Luchtvervuiling en geluidshinder

LUCHTVERVUILING EN GELUIDSHINDER
Luchtvervuiling is schadelijk voor onze gezondheid en ons milieu. Luchtvervuiling kent
vele bronnen, maar wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door industrie, transport, energieopwekking en landbouw. Met een nieuwe EU-luchtkwaliteitsstrategie wordt gestreefd naar
de volledige naleving van de bestaande luchtkwaliteitswetgeving vóór 2020 en worden
nieuwe langetermijndoelstellingen vastgesteld voor 2030. Bovendien leiden het toenemende
verkeer en de toenemende industriële activiteiten vaak tot geluidshinder die eveneens een
negatief effect op de menselijke gezondheid kan hebben. De richtlijn omgevingslawaai helpt
geluidsniveaus binnen de EU vast te stellen en de nodige maatregelen te nemen om die
geluidsniveaus terug te brengen naar een acceptabel niveau. De geluidsemissie van specifieke
bronnen wordt geregeld middels afzonderlijke wetgeving.
RECHTSGROND
Artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU)
ALGEMENE CONTEXT
Luchtvervuiling is slecht voor onze gezondheid en voor ons milieu. Ze kan leiden tot harten vaatziekten, ziekten van de luchtwegen en kanker en is de belangrijkste milieuoorzaak
voor vroegtijdig overlijden in de EU. Bepaalde stoffen, zoals arseen, cadmium, nikkel en
polycyclische aromatische koolwaterstoffen, zijn voor de mens genotoxische carcinogenen.
Voor dergelijke stoffen kan geen drempelwaarde worden vastgesteld, met andere woorden:
ze vormen bij elke dosis een risico. Luchtvervuiling heeft ook een negatief effect op de
water- en bodemkwaliteit en schaadt ecosystemen door middel van eutrofiëring (verontreiniging
door overtollige stikstof) en zure regen. Landbouw en bossen worden hierdoor dus
getroffen, evenals materialen en gebouwen. Luchtvervuiling kent vele bronnen, maar wordt
hoofdzakelijk veroorzaakt door industrie, transport, energie-opwekking en landbouw. Hoewel
de luchtvervuiling in Europa in de afgelopen decennia geleidelijk is afgenomen, bestaat nog
steeds het gevaar dat de langetermijndoelstelling van de Unie, namelijk het bereiken van
luchtkwaliteitsniveaus die geen aanzienlijk negatief effect op de menselijke gezondheid en het
milieu hebben, niet wordt behaald. Met name in de stedelijke gebieden („hotspots”), waar de
meerderheid van de Europeanen woont, worden de luchtkwaliteitsnormen vaak overtreden,
wat kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. De meest problematische verontreinigende
stoffen zijn in dit stadium de fijne deeltjes en ozon op leefniveau (troposferisch ozon).
De niveaus van omgevingslawaai stijgen in stedelijke gebieden, vooral als gevolg van het
toenemende verkeer en de intensivering van industriële en recreatieve activiteiten. Naar
schatting heeft ongeveer 20% van de bevolking van de EU te lijden onder geluidsniveaus
die als onaanvaardbaar worden beschouwd. Dat kan de levenskwaliteit beïnvloeden en leiden
Eurofeiten - 2015
1
tot ernstige stress, slaapstoornissen en schadelijke gezondheidseffecten, zoals cardiovasculaire
problemen. Geluidshinder heeft ook een effect op dieren.
RESULTATEN IN DE STRIJD TEGEN LUCHTVERVUILING
De luchtkwaliteit in Europa is sterk verbeterd sinds de EU in de jaren 70 begon dit probleem
aan te pakken. Stoffen zoals zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6) en
lood (Pb) zijn sindsdien aanzienlijk teruggedrongen. De EU beschikt over drie verschillende
juridische mechanismen om luchtvervuiling aan te pakken: het vaststellen van algemene
luchtkwaliteitsnormen voor omgevingsconcentraties van luchtverontreinigende stoffen; het
vaststellen van (nationale) grenswaarden voor de totale emissie van verontreinigende stoffen;
en het ontwerpen van bronspecifieke wetgeving, bijvoorbeeld door industriële emissies te
controleren of normen voor voertuigemissies, energie-efficiëntie of brandstofkwaliteit vast te
stellen. Deze wetgeving wordt aangevuld met strategieën en maatregelen ter bevordering van
de bescherming van het milieu en de integratie daarvan in de transport- en energiesectoren.
A.
Luchtkwaliteit
Op grond van de doelstellingen van de thematische strategie inzake luchtverontreiniging
van 2005 (om de concentratie fijnstofdeeltjes (PM2,5) met 75% te verminderen en die van
troposferisch ozon (O3) met 60%, en om de bedreiging van de natuurlijke omgeving door
zowel verzuring als eutrofiëring met 55% te verminderen, dit alles voor 2020 en ten opzichte
van de niveaus van 2000), werd in juni 2008 een herziene richtlijn inzake luchtkwaliteit
aangenomen waarin het grootste deel van de bestaande wetgeving op dit gebied werd
samengevoegd. Alleen de vierde „dochterrichtlijn” (2004/107/EG) van de bovengenoemde
kaderrichtlijn luchtkwaliteit is op dit moment nog van kracht. Daarin zijn voor arseen, cadmium,
nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen streefwaarden (die minder strikt zijn dan
grenswaarden) opgenomen.
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit is erop gericht de luchtverontreiniging terug
te brengen tot een niveau waarop de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het
milieu beperkt zijn. Om dat mogelijk te maken bevat de richtlijn maatregelen voor de definitie
en vaststelling van luchtkwaliteitsdoelstellingen (d.w.z. waarden die nergens in de EU mogen
worden overschreden) voor de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen (zwaveldioxide,
stikstofdioxide, stikstofoxide, fijn stof, lood, benzeen, koolstofmonoxide en ozon). De lidstaten
zijn verplicht om zones en agglomeraties aan te wijzen om de luchtkwaliteit te beoordelen en
te beheren, om langetermijntrends op te volgen en om de informatie beschikbaar te maken voor
het publiek. Waar de luchtkwaliteit goed is, wordt ze op peil gehouden; waar de grenswaarden
overschreden worden, moeten maatregelen genomen worden. In de richtlijn werd voor het eerst
een luchtkwaliteitsdoelstelling voor PM2,5 opgenomen.
In Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds (NEC's) zijn nationale grenswaarden
vastgesteld voor de emissie van vier belangrijke luchtverontreinigende stoffen (SO2, NOx, VOS
en ammoniak (NH3)) die verzuring, troposferisch ozon en eutrofiëring veroorzaken, teneinde
de schadelijke effecten daarvan te beperken, met de jaren 2010 en 2020 als benchmarks.
Uit hoofde van deze richtlijn zijn lidstaten verplicht jaarlijks verslag uit te brengen over
emissies en de verwachtingen voor deze verontreinigende stoffen en om nationale programma's
ter vermindering van emissies op te zetten om hun afzonderlijke emissiegrenswaarden te
behalen. De lidstaten hadden tegen 2010 aan deze plafonds moeten voldoen, maar veel
lidstaten hebben ten minste één van deze plafonds overschreden, soms over meerdere
jaren. De langetermijndoelstellingen van de richtlijn zijn het niet overschrijden van kritische
niveaus en belastingswaarden en de effectieve bescherming van eenieder tegen de bekende
Eurofeiten - 2015
2
gezondheidsrisico's van luchtverontreiniging. In het kader van het nieuwe pakket voor schone
lucht wordt een herziening van de richtlijn voorgesteld.
Tegen het einde van 2013 kwam de Commissie met een voorstel voor een nieuw beleidspakket
voor schone lucht met twee hoofddoelstellingen: de naleving van de bestaande wetgeving tot
2020 en het verminderen van de langetermijngevolgen van luchtvervuiling. Het pakket omvat
een nieuw programma Schone lucht voor Europa, waarin het probleem en de beleidsmaatregelen
die nodig zijn om de nieuwe tussentijdse doelstellingen te behalen voor het verminderen van
de gevolgen voor de gezondheid en het milieu tot 2030 worden uiteengezet. Daarin wordt een
herziening van de NEC-richtlijn voorgesteld, met geactualiseerde nationale plafonds voor 2020
en 2030, voor de vier verontreinigende stoffen die momenteel onder de richtlijn vallende alsook
voor twee extra stoffen, namelijk fijn stof en methaan (CH4). Het pakket omvat ook een voorstel
voor een nieuwe richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende
stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (ter aanvulling op de grote stookinstallaties
die reeds zijn geregeld) en een voorstel voor de goedkeuring van het herziene Protocol van
Göteborg inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag
betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de Economische
Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE).
B.
Transport over de weg
Er zijn verschillende richtlijnen aangenomen om vervuiling door transport te beperken door
emissiegrenswaarden vast te stellen voor verschillende categorieën voertuigen, zoals auto's,
lichte bedrijfsvoertuigen, vrachtwagens, bussen en motoren, en door de kwaliteit van brandstof
(en het zwavel- en loodgehalte ervan) te reglementeren. De momenteel geldende emissienorm
voor auto's en lichte bestelwagens is Euro 5. Daarin zijn emissiegrenswaarden voor een
aantal luchtverontreinigende stoffen vastgesteld, in het bijzonder voor stikstofoxiden (NOx) en
fijn stof. De lidstaten moeten de typegoedkeuring, inschrijving, verkoop en inverkeerstelling
van voertuigen (en hun vervangingsonderdelen voor verontreinigingsbeheersing) die niet aan
deze grenswaarden voldoen, weigeren. Met de Euro 6-norm, die in september 2014 van
kracht moet worden voor alle nieuwe automodellen (typegoedkeuring) en een jaar later
voor de registratie en verkoop van alle nieuwe auto's en lichte bestelwagens, worden nog
lagere emissiegrenswaarden vastgesteld, met name voor NOx-emissies (alle uiterste termijnen
zijn met een jaar uitgesteld voor lichte bedrijfsvoertuigen en auto's die zijn aangepast
voor personen met speciale behoeften). Euro 6 bevat ook een herzieningsbepaling met
betrekking tot de rijcyclus en de testprocedure om ervoor te zorgen dat de tests plaatsvinden
in realistische rijomstandigheden. In Verordening (EG) 715/2007 zijn bovendien regels
vastgesteld voor de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen, de duurzaamheid
van emissiebeheersingsonderdelen, boorddiagnosesystemen (OBD-systemen) en de meting
van het brandstofverbruik en wordt de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie voor
onafhankelijke garages geregeld. Hetzelfde geldt voor Verordening (EG) 595/2009, waarin de
emissiegrenswaarden voor zware bedrijfsvoertuigen (bussen en vrachtwagens) zijn vastgesteld.
De momenteel geldende emissienorm is Euro VI. Om de verontreiniging als gevolg van emissies
van auto's verder terug te dringen, heeft de EU een verbod op het op de markt brengen van
loodhoudende benzine en een verplichting tot het aanbieden van zwavelvrije brandstoffen in
de Unie ingevoerd. Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige
wegvoertuigen schrijft voor dat aanbestedende diensten bij de aankoop van wegvoertuigen
rekening moeten houden met de energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur, met
inbegrip van energieverbruik, CO2-uitstoot en de uitstoot van bepaalde verontreinigende stoffen,
teneinde de markt voor schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen.
Eurofeiten - 2015
3
C.
Andere door transport veroorzaakte emissies
Aanvullende emissiegrenswaarden zijn vastgesteld voor niet voor de weg bestemde mobiele
machines, zoals graafmachines, bulldozers en kettingzagen, evenals voor landbouw- en
bosbouwtrekkers en pleziervaartuigen. In Richtlijn 1999/32/EG worden zwavelemissies door
schepen geregeld door middel van de vaststelling van een maximaal toegestaan zwavelgehalte in
bunkerbrandstoffen voor de scheepvaart. Deze richtlijn werd gewijzigd door Richtlijn 2005/33/
EG, waarin het Baltische Zeegebied, het Kanaal en de Noordzee werden aangewezen als
beheersgebieden voor SOx-emissie (SOxECA's), waar het maximaal toegestane zwavelgehalte
1,5 massaprocent is. Dezelfde norm geldt voor passagiersschepen op geregelde diensten buiten
deze SOxECA's. Middels een aanvullende wijzigingsrichtlijn (Richtlijn 2012/33/EU) zijn de
EU-normen afgestemd op de bepalingen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)
en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL) en
wordt een brandstofnorm van 0,5% ingevoerd voor 2020, ongeacht een mogelijke opschorting
daarvan door de IMO. In bijlage VI bij deze conventie zijn emissiegrenswaarden vastgesteld
voor de uitstoot van zwaveloxiden (SOx), stikstofoxiden (NOx), ozon (O3)-afbrekende stoffen
en vluchtige organische stoffen (VOS) door tankers.
D.
Emissie door de industrie
De nieuwe richtlijn inzake industriële emissies (IED, Richtlijn 2010/75/EU) betreft zeer
vervuilende industriële activiteiten die voor een aanzienlijk deel van de verontreiniging
in Europa verantwoordelijk zijn. Deze richtlijn werd aangenomen in november 2010 en
consolideert alle relevante richtlijnen (inzake de verbranding van afvalstoffen, VOS, grote
stookinstallaties, geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, enz.) en voegt
die samen in één samenhangend wetgevingsinstrument, teneinde de tenuitvoerlegging van de
richtlijn te vergemakkelijken en de verontreiniging uit diverse industriële bronnen te beperken.
De richtlijn bepaalt aan welke verplichtingen alle industriële installaties moeten voldoen, bevat
een lijst van maatregelen voor de voorkoming van water-, lucht- en bodemverontreiniging, en
dient als basis voor de opstelling van exploitatievergunningen of vergunningen voor industriële
installaties. Met behulp van een geïntegreerde aanpak wordt rekening gehouden met de algehele
milieuprestatie van een installatie, met inbegrip van het gebruik van grondstoffen of energieefficiëntie. Het concept van de „beste beschikbare technieken” (BBT's) staat daarbij centraal,
evenals flexibiliteit, milieu-inspecties en inspraak van het publiek.
RESULTATEN OP VLAK VAN GELUIDSHINDER
Omgevingslawaai: de kaderrichtlijn inzake geluidshinder (Richtlijn 2002/49/EG) heeft tot
doel de blootstelling aan omgevingslawaai te verminderen door geluidsbelastingsindicatoren
en beoordelingsmethoden te harmoniseren, informatie te verzamelen over blootstelling aan
lawaai in de vorm van „geluidsbelastingkaarten” en deze informatie beschikbaar te stellen
aan het publiek. Op grond daarvan zijn de lidstaten verplicht actieplannen op te stellen
om geluidsproblemen aan te pakken. De lidstaten moeten de geluidsbelastingkaarten en
actieplannen minstens om de vijf jaar herzien.
Wegverkeer: in Richtlijnen 70/157/EEG en 97/24/EG (die beide in 2016 zullen worden
vervangen door nieuwe verordeningen) worden de grenzen van het toegestane geluidsniveau
van motorvoertuigen, bromfietsen en motorfietsen bepaald. In april 2014 is een nieuwe
verordening met betrekking tot het geluidsniveau van motorvoertuigen goedgekeurd, waarin een
nieuwe testmethode voor het meten van geluidsemissies wordt geïntroduceerd, de momenteel
geldende geluidsgrenswaarden worden verlaagd en aanvullende bepalingen met betrekking tot
geluidsemissies in de goedkeuringsprocedure zijn opgenomen. Deze verordening zal in april
Eurofeiten - 2015
4
2016 in werking treden. In aanvulling daarop voorziet Richtlijn 2001/43/EG in voorschriften
voor het testen en beperken van het rolgeluid en de geleidelijke vermindering daarvan.
Luchtverkeer: in 1992 werd de exploitatie van civiele subsonische straalvliegtuigen beperkt, in
overeenstemming met de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). In
de praktijk betekende dit het weren van het lawaaierigste vliegtuig van de Europese luchthavens
(Richtlijn 92/14/EEG, ingetrokken door Richtlijn 2006/93/EG). In Richtlijn 2002/30/EG (die
momenteel wordt herzien) zijn regels en procedures vastgesteld met betrekking tot de invoering
van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap, op basis
van de door de ICAO aanbevolen zogeheten „evenwichtige aanpak” (die erop is gericht om
vliegtuigen stiller te maken door geluidsnormen vast te stellen, de grond nabij luchthavens op
duurzame wijze te beheren, operationele procedures ter beperking van geluidsoverlast op de
grond aan te passen en, in voorkomend geval, exploitatiebeperkingen in te voeren).
Spoorwegverkeer: in het kader van de richtlijn betreffende de spoorweginteroperabiliteit
zijn in een technische specificatie voor interoperabiliteit (TSI) inzake geluid grenswaarden
vastgesteld voor door nieuwe (conventionele) spoorwegvoertuigen geproduceerd geluid. In
2013 startte de Commissie een openbare raadpleging inzake de „doeltreffende vermindering
van door goederentreinen geproduceerd geluid in de Europese Unie”, met het oog op mogelijke
vervolgmaatregelen.
Andere bronnen van geluidshinder: grote industriële installaties en landbouwinstallaties, die
vallen onder de richtlijn inzake industriële emissies, kunnen vergunningen krijgen na het
gebruik van de beste beschikbare technieken (BBT's) als referenties. Geluidsemissies van
bouwmachines (bijvoorbeeld door graafmachines, laders, grondverzetmachines en torenkranen)
alsook van pleziervaartuigen of uitrusting voor gebruik buitenhuis zijn ook geregeld.
ROL VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Het Parlement heeft een doorslaggevende rol gespeeld bij de formulering van een progressief
milieubeleid voor de bestrijding van luchtvervuiling en geluidshinder. Rekening houdend
met het feit dat elk jaar 50 000 mensen vroegtijdig komen te overlijden ten gevolge
van luchtverontreiniging door schepen, hebben leden van het Europees Parlement gestemd
voor een drastische verlaging van het schadelijke zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen.
Volgens de nieuwe regels die in 2012 door het Parlement zijn aangenomen, wordt het
algemene maximumzwavelgehalte van brandstoffen voor gebruik in Europese zeeën tegen
2020 teruggebracht van 3,5% tot 0,5%. De leden van het Europees Parlement hebben kunnen
voorkomen dat deze termijn met vijf jaar uitgesteld werd. Op aandringen van het Europees
Parlement wordt de Commissie in de aangenomen wetgeving ook verzocht te overwegen de
toepassing van de striktere SOxECA-grenswaarden uit te breiden tot alle territoriale wateren
van de EU.
Met betrekking tot geluidshinder heeft het Parlement herhaaldelijk benadrukt dat
verdere verlagingen van grenswaarden en verbeterde meetprocedures met betrekking tot
omgevingslawaai noodzakelijk zijn. Het is vragende partij voor EU-geluidsnormen rond
luchthavens (met inbegrip van een eventueel verbod op nachtvluchten) en voor een uitbreiding
van de maatregelen ter vermindering van geluidshinder, zodat ook militaire subsonische
straalvliegtuigen daaronder vallen. Het Parlement heeft bovendien de geleidelijke invoering van
nieuwe geluidsnormen voor auto's goedgekeurd met het oog op een verlaging van de norm van
de huidige 74 decibel (dB) naar 68 dB. De leden van het Europees Parlement hebben ook met
succes campagne gevoerd voor de invoering van labels om consumenten te informeren over
Eurofeiten - 2015
5
geluidsniveaus, die op sommige punten vergelijkbaar zijn met de bestaande regelingen voor
brandstofefficiëntie, rolgeluid en CO2-emissies.
Tina Ohliger
04/2014
Eurofeiten - 2015
6