Moeders spelen geen komedie novelle

Moeders
spelen geen komedie
novelle
Madri non fanno la commedia
verfilmd door Cinecitta
pater Jan De Brabandere o.p.
huize Maria ter Kluize – Rome
Premio Manzoni 1992
1.
Het gezellige arendsnest ..................................................................... 1
2.
Mamma Giuseppina ........................................................................... 3
3.
Gino Fioravanti................................................................................... 6
4.
Het huwelijksfeest ............................................................................ 10
5.
De geboorte van Rosella................................................................... 11
6.
Moeilijkheden rond de geboorte van Pietro ..................................... 12
7.
Een eigen wijngaard ......................................................................... 13
8.
Nog een kindje bij of de verzoening met Paola ............................... 14
9.
De aanhouding van de zoon van de smid ......................................... 16
10. Er wordt met gespot met de onderwijzeres! ..................................... 17
11. Het zweepje der bestraffing .............................................................. 18
12. Een uit de hand gelopen frats! .......................................................... 19
13. Avanti, con Mussolini ...................................................................... 22
14. Ondanks succes verzet tegen het fascisme ....................................... 22
15. De twee troeven van Mussolini!....................................................... 23
16. Don Luïgi treedt in het verzet........................................................... 25
17. De mislukte raid boven Barcelona ................................................... 25
18. De Spaanse burgeroorlog ................................................................. 26
19. Het leed der idealisten ...................................................................... 27
20. De kruisiging van een heldhaftige pastoor ....................................... 27
21. Gino wordt gemobiliseerd ................................................................ 29
22. Gino sneuvelt nabij Leningrad ......................................................... 31
23. Arnolfo, de geheimzinnige ............................................................... 32
24. Pietro en Rosella treden in het verzet ............................................... 33
25. Spanning om een schoonheidswedstrijd .......................................... 33
26. Adoptie van een joods meisje ........................................................... 34
1
27. Een dure les voor Pietro. .................................................................. 35
28. Rosella wordt in een hinderlaag gelokt. ........................................... 37
29. De aanhouding van Don Luïgi ......................................................... 38
30. Het arendsnest in diepe rouw ........................................................... 39
31. Het oorlogsgeweld neemt toe ........................................................... 40
32. Het drama Monte Cassino ................................................................ 40
33. Triomf en ondergang ........................................................................ 41
34. De dood van Pietro ........................................................................... 42
35. De teloorgang van de bloeiende wijngaard ...................................... 43
36. Maria-Addolorata wordt terug Jessica ............................................. 45
37. De louteringsberg van Jessica .......................................................... 46
38. Een "getuigenis" zonder komedie .................................................... 46
39. De wijngaard wordt weer familiebezit ............................................. 48
40. De dood van een rechtvaardige ........................................................ 49
2
1. Het gezellige arendsnest
Voor de bengels van het arendsnest is het altijd een enig-leuke gebeurtenis, bovenop
de rijzige muilezel veilig tussen de stoere armen van hun vader, de smalle steegjes te
verkennen.
leder trapje, ieder pleintje en ieder hoekje heeft zijn eigen sfeer. Het moeiteloos op en
neer wiegen bovenop de rug van de brave vlijtige muilezel geeft alleen al een blij
gevoel. Je stijgt al wiegend op en het kost je geen enkele moeite of inspanning.
Al de nieuwsjes worden doorgegeven uit de valleien, waar de wijngaarden tot aan de
horizon reiken als een goud-groen-gele op-en-neer deinende zee. Doorheen de
grimmig-kronkelende straatjes worden al de berichten doorgegeven, de onbelangrijke
zowel als de wereldschokkende, liefst alle faillieten en bankroeten; soms wordt er
gefezeld als het om een schandaal gaat, of over een of ander zedenmisdrijf.
De vrouwen die vlijtig aan het werk zijn komen van achter hun wastobben of van achter
de oven die ze aan het warm stoken zijn, toegelopen, om het nieuws van de dag te
vernemen, met humor en met alle gebaren, zelfs met leedvermaak als het iemand
betreft die in stand of rijkdom hen overtreft. Het is het levende journaal van iedere dag.
De beste luisteraar van al die nieuwsjes is de guitige bengel tussen de armen van zijn
vader, die het meest nog geniet van de replieken en opmerkingen van al de vrouwen
Geen plaats ter wereld waar het gezelliger is om te wonen dan een arendsnest. In
stemming overtreft het in alles de grootsteden met hun saaie stationsbuurten en al te
drukke winkelstraten, waar de mensen mekaar niet groeten of zelfs onverschillig
voorbijstappen alsof het geesten of schimmen waren.
In de smalle steegjes loop je mekaar letterlijk tegen het lijf en dat alleen is al een hele
communicatie op zichzelf. Iets van diezelfde communicatie kan een kleine haven
bezitten, waar vissers bij hun terugkeer van een vispartij, heel wat nieuws opsteken
van de voorbijvarende vissers. Alle ongevallen en sterfgevallen worden aldus
meegedeeld en gecommentarieerd, de opnamen in hospitalen en nu en dan eens een
zelfmoord van een of andere eenzaat uit de streek die het hier op aarde voor "gezien"
heeft gehouden.
Het arendsnest straalt een warme sfeer uit. Niemand is er zeer rijk of opvallend beter
behuisd of zal uitpakken met wat hij meer bezit dan zijn buurman of buurvrouw.
1
Niemand kent er miserie, niemand lijdt hier honger. Allen delen in mekaars vreugden
en beproevingen, allen delen in mekaars lijden, ziekte of ongeluk. Niemand is
onverschillig of onaangesproken in het arendsnest.
Het is een soort familieburcht, die ooit steen voor steen tegen de rots werd
opgebouwd, beveiligd tegen aardbevingen door bogen en steunmuren. De smalle
straatjes zijn veilig tegen de alles vernietigende overstromingen in de valleien, die in
alle herfstmaanden wel eens woest huishouden. Ook de stormen halen hun slag niet
thuis in de arendsnesten.
De dikke muren met eiken poorten beveiligden in het verleden de burgers tegen de
goddeloze invallers, Noormannen of woeste Vikings, die niemand spaarden: noch
vrouwen, noch mannen, noch kinderen.
Vanaf het eerste Christendom waren de arendsnesten oorden van devotie. De
parochieherder leefde al het wel en wee mee met zijn toevertrouwde zielen, leefde
even arm of was vaak eng behuisd in een kluis die aan de kerk was bijgebouwd of zelfs
in een krocht onder de kerk. Doch een goed gevulde wijnkelder was er altijd bij.
De arendsnesten genoten altijd van een goede temperatuur. Zelfs als de steden
broeiden van de warmte, waaide er in de arendsnesten een frisse transmontaanse
weldoende noorderwind. Voor een te sterk brandende zuiderzon waren ze meestal
goed georiënteerd, zodat een hoger gedeelte hen tegen de te sterke zon beveiligde en
een natuurlijke aangename schaduw bezorgde.
Aan water was er nooit een tekort: alle daken leverden genoeg regenwater op
gedurende de winter om de ondergrondse voorraadputten die uit de rots gehouwen
waren, rijkelijk te vullen voor de consumptie van het hele jaar.
Voor de wereldvermaarde wijnsoorten bezaten de arendsnesten een uniek rijpings- en
bewaringssysteem. In de grotten onderaan het arendsnest - waar de temperatuur
steeds constant bleef: niet te koel en niet te warm. Ideaal voor het zo belangrijke
gistingsproces van de gouden wijn, die zichzelf uitzuiverde en kristalliseerde tot een
ware godendrank.
Vaak waren de arendsnesten beroemde bedevaartplaatsen die ieder een eigen
"specialiteit" bezaten, nooit meer dan één per arendsnest. Het ene tegen het
koudvuur, het andere tegen longziekten of astma, nog een ander voor de beveiliging
tegen huidziekten of bloedziekten, een ander tegen dysenterie. Een heel uitzonderlijk
2
arendsnest was beroemd als mirakelplaats tegen de zo gevreesde tyfus. Deze ziekte
was meegebracht door uitgeputte en doodzieke kruisvaarders, die hun kruistocht
hadden overieefd, om in hun arendsnest te komen sterven.
In deze sfeer speelt het verhaal zich af. Uniek in al zijn pittoreske schilderachtigheid en
gezellige gelatenheid van een zeldzame "wereld op zich": een wereld om van te
dromen, om te mijmeren, te verlangen en te fantaseren, een oprecht leven in al zijn
authenticiteit en waarachtigheid.
2. Mamma Giuseppina
Mamma Giuseppina di Matteïs bezat een warm zuiders temperament. Haar ogen
waren als vurige kolen en als ze de handen uit de mouwen stak, dan weerstond er
niets aan al wat ze wilde bereiken. Haar glad plat gestreken haar, waarin een
glinsterende glooi een wil tot krullen vertoonde, bond ze samen tot een knoop. Ze was
slanker en groter dan de vrouwen van de omliggende Abruzzen-dorpen.
3
Zelf had ze nooit de kans gehad te studeren en heel haar kennis - en foutloos schrijven
- had ze geleerd in de "scuola Elementare" bij de plechtstatige signora Cecilia die er
met de grove borstel doorheen ging. Vooreerst, als men haar niet al te beleefd
aansprak met de titel van "Maestressa" of als men geen halve kniebuiging voor haar
wilde maken alsof ze een bergkoningin was. Vervolgens, wanneer men niet netjes
gekamd was of met half neer rollende kousen of zonder schoeisel de "scuola
Elementare" durfde te betreden. Tenslotte, wanneer men blijkbaar ongewassen naar
school kwam of niet te lekker rook, dan durfde ze de meisjes ongenadig in een
achterkamer van de school in een kuip ijskoud water stoppen en met spons en zeep
moesten ze zich zo lang wassen als het haar beliefde, als een les voor het verdere
leven.
Persoonlijke netheid en lichaamsverzorging was de eerste levensregel; de kunst van
te lezen en te schrijven of van het opzeggen van hun lessen was de tweede regel. Met
zwarte handen of met nagels vol zwarte randen verschijnen voor het morgengebed of
het lezen van het evangelie vond ze hoogst oneerbiedig en niet passend.
Meisjes mochten nooit het gebed aanvangen als ze niet de helder glanzende
maagdensluier op het hoofd droegen, zo dat ze er allen uitzagen als Lieve-Vrouwtjes
uit verre devotieboeken. En wat meer was, Signora Cecilia duldde niet dat er iemand
zou omkijken of zou glimlachen tijdens het gewijde morgengebed. Signora Cecilia had
een grote verering voor monsignore Luïgi Petronio, die ze voor een heilige hield en
aan wie ze verslag uitbracht over al de jonge kinderen die haar school bezochten.
Naast de informatie over de toestand van netheid op lichamelijk gebied, werd ook het
karakter en de eigenschappen van ieder kind bij de monsignore gerapporteerd; ook de
eigenzinnigheden van ieder van haar subjecten werden nauwkeurig gevaloriseerd of
afgekeurd met een zin voor analyse en nauwkeurigheid, die alleen ongehuwde oude
jonge dochters kenmerkte.
Niets ontsnapte aan haar aandacht. Al de fouten en kleine eigenheden werden
uitgevist langs de gebreken die ze bespeurde bij de slordige overbelaste moeders, die
soms een viszaak of een slagerszaak in stand moesten houden van vroeg in de
morgen tot laat in de avond, zodat er voor de netheid of de fijne manieren van hun
kinderen geen tijd of aandacht meer overbleef.
Zo ontdekte signora Cecilia al de gebreken bij de moeders, die ze wel eens met een
4
scheef oog bekeek; nog scherper bekeek ze de gedragingen van de vaders van de
kinderen die ze vlug een verwijt toezond, dat ze al te weelderig gebruik maakten van
de hoofdige Frascati-wijnen of de nog sterkere alcoholische dranken van Sicilië of
Calabrië. Dat was voor haar voldoende om het kind in heel zijn omgeving in te kaderen
of nog erger te klasseren als onopvoedbaar of niet bekwaam tot menselijk passende
relaties.
La signora Cecilia was ongenadig streng in de beoordeling van de mamma's of de
vaders van haar kinderen, ze aanvaardde geen excuus voor minder verfijnde
manieren en gedragingen, zoals vloeken, ruwe uitdrukkingen, vieze handgebruiken,
nagelbijten, jeuken, krabben in het haar, in de neus peuteren of andere minder-fraaie
handelingen onder de kleren. Des te strenger was ze, wanneer het ging over het
taalgebruik van haar kinderen - het gebruik van jij of gij, of van ruwe voornamen: zoals
de manke, de schele, de dove, de rosse, de feeks, de heks of iets dergelijks.
Om nog niet te spreken over niet passende uitdrukkingen, die ze in de smalle steegjes
en trapjes van het arendsnest konden opvangen, 't zij van hun grotere broers; vaders
of nonkels of van een of andere marktkramer die op het marktplein soms heel
dubbelzinnige liedjes van laag allooi kwam zingen: "indecent" was dit alles volgens de
normen van Signora Cecilia.
Het woord "hoer" of "lichtekooi" of "donna della strada" waren voor haar steeds taboe
en onbehoorlijk in de mond van de jonge kinderen die haar voorname school
betraden. Ruwe woorden opgevangen uit de woordenschat van een of andere
afgezwaaide soldaat, die veel duistere watertjes had doorzwommen werden als
indecent bestempeld en als middel had signora Cecilia een remedie die geen
toegevingen duldde; wie zulk indecent woord had uitgesproken werd voor de rest van
de dag de mond toegekleefd met een ongenadige plakband waardoor ze het voor een
dag zonder -spaghetti- of drank -wijn-melk- of een druppel water moesten stellen.
La signora Cecilia was een oud-leerlinge van de strenge en oerdegelijke school van
mamma Montessori, die al haar laureaten een stempel voor heel het verdere leven
meegaf, in zoverre dat de religieuze en pedagogische opvoedingsmethodes heel vlug
de grenzen van Italië overschreden en heel Europa gingen beïnvloeden, tot de
beroemde scholen van Oxford en Cambridge toe. Dat was de grote ambitie van
signora Cecilia. Er bestond geen schijn van toegeeflijkheid in de geest van deze zo
5
scrupuleuze en zclfs een beetje maniakale opvoedster.
Voor de jongens had ze een heel andere benadering. Van hen eiste ze een totale
onderworpenheid, want ze was overtuigd dat eens dat de jaren van puberteit zich
aandienden ze het impact op de jongens tot haar verdriet verloor.
De tijd van de legerdienst schetste ze als een tijd van verlies op alle terreinen, eens in
de voile greep van de emancipatie in een ruwe mannenwereld van wapengeweld,
oorlog en vernietigingsdrang. Hiervoor had ze geen goed woord over. Ze vond al haar
jongens die ze na de legerdienst terugzag verruwd zo niet brutaal geworden
Ze vond dat ze vaak slechte leefgewoonten hadden aangeleerd, zoals dronkenschap,
libertijns gedrag, nachtleven, uitzitten, lanterfanten, lui zijn en ongeïnteresseerd zijn
voor de eenvoudige zaken die het ritme van het leven in een arendsnest zo rustig en
ongecompliceerd maakten. Ze kwamen allen terug als ten kwade gemetamorfoseerd.
Ze deed er een gebaar bij, als een zak graan die volledig leeggeschud was. Alle edele
menselijke waarden waren in de mist vergaan, zo oordeelde ze.
Door zo een professoressa was moeder Giuseppina gevormd, geboetseerd en
gemodelleerd in haar geloofsleven en dat alles had diepe sporen gelaten in haar
karakter en had haar temperament, dat ze van haar stoere Abruzzische ouders had
geerfd, gevormd tot een type dat ver boven het gemiddelde uitstak van de Italiaanse
vrouw.
3. Gino Fioravanti
Men zou nu verwachten dat Giuseppina in de weelde van haar jeugdige schoonheid
een man zou veroverd hebben van eenzelfde kracht en energie als zijzelf. Samen
werkend in de goudgele op en neer deinende wijnvelden van de Frascati-hoogvlakte,
had ze Gino leren kennen, een jonge man met een schuchter en zeer ingekeerd
karakter, die door zijn ingoede ouders zo ingekapseld en door zijn moeder vooral zo
teder was opgevoed, dat hij aan de limiet verkeerde van minderwaardigheid en stille
teruggetrokkenheid.
Gino was nu niet het type van de mooie Italiaanse jongen maar één ding had hij in
hoge mate van zijn ouders geërfd een eerlijk gemoed en een absolute zin voor
echtheid en oprechtheid in handel en wandel. Hij bezat wondermooie ogen,
hemelsblauw, die geleken op het azuurdiep blauwgroen van het meerwater van Nemi
6
of Albano. De zachte ogen van Gino glansden helder in zijn teruggetrokken schuchtere
glimlach en gaven hem iets ontwapenend, zelfs iets stil veroverend.
Aanvankelijk was hij een beetje onwennig in de nabijheid van de bruisende en
exuberante Giuseppina, die al zingend geleek op een verlokkelijke zeemeermin die
zelfs de meest bonkige steenhouwer van de marmergroeven van Tivoli het hart kon
doen smelten. Giuseppina had alle mannen rond zich en waar zij aanwezig was, was
er vreugde en vrolijkheid. Niets kon haar enthousiasme en levenslust intomen of
beknotten. Giuseppina was de zon van het "Arendsnest".
Niets liet aanvankelijk verpoeden dat er ooit een romance zou ontstaan tussen haar en
de uitzonderlijk stille Gino, die in niets verlangde uit te munten of op te vallen. En toch
wonderen zijn nooit uitgesloten. Dit mirakel vond plaats in het zangkoor van de jonge
koster Isidoro, die op een bepaald ogenblik zijn koor dat uit de meisjes van de school
bestond, uitbreidde met mannenstemmen. Dit tot orakelend ongenoegen van signora
Cecilia "la professoressa" die voorspelde dat dit regelrecht het pad opende tot
promiscuïteit en vrijpartijtjes onder de bewuste koorleden.
De koorleider argumenteerde bij monsignore Lulgi Petronio, dat hij alleen die mannen
in zijn zangkoor zou opnemen die uitmuntten in deugd en voornaamheid. Ze moesten
evenwel een minimum aan zangtalent bezitten en minstens een si-bemol kunnen
onderscheiden van een koffiekan.
En zo viel de keuze van Isidoro op Gino Fioravanti, die al rood werd alleen al als hij
dacht aan de woensdagavonden, de tijd van de bewuste zangrepetities tussen al die
jonge lustige meisjes. Toen Gino eens als solist zijn stem moest laten horen als test en
ingangsproef, begonnen alle meisjes hartstochtelijk te giechelen en te lachen, zodat hij
door de mand viel. Arme Gino, het was een zware slag voor hem, die het al lastig
genoeg had om zijn minderwaardigheidsgevoel te overwinnen. Hij had op dat pijnlijk
moment van algemene hilariteit van al dat lustige vrouwvolk wel in een mollengat
willen kruipen, om te ontsnappen aan al dat hoongelach.
Maar één meisje onder hen lachte niet: "Giuseppina". In haar binnenste werd ze
opeens aangegrepen door een eerlijk gevoel van medelijden met de arme Gino
Fioravanti, zodat haar hart weldra oversloeg tot een enorm mede-voelende sympathie
voor die brave schuchtere jongen. Wat had de simpele eenvoudige Gino om zich te
doen gelden? Zo goed als niets. Op school bij signora Cecilia had hij nooit iets
7
gepresteerd en menig uur had hij onder de genadeloze blik van de strenge meesteres
doorgebracht, vooraan voor de lessenaar met de vernederende ezelsoren op het
hoofd, als de minst begaafde stotterende jongen van zeer geringe afkomst, van wie de
goede ouders slechts beschikten over een in natuur-steen opgetrokken huis met een
krocht achterin, die de stal vormde voor de brave muilezel, die hun enig bezit was. Zijn
vader moest zijn karig loon opbrengen met het gevaarlijke beroep van steenhouwer in
een van de 50 meter diepe marmergroeven van Tivoli. Het gebeurde vaak dat
arbeiders bij ongevallen betrokken werden door plots losspringende rotsachtige
massa's of stukken marmer. Zo had hij eens een groot blok marmer over zijn been
heen gekregen, waardoor hij voor het leven mankte en de dorpskinderen hem
smalend de bijnaam gaven van "Pippo Fioravanti de mankepoot".
Ondanks deze handicap werkte hij vlijtig van vroeg in de morgen tot laat in de avond
en reed hij op zijn tamme muilezel tot op de plaats van zijn zware dagtaak. Met die
handicap erbij was hij een diep gelovig en eerlijk man en bad geduldig zijn rozenkrans,
bij het knetterend haardvuur. Gino had ook als klein kind dikwijls met hem mogen
meerijden, wat hem bijzonder leuk overkwam als de plezierigste reis van de wereld.
Het gezin kende wel geen armoede maar moest toch de eindjes aan elkaar zien te
knopen om zonder schulden tot aan het eind van de maand te geraken. Het was dan
ook niet te verwonderen dat Gino Fioravanti als de meest armtierig geklede jongen in
de plechtstatige school aankwam en weerom het slachtoffer werd van de vele
spotternijen van de kinderen van de school van signora Cecilia.
Ze had geen waardering voor kinderen uit de armere gezinnen die minder verzorgd
waren. Ze was zelfs genadeloos voor kleinere kinderen, die zonder enige schuld wel
eens geplaagd werden door de aanwezigheid van ongedierte zoals vlooien en luizen.
Ze durfde het wel eens aan harde maatregelen te treffen en ze diplomatisch over te
sluizen naar de dorpsschool van de benedenwijk want, zo argumenteerde zij, haar
school moest standing hebben en uitmunten door netheid en beleefdheid. In de
benedenschool stak het zo nauw niet. Meester Ernesto liet de ruwe of onbeleefde
jongens, als straf, zijn groententuin omspitten en bemesten.
Dat was zijn directe manier van opvoeden. Het zangkoor verbeterde in kwaliteit en de
jaren brachten mee, dat er met meer gelachen werd om een vals nootje dat opsteeg
onder de mannenstemmen bij de tenoren en de bassen.
8
Wat signora Cecilia argwanend had gevreesd geschiedde. Er groeide een romance
tussen de temperamentvolle en zelfverzekerde Giuseppina en de brave jonge man
met de zachte blauwe ogen Gino. Monsignore Petronio, die een wijze psycholoog
was, sloeg op afstand de verliefde gedragingen gade van de jonge vlinders en
steunde hen in stilte, daar hij de sereniteit en de authenticiteit van hun bedoelingen
van harte waardeerde. Zijn recht geaardheid stond daar borg voor. Het kwam tot een
officiele verloving, ook al vond de moeder van Giuseppina dat haar succesvolle
dochter wel een glansrijkere kandidaat mocht gevonden hebben dan de brave Gino,
die ze als een "armejongen" bestempelde - zonder beroep of scholing -, alleen als
losse arbeider in de wijngaarden van Frascati, bij de wijnbouwers die tenslotte hum
onderdanen minimaal bezoldigden voor hun vrij zware arbeid.
Doch Giuseppina trotseerde alle kritiek en hield vol dat Gino karaktereigenschappen
had die vele rijkemanszonen niet bezaten: trouw en eerlijkheid. Giuseppina was 22
jaar en Gino Fioravanti één jaar jonger, wat hem steeds een situatie van tweede in
rang zou bezorgen.
Het huwelijk werd gepland voor de tweede Paasweek, want monsignore Luïgi Petronio
week geen duimbreed af van de kerkelijke wetten die geen huwelijken toestonden
binnen de vastentijd. Daar waren ze het allen in hun onderdanigheid roerend mee
eens.
Heel het arendsnest werd omgetoverd in een feestelijke tooi van geurende guirlandes
en lichtjes door alle steegjes en straatjes van af het huis waar ze hun nieuw "jong
arendsnest" zouden opbouwen als twee jonge arendsjongen.
Het koor had de feestmis van Perosi speciaal ingestudeerd als sympathiebetuiging
voor twee trouwe koorleden, die hun romance hadden opgebouwd, tijdens de vele
gezellige zangrepetities en uitvoeringen op het stemmige doksaal van de barok
beschilderde dorpskerk, die een eigen sfeer uitstraalde.
Don Luïgi had een beetje zijn eigen opvattingen over de liturgie en de bruidskleren
voor de jonge trouwers. Zo was er geen sprake van witte huwelijksjurken als de
kandidaat-bruid en bruidegom het met de moraal niet te nauw hadden genomen. Hij
hield streng bij de wet van de huwelijksroepen, die driemaal volgens kerkelijk
voorschrift publiek tijdens de zondagshoogmis moesten geschieden. Wie een beletsel
had of een grondige reden tot het afkeuren van het geplande huwelijk moest die
9
bezwaren officieel persoonlijk en mondeling bij Don Luïgi komen meedelen.
Anonieme bezwaren, heimelijk en ongetekend in de bus van de pastoor gedeponeerd,
belandden automatisch in de papiermand. Alles verliep zonder enig bezwaar en het
huwelijk werd een der topgebeurtenissen van het jaar in het feestelijk arendsnest.
4. Het huwelijksfeest
De tafels werden in lange rijen opgesteld op het dorpsplein, want het was een feest
voor de hele dorpsgemeenschap waarbij niemand mocht ontbreken, nochjong noch
oud. De beste lierspelers en doedelzakspelers uit de Abruzzen werden uitgenodigd
om voor de stemming te zorgen.
Don Luïgi zat op de ereplaats recht tegenover bruid en bruidegom die het feestmaal,
na een plechtige zegen van de geliefde dorpsherder, lieten oplaaien tot een feest van
de hele gemeenschap, met tientallen geroosterde varkentjes en andere lekkernijen.
Het feest liep uit tot de late uurtjes, die nog gezelliger werden onder de stemmige
verlichting van het feestelijk vuurwerk op het dorpsplein. De vele liters bruisende wijn
verhoogden de stemming. Ook de burgemeester vierde duchtig mee samen met de
officier van de politie.
Samen met bruid en bruidegom verliet Don Luïgi, stipt op de klokslag van 24 uur op de
kerktoren, de feestelijkheden. Bruid en bruidegom trokken naar hun nieuwe woonst,
die onder kanonschoten en geweersalvo's officieel in gebruik werd genomen.
Het was het einde van een uniek volksfeest en het begin van een gezegend
huwelijksleven van twee zielsgelukkige bewoners van het bruisende "ARENDSNEST:
GINO EN GIUSEPPINA FIORAVANTI-DI MATTEIS".
Van een oud pand was een gezellig huis gemaakt. Het zat hoog ingebouwd in het
arendsnest. Doorheen een mooie Romaans-aandoende boog betrad men een gezellig
binnentuintje, dat vol bloeiende geraniums stond. De gebouwen vormden een pand en
van uit de woonkamer had men een eindeloos vergezicht tot aan de gouden horizon,
die als een lichtend lint de Middellandse Zee liet vermoeden. Aan de andere zijde
staken mysterieus de witte toppen uit van de eerste glooiingen van de Abruzzen. Op
een hoogte van 800 meter was het nooit zeer warm. Een zachte bries waaide
doorheen de straten en pleintjes van het arendsnest en zorgde aldus voortdurend voor
een beetje afkoeling. In de winter echter kon de ultramontaanse ijzige wind wel eens
10
meer voor zeer koude dagen zorgen, zodat de bevolking zich ging opsluiten rond de
gezellige haarden die met sprokkelhout werden warm gestookt.
Ook de bakoven kon voor heel wat gezelligheid zorgen, want die verspreidde meteen
een zalige geur van dampende broden die om de drie dagen in de ovens gebakken
werden, samen met heerlijke op hout gebakken pizza's, taarten met pruimen en
perziken versierd en een eindeloze reeks andere heerlijke zoetigheden waar vooral de
kinderen steeds zo verlekkerd op waren.
5. De geboorte van Rosella
Het was niet te verwonderen dat 9 maanden na het feestelijke huwelijk, het huisje van
Gino en Giuseppina verblijd werd met de komst van een eerste kindje dat door zijn
geschrei de hele buurt in een blije sfeer omtoverde.
Moeder Giuseppina wist geen blijf met haar vreugde omwille van de komst van de
kleine Rosella en Gino was gewoon niet van huis weg te krijgen. Ze stonden in een
eerbiedige "verwondering" voor het grote mysterie van de wording en de geboorte van
een kind, dat ze beiden beschouwden als het mooiste geschenk dat men als man en
vrouw van de hemel kon ontvangen. Het geschrei van de kleine Rosella was een
signaal uit de hemel: "Het is er, het leeft, wij hebben een kind, een verlengstuk van ons
beiden. God... wat zijt Gij goed voor ons".
Een dokter was er niet aan te pas gekomen bij de geboorte. de vroedvrouw van het
arendsnest bood een zo zelfverzekerde hulp dat alles in de beste orde verliep. De
vroedvrouw Paola werd tot in de naburige dorpen gevraagd en had evenveel prestige
als de beste gynaecologen uit het nabije Roma, waar men aangewezen was op
overvolle hospitaalzalen en als een zoveelste nummer beschouwd werd in de reeks.
De vroedvrouw vertelde meteen al de nieuwtjes van de laatste weken en wist zowat
alle intieme details van iedere vrouw die ze bijstond: de ene was verzorgd en net; de
andere slordig of overbelast door haar vele huistaken; de ene echtgenoot was bij de
geboorte niet weg te krijgen van zijn vrouw; de andere was weinig moedig en vond een
excuus voor zijn afwezigheid door nachtwerk; andere mannen zaten gewoon in de
herberg hun gemis aan dapperheid te verwerken tussen "pot en pint", met het excuus:
als Paola aan 't werk is loop ik toch maar in de weg; dan werd een buurmeisje naar de
herberg gestuurd met de blijde boodschap: "Vlug, het is er, 't is een meisje!" Soms niet
11
meer zo stevig op de benen trok de nieuwe vader naar huis. Hij kreeg er van Paola wel
eens van langs: "Nu ben je daar als alles voorbij is". Hij bromde maar wat tussen de
tanden als een woordenloos en toonloos excuus voor zijn gebrek aan moed. Hij stond
er vaak maar onbeholpen bij, alsof hij er ook niets kon aan doen.
De komst van de kleine Rosella was voor Gino een bijzondere blijde gebeurtenis,
omdat hij tenslotte voor 't eerst in zijn leven zelf iets belangrijks had kunnen presteren
en bereiken. "God, wat zijt Gij goed", zei hij voortdurend. Meer dan dat had hij niet te
vertellen, maar zijn hart bonsde van vreugde; hij had van geluk wel kunnen wenen.
6. Moeilijkheden rond de geboorte van Pietro
Nog geen jaar later werd Pietro geboren, zowat in dezelfde omstandigheden, met de
hulp van dezelfde vroedvrouw. Doch ditmaal liep de geboorte niet zo vlot als bij de
geboorte van Rosella, zodat Paola het raadzaam vond er een gynaecoloog bij te
halen, die directeur was van de grote kliniek van het naburige Frascati.
Hij was er niet zo gelukkig om dat men hem niet vroeger had geraadpleegd, aangezien
het een moeilijke stuipligging betrof, die met een grote omzichtigheid en vaardigheid
diende behandeld te worden.
Paola had zich laten ontvallen dat kinderen die in stuipligging geboren werden, later
zich ontpopten als kinderen die lastig waren en heel dwars van karakter konden zijn.
Dit was een lichtvaardige uitlating, die op geen enkele wetenschappelijke grond
berustte en alleen als een soort stille weerwraak gold bij de anders zo zelfverzekerde
vroedvrouw, omdat ze haar onmacht moest erkennen dat ze het nu eens niet alleen
had kunnen afwerken, zonder de hulp van een dokter.
Giuseppina was met deze uitlating niet erg opgezet en het voorval was er de oorzaak
van, dat het verder niet meer zo goed boterde tussen Paola en Giuseppina, die
overtuigd was dat ieder kind - tot een kind met een soepel en vriendelijk karakter kon
opgevoed worden. Daarin werd ze ten volle gesteund door haar vroegere
schoolmeesteres signora Cecilia die een strenge volgelinge was van de oerdegelijke
pedagogische principes van Montessori. Indien alle kinderen die in stuipligging
geboren werden moeilijk opvoedbaar waren, dan zou een vierde van de kinderen een
moeilijk karakter hebben.
Ondanks de onheilsvoorspellingen van de vroedvrouw, groeide het jongetje Pietro
12
vlug op en ontpopte zich als een meerbegaafd kind. Pietro leek bij zonder taalvaardig
en kon vanaf de kleuterklas steeds best overweg met het opzeggen van leuke
kindergedichtjes en was haantje vooruit als er iets te zingen of te acteren viel. Dat zou
zijn latere aanleg voor studies reeds vroeg aankondigen. Pietro was een zonnekind als
peuter en eiste van Gino en Giuseppina zoveel aandacht op, dat de komst van een
derde kindje een paar jaar op zich liet wachten. Misschien zou het blijven bij 2
kinderen, een meisje en een jongen.
7. Een eigen wijngaard
De voorbeeldige arbeidslust van Gino bracht hem in een beste relatie met zijn baas,
ee, grote landeigenaar en wijnbouwer. Op een avond werd hij bij zijn baas ontboden.
Deze had voor Gino een welwillend voorstel. Hij zou aan Gino en Giuseppina 2 ha
wijngaard willen schenken om aldus een eigen zaak op te zetten. De koop kon betaald
worden met 30 procent van de opbrengst van de gouden zoete druiven, die zeer
gewaardeerd waren op de wijnmarkten voor de productie van de edele wijnsoorten.
Gino trok naar huis met een hart dat bonsde van blijdschap, bij zo een welwillend en
vriendschappelijk voorstel. Giuseppina kon haar oren niet geloven als ze dat prachtig
aanbod vernam. "De hemel zij geloofd", zei ze, we worden aldus zelf nog eigenaar van
een wijngaard en wel één van een zeer gewaardeerde soort. Gino en Giuseppina
viogen elkaar in de armen van overdadige blijdschap. Zo iets hadden ze nooit durven
te dromen.
De maanden verliepen en de goede wijngaardenier hield zijn woord en alles kwam
volmaakt voor mekaar. De aankoop van machines was niet onmiddellijk nodig, want er
waren genoeg machines die reeds door betere waren vervangen en die Gino aldus
zonder betaling mocht overnemen:
Een tractor met eg en ploeg; een sproeimachine kreeg hij erbij, als dank voor zijn
jarenlange trouwe dienst bij de welvarende wijngaardenier. De wijn van de streek was
zo wereldwijd bekend, dat al wat geproduceerd werd tot de laatste liter toe verkocht
werd. Daarmee stonden alle signalen op groen voor Gino en Giuseppina, om met een
eigen wijngaard van 2 ha van start te gaan. Met hun beide kinderen, Pietro en Rosella,
die zich als guitige lieve bengels ontpopten: hun geluk kon niet op. Ze werden rijkelijk
beloond om hun vlijt en eerlijke levenswandel.
13
De eerste wijnoogst van november was al een succes, omdat het klimaat bijzonder
constant en warm was geweest, zonder een enkele storm of hagelbui, die de grootste
spelbrekers vormden bij de wijnbouw. Zo kon na een hagelbui de helft van de
druivenoogst vernietigd worden, vooral als de druiven in het laatste stadium
verkeerden van het rijpingsproces. Aldus ging soms in een paar uur tijd de winst van
een heel seizoen verloren, tot wanhoop van alle wijnboeren van het hele gewest.
Dit jaar was bijzonder gunstig, wellicht zat de zegening van de wijnvelden die
Monsignore Luïgi Petronio had gedaan, er voor iets tussen, met een speciale intentie
voor de nieuwe akker van Gino en Giuseppina, die een warme plaats innamen in het
hart van de goede priester.
Het feest van SAN MARTIN was dan ook het hoogtepunt want de zegening van de
velden en wijngaarden, had een allerbest resultaat opgeleverd. Acht reuze grote vaten
die schuimend overvloeiden van heerlijk zoete Frascatiwijn. Vanzelfsprekend werd
een goed gevuld rondbuikig vaatje gereserveerd voor de wijnkelder van de goede
dorpspastoor, die hen steeds met hart en ziel ter zijde had gestaan. Hij was trouwens,
zonder er ooit misbruik van te maken, een van de beste kenners en keurders van de
wijnen, niet alleen van Tivoli of Nemi of Frascati, maar zelfs van Friuli of Piëmont of van
de warm-zoete wijnen van Sardinië, Messina of Calabrië.
Gino en Giuseppina waren daarmee nog niet onmiddellijk rijke mensen geworden,
doch hun zelfvertrouwen was voor goed gevestigd. Alle risico's waren weggedeind. De
toekomst was verzekerd. Gino was van onbelangrijke loonwerker gepromoveerd tot
kleine wijnbouwer met eigen hebben en houden. Nu werkte hij met nog meer
voldoening samen met de blijmoedige levenslustige Giuseppina voor zijn eigen zaak.
Vroeger al deed hij bij zijn baas heel wat overuren, maar nu stond hij vroeg in de
morgen op met het gekraai van de hanen, met een blij gemoed, want het was zijn
wijngaard. Giuseppina, haar ideaal kreeg vaste vorm. Alles wilde mee en de kinderen
waren de bekroning van hun geluk. God, wat zijt Gij goed! Monsignore Luïgi Petronio,
noemde hen de blijmoedigste familie van heel zijn parochiegemeenschap "God ter
ere."
8. Nog een kindje bij of de verzoening met Paola
Een derde kindje werd geboren tijdens de grote euforie, die Gino en Giuseppina
14
beleefden nu ze eigenaars waren van de wondermooie fijn verzorgde wijngaard van 2
ha. Nu waren ze geen onderdanen meer van een rijke wijnboer maar partner en
collega. Het was ook niet te verwonderen, dat bij het snoeien en de opmaak, het
opruimen van onkruid rond iedere wijnstok, er met een vertederende zorg werd
gewerkt want iedere stam was nu met zijn sierlijke grillige vorm een stukje eigendom
geworden.
Ieder jaar opnieuw, bij het uitlopen van de botten, groeide een blijde hoop op nieuwe
druiven, op nieuwe wijn, zonder enige onzekerheid dat het helemaal niets zou worden.
Zelfs bij laattijdige vorst of kwaadwillige storm en hagelbuien bleef er altijd meer dan
de helft van de belofte over, en ook al was de kwantiteit wat minder, dan was het vaak
ten voordele van de kwaliteit en de grootte van de rondbuikige druifjes.
De geboorte van de kleine Alessandrina liep bijzonder vlot en was meteen de grote
verzoening met de vroedvrouw, die weer eens haar opperste suprematie kon laten
blijken aangezien de tussenkomst van een dokter-gynaecoloog totaal overbodig was
en het kindje als in een vreugde-sprong ter wereld was gekomen. Dit wordt vast en
zeker "uw geluks-kind", zo orakelde Paola. Alles is er in aanleg toe. Kinderen, die viot
en zonder obstakels of verwikkelingen geboren worden, zijn altijd de vreugde van hun
ouders, zo filosofeerde Paola en dat veegde meteen de spons over de minder prettige
gesprekken rond de geboorte van Pietro.
De invloed van een welsprekende vroedvrouw was soms groter dan die van de
meestal haastige en zwijgzame gynaecologen, die nooit veel tijd maakten voor het
beantwoorden van de vragen van de jonge moeders. Na het opstrijken van het vaak
niet te hoge salaris verdween de dokter met een korte wens: "Succes met je baby" en
meteen stapte hij in zijn wagen en verdween uit het leven van de jonge ouders. Met de
vroedvrouw was het contact veel inniger en bleef vaak voor het verdere leven.
In tegenstelling met het broertje Pietro en het zusje Rosella, was Alessandrina een
stille baby die zich heel weinig liet horen of door nachtelijk geween de hele buurt
wakker maakte. Allessandrina was het meest lachende kind dat Paola in haar
loopbaan had gekend. Dit beweerde ze en zelden zei ze zaken die niet met de
waarheid overeenkwamen. Haar uitleg was, dat de jonge moeder ook heel wat aan
zelfvertrouwen en ervaring had gewonnen na de twee voorgaande geboorten. De rust
van de moeder komt ten goede aan het kind, zo vond Paola.
15
9. De aanhouding van de zoon van de smid
Terwijl Giuseppina haar baby aan het verzorgen was, hoorde ze een ongewoon geluid
van paarden en hoongeroep doorheen de smalle straatjes van het arendsnest. Met de
baby op de arm ging ze naar het raam en zag tot haar verbazing, dat drie brigadiers te
paard, met een koord een jonge kerel voorttrokken met handboeien om de polsen. Ze
kon haar ogen bijna niet geloven: het was de zoon van de smid: "Gerardo". "Wat zou
die nu weer uitgehaald hebben? "k Heb in dat kereltje nooit veel goeds gezien", dacht
ze bi| zichzelf.
De brigadiers keken grimmig en Gerardo boog het hoofd. Geen grotere vemedering
kon hij ondergaan, dan zo geboeid voorhet aanschijn van de hele dorpsgemeenschap
te worden weggesleept. Arme smid, dacht Giuseppina. Zo iets heb jij zeker niet
verdiend, jij die van de vroege morgen tot de late avond zwoegt voor jouw gezin! Die
Gerardo heeft die brave mensen toch al wat aangedaan!
Wat nu weer!, riep Giuseppina doorheen haar venster. Als je mijn zoon was, dan sloeg
ik met een zweep op je gezicht, alleen al voor alles wat je aan je ouders aandoet! Er
kwam geen antwoord. Alleen het ongewone getrappel van de hoeven van de paarden
was de weergalm van de roep van Giuseppina.
Goede God, dat dit toch nooit ons moge overkomen. Gino zou die schande nooit te
boven komen. Als Pietro groot is, zai ik er wel voor zorgen dat hij niet rondhangt in de
nachtgelegenheden van Frascati of van Tivoli. Ik zou er hem zelf wel uithalen. Met al
dat werkloze jonge volk is er niets aan te vangen; daar komt nooit iets goeds van!
Geen uur later wist Giuseppina al wat er aan de hand was met Gerardo, de zoon van
de smid. Hij was ervan beschuldigd dat hij met een andere nietsnut van Frascati, een
17-jarig meisje van Anzio had verkracht. Met hem moet niemand medelijden hebben,
orakelde Giuseppina; dat ze hem maar voor de rest van zijn leven in de gevangenis
van de "Ara Coeli" te Rome opsluiten. Eens dat het kwaad erin zit komt er niets goeds
meer van terecht, hoe braaf en voorbeeldig de ouders ook zijn.
Giuseppina's stille veroordeling werd bewaarheid, want de nietsnut Gerardo kreeg
levenslange opsluiting als straf. En aangezien hij nog minderjarig was, moest de
"smid" een ongelooflijke hoge boete betalen aan het onschuldig meisje en haar
familie.
16
Giuseppina redeneerde bij zichzelf: "Was dat meisje wel zo onschuldig? Dikwijis
spelen argeloze meisjes in hun onnozelheid het spelletje mee en vertoeven tot laat in
de nacht in danszalen en drank-gelegenheden waar ze in hun eigen ongeluk lopen."
De feiten waren echter anders, want het slachtoffer was door de beide nietsnutten van
haar fiets neergetrokken terwijl ze boodschappen deed voor een ziek familielid. Ze
was in een holle weg meegesleurd en door de zoon van de smid "Gerardo" verkracht.
In heel het arendsnest werd wekenlang over niets anders gesproken en de
armee smid leed er zwaar onder. Hij, die een brave en noeste werker was, had dat
zeker niet verdiend. Ook dat wisten de bewoners van het arendsnest en leefden het
leed mee van deze goede mensen.
Er kwamen heel gelukkige jaren in het gezin "Fioravanti di Mattel's". Rosella, Pietro en
Alessandrina groeiden op als blije kinderen en vooral de jongste was steeds een
zonnetje, zij was altijd de lachende toeschouwster van al de ondeugende fratsen van
de guitig ogende Pietro en het bemoederende zusje Rosella, dat de poppen vlug
vaarwel had gezegd om zich over het lieve zusje te ontfermen.
Dit gaf haar een hele voorsprong op haar leeftijdsgenootjes uit de klas van de nog
altijd even punctuele signora Cecilia die door ouder te worden nog meer verstard was
in haar opvoedingsprincipes en oude-jonge-dochters manieren. Voor Rosella had ze
een boontje voor, daar ze steeds het goede voorbeeld van moeder Giuseppina in haar
geheugen had. Ook deze bleef ze beschouwen als haar meisje, haar leerlinge,
niettegenstaande dat ze intussen al drie kinderen ter wereld gebracht had.
10.
Er wordt met gespot met de onderwijzeres!
Zo bleef Signora Cecilia in haar gewoonten dezelfde en in haar beoordelingen werd ze
zelfs nog wat eigenzinniger dan ze vroeger al was. Eens had ze Rosella met haar
vriendinnetje Rosita 2 voile uren, ieder in de hoek van de klas, op hun knieën doen
zitten als straf omdat ze beiden de "signora" hadden uitgelachen, daar ze ongenadig
stotterde bij het uitspreken van haar anders zo welluidende familienaam: Fio-Fio-Fio-o
ra-ra-vanti, wat heel de klas in een schaterlach deed uitbarsten.
Signora Cecilia wachtte moeder Giuseppina op na de klas en eiste van haar, dat ze als
verantwoordelijke voor haar dochter aan Rosella nog een supplementaire straf zou
geven bv. drie dagen na elkaar vroeg naar bed - onmiddellijk na het avondmaal - wat
17
voor Rosella een zware straf was, want dat waren haar aangenaamste uurtjes:
gezellig bij het knetterende haardvuur om te kuieren en te spelen. Hoewel Giuseppina
inwendig niet sterk overtuigd was van de kwade wil van haar dochtertje, gaf ze signora
Cecilia maar gelijk om bestwil. In feite moest ze inwendig ook wel eens glimlachen met
het onbarmhartig stotteren van de zo zelfverzekerde signora.
Terwijl Rosella na het avondeten naar bed trok, riep ze ondeugend vanop de trapzaal:
"Weltemsten, Gino Fio-Fio-Fio-ra-ra-vanti". ledereen lachte, ook Giuseppina: "Ha, die
ondeugende duivelin, welk een stoute meid toch!"...
Met het stotter-incident was de relatie met het gezin een beetje afgekoeld, want
signora Cecilia wist genoeg hoe gevaarlijk het was als men eens een spotnaam of een
afwijkende gedraging had ontdekt. Het was genoeg dat men er nooit meer vanaf
geraakte, en dat was voor haar een nederlaag voor haar egocentrische
persoonlijkheid.
11.
Het zweepje der bestraffing
Eens liep het toch uit op een scherper incident tussen Giuseppina en haar dochter
tijdens de dorpskermis. Giuseppina had Rosella de toelating gegeven om zich met
haar vriendinnetjes op de zwiermolens te vermaken tot 20 u. Het werd 20.30 u. en nog
geen Rosella te bespeuren. Kwaad trok Giuseppina naar de kermis en zag haar
ondeugende Rosella met opwaaiende rokken zich vermaken op de zwiermolens, met
al de vreugde van een zich uitlevend gelukkig kind. Giuseppina deed de foorkramer de
molen stilleggen en haalde met een paar klappen om de oren haar Rosella van de
molen af. Schreiend en vernederd in het aanschijn van al haar vriendjes trok ze
huiswaarts met haar moeder.
Daarmee was de bestraffing nog niet ten einde. Voor ieder minuut die ze te laat
was, dus later dan 20 u., zou ze met een scherp wisje een zweepslag op haar wangen
krijgen. Er waren 28 minuten over tijd verlopen, dus 28 slagen van het nijdig snijdend
wisje, zodat haar wangen er rood van uitsloegen. Ze wist dat signora Cecilia haar geen
gelijk zou geven, daar ze niet hield van lijfelijke straffen zoals slagen met een wisje of
iets dergelijks. Signora Cecilia doet in haar klas wat zij goedvindt. Hier ben ik de baas.
Ze zal niet vlug meer te laat thuiskomen!
18
12.
Een uit de hand gelopen frats!
Dat er in Pietro een grote dosis deugnieterij zat zal niemand verbazen. De stotterende
uitspraak van "Fi-Fi-Fio-ra-ra-vanti" weer-klonk wel eens meer door de huiskamer. Erg
was dat ook niet. Doch eens liep een ondeugende jongensachtige frats totaal uit de
hand en zou voor de jeugdige Pietro een blijvend trauma nalaten. De deftige signora
Cecilia had aandacht voor alle facetten van jeugdproblemen of kindergedragingen,
behalve dan voor de helemaal niet zo kwaad bedoelde fratsen vooral van de kant van
de jongens. Deze vatte ze op als een bedreiging voor haar ten top gedreven zelf
verheerlijkt imago in heel het arendsnest dat ze, als een rusteloze meesteres, als haar
territorium beschouwde.
Eens had Pietro met een paar rakkers bij een riool een waterrat gevangen in een
rattenval. De kans was te mooi, in de geest van de rakkers, om met het
angstaanjagend dier een frats uit te halen. Ze lieten het dier los in de lessenaar van de
meesteres, door met een touwtje het luik in de lessenaar open te trekken. De klas was
steeds open en men kon er voor de plechtstatige lessen van signora Cecilia reeds wat
komen kuieren. Het kan een tekort geweest zijn in de psychologische intuïtie van
signora Cecilia dat ze aan de gezichten van de twee rakkers - Pietro en Pippo - niet
merkte dat ze iets in het schild hadden gevoerd op "die bewuste morgen".
Het gebed verliep plechtig zoals iedere dag en devoter dan gewoonlijk zaten de
ondeugende kereltjes met gevouwen handen en gesloten ogen erbij als twee zalige
aartsengelen. Inwendig bonsde hun hart, want het was tenslotte een niet ongewone
frats die ze aan de niets vermoedende signora Cecilia aandeden; en de gevolgen ... je
weet maar nooit?
Terwijl ze de lessen opvroeg weerklonk er een soort geritsel en geknaag vanuit de
lessenaar van de signora. Eerst gaf ze er geen aandacht aan en dacht aan één of
ander geluid vanuit de plankenvloer. Toen het geknaag luider en luider werd, werd ze
lijkbleek. Neen, ze droomde niet, er was iets dat als een knarsend geluid uit de
lessenaar oprees. Zouden er muizen in de klas zitten? Ze dacht nog niet aan
huiveringwekkende dieren als ratten of dergelijke onplezierige wezens uit de
onderwereld.
Haar onzekerheid verergerde toen plots de plank lichtjes omhoog ging en een vieze
19
grijs-zwarte rat er doorheen sprong recht de klas in . Vanop de eerste banken ging een
kreet van angst op. Signora, er zit een rat in de klas! Signora Cecilia stond eerst als
aan de grond genageld en sprong vervolgens een meter achteruit, aangegrepen door
angst en onzekerheid. De deur werd open gegooid, terwijl al de kinderen in paniek
bovenop de banken gingen staan. Er heerste een ware chaos, iets wat in heel het
leven van de autoritaire signora nog nooit had plaats gehad. De rat verdween over de
speelplaats langs de rand van de schoolmuur de straat op, waar ze vlug haar weg
vond in een van de talrijke riolen.
Van verbazing plofte de signora zich neer op haar stoel. Er werd een collega
bijgehaald en deze besloot dat de rat er onmogelijk vanzelf was in geraakt. Er waren
schuldigen in het spel. Maar wie? Toen de rattenval uit de lessenaar werd gehaald,
was de conclusie vlug gemaakt. Alleen kinderen die thuis met de wijnbouw te maken
hadden bezaten dergelijke rattenvallen. Door de logica van de eliminatie werd het
vermoeden op Pietro gericht. Samen met Pippo, zijn medeplichtige, zaten ze erbij als
twee versteende heiligenbeelden, bleek van emotie. Wat zou er nu gebeuren? Pietro,
heb jij dat gedaan? - vroeg ze recht op de man af. Hij zweeg eerst en trok zich achteruit
uit vrees voor een uitbrander van de ontstelde signora. Pippo sprong recht en zei in de
plaats van Pietro: "We hebben het samen gedaan."
Moeder Giuseppina en Gino Fioravanti werden ontboden naar de school. Het werd
een ware gerechtszitting. Moeder Giuseppina kreeg te, horen, dat ze haar kinderen
heel onwelvoeglijk had opgevoed en dat Pietro voor een hele week van school zou
weggestuurd worden. Ik zorg wel voor een gepaste straf verdedigde Giuseppina zich
en gaf Pietro meteen een klinkende oorveeg. Hij moest alle dagen 100 maal schrijven:
"Ik zal nooit meer een rat in de lessenaar van de Signora steken", dit om het nooit in
zijn leven nog te herhalen.
Signora Cecilia was een week ziek van het incident en wilde de ondeugende snaken
niet in haar klas terugzien. Ze nam het op als een persoonlijke belediging aan haar
eerbiedwaardige persoonlijkheid. Zelfs monsignore Don Luïgi werd ervan op de
hoogte gebracht. Hij kon haar niet overtuigen dat het een misplaatste jongensfrats
was, die uit de hand gelopen was. Haar repliek was: "Alles wat je wil, maar een rat in
mijn lessenaar dat is toch het laatste".
Als pedagoge van de school van Montessori had ze de gevolgen voor het jonge kind
20
Pietro moeten doorzien. En inderdaad, de zware bestraffing van Pietro verwondde zijn
zelfbewustzijn en maakte onbewust de weg vrij voor veel grotere moeilijkheden in zijn
latere puberteit. De fouten stapelden zich op, de twisten werden scherper, het
wantrouwen trad in en Pietro werd een moeilijke jongen die toenam in eigenzinnigheid
en weerbarstigheid. Het was tenslotte een misplaatste grap die uit de hand gelopen
was, die veel dieper ingrijpende gevolgen had, dan men op dat ogenblik wel
vermoedde.
Er werd in het arendsnest veel commentaar geleverd. Sommige lachten erom, maar
andere hadden leedvermaak, vooral zij die een zekere afgunst in zich droegen omwille
van de welvaart van de nieuwe wijnbouwer Gino Fioravanti. Die Pietro gaat recht de
weg op van de zoon van de smid, Gerardo, die de rest van zijn leven kan doorbrengen
achter de gruwelijke tralies van de Ara Coeli-gevangenis.
Na gelukkige jaren vol wel en wee groeiden de drie kinderen op en vooral de jongste,
Alessandrina, muntte uit door haar lieftalligheid en deze was er zelfs in geslaagd, de
slechte herinnering die Pietro bij Signora Cecilia had nagelaten, uit te vegen in zoverre
dat ze haar lievelingskindgeworden was. Iets wat tegen haar eigen
opvoedingsprincipes was in feite, daar ze van Montessori en vooral van Don-Bosco
geleerd had zich streng aan de regel te houden: nooit enige voorkeur te laten blijken
voor een of ander kind, dat uitmuntte in affectiviteit, verfijndheid of lieftalligheid.
En toch was Alessandrina haar lievelingskind. Dat was ze ook voor haar ouders, want
met de oudste Rosella en vooral met Pietro liep het met de opvoeding niet meer van
een leien dakje. Pietro was een moeilijk kereltje geworden en Rosella durfde wel eens
meer haar eigen willetje door zetten en zo liep het wel eens meer uit op een
gespannen conflict met moeder Giuseppina.
Met Gino ging het beter. Hij ontvluchtte op tijd iedere conflictsituatie, door in zijn
wijngaard nog vlug een of ander karweitje te gaan uitvoeren, want in een wijngaard
was er altijd iets te doen: het opbinden van de nieuwe scheuten en het onophoudelijk
rein houden van de stammen, zodat ze wijd konden ademen en rijke trossen druiven
opbre-gen. In het arendsnest wist men toen geen blijf met het geluk, ondanks die
enkele conflicten. leder had het best naar zijn zin!
21
13.
Avanti, con Mussolini
Het fascisme, onder de stuwing van de explosieve Mussolini, won meer en meer aan
invloed. Het nodigde uit tot nieuwe idealen met het communisme als eerste vijand en
de loge als tweede. Sterke programmapunten sloegen de vlam in de pan tot een
laaiend enthousiasme: het opdoeken van de werkloosheid, het opbouwen van een
sterker leger met een nieuwe discipline, de treinen stipt op tijd doen vertrekken en
aankomen - voldoende drinkwater voorzien overal in heel Italië - van noord tot zuid tot
in Sicilië - elektriciteit leveren aan lage tarieven -pasta's, voedsel en drank zonder
beperking - het bezorgen van constante en lage marktprijzen- het droog leggen van de
eindeloze, ongezonde drassige Pontijnse moerassen, die het klimaat drukkend en
verstikkend maakten vooral in juli en augustus, van Anzio tot Aprilia. En tenslotte iets
wat de jongeren bijzonder beviel: een motor voor iedere geëngageerde voorman en
een Fiat voor ieder gezin, dat zich ten volle voor het fascisme inzette. Wat kan men
meer wensen!
Waar Turijn een bloeiende autoproductie leverde van weinig-verbruikende
personenwagens, drong zich een nieuwe opgave op: geïnspireerd door de realisaties
van Hitler in Duitsland bouwde Mussolini nieuwe autosnelwegen die heel Italië
omtoverden tot een paradijs.
Mussolini liet zich fotograferen terwijl hij met de voorhamer en de houweel de
krottenwijken rond het Vaticaan aan het opruimen was. Rond het Colosseum en het
Foro Imperiale legde hij een reusachtig podium aan voor zijn schitterende défilé’s
waarbij hij eiste dat niet minder dan een miljoen mensen hem zouden komen
toejuichen, in een laaiende bezieling voor zijn wondermiddel, het bundelen van alle
ideeën en krachten tot een symbool van bijl en zwaard: "het fascisme".
14.
Ondanks succes verzet tegen het fascisme
Mussolini's ideeën hadden bij heel de jeugd een groot succes. Er was echter
een storm van wantrouwen ontstaan vanuit twee zijden: de katholieke kerk, die met
een scheef oog de al te stoere principes van de Duce beoordeelde - waar moest het
heen leiden? Een tweede verzet rees meer ondergronds op van de zijde van het
communisme, dat tenslotte het diepst ingeankerd was rond de armere volkswijken van
Trastevere of Capo d'Africa, waar alle krachten werden gebundeld in oude
22
volkstheaters en gezellige wijkcafés. De Duce noemde deze plaatsen broeinesten van
het Italiaanse ongedierte dat hij de bijnaam gaf van: I Pidocchi Italiani.
Het militarisme van de zogenaamde "zwarthemden" stak de ogen uit van de meeste
jongeren, die vaak schoolmoe waren en in de werkloosheid het excuus vonden, om
zich als vrijwilligers aan te melden voor de militia met haar pronkerige uniformen, met
steeds een ideaal voor ogen: een zekere promotie naar graden en gouden insignes
voor hen, die zich met hart en ziel voor het fascistisch ideaal inzetten.
Deze uniformen staken de ogen uit van de jonge Italiaanse meisjes, die hun
verliefdheid voor de jongens koppelden aan die van het beloftevolle fascisme. Bij vele
kinderen hadden de heiligenprentjes de plaats geruild voor de foto van het zoontje van
de minister van bewapening, dat als 8-jarig knaapje in het glanzend zwart uniform van
de fascisten de groet bracht met uitgestrekte arm aan de geliefde Duce.
De Fiat-stunt werkte uitstekend en maakte Turijn tot de derde autoproducent ter
wereld na de Volkswagen in Wolfsburg en de Ford-Corporation in Detroit. De glorie
steeg een beetje naar het hoofd en zelfs heel wat priesters werden enthousiaste
fascisten. Alleen de paus bekeek al dat broeiend en ongebreideld geweld met een
zeker wantrouwen, zoniet met ongerustheid. De encycliek: "Mit brennender Sorge"
was er het bewijs van dat het fascisme aan de paus slapeloze nachten bezorgde.
De joden en de loge bleven uitgesproken vijanden van het nieuwe regime. In Milaan,
Rome en Napels heersten de joden over het bankwezen en hielden de touwtjes in
handen van het zo belangrijke beheer van het grootkapitaal. De joden bleven hun
verzet getrouw tot Hitler hen met miljoenen de dood instuurde: de grootste der
misdaden van de mensheid na de doodslag van Kaïn op zijn broer Abel. De loge bleef
een sterke greep behouden op de hele benoemingspolitiek van rechters en
magistraten, rectoren van universiteiten, gouverneurs en burgemeesters.
15.
De twee troeven van Mussolini!
Mussolini had twee fundamentele troeven in handen. Hij kon lezen en schrijven zonder
fouten. Hij was niet voor niets opgeleid als dorpsonderwijzer. Hetzelfde kon niet
gezegd worden over Hitler van wie de taal grof en primair was en de geschriften vol
elementaire taalfouten stonden, wat in het begin tot grote ergernis overkwam voor de
intellectuelen: universitairen en officieren van de militaire academies van Potsdam en
23
Leipzig. Men haalde niet minder dan 250 fouten tegen de Hoogduitse zinsopbouw uit
het boek "Mein Kampf", fouten waarvoor de "Abitur" als einddiploma voor studenten
zou geweigerd zijn geworden1.
De Duce had een tweede pijl op zijn boog. Hij had "visies" en kon ze overbrengen. Met
Verdiaanse zin voor acteren was hij een uitzonderlijke redenaar. Hij moest zijn succes
niet putten uit hysterische uitroepen en cholerisch geladen en met de vuist inslaande
slagzinnen zoals: "Kein Butter aber Kanonen"!
De Duce had van de grote redenaars van de Latijnse cultuur veel geleerd. Seneca en
Cicero hadden hem bijgebracht zijn zinnen in een climax op te bouwen die eindigden
op een krachtige hoofdgedachte, waarop een pauze volgde om de ovaties en
toejuichingen te laten ontbranden. Dan kruiste hij de armen, overschouwde
triomfantelijk van links naar rechts het publiek, dat in euforische zegekreten losbarstte.
De Duce was nooit simplistisch in zijn beweringen. Namen en data waren altijd correct
en nauwkeurig, zijn thema's klaar, helder en bevattelijk,
zelfs voor kinderen. Wij moeten terug het grootste volk ter wereld worden. Het
Romeinse volk van Trajanus, Diocletianus en Caesar! Kon het anders dan dat de
Romeinen opsprongen van trots en eigenwaarde. Het waren geen woorden in de wind,
want de beloften werden op korte termijn gerealiseerd: autostrades - elektriciteit water - overvloed aan voeding enz. een urbanisatie die de ogen verblindde - een
Forum op het grondplan gekopieerd van de drie Romeinse fora: Foro Romano, Foro
Imperiale, Foro Traiano.
De Duce eiste ten minste een miljoen luisteraars voor zijn grote redevoeringen en
défilé’s op de schitterende Piazza Venezia, en wat was het resultaat? Er waren soms
meer dan 2 miljoen aanwezigen. De hele stad rees op als een laaiend vuur.
Gymnasiumstudenten moesten als eindexamen hele redevoeringen reciteren van de
Duce en wie best acteerde werd benoemd tot de "Primo perpetuo" van het
gymnasium. Ook de meisjes bleven niet ten achter en wedijverden om de begeerde
titel van "Prima perpetua".
1
Een voorbeeld van een juiste Hoogduitse zinsbouw, die Hitler niet meester was "Der Gran Sasso, der mit seinen
kühnen Hohen, nicht nur zu bergsteigerischen Ausfliigen einlädt, Sondern auch zu geistigen Hohen flügen".
De Gran Sasso die niet alleen tot het alpinisme uitnodigt doch even zeer tot "meditatie".
24
Partizanen, joden, communisten en de hautaine loge-kapitalisten konden alleen, bijna
machteloos, de betoverende massademonstraties van de succesrijke Duce
ondergaan. Gramsci en later Togliatti konden alleen vanuit de gevangeniscel van de
Ara Coeli de stem van de Duce door honderden geluidsversterkers horen weerklinken
en lanceerden vanuit de verdrukking de leuze: "Het zal niet blijven duren; eens komt
onze tijd". Het zou toch nog even geduld vragen tot op de dag, dat de Duce samen met
Chiara Petracci, smadelijk en eerloos vermoord zou worden.
16.
Don Luïgi treedt in het verzet
De fascistische beweging bereikte ook het arendsnest. Alleen monsignore Don Luïgi
Petronio stemde niet in met de Duce en had een uitgesproken wantrouwen voor zijn
bondgenootschap met de Führer van Duitsland en de caudillo van Spanje, Franco. Dit
laatste zat hem dwars toen hij hoorde, dat de Duce bij Fiat 120 vliegtuigen had laten
bouwen, om samen met de stuka's van de Duitse Condor-divisie, Spanje te gaan
bombarderen. Guernica was al in as en puin gelegd door de Duitse condors van de
Messerschmitt fabrieken. Nu wilde de Duce niet achterblijven bij de Führer en zou hij
ook een divisie van Italiaanse keurtroepen laten ontschepen in Andalusia en
Tarragona, gesteund door de vliegtuigen, die als pronkstukken gebouwd waren in de
nieuwe ateliers van Turijn. Later noemde de Führer deze keurtroepen smalend de
"spaghetti-divisie", nadat de Duce bij de eerste luchtaanval een derde van zijn
luchtmacht was kwijtgespeeld, nog niet eens door het machteloze afweergeschut van
de revolutionairen, maar gewoon door een slechte start of door botsingen in de lucht.
Het in formatie vliegen was blijkbaar niet de sterkste zijde van de jonge onervaren
piloten.
17.
De mislukte raid boven Barcelona
De Duce liet een triomfantelijke défilé in het fiere Firenze afgelasten, bij het vernemen
van de mislukte raid op de republikeinse troepen boven Barcelona, daar ze in een
optocht, stukken van zijn splinternieuwe Fiat-vliegtuigen meedroegen als trofeeën van
een gemakkelijk behaalde overwinning, zonder een schot te moeten lossen. De Duitse
condors daarentegen hadden niet één vliegtuig verloren en lieten in alle tonen op de
muziek van de Dans der Walkuren van Wagner, hun overwinningsroes weerklinken.
25
Vooral dit kwam de Duce over als een ware vernedering en een nederlaag.
Vanuit heel Europa trokken vrijwilligers op om de communistische strijders te
vervoegen, vaak gewapend met jachtgeweren of kanonnen die ze uit de musea
haalden; ook vanuit Italië waar communisten uit de fascistische falanxen deserteerden
en de meest moderne wapens meesmokkelden zoals: automatische pistolen en
mitrailleuses. Enkele helden werden later topfiguren in de communistische partij na de
bevrijding. Uit Frankrijk trokken bekende figuren op, zelfs Sartre had plannen om mee
te gaan strijden, doch het bleef bij de plannen. Beroemde schrijvers waaronder
Hemingway, joumalisten en kunstschilders zoals Picasso en Dali keerden zich tegen
Franco.
18.
De Spaanse burgeroorlog
Dolores Ibarruri: de tijgerin van Catalonië. La Passionaria riep op tot moord en brand,
wraak en weerwraak en ontpopte zich tot een criminele vrouw, van laag allooi. Meer
dan 18.000 priesters en religieuzen - zusters en broeders - werden gefusilleerd in deze
verwarde tijd. Er werd gezegd dat Don Luïgi in het geheim enkele partizanen zou
gesteund hebben, om zich als vrijwilliger te melden tegen Franco. Hij zou hen zelfs
financieel gesteund hebben. Daardoor stond hij op de lijst van de verdachten bij de
fascisten, waardoor heel het arendsnest stilaan als een partizanennest werd
beschouwd.
Ook Giuseppina had duidelijke sympathieën voor deze helden die zich zo openlijk
durfden op te stellen, samen met hun kinderrijke families, tegen het zo uitbundig
triomferende fascisme in voile opmars. Ook Gino steunde met een deel van de
opbrengst van zijn bloeiende wijngaard, met grote overtuiging zijn persoonlijke
vrienden, waarvan er vier de dood vonden bij het beleg van Toledo.
Als vrienden van Don Luïgi waren ze tegelijk overtuigde katholieken die zij aan zij van
de republikeinen vochten, wat voor vele Spaanse Franquisten als een
tegenstrijdigheid werd opgevat.
Vele vrijwilligers bekeerden zich na de nederlaag tot het katholiscisme en sommige
werden zelfs priester of monnik, dit vooral in de rangen van de Basken en de
Catalanen, die Montserrat - het benedictijns arendsnest - als hun hoofdkwartier
26
beschouwden met de toenmalige abt als generaal en geestelijke leidsman.
19.
Het leed der idealisten
In deze tijd kwam het tot diepe geestelijke conflicten in het hart van de meest
edelmoedige idealisten, die meteen de ramp van een komende wereldoorlog in
Europa zagen oprijzen, als een gruwelijke schim van dood en vernieling.
Het geweten van de overtuigde christenen onder de revolutionairen en republikeinen
werd onder zware druk gezet, door onmenselijke brutale feiten die vooral door de
Franco-troepen werden bekendgemaakt en met vlugschriften vanuit vliegtuigen over
de troepen werden gedropt. Die feiten troffen vooral de Basken, de Catalanen en de
vrijwilligers uit de kuststreken van Santander tot Santiago di Compostella. Zij
geraakten in een zware gewetenscrisis bij het vernemen van de gruwelen van de
republikeinse troepen, die vaak de uitvoerders waren van misdaden die de plaatselijke
verbitterde communisten hen inspireerden.
20.
De kruisiging van een heldhaftige pastoor
Kloosters en kerken werden in brand gestoken. Meer dan 1500 werden met de grond
gelijk gemaakt, vooral de strook tussen de gevechtslinies die de lijn vormde van de
linie "No passaran". Deze linie zullen ze niet overschrijden. Er werden vanuit Duitse
vliegtuigen van de Condor-divisie pamfletten neergedropt: met de gruwelijke foto van
een pastoor uit de streek van Poblet - bekend omwille van de oudste Romaanse
Trappistenabdij, die op Goede Vrijdag als een gekruisigde Christus, met handen en
voeten werd vastgenageld aan de eikenhouten deur van zijn parochiekerk.
Hij had namelijk op palmzondag, in zijn zondagspreek, de misdaden en immorele
gedragingen van de republikeinen ten zeerste aangeklaagd en met name de meest
atheïstische partizanenleider beschuldigd om zijn beestachtig gedrag, vooral tegen de
hospitalen en vrouwenkloosters uit de streek. Op Witte Donderdag werd de pastoor in
een hinderlaag gelokt, door hem op te roepen voor het toedienen van de sacramenten
van de stervenden aan gewonden in het verlaten gebergte. Zonder argwaan
beantwoordde de priester aan de oproep.
De hele nacht werd hij gefolterd met gloeiende staven en met stokken bewerkt, die met
prikkeldraad waren omwonden. Als Christus in de tempel van Herodes, die zijn
27
kruisweg op Golgotha zou moeten beëindigen, werd de pastoor om 15 uur
vastgenageld aan de poort van zijn kerk. Het lijkt ongelooflijk, maar de priester
overleefde de onmenselijke pijnen, die de openscheurende wonden veroorzaakten
aan handen en voeten. Zijn priestertoog was met bloed overdekt, de martelingen hem
door het woeste pandemonium toegebracht, brachten hem in een delirium.
In de avond, als het gespuis zich totaal bedronken in de bergen had teruggetrokken,
werd de pastoor door moedige mannen en vrouwen van zijn parochie, uit zijn lijden
bevrijd. Hij overleefde die ongehoorde folteringen en kruisiging, vooral dank zij een
plaatselijke dokter die ooit als anesthesist in een kliniek werkzaam was geweest en de
arme priester van zijn lijden had weten te verlossen en zo het leven had gered.
Als een gestigmatiseerde leefde de priester nog 20 jaar in een naburig Franciscaans
klooster. Het waren geen bovennatuurlijke stigmata zoals bij Teresa Neumann en een
zestal andere, doch open wonden veroorzaakt op een moedwillige natuurlijke wijze,
als een preludium van de latere gruwelen in de concentratiekampen.
Een detail dat in de geschiedenis mag bekend blijven is het feit, dat diezelfde priester
in de processen voor oorlogsgruwelen na de burgeroorlog, met heel de kracht van zijn
persoonlijkheid met liefde gepleit heeft voor het niet uitvoeren van de doodstraf. Door
zijn diep evangelische ingesteldheid heeft hij 12 oorlogsmisdadigers van de executie
gered. Ze werden zelden vroeger dan na 30 jaar door een amnestie-wet van de
regering in vrijheid gesteld. Don Luïgi Petronio was diep onder de indruk, toen hij
kennis nam van dit gruwelijk voorval bij een Spaanse collega-dorpspastoor.
Na de burgeroorlog in Spanje werd Italië, door de overmoed van vele groten der
wereld, weldra ten volle meegesleurd in de wereldbrand, eerst in Abessinië en daarna
in de tweede wereldoorlog. Ook de fascistische troepen begingen ware terreurdaden.
Toen een groep partizanen een Italiaans munitiedepot in Addis Abeba had
gesaboteerd en meteen 7 hogere officieren had gedood, werden deze op bevel van
een Milanese fascistische generaal, vanuit grote transportvliegtuigen aan handen en
voeten gebonden en van hoog in de ruimte neergeworpen in de woestijn een fatale
dood tegemoet.
De paus veroordeelde deze gruweldaden van het eigen Italiaans fascistisch leger en
dreigde met excommunicatie voor al wie voor dergelijke terreurdaden de
verantwoordelijkheid droeg. Dit optreden van de paus was voor de Duce een zware
28
vemedering, hij die zo vaak uitpakte met de hoge morele kracht van zijn elitetroepen.
De Duce heeft, deze vermaning indachtig, zich later uitgesproken in afkeurende
bewoordingen over de jodenvervolging, die hij tegenover de opvatting van Hitler in
"Mein Kampf” aankloeg, daar hij inzag dat het oppermachtig jodendom op lange
termijn de wereld zou blijven overheersen. In de latere jaren van de oorlog werd de
"Duce" niet gaarne herinnerd aan deze mildere uitspraken tegenover de joden, daar hij
tot na zijn bevrijding door Skorzeny, de Duitse kolonel-piloot in de Gran Sasso, oog in
oog met Hitler kwam te staan, die voor de joden maar een woord kende: "Endlösung" totale uitroeiing. Het is tenslotte zijn eigen Endlösung geworden, samen met de zware
bombardementen op alle belangrijke steden: Berlijn, Hamburg, Leipzig, Keulen tot
Dresden toe - een stad die geen enkele militaire functie had behalve die van
hospitaalstad en tot een van de rijkste kunststeden van Duitsland behoorde.
De gruwel van de oorlog liet zich voelen in heel Italië. De oproepingen dunden de
rangen uit van alle actieve leden van de bevolking en werden voelbaar tot in de
industriegebieden van Milaan, Verona en Turijn, waar de Fiat-fabrieken dreigden
ontredderd te worden door een tekort aan geschoolde arbeidskrachten
21.
Gino wordt gemobiliseerd
Ook Gino werd samen met twintig jonge mannen van het arends-nest onder de
wapens geroepen, tot wanhoop van Giuseppina en het gezin. Hij werd ingedeeld in de
pantserdivisie: Triëste, die ooit enkele veldslagen had gewonnen in de strijd om
Addis-Abeba. Het resultaat was, dat de Italianen een vrij grote oorlogsbuit bekwamen,
vooral aan kanonnen en tanks die vaak geleverd waren door de Franse en Engelse
oorlogsindustrie, die in de eerste wereldoorlog een rijk afzettingsgebied hadden in de
offensieven van 1917 in de slag om de Somme en rond Verdun.
Mussolini wist dit oude legermateriaal gunstig in te schakelen in de opleiding van zijn
fascistische pantsertroepen, die in de Povlakte een uitstekend terrein vonden voor hun
indrukwekkende legeroefeningen. Voor het bezoek van zijn vriend Hitler liet hij
krachtige manoeuvres doorgaan. In de voorlinies pronkte hij met splinternieuwe
Fiat-tanks, die zeer beweegbare lichte kanonnen bezaten en zeer doeltreffende
mitrailleuses aan boord hadden.
De achterlinies liet hij met veel rookbommen en veel geratel evolueren, die zag Hitler
29
toch niet zo duidelijk; dat waren dan de oude tanks die hij als oorlogsbuit in zijn divisie
had ingebouwd. Later zou blijken in de slag van Smolensk, dat deze oude tanks bijna
het vervoeren niet meer waard waren en tenslotte nog best dienst deden, als
schijnvertoning om de Russen om de tuin te leiden. De Duce was sluw genoeg om
deze nutteloze tanks ten hoogste met twee leden te bemannen. Het zware werk eiste
een veel meer geperfectioneerde uitrusting, zoals de Triëst -pantsers die vijf man aan
boord hadden in iedere tank.
Gino was als adjudant verantwoordelijk voor één van de oude Engelse tanks. Dit had
enkele voordelen o.a. dat hij namelijk niet werd ingeschakeld in de spits van de
frontaanvallen.
Na de glansrijke overwinmngen in de Blitzkrieg kon de roem van Hitler niet op: Belgie,
Nederland, Luxemburg en Frankrijk werden in enkele weken onder de voet gelopen,
geleid door geniale jonge kolonels en generaals zoals Rommel en Guderian, Von
Mannteufel, , de elite van de militaire academies van Leipzig en Berlijn.
Toen kwamen de Amerikanen de oorlog vervoegen en de invasie in Rusland werd
ingezet onder de zegeklanken van het Siegfried - motief en de Preluden van Liszt, die
niet eens een Duitser was, maar een Hongaar. Hitler straalde van overmoed en dacht
in drie maand, op het ritme van de Blitzkrieg in centraal-Europa, Moskou in te nemen
om er zijn hoofdkwartier te vestigen, als Slavisch gedeelte van het groot-Duitse Rijk.
Doch de frontlime die een paar duizend kilometers bedroeg was de reden om zijn
vriend en bondgenoot in te schakelen - de Duce van Italië - die gepronkt had destijds
met zijn pantser-divisie: Trieste. De Duce stelde Hitler voor, een belangrijk segment in
te nemen in de enorme frontlinie, en zo geschiedde.
In de medewerking van vrijwilligers uit de veroveringsgebieden had de Duce zo goed
als geen vertrouwen en Hitler evenmin, behalve de Waalse divisie, die onder de leiding
stond van een studentenleider uit de katholieke beweging - Leon Degrelle - een
advocaat, die geen enkele militaire opieiding had genoten en het van korporaal tot
divisie-generaal had gebracht. Na de slag van Tsjerkassi had kolonel Degrelle aan
Hitler beloofd dat hij de omsingeling zou doorbreken - het kostte hem dc helft van zijn
divisie.
De Grelle wist met filmbeelden de heldenslag zodanig te orkestreren dat hij generaal
benoemd werd, met eikenloof en palmen gedecoreerd, en de hoogste lofprijzingen van
30
Hitler bekwam. "Als ik een zoon zou gehad hebben", zei Hitler, "dan zou ik gewild
hebben dat hij van het helden-formaat zou geweest zijn van Leon Degrelle". Om zijn
landverraad werd hij bij de bevrijding ter dood veroordeeld door het Belgisch gerecht.
Hij wist echter onder te duiken in Spanje.
Een weinig later stortte Stalingrad en Leningrad ineen en vooral de Italiaanse sectie
leek het minst sterke punt van de linie te zijn. De Italianen waren tenslotte niet
gemotiveerd voor het opvangen van de Russische opmars en lieten meer dan 600.000
doden op het ijzige oostfront achter. Het latere verraad van Von Paulus en de helft van
zijn generaals en kolonels luidde het begin in van de totale nederlaag van het nazisme
en het fascisme.
De bombardementen brachten onbarmhartige harde slagen toe en de landingen in
Lampedusa, Anzio en Nettuno, en tenslotte de grootste landing uit de geschiedenis in
Normandië bracht het preludium van de bevrijding van heel het Westen, ten koste van
miljoenen mensenlevens. De aanslag op Hitler mislukte. Twintig officieren werden
gefusilleerd samen met kolonel Von Stauffenberg
22.
Gino sneuvelt nabij Leningrad
Een kolonel, begeleid door zijn vleugeladjudant stapte uit de plechtige Mercedes voor
de woning van Giuseppina. Ze was juist druk aan het werk met haar wekelijkse was.
Ze werd lijkbleek want ze vermoedde plots dat het bezoek van de hogere officier iets
onheilspellend inhield. Haar intuïtie werd bevestigd. De kleine, niets vermoedende,
Alessandrina kwam net thuis van school. De kolonel deelde haar met leedwezen mee,
dat Gino Fioravanti, adjundant van de pantserdivisie-Trieste was gesneuveld in de
slag om Leningrad.
Heel de mooie gelukkige wereld van Giuseppina stortte in elkaar. De kolonel
overhandigde haar een onderscheiding als vrouw van een held. Bijna onbewust legde
zij die neer op tafel. Het was een ramp die haar en haar kinderen als een dolksteek in
het hart trof. Het einde van jaren van vrede en geluk. Nu stond ze alleen voor de
opvoeding van de kinderen.
De maanden verliepen en tot haar wanhoop zag signora Cecilia dat ze haar gezag en
impact op de jongeren van het arendsnest verloor. Er was onder de aanmoediging van
31
Don Luïgi, die in stilte sympathiseerde met het verzet, een kern ontstaan van
partizanen: mannen die zoals de bersaglieri uit de eerste oorlog, door niets te stuiten
waren en voor niets uit de weg gingen en vol durf en overmoed waren, steeds
beveiligd door de afgesloten ligging van het arendsnest.
23.
Arnolfo, de geheimzinnige
De leider van de partizanen was Amolfo, een oudgediende van de Spaanse
burgeroorlog, die zonder schram of verwondingen uit het gevaar ontsnapt was en heel
veel ondervinding had opgedaan. Zelfs kon hij allerlei springtuigen en bommen
vervaardigen met de meest primitieve middelen zoals kachelbuizen en uitlaten van
oude moto's of auto's.
Hij kon met kennis van zaken omgaan met fosfor en dynamiet, wat bij vele partizanen
niet het geval was. Het nauwkeurig afstellen van springtuigen was altijd een delicate
zaak en eiste voor gevormde militairen uit de hogere polytechnische academies heel
wat studie, opieiding en oefe-ning.
Zo werd een hele kern van partizanen het slachtoffer bij een poging om het
hoofdkwartier van het fascistische leger te dynamiteren. Bij het vervoeren was
namelijk het tijdsmechanisme onnauwkeurig afgesteld en ging de personenwagen met
vier kopstukken van het verzet de lucht in terwijl ze een spoorwegbrug voorbijreden.
Meteen werd een klopjacht ingezet en met de nummerplaat van de bewuste auto,
werd een spoor ontdekt naar de kern van de ondergrondse beweging. Het leidde tot de
aanhouding van zeven belangrijke medewerkers, die eerst naar de staatsgevangenis
in Trente werden gebracht en later in het Duits concentratiekamp van Ravensbrück om
het leven kwamen.
Giuseppina was met erg opgezet met de heimelijke nachtelijke bezoekjes van Amolfo,
die er in slaagde Pietro en zelfs Rosella voor zijn ondergrondse activiteiten te winnen.
Rosella werd klaar gestoomd om als onopvallende "koerier", de verbinding te
verzorgen van de verschillende kernen rond Frascati. Voor Pietro had hij zwaardere
opdrachten en wilde Arnolfo hem de kunst aanleren tot het zelf vervaardigen van
springtuigen voor het nachtelijk dynamiteren van treinlijnen en fascistische
munitiedepots. Sinds de dood van Gino stond Giuseppina alleen tegenover de twee
oudere kinderen; de jongste Alessandrina had ze helemaal onder haar gezag.
32
Giuseppina wist dat Don Luïgi in feite Amolfo in het geheim aanmoedigde, daar hij zelf
overtuigd was dat het fascisme op langere termijn Italië in de totale ondergang zou
storten. Giuseppina had geen vertrouwen in Arnolfo die zijn vrouw en twee kinderen in
Frascati in de steek gelaten had om zich met een "jong onbenullig ding" zoals ze die
noemde in het arendsnest te komen vestigen. Giuseppina begreep, samen met
signora Cecilia niet goed, hoe Don Luïgi iemand van "dat" allooi kon steunen en
stimuleren. Doch Don Luïgi voelde zich tot geen verantwoording verplicht op dit
gebied.
24.
Pietro en Rosella treden in het verzet
Doch zienderogen zag Giuseppina haar kinderen veranderen. Pietro, werd met de dag
eigenzinniger, kwam vaak laat en half dronken naar huis, sprak een ruwe taal en beet
met krachttermen en vloeken van zich af wanneer Giuseppina hem over een of andere
zaak om een verantwoording vroeg. Met Rosella was het aanvankelijk niet zo erg
gesteld, doch haar vele lange afwezigheden verontrustten haar ten zeerste. Ze
vermoedde dat ze in de partizanenmiddens een rijkemanszoon als vriend had
opgedaan, want voortdurend kwam ze met geschenkjes: ringen, armbanden en
andere sieraden naar huis. Giuseppina bekeek dit alles met een scheef oog daar ze
bijna nooit duidelijke antwoorden meer bekwam op haar vragen.
Noch Pietro, noch Rosella leenden zich tot enige commentaar en dialoog. Een ja, werd
toonloos en binnensmonds gefluisterd, evenzeer als een neen, en de meeste
antwoorden hielden niets in en eindigden op: misschien wel, wellicht niet, 't heeft geen
belang, ik weet wat ik doe, stel zoveel vragen niet... Giuseppina, ergerde zich ten
zeerste aan dergelijke antwoorden.
25.
Spanning om een schoonheidswedstrijd
Eens was Rosella heel en al opgesmukt - tot een type dat de 'prikkelpop" benaderde,
om een niet passend woord te gebruiken. Ze zou door een vriend per auto afgehaald
worden, om deel te nemen aan een schoonheidsprijskamp in Tivoli. Ditmaal vloog
Giuseppina uit: "Onnozel meisje met je schoonheidsprijskamp! Wat denk je wel, je
bent niet mooier dan de andere meisjes! Daar komt allemaal niets goeds van!" Ze
brabbelde wat tegen. Toonloos en inwendig zwaar beledigd om die moederlijke
33
afkeuring stapte Rosella kwaad de deur uit: "De moeders behandelen hun dochters
alsof ze kleine kinderen waren; in hun tijd hebben ze ook alles gedaan waar ze zin in
hadden."
Dat was teveel voor Giuseppina die meteen een kwade blik op haar toewierp: "Je loopt
recht in je ongeluk", riep ze haar achterna. Een indrukwekkende Mercedes stopte
enkele meters verder en Rosella verdween in de deemstering van de avond. Dit was
voor Giuseppina een eerste zware nederlaag. Die nacht deed ze geen oog dicht.
Ondanks de miskenning van de lichamelijke esthetische kwaliteiten door haar moeder
werd Rosella bekroond tot "schoonheidskoningin van de provincie Rome."
Toch had de argwaan van Giuseppina de bal niet zo mis geslagen, want voor Rosella
werd dit het preludium van het ene ongeluk na het andere. Haar titel steeg haar naar
het hoofd en ze werd meteen de koningin van heel het partizanenmilieu. De ene
minnaar volgde op de andere en tenslotte strandde ze op een verhouding met Amolfo,
die haar als een naïeve en al te welwillende ondergrondse "koerier" gebruikte voor de
gevaarlijkste opdrachten.
26.
Adoptie van een joods meisje
Nog steeds wantrouwig om de vele nachtelijke afwezigheden van Pietro, was
Giuseppina alles behalve in een goed humeur, toen ze hem in het schemerduister een
camion zag uitstappen, met een meisje van 17 jaar bij zich.
Wat nu weer? - opperde ze bij zichzelf. Ditmaal was alle geheimdoenerij van Pietro
weggevallen en deed hij zelfs hoffelijk aan zijn moeder het verhaal van het jonge
meisje, dat getekend was door angst en vrees, mager en uitgehongerd, trillend op haar
benen. Haar leven was een opeenvolging van tragische gebeurtenissen.
Ze was een meisje uit een Romeinse-joodse familie en ze droeg de gele
jodenster op haar mantel. Jessica was haar naam. Giuseppina doorzag vlug hoe
dramatisch het leven was van dit jonge, frêle wezentje, dat met haar gitzwarte ogen,
vol droefheid, je tot in de diepste vezels van je ziel doorvoelde. Arm kind, zei
Giuseppina ... en hiermee was de absolute toestemming gegeven, in twee woorden,
om Jessica in haar huis onder te duiken. Haar dochter sprong onmiddellijk in om een
stevig avondmaal aan te bieden aan het uitgehongerd meisje, dat in dagen niets
34
gegeten had.
Haar vader was rabbijn te Rome. Hij werd samen met haar moeder en twee broers,
door de "milizia" en de SS-troepen van kolonel Priebke opgepakt en naar het kamp
van Gross-Rosen in Duitsland gedeporteerd. Het mooie "rabbijnenhuis" werd in brand
gestoken en verging met al de rijkdom aan boeken en meubels, tot puin en as.
Hoe was Jessica dan ontsnapt? Door het lot geleid, was zij die nacht bij een vriendin in
de Parioli-wijk van Rome, voor het nachtverblijf uitgenodigd. Hoe vernietigend en
hartverscheurend had ze dat alles moeten verwerken, nu ze alleen op de wereld was.
Een goedhartige katholieke familie, had relaties met de partizanengroep waartoe
Pietro behoorde. Giuseppina's hart liep over van medelijden met de arme Jessica en
ze besloot zich totaal aan dit lieve, arme wezen toe te wijden. Er waren zolderkamers
genoeg ter beschikking om het meisje zelfs een badkamer te bezorgen. Pietro had zijn
moeder in lange tijd niet meer zo vertederd gezien dan in deze periode.
De goede pastoor Don Luïgi was de eerste om op de hoogte te worden
gebracht en schonk een milde som, om aan de onkosten tegemoet te komen. Jij bent
een van de edelmoedigste zielen van mijn parochie had hij haar tot "compliment"
gezegd en dat beviel Giuseppina. Ook signora Cecilia was weldra op de hoogte en ze
besloot Jessica in haar school op te nemen onder een katholiek klinkende naam als:
Maria-Addolorata, doch haar werd vast beloofd dat zij ten volle zou blijven behoren tot
de joodse religie.
In de volmaakte vriendschap met de twee dochters van den huize fleurde Maria
geleidelijk op. Ze kreeg weer haar stralende verschijning met haar glanzende zwarte
haren en de mooie gitzwarte ogen. Ze had er niets op tegen, dat signora Cecilia haar
het Onze Vader en het Wees-gegroet aanleerde, zodat ze openlijk mee kon gaan naar
de zondagsmis. Ze had een gouden stem en men hoorde haar zingen boven alle
andere jongeren.
27.
Een dure les voor Pietro.
Moeder Giuseppina volgde met een zekere argwaan de nogal zonderlinge
gedragingen van Pietro op de voet. De ene leugen volgde op de andere, om zijn
voortdurende afwezigheden te verantwoorden, zo b.v. nachtelijke schietoefeningen op
35
een terrein dat niet bestond, plannings-vergaderingen bij de leiders van de partizanen,
waarvoor hij niet vlug genoeg de namen kon verzinnen of door elkaar verwarde.
Giuseppina's intuïtie was raak. Er was iets heimelijks aan de gang met haar Pietro. Hij
was dezelfde niet meer en geraakte niet meer uit zijn leugens, om zijn moeder om de
tuin te leiden. Er zat een vrouw tussen. Dat was de koele conclusie van Giuseppina.
Een kwaaie tong uit de benedenwijk van het arendsnest bracht het uit. Ze had
vastgesteld dat Pietro al meer dan een nacht bij Silvia Strada had doorgebracht: een
jong ding dat alle jonge mannen met haar uitdagende kledij, het hoofd op hoi bracht.
Een zaak stond vast, ze was het mooiste en pittigste meisje van het arendsnest.
Giuseppina had haar moeder goed gekend, zelfs vanuit de deftige school van signora
Cecilia, zij was een brave, ietwat strenge vrouw, doch haar vroegtijdige dood bij de
geboorte van een tweede kind, had veel verdriet teweeg gebracht. Haar man kon de
vrijheid niet aan en was aan de drank verslaafd geraakt. Haar dochter zag nu de
lichten op groen om zich aan de prostitutie en het vrije leven over te geven. De deur
stond altijd open en haar vader trok zich niets aan van zijn dochter, zolang ze hem het
drinken maar niet belette.
Op een nacht was Pietro weer met een schijnreden de baan opgetrokken: een
partizanenleider had zogenaamd een nachtelijke opdracht gepland. Deze keer
alarmeerde Giuseppina's intuïtie: "het zit bepaald niet pluis met de gedragingen van
Pietro". Om 11.30 u. sloeg ze haar sjaal om de hals en trok ze in de richting van de
Borgo San Stefano, waar Silvia Strada haar "werkterrein" had. Ze trilde van
ingehouden woede. Wat kan een "zoon" zijn moeder toch allemaal aandoen, oreerde
ze bij zichzelf.
In San Stefano aangekomen, zag ze het licht branden in de slaap-kamer boven de
toegangstrap. Ze trok met vastberaden tred de deur binnen en staple de steile trap op
en zwaaide de deur open. Silvia slaakte een kreet van verschrikking en Pietro die met
haar onder de dekens lag, had van schrik wel in de duistemis willen verdwijnen.
Hier ben je dan, jij leugenaar, is dit je partizanenopdracht?, schreeuwde ze. Terwijl ze
Pietro duchtig afranselde hield hij zijn handen afwerend boven het hoofd. "En jij, vuile
slet, jij straatmeid", en meteen trok ze de dekens van het bed af en sloeg even driftig
op de jonge vrouw. "Had je moeder nog geleefd, ze zou je dubbel en dik afgetroefd
hebben, als ze je zo in bed aangetroffen had, schandalige nietsnutten die je beiden
36
bent. God zal je beoordelen. Hij laat zoiets niet zonder bestraffing."
Als twee op heterdaad betrapte misdadigers wilden ze ontsnappen aan de woede van
Giuseppina, die meteen Pietro zijn broek toestopte en zijn schoenen meegraaide. "En
nu mee naar huis, jij gemene leugenaar." Silvia Strada brak in tranen uit en bedekte
zich met het vluchtig bijeen gegrabbeld laken. Heel de stad mag het weten, hoe jullie
zich gedragen! En jij, Pietro, mee naar huis. Met verwilderde haren en zijn hemd half
boven de haastig aangeschoten broek trok hij mee de trap af - op blote voeten - als
een boef die op heterdaad op een diefstal betrapt was.
Heel de weg sakkerde Giuseppina tegen Pietro, die zich nu eens met een duw in de
rug, dan eens met een paar oplawaaiers om de oren, liet bestraffen, gedwee als een
geslagen bond. Links en rechts gingen de lichten aan en kwamen de buren aan het
venster loeren, woest omdat ze uit hun eerste slaap waren wakker geschud. Het zit er
weer eens op, bij de onstuimige Giuseppina.
De volgende morgen was iedereen vlug op de hoogte van de seksuele escapade van
Pietro met Silvia Strada. Twee dagen op water en brood was de opgelegde straf en
heel de dag door alle karweien opknappen, die in weken niet meer gedaan waren:
zwarte ketels schoon schrobben, de vloeren schuren en hout klieven als voorraad voor
de winter. Tot zo'n een "gedrag" heb ik mijn kinderen niet op de wereld gebracht,
schold Giuseppina, En de eerste partizanenleider die nog over de vloer komt, zai ik
met de bezem de deur uitdrijven. Wat een bende nietsnutten zijn het allemaal!
Het was een zware vernedering voor Pietro. Na een week was Giuseppina's woede
uitgeraasd. Pietro vluchtte een tijdje later het huis uit en trok voorgoed met de
partizanen mee.
28.
Rosella wordt in een hinderlaag gelokt.
Giuseppinna voelde met haar moederlijke intuïtie aan, dat het vroeg of laat verkeerd
zou aflopen. Rosella werd belast met het overbrengen van de lijsten van de
vooraanstaande partizanen van de streek. Argwanende officieren volgden haar en
door de geslepen en meedoge-loze militie werd ze in een hinderlaag gelokt; het waren
specialisten in contraspionage. Vooraan op de lijst prijkte de naam van Don Luïgi
Petronio. Ze liep in de val en meteen waren nu "zwart op wit" de namen bekend van
37
allen, die de bezieling en de ruggesteun waren van de partizanen.
Rosella werd in de Ara-Coeli-gevangenis opgesloten en bij een kortgeding, daar ze op
heterdaad betrapt was, ter dood veroordeeld. De executie zou plaats vinden
tweeëntwintig dagen na het proces. De fascisten deden haar onder dwang van
martelingen en urenlange ondervragingen bezwijken, zodat ze belangrijke inlichtingen
prijsgaf. De partizanenleider Arnolfo had op tijd lont geroken en wist onder te duiken in
een van de ondergrondse schuilplaatsen van de Abruzzen.
Rosella werd geëxecuteerd in de vroege morgen, zonder nog de kans te hebben
gekregen, noch haar moeder, noch een van haar vrienden te hebben ontmoet. Het
tragische einde van een jong en succesvol leven. Don Luïgi had nog pogingen gedaan
om door de tussenkomst van het Vaticaan, Rosella van de dood te redden, doch de
executie had een eindpunt gezet achter heel het drama.
29.
De aanhouding van Don Luïgi
Doch het ene drama volgde op het andere. Don Luïgi werd aangehouden tijdens de
nacht en naar Theresienstadt gedeporteerd. De parochie viel zonder herder. De
bezieler van het arendsnest was gearresteerd. De parochianen lieten urenlang, als
duidelijk protest, de doodsklokken luiden over het arendsnest. De fascisten namen dit
niet en kwamen de week daarop alle klokken weghalen uit de kerktoren. Zelfs de
dorpskerk had haar stem verloren. Giuseppina vreesde dat ook zij zou aangehouden
worden en verliet samen met Alessandrina op een avond het arendsnest om bij een
familielid in Trastevere haar intrek te nemen, met de dood in het hart en de wanhoop
nabij.Jessica ging voorlopig inwonen bij signora Cecilia. Van de partizanen bekwam
Giuseppina enkele weken later een onderscheiding, ditmaal als moeder van een
heldin die haar leven had geofferd voor het vaderland. Ze borg de decoratie op zonder
er enige fierheid aan te beleven. Hij, die het arme kind belast had met die uiterst
gevaarlijke opdrachten had zich in veiligheid kunnen terugtrekken, en het feit dat hij
haar dochter zo goed als verleid had, om zijn maitresse te worden, liet haar een bittere
smaak na. Ze had een ware verachting voor die man, die het al jaren met de moraal
niet nauw nam en alleen op roem en succes belust was.
Op een avond kwam Pietro bij haar binnen gestapt in Trastevere. Hoewel hij diep
38
onder de indruk was van de dood van zijn zuster Rosella, vond Giuseppina dat hij
grondig veranderd was: op korte tijd rank opgeschoten, verruwd in zijn gelaatstrekken,
en wat Giuseppina niet beviel: rauwer geworden in zijn uitdrukkingen, voortdurend
pochend met al zijn heldendaden bij de partizanen. Hij zei dat hij uitverkozen was voor
de harde opdrachten zoals het neerschieten van vooraanstaande leiders en officieren
van de fascisten. Vanonder zijn mantel haalde hij een mitraillette boven, die in de
voering was verborgen. Hij ging aan het pochen dat hij met veel genoegen zelfs
Mussolini eigenhandig zou willen neerhalen met dat gevaarlijk automatisch wapen, dat
hij van de kolonel van de partizanen eervol had ontvangen. "Doe dat onnozel ding
maar vlug weg", zei Giuseppina ongeïnteresseerd. "Ik heb je daarvoor niet op de
wereld gebracht! Laat dat maar over aan kerels van laag allooi zoals Arnolfo, die er de
schuld van draagt dat Rosella gefusilleerd werd. Zulke kerels sturen onschuldige
kinderen en naïevelingen in het vuur en maken dat ze zelf buiten schot blijven."
Giuseppina wilde niet dat Pietro met dat compromitterend wapen langer in huis bleef.
Als ze hier een inval doen, dan zouden de familieleden die ons onderdak bezorgen,
meteen worden opgepakt of zelfs naar een concentratiekamp worden gedeporteerd.
Pietro voelde zich beledigd dat zijn moeder zo weinig achting had voor zijn heldhaftige
daden, waarvoor hij overigens in de partizanenkringen zo geprezen en zelfs
bewonderd werd. Hij draaide het wapen in een wollen omhulsel en stak het weer weg
in de voering van zijn mantel.
"Wanneer zai je eindelijk eens wijzer worden!" Met een spotlach wuifde hij het verwijt
van zijn moeder weg, gaf Alessandrina nog een streel en met een halve ciao aan zijn
moeder verdween hij in de drukke straten van de stad. Giuseppina, was er volledig
overstuur van. "Vroeg of laat loopt het ook mis met hem. Is het niet genoeg dat Gino en
Rosella ons al ontnomen werden
30.
Het arendsnest in diepe rouw
Met de aanhouding en de deportatie naar Theresienstadt van Don Luïgi, was het
doods en verlaten geworden in het arendsnest. Er was geen priester meer en de brave
parochianen moesten het de zondag stellen zonder priester en zonder de feestelijke
klanken van de klokken.
39
Signora Cecilia deed in de plaats van de vroegere hoogmis de gebeden en liet de
omhaling doorgaan, als steun voor hen die beproefd werden door het gevangen zijn
van hun familieleden. Giuseppina kreeg een steun voor het karig onderhoud van haar
zelf en het brave lieve meisje dat Alessandrina gebleven was; de enige troost voor
haar moeder. Signora Cecilia ging beide opzoeken in Rome. Zij alleen kende het
geheim adres. Zij stelde voor dat ze tijdens de nacht wel konden terugkeren naar het
arendsnest, dat sinds de deportatie van Don Luïgi niet meer bedreigd werd door de
represailles van de contra-spionage.
Over Don Luïgi wist men heel weinig. Men had zelfs geen zekerheid meer of hij nog in
leven was. Men vreesde dat hij, zoals vele lotgenoten, naar een van de
concentratiekampen van Triëste zou overgebracht zijn naar Theresienstadt. De dood
dwaalde over het arendsnest! De eens zo mooi verzorgde wijngaard in de vallei lag er
verwaarloosd bij. Het onkruid schot meters hoog over de wijnstokken en de wilde
scheuten maakten er een complete chaos van. Giuseppina had er de moed niet meer
toe om zich in te spannen, om deze terug in orde te krijgen, want alles in haar vormde
een herinnering aan de zo gelukkige jaren, waar iedereen moest vaststellen dat het
een van de best verzorgde wijngaarden ooit was, van de hele streek.
31.
Het oorlogsgeweld neemt toe
Voortdurend overvlogen hele eskaders vliegtuigen het luchtruim. Men hoorde her en
der van honderden doden en gekwetsten, bij bombardementen en schermutselingen,
die het leven in een dramatische spanning brachten, met de knagende pijn om de
dood van geliefden en bekenden. Giuseppina leed om Pietro; doch sinds het incident
omwille van die moorddadige gevaarlijke mitraillette keek Pietro niet meer om naar zijn
moeder en zijn jonge zuster. Hij ging helemaal op in het meedogenloze verlangen tot
doden en vermoorden, tot plunderen en vernielen, dynamiteren en het in as en puin
leggen van de woningen van bekende fascisten.
32.
Het drama Monte Cassino
De Gustav-linie scheen een schans te zijn waarachter de fascisten en de nazi's de
aanvallen van de Amerikanen konden afweren. Toen kwam het bericht van het
bombardement van de prachtige abdij van Monte Cassino, de trots van alle historische
40
gebouwen van Italië. Eisenhower had nog pogingen aangewend om dit
bombardement te beletten, daar hij niet overtuigd was dat de abdij van Monte Cassino
een belangrijke rol speelde in de verdedigingslinie van Kesselring. Doch de drie
generaals die in de spits van de vuurlinie aanwezig waren: generaal Tucker en de
divisiegeneraals Freyberg en Alexander eisten het bombardement op, want zij werden
ongeduldig omdat de opmars naar Rome reeds twee maand vertraging had opgelopen
op de vooropgestelde planning.
Het bombardement had in twee golven het meesterwerk van Bramante in puin en as
gelegd. Meteen waren zeven paters en honderden vrouwen en kinderen van Cassino
gedood, die zich in de abdij in "veiligheid" hadden gebracht. Buiten de grafkapel van
Sint-Benedictus en zijn tweelingzuster Scholastica bleef er geen steen overeind.
Twintig steden en dorpen uit de omtrek waren eveneens in puin gelegd. Het leek dat
de oorlog was verloren en dat slechts dood en vernieling overbleef.
Doch het tij keerde. Na al het lijden en de wanhoop van ontelbare getroffenen zou een
nieuwe tijd aanbreken. Doch het leed liet zijn sporen na.
33.
Triomf en ondergang
De totale nederlaag van het fascistisch leger was doorweven van fanatieke weerstand
vanwege de Duitse generaals, die tot het uiterste Italië in handen wilden houden
ondanks de capitulatie van de Italiaanse divisies. Het ging er hard aan toe tussen de
woedende Hitler en Mussolini, die door de krachttoer van Skorzeny bevrijd werd uit de
wraakzuchtige handen van de partizanen en de communisten.
Hitler stak zijn ontgoocheling tegenover Mussolini niet onder stoelen en banken. Toch
zou de oorlog een vrij vlugge wending nemen, die de Duce in de handen van de
partizanen bracht: een eerloze dood tegemoet, samen met zijn maitresse Claretta
Petracci. Ze werden genadeloos, zonder enige vorm van proces, als gehate
misdadigers opgehangen in de nabijheid van een benzinestation. Dit geschiedde op
een wijze die een cultureel land als Italië onwaardig was. Hij de Duce had eens
verklaard: "Als ik vooruit storm: volg mij, doch als ik zou wijken: schiet mij dan liever
dood."
Mussolini, wilde de roem en de glorie van het groot-Romeinse Rijk in eer herstellen. Er
41
was geen dorp, gehucht of stad, of er werd gemoord en geplunderd. De weerwraak op
de fascisten kende geen genade en tienduizenden werden de eerste dagen van de
zogenaamde bevrijding vermoord - met heel hun gezin -, uitgeroeid als ongedierte met
al hun hebben en houden. Datzelfde fenomeen trof ook Frankrijk, Belgie en
Nederland, waar tienduizenden werden vervolgd, in vaak te vluchtige processen. Door
onwettige uitzonderingsrechtbanken werden velen ter dood veroordeeld, soms
onterecht en zonder volledige schuld geexecuteerd. Alleen Petain werd, hoewel ter
dood veroordeeld, niet geeëxecuteerd uit respect voor zijn decoraties uit de eerste
wereldoorlog. Hij stierf evenwel enkele jaren later in gevangenschap.
In Italië kraaiden de partizanen victorie en waren de communistenin de waan, dat ze
voor de toekomst over het land zouden kunnen heersen. Dit lukte hen evenwel
gedeeltelijk. De hoofdsteden stonden tientallen jaren onder het beheer van
communistische burgemeesters - Napels, Rome, Turijn Firenze en Bologna werden
door hen bestuurd. Machtige en geniale politici als De Gasperi en La Pira, die
overtuigde katholieken waren, kregen echter de absolute bovenhand in het krachtig
bestuur en de herstructurering en financiële heropbouw van het land.
34.
De dood van Pietro
Voor Giuseppina kwam een nieuw pijniijk bericht. Ook Pietro was bij een mislukte
overval in de laatste uren van de oorlog dodelijk gewond. Hij overleed tijdens de
overbrenging naar een hospitaal in de ambulance-wagen. Wat Giuseppina reeds
vroeger had gevreesd was realiteit geworden. Pietro was tenslotte door Arnolfo
aangetrokken geworden in de partizanenbeweging die hem en zijn zuster Rosella
steeds met gevaarlijke opdrachten had belast. Argeloos en met de belofte van
decoraties voor ogen hadden beiden het met de dood moeten bekopen.
Arnolfo werd met lof overladen en uitgeroepen tot held van het vaderland, hoezeer zijn
gedrag van weinig morele hoogstanding had getuigd bij de genadeloze wraakacties na
de oorlog. Giuseppina had geen achting voor hem. Vanuit haar standpunt was hij de
oorzaak van de dood van velen en op de eerste plaats droeg hij de schuld voor de
aanhouding van de zo geliefde dorpspastoor Don Luïgi.
Slechts vele maanden later werd zijn naam medegedeeld onder de vermisten in het
42
kamp van Theresienstadt. Hoe de priester aan zijn eind was gekomen kon niemand
vememen. Alleen God zal kennis hebben van al het lijden, dat de goede priester - tot in
de dood - zal geleden hebben. Aan de kerkingang werd later een monument geplaatst
ter nagedachtenis van de goede man Gods.
Hij had getuigd "als priester" tot in de dood. In dezelfde maand werd Dietrich
Bonhoeffer geexecuteerd. Hij getuigde: dit is het einde wellicht van mijn leven - doch
zeker het begin van het Leven! - Twee grote helden van het Christendom.
De klokken werden een voor een terug in de toren geplaatst, maar de nieuw-gegoten
klokken uit Valduggia hadden niet meer dezelfde montere en opgewekte klank van
vroeger; zelfs de doodsklok had niet meer die droeve warme toon van de vorige. Het
"arendsnest" was in diepe rouw.
35.
De teloorgang van de bloeiende wijngaard
Het was niet te verwonderen dat Giuseppina samen met haar dochter Alessandrina in
diepe armoede vervallen was. De verwilderde wijngaard had niets meer opgebracht en
dreigde door het genadeloze onkruid en ongedierte, de naburige velden aan te tasten.
Er moest een oplossing gevonden worden. Zelf was ze niet in staat, met haar nog te
jonge Alessandrina, het zware werk uit te voeren. Haar gezondheid had door de vele
harde slagen van het leven een grote verzwakking gekregen en hoe flink en sterk ze
vroeger ook was geweest, nu was ze erg afgetakeld en zag er uit als een te vroeg oud
geworden vrouw. Haar veerkracht, levenslust en heel haar dynamische aanpak had ze
ingeruild voor weemoed en verdriet.
Er kwamen klachten van meerdere wijnbouwers over de zo verwaarloosde wijngaard
van de familie Fioravanti. Een man die altijd met naijver de opgang en de bloei van de
wijngaard had gevolgd, was vooral de aanstoker bij het nieuwe communistische
gemeentebestuur, om Giuseppina zware boeten op te leggen.
Hij had maar een bedoeling, de zaak wat op te drijven zodat Giuseppina
noodgedwongen de wijngaard aan hem zou moeten verkopen - ver onder de waarde -.
Toch kon hij weer mooi worden eens dat hij weer opgeknapt, gereinigd, geploegd en
gesnoeid was. Alles bijeen was dat in minder dan twee jaar met een kleine hulp van
43
arbeiders mogelijk en kon hij weer een grote oogst opbrengen van gouden druiven, die
van hoge kwaliteit waren voor de gerenommeerde wijn.
Als Giuseppina de veerkracht nog zou gehad hebben die ze tien jaar tevoren had, dan
zou ze nooit bezweken zijn voor de chantage van de sluwe kandidaat-koper. Ook de
toekomst van Alessandrina mocht bij haar niet ontzien worden. Een jonge nieuwe
werkkracht of eventuele dynamische partner zou een veel betere opiossing geweest
zijn en tenslotte ook eerlijker geweest zijn als handelwijze, dan het sluwe arglistige
gedoe van de niets ontziende concurrent.
Het kon niet anders meer. Een handig bewerkte notaris stelde een prijs in, die in feite
minder was dan de helft van de effectieve waarde. Zo blij als ze geweest was, toen
Gino als eerlijke werker - jaren geleden -haar meedeelde dat ze de wijngaard in
handen kregen, was ze nu bedroefd om de noodgedwongen verkoop die ze als een
noodlot moest aanvaarden. Alles was in haar leven tot rook verzwonden. Ze voelde
zich ziek en levensmoe: een ontgoochelde vrouw. De veel te lage som die ze voor de
wijngaard kreeg, ging al vlug op in het afbetalen van de schulden sinds de dood van
haar man aan het oostfront. Alles was haar ontnomen, tot en met haar zo geliefde
geestelijke leider, de heilige parochiepriester Don Luïgi.
Ze las op het gelaat van vele vroegere vrienden uit het arendsnest een soort
leedvermaak en in sommige gevallen zelfs hoon en spot. Er kwam een nieuwe pastoor
in het arendsnest en door het feit dat ze inwendig voortdurend deze jongere priester
afwoog tegenover de verheerlijkte Don Luïgi, was er geen contact met deze nieuwe
herder. Zijn taal was modern en zijn manier van preken en de heilige mis opdragen
stonden helemaal in contrast met vroeger. Haar spontane devotie van de gelukkige
jaren maakte plaats voor dorheid en onverschilligheid.
Alleen aan signora Cecilia had ze nog enig houvast om het leven verder aan te
kunnen. Ze zei tegen de signora: "Rechtgeaarde mensen spelen geen komedie, dat
doen alleen mensen die leedvermaak hebben en op winstbejag belust zijn. Voor hen
zijn alle middelen goed. Ze hebben geen geweten. Mijn enige hoop ligt nog bij
Alessandrina". Hierin werd zij ten volle geruggesteund door signora Cecilia die
aanstuwde dat het begaafde meisje haar studies zou verder zetten in Tivoli, want zo
beoogde zij: het kind is begaafd en ernstig. Er zit geen zweem van veinzerij of
onoprechtheid in haar. Ik verzeker je, Giuseppina, eens wordt Alessandrina je hoop en
44
je voldoening. Je zal veel eer van haar bekomen en dat verdienen
Een tijd na de bevrijding werd Giuseppina als moeder van twee helden die gestorven
waren in de rangen van de partizanen, opgeroepen als getuige tegen een fascistische
leider die verantwoordelijk was voor de deportatie van vele burgers en onder hen Don
Luïgi Petronio.
36.
Maria-Addolorata wordt terug Jessica
Tot bij de onstuimige bevrijding was Maria-Addolarata het gelukkigste meisje van heel
het arendsnest. Maanden later werd zij terug opgenomen bij een joodse tante, die haar
als joods familielid opeiste, wat haar goed recht was.
Dat er met het onderduiken van joodse kinderen, in kloosters weleens, uit overdreven
geloofsijver van sommige zusters, vergissingen begaan waren, was een vaststaand
feit, hoewel er van kwade bedoelingen geen sprake was. Het feit dat de joodse
weeskinderen christelijke namen kregen, was al op zich een reden voor de chassidim
(de uiterst observante joden) tot ergernis. Vaak stuurden ze joodse hulp-rabbijnen
naar de onderduikadressen, om de kinderen vast te doen beloven, niet tot het
katholicisme over te gaan. Na de oorlog waren alleen in Rome 320 gevallen bekend,
van kinderen die zich "lichtvaardig" hadden laten dopen. De joodse overgebleven
familieleden spanden processen in, die ze steeds wonnen, want na de oorlog ontstond
er ook in de gerechtskringen een algemene "clementie" tegenover hen, wegens het
ontzaglijk lijden en onrecht dat hen getroffen had.
Met veel spijt keerde Jessica terug naar de joodse gemeenschap, ze had zoveel
spontane goedheid van Giuseppina, Pietro en haar dochters ondervonden, dat ze zich
er ten volle vrij en gelukkig had gevoeld. De oude joodse tante, die door
herstelbetalingen rijk geworden was, was een autoritaire, argwanende en hysterische
vrouw die door al het lijden been, een harde vrouw was geworden, die Jessica onder
haar dwangmatige en bijna tirannieke vieuges hield.
Ondanks de processen werd een derde van de meisjes "katholiek" tot grote
ontgoocheling van de joden. Jessica beleefde een zware gewetenscrisis. Het
katholieke milieu vond ze veel spontaner en meer ongedwongen. Ze leed enorm onder
de dwang van haar hysterische tante. Bij een discussie barstte de bom. De gevolgen
45
waren diep ingrijpend. Op een nacht vluchtte ze het huis uit, met enkele persoonlijke
bezittingen. De reactie van haar tante was hard. Ze wilde haar nooit meer terugzien en
maakte een notariële akte op, waarbij ze onterfd werd en voorgoed uitgesloten uit de
familie.
37.
De louteringsberg van Jessica
Ze ging terug inwonen bij Giuseppina en vond bij haar een sterke morele steun en een
oprechte vriendschap. In contact gekomen met de zusters karmelietessen van het
heilig kruis, binnen het vroeger concentratiekamp van Dachau, deed ze drie jaar later
haar intrede als novice. Kort voordien was ze opgenomen in de katholieke kerk.
Helaas, het vele lijden en de spanningen die ze ondergaan had, hadden zware schade
aangebracht aan haar longen. Na zes jaar als gelukkige karmelietes, deed ze haar
eeuwige geloften, doch ze stierf acht maand later in de ziekenkamer van het klooster
van Dachau, eenzaam, doch geborgen in "Gods liefde".
Alleen Giuseppina was aanwezig op haar begrafenis. Een heilige was ten hemel
opgenomen: Jessica, Maria-Addolorata was haar naam.
38.
Een "getuigenis" zonder komedie
Giuseppina werd als getuige opgeroepen bij een openbaar proces. Ze las in de
oproepingsbrief, dat ze verzocht werd de decoraties te dragen, die ze van de
partizanen had ontvangen bij de dood van Rosella als "koerier". "Die komedie laat ik
liever over aan hen die de anderen in het vuur stuurden vanuit hun veilige
schuilplaatsen. Ik zal aan die rechters van de uitzonderingsrechtbanken eens flink
zeggen wat ik erover denk", zei ze.
Giuseppina trok naar het proces in Rome - gehuld in een grote sjaal -. Er werd haar
gevraagd: "Waar zijn jouw decoraties?" "Die decoraties dragen meestal diegene die
de anderen het gevaarlijk werk lieten doen, repliceerde Giuseppina. Geef mij liever
mijn dochter terug en houdt die decoraties maar voor jezelf. Ik geloof er niet in," zei ze
met overtuiging.
Ze was niet erg opgezet met de nieuw-gecreeerde rechter. Hij zat erbij alsof hij de
heldhaftigste partizaan was geweest van heel de streek. Zwaar geboeid werd een
ex-fascist binnengebracht, bont en blauw geslagen door de wraakzuchtige cipiers.
46
Giuseppina legde met klem de eed af, met de hand op de bijbel, en zonder veel
plechtige aanspreektitels richtte ze zich tot de zelfingenomen rechter: "Ik dacht dat het
alleen de nazi's en de zwarthemden waren, die gevangenen bont en blauw sloegen als
ze op hun proces moesten verschijnen. Ik zie dat..." De rechter was verveeld met deze
bemerking en riep haar ter orde: "Je hebt enkel te antwoorden op de vragen die je
gesteld worden". Doch Giuseppina hield voet bij stek: "Ik zie dat jullie de kunst om te
martelen even goed kennen als de nazi's en de fascisten".
De rechter werd zenuwachtig en liet de microfoon verwijderen. Giuseppina kende de
rechter van vroeger en wist dat hij omwille van zijn moreel gedrag een heel slechte
reputatie bezat. Hij was trouwens een persoonlijke vriend van de commandant van de
partizanen Arnolfo, die Rosella het hof had gemaakt en tenslotte de schuld was van de
ondergang en de dood van haar twee kinderen.
Wat weetje over deze beschuldigde werd haar gevraagd. De micro werd weer
ingeschakeld. Ze antwoordde op de man af: "Meer goeds dan over diegene die achter
de tafel van uw rechtbank zitten". De rechter lachte groen: "Je gaat er hard tegen aan.
En wat nog?" Giuseppina zei: "De beschuldigde is een snul die er ingetrapt is,
meegezogen door de grote woorden van Mussolini". En wat nog allemaal? Ook de
mannen die in 1922 de mars op Rome deden waren erbij. (Ze wist dat de rechter er zelf
ook bij was, maar zich later teruggetrokken had.) De rechter verloor zijn geduld:
"Mens, wat draaf je door! Wie was er volgens jou nog bij die avonturiers, die het van
niets tot iets hadden gebracht?" Bianchi, Balbo, De Vecchi en De Bono - een mislukte
advocaat die later generaal is geworden. De rechter spotte: "Je was er zeker zelf ook
bij datje zo goed al die namen kent!".
Giuseppina liet zich niet afleiden en beet door: "En als ik me niet vergis, was jij er zelf
ook bij!" De rechter werd boos: "Genoeg, genoeg..., riep hij. Aan jouw getuigenis
hebben we niets". De micro werd afgezet en Giuseppina werd onder de afkeurende
blikken van het opgehitste publiek aan de deur gezet.
De beschuldigde kreeg de doodstraf en werd acht dagen later gefusilleerd in de
binnenplaats van de gevangenis. Zijn laatste woorden waren: "In liefde heb ik mijn volk
gediend. Ik ben onschuldig. Mijn God, in uw handen". De schoten lieten niet toe zijn zin
te beëindigen. Later werd bewezen dat het een naamgenoot was en niet hij zelf, die
mensen had verklikt en had laten opsluiten. Hij was totaal onschuldig.
47
Mijn God, zuchtte Giuseppina, in welke wereld leven wij. Wie de waarheid durft te
zeggen wordt de mond gesnoerd en aan de deur gezet. Die rechtbank van niemendal
is in handen van nietsnutten en onbevoeg-den!
Zeer verbitterd keerde ze naar het arendsnest terug. Ze nam haar decoraties, rolde ze
in een bruin papier en stuurde ze naar de rechter op, met het bericht erbij: "Hier krijg je
je rommel terug. Ik ben er niet fier op. Ik wil ze niet langer onder mijn ogen zien. Ze
dekken niets anders dan onrecht, terreur en geweld' getekend: Giuseppina
Fioravanti-Di Mattei's. Hiermee was de zaak afgesloten. Het kleine pensioen dat ze
zou krijgen als moeder van twee oorlogshelden, werd haar onttrokken. Dat was de
laatste weerwraak van de rechter, nadat hij van Giuseppina de voile lading had
gekregen tijdens het bewuste proces.
Alessandrina, groeide op tot een flinke persoonlijkheid. Er kwam een nieuwe periode
van welvaart in het door de oorlog zo beproefde gezin. Doch het lot speelde mee in het
voordeel van de rechtvaardigen. Het gezin dat de wijngaard op een on faire
handelwijze had aangeschaft, had een zoon Giulio en een dochter Anna. Het meisje
vertrok met haar verloofde naar Amerika. De zoon groeide op tot een eerlijk man. De
ouders stierven op vrij jonge leeftijd. Het kwam tot een voorbeeldige relatie tussen
Giulio en Alessandrina.
39.
De wijngaard wordt weer familiebezit
Giuseppina veegde de spons over het verleden en was gelukkig om het lot van de
beide jonge mensen, die zoals in de tijden van hun voorspoedige jeugd zich inspanden
voor het welzijn van de parochie. De nieuwe pastoor werd geleidelijk aan de vriend van
den huize. Alessandrina behaalde haar diploma van opvoedster "met onderscheiding"
en leidde met liefde en goedheid de vroegere school van Signora Cecilia trouw aan
haar goed bedoelde methodes en werkwijzen. Giulio leidde het zangkoor van de kerk
en deed het met talent en devotie.
Het huwelijk werd een nieuwe triomfvoor Giuseppina. De bloeiende wijngaard was
weer in het bezit van de familie, mooi en even verzorgd als hij ooit geweest was.
Giuseppina kende weer vrede en geluk, doch al het lijden en de beproevingen hadden
van haar moederhart teveel inspanningen geeist. Op een morgen werd ze dood
aangetroffen bij haar bakoven, een hartaanval was haar fataal geworden.
48
40.
De dood van een rechtvaardige
De doodsklok klonk over het arendsnest. Een goed mens was heengegaan: een
moeder die geen komedie in haar leven had geduld. Ze leefde in waarheid en
waarachtigheid. Ze was zichzelf. Ze was de rechtvaardigheid zelve. Ze was een
"MOEDER".
“Madonna met kind”, Murillo, palazzo Pitti, Florence
49