Bekijk hier een voorbeeld van het projectboek

Rechtsaf bij volle maan
Tais Teng en Walter Donker
Boek 2
Projectboek
Groep 5/6 van Juf M. Hofman en
M. Veldkamp
CBS ‘t Mozaïek
Vaassen
Januari 2014
Inhoudsopgave
Hfdst.
Dit prachtige boekje is geïllustreerd
door de kinderen van groep 5/6 van
Juf M. Hofman en juf M. Veldkamp
CBS ‘t Mozaïek te Vaassen
Het is de kroon op ‘Illustreren kun je leren’,
een project waarin kinderen gedurende een dag op een
speelse, spannende manier hebben kunnen kennismaken
met allerlei facetten van het illustreren.
En ziehier het resultaat!
Een project van illustrator
Walter Donker.
TIP! Illustreren kun je leren leent zich uitstekend als afscheidsproject voor groep 8:
het projectboek vormt voor de leerlingen een bijzondere en blijvende herinnering
aan elkaar en aan de klas.
www.illustrerenkunjeleren.nl
Pagina
1.Superskates
9
2. Rechtsaf bij volle maan
14
3. Vogeltjes verwennen
19
4. Zeldzame stenen
23
5. Iets heel bijzonders
27
6. De lekkerste kaas van de wereld
31
7. Vliegles voor Jasper
35
8. Het spookfeest
39
9. Speel met mij
43
10. Twee voor een euro
48
11.Trollenlol
53
12. De afwasoorlog
57
Nawoord63
Het “Rechtsaf bij volle maan” projectboek is een uitgave van Walter Donker en een product
van basisschoolproject “Illustreren kun je leren“. Het is een aangepaste versie van het
originele boek “Rechtaf bij volle maan” geschreven door Tais Teng en geïllustreerd door
Walter Donker.
Het originele boek Rechtsaf bij volle maan:
Zwijsen
ISBN 90 276 6306 3
NUR 282
De illustratoren van dit boekje zijn:
Nadja Koenders
Jeffrey Fikse
Daniël de Nijs
Barreiro Tastemur
Jamano Kertokarijo
Sanne Karman
Emma Brouwer
Ronin Boeve
Acelya Azgin
Levi Woerts
Timo Ritter
Kas Derksen
pag.
10
16
21
25
28
33
36
41
45
51
55
58
Omslagontwerp, omslagillustratie en grafische vormgeving: Walter Donker
© Kameleon Design Deventer 2014
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt,
door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint,
microfi lm or any other means, without written permission from the publisher.
1.
Superskates
‘Opzij, sukkels!’ De jongen schiet langs Fred en Herman tegen
de skatebaan op. Bovenaan maakt hij een salto en suist terug.
Achteruit, op één skate.
‘Die kan het,’ zegt Herman jaloers. ‘Ik wou dat ik ook skates had ...’
‘Je hebt toch skates?’ zegt Fred.
‘Geen goeie. De skates die ik van tante Miranda kreeg, kunnen echt
niet. Ik bedoel, er staan blauwe eendjes op de zijkant! Daar kan ik
de straat toch niet mee op?’
‘Skates?’ Een broodmagere man wenkt hen. Hij is nogal kort. Nog
een kop kleiner dan Fred, hoewel hij toch duidelijk volwassen is.
Bovendien heeft hij een opvallend lange neus en puntjes aan zijn
oren. ‘Hoorde ik daar “skates” zeggen?’
‘Dat klopt,’ zegt Herman.
‘Ik heb skates te huur, jongeman. Superskates.’ Hij opent zijn
morsige legertas en trekt een hele tros skates omhoog. Hoe ze in
die tas passen, is Fred een raadsel.
‘Dertien wielen,’ zegt de man trots. ‘Met een profiel van
drakentand voor de betere wegligging. Je gaat nog sneller dan een
jachtluipaard met zijn staart in de fik!’ De man houdt zijn hand op.
‘Een pegel per uur.’
‘Een pegel?’
‘Een florijn bedoel ik,’ zegt hij ongeduldig. ‘Een piek? Een kale
knaak dan?’
‘Hij bedoelt een euro,’ zegt Herman. ‘Oké, we huren twee paar.’
Hij werpt de man twee munten toe.
‘Maar ik heb nog nooit op skates gereden!’ protesteert
Fred.
‘Dan heb je nu mooi de kans om het te leren.’
Het valt Fred reuze mee. Ze zoeven het fietspad af en zwieren
rechtsaf het bos in.
‘Denk erom!’ roept het mannetje hen na. ‘Ze zijn maar goed voor
één uur.’
9
‘Wat was dat voor rare figuur?’ vraagt Fred.
‘Och,’ zegt Herman, ‘gewoon een elf. Die hebben altijd puntneuzen
en puntjes aan hun oren. Dit zullen wel magische schaatsen
zijn.’ Hij knikt. ‘Ja, moet wel. Anders was jij al minstens vier keer
gevallen. Of tegen een boom geknald.’
Hij springt omhoog en maakt een salto. ‘Ik ben de beste!’ joelt
Herman. ‘Ik ben de snelste. Ik ben de kampioen!’
‘Wat een opschepper!’ gromt een stem. Het is een lage,
rommelende stem. Even zwaar als die van een pratende beer.
‘Een kleuter op wieltjes,’ vult een tweede stem aan. Fred kijkt om.
O nee toch! Twee gabbers skaten vlak achter hen. Kale koppen,
twee scherpe hoorns.
Hij struikelt bijna over zijn eigen wielen. Hoorns?
‘Wij zijn de kampioenen van het Westerwoud,’ zegt de voorste trol.
‘En we hoeven geen papzuigende broekpoepers in ons bos.’
‘Kampioen opscheppen zul je bedoelen!’ Herman balt zijn
vuisten. ‘We dagen jullie uit! Wij, Herman de Straaljager en eh,
Fred de Best Wel Snelle!’
‘Oké.’ De trol bukt zich en trekt de band strakker. Het zijn
echte trollenskates ziet Fred nu. Langs de zijkanten lopen
vleermuisvleugels. Gaaf. Nog gaver dan die van hem.
Herman en de grootste trol kletsen met de handpalmen tegen
elkaar. ‘Fred en ik maken jullie in. Eh, waar racen we eigenlijk om?
De eer?’
‘Welnee. Als wij winnen, vreten we jullie op.’
‘Ik doe niet mee!’ piept Fred.
‘Dan eten we je meteen op.’ Zijn slangentong likt over zijn dikke
lippen.
‘Toch wel!’ roept Fred. ‘Toch wel!’
Herman zet zijn handen in zijn zij. ‘En als wij winnen?’
De trol grinnikt. ‘Dan mogen jullie óns opeten.’
Hij sjeest weg. ‘Een, twee, drie, start,’ ratelt hij onder het skaten.
‘De laatste over de brug is het avondeten!’
De trollen zijn snel, maar de skates van de jongens zijn nog sneller.
Ondanks de valse start beginnen Fred en Herman in te lopen.
‘Ik hoor wieltjes achter ons piepen, Donder!’ roept de grootste trol.
‘Dan doe ik daar toch wat aan, Bliksem?’
De tweede trol zwiert opzij en schopt tegen een eik. De enorme
11