost
om hem dat aan zijn verstand te brengen.‘
Rond Yangon
De missie bestond niet alleen uit werken,
hij had ook tijd om in en rond Yangon
bezienswaardigheden te bezoeken. Steeds
meer toeristen bezoeken het boeddhistische land nu het zich van een militaire
dictatuur tot democratie omvormt.
Jan Hermkens bezocht naast tempels ook
een klooster in de jungle. Een grote groep
monniken leeft hier en het klooster is
een pelgrimsoord dat druk wordt bezocht:
‘Jammer genoeg mocht ik geen foto’s
maken van deze indrukwekkende
belevenis. Ik ben teruggereisd in de overtuiging dat het bedrijf daar genoeg stof
heeft om vooruit te werken. Zelf ben ik
een prachtige ervaring rijker.’
PUM Magazine voorjaar 2014 | 11
SPECIAL Voedsel special
TEKST FRANK STEVERINK FOTOGRAFIE LIDWINE DELLAERT O.A.
Van Afghaanse melk tot
Afrikaanse zonnebloem
Een derde van alle PUM-missies heeft met voedsel te maken. In deze
special laten we een klant aan het woord die aan de wieg stond van
de grootste melkfabriek van Afghanistan. Met dank aan de kennis
van onze experts. Verder: geur- en smaakstoffen in Indonesië en
Tanzaniaanse zonnebloemen.
12 | PUM Magazine voorjaar 2014
Nico Maat & Mirwais Momand
Afghaanse melk
De eerste PUM-missie voor een bedrijf in
Afghanistan is tegelijk een heel bijzondere.
Jules Brummelhuis, sectorcoördinator
zuivel, vertelt: ‘we werden benaderd door
Mirwais Momand, de initiatiefnemer van
het project, om hem met onze kennis en
ervaring te ondersteunen bij de realisatie
van een complete melkfabriek in Kabul,
Afghanistan. Dat hebben we gedaan, zij
het dat we de ondersteuning in Nederland
gaven met een team van specialisten:
architect Durk Wijnia; Koos Boon, expert
met veel ervaring in zuivelfabrieken,
Willy Vloet expert in koeltechniek,
Henk Vrielink voor energie/elektra,
George Schröder voor de bereiding van
proceswater en Hans Schwarte voor het
opstellen van contracten.’
Voorbereiding en overleg
‘We hebben overlegd met
Van de Heuvel Dairy & Food Equipment
in Molenaarsgraaf, maar ook met
Nederlandse leveranciers van generatoren, water­filtratiesystemen en ingrediënten, zoals bacterie­culturen voor de
yoghurtbereiding. Tenslotte was er
ondersteuning bij de gesprekken met
Nederlandse bedrijven die melkpoeder
leveren. Want in het begin worden de
zuivel­producten deels op basis van
op­geloste melkpoeder gemaakt.
We vergaderden meestal bij
Van de Heuvel in Molenaarsgraaf, omdat
daar de zuivelapparatuur werd geassembleerd en getest voor transport naar
Afghanistan. De kosten voor de ondersteuning door PUM-experts betroffen in
wezen alleen reiskosten, zodat het al met
al nog geen € 1.000,- gekost heeft. Als het
project in commerciële handen was
geweest, zouden de kosten zo hoog zijn
geweest dat het project niet haalbaar
zou zijn!’
PUM Magazine voorjaar 2014 | 13
SPECIAL Voedsel special
Wat vooraf ging…
Besturen op afstand
Mirwais Momand, Nederlands Afghaan en
afgestudeerd in financieel management
aan de Universeit van Tilburg, begon in
2012 zijn eigen bedrijf. Hij had het plan
opgevat om een zuivelfabriek in Kabul op
te zetten. Dat idee ontstond tijdens een
reis naar Kabul, waar hij als vrijwilliger
werkte voor een stichting om weeskinderen te helpen, die hij met paar andere
studenten had opgezet. Hij bezocht een
winkel en zag dat de kaas over de datum
was. Hij ontdekte dat de kwaliteit van
de melk en andere zuivelproducten ook
slecht was en de prijzen waren in ver­
gelijking met Nederland relatief hoog.
De oorlog heeft de zuivelsector verwoest
zoals alle andere sectoren. De huidige
markt is afhankelijk van import en er
worden meestal slechte producten geïmporteerd, zogeheten dumpproducten.
Mirwais Momand: ‘Ik wist niet wat ik
moest doen met mijn idee. Ik zou eigenlijk
bij een bank gaan werken. Toen heb ik zelf
onderzoek gedaan. Wat is er op de markt,
hoe liggen de wereldprijzen? Uiteindelijk
leverde dat een businessplan op van
tachtig pagina’s. Toen ben ik op zoek
gegaan naar partijen die kennis hadden.
Zo kwam ik bij de firma Van den Heuvel.
Ik ben er gewoon langsgegaan. Zij maken
de benodigde apparatuur en ze hebben
heel veel ervaring in het buitenland.
Vanaf het begin was er een soort vertrouwen. Een coach die me adviseerde,
Leo van Minnen, oud-directeur bij
Campina, vertelde me over PUM. Zo kwam
ik in contact met Jules Brummelhuis,
die meteen enthousiast was.’
Nico Maat, Managing Director bij Van den
Heuvel Dairy and Food Equipments:
‘We zijn een internationaal georiënteerd
bedrijf. Voorheen waren we heel veel in
Rusland, nu meer in Afrika en we hebben
onze thuismarkt hier in Nederland,
België en Duitsland. En nu dus
Afghanistan. Het heeft heel wat
gesprekken gekost, maar de communicatie is goed verlopen en we hebben uiteindelijk een minderheidsbelang in dit
project genomen. Het probleem van
Mirwais was dat hij niks van zuivel wist.
Die kennis kwam van de PUM-experts.
We kennen PUM en veel experts overigens
al jaren. Het spannendste moet nog
komen, als de fabriek gaat lopen en de
melk in de markt wordt gezet. We gaan
het monitoren en zullen onderhoud
leveren. Besturen kunnen we op afstand.
We blijven nauw betrokken.’
De fabriekshal is inmiddels af en de
container met machines is klaar om
verscheept te worden. De fabriek, die een
maximum capaciteit van 40.000 liter
heeft, zal werk geven aan honderd
mensen. De volgende fases zijn: collectie
van lokale melk, boeren trainen en een
microfinancieringsprogramma opzetten.
Zodat boeren vee kunnen verwerven en
dan de melk kunnen terugverkopen.
Mirwais Momand: ‘Met dit project kunnen
levens veranderd worden. PUM heeft
geholpen om het te kunnen realiseren.’
14 | PUM Magazine voorjaar 2014
Dat het een prijzenswaardig project is wat
Mirwais Momand heeft opgezet, bleek wel
door zijn deelname aan de Partnership
Verkiezing 2013 (een initiatief van
The Punchy Pack en o.a. het ministerie
van Buitenlandse Zaken). Het project
kwam namelijk als winnaar uit de bus in
de categorie mkb. De jury was van mening
dat de combinatie Mido Dairy (lokale
kennis), Van den Heuvel (technische
kennis) en PUM (praktische kennis)
een ideaal partnership is. Dit jaar
zullen we zien hoe het in de praktijk uit
gaat werken!
GEUR­
SPECIALIST
VAN C-MERK
NAAR B-MERK
Geurspecialist Romke Hengst
bezocht een producent van geur- en
smaakstoffen in Indonesië. Toevallig
werd het bedrijf bezocht door
Bermard Wientjes tijdens de handelsmissie naar dat land vorig jaar. De
ondernemer schreef een ronkende
bedankbrief aan Bernard Wientjes in
zijn hoedanighheid van PUMbestuursvoorzitter. Romke Hengst:
‘het was een vervolgmissie, dus ik
kwam er om te kijken of ze de aan­
bevelingen hadden overgenomen.
Nu zijn ze toe aan een volgende stap
en dat gaat om sales en marketing.
Ik kwam er al snel achter dat het
echte probleem op dat gebied bij het
management ligt. Het is een familiebedrijf en dat leidt er toe dat niet
altijd de beste mensen op de juiste
plekken komen. In dit geval speelt er
ook nog mee dat Chinezen in de
handel een belangrijke rol spelen.
Alleen al om die reden zou je eigenlijk ook een Chinees in de marketingafdeling moeten hebben. Ik heb
ze ervan geprobeerd te overtuigen
dat ze in dit opzicht echt een slag
moeten maken en dat ze dan kunnen
doorgroeien van een lokaal C-merk
naar een B-merk. Dat is het hoogst
haalbare. De A-merken zijn allemaal
in handen van multinationals.’
Romke Hengst
Tanzaniaanse
zonnebloemen
Op naar een betere opbrengst
PUM-expert Lidwine Dellaert: ‘ik heb een
Demonstratievelden
Charles Lasway is verantwoordelijk voor het land­
nachtvlucht van Amsterdam naar Nairobi
bouw­programma van ICS (Investing in Children and
met Kenian Air. Van daar verder met de
their Societies).
Tanziaanse maatschappij Precision Air Ways Dit seizoen heeft hij op krediet zonnebloemzaad aan
750 boeren en maïszaad aan 2.000 boeren geleverd.
in een klein vliegtuigje naar Muanza, waar
Hij is mijn counterpart en via e-mail hebben we al
ik om 9.00 uur plaatselijke tijd arriveer. Het globaal het programma voor de komende twee weken
is een klein rommelig vliegveldje. Jonathan besproken. We zullen onder andere in twee regio’s
Kifunda, manager van ICS, wacht me buiten een demonstratieveld aanleggen met best practices
bij verschillende zonnebloemrassen. Maar wat
op. Ik ben hier om ICS te adviseren over ver­ precies hier de best practices zijn, is nog niet bekend.
betering van hun zonnebloemprogramma.
Het is fijn om Charles nu persoonlijk te ontmoeten.
Hij is landbouweconoom en hij heeft vooral behoefte
Hun vraag aan PUM was: ‘hoe kan ICSaan teelttechnische begeleiding. We werken de
Tanzania zorgen dat de opbrengst van
demovelden verder uit en berekenen wat we precies
zonne­bloemen bij de kleine boer de
nodig hebben aan zaden, kunstmest enzovoort.
ICS heeft geen voorraad en alles moet worden aan­
komende tien jaar wordt verviervoudigd.’
geschaft, inclusief meetlint en dergelijke.
PUM Magazine voorjaar 2014 | 15
SPECIAL Voedsel special
Kiemkracht
Helaas, de NPK-mest kan niet geleverd worden.
Dus beperken we ons tot de beschikbare kunstmest
Urea en Calcium Nitraat. Een deel van de zaden is
gearriveerd, productiejaar is 2012. Zijn ze dan nog
wel goed? Er lijken ook wat insecten in te zitten en ze
zijn niet erg goed geschoond. De winkelier verzekert
ons dat de kiemkracht van het gecertificeerde Recordzaad goed is. We gaan met hem mee naar een veld
dat met hetzelfde lot in november is ingezaaid. Voor
Tanzaniaanse begrippen ziet het er goed uit, maar
ik kijk kritischer. Hoewel er vier zaden per plantgat
uitgezaaid zijn, zijn er veel lege plekken. Ook vertonen
vrij veel planten septoria, een zaadoverdraagbare
bladvlekkenziekte. Waarschijnlijk hier ook via het
zaad geïntroduceerd, want het is de eerste keer dat
hier zonnebloemen worden geteeld. We besluiten
allereerst dat we de zaden voor de demo met de hand
gaan schonen en een kiemproefje zullen doen. Ons
tweede besluit is een bezoek brengen aan zaad­pro­
ducenten van de verschillende rassen, om te zorgen
dat komend seizoen een betere kwaliteit zaad geleverd kan worden. Ook maken we een afspraak met
de zaadcertificerende instantie om meer zicht te
krijgen op hun kwaliteitscontroleproces. De rest van
de dag besteden we aan het uitrekenen en afwegen
van de kunstmest per plot en het maken van maat­
bekertjes (uit waterflesjes) voor de hoeveelheid
kunstmest per rij.
Uitzetten en inzaaien
De eerste demonstratie wordt geplant in Masunula.
Een uitgestrekt dorp met ongeveer vijfhonderd
families. Er is elektra noch water. De meeste bedrijfjes
hebben een paar koeien en geiten en één tot twee hectare land. Het is het eerste jaar dat ICS hier actief is.
John Matthias, op wiens akker de demo komt, heeft
zelf geen koeien. Hij doet het meeste met de hand en
voor het ploegen van ons demoveld huurt hij zijn
buren in. Met nog vijf mensen uit het dorp en de
landbouwvoorlichter van de overheid wordt het veld
in twee dagen uitgezet en ingezaaid. De meeste families in het dorp kopen nooit zaad. Zij selecteren en
bewaren zelf hun zaad van de geoogste producten.
Benieuwd wat zij straks van de nieuwe rassen vinden.
De tweede demonstratie is in Meatu-regio. Het gebied
waar ICS al tien jaar actief is. Op veldbezoek in
Lingeka praten we met Hgelela p.Kingi, secretaris
van dorpsgroepsleiders. Er zijn dertien groepen
die deelnemen aan verschillende ICS-microkrediet­
programma’s, variërend van zonnecellen en zaaizaad
tot het op weg helpen van jonge startende bedrijfjes.
Het is nu voor het derde jaar dat via ICS zaad wordt
geleverd in Lingeka. Tot ieders grote schrik blijkt dit
jaar een van de drie geleverde maïsrassen slecht te
kiemen. Boeren die nog niet gezaaid hadden konden
16 | PUM Magazine voorjaar 2014
hun zaad terug leveren. Voor anderen is men op zoek
gegaan naar ander zaad. Maar dat was niet meer op
tijd te leveren.
Schadeclaim
Ik adviseer om samen een kwaliteitscontroleprotocol
voor zaad op te stellen om dergelijke situaties in de
toekomst te voorkomen. Ook adviseer ik om na te
gaan waar het met deze levering is misgegaan en
een schadeclaim in te dienen bij de leverancier. Het
gaat immers om in maart 2013 “gecertificeerd zaad”.
We maken foto’s van een aantal uitgezaaide velden.
Treurig, die opkomst van PAN 4 M-19, het verschil
met de andere rassen die er direct naast staan is
enorm. Samen lopen we het proces van bestellen,
transport en levering van zaden na en we maken
afspraken met het Tanziaanse zaadcertificerende
instituut TOSCI en de zaadhandel. We krijgen kopieën
van bestelling, levering en transportfacturen. Vreemd
is dat daar geen logo van de zaadleverancier Pannar
op staat. Ik help bij het opstellen van de klacht en de
claim. Deze wordt naar de zaadhandel, met Cc naar
Pannar en TOSCI verzonden. We spreken af dat ICS
mij per e-mail op de hoogte houdt van de reacties,
zodat we de vervolgstappen kunnen bespreken.
Is de doelstelling realistisch?
In principe moet verviervoudiging van de opbrengst
haalbaar zijn want in andere gebieden, buiten
Tanzania, worden wel hoge opbrengsten gehaald.
Of ICS het doel zal halen in deze regio is nog moeilijk
te zeggen en afhankelijk van het feit of of de zaden
die nu uitgegeven worden al een veel hogere
opbrengst­potentie hebben, dat wordt gemeten in de
‘try-outs’. Is dat nog niet zo, dan moeten er andere
verbeterde rassen worden geïntroduceerd. Voorts
hangt het af van verbetering van de bodemvruchtbaarheid (m.n. organische stof) door groenbemesters
en compost. Ook hangt het af van de beschikbaarheid van goed zaad en van kunstmest.’
PUM-expert Lidwine Dellaert
LOPENDE ZAKEN
COLUMN
TEKST FRANK STEVERINK
FOTOGRAFIE INEKE OUWEHAND
PUM in de
Palestijnse
Gebieden
7 december 2013 was er een conferentie in Bethlehem in
het teken van de Nederlands-Palestijnse samenwerking.
Een delegatie onder leiding van premier Rutte, in aanwezigheid
van minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, minister
Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingsamen­
werking en Bernard Wientjes namens VNO-NCW, was er te gast.
Coen van Haeringen – landencoördinator van PUM voor onder
andere de Palestijnse Gebieden – was er ook bij: ‘Het was een
drukbezochte conferentie met meer dan driehonderd Palestijnse
zakenlieden en vertegenwoordigers van NGO’s en overheids­
instellingen. Een grote Nederlandse zakendelegatie reisde mee
in het kielzog van de missie van de minister-president. Tijdens de
missie is er een MoU (Memorandum of Understanding) getekend
tussen een Nederlands en een Palestijns bedrijf. De vertegenwoordiger van PUM, Amjad Qasas was met een groep Palestijnse
ondernemers in oktober in Nederland. Daaruit vloeide dus deze
intentie voort om samen te werken. Hij heeft buitengewoon
nuttig werk gedaan in het bij elkaar brengen van beide partijen.
Tijdens de conferentie in Bethlehem is er ook een bijeenkomst
georganiseerd tussen twaalf PUM-klanten, een afgevaardigde
van minister Ploumen en Bernard Wientjes.’
In PUM Magazine berichtten we al eerder over missies in dit
deel van de wereld, onder andere over een bierbrouwer en een
producent van ijsjes. In 2013 waren er in totaal 36 missies,
tegen 27 en 25 in de jaren daarvoor.
Ontwikkelingssamenwerking: een pleidooi
voor kleinschaligheid?
De afgelopen tien jaar heb ik veel gezien in de wereld
van ontwikkelingssamenwerking. Of mijn zintuigen
altijd dé werkelijkheid hebben waargenomen in die
wereld, is natuurlijk discutabel. De vraag blijft of er
überhaupt een werkelijkheid valt waar te nemen.
Vorig jaar heb ik in een Afrikaans land voor een internationale ontwikkelingsorganisatie onderzoek gedaan
naar de effectiviteit van partnerships. Door desk
research, interviews, enquêtes en workshops probeer
je dan antwoord te vinden op de onderzoeksvraag.
Meten is weten, wordt er geroepen. Maar krijg ik
daarmee inzicht in de werkelijkheid?
In datzelfde Afrikaanse land roept de regering vol trots
dat de Millenniumdoelstelling 2 voor 2015 is behaald:
basisonderwijs voor alle kinderen. Ik heb inderdaad
vastgesteld dat heel veel kinderen naar school gaan.
Zoveel dat er in shifts van drie keer per dag wordt
les­gegeven. Lesgegeven? De kinderen hebben geen
schoolboeken, geen schriften, geen pennen en potloden. Juffen en meesters zijn nauwelijks gemotiveerd,
omdat ze slecht betaald worden. De kinderen zitten in
hun bankjes, dat is gemeten. Of ze daadwerkelijk iets
leren? Dát wordt niet gemeten! Kortom, de werkelijkheid laat zich moeilijk meten, en wij PUM’ers weten
dat maar al te goed! De opdrachtgever was niet blij
met mijn conclusies. Dat verwachtte ik al.
Is ontwikkelingsgeld dus weggegooid geld? Nee hoor,
zeker niet als je hiernaar op microniveau kijkt. Ik heb
nog altijd contact met lokale collega’s waarmee ik
werkte, waar ook ter wereld. Ik heb de positieve ontwikkeling gezien in hun persoonlijk leven. Dat is te danken
aan het intensieve contact dat we samen opbouwden
in de tijd dat we samen werkten aan een project. Op
macroniveau moet er echter nog veel veranderen om
ook op dat niveau volmondig ‘nee’ te kunnen zeggen.
INEKE OUWEHAND
PUM-EXPERT EN STAFVRIJWILLIGER
Bethlehem
PUM Magazine voorjaar 2014 | 17
LEREN VAN ERVARING
TEKST FRANK STEVERINK
Wat
ging mis?
Niet alle missies worden een eclatant succes. Deelnemers
aan de focusgroepgesprekken gaven gemiddeld een 6 als
rapportcijfer. Alex Meerkerk, hoofd Analyse & Monitoring:
‘omgerekend zijn dus drie van de vijf missies succesvol,
volgens de experts zelf. Naar businessmaatstaven is dat
niet slecht.’ We richten daarom nu de spots op een missie
waarbij van alles mis was en waar men geen kennis wilde,
maar een excursie…
Dierenarts Cees van der Sluijs op
missie naar Marokko
‘De aanvrager was de voorzitter van Le groupement
des éleveurs bovins, een coöperatie van veefokkers
in Boumia, centraal Marokko. Men wilde advies over
hoe men de omstandigheden voor koeien kon verbeteren zodat de melkproductie verhoogd kon worden.
Volgens de aanvraag waren er 178 melkveehouders
lid van deze club. Een lokale student die Engels sprak
en zijn vriend kwamen mij afhalen op het vliegveld
van Fez. Ik spreek Frans, dus een tolk is voor mij niet
nodig. De volgende dag kennismaking met de aanvrager en ik heb hem voorgesteld om een plan van
aanpak te maken. Hoe de missie in te vullen? Dat
komt morgen wel! De tweede dag heb ik tien koeien
op één bedrijf gezien. De derde dag acht koeien op
één bedrijf. De tolk begeleidde mij en maakte mij
voorzichtig duidelijk dat de aanvrager problemen
had. Uit plaatsvervangende schaamte heeft de tolk
toen contact gezocht met een inseminator. Ik ben vijf
dagen met de inseminator, die in dienst van de overheid werkte bij een K.I.-club voor vleesvee, op pad
geweest als stimulator voor de kunstmatige
inseminatie.
18 | PUM Magazine voorjaar 2014
Problemen
Telkens kreeg ik een verhaal te horen dat in 2011 een
PUM-expert in de fruitteelt daar geweest was en dat
vervolgens een aantal mensen op een uitgebreide
excursie naar Nederland is geweest. Dat verwachtte
de voorzitter van de melkveehouders, die niets
geregeld had, nu dus ook. Kennelijk probleem één.
Nadat ik hem een week niet had gezien, kon hij
alléén maar excuse, excuse, malesh uitbrengen.
Toen er tóch een seminar was georganiseerd door
mij, de tolk en de voorzitter van een groep van vleesstierenhouders, was hij warempel aanwezig, zeer
sterk riekend naar alcohol. Dát was dus het tweede
probleem. Op het seminar begonnen we met twintig
mensen en na enige tijd zaten er nog zeven mensen.
Van de zeven presen­taties in het Frans in Powerpoint
heb ik er één gehouden. Ik heb de inseminator
gevraagd het evaluatieformulier in te vullen. Als de
lokale vertegenwoordiger van PUM zijn werk goed
had gedaan, en de moeite had genomen kennis te
maken met deze melkveehouderclub en zijn voorzitter, dan was deze aanvraag niet gehonoreerd.
Er toch maar het beste van maken
Ik heb overwogen om voortijdig te vertrekken. Om
de sfeer niet te bederven en vanwege het feit dat de
aanvrager mij per auto voor de terugreis naar Fez
moest brengen, 230 kilometer verderop, heb ik er
met assistentie van de inseminator en de tolk het
beste van gemaakt. Vanaf 2002 heb ik voor PUM
24 missies mogen uitvoeren in de rundveehouderij
en kleinschalige pluimvee. Daarvan zijn er twee die
ernstig onvoldoende scoren. De andere geef ik
allemaal voldoende tot goed. Het werk bracht mij op
onverwachte plekken bij veel verschillende mensen
en volken. Ik heb er veel van geleerd!’
Landencoördinator voor Marokko Frans Gosses
reageert: ‘ik herinner me deze situatie nog wel. We
hadden enkele succesvolle projecten in de fruitteelt
gedaan (met Chris van der Riet, sectorcoördinator,
als expert), gevolgd door een business link omdat
de cliënt geïnteresseerd was in het kopen van appelboompjes in Nederland. Diezelfde client kwam toen
met een lead in de rundveehouderij. Die zag er goed
uit want de aanvrager had een semi officiële coördinerende rol die het Marokkaanse ministerie van
landbouw geeft aan prominente landbouwers in een
bepaald gebied. Onze “appel” cliënt had een soort­
gelijke rol dus we gingen er van uit dat hij zijn collega
aan de veeteelt kant goed kende. Onze lokale
vertegenwoordiger is daarop afgegaan en dat vind
ik gezien de omstandigheden ook redelijk. Hij zit in
Rabat op 350 km afstand en had dus niet gelegenheid om persoonlijk kennis van de situatie te nemen.
Statistisch klopt er dan iets niet! Nu is het wel zo dat
op mijn CV met name staat “efficiency- en kwaliteitsverbetering”. Uit ervaring weet ik dat een verbeterslag
inzake efficiency en/of kwaliteit een kwestie is van
langere adem. Twee tot vijf jaar in een middelgrote
onderneming, mede afhankelijk van de geldende
bedrijfscultuur. Met andere woorden succes uitgesloten voor een PUM-expert gedurende één missie
van twee tot drie weken. Hooguit kun je spreken van
adviezen inzake maatregelen tot verbetering, die tot
succes kunnen leiden als die inderdaad ook ter hand
worden genomen!
Bovendien, ervaring hebbend binnen R&D bij
een multinational van het kaliber “World Class
Manufacturing”, waren wij blij, indien er circa 25
tot 30% van gestarte ontwikkelprojecten leidden
tot een zekere mate van succes.’
Dit soort dingen gebeuren en zijn de consequentie
van de lichte, niet bureaucratische structuur die een
vrijwilligersorganisatie als PUM kenmerkt’, aldus
Frans Gosses. ‘Het is jammer dat dit Van der Sluijs is
overkomen die met een meer dan gemiddelde gedrevenheid en ambitie (die hem siert) zich waarschijnlijk
ook meer dan gemiddeld aan de situatie heeft
geërgerd.’
PUM-expert Jan van Splunder schrijft: ‘allereerst ben ik
telkens verwonderd, het PUM Magazine lezend,
dat daar in het algemeen succesvolle missies worden
beschreven. Dat is bevreemdend, daar ikzelf na zes
missies eigenlijk nog niet één succesvolle missie
heb volbracht, in termen van onmiddellijk succes.
Ondanks dat ik meer dan eens een predicaat van
“excellent” kreeg in de evaluatie van de opdrachtgever.
PUM Magazine voorjaar 2014 | 19
MISSIE
TEKST FRANK STEVERINK
ÉÉN
BEELD
ZEGT
MEER
DAN
DUIZEND
WOORDEN
Het verhaal achter
de fotowedstrijd
In de vorige PUM Magazine
zag u de drie bekroonde foto’s
van onze fotowedstrijd.
Deze keer vertellen we de
verhalen achter deze foto’s.
20 | PUM Magazine voorjaar 2014
3E PRIJS LUCY PETERS:
ONTWERPEN IN NEPAL
De winnares van de derde prijs, Lucy Peters, had een carrière in
de verslavingszorg toen ze besloot zich op een nieuwe uitdaging
te richten. ‘Ik ontwerp en maak nu tassen van materiaal dat
anders weggegooid zou worden. Bijvoorbeeld leerresten, brandweerslangen of plunjezakken. Het valt in de smaak, ik moet zelfs
mijn best doen om het klein te houden. Het artistieke zit in de
familie. Mijn moeder ontwierp kleding en haar zus ook.’ In de
vrije uren deed Lucy Peters de modeacademie en ontwierp ze
kleding voor haar dochters. Later kwam daar een bijscholing
bij om tassen te maken.
‘Op advies van een schoonzus heb ik me ingeschreven bij PUM.
Een maand later werd ik gebeld voor een intakegesprek en kort
daarop werd ik gevraagd om twee missies te doen in Nepal. In
Kathmandu adviseerde ik een producent van onder meer vilten
kerstdecoraties. Het probleem is dat men daar produceert voor
de westerse markt, maar eigenlijk geen idee heeft wat wij hier
mooi vinden. Als voorbereiding heb ik op verzoek van de groothandel van de Wereldwinkels, die hun producten afneemt,
vooraf gesproken met ontwerpster Frida Badoux. Zij is al eerder
naar deze Nepalese onderneming geweest. Inmiddels zijn de
kerstornamenten al in productie in Nepal. Het tweede project
was in het zuiden van Nepal. De tocht er naar toe was een avontuur. Zeven uur door de bergen met zwaar onweer. Ik zat er met
drie mannen die de hele dag misschien twintig woorden
gesproken hebben. Uiteindelijk kwam ik aan in Sauraha en
moest wel even slikken van het grote hangslot op de kamer waar
ik verbleef. Een dame was daar een souvenirwinkel begonnen en
werkte samen met achtergestelde vrouwen. Maar er was letterlijk
niets. Ik moest ontwerppatronen maken van aan elkaar geplakte
kranten en in plaats van spelden gebruikten we stenen. Dat is
ook wat je op de foto ziet, die de tweede prijs gewonnen heeft
bij de fotowedstrijd. Het gaf me enorme voldoening om met de
dames in Sauraha ontwerpen te tekenen. Ze hebben inmiddels
ook een opdracht gekregen van een Nederlandse webwinkel voor
dertig jurkjes. Ik heb de onderneemster verder adviezen gegeven
hoe ze de inrichting van haar winkel optimaal kon vormgeven
zodat je als klant verleid wordt om iets te kopen.’ Lucy Peters
staat te popelen om aan een volgende missie te beginnen.
1E PRIJS JAN KOEMAN:
2E PRIJS JAN ERFTEMEIJER:
MOTORZAGEN IN
ZAMBIA
Jan Erftemeijers foto, die de tweede prijs won, is gemaakt tijdens
zijn missie naar een zagerij in Zambia. De foto gaat heel specifiek over het onderhoud van motorzagen. ‘Het was erbarmelijk
hoe die eruit zagen. Ze waren drie maanden oud, maar ze leken
wel tien jaar oud! Ik heb de medewerkers daar veiligheidsinstructies gegeven en tips voor het onderhoud. Ook heb ik ze laten zien
dat ze door nauwkeurig en – vooral lager – bomen af te zagen
veel meer rendement konden maken op het hout.’
De foto is genomen op de houtwerf van Rainlands Timber in
Kitwe te Zambia in januari 2011. De houtzagerij en –drogerij is
in handen van een particuliere ondernemer met 75 werknemers.
De aanvraag was onder andere gericht op meer scholing van de
arbeiders, specifiek degenen die zagen met de motorzaag in de
concessies. Het ging om de efficiëntie en veiligheid in de bos­
exploitatie: zagen, uitsnoeien, uitslepen, opladen en transport
naar de fabriek. Mijn achtergrond als voormalig instructeur aan
de bosbouwpraktijkschool kwam hier goed van pas. Op de foto
ben ik aan het uitleggen dat goed onderhoud aan de machine en
het leren slijpen van een scherpe ketting al het halve werk is,
voordat je gezaagd hebt. Onderhoud en veiligheid gaan hand in
hand. Ik ben bosbouwkundige en heb mijn eigen bedrijf in het
oosten van Nederland. Ik adviseer particuliere landgoedeigenaren en regel de uitvoering van geïntegreerd bosbeheer, waarbij
meerder functies in het bos centraal staan, zoals houtproductie,
recreatie en natuur. Ik ben bijzonder vereerd met de tweede
plaats in de fotowedstrijd. Ik had natuurlijk net zoals alle andere
deelnemers nog veel mooiere foto’s van andere projecten. Maar
de PUM-gedachte komt bij deze foto het sterkst naar voren.’
KOEKEN IN SIERRA
LEONE
De hoofdprijs ging naar Jan Koeman die in Sierra Leone een
vrouwencollectief adviseerde. Ze produceren eenvoudige solar
verlichtingsystemen waarover PUM Magazine twee edities
geleden berichtte. Men exploiteert ook een bakkerij en dat is
waar Jan Koeman de prijswinnende foto maakte. Hij kon de prijs
die uitgereikt werd door fotojournalist Vincent Mentzel niet
persoonlijk in ontvangst nemen, omdat hij op dat moment al
weer op een andere missie was, dit keer in Ghana. Het betrof
een associatie van bakkersvrouwen in Atebubu, een groot dorp
met zo’n 50.000 inwoners. Jan Koeman: ‘Er zijn daar zo’n veertig
kleinschalige bakkerijen waar vrijwel uitsluitend vrouwen werken.
Brood bakken is in Ghana echt een vrouwenzaak. De mannen
brengen het brood op hun fiets naar de talrijke kleine dorps­
winkeltjes, meestal niet meer dan een tafel die voor het huis
staat.’
Uit Jans dagboek: ‘Elke keer als ik iets laat zien in de bakkerij,
wordt er meteen gezongen en gedanst. Heel erg leuk en hartverwarmend. Een dag in Ghana werken geeft je meer energie dan
een maand werken in Nederland. Het is mijn taak om nieuwe
ideeën en producten te introduceren.’ Jan Koeman introduceerde
niet alleen nieuwe onbekende producten zoals pizzabroodjes en
Goudse stroopwafels, hij gaf ook marketingadviezen. ‘Ik raad ze
aan om nieuwe producten gratis uit te delen in de kerk op
zondag. Je moet de vraag eerst creëren en als mensen het lekker
vinden, komen ze er zeker op terug.’ Zoals elke PUM-missie is ook
Jan Koemans bezoek aan Ghana een cultureel-antropologische
ervaring. ‘Werken bij 35 graden maakt je na een dag uitgeblust,
maar de dankbaarheid en hartelijkheid van de Ghanezen is haast
onuitputtelijk en maakt veel goed. En waar wij in Nederland nog
veel van kunnen leren is de ontspannen manier waar men daar
met godsdienst omgaat. Iedereen accepteert elkaar zoals hij of
zij is. Christenen, moslims en andere gelovigen gaan respectvol
en tolerant met elkaar om. Op zondag gaat iedereen naar de kerk,
een kerkdienst kan wel drie uur duren, er wordt veel gezongen en
gedanst. Ghana is een heerlijk land en Ghanezen lachen veel.
Vervelende dingen heb ik niet meegemaakt.’
De sector Bakery & Bread Factory hield onlangs een
bijeenkomst waarin de opties besproken worden om de
bakkerijsector in Ghana naar een hoger plan te tillen.
PUM Magazine voorjaar 2014 | 21
MISSIE
TEKST LEO ENTHOVEN
Het gaat om bewustwording
Zuid-Amerikanen
bekommeren
zich om milieu
Met veertien dienstjaren is milieudeskundige Joseph van Oudenhoven een
doorgewinterde PUM’er. Eerst als expert, en de laatste acht en een half jaar
als sectorcoördinator, stelt hij zijn kennis en ervaring beschikbaar. Zeventien
keer was hij voor PUM op pad. Verrassingen zijn de wereld nog niet uit,
is zijn ondervinding.
Zoals gebruikelijk bij PUM-experts
beschikt Joseph van Oudenhoven – oudSectorcoördinator Environment, Cleaner
Production & Industrial Waste – over
een schat aan theoretische kennis en
praktische ervaring op zijn vakgebied.
Dat vakgebied is heel breed, met voor
PUM als belangrijk onderdeel: duurzame
ontwikkeling en productie.
Joseph van Oudenhoven studeerde af
aan de TU Delft als civiel ingenieur.
Daarna werkte hij voor de VN, onder meer
in Uruguay en Iran. Om vervolgens terug
te keren in de collegebanken: opnieuw in
Delft (civiele gezondheidstechniek), en bij
de Amerikaanse Harvard University
(environmental sciences). De daarop­
volgende 25 jaar werkte hij bij Shell
International als milieuadviseur en
milieucoördinator. Na zijn Shelltijd vestigde hij zich als zelfstandig adviseur en
trainer. In 2000 meldde hij zich bij PUM.
‘Met milieuvriendelijk
produceren is veel eer te
behalen’
22 | PUM Magazine voorjaar 2014
Slagerij in Nicaragua
Milieuvriendelijk produceren is een terrein
waar veel eer te behalen valt en met inzet
van alle betrokkenen snel zichtbare
resultaten te boeken zijn. Joseph noemt
het voorbeeld van een slachterij in
Nicaragua. Hij beriep zich bij de slachterij
op dezelfde uitgangspunten die hij altijd
hanteert: een omslag in denken én
werken bewerkstelligen. ‘Jaren geleden
lukte het op deze manier bij de raffinaderij
in Pernis het aantal jaarlijkse overschrijdingen van de milieuvergunning terug te
brengen van honderdveertig naar twee.
Het gaat om het creëren van bewustwording. Dat bereik je door met gevoel met
mensen te praten. Ook als PUM-expert.’
Dat laatste deed hij bij die slachterij, een
van tien bedrijven die meededen aan een
workshop en kort bezocht werd ter
oriëntatie (niet voor advies, maar toch...).
Bij dat bedrijf belandde veel vleesafval
op de vloer. Het personeel reinigde de
vloer met enorme hoeveelheden water.
Het vleesafval en bijbehorende vet
verstopten het waterafvoersysteem. De
waterzuivering werkte niet. Het bedrijf
was ten einde raad en vroeg advies aan
het einde van dat korte bezoek. Als
overtuigd vegetariër lag voor hem de
oplossing voor de hand: bedrijfssluiting.
Hij vertelt het met een twinkeling in zijn
ogen. Begrijpelijkerwijs was dat niet de
bedoeling van de eigenaren. Zijn praktische tips bleken doeltreffend. Bakken
onder de tafels om de vallende brokken
vlees op te vangen, de vloer droog vegen
en dan pas schoon spuiten. Het resultaat
was spectaculair. De hoeveelheid
vleesafval werd miniem, water- en energieverbruik daalden aanzienlijk en de
waterzuivering functioneerde eindelijk.
Fact finding in Colombia
Joseph was in 2011 namens PUM in
Colombia. Voor een aantal bedrijven
verzorgde hij milieuworkshops gericht op
afvalbeheer. Tegelijkertijd bereikte PUM
een aanvraag voor milieuadviezen van de
Zona Franca Santander (ZFS), een
vrijhandelsgebied in de gelijknamige
provincie Santander. PUM stuurde Joseph
op fact finding missie naar de ZFS. ‘De ZFS
wil een groene vrijhandelszone zijn om
zich in positieve zin te onderscheiden van
andere vrijhandelsgebieden in het land,’
aldus Joseph. Hij had slechts enkele
dagen tot zijn beschikking en wilde eerst
antwoorden op elementaire vragen als:
wat willen ze, wat bedoelen ze met groene
zone, hoe ver zijn ze, welke stappen zijn
ze bereid te zetten, hoe is het gesteld met
MISSIE
JOSEPH VAN OUDENHOVEN
‘Een omslag in denken én
werken bewerkstelligen’
hun kennisniveau? Hij had niet verwacht
in die korte tijd verder te komen dan
een inventarisatie. De situatie bleek in
positieve zin een verrassing. ‘Ik kreeg te
maken met jonge, enthousiaste mensen.
Al tijdens de kennismakingsrondleiding
vroegen ze onophoudelijk om suggesties.
Ze waren oprecht bekommerd om het
milieu en wilden hun vrijhandelszone
een voorbeeldfunctie geven in Colombia.’
MER
‘Milieuproblemen zijn symptomen van
tekortkomingen in processen en organisaties,’ aldus Joseph. Dat is bij veel grote
bedrijven zo, dat was bij de slachterij het
geval, en dat was bij de ZFS niet anders.
Om te beginnen vertelde hij de
Colombianen dat een milieueffectrapportage (MER) niet alleen voor de bouwfase
gold, maar ook tijdens het in bedrijf zijn
van de zone. Hij maakte duidelijk welke
onderwerpen in een MER aan bod moeten
komen en aan welke eisen een MER moet
voldoen. ‘Die brengt de bestaande situatie
in kaart, beschrijft welke activiteiten je
gaat ontplooien, welke effecten die op
het milieu hebben en welke maatregelen
je van plan bent te nemen als die effecten
onaanvaardbaar zijn. Dus hoe je de
gevolgen wilt voorkomen of beperken.’
Hij legde uit dat het niet alleen om het
vrijhandelsgebied zelf gaat, maar ook over
de te vestigen bedrijven. ‘Natuurlijk niet
vrijblijvend. Alle betrokkenen moeten een
contract tekenen.’
Op de fiets
Een scala aan onderwerpen belandde op
een actielijst: waterzuivering, duurzame
architectuur en bouwmethoden, invoeren
van een (milieu)managementsysteem en
een milieuhandleiding, kennisvergaring
over de Colombiaanse milieuwetgeving,
erosiecontrole op het geaccidenteerde
ZFS-terrein, afvalscheiding, water- en
energiebesparing, veilige routes voor
vracht- en personeelsverkeer en afvoer
van producten. Een andere suggestie was
zware industrieën op één deel concentreren. Dan zijn er minder wegen voor
zwaar verkeer nodig en het is veiliger.
Ook de gezondheid van werknemers
kwam ter sprake. ‘Ik heb voorgesteld de
werknemers binnen het terrein te laten
fietsen. Een typisch Hollands idee, maar
het werkt! En flexibele werktijden, om af
te wijken van lange lunchpauzes waarin
men alleen maar in de files zat.’
Onder de indruk
In 2012 is hij teruggeweest en hij onderhoudt e-mailcontact. ‘Ik ben diep onder de
indruk van hun aanpak en inspanningen.
Ze werkten letterlijk met een lijst aanbevelingen die ze één voor één afvinken.’ Er is
nog werk te doen. ‘Het management­
systeem ontbrak. De milieuhandleiding
was te dik en niet praktisch. Er is een
handzame samenvatting gemaakt.
Tijdens bouwactiviteiten werd afval niet
opgeruimd. Dat moet voortaan contractueel gebeuren.’ Bij een complex van drie
kantoorgebouwen was afgeweken van
de afgesproken bouwhoogte. Een zogenaamd compromis tussen economische
belangen en milieueisen, maar daardoor
trad wel ernstige horizonvervuiling op.
De teleurstelling liet hij te veel blijken in
verdere gesprekken. Een paar dagen later
hoorde hij dat vertegenwoordigers van
andere vrijhandelsgebieden de ZFS
bezoeken. Omdat ZFS zo’n andere aanpak
heeft en grote milieustappen heeft gezet
en zij van die ervaringen willen leren. Dat
riep gemengde emoties op, van bescheidenheid, schaamte en voldoening, in het
besef dat uiteindelijk het echte doel van
zijn missie was om verandering teweeg te
brengen. En niet om alles meteen aan vereiste maatstaven te willen laten voldoen.
MVO: GÉÉN VINGERTJE
Iets dergelijks speelt zich af met
Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (MVO). Het is goed
dat PUM-deskundigen zich bewust
zijn van hun verantwoordelijkheid,
maar voor de kortstondige, veelal
technische PUM-missies is een
diplomatieke benadering raadzaam.
De meeste deskundigen zijn niet op
de hoogte van alle achtergronden
ter plaatse. Wel kunnen zij, als zij
voldoende vertrouwen bij de klant
hebben, maatschappelijke problemen
te berde brengen. Maar geen
Nederlands vingertje, aldus Joseph
van Oudenhoven.
PUM Magazine voorjaar 2014 | 23
ACHTERGROND
TEKST FRANK STEVERINK
FOCUSGROEPEN
Accent op continue
kwaliteitsmanagement
Van selectie tot vervolgmissie
In het vorige PUM Magazine schreven we over het stelselmatig onderzoek onder
experts over hoe we onze werkwijze kunnen verbeteren. Uit de focusgroepen kwam
naar voren dat men het enorm waardeert dat naar de mening van experts gevraagd
wordt. Maar men is ook erg geïnteresseerd in terugkoppeling over wat PUM ermee
gaat doen. Hier volgen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de focusgroepen, plus een reactie van Thijs van Praag hierop.
De selectie van sommige projecten
doet wenkbrauwen fronsen.
Thijs van Praag reageert hierop: ‘Bij een kleine
3.000 aanvragen per jaar zal er altijd een aantal
blijven die onduidelijk zijn, ook na selectie en
screening. Dan blijkt ter plaatse pas wat er precies
aan de hand is. Als een bedrijf veel te klein blijkt te
zijn, hebben we de policy ‘maak het karwei af en probeer vervolgens wat acquisitie te doen voor nieuwe
klanten’. Als een bedrijf te groot of ‘te rijk’ is, adviseren we om de missie toch af te maken, maar de
klant duidelijk te maken dat die kennis geld waard is.
In ieder geval de discussie hierover beginnen. Als
men bereid is om te betalen, kunnen we alsnog een
rekening sturen. Zo niet, dan is het over en uit. De
expert moet in zo’n geval wel met de klant gaan
praten over geld en dat is niet makkelijk. Maar alleen
constateren dat iemand rijk is (op basis waarvan?)
zonder het gesprek aan te gaan, daar kunnen we niet
veel mee. Als klanten begrijpen dat kennis geld waard
is, zullen ze eerder naar commerciële adviseurs
stappen. Als ze dat leren hebben we ook wat bereikt.’
24 | PUM Magazine voorjaar 2014
De projectomschrijving vindt men
soms vaag en dat werkt door in de
gehele keten. Van matching naar
missie, naar nazorg tot en met
follow-up. Daarom noemen alle
groepen dat er meer aandacht
nodig is voor scherpte in de
projectomschrijvingen (routiniers
vragen hier minder om).
Alex Meerkerk, hoofd Analyse & Monitoring, vertelde in het vorige PUM Magazine al dat lokale vertegenwoordigers geen experts zijn en dus een aanvraag
niet altijd deskundig kunnen beoordelen. Klanten zijn
vaak ook huiverig om hun problemen aan onbekenden uit de doeken te doen. Thijs van Praag hierover: ‘Onze doelgroep zijn bedrijven die niet weten
wat ze niet weten. Daarom zoeken ze ook onze expertise. Het probleem van vage omschrijvingen is
daarom structureel. We trainen lokale vertegenwoordigers wel om het intakegesprek zo goed mogelijk te
doen. Ze krijgen daarvoor specifieke sectorinformatie
en afgelopen jaar is het handboek voor lokale vertegenwoordigers gepubliceerd, met nuttige informatie
voor de intake. Bovendien vragen we experts, als hun
CV door de klant goedgekeurd is, om vóór de missie
contact te leggen met de klant, om te kijken of ze de
aanvraag helderder kunnen krijgen. Als dat niet lukt,
moet de expert wachten tot hij/zij ter plekke is en dus
accepteren dat er enige ‘onscherpte’ blijft.’
Men pleit voor de mogelijkheid
van experts om te sparren met
collega’s (kennis delen via missierapporten, andere experts,
netwerken) en ziet graag dat de
sectorcoördinator een verbindende rol speelt tussen experts.
Thijs van Praag: ‘Nu gebeurt dat via sectorbijeenkomsten en de LinkedIn-groep. We zijn nu bezig om
een geheel nieuwe digitale infrastructuur te bouwen
waarbij ervaringen van missies gedeeld kunnen
worden in forumdiscussies. Ook kan er dan naslagmateriaal gepost worden en kan men contact met
elkaar opnemen en reageren op specifieke vragen om
informatie. Alex Meerkerk vult aan: ‘In de nieuwe
digitale infrastructuur zal de sectorcoördinator meer
een scharnierfunctie vervullen in de communicatie
met experts. Dit geldt zowel voor experts die uitgezonden worden als voor experts die lange tijd niet zijn
uitgezonden. Maar het gaat nog wel enige tijd duren
voor we dat voor elkaar hebben. De nieuwe structuur
moet volgend jaar klaar zijn en dan kunnen we pas
de verbindingen gaan leggen. Voordat de experts
daaraan gewend zijn en er gebruik van maken, zijn
we weer wat verder in de tijd.’
Er is bij experts behoefte aan
informatie over de follow up van
implementatie van aanbevelingen
door klanten. Wat werd er gedaan
met het advies na de missie?
Hoe kan de lokale vertegenwoordiger hier assisteren?
Thijs van Praag: ‘We vinden het heel belangrijk dat
een expert contact houdt met de klant. Daar moet
hij/zij nog tijdens de missie goede afspraken over
maken. Als men dat niet doet - en zeker als er taalproblemen zijn - kan dat problematisch zijn. Het is
van belang dat een expert de landencoördinator, de
project officer en de lokale vertegenwoordiger steeds
een cc stuurt bij correspondentie. Als de communicatie dan stroef verloopt, kunnen zij helpen om die
communicatie weer vlot te trekken. Tijdens de missie
tijd en aandacht besteden aan het implementatieproces na je vertrek is van essentieel belang. Dat
wordt vaak vergeten!’
Men geeft aan weinig sturing te
ervaren van PUM bij het organiseren van een Business Link. De
Business Link is daardoor
sterk afhankelijk van de inzet
van expert. Men pleit voor ondersteuning in de vorm van hulp
door andere experts.
Thijs van Praag: ‘We hebben dit onderwerp expliciet
aangekaart in de survey onder alle experts die vorig
jaar een project deden. We kregen als antwoord
dat ondersteuning niet nodig is. Als mensen wel
ondersteuning willen bij een Business Link, zorgen
we uiteraard graag dat andere experts ingeschakeld
worden. Wel moet de expert die bij het bedrijf op
bezoek is geweest de regie houden voor de
Business Link.’
Een follow-up missie moet een
logische vervolgstap worden.
Thijs van Praag: ‘We werken hieraan door een projectmatige aanpak in te voeren. Als je gevraagd wordt
voor een missie ben je een jaar onder de pannen.
Twee weken voor de missie en de rest van de tijd met
de nazorg en een eventuele vervolgmissie. In de
nieuwe digitale infrastructuur zal daarom ook de
klant centraal staan en niet een enkele missie. Alle
missies, dus de eerste plus eventuele vervolgmissies
en mogelijke Business Links, vormen dan één project.’
Alex Meerkerk vult aan: ‘In die nieuwe projectmatige
aanpak vormt de expert, samen met project officer,
landencoördinator en sectorcoördinator onderdeel
van het project team. Een missie is daarbij niet het
einddoel, maar onderdeel van het lopende traject van
één klant. We werken met die klant net zo lang totdat
zijn/haar ‘problemen’ verholpen zijn en er een substantiële verbetering heeft plaatsgevonden in het
bedrijf (omzetverbetering, kostenverlaging, kwaliteitsverbetering etc.). Dan pas is PUM klaar. Pas wanneer
wij bij de klant deze projectmatige aanpak introduceren zullen ze een vervolgmissie als een logische
vervolgstap ervaren. Wij hebben het dus zelf in de
hand of er een vervolgmissie komt.’
PUM Magazine voorjaar 2014 | 25
ONZE MAN IN...
TEKST FRANK STEVERINK
Martin Schoenmakers in Kathmandu
‘Bezoek Nepal!’
Martin Schoenmakers vertegenwoordigt PUM in Nepal. Samen met de Nepalese
vertegen­woordigster, Lajali Bajracharya, zorgt hij voor een gestage aanvoer van
aanvragers. Het afgelopen jaar leidde dat tot zestig missies. En dat tegenover
42 missies in 2012 en 23 missies in 2011.
Martin Schoenmakers leeft nu ruim zes
jaar in Nepal. Daarvoor woonde hij al
eerder een periode in het Himalayaland.
Hoe kwam hij daar terecht?
‘Mijn oom heeft er jarenlang een hotel
gehad en ik kon daar als general manager
werken. Dat heb ik drie en een half jaar
gedaan. Daarvoor en daarna heb ik enkele
banen in Nederland gehad, onder meer bij
een bank en ik heb in de verkoop gewerkt.
Ik ben wat je in het Engels een Jack of all
trades noemt, een mozaïekcarrière noem
ik dat zelf. Ik heb vroeger informatica
gestudeerd aan de TU Twente en daarna
HEAO bedrijfsinformatica.’
Kruisbestuiving
Het slechte weer in Nederland zat hem in
de weg en toen de kans zich voordeed om
in Nepal in de IT te gaan werken, greep
hij die. Hij kreeg er een andere baan bij,
als freelance interimmanager bij de bouw
van een compostfabriek. Een Nederlandse
26 | PUM Magazine voorjaar 2014
stichting is de eigenaar en een van zijn
taken is om de certificaathouders te
briefen. ‘Sinds 2011 ben ik bovendien
vertegenwoordiger voor PUM. Ik krijg veel
aanvragen via mijn netwerk. Het is erg
leuk om te doen en het maakt het mogelijk om bij allerlei bedrijven in de keuken
te kijken. Zo levert het een effectieve kruisbestuiving op. De aanvragen komen uit
allerlei sectoren: agricultuur, zuivel,
biologische boeren, een bank, een
uitgever, een zilverjuwelier.’
Kleurrijke samenleving
‘Kathmandu is de wat rijkere hoofdstad in
een voor de rest heel arm land. Er zijn 28
miljoen Nepalezen, waarvan twee miljoen
in het buitenland werken als goedkope
arbeidskrachten. De Kathmanduvallei
herbergt drie à vier miljoen inwoners.
Hoewel het land nog steeds een back­
packersparadijs is, zijn er tegenwoordig
ook chiquere manieren om te gaan.
Je hebt hier een totaal andere cultuur
waar je je welkom kunt voelen. Het
hindoeïsme kent hele andere gebruiken.
Als buitenlander geniet je hier een hoge
status, word je vaak bewonderd. Zelf
spreek ik een beetje Nepali, maar de
meeste mensen spreken ook Engels.’ Hij
roemt het prettige klimaat. Van februari
tot november is het lekker, in de zomer
heet. En het is gemakkelijk om dingen
georganiseerd te krijgen. Vergeleken
daarmee is Nederland een technocratische samenleving die wat afstandelijk
aandoet, een grote tegenstelling met
Nepal. ‘Bussen die op de seconde gelijk
rijden, grote digitale infoborden, maar de
warmte van de samenleving lijkt minder.
In Azië is ook van alles mis, maar binnen
de familie is er grote solidariteit.’ Martin
Schoenmakers raadt iedereen aan een
keer het prachtige Nepal te bezoeken.
POST@PUM
Geven en ontvangen in India
Hoger onderwijs en
bijzondere rituelen
Expert Jan Borkent adviseerde Shaheed Bhagat Singh State
Technical Campus (SBSSTC) in Ferozepur (Punjab), een instelling
voor hoger technisch onderwijs met ongeveer 3.500 studenten.
Om de employability van hun studenten te vergroten, wil men
samen­werken met buitenlandse (ook Nederlandse) onderwijs­
instellingen. Een grondige analyse leverde twee nader te
ontwikkelen gebieden op. Structurele samenwerking met het
bedrijfsleven, met aandacht voor MVO en de drie P’s. En (inter)
nationale samen­werking met instellingen van hoger onderwijs.
Wat verder opviel, was de hartverwarmende gastvrijheid tijdens
zijn missie.
Heeft u een mening,
suggestie of anekdote die u wilt
delen met andere
PUM-experts?
Stuur uw mail naar:
‘Ik werd meegenomen naar de Golden
Temple en de border ceremony. De grens­
ceremonie is een dagelijks militair
‘toneelstuk’, opgevoerd tijdens het hijsen
en strijken van de vlag bij de IndiaasPakistaanse grensovergangen bij
Ferozepur en Amritsar. De ceremonie is
voor ieder toegankelijk en speelt zich
af op een soort plein, waar een door­
getrokken streep de grens markeert.
Bij aankomst zag ik links tribunes met
enkele duizenden schreeuwende en
heftig gebarende Pakistani; rechts
tribunes met dito Indiërs. Een half uur
voor zonsondergang arriveerden prachtig
uitgedoste militairen en begon een voor
ons ongelofelijk tafereel. Marcherende
grenssoldaten, met klikkende hakken en
tot boven het hoofd opgegooide voeten,
voerden een symbo­lische strijd op met
geweer- en armbewegingen: wij zijn geen
vrienden. Bijzonder is het strijken van de
vlag. De militair die dat uitvoert, beweegt
zich op vijandelijk gebied. Dat wekt weer
een andere indruk: we zijn ook wel
broeders. De echte wereld is eenduidiger.
Toen ik er was, werden vijf Indiase
soldaten bij de Pakistaanse grens
doodgeschoten door Pakistaanse
soldaten (zegt India). Of door terroristen,
verkleed als Pakistaanse soldaten
(zegt Pakistan).
Golden Temple
De Golden Temple in Amritsar is het
prachtige centrum van het sikhisme, een
afsplitsing van het hindoeïsme. Ongeveer
300-400 jaar geleden ontwikkelden tien
goeroes deze leer, die twee opvallende
verschillen met het hindoeïsme vertoont.
Sikhs aanbidden één godheid, hindoes
hebben veel goden. Voor sikhs zijn
alle mensen gelijk; ze verwerpen het
hindoeïstische kastensysteem. De Golden
Temple heeft vier poorten als teken
van openheid en respect voor andere
godsdiensten: voor hindoes, moslims,
christenen en sikhs. Iedereen is welkom
en kan er gratis eten. Er wordt dagelijks
voor circa 100.000 (geen nul te veel!)
mensen eten bereid. Dat eten was prima
en voedzaam. Het meeste werk wordt
gedaan door grote aantallen vrijwilligers.
Alles hier straalt uit: het is beter te geven
dan te ontvangen.’
Jan Borkent
[email protected]
PUM Magazine voorjaar 2014 | 27
LANDENFOCUS
TEKST FRANK STEVERINK
Bolivia
Rob Zaadnoordijk is – nu nog –
landencoördinator Bolivia.
Maar na vijf jaar wordt het tijd
om het stokje aan iemand
anders over te dragen. Een
goed moment om de focus eens
op dit Zuid-Amerikaanse land
te richten.
‘Het is een fantastisch land, erg gevarieerd en mooi. Het Amazonegebied ligt
bij wijze van spreken op zeeniveau en
de Andes op 4.000 meter hoogte. Daar­
tussenin allerlei gebieden met hun eigen
kenmerken. Dat levert hele verschillende
culturen op, maar ook grote verschillen
in industrie, nijverheid en dergelijke.
De echte Indianenvolken zitten rond
de Andes en in het Amazonegebied, in
het middengebied vind je veel afstammelingen uit de Spaanse tijd. Wat me het
meest bijgebleven is, gedurende de
afgelopen vijf jaar, is het effect van PUMwerk. Hoe je met weinig middelen effect
kunt bereiken. In een aantal segmenten
hebben we ons heel goed kunnen profileren door de sectorale aanpak, waaronder de ijzergieterijen. Die branche is
mede door sectorcoördinator Jan Abbel
op een hoger niveau gekomen. We zijn nu
druk bezig in de veeteelt. We proberen de
kennisoverdracht daar zo efficiënt mogelijk te doen. Door trainers te trainen, zodat
het rendement optimaal is. We proberen
met groepen te werken, zodat zoveel
mogelijk mensen meeprofiteren van de
kennis die we overbrengen. Ook de sectorale aanpak in de farmacie is succesvol en
voor het toerisme zijn we een programma
aan het voorbereiden. De Bolivianen heb
ik ervaren als heel sociaal. Dat dwingt het
socialistische systeem ook af. Verder zijn
ze heel leergierig. Zoals zo vaak in ontwikkelingslanden moet eerst de vonk overspringen. Maar als die overgesprongen is,
dan kan er heel veel gedaan worden.’
Brazilië
Peru
Bolivia
Pa
ra
gu
ay
Argentinië
BOLIVIA
10,5 miljoen inwoners
BNP per capita: $ 5.099 (2012)
Armoede: 53%
Bijzonder: 37 officiële talen
(bron: Wikipedia)
PUM KOMT OVERAL
TEKST FRANK STEVERINK
PUM-expert Max Kooijmans bezocht in
Ethiopië een onderneemster die in Finland
studeerde. Ze is nu terug in haar land
om daar een moderne modelboerderij op
Fins niveau op te zetten.
Tijdens de missie werd hij rondgereden
door een chauffeur die de hele wereld
wilde laten weten dat hij voor PUM
werkte. De foto zegt verder genoeg.
Max Kooijmans: ‘De missie moet helpen
bij het financieren van de droom van de
boerin. Tijdens de communistische
periode werd haar moeder onteigend.
De onderneemster beloofde haar moeder
dat ze het landgoed ooit terug zou kopen.
En ze hield woord, er werden tien
gezinnen uitgekocht. Haar doel is nu de
veeteelt op een hoger niveau brengen
en werkgelegenheid creëren.’
ALTIJD IN CONTACT
Er zijn momenten dat een vrijwilliger contact wil
hebben met PUM. De vaste staf is tijdens kantooruren bereikbaar voor vragen rond een missie.
Voor vragen over een land of een sector kunt u
respectievelijk­ terecht bij de landen- en sector­
coördinatoren. Zij zijn doorgaans niet op het
PUM-kantoor aanwezig. Hun e-mail adressen staan
op de website.