Download - Windes Geheim

Internationaal ondernemen
Bronvermelding
Titel :
Druk :
Auteur :
Uitgever :
ISBN (boek) :
Internationaal ondernemen
1
R. Jethu-Ramsoedh en M. Hendrickx
Noordhoff Uitgevers
9789001792244
Aantal hoofdstukken (boek) :
Aantal pagina’s (boek) :
10
324
De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je
dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft.
Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden aan altijd het bijbehorende
studieboek te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel staan diverse verwijzingen naar het studieboek
op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt.
Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2012 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever
van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kun je je per email wenden
tot [email protected].
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding in internationaal ondernemen
3
Hoofdstuk 2
Politieke & economische omgeving
6
Hoofdstuk 3
Cultuur
9
Hoofdstuk 4
Management & organisatie in een internationale omgeving
11
Hoofdstuk 5
Externe analyse in een internationale omgeving
14
Hoofdstuk 6
Marktentreevormen & internationale marketing
16
Hoofdstuk 7
Interculturele communicatie en management
19
Hoofdstuk 8
Internationaal recht
20
Hoofdstuk 9
Risicomanagement, verzekeringen en financiën
23
Hoofdstuk 10
Logistiek en douane
27
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
Hoofdstuk 1
Inleiding in internationaal ondernemen
1.1 Wat is internationaal ondernemen?
De verkoop van goederen en diensten aan het buitenland, de handelingen die nodig zijn om op de
buitenlandse markt actief te zijn, investeren in het buitenland en de ontwikkeling van internationale
economische activiteiten en het aangaan van een strategische partnerschap zijn kenmerken van
internationaal ondernemen.
Waarom is internationaal ondernemen zo populair en interessant voor ondernemingen geworden?
• De opkomst van lagelonenlanden (waar productie goedkoop is);
• Opengaan van grenzen vergemakkelijkt de internationalisering;
• De opkomst van internet vergemakkelijkt in- en verkoop producten uit/naar de hele wereld;
• Globalisering: een proces van wereldwijde interactie tussen mensen, ondernemingen,
overheden en culturen ondersteund door investeringen in internationale handel en ICT.
Het Bruto Nationaal Product (BNP) omvat de waarde van alle goederen en diensten die in een
bepaalde periode door een bepaalde land zijn geproduceerd.
Tabel 1.1 (zie: hfst. 1; p. 15; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx) toont
het BNP van verschillende landen.
De afgelopen jaren is het BNP van de westerse landen gestagneerd, maar van diverse opkomende
industriële landen flink gegroeid. Vooral de BRIC-landen zullen in de aankomende jaren flink
doorgroeien. Dit zijn de landen Brazilië, Rusland, India en China.
Globalisering kent de volgende voordelen:
• Het leidt tot een verspreide culturele integratie;
• Het draagt bij aan hogere economische groei en welvaart;
• Het deelt technologische kennis.
Daarnaast kent globalisering de volgende nadelen:
• Multinationals krijgen alsmaar meer macht;
• Toename uitbuiting arbeiders in lagelonenlanden;
• Toename ondermijning van lonen in lagelonenlanden.
Figuur 1.1 (zie: hfst. 1; p. 16; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont een globaliseringsscore, waaruit blijkt dat Nederland als derde(!) land scoort. De redenen dat
zo’n klein land een belangrijke plek wereldwijd inneemt komt onder meer door de vele internationale
handelsinspanningen. Ook de positie op technologisch vlak, internationale handelsdrift en het feit
dat Nederland altijd een handelsnatie is geweest dragen bij aan deze score.
De mens en bovenal het milieu en de samenleving kennen gevolgen van de globalisering, vandaar
dat er veel aandacht wordt besteed aan duurzaam internationaal ondernemen.
Een stakeholder is een belanghebbende persoon of organisatie die invloed ondervindt of zelf
invloed kan uitoefenen op een specifieke organisatie, overheid of product.
Binnen het duurzaam internationaal ondernemen staat de stakeholder centraal. Figuur 1.2 (zie: hfst.
1; p. 17; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx) toont een overzicht van
stakeholders voor een onderneming:
• Werknemers;
• Aandeelhouders;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
3
•
•
•
•
•
•
Toeleveranciers;
Klanten;
Overheden;
Gemeenschappen;
Milieugroeperingen;
Sociale groeperingen.
Duurzaam internationaal ondernemen kent de volgende drie pijlers:
• Profit: de winst van een onderneming;
• People: de menselijke aspecten binnen en buiten de onderneming (mensenrechten, lonen,
scholing, gezondheid);
• Planet: het milieu (duurzame energie, grondstoffen).
1.2 Waarom gaan bedrijven de grens over?
Toename van kostprijzen op nationaal niveau, de kans om in lagelonenlanden goedkope producten
te laten produceren of in te kopen ofwel comparatieve kostenvoordelen zijn een belangrijke oorzaak
van internationalisering. Ook productdifferentiatie, marktontwikkeling, kwaliteit en schaalvoordelen
zijn redenen van internationalisering.
Import is het inkopen of invoeren van goederen uit het buitenland, bijvoorbeeld omdat goederen
in het buitenland goedkoper zijn of het product of dienst in Nederland nog niet op de markt is.
Export is het verkopen of uitvoeren van producten naar het buitenland. Het verkrijgen van nieuwe
afzetmarkten, een verzadiging in de binnenlandse markt, het exporteren naar een minder ontwikkeld
land zijn drijfveren en mogelijke redenen van export.
Er zijn diverse proactieve motieven voor internationalisering:
• Belastingvoordelen in het buitenland;
• Winst- en groeidoelstellingen;
• Inspelen op marktkansen in het buitenland;
• Schaalvoordelen;
• Integratie van bedrijfskolom;
• De wil van het management om te exporteren;
• Onderscheidend vermogen van het management.
Daarnaast kennen we de volgende reactieve motieven:
• Korte houdbaarheid van product (er moet wel een nieuwe markt worden aangeboord);
• Concurrentiekracht;
• Verzadigde of te kleine thuismarkt;
• Het benutten van overcapaciteit;
• Verminderen van de afhankelijkheid van klanten en leveranciers;
• Stabilisatie van seizoensinvloeden
1.3 Nederland en internationaal ondernemen
Onder het midden- en kleinbedrijf (MKB) worden ondernemingen met minder dan 250 medewerkers
gerekend. Nederland bestaat voor 99% uit MKB-ondernemingen. In 2007 kwam de export voor
10% voor rekening van grote ondernemingen, het kleinbedrijf had een aandeel van 24%, het
middenbedrijf 32% en een percentage van 34 was onbekend.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
4
Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn voor Nederland de belangrijkste
exportlanden, zij zijn verantwoordelijk voor 52% van de Nederlandse export. Duitsland staat met
stip op 1, met 24% van de Nederlandse export.
Nederland kent een actieve handelsbalans: het exporteert meer dan het importeert ofwel we kennen
een handelsoverschot. Met andere woorden: er komt meer geld in (door export) dan dat er uit gaat
(door import), dus wordt dit positief bevonden.
Ondanks de recessie wordt verwacht dat de economieën wereldwijd gaan groeien. Dit komt vooral
door het krachtige herstel van opkomende economieën, zoals China.
1.4 Organisaties die helpen bij internationaal ondernemen
Tabel 1.3 (zie: hfst. 1; p. 34; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx) toont
een overzicht van organisaties die helpen bij internationaal ondernemen, zoals de Kamer van
Koophandel, Fenedex, Verenigde Naties, G20 en World Economic Forum.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
5
Hoofdstuk 2
Politieke & economische omgeving
2.1 Vrije handel
Door vrij verkeer van goederen en diensten in Europa, hebben consumenten een grotere keuze. Het
gemeenschappelijke handelsbeleid van de EU heeft consequenties voor de Nederlandse
handelspolitiek. De EU heeft ten doel om te zorgen voor een afgewogen, bedachtzame ontwikkeling
op het gebied van duurzame en eerlijke wereldhandel. Het liberaliseren van de handel heeft tot
gevolg dat er een eerlijke concurrentie met producenten in andere landen plaatsvindt. De EU helpt
ontwikkelingslanden door de markt voor export te openen en één gemeenschappelijke importtarief
te heffen.
2.2 Economische samenwerking
We kennen de volgende vormen van economische samenwerking:
• Douane-unie: het afschaffen van alle onderlinge importtarieven, door twee of meer landen
(is eigenlijk een uitgebreide vrijhandelsassociatie)
• Gemeenschappelijke markt: werkt hetzelfde als de douane-unie plus bepalingen omtrent
stimuleren van onderlinge handel.
Doel van de gemeenschappen:
• Duurzame evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteit;
• Broederschap tussen lidstaten;
• Hoog niveau van beschermen en verbeteren levensstandaard en kwaliteit van het bestaan.
• Vrijhandelszone: zonder handelsbelemmerende en –beperkende maatregelen. Landen streven
om de volgende redenen naar vrijhandel:
• Bevorderen van welvaart;
• Voorkomen van handelsoorlog;
• Efficiënte inzet van productiefactoren;
• Stimulans van de economie;
• Bevorderen van handel en investeringen.
Het European Free Trade Association (EFTA) en The North American Free Trade Agreement
(NAFTA) zijn voorbeelden van vrijhandelsassociaties.
Tabel 2.1 (zie: hfst. 2; p. 44; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx) toont
een overzicht (met inwonersaantal, oppervlakte in kilometer en BNP) van de 27 EU-landen gesorteerd
op alfabet: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk,
Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden.
Indien een onderneming melding wil maken van oneerlijke concurrentie kan zij terecht bij het loket
Crash Team Oneerlijke Concurrentie van het ministerie van EZ (Economische Zaken).
Het SOLVIT is een online netwerk waarin EU-lidstaten samen naar een oplossing zoeken voor
problemen bij een verkeerde toepassing van de internetmarktregels voor overheidsinstanties.
2.3 Economische unie en monetaire unie
De Europese Centrale Bank (ECB) is de beleidsbepaler van de Economische Monetaire Unie
(EMU). De EMU omvat de zestien lidstaten van de Europese Unie (EU), die de euro als betaalmiddel
kennen. Dit zijn België, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië,
Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
6
Het Eurosysteem kent de ECB en de nationale centrale banken van de eurolanden.
Het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) is het overkoepelende orgaan van de ECB
en de nationale centrale banken van alle EU-lidstaten (ongeacht of deze landen de euro als
betaalmiddel hebben).
2.4 Protectionisme
Als een land zijn eigen industrie wil beschermen, noemen we dit protectionisme. Een onderneming
die dus buiten de landsgrenzen te werk gaat, moet rekenen op de verschillende vormen van
protectionisme. Tarieven op import van goederen en diensten (invoerrechten) en exportsubsidies
zijn de vaakst voorkomende.
Redenen van protectionisme:
• Overheid verschaft zo meer inkomsten;
• Verbeteren van ruilvoet;
• Het in evenwicht houden van de betalingsbalans;
• Bevordering van de werkgelegenheid;
• Tegengaan van dumping (verkoop tegen kostprijs);
We kennen tarifaire (kosten geld) en non-tarifaire (welke eisen stellen aan de handel) maatregelen.
Non-tarifaire maatregelen worden ook wel nieuw protectionisme genoemd.
De volgende tarifaire maatregelen zijn de belangrijkste:
• Accijnzen (voor bepaalde consumptieproducten: tabak, alcohol, suiker);
• Omzetbelasting (ofwel btw);
• Subsidies en regelingen;
• Contingenten ofwel tariefmaatregelen: maatregelen die er toe leiden dat bij bepaalde producten
geen invoerrechten gelden;
We kennen vier verschillende tariefmaatregelen:
• Antidumpingheffing: Het opleggen van een dumpingrecht, waardoor het dumpingvoordeel
wordt weggenomen;
• Tariefpreferenties: handelspolitieke maatregel waar tegen een bepaald tarief (of nultarief)
producten uit ontwikkelingslanden kunnen worden ingevoerd;
• Tariefcontingenten of quota’s: zoals de tariefpreferenties, maar gebonden aan een quotum
(hoeveelheidbeperking);
• Bijzondere bestemmingen.
• Invoerrechten: het heffen van belastingen door de overheid op goederen en diensten die
worden geïmporteerd.
We onderscheiden de volgende invoerrechten:
• Impliciet: opbouw van tarieven waardoor grondstoffen laag en eindproduct juist zwaar
wordt belast;
• Ad valorem: vaste percentage van de waarde van het product;
• Prohibitief: zodanig hoog tarief dat het product niet meer wordt geïmporteerd;
• Variabel: Hoogte invoerrecht ondergeschikt aan hoogte van de prijs van het product.
(Hoog tarief bij product met lage prijs, laag tarief bij product met hoge prijs);
• Specifiek: vast bedrag per volume van product dat wordt geïmporteerd.
Non-tarifaire maatregelen zijn ook wel maatregelen van de overheid die zorgen voor de vermindering
van invoer uit het buitenland. We kennen de volgende non-tarifaire maatregelen:
• Exportbeperkingen;
• Douaneformaliteiten: aangeven bij de douane van in-, uit- en doorvoer van producten.
• Verscherpte kwaliteitseisen;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
7
• Technische kwaliteitsvoorschriften;
• Administratieve procedures.
Een handelsembargo wordt afgegeven indien er een verbod wordt gegeven op het drijven van
handel van een bepaald land om sociaalpolitieke redenen, zoals een gedeeltelijk embargo om de
onrust in Irak.
De CE-markering geeft aan dat een product voldoet aan bepaalde minimumeisen. Daarnaast
kennen we ook de oorsprongmerking: Made in….
2.5 Internationale organisaties
Omdat de internationale handel alsmaar belangrijker wordt, zijn er tal van organisaties ter
bevordering van de liberalisering van de wereldhandel, welke in deze paragraaf beschreven worden.
De Verenigde Naties (VN) zijn een internationale organisatie, opgericht door 51 landen net na de
Tweede Wereldoorlog in 1945. De intergouvernementele organisatie werkt samen op het gebeid
van mondiale veiligheid, recht, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie
en onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.
De VN heeft daarnaast een aantal organisaties, welke gespecialiseerd zijn:
• World Intellectual Property Organization (WIPO);
• International Labour Organization (ILO);
• Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Het zorgen dat alle landen bij de mondiale handel worden betrokken is de hoofdtaak van de United
Nations for Trade and Development (UNCTAD).
De Wereldhandelsorganisatie ofwel World Trade Organisation (WTO) is een
intergouvernementele organisatie die toeziet op de naleving van afspraken over de handel tussen
landen. De WTO is gevestigd in Genève en kent 150 leden. De WTO staat voor:
• Gelijke tarieven;
• Gelijke handelsvoorwaarden;
• Gelijkheid in handelspraktijken en exportsubsidies;
• Gelijkheid tussen buitenlandse producten en producten van de thuismarkt.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is een organisatie voor monetaire (geld)zaken die
betrekking hebben op de controle van de financiële en economische ontwikkelingen en het
verstrekken van advies ter voorkoming van economische crisissen.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is een
samenwerkingsverband tussen 34 landen voor het bestuderen, bespreken en coördineren van sociaal
en economisch beleid. Op de volgende zaken doet de OESO aanbevelingen:
• Belastingen;
• Mensenrechten;
• Milieu;
• Arbeid;
• Informatieverstrekking;
• Bestrijding corruptie;
• Consumentenbelangen;
• Mededinging.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
8
Hoofdstuk 3
Cultuur
3.1 Wat is cultuur?
Ondernemen over de grenzen betekent zakendoen met personen die andere gewoonten, normen en
waarden hebben. Kennis van cultuur is belangrijk bij internationaal ondernemen. Cultuur beïnvloedt
de manier waarop de mens leeft, denkt, zich organiseert, communiceert en waarneemt.
Figuur 3.1 (zie: hfst. 3; p. 68; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de drie niveaus van mentale programmering:
• Persoonlijkheid (specifiek voor individu, aangeboren en aangeleerd)
• Cultuur (specifiek voor groep, aangeleerd)
• Menselijke cultuur (aangeboren, universeel)
Figuur 3.2 (zie: hfst. 3; p. 69; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont het uidiagram van de Nederlandse socioloog Hofstede. De ui bestaat uit de volgende vier
lagen:
• Symbolen: bepaalde kenmerken van een cultuur, die voor iedereen waarneembaar zijn. Zo
vallen in Nederland ‘gezellig en leuk’ en een glas melk en broodje pindakaas bij de lunch
onder dit begrip;
• Helden: levende of dode, echte of fictieve personen die in een cultuur in hoog aanzien staan;
• Rituelen: karakteristieke handelingen die van generatie op generatie herhaaldelijk worden
doorgevoerd. Een voorbeeld de Oranjegekte rondom een evenement zoals het Europees
Kampioenschap.
• Waarden: waar een persoon zich in zijn diepste wezen aan hecht.
Figuur 3.3 (zie: hfst. 3; p.70; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de verschillende niveaus van cultuur:
• Nationale cultuur
• Zaken/sectorcultuur
• Bedrijfscultuur
• Individueel gedrag.
3.2 Elementen van cultuur
In deze paragraaf worden de belangrijkste elementen van cultuur beschreven:
• Religie;
• Taal: waar non-verbale communicatie belangrijk is, maar ook tijd, ruimte, zakelijke
overeenkomsten, vriendschapspatronen.
• Sociale culturen:
• Opdeling gemeenschap in groepen
• Rol van het individu
3.3 Indelen van culturele verschillen
Met het contextbegrip van Hall worden de culturen vergeleken op basis van contextgevoeligheid
van relaties, die hoog en laag kunnen zijn.
• Lage context: haast geen sprake van een relatie;
• Hoge context: relaties zijn zo sterk, dat men van elkaar weet wat men bedoelt, zonder verbaal
contact.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
9
Geert Hofstede bedacht vijf dimensies die kenmerkend zijn voor de waardesystemen van nationale
culturen:
• Masculiniteit en femininiteit: de verdeling van de rollen tussen mannen en vrouwen binnen
de maatschappij. In een masculien land worden de sekserollen duidelijk gescheiden. Bij
feminiene culturen lopen de mannelijke en vrouwelijke rollen in elkaar over.
• Het individualisme: de culturele houding waarbij het belang van de enkeling boven dat van
de groep staat.
Hofstede onderscheidt:
• Collectivistische culturen: de gemeenschappelijke belangen zijn groter dan die van het
individu;
• Individualistische culturen: belangen van individu staan boven die van de groep.
• De machtsafstand: de machtsafstand en ongelijkheid in de cultuur; tussen sociale klassen,
man en vrouw, ouder en kind, werkgever en werknemer.
• De onzekerheidsvermijding: de angst voor de toekomst binnen een bepaalde cultuur. Heeft
een land een hoge onzekerheidsvermijding, dan worden er veel regels gehanteerd.
De termijngerichtheid: de mate waarin de maatschappij is gericht op de toekomst of juist op het
heden.
Een model waar dieper wordt ingegaan op de relatiecontext van Hall zijn de relationele
cultuurvariabelen van Trompenaars. Hij vraagt zich af hoe een onderneming beïnvloed wordt
door de volgende zeven variabelen:
• Interne versus externe sturing
• Sequentieel versus synchronisch
• Specifiek versus diffuus
• Prestatie versus toeschrijving
• Universalisme versus particularisme
• Individualisme versus communitarisme
• Neutraal versus affectief
3.4 Ethiek
Ethiek is een bezigheid omtrent de kritische bezinning over het juiste handelen. Het zijn standaarden,
normen, principes voor het individueel of ondernemingsgedrag.
Figuur 3.8 (zie: hfst. 3; p.70; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de relatie tussen ethiek en het recht.
De morele standaarden en de cultuur in het land beïnvloeden de volgende relaties:
• Politieke relaties (naleving van de wet, corruptie, etc.)
• Werknemersrelaties (beloning, veiligheid);
• Klantenrelaties (prijs, kwaliteit);
• Organisatorische relaties (samenwerkingsvormen);
• Economische relaties (financieringen).
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
10
Hoofdstuk 4
Management & organisatie in een internationale
omgeving
4.1 Internationaliseren?
Een onderneming die de buitenlandse markt gaat betreden kan tegen de volgende problemen oplopen:
• Zelf-referentiecentrum ofwel de gewoonten en gebruiken in het thuisland en de gewoonten,
gebruiken en culturen in het buitenland over één kam scheren;
• Interne organisatie moet danig worden aangepast;
• Aanloopperiode moet worden overleefd;
• Kosten en risico’s zijn beduidend hoger in buitenland.
• Er is meer werkkapitaal nodig;
• Producten moeten drastisch worden aangepast.
4.2 Strategisch management
Ondernemingen kunnen toetreden tot de buitenlandse markt zien als een strategische keuze om te
groeien. Voordat de onderneming deze groei realiseert, zal het een strategisch plan moeten opstellen,
dat deel uitmaakt van internationaal strategisch management: een allesbepalend en omvattend
planningsproces voor formuleren en implementeren van strategieën zodat de onderneming effectief
kan concurreren in de buitenlandse markt.
Voordat zo’n plan kan worden geschreven, moet een onderneming eerst antwoord geven op cruciale
en basale vragen:
• Welke producten of diensten gaan we op de buitenlandse markt aanbieden?
• Hoe gaan we deze producten of diensten inkopen?
• Hoe gaan we deze producten of diensten verkopen?
• Waar en hoe gaan we deze producten aanbieden?
• Welke buitenlandse markten zijn aantrekkelijk en welke niet?
• Is de organisatie capabel om de buitenlandse markt überhaupt te betreden?
• Wat zijn de kansen op winstgevendheid en hoe snel verwachten we winst?
Het formuleren van een internationale strategie kan aan de hand van vijf stappen:
1. Visie, missie, waarden
2. SWOT en groeimotoren
3. Strategische doelen formuleren
4. Tactische doelen en plannen maken
5. Evaluatie- en controlesysteem opzetten
Een visie is het toekomstbeeld van de onderneming. De missie beschrijft de manier waarop de visie
wordt gerealiseerd en de waarden van een onderneming beschrijven de manier waarop de missie
wordt gerealiseerd.
Bij de tweede stap wordt de interne omgeving bestudeerd, aan de hand van de SWOT en de bepaling
van vijf groeimotoren.
SWOT staat voor Strengths (sterktes), Weaknesses (zwaktes), Opportunities (kansen) en Threats
(bedreigingen), die uit de interne omgeving (S en W) en de externe omgeving (O en T) worden
bepaald.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
11
Figuur 4.2 (zie: hfst. 4; p.103; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont het evenwicht in de vijf groeimotoren en koppeling met de SWOT. De vijf groeimotoren zijn:
• Markt;
• Technologie;
• Mensen;
• Organisatie;
• Kapitaal.
De te formuleren strategische doelen moeten haalbaar, meetbaar en realiseerbaar zijn. We
onderscheiden internationale strategie, multinationale strategie en mondiale strategie.
Stap 4 omvat de taak om de in stap 3 benoemde strategieën te kunnen verwezenlijken. Dit kan door
één of meerdere afdelingen worden gedaan, bijvoorbeeld door: Marketing, R&D, Productie, Sales.
De laatste stap omvat de controle en evaluatie.
4.3 Value Chain analyse
Figuur 4.3 (zie: hfst. 4; p. 105; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de waardeketen (value chain) van Michael Porter. Het model is gericht op het verkrijgen en
behalen van een concurrentievoordeel en onderscheidt zich door primaire en ondersteunende
activiteiten.
De primaire activiteiten voegen rechtstreeks waarde toe aan de onderneming:
• Service;
• Marketing en verkoop
• Operaties;
• Uitgaande logistiek;
• Ingaande logistiek.
De volgende activiteiten worden als ondersteunend beschouwd:
• Infrastructuur;
• Verwerving;
• Managen;
• Technologische ontwikkeling.
Een onderneming kan door het onderscheiden qua prijs, productdifferentiatie of door een krachtige
positionering van het product een differentieel voordeel verkrijgen.
Voorbeelden uit de praktijk zijn bijvoorbeeld Zeeman (differentiatie op prijs), Heineken met zijn
krachtige proposities (Heerlijk Helder Heineken en Biertje?) en Ferrari, dat met een kwalitatief en
exclusief product zich op de nicemarkt richt.
4.4 Strategische planning
Bij de strategische planning staat de implementatie van de strategie centraal. Een onderneming kan
een afweging maken om wel of niet te plannen.
Een voordeel van plannen is bijvoorbeeld voldoende tijd om voldoende kennis te verwerven en het
leidt tot bewustwording van de onderneming. Een nadeel ervan is de factor tijd.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
12
4.5 Interne organisatie
Het inrichten van een organisatie met als doel dat medewerkers hun taken kunnen waarmaken wordt
ook wel interne organisatie genoemd.
Ondernemingen die actief zijn op de buitenlandse markt kennen vier werkniveaus:
• Productgericht;
• Marktgericht eenvoudig.
• Marktgericht absoluut;
• Marktgericht complex.
4.6 Human Resource Management
Personeel is voor elke onderneming belangrijk, zo ook voor een onderneming die aan de vooravond
van internationalisering staat. Door ontwikkeling en het behouden van effectief personeel en
aantrekken van adequaat personeel kan een onderneming op effectieve wijze de buitenlandse markt
betreden.
Met betrekking tot internationale personeelsbezetting kan een onderneming kiezen voor drie
methoden:
• Geocentrisch: buitenlandse vestiging wordt geleid door de kwalitatief beste manager;
• Etnocentrisch: Alle beslissingen worden door de top genomen;
• Polycentrisch: Een manager afkomstig uit het land waar zaken wordt gedaan, gaat de vestiging
runnen.
Figuur 4.7 (zie: hfst. 4; p. 116; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de vier niveaus van werken:
• Werk op absoluut niveau: werk dat in ieder land kan worden uitgevoerd;
• Werk op professioneel niveau: binnen het specifieke beroep;
• Werk op sociaal niveau: binnen sociale verbanden en structuren;
• Werk op familieniveau: waar gezinnen in een familiebedrijf werken of de bekende Nederlandse
familiebedrijven die zijn uitgegroeid tot multinational (C&A, Blokker).
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
13
Hoofdstuk 5
Externe analyse in een internationale omgeving
5.1 Wat houdt een externe analyse in?
Naast een interne analyse is het ook van groot belang om de externe factoren te bestuderen. Dit
zijn niet-beheersbare factoren, met andere woorden: een onderneming heeft geen invloed op deze
factoren, zoals trends en ontwikkelingen uit de economie, op sociaal cultureel vlak en
politiek-juridisch gebied. Maar ook factoren uit de bedrijfstak, zoals concurrenten en leveranciers.
Figuur 5.1 (zie: hfst. 5; p.127; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de stappen van de externe analyse, die in de volgende paragrafen nader worden besproken:
• Initiële analyse
• Omgevingsanalyse
• Marktonderzoek
• Marktpotentieel
5.2 Initiële analyse
Met de initiële analyse wordt onderzocht of er daadwerkelijk vraag is naar het product. Dit wordt
gedaan voordat er überhaupt een omgevingsanalyse (zie paragraaf 5.3) wordt opgesteld.
De initiële analyse kent drie onderdelen:
• Business Environment Risk Index (BERI-index): het onderzoeken van de kwaliteit en eventuele
risico’s van het land waar zaken in wordt gedaan.
• Basisbehoefte-analyse: uitzoeken of de vraag aanwezig is. Het uitvoeren van de analyse kan
door middel van deskresearch of met diepte-interviews
• Handelscijfersanalyse: bestuderen van handelscijfers van het land waarin zaken wordt gedaan.
Dit wordt gedaan met de volgende berekeningen:
• Dekkingspercentage: voor de verhouding tussen import en export.
Dekkingspercentage = waarde export / waarde import x 100%
• Ruilvoet: verhouding tussen prijsindexcijfers van import- en exportgoederen.
Ruilvoet = prijsindexcijfer / prijsindexcijfer import x 100%
• Invoerquota: vaststellen van maximale hoeveelheid van een bepaald product (quotum) die
tijdens een periode ingevoerd mag worden.
Invoerquota = totale invoer goederen / BBP x 100%
• Uitvoerquota: als invoer. Formule:
Uitvoerquota = totale uitvoer goederen / BBP x 100%
5.3 Omgevingsanalyse
De omgevingsanalyse wordt uitgevoerd op macro- en mesoniveau en bestaat uit:
• DESTEP-analyse
• Concurrentiekrachtanalyse
• Leveranciersanalyse
• Distributieanalyse
Figuur 5.4 (zie: hfst. 5; p.134; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de stap van omgevingsanalyse naar de marketingmix.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
14
Figuur 5.5 (zie: hfst. 5; p.135; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de factoren die bij de DESTEP-analyse worden onderzocht:
• Demografische trends en ontwikkelingen (opbouw bevolking, opleidingsniveau, aantal
huishoudens);
• Economische trends en ontwikkelingen (koopkracht, conjunctuur, bestedingen, valutakoers);
• Sociaal culturele trends en ontwikkelingen (cultureel gebied).
• Technologische trends en ontwikkelingen;
• Ecologische trends en ontwikkelingen (weer, klimaat, milieu);
• Politiek/juridische trends en ontwikkelingen (regelgingen en wetten);
In een concurrentiekrachtanalyse worden de volgende onderdelen van de concurrenten bestudeerd
en beschreven:
• Marktaandelen en omzetten;
• Marketingmix;
• Aantallen, grootte en financiële posities.
Een vergelijkbare analyse, maar dan op het gebied van toeleveranciers is de leveranciersanalyse.
Het analyseren van marges van de producten en het onderzoeken waar de producten vandaan komen
en wat de kwaliteit van de leveranciers is, zijn onderdelen van deze analyse.
Het kiezen van een distributiekanaal en het organiseren van de distributie van de goederen in de
nieuwe markt kan makkelijker worden gedaan nadat eerst een distributieanalyse is opgesteld. De
volgende facetten worden behandeld:
• Hoe is de structuur ingericht op het gebied van distributie?
• Wat is de aard van de producten? (grootte, houdbaarheid, verpakking)
• Marge;
• Manier en wijze van toeleveren.
Figuur 5.6 (zie: hfst. 5; p.146; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont een distributiestructuur van een bepaald product.
5.4 Marktonderzoek
Zodra de gegevens binnen zijn kunnen deze worden verdeeld in primaire en secundaire gegevens.
Primaire gegevens zijn gegevens die specifiek zijn verzameld, terwijl secundaire gegevens op
voorhand al bekend waren. Voorbeelden van de wijze van het verkrijgen van primaire gegevens is
via een observatie, onderzoek of experiment.
Er zijn drie grote verschillen tussen internationaal en nationaal marktonderzoek:
• Culturele verschillen
• Beschikbaarheid van gegevens
• Vergelijkbaarheid van gegevens
5.5 Bepalen marktpotentieel
Om het marktpotentieel te bepalen, kan gebruik worden gemaakt van twee methodes:
• Lead-lag analyse: aan de hand van historische cijfers van een land wordt het potentieel in
een te benaderen land bepaald. Zie voor een voorbeeld figuur 5.7 (hfst. 5; p.150; Internationaal
ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx).
• Marktschatting: volgens de theorie kunnen aan de hand van gegevens van de ene land, de
gegevens worden overgenomen voor het andere land.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
15
Hoofdstuk 6
Marktentreevormen & internationale marketing
6.1 Buitenlandse samenwerking
Vormen van samenwerking tussen buitenlandse en Nederlandse ondernemingen bij het toetreden
van een markt worden ook wel marktentree genoemd.
Toegang tot de kennis en technologie van de samenwerkende onderneming, het aanbieden van een
nog ruimer assortiment en de toegang tot grotere afzetmarkten zijn redenen voor samenwerking
met een buitenlands bedrijf.
Een onderneming kan op diverse manieren de buitenlandse markt betreden:
• Directe investering;
• Strategische samenwerking of alliantie;
• Export van het product of dienst.
Een relatie tussen twee ondernemingen waarbij kernmiddelen, kennis en capaciteiten met elkaar
worden gedeeld met als doel het verbeteren van de concurrentiepositie noemen we een strategische
alliantie.
Voordelen van een strategische alliantie:
• Toegang tot nieuwe technologieën;
• Risicospreiding;
• Efficiency door economic of scale;
• Delen van grote/kostbare investeringen.
6.2 Samenwerkingsvormen
We onderscheiden contractuele en participerende samenwerkingsvormen. Het verschil hierin is dat
bij de participerende vorm door twee of meer ondernemingen een eigen vermogen voor de
samenwerking wordt opgebouwd.
We kennen de volgende contractuele samenwerkingsverbanden:
• Bij piggyback maakt een exporteur (rider) gebruik van het afzetkanaal van een
collega-exporteur (carrier);
• Bij een joint-selling gaan ondernemingen samenwerken en gebruikmaken van elkaars kennis
en sterke punten;
• Franchising is een methode van zakendoen waarbij een ondernemer (de franchisenemer)
een contract sluit met de eigenaar van een handelsnaam (franchisegever) die de nemer het
recht geeft om tegen betaling een zaak met die handelsnaam te exploiteren. In het kader van
export betekent dit dat een franchisenemer gebruik mag maken van de marketingstrategie
en deze in het buitenland mag kopiëren.
• Licentie: samenwerking met een in het buitenland gevestigde ondernemer (licensor) die het
recht verleent (aan de licensee) om gebruik te maken van zijn industriële eigendom.
• De handelsagentis een zelfstandig ondernemer die optreedt als bemiddelaar tussen exporteur
(verkoper) en afnemer.
• Een importeur koopt producten op en verkoopt deze door binnen het eigen netwerk en
afnemers;
• Joint marketing is een samenstelling van ondernemingen die dezelfde marketingvorm
kiezen;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
16
• Inkoop- en exportcombinaties die binnen een productgroep verantwoordelijk zijn voor in-
en uitvoer;
• Het handelshuis / de groothandel: in het Verre Oosten een belangrijke entreestrategie.
Voordelen:
• Goede kennis lokale markt
• Relatief lage kosten
• Eenvoudige wijze van exporteren.
De volgende vormen van participerende ofwel samenwerkende ondernemingen zijn te onderscheiden:
• Turnkey-contract: waar design en uitvoering van een bouwwerk in worden bepaald;
• Comakership: samenwerking tussen producenten;
• Directe investering: aandelenpakket in ander bedrijf nemen om kennis te verkrijgen;
• Joint venture: een samenwerkingsverband tussen twee of meerdere partijen om samen één
economische activiteit te ondernemen.
6.3 Directe marktbewerkingsvorm
Een markt kan ook worden betreden zonder dat er een fysieke vestiging wordt geopend. Deze, vaak
goedkopere, alternatieven noemen we directe marktbewerkingsvormen. We onderscheiden:
• Beurzen:
• Eigen vertegenwoordiger of eigen verkoopkantoor
• E-commerce: de verzamelnaam van alle manieren waarop via computernetwerken handel
gedreven wordt (zoals Bol.com, Amazon)
6.4 Fusie & overname
Een overname is het overkopen van een onderneming door een andere onderneming.
Een fusie daarentegen is een hechte samenwerking tussen twee of meerdere ondernemingen. We
kennen de volgende soorten fusies:
• Conglomeratie: twee ondernemingen die een zakelijk gebied bestieren (Fortis en Rabobank);
• Market-extension fusie: twee ondernemingen die inkoop in verschillende internationale
markten samenvoegen;
• Product-extension fusie:twee ondernemingen die aanverwante producten op de markt brengen;
• Horizontale fusie: samengaan van concurrerende ondernemingen (Daimler-Benz en Chrysler);
• Verticale fusie:samengaan van een producent en de toeleverancier of klant (autofabrikant
die fuseert met bandenfabrikant).
6.5 Outsourcing & outtasking
Outsourcing ofwel uitbesteden is de uitvoering van een proces als gevolg van een strategische
keuze door een onderneming, waarbij een of meer activiteiten worden uitbesteed aan een derde
partij.
Reden voor outsourcing kan kostenbesparing zijn.
Outtasking is het aantrekken van externe expertise voor uitvoering van activiteiten of eenmalige
projecten.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
17
6.6 Internationale marketing
Een exporterende onderneming kan diverse marketingstrategieën hanteren:
• Global marketing: één marketingbeleid voor de hele wereld (zoals CocaCola);
• Multinationale marketing: marketingbeleid rekening houdende met diverse landen, culturen
(voorbeeld McDonalds: moslimlanden halalvlees, Duitsland bratwurst, etc.)
• Internationale marketing: marketingbeleid afstemmen op de markt die niet tot het thuisland
behoord.
Een benadering die past bij het beleid van McDonalds zoals hierboven beschreven noemen we
globallocalization-strategie. Een ander voorbeeld van een onderneming die handelt volgens de
norm Think globally, act locally is Pringles: die diverse landspecifieke chipsproducten maakt, zoals
oranjekaas voor de Nederlandse markt.
6.7 Internationale marketingmix
De internationale marketingmix ofwel de exportmarketingmix omvat de traditionele 4P’s, aangevuld
met personeel, proces en physiek bewijs. De internationale marketinginstrumenten op een rij:
• Product (merk, kwaliteit, eigenschappen)
• Prijs (marge, kortingen)
• Plaats (directe en indirecte distributie)
• Promotie (communicatiemiddelen)
• Proces (informatie, beschikbaarheid, betrouwbaarheid)
• Physiek bewijs (brochures, websites)
• Personeel (motivatie, talen- en exportkennis)
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
18
Hoofdstuk 7
Interculturele communicatie en management
7.1 Voorbereiden op interculturele communicatie
Interculturele communicatie wordt ook wel omschreven als de uitwisseling van informatie tussen
twee of meer personen die verschillende culturen kennen.
Ter voorkoming van miscommunicatie dient de ‘zender’ rekening te houden met de vertaling, de
uitspraak en de gedachten en gevoelens van de ‘ontvanger’. Andersom is het belangrijk om signalen
te vertalen in begrippen die hij zelf kent en de informatie zo transparant mogelijk te interpreteren.
Om te communiceren met personen van een andere cultuur zijn een aantal aspecten vereist. Het
culturele-intelligentieproces kent drie stappen:
• Stap 1: bewustwording
• Stap 2: kennis
• Stap 3: vaardigheden
7.2 Internationaal onderhandelen
Internationaal onderhandelen omvat een niet-taakgerelateerde (om kennis met elkaar te maken)
interactie en een taakgerelateerde interactie.
Figuur 7.5 (zie: hfst. 7; p. 205; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont het Gedragsmodel van Thomas-Kilmann, waarin de vijf verschillende manieren en karakters
omtrent tegenstrijdige belangen staan afgebeeld:
• Doordrukken
• Vermijden
• Samenwerken
• Toegeven
• Compromis sluiten
7.3 Intercultureel management
Om niet alleen in het thuisland, maar ook in de buitenlandse vestigingen en markt het personeel te
managen dient een manager of ondernemer de volgende kenmerken te beheersen:
• Snel lerend vermogen;
• (Inter)persoonlijke (relatie)vaardigheden;
• Flexibiliteit;
• Simultaan reageren op culturen;
• Taalvaardig;
• Culturele empathie;
• Culturele nieuwsgierigheid.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
19
Hoofdstuk 8
Internationaal recht
8.1 Internationaal recht
Tabel 8.1 (zie: hfst. 8; p. 219; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de vier belangrijkste rechtstelsels:
• Common law: recht op basis van uitspraken rechter (zonder wetboek);
• Civil law: recht op basis van wetboeken en regelingen (Nederlandse recht is gebaseerd op
dit stelsel);
• Socialist law: juridische systeem van een communistische staat;
• Islamic law: de sharia ofwel de Islamitische wet op basis van de Koran.
8.2 Internationale onderhandelingen
Een onderhandelingsproces kent de volgende fasen:
• Verkenningsfase (verkennen van eventuele transactie);
• Wilsovereenstemmingsfase (intentieverklaring, voorbehouden of afbreken);
• Afsluitingsfase.
8.3 Internationale overeenkomsten
Een afspraak tussen twee of meer overeenkomende partijen met rechtsgevolgen noemen we een
overeenkomst.
We kennen mondelinge en schriftelijke overeenkomsten, die beide bindend zijn.
Om problemen of overige onwenselijke taferelen te voorkomen heeft de International Chamber of
Commerce (ICC), de internationale vorm van de Kamer van Koophandel, een aantal modelcontracten
opgesteld. De belangrijkste modelcontracten zijn:
• Importeur/distributiecontract;
• Agentuurcontract;
• Internationaal koopcontract.
Op het terrein van internationale koopovereenkomsten zijn er twee belangwekkende verdragen
opgesteld:
• Verdragen die het toepasselijk recht regelen;
• Verdragen die het materieel recht (de inhoud van het internationale recht) regelen: zoals het
Weens Koopverdrag.
Het Weens Koopverdrag is een verdrag gesloten door een grote groep staten binnen de Verenigde
Naties. Dit verdrag is alleen van toepassing als internationale ondernemingen dit verdrag in het
contract noemen. De belangrijkste regel binnen dit verdrag is het eigendomsvoorbehoud: totdat
een geleverd goed of product is betaald, is de verkopende partij nog eigenaar.
Algemene voorwaarden zijn de voorwaarden en schriftelijke regels die gelden voor bijna alle
overeenkomsten die gebruikers stellen.
De algemene voorwaarden omvatten bijna altijd regels omtrent:
• Reclame en garantie;
• Verpakking;
• Taakverdeling;
• Formaliteiten;
• Termijnen van betaling en levering;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
20
• Geschillenregeling;
• Vergunningen;
• Sancties, boete, rente, annulering.
8.4 Het toepasselijk internationaal recht
Indien ondernemingen in geschillen terechtkomen over het niet nakomen van afspraken en het
onduidelijk is of nationaal of internationaal recht moet worden gehanteerd, kan een onderneming
gebruikmaken van De Rome-1-Verordening. Deze geeft regels indien de ondernemingen geen
rechtskeuze in het contract hebben opgenomen bij de volgende overeenkomsten:
• Overeenkomst over intellectuele of industriële eigendom;
• Overeenkomst over dienstverrichting;
• Koopovereenkomst;
• Vervoersovereenkomst;
• Distributieovereenkomst;
• Franchiseovereenkomst.
8.5 Producteisen en aansprakelijkheid
Er is enkel productaansprakelijkheid op roerende goederen die fabrieksmatig geproduceerd zijn.
Deze aansprakelijkheid komt echter na tien jaar te vervallen. Naast de eigenaar van de onderneming
van het product kunnen ook deelnemers aan het productieproces, de importeur en degene die het
product levert aansprakelijk worden gesteld.
De CE-markering (Conformité Européenne) is op veel producten te vinden en geeft aan dat het
product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen Europese Unie.
Daarnaast moeten ondernemers rekening houden met verpakkingseisen.
8.6 Intellectuele eigendomsrechten
Bedrijven zien hun eigen ideeën graag beschermd, zodat anderen (concurrenten) deze niet kunnen
overnemen. Intellectuele eigendomsrechten bieden vele beschermingsmogelijkheden.
Een octrooi is een tijdelijk recht in een land (of meerdere) om een ander te verbieden om iets te
produceren, op voorraad te hebben, te verhandelen en bedrijfsmatig toe te passen.
Met het merkenrecht krijgt een onderneming een monopolie op het voeren van een merk.
Benamingen, tekeningen, afdrukken, stempels, letters, cijfers en vormen van waren of verpakkingen
worden dan beschermd.
De volgende merken vallen onder het merkenrecht:
• Vormmerken: de omvang van een product (de chips van Wokkels), of de verpakking van
bijvoorbeeld parfum (Jean Paul Gaultier);
• Woordmerken: de naam van het product (Red Bull, Warsteiner, etc.);
• Combinatie woordbeeldmerken ofwel het logo;
• Kleurmerken: enkele of combinatie van een kleur;
• Klankmerken: bijvoorbeeld bij een reclame.
Tabel 8.3 (zie: hfst. 8; p. 237; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont een overzicht van intellectuele eigendomsrechten.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
21
8.7 Geschillenbeslechting en rechtspraak
Indien internationaal handelende ondernemingen met elkaar in een conclaaf of conflict geraken,
kunnen ze kiezen voor juridische stappen. Ook kan er gekozen worden voor alternatieve
geschillenbeslechting. In dit geval probeert een neutrale derde persoon dit conflict op te lossen. Er
kan gekozen worden voor de volgende alternatieve vormen:
• Minitrage en mediation;
• Rechtspraak;
• Arbitrage;
• Waiver of renegotiation;
• Bemiddeling.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
22
Hoofdstuk 9
Risicomanagement, verzekeringen en financiën
9.1 Risico's
Door de stijging van wankele factoren kunnen er gevaren en risico’s bij internationaal ondernemen
optreden. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen commerciële handelsrisico’s en politieke
risico’s.
Voor kopende partijen kunnen zich de volgende commerciële handelsrisico’s voordoen:
• Koersrisico ofwel valutarisico’s;
• Transportrisico;
• Niet-leveringsrisico:
• Politiek niet-leveringsrisico: risico’s waar leverancier geen invloed op heeft (rampen,
politieke restricties);
• Commerciële niet-leveringsrisico: risico’s van omstandigheden of problemen bij leverancier
zelf (faillissement, staking, brand, etc.);
• Risico van afpersing of gijzeling (piraterij);
• Kwaliteitsrisico (als kwaliteit van daadwerkelijk geleverde product verschilt met contractueel
afgesproken kwaliteit van het product).
Ook verkopende partijen kunnen risico’s lopen. De verkopende partij kan een van de volgende
risico’s lopen:
• Risico van afpersing of gijzeling (piraterij);
• Niet-betalingsrisico;
• Bedrijfsrisico (bij faillissement van kopende partij bijvoorbeeld).
Zoals gezegd kan een exporterende onderneming ook te maken krijgen met politieke risico’s. Denk
hierbij aan de volgende omstandigheden:
• Deviezentekorten bij structureel tekort aan concurrentievermogen op de wereldmarkt;
• Opstand in steden of landen van het handelsland;
• Moratoria ofwel uitstellen van een betaling;
• Natuurrampen (lawines, aardbevingen, voorbeeld kerncentraleramp Japan 2011);
• Burgeroorlog (Arabische Lente in 2011);
• Overheidsingrijpen en sancties van de staat.
9.2 Risicomanagement
Omdat een exporterende onderneming een grote kans op risico’s kan lopen is risicomanagement
een belangrijk onderdeel binnen de bedrijfsstrategie.
Het stelselmatig, consistent en gerouleerd uitvoeren van risicobeheersing en -beoordeling wordt
ook wel risicomanagement genoemd.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
23
Een onderneming kan hiervoor maatregelen nemen, waarbij de volgende vier elementen de
speerpunten zijn:
• Continuïteitsmanagement stelt ten doel dat na een eventuele risico of calamiteit, de
bedrijfsvoering doorgang zal blijven vinden.
• Risicoanalyse: schetsen van een algeheel beeld van alle risico’s die een onderneming kan
lopen.
• Risicobeheersing: wordt uitgevoerd na de risicoanalyse en kent twee onderdelen:
• Financiële-zekerheidsmaatregelen: voor het opvangen van de eventuele financiële gevolgen
(opbouwen van een financiële reserve);
• Preventiemaatregelen:richt zich op de vermindering van de kans op een risico en het beperken
van een eventueel financieel gevolg
• Monitoring van trends en ontwikkelingen uit de bedrijfsmarkt
9.3 Verzekeringen
We kunnen verzekeringen onderverdelen in sommenverzekeringen en schadeverzekeringen.
Een sommenverzekering kan worden afgesloten op het leven van een persoon: indien zich een
onzeker voorval voordoet, wordt een vooraf afgesproken bedrag uitgekeerd.
Een schadeverzekering heeft tot doel een verzekerde na het optreden van een verzekerd risico
schadeloos te stellen.
Een verzekering wordt tussen twee partijen afgesloten: de verzekeringnemer en de verzekeraar.
Zo’n verzekeringsovereenkomst wordt opgesteld in een akte, dit wordt de polis genoemd.
Bij een verzekeringsbeurs komen tussenpersonen en verzekeraars samen voor het afsluiten van
een verzekering met een groot verzekerd bedrag of hoog risico.
9.4 Verzekeringsvormen
Tabel 9.1 (zie: hfst. 9; p. 257; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de verzekeringsvormen, waar een onderneming gebruik van kan maken:
• Kwaliteitsrisico
• Product recall-verzekering;
• Productaansprakelijkheidsverzekering;
• Product extortion(-verzekering);
• Koersrisico
• Wisselkoersclausule;
• Koersrisicoverzekering;
• Valuta(termijn)contract;
• Valutaoptiecontract.
• Niet-betalingsrisico
• Politieke risico;
• Commerciële risico.
• Transportrisico
• Wijze van transport;
• Afgesproken leveringsconditie;
• Continuïteit van de goederenstroom;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
24
• Waarde van de artikelen;
• Doorleveringsverplichting aan een koper met een boeteclausule.
9.5 Financiën
Bij internationaal ondernemen is het internationale betalingsverkeer een belangrijk onderdeel. Voor
startende ondernemingen wordt geadviseerd om tijdig een bank te betrekken bij een deal.
Bij de vaststelling van de betalingsvoorwaarden wordt rekening gehouden met de volgende zaken:
• De eisen van banken en verzekeringsmaatschappijen;
• Het onderlinge vertrouwen en de onderlinge relatie;
• De hoedanigheid en complexiteit van de wijze van betaling;
• De politieke en economische situatie;
• De afstand tussen de ondernemingen;
• De cultuur;
• De trends en ontwikkelingen in de markt.
Figuur 9.1 (zie: hfst. 9; p. 265; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de verschillende betalingsvoorwaarden:
• Blanco betaling: De documenten van de transactie worden gelijk naar de koper gestuurd
(en niet eerst naar de bank). Dit wordt gedaan door middel van een cheque. De blanco betaling
wordt vaak op vertrouwen en gedaan door partijen die bijvoorbeeld al langer zaken doen.
De snelle afwikkeling, lage kosten en makkelijke procedure zijn de voordelen van de blanco
betaling.
• Documentair krediet: Een verbintenis van de bank met de verkoper, waarbij de bank aan
de verkoper de verkoopsom moet voldoen tegen inlevering van de voorgeschreven documenten
(ook bekend als Letter of Credit, L/C).
• Clean incasso: De verkopende partij verleent een incasso-opdracht aan zijn bank, om het
geld te innen bij de afnemer (lijkt op blanco betaling).
• Documentair incasso: Een overeenkomst tussen koper en verkoper, waarbij met behulp van
een bank aan de koper de documenten worden aangeboden waarin de onderliggende levering
plaatsvindt.
Er zijn drie typen clausules binnen het documentair incasso:
• Documents against Payment (D/P): de incassodocumenten worden geleverd door de bank
aan de afnemer nadat het incassobedrag betaald is
• Documents against Acceptance (D/A): de afnemer ontvangt de documenten nadat hij een
wissel heeft geaccepteerd.
• Cash against documents (CAD): na betaling in contanten worden de documenten
overgedragen. Deze wijze voorkomt dat de koper zonder te betalen in het bezit komt van de
goederen.
Via(internationale) bankgaranties krijgt een ondernemer financiële zekerheid omtrent de correcte
uitvoering van het contract dat is afgesloten. We onderscheiden de volgende bankgaranties:
• Advance payment bond (vooruitbetalingsgarantie)
• Maintenance bond (onderhoudsgarantie)
• Performance bond (uitvoerings- of leveringsgarantie)
• Tender of bidbond (inschrijfgaranties)
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
25
9.6 Internationale financiering
Een internationaal opererende ondernemer kan op diverse manieren aan financiering of creditering
komen. Er zijn diverse ontwikkelingsbanken die de economie stimuleren en zonder winstoogmerk
te werk gaan. Bijvoorbeeld diverse multilaterale banken, zoals de EBRD (European Bank of
Reconstruction and Development).
Ook factoring en internationale leasing zijn opties voor ondernemers die op zoek zijn naar
financiering.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
26
Hoofdstuk 10 Logistiek en douane
10.1 Logistiek bij internationaal ondernemen
Logistiek is het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van het vervoer van goederen van de
verkopende naar de kopende partij. Het is een discipline van Supply Chain Management (SCM),
wat ook wel integraal ketenbeheer wordt genoemd. Het principe van Supply Chain Management
is dat verbetering van processen en de samenwerking van leveranciers en afnemers zal leiden tot
een betere functionaliteit van deelnemende ondernemingen in de keten.
Figuur 10.1 (zie: hfst. 10; p. 281; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de integrale keten, de supply chain.
De haven in Rotterdam en luchthaven Schiphol bij Amsterdam maken Nederland een belangrijke
internationale speler op logistiek gebied.
10.2 Transportbeleid
Figuur 10.4 (zie: hfst. 10; p. 281; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de factoren voor de keuze van transport, die uiteenlopend zijn. We onderscheiden
transporteigenschappen en producteigenschappen, die allemaal niet moeten worden onderschat.
Factoren van transporteigenschappen bij vervoer:
• Bruikbaarheid;
• Kosten;
• Frequentie;
• Snelheid;
• Kans op beschadiging;
• Planbaarheid;
• Snelheid.
Daarnaast kennen we de factoren bij producteigenschappen: risico, volume, waarde en product en
de transportmiddelen: pijpleiding, water, lucht, weg of spoor.
Indien de keuze is gemaakt zal er een vervoersovereenkomst worden opgesteld. Daar zijn drie
partijen mee bemoeid: de vervoerder ofwel transporteur, de geadresseerde en de afzender.
In een vervoersdocument moeten tenminste de volgende zaken staan genoteerd:
• Plaats en datum waar goederen worden afgeleverd;
• Plaats en datum van opmaak van het document;
• Afmetingen producten;
• INCO-term;
• Aantal stuks;
• Omschrijving van de goederen;
• Manier van verpakken;
• Naam en plaats van afzender, vervoerder en de geadresseerde;
• Voorschriften waaraan het product moet voldoen.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
27
Naast de drie partijen (afzender, vervoerder, geadresseerde) zijn doorgaans een of meerdere van
de onderstaande partijen betrokken bij het transport:
• Cargadoor of scheepsagent is verantwoordelijk voor de transportcontracten (tussen reder
en verlader) en logistieke activiteiten;
• Verlader: afzender van de goederen;
• Reder: eigenaar van een (zee)schip. Indien de schepen van een onderneming onder een
gemeenschappelijke naam in de vaart wordt gebracht, spreken we van een rederij;
• Ladingbelanghebbende: degene die de belanghebbende van de lading is. Bijvoorbeeld de
geadresseerde, maar kan ook de verzekeraar zijn;
• Stuwadoor is belast met het laden en lossen van de schepen (werkt vaak in opdracht van een
rederij);
• Expediteur: organisator van het verzenden van de goederen.
Zojuist is er gesproken over het vervoer in termen van transport. Transport omvat echter meer
bedrijvigheden:
• Overslaan of opslaan van goederen, bijvoorbeeld van schip naar trein, naar vrachtauto;
• Transportinformatie (zoals documentatie);
• Verpakken of de manier van verpakken (emballage), bijvoorbeeld pallet of container;
• Reconditioneren: goederen die snel beschadigd zijn, worden vaak na het vervoer gereed
gemaakt.
10.3 Vervoersvormen
We kennen zes manieren van transport:
• Water (binnenvaart of scheepsvaart), we onderscheiden:
• LCL (Less than container load): zendingen voor verschillende ontvangers;
• FCL (Full container load): gehele container voor één geadresseerde.
• Luchtwaar tijdswinst een grote voordeel is;
• Weg (per vrachtauto), we onderscheiden:
• LTL (Less Than full Truck Load): zendingen voor verschillende ontvangers;
• FTL (Full Truck Load): complete lading.
• Pijpleiding, populair voor vervoer van aardgas of aardolie;
• Spoor, voor vervoer van haven naar buitenland;
• Combinatie van bovenstaande transportwijzen.
Figuur 10.2 (zie: hfst. 10; p. 290; Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh, M. Hendrickx)
toont de voor- en nadelen per transportwijze op variabelen (die in 10.2 zijn besproken).
10.4 Internationaal vervoersrecht
Voor diverse transportwijzen, zijn diverse specifieke regels opgesteld. Sinds 2011 is er echter een
integraal verdrag: de Rotterdam Rules.
10.5 ICT en logistiek
Door technologische ontwikkelingen en voor tijdsbesparing, kent logistiek de volgende
ICT-toepassingen:
• Tracking en tracing: opsporen en terughalen van producten;
• RFID: identificatie met radiogolven;
• ERP: Enterprise Resource Planning, voegt informatie samen tot één database;
• EDI: Electronic Data Interchange: elektronische uitwisseling van berichten;
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
28
10.6 Douane
De douane is belast met de douanewetgeving en goederenbewegingen in een land. Douane is een
overheidsdienst en kent drie hoofdtaken:
• Bewaking correcte toepassing van wet- en regelgeving;
• Innen en heffen van belasting;
• Stoppen en controle goederen aan de grens.
Bij handel binnen de Europese Unie zijn er geen douanedocumenten nodig, buiten de EU echter
wel.
We kennen een aantal specifieke douaneregelingen:
• Tijdelijke invoer: waar geen invoerrechten gelden;
• Douane-entrepot: goederen worden opgeslagen zonder dat er invoerbelastingen worden
betaald;
• Actieve veredeling: goederen bij douane-entrepot mogen niet worden bewerkt, bij deze
regeling zou dat zonder betalen van invoerbelasting wel mogen;
• Passieve veredeling: tijdelijk uitvoeren van producten, om in dat land het te laten bewerken.
Ondanks transport binnen de EU, moeten producten zijn voorzien van documenten. We kennen de
volgende categorieën documenten:
• Oorsprongdocumenten;
• Transportdocumenten;
• Vergunningen voor import en export;
• Administratieve documenten;
• Overige documenten die diverse doelen dienen.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Internationaal ondernemen – R. Jethu-Ramsoedh e.a.
29