eindadvies - Samenwerkingsverband VO Amsterdam

De opbrengst van de proeftuinen voortgezet
onderwijs
Advies vanuit onderwijs en jeugdzorg
op basis van evaluatie van de Proeftuinen VO
Juni 2014,
Joy Bijleveld, projectleider onderwijs
Vincent Fafieanie, projectleider jeugdzorg
1
Samenvatting
Passend onderwijs en transitie jeugdzorg
Op 1 augustus 2014 treedt de Wet op het passend onderwijs in werking en op 1 januari 2015 treedt
de nieuwe Wet op de Jeugdzorg in werking. Scholen en samenwerkingsverbanden zijn
verantwoordelijk voor de invoering van passend onderwijs. Het Samenwerkingsverband Voortgezet
Onderwijs (verder: SWV) geeft in een Ondersteuningsplan aan hoe zij passend onderwijs invult. De
gemeente is verantwoordelijk voor de inrichting van de jeugdzorg. Zij heeft in het Koersbesluit ‘Om
het Kind’ aangegeven hoe zij het nieuwe stelsel wil vormgeven. De uitvoering van passend onderwijs
en de uitvoering van de zorg voor jeugdigen willen we naadloos op elkaar laten aansluiten.
Proeftuinen
Een nieuwe functionaris: de ouder- en kindadviseur vormt de spil van het geheel. In samenwerking
met 17 schoollocaties in Amsterdan Noord (14) en Oost (3) zijn twee Proeftuinen 12+ gestart. In deze
proeftuinen is ervaring opgedaan met de samenwerking tussen onderwijs en het ouder- en kindteam. Op basis van deze ervaringen zijn opbrengsten en adviezen voor verdere uitrol opgesteld.
Hoe doe je dat in de praktijk? Deze vraag staat centraal in dit verslag. Het antwoord: door
professionals vanuit heldere kaders en visie ruimte te bieden om ontwikkelend te mogen leren.
Zo’n enorme verandering zou zonder de betrokkenheid en expertise van de zorgcoördinatoren en
ouder- en kindadviseurs niet mogelijk zijn geweest. We hebben oplossingen gevonden voor oude en
nieuwe vraagstukken. En ervaren dat samenwerken tussen ouder- en kindadviseur en
zorgcoördinator daad werkelijk kan bijdragen aan het perspectief van jongeren.
Door de professional ruimte en vertrouwen te geven, hebben we een basis kunnen leggen voor een
verandering die gestoeld is op de inhoud en past bij de behoeften en vragen van ouders en jongeren.
Adviezen
Implementatie
 Stel een bestuurlijk gedragen implementatie- en communicatieplan op. Geef daarin
duidelijkheid over formatie en toebedeling aan scholen
 Het onderwijs geeft voorkeur aan uitrol van de de ouder- en kindteams per 1-8 2015
 Zet minimaal 24 uur ouder- en kindadviseur per schoollocatie in, aangevuld tot 2 fte op basis
van populatiezwaarte
 Gebruik de functiebenaming Jeugdadviseur voor de jeugd 12+
 Faciliteer tijdelijk extra uren voor zorgcoördinator en projectleiding
 Zet procesbegeleiding in bij de implementatie van de ouder- en kindadviseur op de overige
scholen. Doe dat al voorafgaand aan de start van de ouder- en kindadviseur op school.
 Bied bij de implementatie per regio een gezamenlijke leerlijn:zorgco en ouder- kindadviseur
 Breng focus aan in het methodisch inwerkprogramma voor de ouder-kindadviseurs
 Verbind ouder- en kindadviseurs met ruime GGZ en LVB expertise aan het VSO voor
minimaal 1 fte
 Continueer bestaande onderwijszorgarrangementen in het VSO en blijf met onderzoek
volgen wat de resultaten voor de jongeren, ouders en het stelsel zijn, stel daarop zonodig bij
 Zorg voor structurele positionering van de zorgcoordinator met taakfunctieprofiel
 Bouw waarborgen in voor continuïteit van het zorgaanbod tijdens de Transitie.
 Installeer per regio een inhoudelijk team voor vastgelopen casuïstiek.
 Ondersteun de inhoudelijke ontwikkeling van de ouder- en kindadviseur in het stelsel met
onderzoek naar substitutie-effecten in de zorg en maak een kosten-baten analyse
 Ontwikkel samen door!
2
Organisatorische verbinding tussen onderwijs en ouder- en kindteams
 Draag er zorg voor dat het onderwijs per regio met één ouder-kindteam te maken heeft.
 Stel vaste contactpersonen aan voor overleg per school, zorgcoördinatoren- en
directieoverleg en sluit aan op Zorg op Maat (beleidsoverleg SWV en partners)
 Draag zorg voor een jaarlijkse kwantitatieve en kwalitatieve rapportage over de prestaties
van ouder- en kindteams en passend onderwijs, als onderdeel van een ontwikkelagenda
voor de komende jaren
 Houd een periodieke onafhankelijke toets van de kwaliteit van de zorgstructuur en maak hier
afspraken over tussen samenwerkingsverband en gemeente.
 Stel een set van informatie (school, ouder- en kindteam, GGD) samen die jaarlijks besproken
wordt door school en ouder- en kindteam. Stel gezamenlijke doelen en evalueer.
 Facilteer (2-)jaarlijkse gebiedsanalyse-gesprekken vanuit DMO/ stadsdeel met alle partners
en draag zorg voor herkenbare prestatie-indicatoren
 Draag zorg voor een privacy protocol voor inzet van de ouder- en kind adviseur, specifiek de
adviesfunctie in het interne zorgteam
 Maak afspraken over escalatie tot op stedelijk niveau
Samenwerken ouder-en kindteam met de school
 Houd een startgesprek over verwachtingen, rollen en taken
 Maak afspraken over communicatie naar leerlingen, ouders, leerkrachten, zat-partners
 Draag zorg voor een goede matching van ouder- en kindadviseur en school
 Procesbegeleider ondersteunt de samenwerking en werkproces
 Jaarlijkse evaluatie over functioneren ouder- kindadviseur en zorgco
 Stel een gezamenlijk werkplan op rekening houdend met de populatie
 Benut de mogelijkheid van een populatieanalyse bij een opvallende vraag vanuit de school.
Samenwerking ouder- en kindadviseur –zorgcoördinator
 Werk tussen ouder- kindadviseur en de zorgcoördinator samen vanuit deze principes:
a) We nemen niet over maar versterken;
b) De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de interne zorgstructuur, de ouder- en
kindadviseur voor het bieden en arrangeren van jeugdhulp;
c) We werken op basis van een gezamenlijk vastgestelde zorgroute waarin rollen taken
van bij de zorg betrokken functionarissen beschreven zijn;
d) We werken handelings- en oplossingsgericht op basis van een integrale analyse
uitgaande van de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte
 Werk ouder-en kindadviseurs in op kennis over onderwijs en positioneren
 Betrek alle functionarissen in de school bij de taken van de ouder- en kindadviseur en de
betekenis voor de inrichting van de zorgstructuur
 Draag zorg voor sociale kaart met huidig aanbod en contactpersonen
 Versterk de eerste analyse van een vraag binnen de interne zorgstructuur zodat tijdig een
juiste keuze voor inzet van ouder- en kindteam, samen Doen,of JGGZ gemaakt wordt
 Versterk het handelings gericht werken en de integrale analyse door scholen
 Verbeter de doelmatigheid van het ZAT-overleg o.v.v. de directie
 Bied de mogelijkheid dat leerlingen en ouders zelf contact kunnen leggen met een ouder- en
kindadviseur
 Geef ruimte aan de school als werkplaats, met preventieve inzet bijv. klasseobservaties
 Maak als school capaciteit vrij voor een functionaris die als (co-)trainer met een ouder- en
kindadviseur trainingen op schoolniveau biedt
 Werk bij veiligheidsvragen volgens de Meldcode en met aandachtsfunctionarissen
 Evalueer jaarlijks de casuïstiek rondom veiligheid en crisissen met zat-partners
3

Benut de mogelijkheden vanuit de collectieve (geestelijke) gezondheidszorg (diverse
trainingen en voorlichtingen voor leerlingen en leerkrachten)
Samenwerking tussen school en wijk
 Naast ouder- en kindadviseur op de VO-scholen, moet er ook een adviseur in de wijk zijn, die
goed bekend is met de sociale structuren en sleutelfiguren van de wijk. Hierdoor kan vanuit
de school snel en eenduidig geschakeld worden met de wijk
 Laat inhoudelijke overwegingen, op basis van de aard van de ondersteuningsvraag, in overleg
met de jongere en ouders bepalend zijn of de jongere /leerling en/of ouders vanuit de wijk of
school begeleid wordt
 Stimuleer samenwerking met voorzieningen die jongeren op verschillende leefgebieden iets
bieden zodat zij hun talenten leren ontwikkelen
 Sluit als ouder- en kindteam aan op de al bestaande netwerken en structuren van de
organisaties werkzaam binnen de stadsdelen, en zoek creatieve vormen van samenwerking
vanuit de visie van ‘Om het Kind’
Samen Doen
 Bespreek regelmatig de mogelijkheden van samenwerking op basis van cases tussen Samen
Doen en het ouder-en kindteam
 Samen Doen: stem met onderwijs de integrale analyse en doelen af op het gezinsplan
Inrichting van het ouder- en kindteam
 Kies oplossingsgericht werken als basismethode voor het ouder- en kindteam
 Zie het team als generalist met ouder- en kindadviseurs die dezelfde basis vaardigheden
hebben en waarvan elk lid specialistische vaardigheden inbrengt en onderhoudt.
 Stem de ondersteuningsstructuur af met het team en zorg voor een mix in achtergronden en
ervaringen zodat expertise optimaal benut kan worden
 Laat de werkgevers samenwerken om het onderhoud en ontwikkeling van de deskundigheid
te faciliteren
 Ontwikkel door op de afstemming van de jeugdgezondheidstaken binnen het ouder- en
kindteam
 Ontwikkel een juridisch kader waardoor een gezamenlijke uitvoering met de ggd op een deel
van de taken mogelijk wordt
 Stel voor elk ouder- en kindteam een gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog aan, als
ondersteuning, en voor ingewikkelde casuïstiek en veiligheidsvraagstukken
 Geef de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog de taak van aandachtsfunctionaris
veiligheid, en verbindt deze functionaris ook aan het Samen DOEN team in het werkgebied
 Ontwikkel de functie jeugdpsycholoog verder op preventieve interventies op school en het
geven van handelingsadviezen aan de leerkracht
 Leer van de ICT-pilot, en implementeer wat werkt
 Richt een eenduidige registratiestructuur in voor ouder- en kindteam en onderwijs samen
Alle opbrengsten waarnaar wordt verwezen, zijn in document te vinden op de website:
http://www.swvadam.nl/proeftuinen
4
Inhoudsopgave
1.
Inleiding: transitie jeugdzorg en passend onderwijs ................................................... 6
2.
Plan van aanpak ........................................................................................................ 8
3.
Verloop van de proeftuin......................................................................................... 11
4.
Opbrengsten en adviezen vanuit onderwijs ............................................................. 13
4.1 Communicatie .............................................................................................................. 14
4.2 Projectaansturing in de proeftuin en procesbegeleiding in de scholen ..................... 15
4.3 Matching ...................................................................................................................... 17
4.4 Kwalitatieve ondersteuningsstructuur van de school en doorgaande zorglijn........... 18
4.5 Taak en rolomschrijving ............................................................................................... 20
4.6 Werkprocessen en samenwerking .............................................................................. 25
4.7. Formatie met loopvermogen ...................................................................................... 27
4.8. Meten en sturen op voortgang ................................................................................... 28
4. 9. Overlegstructuur; regio en wijkgerichtheid ................................................................ 30
4.10. Overige verbindingen vanuit het onderwijs ................................................................ 32
4.11 Overige implementatie-adviezen ................................................................................ 33
5.
Opbrengsten en adviezen vanuit jeugdzorg.............................................................. 34
5.1
Inleiding ..................................................................................................................... 34
5.2
Uitgangspunten Om het Kind .................................................................................... 34
5.4
Doel van de proeftuin 12+ ......................................................................................... 35
5.4
De adviezen vanuit jeugdzorg ................................................................................... 35
5.4.1
Wat zijn succesfactoren bij de implementatie in het voortgezet onderwijs? ... 36
5.4.2 Hoe stimuleer je de structurele samenwerking tussen onderwijs en ouder- en
kindteam?......................................................................................................................... 37
6.
4.4.3
Hoe stimuleer je samenwerking tussen school en wijk? ................................... 38
4.4.4
Hoe stimuleer je samenwerking op de schoollocatie? ...................................... 39
4.4.5
Hoe stimuleer je de samenwerking binnen de wijk en het stadsdeel? ............. 42
4.4.6
Opbouw van het ouder- en kindteam ................................................................ 45
4.4.7
Effectieve communicatie en faciliteiten ............................................................ 52
Bijlagen ................................................................................................................... 54
5
1. Inleiding: transitie jeugdzorg en passend
onderwijs
Transitie jeugdzorg en passend onderwijs
Op 1 augustus 2014 treedt de Wet op het passend onderwijs in werking en op 1 januari 2015 treedt
de nieuwe Wet op de Jeugdzorg in werking. Hierdoor zijn scholen en samenwerkingsverbanden
verantwoordelijk voor de invoering van passend onderwijs. Het Samenwerkingsverband Voortgezet
Onderwijs (verder: SWV) geeft in een Ondersteuningsplan aan hoe zij passend onderwijs invult. De
gemeente is verantwoordelijk voor de inrichting van de jeugdzorg. Zij heeft in het Koersbesluit
aangegeven hoe zij het nieuwe stelsel wil vormgeven. De uitvoering van passend onderwijs en de
uitvoering van de zorg voor jeugdigen moeten naadloos op elkaar aansluiten.
Proeftuinen
SWV en gemeente hebben in twee proeftuinen in de stad ervaring opgedaan met aspecten van het
nieuwe stelsel voor de jeugdzorg en met de aansluiting hiervan op passend onderwijs. Op basis van
deze ervaringen zijn de hierna volgende opbrengsten en adviezen voor verdere uitrol in de stad tot
stand gekomen, met als doel een effectieve samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg waardoor
een doorgaande onderwijs- en zorglijn wordt geborgd.
Het advies is geadresseerd aan het SWV: de directeur dhr. F. Otto en bestuurslid-portefeuillehouder
jeugdzorg, mw. J. Merkx. De opdracht is door de stuurgroep van de proeftuin VO opgesteld,
bestaande uit de directeur van het SWV en dhr. J. Lemereis van de afdeling onderwijs van Dienst
Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), tevens lid van programmateam Om het Kind, gemeente
Amsterdam.
Er zijn twee projectleiders aangesteld voor de proeftuinen VO, te weten: mw. J Bijleveld vanuit het
onderwijs en dhr. Fafieanie vanuit de gemeente Amsterdam. Het eindadvies is grotendeels
gezamenlijk opgesteld, maar deze rapportage kent daarnaast voor het VO eigen doelstellingen.
Zowel vanuit het perspectief onderwijs als jeugdhulp gelden de overeenkomstige doelen:
- preventie als startpunt
- vroegtijdig signaleren van ondersteuningsbehoeften
- vindplaats is ook deels werkplaats
- laagdrempelige en eenvoudig toegankelijke hulp
- versterken van eigen kracht van jeugdigen en ouders
- versterken pedagogisch klimaat
- één gezin, één plan (en één budget)
- communicatie met jeugdigen en ouders en niet over hen
- integrale beoordeling en toewijzing van ondersteuning voor jeugdige en ouders.
Beoogde opbrengsten:
- Door de taken op het gebied van preventie, signaleren, beoordelen, arrangeren/toewijzen en
hulp bieden van het onderwijs en die onder verantwoordelijkheid van gemeenten te
koppelen, ontstaat integrale en afgestemde ondersteuning/hulp voor jeugdigen en gezinnen;
- Door de vroegtijdige en laagdrempelige inzet van jeugdhulp voor kind en/of ouders kan voor
meer leerlingen een passende plek in het regulier onderwijs geboden (blijven) worden;
- Daarmee hoeven minder leerlingen gebruik te maken van kostbare specialistische
voorzieningen;
- Leerkrachten worden door de jeugdhulp gesteund in hun omgang met leerlingen (en
ouders) met specifieke ondersteuningsbehoeften;
6
-
-
Door de inzet van onderwijsondersteuning en (gespecialiseerde) jeugdhulp kan de afstroom
naar onderwijs op een lager niveau en de uitstroom naar het voortgezet speciaal onderwijs
worden beperkt;
Met de vroegtijdige inzet van jeugdhulp kunnen schoolverzuim en voortijdige schooluitval
verminderd worden;
Er ontstaat een sluitende structuur voor ondersteuning van jeugdigen en gezinnen rond
school, thuis en het vrijetijdsdomein;
Door de school als vind- en actieplaats te benutten kan de jeugdhulp vroegtijdig, zo licht
mogelijk en doelmatig worden ingezet.
Concrete doelstellingen van de proeftuin:
- Inzicht bieden in de onderwijs -en ondersteuningsbehoefte van de leerlingen, ouders en
onderwijspersoneel (docenten, zorgcoördinator, OOP).
- De wisselwerking vaststellen tussen de ondersteuning die scholen bieden en de inzet van de
ouder- en kindadviseur en het wijkteam vaststellen. De consequenties voor beide systemen
in termen van profielen, werkprocessen en benodigde kwaliteit beschrijven.
- Inzicht bieden of de ouder- en kindadviseur effectieve en haalbare ondersteuning kan bieden
aan de doelgroep en aan de onderwijsprofessionals in de school.
- In het werkproces rekening houden met leerlingen van VO-scholen in de wijk die elders
woonachtig zijn, en met scholen met streekfunctie.
- Toets de haalbaarheid van de werkwijze van het wijkteam op scholen met een gering
percentage leerlingen die woonachtig zijn in de wijk.
- Toets hoe de direct verantwoordelijken voor onderwijsondersteuning en de aanvullende zorg
het beste georganiseerd kan worden: de rol van het ZAT, de invulling van het casemanagement, rol van LP, JGZ en GGZ, de aansluiting op drang en dwang en op Samen DOEN.
- Welke verbindingen zijn naast de ouder- en kindadviseur nodig?
- Inzicht in de waardering van het VO van de nieuwe functie van generalist.
- Inzicht geven in de effecten van de introductie van de brede jeugdzorggeneralist en het
wijkteam op de kwaliteit van de zorg in en om de school.
- Inzicht in de mate van flexibiliteit van de inzet van generalist resp. schoolinterne zorg in
relatie tot de kwaliteit van de onderwijsinterne zorg respectievelijk die van het jeugdteam
- Beschrijven welke verbinding nodig is tussen de inzet van een vaste brede generalist op het
VO en de wijkgerichte benadering van kind en gezin.
- Beschrijven hoe in het nieuwe model geborgd wordt dat informatie over eerdere interventies
en informatie uit andere domeinen optimaal benut wordt.
7
2. Plan van aanpak
De gemeente heeft gekozen voor het model van Ouder- en Kindteams, waarbij de ouder- en
kindadviseur (OKA) de functie heeft van een generalist met een breed takenpakket van preventie,
bieden van jeugdhulp tot arrangeren van zwaardere vormen van jeugdhulp en ggz. Er zijn ook
specialisten verbonden aan het OKT; jeugdpsychologen, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen.
Vanuit het onderwijs blijven de directe verbindingen met de ZAT- partners bestaan: de jeugdarts en de
leerplichtambtenaar. De rol van schoolmaatschappelijk werker wordt verbreed naar de OKA, met
aanvullende taken van de aansluitmedewerker BJAA. BJAA blijft vooralsnog betrokken (ook in het ZAT) en
bekijkt hoe afbouw in samenhang mogelijk is. Het grote verschil met het eerdere schoolmaatschappelijk
werk is
- de positionering (vroeg signalerend en niet in opdracht van de school, maar de gemeente),
- in focus (gezinsgericht in plaats van leerlinggericht) en
- in reikwijdte van het bieden van jeugdhulp ten opzichte van het eerdere model van de
schoolmaatschappelijk werker is groter (langer, meer gezinsgericht) en niet alleen in opdracht van de
school.
De ureninzet van de OKA ten opzichte van de schoolmaatschappelijk werker (SMW) is een
verdrievoudiging.
Ook de zorgcoördinator en de school zijn extra gefaciliteerd ten behoeve van een goede interne
zorgcoördinatie; vroegsignalering en vraagtoeleiding naar de OKA toe.
Er zijn in het schooljaar 2013-2014 twee proeftuinen gestart: één in de regio Amsterdam Noord,
waar alle schooltypen zijn vertegenwoordigd; en één in Amsterdam heel regio Noord (14 Voortgezet
(Speciaal) Onderwijs scholen) en de proeftuin op wijkniveau in Oud-Oost (3 VO scholen). Zowel de
regio als de wijk hebben een implementatiemanager ter aansturing, waarbij degene uit Oud-Oost
ook verantwoordelijk is voor de leeftijd van 0-12 jaar. Vanuit de jeugdhulp en onderwijs zijn aldus
projectleiders aangesteld om de proeftuin te begeleiding qua voorbereiding, uitvoering, verdere
(formuleren van punten ter) ontwikkeling en evaluatie.
In deze twee proeftuinen is geoefend met de aspecten van het nieuwe jeugdstelsel in relatie tot
passend onderwijs. (Zie bijlage voor verdere wijzigingen n.a.v. aanvankelijke plan van aanpak).
OKA is gekoppeld aan de VO school
De school is de vindplaats en voor OKA ook deels de werkplaats. De OKA voegt in de school in en
stemt af met de zorgcoördinator / in het interne zorgteam en sluit aan bij het ZAT. Het casuïstiek
overleg vindt overwegend plaats op school. De OKA kaan ook terugvallen op casuïstiek overleg vanuit
het OKA team om expertise van collega’s te gebruiken of deze te laten aansluiten bij het casuïstiek
overleg op de school.
Tabel 1: deelnemende scholen met aantal uren OKA
type
Scholen oost
MCO
Cosmicus Montessori Lyceum
Cygnus Gymnasium
Huidig uren aantal
Vmbo b-th met lwo en nieuwkomers
Havo – vwo en ASS klas
Categoraal gym
80
36
32
REC 3
REC 3
nevenvestiging
Vmbo b-k met lwo
praktijkonderwijs
Vmbo b-k met lwo
18
18
26
24
36
36
Scholen noord
Orion B.
Orion W.
Hogelant
Rosa Beroepscollege
Kolom Praktijk College Noord
Bredero Beroepscollege
8
Clusius
Bredero Lyceum/Nieuwe Havo
Over Y College
Waterlant
Damstede
Altra
Hyperion Lyceum
Bredero Mavo
Vmbo b-k met lwo
Havo
Vmbo-th
Vmbo b-k met lwo
Havo-vwo
REC 4
VWO
Vmbo th
Totaal
26
30
30
28
28
108
24
30
602
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Vanuit passend onderwijs en de transitie jeugdzorg kennen beide partijen verschillende
verantwoordelijkheden:
Onderwijs is verantwoordelijk voor de coördinatie van de interne zorgstructuur, het begeleiden van
de onderwijsbehoefte en het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte en de hulpvraag
handelingsgericht toe leiden naar de OKA. De school zorgt voor het bieden van kwalitatief goede
basisondersteuning, de eerste signalering en doorverwijzing. En arrangeert na gezamenlijke analyse
zonodig door naar extra onderwijsondersteuning (bovenschoolse voorzieningen, VSO)
De OKA is verantwoordelijk voor het bieden van screening, bieden van jeugdhulp en indien nodig het
arrangeren (direct verwijzen) van intensievere vormen van jeugdhulp / GGZ.
Figuur 1: de OKA voegt in in de interne zorgstructuur
Onderwijs en OKA zijn samen verantwoordelijk voor een goede integrale analyse en het organiseren
van een samenhangend zorgaanbod voor leerlingen (en hun ouders en docenten) die extra
ondersteuning nodig hebben.
De onderwijs- en ondersteuningsbehoefte staan centraal bij deze integrale analyse; wat heeft deze
leerling nodig binnen het onderwijs en daarbuiten.
Deze afweging wordt in het interne zorgoverleg gemaakt. Indien verder zal worden doorverwezen
naar extra onderwijsondersteuning of jeugdhulp, zal dit in afstemming met de ZAT-ketenpartners
geschieden.
9
Arrangeren van extra ondersteuning
Figuur 2: continuüm van ondersteuning; arrangeren op basis van onderwijs- en/of ondersteuningsbehoeften
Vanuit onderwijsperspectief is de kernvraag:
Wat is er voor nodig om een effectieve afstemming van de ouder- en kindadviseur op de onderwijs en ondersteuningsbehoefte bij de doelgroep van de scholen te realiseren?
Specifieke vragen voor het VO zijn hierbij:
- Verschilt de aansluiting OKA / OKT in onderwijstype (voortgezet speciaal onderwijs,
praktijkonderwijs, vmbo, leerwegondersteunend onderwijs, nevenvestging zorg, havo/vwo,
categoraal gymnasium)?
- Hoe is de doorgaande zorglijn geborgd (rol intern zorgteam ZAT)?
- Hoe verhoudt de ouder- en kindadviseur zich tot het werken in de wijk/ Samen DOEN / BJAA
/GGZ?
- Welke verbindingen zijn er naast de OKA nodig?
- Hoe verloopt het werkproces als het VO in een andere de wijk staat dan de leerling
woonachtig is?
- Hoeveel uren OKA zijn minimaal noodzakelijk op de school? Nu min 0,6 fte.
- Wat zijn de benodigde taak- en functieprofielen en werkprocessen gezien de transitie
(zorgcoördinator, ouder- en kindadviseur en directeur)?
- Welke overlegstructuur is nodig?
- Wat is de tevredenheid van het VO over de nieuwe functie van generalist?
- Hoe wordt geborgd dat informatie over eerdere interventies en informatie uit andere
domeinen optimaal benut wordt?
- Welk aanbod in de flexibele schil blijft nodig gezien de wijzigingen?
- Wat is het advies m.b.t. verdere uitrol in de stad ?
10
3. Verloop van de proeftuin
De proeftuin is grosso modo dankzij de inzet van alle betrokkenen goed verlopen. De scholen hebben
zich in korte tijd moeten voorbereiden op de komst van de OKA. Ook voor de OKA’s was het snel
schakelen vanwege het starttempo.
Gaandeweg hebben zich wijzigingen voorgedaan die een grote flexibiliteit en inzet van de
betrokkenen hebben gevraagd, zoals:
- later starten van de proeftuin (onduidelijkheid DMO qua formatie en verzoek directie
starten aanvang schooljaar);
- minder loopvermogen (begeleidingstijd in de school) door meegenomen caseload of
veel scholing;
- wisseling van OKA, zorgcoördinator of directie;
- latere inzet procesbegeleiding;
- gewijzigde leerlijn directie en zorgcoördinator;
- volle caseload bij de OKA die nog moest worden afgebouwd;
- wegvallen aanbod jeugdhulp en vervroegd terugtrekken BJAA;,
- wisselende projectleiding in oud-oost vanuit de gemeente.
De proeftuin is nog volop in ontwikkeling op het moment van de eindevaluatie. Een aantal adviezen
en standpunten kunnen duidelijk gegeven worden, maar ook zullen er veel aanknopingspunten
gegeven worden t.b.v. noodzakelijke verdere (gezamenlijke) ontwikkeling.
Om tot beantwoording van de afstemmingsvraag onderwijs – jeugdhulp te komen zijn de volgende
activiteiten ingezet:
1. Communicatie onderwijs (voorbereiding, afstemming, evaluatie op voortgang)
a. Op niveau van bestuur, directie en zorgcoördinatoren en projectleiders.
2. Matchingprocedure school – OKA
3. Facilitering van:
a. zorgcoördinatoren t.b.v. interne zorgcoördinatie, samen ontwikkelen en samen
evalueren
b. de interne zorgstructuur, (extra budget) aan de school in te zetten ter verbetering
mentoraat of vroegsignalering.
4. Kick off bijeenkomst met ketenpartners
5. Werkprocessen vaststellen en (in start meegeven, samen ontwikkelen, opbrengst
beschrijven)
6. Analyse van de zorgstructuur / onderwijs- en ondersteuningsvragen in de school
7. Procesbegeleiding in de scholen
8. Leerlijn 4 bijeenkomsten OKA- zorgco
9. Taken en rollen
10. Handelings- en oplossingsgericht werken
11. Veiligheid
12. Vroegsignalering
13. Afstemming in zorgcoördinatorenoverleg met projectleiding op voortgang en
ontwikkelpunten
14. Afstemming in directeurenoverleg met projectleiding op voortgang en ontwikkelpunten
15. Afstemming op regioniveau (noord) en wijk (oost) tussen onderwijs en ouder- en kindteam
16. Klankbordgroepbijeenkomtfen t.b.v. input vanuit andere regio’s
17. Projectleiding (afstemming, ontwikkelen, opschalen)
18. Metingen
o voortgang mbt groeidocument mbv procesbegeleider
o visitatie ZATdoor procesbegeleider
11
o
o
o
o
tussenevaluatie OKA – directie - zorgcoördinatoren
onderzoek VO als eindevaluatie bij directie en zorg coördinatoren
casesonderzoek vanuit Verwey Jonker
vraagstelling op voortgang bij directie en zorgcoördinatoren overleg
12
4. Opbrengsten en adviezen vanuit onderwijs
De tussenevaluatie, voortgangsgesprekken in diverse overleggen, de leerlijn en de afgenomen
metingen laten zien dat de invoering van de OKA op de meeste scholen al succesvol is gerealiseerd.
Men is overwegend positief over:
 de match school – OKA;
 de samenwerking tussen OKA en zorgcoördinator (werkafspraken, taakverdeling, visie);
 het ontwikkelen van een gezamenlijk werkproces bij de analyse van de
ondersteuningsbehoeften;
 de meerwaarde van huisbezoeken ;
 de begeleidingstijd in de school (aanwezigheid, snel kunnen afstemmen);
 de toegankelijkheid van de OKA (laagdrempeligheid, ook voor leerling en ouders);
 de rol van de OKA in het intern zorgteam (de meerwaarde van de samenwerking tussen het
OK-team en school ligt in het gezamenlijk brainstormen, delen van informatie, inzichten en
ervaring(en), met meerdere deskundigheden. En de een kent het gezin, de ander de jongere,
dus ook dat heeft meerwaarde);
 de rol van de OKA in de ZAT (werkafspraken, gebruik van zijn/haar competenties);
 het plaats geven aan de autonome verantwoordelijkheid van de OKA;
 de pro-actieve, handelingsgerichte werkwijze van de OKA.
Door laagdrempeligheid, extra contactmogelijkheden, continuïteit, outreachend werken en hulp in
één hand wordt vertrouwen gewonnen van leerlingen en ouders die voorheen mogelijk
wantrouwend waren (geworden) t.o.v. hulpverlening. Dit geldt voor ouders, maar ook jongeren
zoeken de OKA nu gemakkelijker op. Er is aangegeven dat het wenselijk is dat er iemand
laagdrempelig beschikbaar is, die niet werkzaam is voor de school.
Matig tot zwak zijn de scholen tot op heden gevorderd bij twee belangrijke doelstellingen van
Passend Onderwijs en Jeugdhulp:
- het versterken van de vroegsignalering op school;
- het uitwerken van een heldere verwijsroute.
Op de samenwerking tussen de OKA en de omringende schil hebben de scholen zelf weinig invloed.
Juist dat facet wordt door de scholen als het meest problematisch aangewezen. Ook OKA’s hebben
aangegeven soms niet te weten waarnaartoe te kunnen verwijzen. Daarnaast worden gezinnen soms
langer “bij de OKA gehouden” vanwege het kennen van het gezin en de wens van contactbehoud
ouder / leerling met dezelfde contactpersoon of omdat het overdragen aan Samen DOEN te veel
inspanning kost.
Op een beperkt aantal scholen bestaat de indruk dat door de komst van de OKA het aantal cases dat
besproken moet worden in het IZT of het ZAT is afgenomen. Of dat het pedagogisch klimaat
verbeterd is op school, doordat incidenten in een vroeger stadium opgepakt kunnen worden door de
OKA. Het gaat om stellige indrukken, onderbouwende cijfers zijn niet beschikbaar. Effecten op
indicatoren als verzuim, verwijzing naar bovenschoolse voorzieningen en afstroom worden op dit
moment nog slechts door een enkele school waargenomen.
Directeuren merken op dat het nu nog te vroeg is om de effecten in kwantitatieve termen uit te
drukken. Het schooljaar is nog niet afgerond. De effecten zullen pas na een jaar of twee duidelijker
worden. Bovendien zullen nog veel scholen een passende systematiek van tellen en meten moeten
ontwikkelen om evaluatie op deze kwantitatieve indicatoren mogelijk te maken.
13
Centrale vraag:
Wat is nodig om een effectieve afstemming van de ouder- en kindadviseur op de onderwijs -en
ondersteuningsbehoefte van de scholen te realiseren?
Gebleken is dat onderstaande onderdelen noodzakelijk zijn:
1. Communicatie
2. Projectaansturing en procesbegeleiding
3. Matching op doelgroep school met specifieke kennis en competenties OKA
4. Kwalitatieve ondersteuningsstructuur van de zorgstructuur en doorgaande zorglijn
5. Taak- en rolomschrijving van zorgco, de OKA en directeur
6. werkmethodiek / werkafspraken /werkprocessen
7. Formatie
8. Meting en sturing op voortgang
9. Overlegstructuur
10. Overige verbindingen
11. Overige implementatieadviezen
Per punt worden opbrengsten en adviezen hierna gekoppeld uitgewerkt.
4.1
Communicatie
Gebleken is dat zorgvuldige informatievoorziening aan de scholen (besturen, directies, zorgco’s)
nodig is over de:
- transitie algemeen (DMO)
- implementatie OKA
- voortgang gedurende uitrol.
Ten aanzien van de transitie in het algemeen zijn er veel vragen -zowel bij de proeftuin scholen als
regio’s waar zich geen proeftuinen bevinden – ten aanzien van de sociale kaart die wijzigt. Wat zijn
de wijzigingen door de transitie, wat is de reikwijdte van de OKA, hoe is de relatie met Samen DOEN
en welk aanbod blijft toegankelijk? Door afdeling communicatie van DMO is een folder m.b.t.
transitie opgesteld. Communicatie ten aanzien van startdatum, uren formatie en overig aanbod
jeugdhulp / sociale kaart staan hierin niet vermeld en vragen urgentie.
Van belang voor scholen is dat zij weten wat ze te wachten staat. Zij moeten weten: wat de
wijzigingen voor de school zijn, wie stuurt wie aan, duidelijkheid m.b.t. uren, wat zijn de concrete
taken en wat betekent dit voor de rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de school en
de OKA? En wie zijn naast de OKA contactpersonen, mochten er verbeterpunten worden
geformuleerd, inclusief een escalatieroute. Vanuit de regio Noord is alternatief huiswerk aanbod via
Dock ontwikkeld; in de regio Oost (wijk oud-oost) is geen zicht op aanbod ter vervanging van
wegvallen jeugdhulpaanbod.
Tijdens de proeftuin zijn er FAQ’s / factsheets uitgewerkt. Vragen die ter plekke werden gesteld, zijn
beantwoord en middels een factsheet gecommuniceerd. Daarnaast zijn punten van verdere
uitwerking aan de projectleider jeugdhulp voorgelegd.
14
Advies
 Stel een gemeente- en schoolbestuurlijk gedragen implementatie- en communicatieplan op en
gebruik de bestaande overlegorganen (stuurgroep, directie overleg zorgco overleg).
 Zorg als gemeente dat er een overzicht komt van de sociale kaart per gebied; het aanbod
OKA, vrijwillig, jeugdhulp en jeugd-ggz en flexibele schil en wat stedelijk als specialistische hulp
overblijft.
 Zorg dat communicatie over doelstellingen en werkwijze duidelijk zijn voorafgaand aan de
uitvoering start schooljaar. Benoem wat de voordelen van een OKA in de schoolzijn m.b.t.
invoering ‘passend onderwijs’ en geef aan:
o wat reeds besloten is qua werkwijze
o waar gezamenlijke uitwerkingsmogelijkheid zit
o wat nog ontwikkeld moet worden.
 Verzamel overige vragen (FAQ’s) en stel hier een factsheet over op, gaande de
implementatiefase.
 Installeer per regio / stad een inhoudelijk team voor vastgelopen casuïstiek, waar ook
onderwijs kan inbrengen.
 Stem af op regioniveau m.bt. voortgang en bespreek ontwikkelpunten (OKT – zorgco / directie
overleg).
4.2.
Projectaansturing in de proeftuin en procesbegeleiding in de scholen
Projectaansturing in de proeftuin
Het heeft voor alle betrokken goed en overzichtelijk gewerkt dat er een projectleider onderwijs en
een projectleider jeugdhulp aangesteld waren én dat deze in voortdurende afstemming met elkaar
de helderheid in de lijn hebben weten te houden.
De projectleiding zorgde voor algehele communicatie, volgde de implementatie en bereidde de
leerlijn voor. In de regio Noord werd ten behoeve van voortgang hiertoe ook aangesloten bij
reguliere directie en zorgcoördinatorenoverleggen.
Indien zich knelpunten voordeden is vanuit projectleiding bekeken wie hiervoor in aanmerking kwam
en op welke wijze dit verder kon worden gecommuniceerd.
Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen:
- onderwijsvraag; dit nam de projectleider onderwijs op zich; op schoolniveau of regio / wijk;
- vragen ten aanzien van de inzet OKA of stagnatie in de zorglijn; deze werden verwezen naar
de implementatieleider van het OKT;
- stedelijke uitwerkingsvragen; hiervoor was de projectleider jeugdhulp aanspreekpunt.
In Oud-Oost heeft aanvulling op de projectleiding (3x) duidelijk verwarrend gewerkt. Zoals een
directeur formuleerde: “Beperk de complexiteit van de projectorganisatie: zorg dat elke school
terecht kan bij één contactpersoon die zelf, of na consult van derden, antwoorden kan geven op alle
vragen. Nu zijn er te veel mensen, te veel gezichten bij betrokken.” Ook is er te kennen gegeven dat
de daadwerkelijke uitwerking van thema’s in de regio Noord zou plaatsvinden, waar Oud-Oost bij zou
aanhaken. Sturing en borging van de gemaakte afspraken in Oud-oost was hierdoor echter
moeilijk(er).
15
Advies
 Stel voor de uitrol opnieuw stedelijke projectleider(s) aan waarvan voor iedereen helder is dat zij
de lijnen uitzetten, bewaken en beheren.
 Ter afstemming met de gemeente, nieuwe teamleiders OKT, voorzitters
zorgcoördinatoren en directeurenoverleg
 Ter afstemming met samenwerkingsverband
 De uren die nodig zijn voor de voorbereiding en organisatie kunnen minder zijn dan voor de
proeftuin ter beschikking zijn gesteld maar zijn, zeker in de implementatiefase, onontbeerlijk.
 Zorg voor duidelijke afstemming tussen de scholen in de regio en de teamleider OKT.
 Neem twee jaar tijd voor een begeleide implementatie.
Procesbegeleiding in de scholen
In de Proeftuin is gewerkt met procesbegeleiders die de samenwerking tussen OKA en
zorgcoördinator hebben ondersteund. Met de directie, zorgcoördinator en de OKA is gestart is met
een gezamenlijke analyse van de onderwijszorgstructuur, om te komen tot ontwikkelpunten ten
behoeve van een sterke basisondersteuning en de goede inbedding van de OKA. Daarna zijn de
samenwerking en de voortgang regelmatig besproken en geëvalueerd. Ook is het ZAT gevisiteerd om
met elkaar ontwikkelpunten vast te stellen.
De huidige (bestaande) situatie, de kansen en mogelijkheden die de nieuwe OKA de school bieden
kan, zijn mede door de procesbegeleiding helder in beeld gekomen.
De ondersteuning van de procesbegeleider bij de analyse en ontwikkeling, inbedding en versterking
van de onderwijs-zorgstructuur in de school is een waardevolle stimulans voor de deelnemende
scholen geweest. Zichtbaar is gemaakt dat de inhoudelijke en praktische inbreng van de OKA de
ontwikkeling ‘passend onderwijs’ positief kan beïnvloeden en vice versa. Door het inzetten van
inhoudelijk hoog gekwalificeerde procesbegeleiders, die functioneel en effectief hebben gewerkt,
hebben alle betrokkenen voortdurend grip weten te houden op het eigen implementatieproces.
Grote lijnen blijven in beeld terwijl ondertussen op maat wordt gewerkt aan de versterking van de
interne zorgstructuur van de scholen.
Bijna alle betrokkenen hebben deze onafhankelijke ondersteuning als zeer wenselijk en zelfs
noodzakelijk ervaren. Wenselijk zou zijn om voorafgaand aan de start van de OKA of direct bij start
de procesbegeleider in te zetten. De ervaring is tevens dat de procesbegeleider nodig is als de
samenwerking tussen school en OKA niet goed loopt of als stok achter de deur bij het evalueren van
de verbetering van de ondersteuning voor leerlingen en de zorgstructuur en de effectieve inzet van
de OKA. Voor deze laatste punten geldt dat dit meer de verantwoordelijkheid van directie (sturing en
opschaling) betreft, of medewerking vanuit de teamleider OKT verlangt. Zie verder bijlage nut en
noodzaak procesbegeleiders implementatie OKA in VO.
Advies
 Continueer de procesbegeleiding tot 1-1-2015 voor de huidige Proeftuinen 12+.
 Zet gedurende één jaar procesbegeleiding in bij de implementatie van de OKA op de overige
scholen. Kies voor gerichte procesbegeleiding per school.
 Volg het stappenplan en maak vooraf (voor de start van de OKA) een analyse van de interne
zorgstructuur (sterkte-zwakte analyse) en benut daarbij de kennis vanuit de
schoolonderteuningsplannen (SOP’s), de ZAT-evaluaties en verbeterplannen op de scholen.
 Maak eigenaarschap directie onderdeel van procesbegeleiding.
16




Combineer groeidocument en verbeterplan zodat per school ontwikkelpunten worden opgesteld
m.b.t. versterking van de zorgstructuur.
Formuleer wat de school en directie nodig hebben om systematisch te evalueren op voortgang
en het bespreken van verbeterwensen.
Laat SWV meer versterken (en monitoren) naar directie, nu is het te vrijblijvend.
Investeer langer m.b.t. inbedding Handelingsgericht Werken (HGW) in de school.
4.3.
Matching
Matching op competenties en expertise afgestemd op de doelgroep
Bij de OKA zijn de kennis van de onderwijszorgstructuur en het kennen van het bovenschoolse
aanbod van belang. Daarnaast vraagt de doelgroep soms specifieke expertise en competenties. Uit
de proeftuin Oud-Oost en de feedback van de implementatiemanagers van andere proeftuinen blijkt
dat de doelgroep 12+ een andere expertise, werkwijze en vorm van proeftuin vraagt.
Matching hierop is deels gerealiseerd; matching in Noord heeft ook LVB-expertise kunnen inzetten
door een OKA vanuit MEE te koppelen aan praktijkonderwijs en VSO REC 3 (zeer moeilijk lerend) en
gedragsexpertise vanuit Altra. In Oost is Spirit gekoppeld aan de scholen.
Hierbij hebben specifieke doelgroepen nog onvoldoende de match met de OKA gemaakt, zoals de
doelgroep van nieuwkomers en de ASS-klas van het Cosmicus Montessori Lyceum. Tussentijds is de
OKA op expertise van ASS-behoeften verder geschoold.
Bij de samenwerking tussen de school en het OKT is duidelijk geworden dat het belangrijk is
planmatig te werken volgens onderstaande stappen:
1. Uitwisseling van taken en rollen, delen van verwachtingen en bespreken van de doelen
van samenwerking, escalatie, procesondersteuning e.d. Hiervoor is een handleiding
startgesprek (document) opgesteld. De basisafspraken worden vastgelegd.
Procesbegeleiders spelen hierbij een rol.
2. De zorgcoördinator en directie worden gevraagd om aan te geven aan welke vraag van
de school/ populatie de en OKA zou moeten voldoen. Ook eventuele wensen ten aanzien
van het behoud van de huidige schoolmaatschappelijk werker dienen aangegeven.
Vastgelegd wordt welke vaardigheden, competenties en deskundigheid er gewenst zijn
en welke verwachtingen er zijn t.a.v. het functioneren van de ouder- en kindadviseur.
3. De teamleider doet een voorstel aan de school. Indien een OKA door de teamleider
wordt voorgedragen, kan deze ook instaan voor de kwaliteit van de geselecteerde
medewerker en is deze medewerker vertrouwd gemaakt met de afspraken die met de
school gemaakt zijn.
4. Er vindt een klik-gesprek plaats tussen de OKA, zorgcoördinator en directeur. Beide
partijen moeten voor elkaar willen kiezen. De school moet voor de OKA kiezen, maar
andersom geldt ook; de OKA moet voor de school willen kiezen.
5. Kies een OKA die past bij de school, dat wil zeggen bij de gekozen doelen en de (verder te
ontwikkelen) structuur van de school. En dat vertaald naar jeugdhulp: draag een OKA
voor die past bij de doelen en de imperfecties van de te veranderen structuur.
6. De directeur bekijkt of er voldoende aansluiting tussen de OKA en het team kan
plaatsvinden. Alleen op basis van duidelijk onderbouwde overwegingen kan worden
afgezien van aanstelling.
7. Jaarlijkse evaluatie van het functioneren / samenwerken OKA en zorgco op basis van
oplossingsgerichte vraagstelling en zelfevaluatie van zorgco en OKA. (Een format, vanuit
de jeugdhulp, is gereed.)
17
8. Jaarlijks opstellen van doelen en te behalen resultaten, rekening houdend met de
gebiedsanalyse en vraaganalyse van de schoolpopulatie en op basis van een analyse van
de vragen die dat jaar in het intern zorgoverleg zijn besproken, met zorgco en OKA. Het
houden van een jaarlijkse evaluatie met directie, zorgco, OKA, managers OKT. Dit kan in
een jaarlijks gesprek, eventueel in twee. Een format voor het vastleggen van afspraken is
gereed. Het eerste jaar kan de procesbegeleider hierbij een belangrijke rol spelen.
Advies
 Volg de methode van matching inclusief het stappenplan zoals beschreven in het advies n.a.v. de
proeftuin.
 Maak vervolgens i.s.m. de procesbegeleider een gezamenlijke analyse van de
ondersteuningsstructuur om tot afspraken en eventuele benodigde interne verbetering te
komen.
 Evalueer regelmatig en planmatig de samenwerking en het functioneren van OKA en zorgco met
directie en OKT.
 Zorg voor duidelijke escalatierouting.
 Bij tussentijdse wijzingen is er ook een klikgesprek nodig.
 Ter uitwerking: de rol van de maatschappelijk werker binnen het VSO REC 3
4.4.
Kwalitatieve ondersteuningsstructuur van de school en
doorgaande zorglijn
Passend onderwijs vraagt wettelijk dat scholen voldoen aan de basisondersteuning: voor
Amsterdam is hiertoe een Amsterdamse norm afgesproken; 11 referenties waar VO-scholen zich
aan committeren (zie bijlage). Een goede ondersteuningsstructuur is voorwaarde voor een
effectieve inbedding van de OKA. Zorgcoördinatoren zijn in de proeftuin extra gefaciliteerd op
het coördineren van een kwalitatieve interne zorgstructuur en de school is extra gefaciliteerd om
de mentoren of anderen te versterken in de vroegsignalering. Centraal hierbij staan het
versterken van schoolse vaardigheden en het uitgaan van de onderwijs- en
ondersteuningsbehoefte, waarbij de cyclus van planmatig handelen wordt gevolgd.
Figuur 3: kwalitatieve doorgaande zorglijn en cyclus van planmatig handelen
De ervaring wijst uit dat naarmate de zorgstructuur beter op orde is het aantal zorgvragen
vermindert c.q. preventief kan worden opgepakt. Voorkomen zou moeten worden dat de ouder- en
18
kindadviseur wordt ingezet op zorgvragen die er niet zouden zijn wanneer de zorgstructuur op orde
zou zijn. In zo’n geval zou ‘slecht gedrag’ worden beloond. Door alleen naar de zorgvraag te kijken, en
onvoldoende naar de schoolcontext, kan te gemakkelijk een beroep op de inzet van een ouder- en
kindadviseur worden gedaan en daarmee op extra formatie. We zouden ons niet moeten richten op
wat er nog meer nodig is, maar op wat we zelf kunnen doen om bij te dragen aan een oplossing.
De projectleider VO heeft met alle scholen een eerste analyse gemaakt. Hierbij zijn de
schoolondersteuningsprofielen en plannen besproken. Voorts is een verdiepende analyse gemaakt
met de directeur, OKA, zorgcoördinator en procesbegeleiders.
Analyse van het SOP en het inventariseren van de professionaliseringsvraag vraagt langere tijd en is
onderdeel van procesbegeleiding. Op basis van tien onderdelen is de ondersteuningsstructuur op
kwaliteit geanalyseerd ten behoeve van een goede inbedding van de OKA. Een gekoppeld
verbeterplan dat onderdeel is van evaluatie op voortgang is door de meesten als wenselijk en
noodzakelijk aangegeven. (zie bijlage.)
De analyse van de zorgstructuur op deze punten is voor alle schooltypen hetzelfde; de
ondersteuningsbehoefte verschilt echter per doelgroep. Voor het VSO is echter door de projectleider
jeugdzorg een aanvullende analyse gemaakt en is er op het praktijkonderwijs een nadere analyse
gemaakt. Deze is nog niet afgerond. Van belang is dat er een realistische verdeling ontstaat.
Zowel de themabijeenkomst, de tussen- en eindevaluatie als de gezamenlijk ingevulde
groeidocumenten hebben alle betrokkenen een helder beeld gegeven van de stand van zaken van de
ondersteuningsstructuur van de school.
De gezamenlijke analyse is tevens van belang geweest voor de inbedding en aansluiting van de OKA
in de school. Daarnaast zijn er gezamenlijke ontwikkelpunten geformuleerd die m.b.v. de
procesbegeleider planmatig zijn ingezet.
Verbetering van de vroegsignalering (versterking 1ste lijn) is op alle scholen, met uitzondering van 2,
inderdaad een doelstelling van het zorgverbeterplan. Het vroegtijdig betrekken van ouders, effectief
bespreken van signalen en vertalen naar een plan van aanpak op schoolse vaardigheden zijn hierbij
van belang. Tweederde deel van de scholen heeft dit jaar doelgericht willen werken aan verbetering
van de vroegsignalering. Eveneens tweederde deel heeft voor dat doel gericht samengewerkt met de
OKA. De OKA draagt bij aan méér vroegsignalering. Ruim de helft van de scholen kan ook enige
progressie melden: docenten zijn beter in staat om opvallend gedrag te signaleren en/ of zien beter
dat leerlingen onderwijsondersteuning of jeugdhulp nodig hebben. Bijna tweederde deel van de
scholen oordeelt dat zij dit jaar voldoende tot goed gevorderd zijn met verbetering van de
vroegsignalering. Voorlichting en screening brengen ook meer gevallen aan het licht.
Niet alle scholen kennen een intern zorgteam, dan is wel een frequent overleg nodig om met de
zorgcoördinator en de OKA de eerste lijns overstijgende leerlingen te bespreken qua onderwijs en
ondersteuningsbehoefte. Ook bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief kan de OKA een
bijdrage leveren.
Als advies vanuit de scholen ten aanzien van ondervonden zwakte van sommige zorgstructuren
wordt aangegeven: oordeel niet te snel over de school, maar bied scholen met een matige
zorgstructuur de kans om de kwaliteit van die structuur te verbeteren. Help scholen om sterke en
zwakke punten aan te wijzen en ondersteun de school.
De directe route van de zorgcoördinator met leerplichtambtenaar en de schoolarts blijft bestaan.
Taken van de leerplichtambtenaar voor het VO zijn in een richtlijn opgenomen. Voor de GGD vraagt
dit nog een uitwerking. Meerwaarde zou zijn als leerplicht eerder op school aanwezig zou zijn om
19
leerlingen met verzuim (preventief) te bespreken met zorgco-OKA en leerplicht. Maak vervolgens de
afweging wie wordt ingezet: mentor, OKA, jeugdarts of zorgco. De multidisciplinaire afweging blijft
aldus noodzakelijk. Ook om te checken of er anders dan beoogd dient te worden gearrangeerd.
Indien vanuit de GGD of LPA doorverwezen moet worden, zal er eerst een integrale analyse worden
gemaakt met de zorgcoördinator en de OKA.
Met betrekking tot het ZAT is het duidelijk een meerwaarde voor de scholen om een OKA in de
school en in het ZAT te hebben. De korte lijnen en de directe terugkoppeling worden als zeer
waardevol ervaren. De OKA is inmiddels een onderdeel van de school geworden en snel als
deelnemer in het ZAT opgenomen. De meeste ZAT’s geven aan dat de komst van de OKA leidt tot
sneller handelen/toewijzen van een leerling naar de OKA. Scholen erkennen en waarderen de
competenties van de OKA en zijn doorgaans (zeer) tevreden over de rol die de OKA in het ZAT
vervult. Toch blijft verbetering mogelijk volgens een flink deel van de scholen. Dit wordt ook
ondersteund door de ZAT-visitatie, waaruit blijkt dat het gericht bespreken van de leerling met
hulpvraag, formuleren van doelen en maken van een gezamenlijke analyse meer systematisch kan.
Advies
 Herhaal deze good practice van de analyse van de ondersteuningsstructuur bij de uitrol.
 Laat daarbij de onafhankelijke en deskundige blik van de procesbegeleider leidend zijn.
 Blijf vroegsignalering als aandachtspunt scholen (leerlijn vroegsignalering, effectieve
leerlingbespreking, rol mentoraat).
 Werk met een handelingsgericht aanmeldformulier bij de leerlingbespreking, het interne
zorgteam en ZAT (onderdeel van brondocumenten).
 Bekijk wat OKA kan versterken en wat eventueel tijdelijk moet worden overgenomen om
vervolgens te versterken.
 Benut rol OKA in interne zorgoverleg ter voorbereiding ZAT, met name gericht op de sturing op
vraagtoeleiding en het vroeg betrekken van leerling en ouders. Momenteel wordt uitgezocht wat
dat betekent m.b.t. de Wet op de privacy.
 Borg de doorgaande zorglijn na de OKA beter: In het veld zijn veel zorgen over de
 wijzigingen van het stelsel (ondanks dat de uitgangspunten worden gedeeld) en het
 wijzigen (en wegvallen) van het ambulante aanbod.
 Organiseer een experttafel per regio om knelpunten op te lossen en zo nodig te escaleren.
4.5 Taak en rolomschrijving
Het belang van goede samenwerking wordt breed erkend. Er is dan ook door alle betrokkenen stevig
op geïnvesteerd. Gebleken is dat een heldere taak- en rolomschrijving van onderstaande triade direct
de effectiviteit beïnvloeden:
 Directeur
 Zorgcoordinator
 Ouderkindadviseur.
Hierbij vindt werkverdeling idealiter plaats op basis van bevoegdheden:
 zorgcoördinator coördineert de interne zorgstructuur en de vraagtoeleiding naar de tweede lijn /
OKA en arrangeert zonodig naar extra onderwijsondersteuning
 de OKA coördineert de jeugdhulp; biedt jeugdhulp en arrangeert indien nodig naar extra
jeugdhulp / jeugd -ggz
20
a. Directie:
Voorwaardelijk in dit proces is de directie die draagvlak creëert en stuurt op de interne
zorgstructuur met de positionering van de zorgcoördinator, die passend onderwijs vraagt en
inbedding van de OKA mogelijk maakt. Geef prioriteit aan deze belangrijke voorwaarde door
directeuren daarin te ondersteunen. Directeuren geven nu wisselend aan betrokken te willen
zijn. Wanneer het goed verloopt of verbeterpunten zijn in kaart gebracht is de opvatting van
directie soms dat de zorgcoördinator de afstemming en samenwerking voldoende op zich kan
nemen. Een noodzaak tot grotere betrokkenheid ten behoeve van de integrale afstemming door
directie komt als verbeterpunt naar voren uit de tussenevaluatie, metingen van de
procesbegeleiders en de ZAT visitatie naar voren.
b. De zorgcoördinator:
Zorgcoördinatoren geven aan: “Door de overlap tussen de rollen van zorgcoördinator en OKA, de
afbakening tussen beide rollen is het in het begin zoeken, bijvoorbeeld routing bij aanmeldingen
of wie, zo nodig, contact opneemt met jeugdzorg.”
“ Je moet investeren in afstemming en informatieoverdracht” of “We zitten bij elkaar op de
kamer, en hebben een keer of 8-9 per dag een overlegje om dingen op te lossen.”
Het is voor de zorgcoördinator een intensief traject van inwerken, afstemmen, afspreken en
opnieuw afstemmen. De extra facilitering voor de zorgco heeft men ten volle benut. Waardering
voor de grote prestatie die zij geleverd hebben. Deze inzet, het sparren, spiegelen, is van ook
belang voor de OKA, gezien de grote verantwoordelijkheid die deze draagt.
Coördinatie van de interne zorgstructuur wordt wisselend in deze rol door scholen ingevuld.
De formatie en taken verschillen per schooltype maar soms ook binnen schooltypen. Er is een
functieprofiel opgesteld door de NVS/NVL waar de zorgcoördinatoren van hebben aangegeven
dit profiel als wenselijke taak- en functiebeschrijving vast te stellen.
De verandering van de rol van zorgcoördinator t.o.v. vroeger varieert deels: allen doen nu minder
extern, maar de ene zorgcoördinator zegt zich nu meer op ondersteuning van leerlingen en
docenten te kunnen richten, de ander zegt nu minder uitvoerend bezig te zijn, en meer
coördinerend en beleidsmatig (integratie van zorg in de school, scholing van docenten,
ontwikkelen zorgplan).
c. De Ouder- en Kindadviseur; jeugdadviseur
Ten eerste bestaat nog steeds de wens tot naamswijziging: de term jeugdadviseur doet meer recht
aan de doelgroep.
Beproefd is of het taak- of functieprofiel van de OKA als generalist met een kleine flexibele en
specialistische schil daarachter een passend antwoord is op de ondersteuningsvragen voor de school.
De taken van de OKA zijn van algemene zin aan het onderwijs aangepast:
 advisering van directie en zorgcoördinator over pedagogisch klimaat, zorgstructuur en de relatie
met de wijk;
 geven van handelingsadviezen ondersteuning van docenten, mentoren en deelteams d.m.v.
consult, handelingsadviezen en trainingen;
 bieden van preventie bieden: voorlichting, advies (lichte hulp) aan ouders en leerlingen bij
opgroei- en opvoedvraagstukken
 observeren, (vroeg)signaleren en diagnosticeren
 vervullen van een adviesrol in Intern Zorgteam;
 vervullen van rol in Zorg Advies team;
 bieden van Jeugdhulp aan leerlingen en hun ouders;
 arrangeren van hulp door derden (jeugdhulp of ggz);
21

monitoring: toezien op uitvoering, informatie verzamelen over voortgang en resultaat,
terugkoppeling aan school.
Elke school heeft de OKA willen inzetten voor ondersteuning/hulp aan individuele jongeren en hun
ouders zorg (casuïstiek): hulp bieden, arrangeren en monitoren hebben op alle scholen tot het
gewenste takenpakket behoord. Ook de preventie- en screening taken zijn door bijna alle scholen
verlangd. De adviesrol in het interne zorgteam is op een deel van de scholen niet tot stand gekomen.
Scholen willen eerst de bestaande caseload beheersen: veel OKA's zitten vol met casuïstiek. Daar
komt bij dat niet alle OKA’s over de tools en competenties beschikken voor handelingsadvies en het
geven van trainingen. Er blijft op enkele scholen geen tijd over, of er wordt geen prioriteit gegeven
aan preventie, handelingsadvies en vroegsignalering. Dat kan volgend jaar anders zijn, dan zullen de
nieuw ontstane structuren en werkprocessen aan efficiëntie gewonnen hebben. Diverse scholen
spreken hun vertrouwen uit in de groeiende samenwerking en zien mogelijkheden voor een rijkere
inzet van de OKA’s.
OKA’s hebben er zeker aanvankelijk een taak aan om bij de docenten te verduidelijken wat OKA’s
kunnen, dat zij hen kunnen ondersteunen/adviseren, waarbij wel een valkuil ontstaat: dat de mentor
te veel aan OKA overlaat. Hier zit ook het spanningsveld van overnemen en versterken en de rol van
de zorgcoördinator die deze interne deskundigheidsbevordering kan signaleren en bewaken.
Onder docenten/mentoren is zeker in het begin veel onduidelijkheid over afbakening van rollen,
mentoren. Bijvoorbeeld dat zij niet gewend zijn ouders uit te nodigen, of ‘niet zo betrokken’ zijn, ze
missen soms ook vaardigheden in het doen van zulke gesprekken, met name op scholen van de
hogere niveaus. Docenten worden nu meer geacht naar zichzelf te kijken, moeten leren te
reflecteren op wat ze doen, waarbij de OKA een coachende rol kan hebben, bijvoorbeeld door
voorbereiding van mentoren op gesprekken met ouders. De OKA draagt hiermee bij aan de
pedagogisch infrastructuur en preventie op school.
Een klein deel van de scholen ziet het geven van handelingsadviezen aan docenten niet als wenselijke
taak. Datzelfde geldt voor beleidsadvisering aan directie en zorgcoördinator.
Het curatieve werk is kennelijk de vanzelfsprekende kern van de OKA-taak: intensieve hulp bieden,
intensieve hulp arrangeren en de uitvoering van die hulp monitoren en terugkoppelen. Tot die kern
hoort ook de OKA-deelname aan het ZAT.
Vanuit onderzoek komt naar voren dat het zoeken naar/werken met eigen kracht van de jeugdige in
het informele netwerk bij alle casussen wordt ingezet.
Een klein deel van de scholen oordeelt dat de OKA de gewenste taken op curatief gebied niet of
onvoldoende goed heeft kunnen verrichten. Het arrangeren van de benodigde
ondersteuning slaagt niet voldoende; de OKA kan niet of onvoldoende de intensieve hulp
bieden die nodig is. De adviesrol van de OKA wordt in algemene zin niet altijd uitgevoerd, wegens
volle caseload of effectief inzetten op de tweede lijn.
De bijdrage van de OKA aan het intern zorg team is nog niet altijd gerealiseerd omdat op enkele
scholen nog geen sprake is van een (goed functionerend) IZT of omdat formatie van OKA of zorgco
een bijdrage van de OKA aan het IZT onmogelijk maakt aangezien er vraagtekens worden gezet bij de
mogelijkheid gezien de Wet op de Bescherming Persoonsgegevens (privacy). Wat de WOBP betreft
lijkt het mogelijk dat de OKA aansluit, maar de juridische mogelijkheid ontbreekt en vraagt nog
duidelijkheid.
Enkele scholen stellen géén prijs op het advies van de OKA over de zorgstructuur of –beleid van de
school. De meeste directies van scholen vinden die adviestaak juist min of meer vanzelfsprekend en
22
hebben misschien daarom die verwachting niet altijd geëxpliciteerd. Dat kan verklaren waarom de
helft van de scholen van oordeel is dat OKA dat onvoldoende of niet gedaan heeft. Een ander deel
van de verklaring is dat de OKA’s druk zijn met uitvoerende werkzaamheden; OKA’s zijn te weinig
aanwezig op school en kunnen niet altijd deelnemen aan IZT of ZAT, OKA’s zijn nog bescheiden in hun
opstelling. Soms is de samenwerking met de OKA in het intern zorgoverleg om organisatorische
redenen moeilijk realiseerbaar, gezien verschillende aantal OKA’s, het niet ingeroosterd hebben van
frequent overleg of de OKA is weinig aanwezig (kleine formatie gekoppeld aan de school).
Volle caseload
Op 5 van de 17 scholen bleek een wachtlijst zijn ontstaan, wegens de grote mate van
ondersteuningsvragen. Mogelijke oorzaken hierbij zijn:
o
OKA kent een grote reikwijdte, met mogelijk gevolg van dichtslibben;
o
nieuw aanbod en vraagstelling creëert grotere vraag;
o
indien moet worden gearrangeerd naar zwaardere vorm van zorg ontbreekt dit aanbod of
duurt dit lang.
o
De school kent een wat zwakkere eerste lijn, waardoor meer vragen op de tweede lijn
terecht komen
Zwaarte van de hulpvragen
Het is goed voor ogen te houden dat bij de casesbeschrijving van verwey Jonker de zwaardere
casussen zijn oververtegenwoordigd (6 op de 7). In Noord is bijna de helft van de casussen zwaar te
noemen, afgemeten aan het criterium: meer dan 10 gesprekken. Overigens is de zwaarte van
casussen mede afhankelijk van de leerlingpopulatie en de al aanwezige zorgstructuur op een school.
Arrangeren van intensievere vorm van jeugdhulp / jeugd-ggz
 De samenwerking tussen de OKA enerzijds en het benodigd aanbod achter de OKA is het
onderdeel waar de scholen het meest kritisch over zijn; volgens de helft van de scholen bestaat
er nog onvoldoende duidelijkheid over de samenwerking tussen de OKA en de omringende schil.
Dat geldt voor alle belangrijke relaties: de relaties met het OKT, BJAA en Samen DOEN. Vooral de
samenwerking met Samen DOEN is volgens veel scholen slechts matig ontwikkeld.
Bij het kritische oordeel van de zorgcoördinator en directie over de werkwijze bij de verwijzing
naar jeugdhulp ontzien de scholen doorgaans hun OKA. Voor de OKA bestaat in dit opzicht bijna
altijd waardering. De kritische kanttekeningen hebben vooral betrekking op de versobering in de
jeugdzorg.
 Het is voor de OKA niet altijd even eenvoudig om te verwijzen i.v.m. het verdwijnen van een
aantal verwijsmogelijkheden.
 Het is onduidelijk waar nog naar verwezen kan worden.
 Er zijn nog weinig externe hulpplekken waar de zorgcoördinator naar kan verwijzen. (in noord
wordt met Dock een vorm van huiswerkbegeleiding opgestart).
 Verwijzing kan veel sneller; de hoeveelheid formulieren is een struikelblok.
Vanuit het OKT richt zich men ook op dut verbeterpunt. Voor alle leerlingen die geen passend
zorgaanbod krijgen en dat wel nodig hebben, wordt apart besproken wat men kan doen. Zo kan er
gebruik worden gemaakt van een functionaris die doorzettings-macht heeft bij plaatsingen in de
zorg, of een tijdelijke vorm van overbruggingshulp door het OKT.
Daarnaast wordt in Noord bijvoorbeeld met DOC (jongerenwerk) een nieuw aanbod ontwikkeld, een
combinatie van training, huiswerkbegeleiding en individuele (gezins-) ondersteuning.
23
De mogelijke inzet van de jeugdpsycholoog op directe uitvoering in de school is nog weinig toegepast
en vraagt verdere uitwerking, mede in relatie tot het bascule VO-team.
Ontevredenheid is er in sommige gevallen over traagheid/stroperigheid van handelen (bijvoorbeeld
door de overgang van een casus in andere handen) en over de geringe mate van pro-activiteit of
outreachend werken bij externe partners.
Monitor en regie
De regie en monitorfunctie van de OKA vraagt uitwerking; afgesproken moet worden hoe lang deze
vervuld wordt en hoe deze regierol zich verhoudt indien er sprake is van Samen DOEN of drang/
dwang. Het al dan niet kunnen pakken van de regierol door de OKA hangt mede samen met de
bekendheid van externe partners met de OKA-functie. Voor de school is snelle terugkoppeling en
afstemming van belang. Indien dit vertragend werkt door tussenkomst van de OKA is dit niet
wenselijk. Indien externe ondersteuning aanwezig is, zal goed moeten worden afgewogen wie de
contactpersoon voor de school is.
Inzet jeugdpsycholoog
Aan het Ouder- en kindteam zijn gedragswetenschappers vanuit de jeugdzorg verbonden. Zij
ondersteunen de ouder- en kindadviseur inhoudelijk. In Noord kunnen zij handelingsgerichte
diagnostiek uitvoeren op school of ondersteunen bij gezinsgesprekken en veiligheidsvragen. Er is ook
een GZ psycholoog verbonden aan het team, die onderzoeken uit kan voeren, diagnoses kan stellen
en een korte behandeling kan inzetten. In Oost is er één GZ psycholoog verbonden, die niet
outreachend werkt.




Voorgestelde aanpassingen ten aanzien van het functieprofiel zijn:
Spreek over jeugdadviseur in plaats van OKA (lastig gebleken term ook voor allochtonen)
Maak onderscheid tussen een OKA die aan de school verbonden is en een OKA die aan de wijk is
gekoppeld; deze verschillen qua inbedding en werkwijze
Meer aandacht voor jongeren / jeugdige (focus meer op 12+ jongeren (evenwicht jongeren en
ouders)
Arrangeren na gezamenlijke analyse met ketenpartners in de school
Advies






Directie:
Maak inbedding jeugdhulp een onderdeel van integraal schoolbeleid; investeer in
implementatiefase op analyse ondersteuningsstructuur en verbeterplan en bekijk de nodige
sturingsnoodzaak.
Evalueer jaarlijks op gewenste en geboden jeugdhulp.
Zorg voor facilitering en positionering van de zorgcoördinator.
Werk handelingsgericht met aandacht voor vroeg signalering en effectieve leerlingbespreking
Hanteer zo nodig de stedelijke escalatieroute indien zorgtrajecten stagneren.
Zorgcoördinatie:
Schoolbesturen bekostigen nu 25% van de huidige SMW uren; zet deze in voor extra uren
zorgcoördinatie ten behoeve van goede coördinatie en evaluatie samen met de OKA op
effectieve inbedding.
24







Ondersteun en coördineer de vroegsignalering en vraagtoeleiding naar intern zorgteam / OKA.
Ouder- en Kindadviseur:
Wijzig het taak- of functieprofiel met voorgestelde aanpassingen, met name de inbedding in de
school, het gezamenlijke werkproces in de interne zorg en het integraal arrangeren naar
jeugdhulp / ggz waarbij ook onderwijsdoelen onderdeel zijn van het plan.
Stel per school één vaste OKA aan met minimale inzetbaarheid van 24 uur en plan frequent
intern zorgoverleg in.
Zorg voor juridische duidelijkheid m.b.t. de mogelijkheid OKA op adviesbasis in het intern
zorgoverleg (privacy vraagstuk) te laten plaatsnemen
Organiseer in de flexibele schil voldoende aanbod ten behoeve van grotere
ondersteuningsvragen op de intensievere ambulante (gezins)jeugdhulp.
Zorg voor een doorgaande zorglijn vanuit de OKA / OKT naar de jeugd-ggz. De jeugdpsycholoog
heeft aan de voorkant goede meerwaarde, achter het OKT zal een continuüm van consult,
ambulante behandeling, dagbehandeling en opname nodig zijn, mede afgestemd op de
onderwijsbehoefte van de leerling. Expertise of inzet van het Bascule VO- team kan hierbij benut
worden.
Zorg voor betere aansluiting met Samen DOEN.
4.6.
Werkprocessen en samenwerking
Integrale analyse en 1 gezin 1 plan en uitgaan van de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte
Het streven naar een integrale werkwijze bij het vaststellen welke ondersteuning op school en
daarbuiten nodig is en bij het organiseren van die ondersteuning is van belang voor de doorgaande
zorglijn. Onderwijsondersteuning en opvoed- en opgroeiondersteuning dienen zo veel als mogelijk
volgens het principe één gezin, één plan te worden aangeboden.
Noodzakelijke werkafspraken bij de samenwerking zijn:
 Ga uit van de schoolse vaardigheden en de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte;
 Werk handelings,- en oplossingsgericht als gezamenlijke methodieken;
 Maak een integrale analyse;
 Bespreek en registreer voortgang op doelen, aanpak en evaluatie;
 Een deel van deze punten worden ondersteund door formulieren (schoolse vaardigheden,
integrale analyse, uitgangspunten HGW).
Zowel voor passend onderwijs als binnen de transitie jeugdzorg is het handelingsgericht en
oplossingsgericht werken een vaste methodiek geworden. Door deze methodieken leidend te laten
zijn in de werkprocessen wordt er steeds meer in dezelfde taal gesproken. Dat geldt ook voor het
versteken van de eigen kracht, wat binnen de proeftuin als speerpunt is geformuleerd: niet
overnemen, maar versterken. Deze gezamenlijk gedragen principes werken verbindend.
Handelingsgericht werken blijft het inhoudelijke referentiekader voor de samenwerking en leerlijnen.
De beoogde werkwijze wordt volgens de scholen slechts (zeer) ten dele gerealiseerd.
Het werkprincipe één gezin, één plan wordt op 7 scholen nog onvoldoende in de praktijk gebracht, 5
scholen slagen er niet in om bij verwijzingen de visies vanuit verschillende disciplines te wegen en het
handelings- en opbrengstgericht werken wordt volgens de scholen vaker niet dan wel toegepast.
25
In de proeftuin is gebleken dat de kwaliteit van werkprocessen groeiende is. De meeste aandacht
mag gaan naar het hanteren van een duidelijke bespreekcyclus van planmatig handelen en goed
voorzitterschap. Interventies hebben meer invloed als ze handelingsgericht en doelmatig zijn
vastgesteld. Het stellen van doelen op onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van leerling, docent en
ouders wordt langzaam gemeengoed.
Het is zinvol geweest om over de meeste onderdelen van de werkprocessen werkafspraken te
maken, zoals over registratie, integrale analyse en taakverdeling OKA en zorgco (regie zorgco interne
zorgstructuur en regie OKA jeugdhulp)
Ook bleek het delen van informatie over de schoolpopulatie en het gezamenlijk maken van afspraken
over de inzet van groot belang.
De samenwerking tussen zorgcoördinator en OKA verloopt volgens de scholen voldoende tot goed.
Op de meeste scholen (13 tot 15) hebben OKA en zorgcoördinator elkaar gevonden in een
overeenkomstige visie op de onderlinge samenwerking; hebben zij duidelijke afspraken gemaakt
over de onderlinge taakverdeling; en zijn zij ook tevreden over die taakverdeling. Op enkele scholen
zijn directie en zorgcoördinator daar nog niet tevreden over.
Bij de start van de Proeftuin is benadrukt dat de OKA een professional is met een eigen
verantwoordelijkheid voor de inhoud en organisatie van zijn of haar werk, ook op school
(de autonome profesional). Die onafhankelijkheid is, als het gaat om veiligheid van
kinderen of bij het adviseren over de organisatie van de onderwijszorg, terug te vinden in
het OKA taak- en functieprofiel.
De OKA werkt in opdracht van de gemeente; is in dienst van een moederorganisatie, maar
wordt aangestuurd door de implementatiemanager. Hij of zij vindt zijn werkplek deels op
school en wordt geacht daarbij samen te werken met de docenten, mentoren,
zorgcoördinator en directie van de school.
Scholen hebben de autonome verantwoordelijkheid van de OKA een plaats gegeven door duidelijke
afspraken te maken over de wijze waarop de OKA invulling kan geven aan die eigen
verantwoordelijkheid. Die afspraken zijn doorgaans uitgewerkt tot op het niveau van de activiteiten
die de OKA wel en niet op eigen initiatief kan ondernemen. Ook over de wijze waarop de OKA
verantwoording aflegt over zijn of haar autonome werkzaamheden zijn duidelijke afspraken
gemaakt. Belangrijke afspraken hierbij zijn het afstemmen (en registeren in LVS van) het doel, aanpak
en evaluatie van de ondersteuning. Het frequent plaatsvinden van het interne zorgoverleg tussen de
OKA en de zorgcoördinator is hierbij cruciaal.
De OKA werkt voor de leerling, de ouders, de leerkracht en de school. Om dat goed te doen en aan te
sluiten bij de vraag is het belangrijk om informatie over de populatie van de school te kennen c.q. op
te halen. Jaarlijkse evaluatie van het intern zorgteam en ZAT, in combinatie met informatie vanuit de
Emovo (GGD screening) en kwantitatieve getallen als verzuim, afstroom en bovenschoolse uitsroom
dragen bij aan het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van de school. Op basis van die
informatie kunnen school en ouder- en kindteam samen afspraken maken over de inzet en de
speerpunten daarbij. Door jaarlijks de resultaten, doelen en inzet te bespreken krijgt men zicht op
het effect van de inzet van het ouder- en kindteam.
Leerlijn OKA- zorgco
De implementatie is ondersteund door vier gezamenlijke leerbijeenkomsten voor OKA’s en zorgco’s
van de 20 betrokken schoollocaties te organiseren. De thema’s betroffen de onderwerpen:
 Inrichting van het werkproces, omgaan met rollen en taken
 Handelings- en oplossingsgerichtwerken
26
 Omgaan met veiligheidsvraagstukken
Handelen bij veiligheidsvraagstukken en overnemen van de taak van Bureau Jeugdzorg in de ZAT’s
door de OKA. Er is een meldcode voor het onderwijs en de Ouder- en kindteams opgesteld. In de
gezamenlijke leerlijn zorgco-OKA is hier op basis van alledaagse casuïstiek nadrukkelijk aandacht aan
besteed.
 Vroegsignalering.
De zorgco’s en OKA hebben deze leerlijnbijeenkomst overwegend als zeer ondersteunend ervaren.
Verdieping kan echter meer plaatsvinden op de school en in minder frequente
vervolgbijeenkomsten.
Advies:
 Zorg voor frequent (min. tweewekelijks) intern zorgoverleg met OKA en zorgcoördinator (en
overige zorgfunctionarissen in de school) voor afstemming op onderwijs en jeugdhulp. Informeer
elkaar over voortgang, bespreek nieuwe signalen en handelingsgericht.
 Richt op versterking schoolse vaardigheden en werk handelingsgericht met integrale analyse.
Benut hierbij de ondersteunende formulieren voor leerlingbespreking, intern zorgteam en ZAT.
 Stel een set van informatie samen die jaarlijks besproken wordt door school en ouder- en
kindteam. Stel doelen en evalueer op behaalde resultaten. Benut hierbij indicatoren zoals
bovenschoolse instroom, afstroom, verzuim en de analyse op intern zorgoverleg en ZAT niveau.
 Continueer de leerlijn in de proeftuinregio’s door minimaal 2 maal per jaar een bijeenkomst te
organiseren, i.s.m. het Samenwerkingsverband en OKT.
 Bied bij implementatie per regio bovenstaande leerlijn met 4 bijeenkomsten aan.
 Organiseer module onderwijs in de OKA leerlijn, en bied handelingssuggesties ter versterking van
de school.
 Organiseer vanuit OKT en de school scholingsaanbod met betrekking tot het handelingsgericht en
oplossingsgericht werken.
 Versterk het ‘professioneel aanspreken’ door het aanbieden van een training op dit terrein.
 Pas 1 gezin 1 plan toe en werk dit concreter uit
 Registratie vraagt nog verdere uitwerking door OKA:
o In LVS doel, aanpak en evaluatie
o Maakt matchpoint melding indien intern zorgteam is overlegd dat de leerling in ZAT zal
worden besproken ZAT aanmelding
4.7. Formatie
Vooral de laatste maanden lijkt er een verschuiving plaats te vinden van alleen verwijzing naar hulp
naar ook screening, preventie en directe hulpverlening als doelstellingen van de OKA. Bijna alle
scholen achten uitbreiding wenselijk van de formatie die de OKA netto werkzaam kan zijn op of voor
de school. Scholen wensen vooral dat hun OKA meer tijd overhoudt, meer netto-uren heeft, om zijn
of haar werk op school te kunnen uitvoeren. De getotaliseerde wens van de scholen t.a.v. de nettouren komt neer op een uitbreiding van 32%. Een deel van die uitbreiding kan volgens de scholen
binnen de bruto-formatie worden gerealiseerd, door efficiënter om te gaan met de uren die de OKA’s
moeten besteden aan registratie en deelname aan trainingen en diverse vormen van overleg.
27
De wens tot meer uren heeft tevens relatie met het geringe aanbod en overdrachtsmogelijkheid naar
de flexibele schil / Samen DOEN. Indien er aan de kant van de OKA verminderd wordt in uren, zal er
aan de achterkant intensiever aanbod nodig zijn waarnaartoe kan worden doorgeleid.
Op 5 scholen is al sprake van een wachtlijst; er is een risico tot dichtslibben.
Alle scholen kennen minimale inzet door de OKA van 24 uur. Vooral met de beoogde preventieve
insteek van de OKA in de zorgstructuur lijkt dit zeker realistisch als minimale inzet. Kleine
aanstellingen maakt meer onderlinge afstemmingnoodzakelijk en is daarmee gebleken minder
effectief.
Bij de meeste scholen krijgt inzet van jeugdhulp door de OKA prioriteit boven preventie. De visie
vanuit de gemeente om meer in te steken op preventie komt hiermee in het geding.
Gezien de huidige inzet van ook scholen die 2 fte hebben en VSO met 2,5 fte is max 2 fte dan ook een
realistisch maximum.
Facilitering scholen uren zorgco en interne zorgstructuur
De Proeftuin is gefaciliteerd met extra uren en ondersteuning voor zorgco’s (4 uur per week) en de
inzet van een projectleider voor het onderwijs en OKT. Wil een implementatie succesvol zijn, is het
nodig dat er uren beschikbaar zijn voor de extra activiteiten die gevraagd worden aan de zorgco’s.
Ruim de helft van de scholen (10 van de 17) meent dat de zorgcoördinator en de OKA onvoldoende
gefaciliteerd zijn voor het werk dat op hen is afgekomen door de nieuwe samenwerking.
Advies
 Zorg voor minimaal 24 uur als vaste voet OKA per schoollocatie.
 Afhankelijk van het type school zal dit dienen te worden opgehoogd (pro – nevenvestiging –
specifieke doelgroepen).
 Maak duidelijke afspraken met betrekking tot snelle afbouw/overdracht van de caseload.
 Zorg voor blijvend goede verhouding OKA – flexibele schil en specialistische inzet ten behoeve
van doorgaande zorglijn.
 Zorg voor extra facilitering zorgcoördinator bij invoering
 Bij minder uren, wordt directe ondersteuningsvermogen voor de school mogelijk een probleem.
 Zorg voor wachtlijstoverbrugging.
 Benut escalatieroute indien zorglijnen stagneren
4.8. Meten en sturen op voortgang
Middels onderstaande onderdelen kan er kwalitatief op cyclische voortgang worden gemeten
1. Via meting eerste analyse en verbeterplan procesbegeleider - directie
2. Jaarlijkse evaluatie met OKT/ OKA en directie – zorgco met als onderdelen:
3. inzet en evaluatie taken OKA
4. kwantitatieve en kwalitatieve analyse
5. tevredenheid inzet OKA
6. evaluatie ZAT en GGD scholprofiel (nav EMOVO)
7. Reguliere afstemmingsoverleg (op agenda zorgco en directie overleg)
8. Stedelijk beleidsoverleg (zorg op maat)
Ad a: 1e analyse en verbeterplan:
28
Alle scholen binnen het swv hebben een schoolondersteuningsprofiel beschreven. Daarin is ook de
zorgstructuur uitgewerkt en zijn aan de hand van de basisondersteuning verbeterplannen opgesteld.
In de Proeftuin zijn deze verbeterplannen onderdeel van de procesbegeleiding geweest. Er is de
procesbegeleiders een oordeel gevraagd over de kwaliteit van de zorgstructuur op basis van 10
criteria, vastgelegd in het zogenaamde groeidocument te weten:
1. De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en
docenten
2. De school heeft haar visie op onderwijs en ondersteuning beschreven en een
ondersteuningsplan/ profiel uitgewerkt dat is opgenomen in het schoolplan
3. Samenhang met ondersteuning, verzuim- en veiligheidsbeleid
4. Samenwerking met ouders
5. Samenhang en systematische aanpak ontwikkelpunten verbeterplannen
6. Eerste lijn: Vroegsignalering en versterking pedagogisch klimaat
7. Tweede lijn: Interne zorgteam, inhoud en planmatigheid
8. Planmatig handelen en een handelingsgerichte en integrale werkwijze
De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt handelings- en
opbrengstgericht bij de ondersteuning aan leerlingen
9. Helderheid rol van de ouder- en kindadviseur en effectieve verbinding zorgco en ouder- en
kindadviseur
10. Derde lijn: Kwaliteit van het ondersteuningsteam / ZAT
Het groeidocument document is bedoeld om de ontwikkelingen gedurende de proeftuin inzichtelijk
te maken (zie ook brondocumenten). Het is een groeidocument waarin de voortgang naar het
einddoel (een functionele en effectieve samenwerking tussen ouder-kindadviseur, zorgcoördinator
en schooldirectie) gemonitord wordt.
Plan was de meting op 3 momenten te doen op tien indicatoren. Gezien de verlate start van de
procesbegeleiders en de inwerktijd met elkaar op de scholen heeft de eerste meting plaatsgevonden
in februari en de tweede meting in juni. Er is alleen sprake van een derde meting in het najaar als de
proeftuin wordt verlengd tot december 2104.
De metingen worden gedaan aan de hand van het groeidocument. Hierin worden door de
procesbegeleiders in overleg met directie, zorgcoördinator en ouder-kindadviseur elke indicator
gescoord. Door te kijken naar de veranderingen in de scores die worden gegeven aan de tien
indicatoren kunnen verbeteringen in de zorg worden vastgesteld. Op basis van de eerste meting zijn
ontwikkelpunten vastgesteld waar de school mee gaat werken.
Uit de twee metingen blijkt dat veel scholen (significant) vooruitgegaan zijn. Alle indicatoren blijken
te zijn verbeterd in de proeftuinperiode, met name de onderstaande indicatoren zijn sterk gestegen:
- De school heeft haar visie op onderwijs en ondersteuning beschreven en een
ondersteuningsplan/ profiel uitgewerkt en opgenomen in het schoolplan
- Samenhang en systematische aanpak ontwikkelpunten verbeterplannen
- Eerste lijn: Vroeg signalering en versterking pedagogisch klimaat
- Planmatig handelen en een handelingsgerichte en integrale werkwijze
- Helderheid rol van de oka en effectieve verbinding zorgco en oka
Met name het VSO en praktijkonderwijs kent een grote vooruitgang. Ook werd een verschil
waargenomen tussen de vooruitgang in noord ten opzichte van de wijk oud-oost. Duidelijk is tevens
te zien dat er twee aspecten het sterkst invloed hebben op deze verbetering; of de school een VSO
school is en of de school een lage werkdruk (aantal leerlingen per fte van de OKA’s) heeft. Beide zijn
positieve effecten. Een school die een lage werkdruk heet voor de OKA’s laat een betere vooruitgang
zien dan een school met een hogere werkdruk.
29
Er is zonder twijfel ook sprake van een correlatie tussen een VSO school zijn en een klein aantal
leerlingen per OKA fte. Dit is in dit onderzoek niet meegenomen.
Omdat de proeftuinen geen controlegroep heeft (een groep die in dezelfde tijd wel gescoord werd
op de indicatoren zonder het programma van de proeftuinen te volgen) zijn de verbeteringen
statistisch niet toe te schrijven aan de proeftuinen (immers misschien zijn alle scholen in Amsterdam
wel vooruitgegaan) maar het is zeker wel aannemelijk gemaakt door significante verbeteringen te
laten zien.
In een derde meting kan worden gekeken of deze trend zich weet door te zetten of dat er een
plafondeffect optreed en of de scholen die nu nog wat minder groei hebben kunnen laten zien dit in
bij de derde meting wel kunnen.
Het verbeterplan blijkt een goed sturingsmiddel. Geleerd dat directie hier direct eigenaar van is.
Dan kan de procesbegeleider de coachende blik houden.
De geboden ondersteuning en toetsing o.v.v. het swv, als onafhankelijke van school en het ouder- en
kindteam, is een belangrijk instrument om de zorgstructuur te beoordelen. Het gaat niet alleen om
een oordeel maar tegelijkertijd om een analyse en het opstellen en uitvoeren van een plan van
aanpak met alle betrokkenen.. Daar kan de ouder- en kindadviseur een (tijdelijke) bijdrage aan
leveren bijvoorbeeld door mentoren te ondersteunen in hun rol naar ouders.
Een deugdelijke organisatie van de zorgstructuur is immers voorwaardelijk voor de ouder- en
kindadviseur om haar werk te kunnen doen en om te kunnen beoordelen of de vragen samenhangen
met de populatie en/of schoolorganisatie. Deze toetsende ondersteuning door de procesbegeleider
kan ook voorkomen dat door verschil van visie en inzicht de samenwerking stagneert.
Advies
 Maak onafhankelijke analyse op zorgstructuur en verbeterplan (door procesbegeleider)
 Draag zo snel mogelijk over opdat directie eigenaar wordt van het verbeterplan en de voortgang
 Plan jaarlijkse evaluatie met OKT/ OKA en directie – zorgco met bovenstaande onderdelen
 Bespreek voortgang op de reguliere afstemmingsoverleg (op agenda zorgco en directie overleg)
 Stedelijk beleidsoverleg (zorg op maat)
 Tweejaarlijks periodieke onafhankelijke toets door het SWV mbt de kwaliteit van de
zorgstructuur en maak hier afspraken over tussen directie en gemeente
4. 9. Overlegstructuur; regio en wijkgerichtheid
Wijkgericht sluit niet aan op het VO
Noord betreft een regioteam 12+; Oud-Oost is wijkgericht. Qua overlegstructuur sluit de regio Noord
naadloos aan bij het zorgcoördinatoren- en directeurenoverleg. De lijnen zijn kort, afstemming vindt
plaats via de reguliere overlegstructuur. Deelname van het management / projectleiding aan de
reguliere overleggen van het onderwijs (op agendapunt bij zorgcoördinatoren en directie overleg)
draagt er toe bijdat er een duidelijke plek is waar afstemming kan plaatsvinden en ervaringen
gedeeld. Onderwerpen zijn: voortgang op de implementatie; inzet van de OKA’s (formatie en
inhoud); gebiedsanalyse met het stadsdeel (beleid speerpunten) en het delen van inhoudelijke en
organisatorische ontwikkelingen. Indien nodig kan snel worden geëscaleerd.
In Oud-Oost echter heeft dit veel extra en relatief inefficiënt overleg gekost, wegens de
kleinschaligheid (aparte overleggen voor 3 scholen) en gezien de reikwijdte van 0-23 jaar is het VO te
veel gebleken voor de implementatiemanager. Er hebben wisselingen in projectleiding
30
plaatsgevonden en het gevolg is geweest dat er niet tot nauwelijks samen is ontwikkeld (OKA’s en
zorgco’s zijn aangehaakt bij Noord). Bovendien zijn de opbrengsten die zijn ontwikkeld en vastgesteld
niet geconsolideerd door eerder genoemde redenen en bypasses in de aansturing. Ook directie
vraagt nadrukkelijk om één aanspreekpunt. Directie heeft onvrede getoond met betrekking tot
benodigde overige contactmomenten, welke ad hoc en niet ingebed in een structuur plaatsvonden
(op vorm, niet op inhoud).
Het VO pleit daarom voor het instellen van OKT’s op regioteams voor de aansluiting op VO-scholen.
- Een wijkteam dat op wijkniveau werkt beschikt niet over alle expertise voor de specifieke
doelgroepen binnen het VO, temeer daar maar weinig leerlingen zelf woonachtig zijn in die wijk.
- Door de beperkte schaalgrootte van het gebied dat een wijkteam bestrijkt komen afspraken met
lokale organisaties als bijvoorbeeld het jongerenwerk niet of zeer moeizaam tot stand. Dit geldt ook
voor afspraken met stadsdelen, bijvoorbeeld, in het kader van de gebiedsanalyse (o.a. over overlast,
vroegtijdig schoolverlaten (VSV), leerplicht, benutting voorzieningen,.
- Voor wijkteams is het moeilijker aan te sluiten bij de regionale directie- en
zorgcoördinatorenoverleggen van het Samenwerkingsverband. Op dit niveau moeten o.a. afspraken
(sturing, kwaliteitseisen, etc). tot stand komen over de samenwerkingsstructuur tussen OKA en
zorgcoördinator. Het samenwerkingsverband stuurt de organisatie van de eigen zorgstructuur aan
via deze overleggen. De bovenschoolse voorzieningen (STOP, Transferium) en het VSO zijn tevens
regionaal georganiseerd.
In de wijk Oud-Oost woont van de VO leerlingen nog geen 10 % in de wijk. Voor leerlingen die
woonachtig zijn in een andere wijk geldt dat er zal worden afgewogen welke OKA meest wenselijk is.
Indien er een OKA in de wijk betrokken is bij het gezin, zal de OKA in de wijk de casuscoördinatie op
zich nemen.
Wanneer de problematiek van de jongeren met name thuis en/of in de vrije tijd speelt en minder op
school, is het belangrijk om op een ouder- kindadviseur 12+ in de wijk terug te kunnen vallen. Zeker
in de situaties dat het gezin in een andere wijk woont dan waar de leerling op school zit. Het kennen
van de wijk, de steunstructuren, de sleutelfiguren, de groepscohesie en dergelijke zijn een
belangrijke bron van informatie om de ondersteuning te bieden die passend is. Zoals ook de omgang
op school met klasgenoten en leerkrachten dat is. Tussen beide OKA’s kunnen goede afspraken
gemaakt worden over wie de eerste verantwoordelijke is. Soms kan er sprake zijn van een
taakverdeling: de OKA in de wijk richt zich bijvoorbeeld op de vrijetijdsbesteding en contacten met
het gezin terwijl de OKA op school de jongere een competentietraining biedt waar hem geleerd
wordt ‘nee te zeggen’. Voorwaarde is dat vanuit de inhoud (integrale analyse) geredeneerd wordt
welke OKA aan zet is. Daarbij hoort dat er niet wordt losgelaten totdat de collega werkelijk heeft
overgenomen. Is er al een OKA of jeugdhulpverlener vanuit Samen DOEN betrokken bij het gezin dan
ligt daar altijd de eerste verantwoordelijkheid.
Advies
 Organiseer het VO in regioteams om expertise 12+ te bundelen en af te stemmen op de
 overlegstructuur van de VO scholen.
 Stem in zorgcoördinatorenoverleg af met teamleider OKT (en projectleiding bij
implementatiefase) op voortgang en ontwikkelpunten.
 Stem af in directie overleg met teamleider OKT (en projectleiding bij implementatiefase) op
voortgang en ontwikkelpunten.
 Maak afspraken over vertegenwoordiging van het management van de ouder- en kindteams
binnen het regulier overleg van het onderwijs, de zorgcoördinatoren- en directie overleggen in
de 4 regio’s . Dit zal op stedelijk niveau zorg op maat aangevuld worden met iemand vanuit het
OKT die indien nodig afstemt en doorvertaalt op regio / wijkniveau.
31






Daarnaast zal er een escalatie route nodig zijn m.b.t. regio overstijgende of gedeelde
onderwerpen. Zorg voor een stedelijk nood,- en crisisnummer.
Maak vanuit de gemeente met randgemeentes aan het onderwijs duidelijk hoe de doorgaande
zorglijn wordt gerealiseerd.
Naast OKA 12+ op de VO-scholen is het noodzakelijk om OKA’s 12+ in een (regio)team te
hebben.
Laat inhoudelijke overwegingen in overleg met de jongere en ouders bepalend zijn of de jongere
/leerling vanuit de wijk of school begeleid wordt.
Op basis van de integrale analyse; op welke domeinen speelt zich een vraag af en wat is nodig zal
samen met ouders en jongere besproken worden waar de ondersteuning geboden kan worden.
Als er al een OKA of sd-er betrokken is bij een gezin dan ligt daar de eerste verantwoordelijkheid.
4.10. Overige verbindingen vanuit het onderwijs
Bureau Jeugdzorg
Zowel voor de OKA’s als de zorgcoördinatoren zijn de aansluitmedewerkers van BJAA onverwacht
onttrokken aan de ZAT’s. BJAA wordt enkel jeugdbescherming en heeft veel aanmeldingen door- en
afgeschaald naar Samen DOEN en het OKT.
Vanuit de VO-scholen is geïnventariseerd wat hiervan de consequenties zijn geweest voor de
scholen:
- Afschalingszaken van BJAA zijn overgedragen aan Samen DOEN of OKT. VO heeft hiervan
geen of nauwelijks terugkoppeling ontvangen.
- BJAA kende de sociale kaart; dit wordt gewijzigd en zal in kaart moeten worden gebracht
(evt. per regio); vanuit schoolperspectief is het wenselijk dat OKA als ZAT-partner eigenaar is
van de lOKAle sociale kaart.
Samen DOEN
De werkwijze van Samen DOEN is voor het onderwijs onduidelijk. Als er al voorlichting is geweest,
dan is er geen zicht op concrete afstemming. Terwijl in het kader van de integrale analyse en 1 gezin
1 plan de VO-school (zorgcoördinator) altijd betrokken dient te worden (meegeven van
onderwijsdoelen, afstemming op plan).
Casuscoördinatie is vaak niet expliciet belegd indien er verschillende vormen van jeugd/gezinshulp bij
betrokkenzijn.
Veiligheid
Op het gebied van persoonlijke veiligheid, middels de wettelijke meldcode en de leerlijn zijn
afspraken gemaakt. Wat de sociale veiligheid betreft heeft de school contact met de buurtregisseur,
hebben de VO-scholen veiligheidsbeleid en de meeste scholen ook een veiligheidscoördinator.
Veiligheid is een thema dat in het intern zorgoverleg een plek krijgt en waarbij ook afstemming met
de OKA zal plaatsvinden.
Wat de veiligheidskolom betreft, en de processen verbaal die daar behandeld worden, golden in het
verleden afspraken van het VO met het veiligheidshuis, betreffende leerplichtzaken (in het IJO).
Leerplicht neemt de informatie mee naar het IJO, deze koppelt na afhandeling, ook weer terug.
Andere strafzaken waarbij informatie nodig is, werd afhankelijk van de school en de zorgcoördinator
door het veiligheidshuis opgevraagd. De veiligheidskolom en de relatie met de school / OKA vraagt
verdere uitwerking en naleving van eerdere afspraken.
Advies
32









Communiceer over werkwijze, contactpersonen per regio en escalatieroute met betrekking tot
Samen DOEN. De verbinding met het onderwijs en Samen DOEN vraagt meer aandacht. De
basisafspraak met onderwijs kent (nog) geen naleving (analyse bij SD ook op basis van info zorgco
en indien 12+ tergkoppeling mbt plan van aanpak).
Maak de sociale kaart inzichtelijk per regio.
Zorg ervoor dat afgeschaalde casuïstiek wordt teruggekoppeld aan de zorgcoördinator.
Maak in het gezinsplan duidelijk wie casuscoördinator is en wie afstemt met de zorgcoördinator.
Betrek vanuit de gemeente in bijeenkomsten van aandachtfunctionarissen kindermishandeling /
huiselijk geweld ook de zorgcoördinatoren VO.
indien er sprake is van jeugdbescherming zal de zorgcoördinator met de OKA afstemmen wie
schoolcontact houdt.
Werk de afstemming met het veiligheidshuis verder uit, in afstemming met het onderwijs en in
relatie tot onderwijsdoelen.
Werk afstemming met vangnet jeugd verder uit, in afstemming met het onderwijs.
Werk afstemming met IPA en onderwijs verder uit.
4.11 Overige implementatie-adviezen


Start qua uitvoering begin nieuwe schooljaar en zorg voor zorgvuldige voorbereiding vanaf 1-115. Verloop en wisselingen tijdens een schooljaar is niet wenselijk en een zorgvuldige
voorbereiding kan voorafgaand worden gerealiseerd (matching – analyse zorgstructuur /
verbeterplan - klikgesprek)
Zorg voor alternatief aanbod jeugdhulp voor de regio’s waar SMW onvoldoende aanbod kan
bieden aan het VO.
33
5. Opbrengsten en adviezen vanuit jeugdzorg
5.1
Inleiding
Hoe zet je een nieuwe functie neer binnen een nieuw zorgstelsel? Door professionals vanuit heldere
kaders voldoende ruimte te bieden. Dát heeft de Proeftuin ons laten zien. Deze enorme verandering
zou zonder de betrokkenheid en expertise van de professionals niet mogelijk zijn. Door de
professional ruimte en vertrouwen te geven, hebben we een basis gelegd voor een verandering die
gestoeld is op de inhoud en past bij de behoeften en vragen van ouders en jongeren. We noemen dat
ontwikkelend leren.
Oplossingsgericht denken en handelen ondersteunt het ontwikkelend leren en helpt creatieve
oplossingen te vinden voor oude maar ook nieuwe vraagstukken. Het helpt ons om een omgeving te
creëeren, waarin de inhoud leidend is, initiatief loont, leren vanzelfsprekend is en fouten gemaakt
mogen worden.
De proeftuinen 12+ Noord en Oost zijn in september 2013 van start gegaan. We hebben al zoekend
naar de juiste werkwijze veel ervaring op gedaan, die ingezet kan worden voor het vervolg van de
transitie van de jeugdzorg en invoering van het passend onderwijs. Deze praktijkervaring hebben we
gevat in duidelijke adviezen, hieronder kort beschreven. Achterliggende documenten geven nadere
uitleg en onderbouwing. Hiervoor maken we gebruik van documenten die opgesteld zijn tijdens
verschillende bijeenkomsten, maar ook van evaluaties en onderzoeken.
5.2
Uitgangspunten Om het Kind
De zorg voor de jeugd wordt in 2015 een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat er
veel verandert bij gemeente en bij organisaties die betrokken zijn bij de jeugd. Voor de hervorming
van de zorg voor de jeugd, heeft de gemeente Amsterdam het programma Om het Kind opgesteld.
Missie: In Amsterdam groeien kinderen en jongeren veilig en gezond op, ontwikkelen hun talenten
en participeren volwaardig en verantwoordelijk.
Visie
Eigen kracht en verantwoordelijkheid: ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor hun kinderen.
Kleine problemen blijven klein: we werken aan een sterke pedagogische omgeving.
Snel effectieve hulp in de vertrouwde omgeving: effectieve zorg moet zo nodig snel en zo dicht
mogelijk bij huis worden ingezet.
Doelen van Om het Kind
1. Ouders en jeugdigen benutten hun eigen kracht en die van de omgeving bij het oplossen
van ontwikkel-, opvoed- en opgroeiproblemen.
2. Amsterdam heeft een sterke pedagogische infrastructuur, waardoor kleine problemen
klein blijven en talenten worden ontwikkeld.
3. Amsterdam biedt passende zorg voor jeugd (zo veel mogelijk) in de vertrouwde omgeving
van gezin, school en buurt.
4. De Amsterdamse zorg voor jeugd is goed afgestemd op de (extra) onderwijsondersteuning
om zo passend onderwijs te kunnen bieden aan alle leerlingen.
5. De Amsterdamse zorg voor jeugd is transparant, effectief, efficiënt en betaalbaar.
34
5.4
Doel van de proeftuin 12+
De centrale vragen waarop de proeftuin 12+ een antwoord moet geven zijn:
 ‘Is het nieuwe stelsel een antwoord op de onderwijsondersteunings- en zorgbehoefte van de
leerlingen, ouders en docenten van de scholen in het voortgezet onderwijs?
 Zo ja, hoe moet dat nieuwe stelsel worden vormgegeven?
 E n wat betekent dat voor de zorgstructuur in de school?
Om een antwoord op deze vragen te kunnen geven, experimenteert de proeftuin 12+ met de
werkwijze van de ouder- en kindadviseur ien onderzoekt hoe deze aansluit op de zorgstructuur in het
voortgezet onderwijs, ten behoeve en verbetering van de doorgaande zorglijn. Eerder
geformuleerde adviezen van het Samenwerkingsverband VO worden hierbij meegenomen (advies VO
/ werkgroep 3b).
Concrete doelstellingen van de proeftuin:
 Inzicht bieden in de onderwijs -en ondersteuningsbehoefte van de leerlingen, ouders en
onderwijspersoneel (docenten, zorgcoördinator, OOP).
 De wisselwerking vaststellen tussen de ondersteuning die scholen bieden en de inzet van de
ouder- en kindadviseur en het wijkteam vaststellen. De consequenties voor beide systemen
in termen van profielen, werkprocessen en benodigde kwaliteit beschrijven.
 Inzicht bieden of de ouder- en kindadviseur effectieve en haalbare ondersteuning kan bieden
aan de doelgroep en aan de onderwijsprofessionals in de school.
 In het werkproces rekening houden met leerlingen van VO-scholen in de wijk die elders
woonachtig zijn, en met scholen met streekfunctie.
 Toets de haalbaarheid van de werkwijze van het wijkteam op scholen met een gering
percentage leerlingen die woonachtig zijn in de wijk.
 Toets hoe de direct verantwoordelijken voor onderwijsondersteuning en de aanvullende zorg
het beste georganiseerd kan worden: de rol van het ZAT, de invulling van het casemanagement, rol van LP, JGZ en GGZ, de aansluiting op drang en dwang en op Samen DOEN.
 Welke verbindingen zijn naast de ouder- en kindadviseur nodig?
 Inzicht in de waardering van het VO van de nieuwe functie van generalist.
 Inzicht geven in de effecten van de introductie van de brede jeugdzorggeneralist en het
wijkteam op de kwaliteit van de zorg in en om de school.
 Inzicht in de mate van flexibiliteit van de inzet van generalist resp. schoolinterne zorg in
relatie tot de kwaliteit van de onderwijsinterne zorg respectievelijk die van het jeugdteam
 Beschrijven welke verbinding nodig is tussen de inzet van een vaste brede generalist op het
VO en de wijkgerichte benadering van kind en gezin.
 Beschrijven hoe in het nieuwe model geborgd wordt dat informatie over eerdere interventies
en informatie uit andere domeinen optimaal benut wordt.
Op bouw van het team
Teamleden komen van: Spirit, MEE, Altra, Arkin en GGD




5.4
Ouder en kindadviseurs: 23 voor alle VO en VSO-scholen in Noord en Oost
4 jeugdpsychologen / gedragswetenschappers
3 jeugdartsen en 3 jeugdverpleegkundigen
2 teamleiders
De adviezen vanuit jeugdzorg
De proeftuin heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd. We verdelen onze adviezen in zeven thema’s:
35







Wat zijn succesfactoren bij de implementatie in het voortgezet onderwijs?
Hoe stimuleer je de structurele samenwerking tussen onderwijs en ouder- en kindteam?
Hoe stimuleer je samenwerking tussen school en wijk?
Hoe stimuleer je samenwerking op de schoollocatie?
Hoe stimuleer je de samenwerking binnen de wijk en het stadsdeel?
Opbouw van het ouder- en kindteam
Effectieve communicatie en faciliteiten
5.4.1 Wat zijn succesfactoren bij de implementatie in het voortgezet onderwijs?
1. Procesbegeleiding
De Proeftuin werkt met procesbegeleiders, die het samenwerken van ouder- en kindadviseur en
zorgcoördinator ondersteunen. Directies van scholen worden hier periodiek bij betrokken. Op basis
van het ‘ groeidocument’ - een meetinstrument met betrekking tot de zorsgstructuur en de rol van
de ouder- en kindadviseur binnen de school - wordt de voortgang van de implementatie en
samenwerking gemeten en besproken. Alle betrokkenen hebben deze ondersteuning als zeer
wenselijk ervaren.
Advies
a) Continueer de procesbegeleiding tot 1-1 2015 voor de huidige Proeftuinen 12+.
b) Zet procesbegeleiding in bij de implementatie van de ouder- en kindadviseur op de overige
scholen. Doe dat al voorafgaand aan de start van de ouder- en kindadviseur op school (en benut
daarbij de kennis vanuit de zat-evaluaties en verbeterplannen op de scholen).
2. Gezamenlijke leerlijn ouder- en kindadviseur / zorgcoördinator
Vier gezamenlijke leerbijeenkomsten voor ouder- en kindadviseurs en zorgcoördinators van de
zeventien betrokken schoollocaties, ondersteunden bij de implementatie. De thema’s:
 Inrichting van het werkproces, omgaan met rollen en taken
 Handelings- en oplossingsgericht werken
 Omgaan met veiligheidsvraagstukken
 Vroegsignalering
De zorgcoördinatoren en ouder- en kindadviseurs hebben deze leerlijnbijeenkomst als zeer
ondersteunend ervaren.
Advies
a) Continueer de leerlijn per regio door minimaal twee maal per jaar een bijeenkomst te
organiseren.
b) Bied bij implementatie per regio een leerlijn met bovenstaande vier bijeenkomsten aan.
3. Facilitering zorgcoördinatoren, ouder- en kindadviseurs en inzet projectleider onderwijs
De proeftuin is gefaciliteerd met extra uren en ondersteuning voor zorgcoördinatoren en de inzet
van een projectleider voor het onderwijs en ouder- en kindteam. Voor een succesvolle
implementatie moeten zorgcoördinatoren extra uren krijgen voor de extra activiteiten die van hen
gevraagd worden. Ook zijn uren nodig voor voorbereiding en organisatie, hoewel minder dan de
proeftuin ter beschikking stonden.
Advies
36

Stel verhoudingsgewijs 50% van het implementatiebudget proeftuin beschikbaar voor
extra uren zorgcoördinatoren en projectleider bij verdere implementatie.
2. Duidelijkheid over formatie, organisatie, proces, communicatie en escalatie
Verdere uitrol van de ouder- en kindteams vraagt om een helder plan van aanpak, dat tegemoet
komt aan de vragen van de samenwerkingspartners en waar bestuurlijke besluitvorming over heeft
plaatsgevonden. Duidelijkheid over formatie en hoe die wordt toebedeeld aan de scholen is hier
onderdeel van.
In het veld zijn veel zorgen over de wijzingen van het stelsel (hoewel de uitgangspunten worden
gedeeld) en met name voor de gevolgen voor de ondersteuning van kinderen, jongeren en ouders.
In de proeftuin hebben we geleerd dat een klein team met inhoudelijk deskundigen (met o.a. kennis
van de wijk) en een manager veel voor elkaar kan krijgen en anders tijdig kan escaleren. De overstap
van jeugdzorgmedewerker met een volle caseload naar ouder- en kindadviseur vraagt
zorgvuldigheid. Zorg voor uitwisseling tussen de nieuwe teams en de proeftuinteams.
Advies
a) Stel een bestuurlijk gedragen implementatie- en communicatieplan op. Geef daarin duidelijkheid
over formatie en toebedeling aan scholen.
b) Installeer een per wijk / stadsdeel een inhoudelijk team voor vastgelopen casuïstiek
5.4.2 Hoe stimuleer je de structurele samenwerking tussen onderwijs en ouderen kindteam?
Maak een organisatorische verbinding tussen directie-, zorgcoördinatorenoverleg en het
management van de ouder- en kindteams en het samenwerkingsverband.
De reguliere overleggen van het onderwijs (op agendapunt) bieden een duidelijke plek voor
afstemming en het delen van ervaringen, als het management / projectleiding daaraan deelnemen.
Onderwerpen zijn: voortgang van de implementatie, inzet van de ouder- en kindadviseurs (formatie
en inhoud), gebiedsanalyse met het stadsdeel (beleidsspeerpunten), delen van inhoudelijke en
organisatorische ontwikkelingen, de jaarlijkse regionale en stedelijke rapportage over de prestaties
van de ouder- en kindteams en de voortgang van de ontwikkeling van passend onderwijs op de
schoollocaties. Het gaat hier om het gezamenlijk realiseren van een ontwikkelagenda voor de
komende jaren.
Advies
a) Maak afspraken over vertegenwoordiging van het ouder- en kindteams binnen het regulier
directie- en zorgcoördinatorenoverleg van het onderwijs.
b) Draag zorg voor een vertegenwoordiging vanuit de ouder- kindteams in het stedelijk overleg van
zorgpartners met het samenwerkingsverband: het zorg op maat overleg
c) Draag zorg voor een jaarlijkse kwantitatieve en kwalitatieve rapportage over de prestaties van
ouder- en kindteams en passend onderwijs, als onderdeel van een ontwikkelagenda voor de
komende jaren.
37
Deel informatie over de schoolpopulatie en maak gezamenlijk afspraken over de inzet.
De ouder- en kindadviseur werkt voor de leerling, de ouders, de leerkracht en de school. Om dat
goed te doen en aan te sluiten bij de vraag, is informatie over de populatie van de school nodig. Op
basis van die informatie kunnen school en ouder- en kindteam samen afspraken maken over de inzet
en de speerpunten. De GGD biedt de scholen een schoolprofiel, op basis van een analyse van de
EMOVO die zij jaarlijks bij 2de en 4de jaars leerlingen afneemt. De school krijgt daarmee een beeld van
haar populatie op de gebieden sociaal- emotionele ontwikkeling en gezondheid. Wanneer deze
informatie samen wordt gebracht met informatie vanuit het onderwijs (bijvoorbeeld bovenschoolse
instroom, zij-instroom, afstroom en verzuim) en het ouder- en kindteam (aantal en aard van de
contacten en ondersteuningsvragen) ontstaat een goed beeld om de doelen en inzet te bepalen.
Door jaarlijks de resultaten, doelen en inzet te bespreken krijgen we zicht op het effect van de inzet
van het ouder- en kindteam.
Advies
a) Stel een set van informatie (school, ouder- en kindteam, GGD) samen die jaarlijks besproken
wordt door school en ouder- en kindteam.
b) Stel gezamenlijke doelen en evalueer op behaalde resultaten.
4.4.3 Hoe stimuleer je samenwerking tussen school en wijk?
Ouder- en kindadviseur 12+ op school en in de wijk
De ervaring leert dat samenwerken vanuit school met de wijk belangrijk is. Het ouder- en kindteam in
de proeftuinen Oost en Noord hebben hier de eerste stappen in gezet. Zo zijn vaste contactpersonen
in de wijk voor jongeren ouder dan twaalf jaar belangrijk. We hebben contact gelegd met
sleutelfiguren, zoals het jongerenwerk, streetcornerwork en het jongereninformatiepunt (JIP). En
ouder- en kindadviseurs hebben via huisbezoeken contact gelegd met gezinnen in de wijk.
Wanneer jongeren met name thuis of in de vrije tijd problemen ervaren, moet de ouderkindadviseur 12+ of jongerenwerker in die wijk op iemand terug kunnen vallen. Zeker als het gezin in
een andere wijk woont, dan waar de leerling op school zit. Het kennen van de wijk, de
steunstructuren, de sleutelfiguren, de groepscohesie en dergelijke zijn een belangrijke bron van
informatie om passende ondersteuning te kunnen bieden. Zoals ook de omgang op school met
klasgenoten en leerkrachten dat is.
De beide betrokken ouder- en kindadviseurs maken afspraken over wie de eerst verantwoordelijke
is. Soms worden de taken verdeeld: de ouder- en kindadviseur in de wijk richt zich bijvoorbeeld op de
vrijetijdsbesteding en contacten met het gezin, terwijl de ouder- en kindadviseur op school de
jongere een competentietraining biedt waar hem geleerd wordt ‘nee te zeggen’. Voorwaarde is dat
de vraag bepaalt welke ouder- en kindadviseur aan zet is. De adviseur laat niet los, totdat de collega
werkelijk heeft overgenomen. Is er al een ouder- en kindadviseur of medewerker van Samen
DOENteam betrokken bij het gezin, dan ligt daar altijd de eerste verantwoordelijkheid.
Advies:
a) Naast ouder- en kindadviseur op de VO-scholen, moet er ook een adviseur in de wijk zijn, die
goed bekend is met de sociale structuren en sleutelfiguren van de wijk. Hierdoor kan vanuit de
school snel en eenduidig geschakeld worden.
b) Laat inhoudelijke overwegingen, op basis van de aard van de ondersteuningsvraag, in overleg
met de jongere en ouders bepalend zijn of de jongere /leerling en/of ouders vanuit de wijk of
school begeleid wordt.
38
c) Als een ouder- en kindadviseur of medewerker van Samen DOENteam al betrokken is bij een
gezin, bijvoorbeeld voor een broertje of zusje, dan ligt de eerste verantwoordelijkheid bij deze
functionaris.
4.4.4 Hoe stimuleer je samenwerking op de schoollocatie?
Startgesprek, matchen, evalueren, planmatig werken en escalatie
Uit de samenwerking tussen de school en het ouder- en kindteam is gebleken dat het belangrijk is
planmatig te werken volgens onderstaande stappen.
Advies:
a) Uitwisseling van taken en rollen, delen van verwachtingen en bespreken van de doelen van
samenwerking, escalatie, procesondersteuning e.d. De directie draagt zorg voor de voorwaarden
om als ouder- en kindadviseur te kunnen functioneren en zich te presenteren binnen de school.
Hiervoor is een handleiding startgesprek (document) opgesteld. De basisafspraken worden
vastgelegd.
b) Een goede match tussen de ouder- en kindadviseur en de school is belangrijk. De zorgcoördinator
en directie van de school geven aan waar een ouder- en kindadviseur aan moet voldoen om aan
de vraag van de school / populatie tegemoet te komen. Welke vaardigheden, competenties en
deskundigheid er gewenst zijn en welke verwachtingen er zijn t.a.v. het functioneren van de
ouder- en kindadviseur. De teamleider van het ouder- en kindteam doet een voorstel aan de
school. De projectleider staat in voor de kwaliteit van de voorgedragen ouder- en kindadviseur
en zorgt dat de afspraken met school de adviseur bekend zijn. Er vindt een gesprek plaats tussen
de ouder- en kindadviseur en directeur. De directeur bekijkt of de voorgestelde ouder- en
kindadviseur en het team goed matchen. Alleen op basis van duidelijk onderbouwde
overwegingen kan worden afgezien van aanstelling.
c) Jaarlijkse evaluatie van het functioneren / samenwerking van de ouder- en kindadviseur en de
zorgcoördinator, op basis van oplossingsgerichte vraagstelling en zelfevaluatie van
zorgcoördinator en ouder- en kindadviseur (format gereed).
d) Jaarlijks opstellen van doelen en te behalen resultaten rekening houdend met de gebiedsanalyse
en vraaganalyse van de schoolpopulatie. Jaarlijkse evaluatie met directie, zorgcoördinator,
ouder- en kindadviseur, managers ouder- en kindteam ( zie het format in de bijlage).
e) De teamleider van het ouder- en kindteam stelt jaarlijks een werkplan op voor het team waarin
de doelen, beoogde resultaten, afspraken en inzet voor de scholen zijn vastgelegd.
f) Het kan voorkomen dat er stagnaties of verschil van opvattingen zijn in de samenwerking.
Hiervoor is een stedelijk escalatiemodel opgesteld dat aangeeft wie met wie communiceert als
zaken vastlopen.
Samenwerking ouder- en kindadviseur -zorgcoördinator
De samenwerking tussen de ouder- en kindadviseur en de zorgcoördinator op school is de spil waar
alles om draait. In de proeftuin hebben we die samenwerking ondersteund met een
procesbegeleider. Dat hebben we gedaan omdat de positionering, rollen en taken van de ouder- en
kindadviseur (deels) nieuw waren t.o.v. de voor de school bekende functie van
schoolmaatschappelijk werk, en zij ook meer uren voor de school werkzaam zijn. Deze rol- en
taakverandering brengt tegelijkertijd een verandering voor de zorgcoördinator met zich mee. De
ondersteuning door de procesbegeleider is zeer positief ontvangen.
39
Het samenwerken tussen ouder- kindadviseur en de zorgcoördinator is gebaseerd op een aantal
principes:
a) We nemen niet over maar versterken;
b) De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de interne zorgstructuur, de ouder- en
kindadviseur voor het bieden en arrangeren van jeugdhulp;
c) We werken op basis van een gezamenlijk vastgestelde zorgroute waarin rollen taken van bij
de zorg betrokken functionarissen beschreven zijn;
d) We werken handelingsgericht op basis van een integrale analyse uitgaande van de onderwijsen ondersteuningsbehoefte
Advies
a) Besteed binnen het opleidingsprogramma van ouder- en kindadviseur nadrukkelijk aandacht aan
de betekenis van het positioneren binnen de scholen. En zorg voor steun van een collega met
ervaring binnen het onderwijs.
b) Leg per school de werkafspraken die voortkomen uit de nieuwe rollen en taken van ouder- en
kindadviseur en zorgcoördinator vast. Betrek hier ook de overige functionarissen bij die een rol
hebben in de zorgstructuur: mentor, orthopedagoog, schoolpsycholoog, ambulant begeleider,
vertrouwenspersoon, leerplicht, jeugdarts (als lid van het ouder- en kindteam). Draag zorg voor
een jaarlijkse evaluatie van gemaakte afspraken o.v.v. van het management van de school.
c) Benadruk dat de eerste analyse binnen de interne zorgstructuur plaatsvindt en vraag daar tijdig
ondersteuning bij door de ouder- en kindadviseur en/of jeugdpsycholoog. Zodat de afweging
over de inzet van een ouder- en kindadviseur, Samen DOEN of gespecialiseerde zorg in een zo
vroeg mogelijk stadium gemaakt kan worden. Dit bevordert het doelgericht werken, voorkomt
onnodige contacten en voorkomt dat problemen groter worden of langer duren dan nodig.
d) Versterk de uitvoering van het handelingsgericht werken binnen de scholen en de bijdrage aan
de integrale analyse die nodig is voor de bespreking in het intern zorgoverleg en ZAT. Hier ligt de
basis voor het bepalen welke inzet nodig is om tegemoet te komen aan de onderwijsondersteuningsbehoefte binnen en / of buiten de school.
e) De integrale analyse is de basis voor verwijzing naar het onderwijsschakelloket en de aanvraag
van een toelaatbaarheidsverklaring. Leg in de werkprocessen vast dat de ouder- en kindadviseur
hier altijd bij betrokken is.
f) Beschrijf de organisatie van de interne zorgstructuur en verantwoord vanuit privacywetgeving
de deelname van ouder- en kindadviseur en/of jeugdpsycholoog aan het intern zorgoverleg.
Deelname is gewenst omdat dit het preventieve handelen ondersteunt. Benut hierbij het door
de gemeente (nog op te stellen) juridisch advies.
g) Het functioneren van het ZAT is afzonderlijk geëvalueerd op o.a. doelmatigheid. Het
functioneren kan verbeteren door een doelgerichte voorbereiding vanuit de interne
zorgstructuur en een gerichte inbreng door de ouder- en kindadviseur in dit overleg. Het
optimaliseren van het ZAT-overleg zou vanuit het management van de school gestuurd moeten
worden.
h) Bied ruimte binnen het werkproces dat leerlingen direct bij de ouder- en kindadviseur terecht
kunnen. De proeftuin leert dat leerlingen soms behoefte hebben om met een onafhankelijke
volwassene contact te hebben over (ernstige) vragen, of advies willen vragen als intermediair
naar andere leerlingen. Het is aan de ouder- en kindadviseur hier de grenzen in aan te geven en
zorg te dragen voor afstemming met de school. Afhankelijk van de zorgstructuur van de school is
het van belang om afspraken te maken hoe de ouder- kindadviseur zich hierin positioneert
binnen de school.
i) Bied op school ruimte aan de ouder- en kindadviseur of jeugdpsycholoog als werkplaats. Doe dit
door bijvoorbeeld ‘ kijken in de klas’ mogelijk te maken. Klassenobservatie biedt belangrijke
informatie over het functioneren / de interactie van de leerling en is een basis voor een
integrale analyse, en geeft bouwstenen voor een aanpak en/of handelingsadviezen aan de
leerkracht. Het tijdig inzetten van een observatie maakt dat ‘problemen’ klein kunnen blijven.
40
j)
Ook observaties in de gang, op het schoolplein of in de kantine kunnen een goed (aanvullend)
beeld geven. Maak hierover afspraken die passen bij de school.
De mogelijkheden vanuit collectieve (geestelijke) gezondheidspreventie zijn nog onvoldoende
benut.
Handelen bij veiligheidsvraagstukken
De ouder- en kindadviseurs hebben de taak van Bureau Jeugdzorg in de ZAT’s op het gebied van
veiligheid overgenomen. Hiervoor is een meldcode ouder- en kindteams opgesteld en zijn vanuit het
ouder- en kindteam aanvullende adviezen gegeven t.a.v. het werkproces en
deskundigheidsbevordering (zie bijlage).
Onderwijs en ouder- kindteam hebben aandachtsfunctionarissen ‘veiligheid’ aangesteld, die de
deskundigheid op het gebied van veiligheid onderhouden. De werkgever is er verantwoordelijk voor
dat de aandachtsfunctionaris geschoold is op basis van de laatste kennis en inzichten.
In de gezamenlijke leerlijn voor de zorgcoördinator en de ouder- en kindadviseur is op basis van
alledaagse casuistiek nadrukkelijk aandacht besteed aan veiligheid, samen met de belangrijkste
partners in het ZAT: de jeugdarts en de leerplichtambtenaar.
Het bespreken van casuïstiek rondom veiligheid is tegelijkertijd een toets of de rollen en taken, de
onderlinge samenwerking en het werkproces goed zijn uitgelijnd. Het zijn die zaken waarbij niemand
een steek mag laten vallen.
Advies:
a) Werk volgens de meldcode met aandachtfunctionarissen die de deskundigheid van betrokken
functionarissen onderhouden.
b) Evalueer jaarlijks de casuïstiek rondom veiligheid met zat-partners.
Zorgstructuur en onafhankelijke toets op kwaliteit
Alle scholen binnen het samenwerkingsverband hebben een schoolprofiel beschreven. Daarin is ook
de zorgstructuur uitgewerkt. Het samenwerkingsverband heeft in overleg met elke school een
verbeterplan opgesteld, zodat er op alle Amsterdamse scholen een vergelijkbaar basisaanbod is.
In de proeftuin waren de verbeterplannen onderdeel van de procesbegeleiding. De
procesbegeleiders gaven een oordeel over de kwaliteit van de zorgstructuur, op basis van tien
criteria, vastgelegd in het zogenaamde groeidocument:
- De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen
en docenten
- De school heeft haar visie op onderwijs en ondersteuning beschreven en een
ondersteuningsplan/ profiel uitgewerkt dat is opgenomen in het schoolplan
- Er is samenhang met ondersteuning, verzuim- en veiligheidsbeleid
- Er is samenwerking met ouders
- Er is samenhang en systematische aanpak ontwikkelpunten verbeterplannen
- Eerste lijn: Vroegsignalering en versterking pedagogisch klimaat
- Tweede lijn: Interne zorgteam, inhoud en planmatigheid
- Planmatig handelen en een handelingsgerichte en integrale werkwijze
- De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt handelings- en
opbrengstgericht bij de ondersteuning aan leerlingen
- Er is helderheid rol van de ouder- en kindadviseur en effectieve verbinding
zorgcoördinator en ouder- en kindadviseur
- Derde lijn: Kwaliteit van het ondersteuningsteam / ZAT
Deze geboden ondersteuning en toetsing onder verantwoordelijkheid van het
samenwerkingsverband is een belangrijk instrument om de zorgstructuur te beoordelen. Het gaat
41
niet alleen om een oordeel maar tegelijkertijd om een analyse en het opstellen en uitvoeren van een
plan van aanpak met alle betrokkenen. Daar kan de ouder- en kindadviseur een (tijdelijke) bijdrage
aan leveren, bijvoorbeeld door mentoren te ondersteunen in hun rol naar ouders.
Een deugdelijke organisatie van de zorgstructuur is immers voorwaarde voor de ouder- en
kindadviseur om haar werk te kunnen doen en om te kunnen beoordelen of de vragen samenhangen
met de populatie en/of schoolorganisatie. Deze toetsende ondersteuning door de procesbegeleider
kan ook voorkomen dat door verschil van visie en inzicht de samenwerking stagneert.
Advies
Houd een periodieke onafhankelijke toets van de kwaliteit van de zorgstructuur en maak hier
afspraken over tussen samenwerkingsverband en gemeente.
Populatieanalyse
Op de ene schoollocatie is de omvang van het aantal hulpvragen groter of de aard van de vragen zijn
anders dan op een andere locatie. Het is soms nodig om daar een beter beeld van te krijgen om de
ondersteuning en expertise af te stemmen op de vraag van de leerlingen. Ook kan er een relatie met
de ondersteuningsstructuur of het pedagogisch klimaat zichtbaar worden. In de proeftuin zijn in
samenspraak met enkele scholen een aantal populatieanalyses gemaakt of worden nog uitgevoerd.
Om zo’n analyse te maken zijn verschillende instrumenten / vragenlijsten voorhanden als zrm, sdq
(deel van de emovo uitgevoerd door de ggd),svl, Scl-90. De basis vormt altijd de informatie zoals die
bekend is bij de school in het leerlingvolgsysteem, bij de mentor en zorgcoördinator.
Een populatieanalyse ondersteunt de school en het ouder- en kindteam in het maken van gerichte
keuzes voor een aanpak. Bijvoorbeeld: door alle 1ste jaars standaard een vaardigheidstraining aan te
bieden, of mentoren te versterken in het voeren van signaleringsgesprekjes met leerlingen, door de
jeugdpsycholoog meer te betrekken, of door (tijdelijk) aanvullende formatie in te zetten, enz. De
uitvoering van een populatieanalyse is niet zonder meer vanzelfsprekend. De ervaring met deze
analyses leert ons dat we veel beter zicht krijgen op de vraag, en ons helpt om antwoorden te
vinden. De gegevens die verzameld worden zijn eigendom van de school en kunnen niet zonder
toestemming gedeeld worden.
Advies
a) Benut de mogelijkheid van een populatieanalyse bij een opvallende vraag vanuit de school.
Doe dit in aanvulling op de beschikbare gegevens uit de emovo.
b) Organiseer bijeenkomsten met leerlingen over de gewenste ondersteuning en het gebruik van
‘eigen kracht’ daarbij.
4.4.5 Hoe stimuleer je de samenwerking binnen de wijk en het stadsdeel?
Samenwerken met wijk- en stadsdeelpartners
De samenwerking van het ouder- en kindteam met het stadsdeel Noord en de voor de jongeren 12+
werkzame organisaties: Samen DOEN, GGZ, Veiligheidshuis, Leerplicht, DOCK, SSCW en JIP is van
meet af aan goed verlopen. De ouder- en kindadviseur en de verbinding met het onderwijs werd
door hen als een belangrijke aanvulling ervaren. Tegelijkertijd is het meeliften en voortbouwen op de
kennis- en infrastructuur van de organisaties binnen het stadsdeel een belangrijke voorwaarde om
het ouder- en kindteam goed te kunnen positioneren.
42
Het wijkgericht werken is binnen de proeftuin Noord is gericht geweest op het opbouwen van kennis
over sociale kaart en wijk- en buurtnetwerken. Een eerste stap wordt gezet om aan te sluiten op de
professionals overleggen o.l.v. de participatiemakelaars. De verwachting bij het meer verbinden met
wijk- en buurtnetwerken is tweeërlei:
 Er ontstaat meer zicht op de mogelijkheden voor het gebruik maken van bestaande
steunstructuren rondom gezinnen.
 Er komen meer vragen voor steun op het ouder- en kindteam af.
Advies
a) Sluit als ouder- en kindteam aan op de al bestaande netwerken en structuren van de organisaties
werkzaam binnen de stadsdelen, en zoek creatieve vormen van samenwerking vanuit de visie
van ‘Om het Kind’
Samenwerking met partners
De eerste stap vanuit het ouder- en kindteam was om wederzijds te informeren over de taken en
rollen van de verschillende functies, het uitwisselen van contactgegevens en het gesprek met elkaar
te voeren op basis van casuistiek om zodoende de ondersteunings- en samenwerkingsmogelijkheden
te verkennen. We hebben de meeste organisaties in het stadsdeel Noord gesproken en
geïnformeerd. We lichten er enkele uit:
Met Samen DOEN zijn van meet af aan praktische afspraken gemaakt over verwijzen en
samenwerken. Veel ouder- en kindadviseurs komen via de school in contact met gezinnen waar
ernstige problematiek speelt. Dit wordt vaak pas gaandeweg zichtbaar als de ouder- en kindadviseur
het vertrouwen heeft gewonnen. Het is moeilijk het vertrouwen van het gezin op de proef te stellen
door een verwijzing naar een andere hulpverlener voor te stellen. Continuïteit in de zorg is een
belangrijk uitgangspunt om resultaten te kunnen behalen. De samenwerking met Samen DOEN
vraagt op basis van opgedane ervaringen nadere uitwerking. We doen dat door op basis van
casuistiek uit te wisselen en te onderzoeken hoe we de overdracht vanuit de ouder- en kindadviseur
/ school naar Samen DOEN beter kunnen organiseren. Belangrijk aandachtspunt is hoe Samen DOEN
het contact met school onderhoudt.
Advies
a) Bespreek regelmatig de mogelijkheden van samenwerking op basis van casuïstiek tussen Samen
DOEN en ouder- en kindteam
b) Samen DOEN: zie onderwijs als een belangrijke partner en onderhoudt als zodanig contact
6
Samenwerking met met DOCK (jongerenwerk) heeft dat dit jaar geresulteerd in een aantal
concrete afspraken:
o Afstemming over inzet van ouder- en kindadviseur en/of coach vanuit DOCK bij vragen
vanuit de school.
o Gezamenlijke training op stadsdeelniveau voor faalangstige jongeren.
o Initiatief voor het opzetten van een huiswerkklas voor jongeren met een bredere
ondersteuningsbehoefte (i.s.m. stadsdeel).
o Consult vanuit het ouder- en kindteam aan DOCK-werkers t.a.v. begeleidingsvragen van
jongeren.
Door deze samenwerking zijn een aantal alternatieven ontwikkeld voor het verdwijnen van
jeugdzorgprogramma’s 12+, zoals Altra Boppi. De insteek vanuit DOCK op talentontwikkeling sluit
goed aan bij de visie van Om het Kind: kleine problemen klein houden en eigen kracht / talenten
inzetten om zaken op te pakken.

Streetcornerwork en het ouder- en kindteam hebben afgesproken om samen op te trekken in
43
de Waterlantpleinbuurt ten behoeve van kwetsbare meiden die worden gesignaleerd door het
streetcornerwork. De ouder- en kindadviseur van het Hogelant zal samen met streetcornerwork
onderzoeken welke rol het ouder- en kindteam kan spelen in de begeleiding van deze meiden in
afstemming met Dock en Samen DOEN.
 Samenwerking ABCD- aanpak
In de Molenwijk is het stadsdeel met Combiwel, Dock, Doras gestart met een wijkaanpak, waarbij
men de bewoners van de wijk betrekt bij het ontwikkelen van een aanpak die de problemen in de
wijk spelen aan te pakken. De ouder- en kindadviseur van de molenwijk (Kolom) wordt gekoppeld
aan de ABCD aanpak te onderzoeken welke verbinding zinvol is met het VO (Kolom).
 Sport- zorg
Sportzorg is een project, gefinancierd vanuit de gemeente, dat tot doel heeft om jongeren in staat te
stellen om te sporten en een brug te slaan tussen hulpverlening en sportverenigingen. Zo kan sportzorg modules geven speciaal gericht om vaardigheden te ontwikkelen of jongeren begeleiden naar
een sportclub. Het OKT bespreekt met het Kolom of er een sportmodule gestart kan worden voor de
leerlingen van het Kolom.
Advies
Stimuleer samenwerking met voorzieningen die jongeren op verschillende leefgebieden iets bieden
 Uitvoeringsafspraken: leerplicht/RMC, voortijdig schoolverlaten
Op twee scholen is specifiek aandacht gegeven aan de samenwerking rondom verzuim. Met
ondersteuning van leerplicht en het samenwerkingsverband komt er een stedelijk voorstel hoe we de
inzet van school, ouder- en kindadviseur, ggd (medisch verzuimaanpak) en leerplicht rondom
verzuim op elkaar afstemmen. We hebben de ervaring dat preventieve inzet van de ouder- en
kindadviseur effect heeft op het terugbrengen van verzuim.


Jeugd en Veiligheid (DMO) heeft de ervaringen vanuit de Proeftuinen opgehaald en gebruikt
deze voor een stedelijk advies hoe het ouder- en kindteam de ondersteuning kan organiseren
voor jongeren die overlast veroorzaken en / of zonder startkwalificatie het onderwijs hebben
verlaten.
Met het Veiligheidshuis zijn de volgende werkafspraken vastgelegd:
o Het Veiligheidshuis informeert de ouder- en kindadviseur of de zorgcoördinator altijd als er
een casus bij hun bekend is en stemt informatie af.
o De ouder- en kindadviseur kan altijd contact opnemen om te checken of een jongere bekend
is en advies vragen.
o Met onderwijs is de afspraak dat bij 12+ de zorgcoördinator wordt betrokken voor
informatie.
Advies:
a) Implementeer gemaakte afspraken leerplicht, voortijdig schoolverlaten, Veiligheidshuis
stadsbreed.
Beleidsafstemming en gebiedsanalyse
Met het stadsdeel zijn goede contacten gelegd over de beleidsafstemming op thema’s als voortijdig
schoolverlaten, leerplicht, trainingsaanbod, sociale kaart, wijk- en buurtaanpak. In april heeft dit
geresulteerd in de organisatie van een gezamenlijke bijeenkomst met alle partners: de
gebiedsanalyse. Dit bood inzicht in de feiten op een aantal leefdomeinen van de jeugd 12+ in Noord.
De gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op de ‘Staat van de Jeugd’; een start om met elkaar in
44
gesprek te gaan over wat de cijfers in de praktijk betekenen, waar prioriteiten gesteld zouden
moeten worden, en wie wat dan zou moeten doen. De bijeenkomst stond vooral in het teken van
uitwisseling en het aandragen van oplossingsrichtingen.
Ook het stadsdeel heeft de bijeenkomst een bredere inkijk gegeven op de vraagstukken binnen het
stadsdeel en zijn er beleidspunten geformuleerd. Het is echter niet gelukt om cijfers en verkregen
inzichten al samen te brengen tot concrete afspraken over te leveren prestaties op de door DMO
geformuleerde maatschappelijke doelen voor de jeugd. Daarvoor is één bijeenkomst te weinig.
Advies
a) Facilteer (2-)jaarlijkse gebiedsanalyse-gesprekken vanuit DMO/ stadsdeel met alle partners en
draag zorg voor herkenbare prestatie-indicatoren.
4.4.6 Opbouw van het ouder- en kindteam
Start van de teamontwikkeling: Leren van elkaar! Team als generalist!
Over welke kennis, ervaring en vaardigheden beschikt elke ouder -en kindadviseur? Wat wil de
ouder- en kindadviseur leren? Door vraag en aanbod van de ouder- en kindadviseurs te matchen,
stimuleren we het leren binnen het team. Niet iedereen hoeft alles te kunnen. Als teamleden hebben
we samen alles in huis. Het team is generalist. We hebben wel de basisvaardigheden benoemd.
We hebben een aantal methodische basisuitgangspunten geformuleerd: oplossingsgericht werken,
handelingsgericht werken, Triple P 2&3, Veiligheid (BJAA, en basistrainings Signs of Safety) en eigen
kracht (zie afzonderlijk advies).
Onze ervaring is dat het belangrijk is om een kader aan te brengen en de deskundigheidsbevordering
te beperken tot wat op teamniveau nodig is. Daarnaast is er ruimte individuele trainingen, zowel
gericht op de basis als ter ontwikkeling en het onderhoud van specifieke methoden.
De keuze voor oplossingsgericht werken staat bovenaan, omdat de basisprincipes naadloos
aansluiten op de uitgangspunten van ‘Om het Kind’: het versterken van de eigen kracht van ouders,
kleine problemen klein houden. Het gaat hier om het ontwikkelen van een attitude gesteund door
het gebruik van motiverende gespreksvaardigheden gericht op het ‘zelfoplossend’ vermogen van de
klant.
Het oplossingsgericht denken en handelen komt het best tot zijn recht wanneer deze breed gesteund
wordt door de wijze van ondersteuning, organisatie en de aansturing van het team. Voorwaarde is
dat de teamleider zelf handelt vanuit oplossingsgericht werken, zodat het als dagelijks
handelingsrepertoire wordt gestimuleerd.
Deskundigheid benutten en ontwikkelen
Wat hebben de ouder- kindadviseurs in huis in relatie tot het taak- en functieprofiel? Op basis
daarvan hebben we bepaald welke deskundigheidsbevordering / trainingen in te zetten.
In korte stappen:
1. Delen van expertise in een haal- en breng opdracht.
2. Individuele lijst met expertise invullen en leervragen benoemen.
3. Overzicht van ieders expertise in een gedeeld document
4. Uitwerking op basis van analyse van 1,2 en 3 in:
a. Persoonlijk leerplan gericht op:
i. Basismethoden / kennis
ii. Specifieke methoden
b. Teamleerplan
i. Bijvoorbeeld een training oplossingsgericht werken of wijkgericht werken
45
c. Leerlijn met onderwijs
i. Zoals een training handelingsgericht werken of omgaan met veiligheid
5. Opstellen door het team van een plan voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur
w.o. de organisatie en samenstelling van casuïstiekbespreking
6. Ontwikkelgroepjes; doel de uitgangspunten van het ouder- en kindteam te vertalen naar
praktijk, teamontwikkeling
De ondersteuningsstructuur
Deze bestaat in de proeftuin Noord uit:
a) Collegiale consultatie
b) Consultatie bij gedragswetenschapper of jeugdpsycholoog
c) Consultatie aandachtsfunctionaris veiligheid (veiligheidszaken)
d) Casuïstiekbespreking in het zat en in het team
e) Casuïstiekbespreking methodisch
f) Deskundigheidsbevordering op teamniveau: ook door eigen ouder- en kindadviseurs
g) Ontwikkelgesprekken met teamleider
Advies
a) Kies oplossingsgericht werken als basismethode van ‘Om het Kind’
b) Zorg voor een team met een mix in achtergrond en ervaring.
c) Stem met hen de ondersteuningsstructuur af
d) Zie het team als generalist met ouder- en kindadviseurs die eenzelfde basis hebben en waarvan
elk lid specialistische kennis inbrengt en onderhoudt
e) Laat de werkgevers samenwerken om het onderhoud en ontwikkeling van de deskundigheid te
faciliteren
Rol van de GGD binnen het ouder- en kindteam: jeugdverpleegkundige en jeugdarts
Twee jeugdartsen en twee jeugdverpleegkundigen zijn in de loop van de proeftuin in Noord
aangesloten bij het team en de leerlijnbijeenkomsten. Een belangrijke stap om de gezondheidszorg
als integraal deel van het werk te zien en elkaar te consulteren. Na een analyse van de taken hebben
we een voorstel opgesteld om een aantal taken te delen, zodat we bijvoorbeeld gezamenlijk op
huisbezoek kunnen bij jongeren met obesitas.
We hebben gesprekken gevoerd met directies en zorgcoördinatoren over het schoolprofiel dat door
de GGD wordt opgesteld. Op verzoek van de directies van een aantal schoollocaties hebben we de
gegevens uit de emovo (sdq-gedeelte) kunnen benutten bij het opstellen van populatieanalyses.
Er blijken juridische beperkingen om de samenwerking op alle door ons gewenste gebieden van de
grond te krijgen. Zo wilden we gesprekken voeren met leerlingen over de uitkomsten van de door
hen ingevulde vragenlijsten (emovo), waarin aanwijzingen waren voor sociaal-emotionele
problematiek. Dit mocht vanwege privacy niet.
Advies:
a) Ontwikkel door op de afstemming van de jeugdgezondheidstaken binnen het ouder- en kindteam.
b) Ontwikkel een juridisch kader waardoor een gezamenlijke uitvoering op een deel van de taken
mogelijk wordt.
c) Stel de informatie uit de emovo ter beschikking voor populatieanalyses.
d) Breng de informatie uit het schoolprofiel samen met informatie vanuit school en ouder- en
kindteam zodat alle informatie rondom de school bijeen is om op basis daarvan doelen en inzet
te kunnen bepalen.
3. Rol van de jeugdpsycholoog / gedragswetenschapper
46
Proeftuin Noord heeft van meet af aan gewerkt met de functie gedragswetenschapper /
jeugdpsycholoog. Twee gedragswetenschappers vanuit de jeugdzorg en een jeugdpsycholoog vanuit
de GGZ (Arkin) ondersteunden het team. Het takenpakket:


Uitvoerend:
o consult en advies aan leerling en/of ouders
o Uitvoeren van handelingsgerichte diagnostiek
o Kortdurende behandeling
Ondersteunend
o Consult advies aan ouder- en kindadviseur, zorgcoördinator en andere professionals
o Casuïstiekbespreking bij ingewikkelde casussen van ouder- en kindadviseurs
 casusbespreking: actuele casuistiek, en
 leiden van methodische casuïstiekbespreking
o Aandachtsfunctionaris veiligheid (veiligheidszaken volgens meldcode)
o Adviserend op methodisch kader en deskundigheid
Aanvankelijk lag de nadruk op de ondersteuning van de ouder- en kindadviseurs en deelname aan de
deskundigheid- en teamontwikkeling. In de loop van het jaar is er meer accent op
ondersteuningsvragen vanuit de scholen en leerlingen komen te liggen. De afspraak is dat de
gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog op verzoek van de ouder- en kindadviseur aansluit. In de
meeste situaties kon een consult aan de ouder- en kindadviseur volstaan. Dat heeft ook de voorkeur
omdat het de positie van de ouder- en kindadviseur versterkt.
De leerlingen die via de ouder- en kindadviseur bij de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog
komen, hebben vaak al veel hulpverlening gehad óf voor hen is de drempel juist erg hoog. Voor de
laatsten is het pretttig als de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog op school langs komt voor
een gesprekje.
Zorgcoördinatoren kunnen de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog direct benaderen, met
medeweten van de ouder- en kindadviseur, waardoor meer preventieve vragen ondersteund
kunnen worden.
Door op de achtergrond betrokken te zijn bij casussen van de ouder- en kindadviseurs, kan inzet van
de GGZ worden voorkomen. Zo denken scholen nog regelmatig dat een psychologisch onderzoek het
antwoord is op probleemgedrag op school. In de praktijk blijkt dat dit lang niet altijd nodig is; een
onderzoek is duur en tijdrovend. Een gesprek met school, leerling, ouder- en kindadviseur en
jeugdpsycholoog kan al helpen richting te bepalen waardoor een psychologisch onderzoek soms
overbodig is geworden. Of de jeugdpsycholoog zet via de ouder- en kindadviseur wat vragenlijsten
uit voor een eerste indicatie, afhankelijk van de uitkomst wordt het verdere beleid bepaald; dat kan
alsnog een (IQ) onderzoek zijn, maar dit is lang niet altijd nodig.
We hebben in verschillende casussen gezien dat door het geven van handelingsadviezen aan de
school een verwijzing naar de JGGZ of onderwijsvoorziening voorkomen kon worden. We willen de
rol van de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog meer uitvoering geven op het gebied van
preventieve interventies op school en het bieden van handelingsadviezen aanleerkrachten, en zo
bijdragen aan de doelstelling van Passend Onderwijs om een passende onderwijs plek te bieden voor
elk kind.
Het team ervaart de inzet van de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog als ondersteunend en als
voorwaarde om te kunnen functioneren op een school waar zij meestal als enige ouder- en
kindadviseur gestationeerd zijn. De gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog heeft duidelijk
meerwaarde bij zeer ingewikkelde casuistiek en veiligheidsvraagstukken.
47
Advies:
a) Stel voor elk ouder- en kindteam een gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog aan, als
ondersteuning en voor ingewikkelde casuistiek en veiligheidsvraagstukken.
b) Geef de gedragswetenschapper / jeugdpsycholoog de taak van aandachtsfunctionaris veiligheid,
en verbindt deze functionaris ook aan het Samen DOEN team in het werkgebied.
c) Ontwikkel de functie verder op preventieve interventies op school en het geven van
handelingsadviezen aan de leerkracht.
4. Organisatie en uitgangspunten bij het bieden van trainingen
Het team biedt trainingen centraal aan. Scholen kunnen intekenen op het aanbod. Zo kunnen
trainers het werk beter plannen en kunnen jongeren tijdig ingeschreven worden.
Tevens maakt het team afspraken over het onderhouden van de deskundigheid / methodisch
werken. Elke ouder- en kindadviseur heeft drie uur per week ter beschikking voor algemene
verrichtingen, waaronder trainingen. De ouder- en kindadviseurs met trainingsdeskundigheid worden
centraal ingeroosterd. Het ouder- en kindteam biedt trainingen aan vanuit de volgende principes.
1. De trainingen sluiten altijd aan op de vraag vanuit de school / de wijk.
2. Het is belangrijk dat trainingen als FRT, Competentietraining, Rots&Water, verbonden
zijn met de zorgstructuur van het onderwijs en een schoolfunctionaris of de wijk: mentor
/ leerkracht /zorgcoördinator/jongerenwerker betrokken is bij deze trainingen.
3. De regie (en organisatie) van de trainingen ligt altijd binnen de school / de wijk. Dit
garandeert dat:
o de juiste leerlingen via de zorgstructuur worden voorgedragen;
o er altijd binnen de structuur van de school teruggekoppeld kan worden;
o signalen vanuit school bij de trainers neergelegd kunnen worden;
o in de voorwaarden als lokaal, communicatie en materialen voorzien kan worden
4. We proberen zoveel mogelijk één ouder- en kindadviseur per trainer in te zetten in
combinatie met leerkracht, instelling, jongerenwerker.
5. Het ouder- en kindteam draagt er zorg voor dat er binnen het team voldoende deskundig
opgeleide trainers voorhanden zijn die zowel als trainer of co-trainer kunnen optreden.
6. Vanuit het ouder- en kindteam worden ook trainingen op een centrale locatie gegeven,
zoals het jongerencentrum. Waarbij de co-trainer een jongerenwerker/coach is. Aan deze
training kunnen jongeren vanuit meerdere scholen meedoen.
Advies:
Maak als school capaciteit vrij voor een functionaris die als (co-)trainer met een ouder- en
kindadviseur trainingen op schoolniveau biedt.
5. Caseloadanalyse en formatie
Begin april is in het ouder- en kindteam een analyse gemaakt van het aantal gesprekken dat per
casus gevoerd werd. Dit hebben we gedaan voor tweehonderd in RIS geregistreerde casussen. Een
casus wordt na drie contacten in RIS geregistreerd. Daarnaast hebben we bij Bureau Jeugdzorg het
aantal verwijzingen naar intensieve jeugdzorg opgevraagd. De conclusie van de inventarisatie is
hieronder weergegeven.
“We zien dat de ouder- en kindadviseurs voor 47 % van hun caseload intensieve ondersteuning (meer
dan 10 gesprekken) bieden. Deze inzet geeft aan dat naast een preventieve inzet (die in de
inventarisatie niet in kaart is gebracht) de functie voor een groot deel bestaat uit het bieden van
intensieve ondersteuning. Inhoudelijk drukt dat zich uit in het feit dat 47% van de contacten (ook)
gericht zijn op het stimuleren van een veilige en positieve gezinssituatie.
48
Er zijn vanaf het 4de kwartaal geen verwijzingen meer naar de intensieve jeugd&opvoedhulp
instellingen gedaan door het ouder- en kindteam 12+ in Amsterdam Noord. Het aantal jongeren en
ouders dat in aanmerking komt voor intensieve trajecten is in de rapportageperiode niet afgenomen.
Deze jongeren worden nu begeleid door de ouder- en kindadviseur.”
We zien een duidelijke substitutie van intensieve jeugdzorg naar de ouder- en kindadviseur. We
hebben nog onvoldoende zicht op het aantal verwijzingen naar de JGZZ en IPA. De samenwerking
met Samen DOEN is nog maar beperkt van de grond gekomen (zie elders).
Andere taken die gedurende de proeftuin zijn overgedragen aan de ouder- en kindadviseurs zijn:
o Het voeren van preventieve verzuimgesprekken in afstemming met leerplicht (voorheen
school en leerplicht). Nog slechts op enkele scholen.
o Beoordelen en handelen als de veiligheid van jongeren in het geding is veiligheid
(voorheen Bureau Jeugdzorg).
o Direct verwijzen en coördinatie van zorg (voorheen Bureau Jeugdzorg).
o Diverse trainingen (voorheen op inkoopbasis via stadsdeel / school).
o Consultatie en handelingsgerichte adviezen door de jeugdpsycholoog.
o Uitvoering en organisatie van O&O taken (thema bijeenkomsten, voorlichting etc).
o Preventieve activiteiten in de school zoals: aanwezigheid 10 minuten gesprekken,
ouderavonden, observaties, aanloop uur, handelingsadviezen.
o Deelname professionals overleggen in de wijk.
Niet alle ouder- en kindadviseurs verrichten al deze taken, maar dat gaat wel op voor het ouder- en
kindteam als geheel. De activiteiten per school worden mede afgestemd op de vraag van de
populatie, maar ook op de ambities van de school (bijvoorbeeld realiseren van ouderbetrokkenheid).
De caseloadanalyse geeft aan dat de ouder- en kindadviseurs volledig belast zijn. Op 5 schoollocaties
is sprake van een te grote vraag, resulterend in tijdelijke wachtlijsten. Het is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van school en de ouder- en kindadviseur om bij een toenemende belasting
deze op te vangen, alternatieven te bedenken en te sturen op periodieke belasting die zich binnen de
scholen voordoet. Dan wel, wanneer de belasting blijvend is, een populatieanalyse in te zetten.
De functie van ouder- en kindadviseur staat aan het begin van haar ontwikkeling en kan uitgroeien
tot een brede generalist in de pedagogische basisinfrastructuur van school en wijk. Binnen de
proeftuin hebben we vooral de eerste betekenis van de functie voor de leerlingen, ouders en scholen
kunnen verkennen en minder de samenhang met de wijk. Om de werkelijke betekenis van de eerste
caseloadanalyse te kunnen duiden is een veel bredere inventarisatie naar benutting van
zorginstellingen en substitutie naar school, wijk- en buurt nodig.
De scholen zijn gevraagd uitspraken te doen over de huidige inzet van de ouder- en kindadviseur
binnen de proeftuin. Het merendeel van de scholen (10 van de 16) geeft aan dat de beschikbare
formatie te krap is. De eerste reactie is: aanbod creëert vraag. We weten echter nog onvoldoende of
deze ‘vraag’ een vraag elders in het stelsel voorkomt. Dat is wat we willen bereiken op basis van de
uitgangspunten van ‘Om het Kind’. Doen we het goede, of moeten we dingen anders doen?
Voor het eind van het schooljaar zal op basis van historische gegevens over zorgconsumptie en de
gegevens uit de proeftuin in overleg met het samenwerkingsverband een norm voor toebedeling van
de beschikbare uren worden opgesteld.
Het zal van de beschikbare formatie afhangen of het niveau van de huidige dienstverlening
voortgezet kan worden, ingeperkt of mogelijk uitgebreid. Vooral de ontwikkeling van de functie
ouder- en kindadviseur 12+ in relatie tot de wijk verdient nadere uitwerking. Om de functie verder te
ontwikkelen en het potentieel binnen het nieuwe jeugdstelsel ten volle te benutten is het naast het
49
substitueren van taken ook nodig om formatie te verruimen. Dit zijn keuzes die samenhangen met de
basisinrichting van het jeugdstelsel.
Dit zijn geen beslissingen die over één nacht ijs genomen moeten worden maar gestoeld moeten zijn
op basis van een op de praktijk gebaseerde kosten-baten analyse. Het gebied van de proeftuin Noord
zou voor de jeugd 12+ voor dit doel benut kunnen worden.
Advies
Minimaal 24 uur ouder- en kindadviseur gemiddeld per schoollocatie en 4 tot 12 uur aanvullend,
gewogen naar populatie.
Ondersteun de inhoudelijke ontwikkeling van de ouder- en kindadviseur in het stelsel met onderzoek
naar substitutie-effecten en kosten-baten analyse.
Functiebenaming en profiel
Tijdens de evaluatie in Oost kwam nadrukkelijk naar voren dat de naam ‘ouder- en kindadviseur’
binnen het voortgezet onderwijs niet echt passend is: 12+-ers willen als jongeren aangesproken
worden. De ouder- en kindadviseurs gebruiken de functiebenaming zo min mogelijk en houden het
bij het gebruik van hun eigen naam. Zij vinden het voor de benaderbaarheid door leerlingen
belangrijk dat de functie een andere naam krijgt: jeugdadviseur.
In de huidige taak- en functiebeschrijving ligt de nadruk sterk op het kind en het gezin. Jongeren
willen meer als zelfstandig worden aangesproken. Op basis van de ervaringen zijn vanuit de
proeftuinen Oost en Noord verschillende tekstsuggesties gedaan. De taak- en functiebeschrijving zou
hierop bijgesteld moeten worden. Zij raken echter niet de kern van de functie.
Een competentie die bij de start van de proeftuin nadrukkelijk naar voren kwam is het positioneren
(binnen de scholen maar ook in andere situaties). Voorstel is om deze competentie toe te voegen.
Advies
a) Gebruik de functiebenaming Jeugdadviseur voor de jeugd 12+.
b) Voeg een de competenties behorend bij ‘positioneren’ toe aan het profiel.
Ouder- en kindadviseur in het voortgezet speciaal onderwijs
In de proeftuin Noord is er voor gekozen om niet alleen ouder- en kindadviseurs voor het regulier
onderwijs, maar ook voor het speciaal onderwijs in te zetten. Op Altra College waren al
jeugdhulpverleners verbonden aan de school. Voor het Orion College was de inzet van een ouder- en
kindadviseur nieuw. Op beide scholen hebben leerlingen en hun gezinnen te kampen met vaak
ernstige en/of chronische problematiek. Op basis van tijdens de proeftuin uitgevoerde ZRM-analyses
(zelfredzaamheid) hebben we daar nu een duidelijk beeld van gekregen. Hieronder een samenvatting
van de analyse van het Altra College (die van Orion wordt momenteel afgerond)
De zelfredzaamheid van de gezinnen van VSO-leerlingen
Tegelijkertijd spelen er problemen in de gezinssituatie van deze jongeren. Om deze laatste
problemen goed in beeld te krijgen is voor een kwart van de gezinnen van Altra College-leerlingen
een zelfredzaamheidsmatrix ingevuld. Deze lijst geeft aan in welke mate en op welke terreinen de
ouders zelfredzaam zijn. Per gezin is de lijst ingevuld voor de ouder die het meeste bij de opvoeding
van de jongere betrokken is. De gezinnen die in het onderzoek betrokken zijn, zijn uitgekozen omdat
er, ten tijde van het onderzoek, al een gesprek met de ouders gepland was. Dat betekent dat vooral
gezinnen die hulp van de jeugdzorg van Altra krijgen zijn meegenomen. Gezinnen waarvan de
jongere uit huis geplaatst is en in een instelling of bij pleegouders woont, zijn niet onderzocht,
50
evenmin als gezinnen bij wie het accent van de hulp bij de GGZ-behandeling ligt of gezinnen waar de
situatie op dit moment rustig is.
Mate van zelfredzaamheid van de gezinnen Altra College
0
5 - Volledig zelfredzaam
4 - Voldoende zelfredzaam
2 - Niet zelfredzaam
1 - Acute problematiek
2
8
11
3
4
5
1
0
1
1
2
6
8
1
11
1
6
0
1
4
3
0
0
2
9
6
4
6
9
7
1
0
6
1
6
12
1
5
11
6
3
0
1
1
5
4
5
5
3 - Beperkt zelfredzaam
7
1
1
1
3
1
6
5
17
3
3
5
11
10
2
0
0
1
3
12
4
5
4
Uit het onderzoek blijkt dat er bij 95% van de gezinnen sprake is van een beperkte mate of een
volstrekt onvoldoende zelfredzaamheid op twee of meerdere terreinen. 30% van hen is beperkt
zelfredzaam, 65% volstrekt onvoldoende zelfredzaam.
o 75% van de gezinnen heeft problemen op vier of meer terreinen, de terreinen dagbesteding
en financiën zijn daar vrijwel altijd bij. Verder zijn er problemen in de maatschappelijke
participatie en het sociale netwerk
o In 35% van de gezinnen heeft de meest betrokken ouder zelf een psychiatrisch probleem.
o Vrijwel alle gezinnen hebben problemen op het vlak van de huiselijke relaties –
vechtscheidingen, ruzie met de kinderen. Die problemen zijn zo groot dat ze er niet (10
gezinnen) of maar nauwelijks (9 gezinnen) zelf uit kunnen komen.
o 90% van de ouders heeft ernstige problemen met de pedagogische ondersteuning aan hun
kinderen. Ze kunnen hun kinderen niet aan en ze kunnen niet of nauwelijks regelen dat ze
naar school gaan.
De resultaten van het onderzoek naar psychiatrische problemen bij jongeren en zelfredzaamheid van
de gezinnen sluiten aan bij een eerder onderzoek op de Altra Collegeafdeling in Zaanstad1, waar
vergelijkbare percentages voor psychiatrische problematiek werden aangetroffen en waar voor 90%
van de leerlingen GGZ-hulp en/of jeugdzorg noodzakelijk bleek. “
De vraag naar ondersteuning van leerlingen en gezinnen is vele malen hoger dan in het regulier
onderwijs. Op Altra College is een inventarisatie gemaakt van alle handelingen en contacten die de
oka’s onderhouden met de leerlingen en ouders. Deze inventarisatie is in een apart verslag
vastgelegd en dient voor de gemeente als onderbouwing om de inzet van de formatie voor het
speciaal onderwijs te kunnen bepalen. De norm die nu gehanteerd wordt is 30 leerlingen op 1 fte
oka. Daarnaast is er inzet vanuit de Bascule (GGZ) noodzakelijk.
1
Sanne Pronk en Myrte Wissink – orienterend onderzoek naar GGZ en jeugdzorgbehoefte bij leerlingen van AC Zaanstreek
2012-2013, februari 201
51
De uitkomsten van de zelfredzaamheidsmatrix zijn afzonderlijk aan DMO gerapporteerd. De
uitkomsten geven aan hoe belangrijk het is om een integrale analyse op te stellen bij de start.
De ouder- en kindadviseur in het speciaal onderwijs heeft naast het reguliere taakprofiel, kennis en
ervaring op het gebied van JGGZ en LVB nodig om het werk goed te kunnen doen, en de benodigde
interventies af te kunnen stemmen met specialisten en de school.
De ondersteuning van de jeugdpsycholoog verschilt niet direct van de inzet rondom het regulier
onderwijs. Dit komt veelal omdat er al diverse zorg wordt ingezet en veel kennis binnen de school bij
de zorgcoördinator beschikbaar is. De oka van MEE , werkzaam bij Orion, heeft nog veel steun gehad
van de moederorganisatie.
De samenwerking met Samen DOEN verloopt weinig anders dan in de reguliere processen. Wel is het
opvallend dat van de doelgroep in het speciaal onderwijs, ondanks de vaak zware problematiek, er
maar een beperkt aantal gezinnen bekend zijn bij Samen DOEN.
De wijze waarop zorg ingekocht zou moeten worden door de oka zal voor een groot deel afhankelijk
zijn van de wijze waarop de gemeente het stelsel inricht. Stelt zij formatie ter beschikking voor een
brede oka-functie ( die de meeste vragen oppakt), of komt er formatie beschikbaar waar het (V)SO
trekkingsrecht op heeft bij diverse instellingen, of gaat zij over op populatiebekostiging, of wordt
specialistische zorg alleen op basis van een beschikking ingezet. Pas als deze keuzen gemaakt zijn kan
meer over de taken van een ouder- en kindadviseur in het VSO gezegd worden.
Advies
Verbind een oka functionaris met een breed takenpakket aan het (V)SO zodat naast een integrale
analyse ook de ondersteuning voor thuis en school ge kan worden.
Continueer bestaande onderwijszorgarrangementen in het VSO en blijf met onderzoek volgen wat de
resultaten voor de jongere, ouders en het stelsel zijn, stel daarop zonodig bij.
4.4.7 Effectieve communicatie en faciliteiten
ICT-ondersteuning
Het ouder- en kindteam doet mee aan een Pilot van Altra in samenwerking met overige instellingen,
de gemeente Amsterdam, Microsoft en Wortell. Doel is om uit te proberen welke ICT-ondersteuning
een ouder –en kindteam nodig heeft. De gemeente en de instellingen willen de nieuwe wijkteams
(zowel de ouder- en kindteams als Samen DOEN) goed faciliteren. Altra heeft afgelopen jaar een plan
gemaakt hoe zij al haar medewerkers kan voorzien van een goede mobiele werkplek, met
bijbehorende apparatuur, waarop je snel en makkelijk gegevens kunt opvragen en delen. Denk
daarbij aan een 4G smartphone, een tablet of tablet-pc met de juiste computerprogramma’s, etc. Dit
is een langlopend en kostbaar traject en daarom wil Altra dit graag eerst in het klein uitproberen in
één team.
Advies
Leer van de ICT-pliot, en implementeer wat werkt.
Registratie: RIS en LVS
Waar te registreren? Dat geeft bij de ouder- en kindadviseurs nog steeds veel onduideijkheid. Een
nadere afstemming over welke informatie waar vastgelegd wordt is noodzakelijk. Daarbij zou
52
gekeken moeten worden naar technische mogelijkheden die de registratie vergemakkelijken en
dubbel registreren in een leerlingvolgsysteem én RIS voorkomt.
Binnen de Proeftuin is ruime ervaring om, met ondersteuning van privacy- en ict-deskundigen, een
voorstel in te ontwikkelen.
Advies
Richt een eenduidige registratiestructuur in voor ouder- kindteam en onderwijs.
Communicatie
De communicatie voor de proeftuinen wordt aangestuurd en ondersteund vanuit DMO. DMO heeft
een programmastijl, communicatiestrategie en richtlijnen vastgesteld. Een toolkit biedt de nodige
handvatten om vanuit de proeftuinen eigen aangepast materiaal te maken.
Eerder constateerden we al dat de benaming ouder- en kindadviseur niet geschikt is voor 12+
doelgroep. Binnen de proeftuin 12+ kon daarvan niet worden afgeweken.
Voor de proeftuin zijn – naast de centraal aangeboden items - de volgende materialen ontwikkeld:
 Flyer voor jongeren
 Nieuwsflits met nieuws vanuit en voor het team
 Standaardtekst voor schoolgidsen van betrokken scholen
 posters
Om de ouder –en kindadviseur en de nieuwe werkwijze onder de aandacht te brengen heeft het
team bijdragen geleverd / meegewerkt aan:
 Een artikel in Jong aan de Amstel over de ouder- en kindadviseurs. Hierbij werd een adviseur
en een cliënt geïnterviewd.
 Informatie over het ouder- en kindteam 12+ Noord op de website www.amsterdam.nl
 Nieuwsbrief van DMO
 Nieuwsflits van ouder- en kindteam 0-12 vanuit stadsdeel Noord
 Interview in de nieuwsbrief van Altra
 Artikel in het jaarverslag van Altra.
53
6. Bijlagen
Produktopbrengst en brondocumenten:
Deze startdocumenten bij implementatie zijn te vinden op http://www.swvadam.nl/proeftuinen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
Brochure leergang
Visuele zorgstructuur met OKA
Groeidocument
Lijst schoolse vaardigheden
Document vroegsignalering
11 referenties basisondersteuning
Aanmeldformulier OKA
Aangepaste taakprofiel OKA
Voorgestelde taakprofiel zorgco
VO aanmeldfomulier tbv onderwijs/jeugdhulpverwijzing
Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld
Stappenplan huiselijk geweld
Info voor ouders mbt OKA en ZAT
Checklist effectief ZAT
Toestemmingsformulier ZAT
Leerlingbespreking
Integrale analyse intern zorgteam
VO aanmeldformulier
Info tbv de OKA leerlijn mbt structuur onderwijs
HGW in ZAT
Richtlijn taken leerplicht voor het VO
54
Samenvatting Om het Kind
Relatie met zorg voor jeugd Scholen hebben een belangrijke rol bij het tijdig signaleren van
problemen van kinderen en jeugdigen. Zij bereiken vrijwel alle jeugdigen en zien leerlingen meerdere
uren per dag. Zo vangen zij vaak als eerste (naast de ouders en leeftijdgenootjes) signalen op.
Leerkrachten/docenten en intern begeleiders/zorgcoördinatorördinatoren moeten kunnen
onderscheiden of bepaald gedrag te maken heeft met onderwijsproblemen of dat de oorzaak elders
ligt. De gedragsproblemen van leerlingen in de klas kunnen veroorzaakt worden door leerproblemen
of het pedagogisch klimaat in de klas. Vaak zal de oorzaak echter ook buiten de klas, in de genetische
aanleg of thuissituatie van de jeugdige liggen. Dit betekent niet dat de verantwoordelijkheid van
school ophoudt, wel dat ook de gemeente, als hoeder en financier van het nieuwe jeugdstelsel, een
verantwoordelijkheid heeft om de problemen te helpen oplossen of hanteerbaar te houden.
De gemeente en schoolbesturen zijn afgelopen al intensief met elkaar in gesprek geweest over de
volgende thema’s. Voor elk van deze thema’s geldt dat de opbrengsten van de proeftuinen van groot
belang zijn voor de uitwerking.
Eigen kracht en hulp dichtbij organiseren
Er is overeenstemming over de centrale uitgangspunten van eigen kracht en het klein houden van
problemen. Gemeente en onderwijs willen beide hulp en ondersteuning dichtbij organiseren en
samen werken aan een sterke pedagogische omgeving op en rond de school.
Organisatie ondersteuning en hulp in en om de school
Op school staat de driehoek leerling – leerkracht – ouders centraal. Wanneer extra
onderwijsondersteuning en/of zorg nodig is, hebben elk van deze drie partijen hierin een belangrijke
rol. In deze visie vinden gemeente en schoolbesturen elkaar. Over de precieze rolverdeling moeten
nadere afspraken gemaakt worden. Zo willen de scho-len graag zeggenschap over de inzet van de
ouder- en kindadviseur, jeugdarts en jeugdpsycholoog op school. En wil de gemeente aan de andere
kant invloed op de herijking van de positie en taken van intern begeleiders en
zorgcoördinatorördinatoren. Voor invulling van deze functies en het uitlijnen van de organisatie
worden de ervaringen gebruikt die in 2013 in de proeftuinen worden opgedaan. Ook zal een
“wegingsfac-tor” – welke school heeft recht op welke inzet vanuit het gemeentelijk jeugddomein –
uitgewerkt moeten worden. Sommige scholen hebben nu eenmaal een leerlingpopulatie die om
meer ondersteuning vraagt dan andere.
Gebiedsgericht werken, bovenschoolse voorzieningen
De schoolbesturen en samenwerkingsverbanden kunnen zich vinden in een gebiedsgericht aanbod
van hulp om de school. Voor het basisonderwijs zoeken we gezamenlijk naar een gepaste aanpak op
het niveau van de verzorgingsgebieden van de ouder- en kindteams. Het samenwerkingsverband
primair onderwijs zal in dat kader ook de positie van het speciaal basisonderwijs opnieuw bepalen,
als tussen-voorziening tussen regulier en speciaal onderwijs. Voor het voortgezet onderwijs is de
situatie anders, omdat het voortgezet onderwijs in Amsterdam een sterke traditie kent van regionale
of zelfs stedelijke bovenschoolse voorzieningen, zoals STOP, de Transferia en school2care. De
gemeente wil deze samenwerkingsvormen van onder-wijs en zorg zeker voortzetten. Ook de
inrichting van de ondersteuning en hulp in en rond het (Voortgezet) Speciaal Onderwijs vraagt om
verdere uitwerking.
Verwijzing naar speciale onderwijsvoorzieningen
De samenwerkingsverbanden gaan nieuwe vormen van toewijzing ontwikkelen naar speciale
onderwijsvoorzieningen, SBO en (V)SO. De oude indicatiestellingen verval-len. Over de rol van het
ouder- en kindteamen de inzet van andere zorgprofessionals uit het nieuwe jeugdstelsel bij deze
55
toewijzingen zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden. Hier valt nog veel te winnen in het
arrangeren van gezamenlijke onderwijszorgtrajecten.
Professionalisering
De samenwerkingsverbanden stellen een professionaliseringsagenda op. Het Rijk stelt hiervoor extra
middelen ter beschikking. Centrale thema’s zijn de integratie van handelingsgericht werken en
opbrengstgericht werken en omgaan met verschillen. De instrumenten van KBA en KVA kunnen
dienen als basis. Om tot een gezamenlijke taal te komen – waardoor onderwijs- en zorgprofessionals
elkaar beter leren verstaan en beter gaan samenwerken – is het belangrijk dat de
professionaliseringsagenda’s binnen het onderwijs en het nieuwe jeugdstelsel op elkaar aansluiten,
vooral wat betreft handelingsgericht werken, aanspreken op eigen kracht en omgaan met ouders.
Ouders
Zowel het onderwijs als de gemeente wil ouders een sterke positie geven. Een kader voor
ouderbetrokkenheid maakt deel uit van de ondersteuningsplannen van de
samenwerkingsverbanden, net zoals de gemeente in haar beleidsplan duidelijk zal maken hoe
burgers betrokken worden. Onderwijs en gemeente dienen uit te werken hoe de driehoek leerkracht,
leerling én ouders altijd betrokken wordt bij het opstellen, bespreken en uitvoeren van
handelingsplannen (of ontwikkelingsperspectieven).
56