Mirna Pit Het nieuwe basisexamen en het spreekexamen A2 sept ’14 Functionele taalvaardigheid en menselijke beoordeling Les 190 28 Vorig jaar werd bekend dat na acht jaar Toets Gesproken Nederlands het basisexamen inburgering buitenland en het spreekexamen van het inburgeringsexamen Nederland opnieuw aanbesteed zouden gaan worden door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het ministerie vroeg uiteindelijk Bureau ICE de nieuwe onderdelen te gaan ontwikkelen. Per 1 november 2014 zullen de nieuwe onderdelen afgenomen kunnen worden in binnen- en buitenland. Wat hebben migranten nodig aan elementaire basiskennis van het Nederlands om zich na hun komst in Nederland te kunnen redden? Op welke manier kunnen we op een betrouwbare en valide manier toetsen of ze die taalvaardigheid beheersen? En welke toetsvorm zal een positief effect hebben op het leerproces van de inburgeraar? Voor vragen als deze zag Bureau ICE zich gesteld toen duidelijk werd dat onderdelen van de inburgeringsexamens vernieuwd zouden moeten worden. De kaders staan wettelijk vast: het basisexamen inburgering buitenland bestaat uit een onderdeel lezen op niveau A1, spreken op niveau A1 en een stukje Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS). Het examen wordt afgenomen op een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangewezen locatie in het buitenland, meestal een ambassade of consulaat. Het inburgeringsexamen Nederland bestaat uit de onderdelen KNS, leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid, alle op niveau A2. Het wordt afgenomen op een examenlocatie van DUO. Wat hebben migranten nodig aan elementaire basiskennis van het Nederlands om zich na hun komst in Nederland te kunnen redden? Spreekexamen buitenland (A1) In ons voorstel legt de kandidaat het spreekexamen via de computer af. De kandidaat ziet een filmpje van een persoon op het scherm die hem een vraag stelt, bijvoorbeeld Wat gaat u morgen doen? De kandidaat spreekt via de headset zijn of haar antwoord in. Het ingesproken antwoord wordt vastgelegd en op een later moment beoordeeld door twee beoordelaars met behulp van een beoordelingsmodel. De kandidaat mag de vraag zo vaak herhalen als hij dat wenst en mag het antwoord zo vaak als hij wil corrigeren en opnieuw inspreken. De vragen die de kandidaat moet beantwoorden op A1, hebben een enkelvoudige structuur en gaan uiteraard over zeer vertrouwde onderwerpen die de directe leefomgeving van de kandidaat betreffen. In termen van het Raamwerk Nt2 bestrijken ze vooral het thema dagelijks leven en in mindere mate de domeinen opleiding en werk. Het beoordelingsmodel waarmee beoordelaars de antwoorden van de kandidaat beoordelen, is gebaseerd op de omschrijvingen van het te meten niveau in het Raamwerk Nt2. Het model zal, als het definitief is vastgesteld, openbaar worden gemaakt. Zin afmaken Daarnaast legt de kandidaat nog een ander productief spreekonderdeel af, sept ’14 inburgering buitenland in Nederland eveneens via de computer. Hij ziet op het scherm en hoort via de headset een zin gevolgd door het eerste gedeelte van een zin die door de kandidaat aangevuld moet worden. Een afbeelding op het scherm geeft hulp bij de interpretatie van de situatie die in de eerste zin wordt geschetst. De kandidaat moet de zin afmaken en spreekt zijn antwoord in. Ook hier kan de kandidaat net zo vaak afluisteren en inspreken als hij wil. Bijvoorbeeld Anna krijgt bloemen. Anna is ….. Ook dit onderdeel wordt beoordeeld door menselijke beoordelaars met behulp van een beoordelingsmodel. Met dit type toetsvragen kunnen we ervoor zorgen dat het Raamwerk Nt2 in de volle breedte wordt gedekt. Met aanvulzinnen kun je immers de output van een kandidaat zodanig sturen dat alle domeinen van het Raamwerk Nt2 worden gedekt, en dat niet alleen uitingen worden ontlokt die bij de eigen situatie van de kandidaat horen. Je kunt je bijvoorbeeld voorstellen dat het lastig is in het vraag-antwoord onderdeel open vragen over opleiding of werk te stellen zonder de achtergrond van de kandidaat te weten. Een vraag als Wat eet u graag? is in principe door iedereen te beantwoorden, maar een vraag als Hoe lang doet u uw werk al? niet. Een aanvulzin als Juan gaat naar zijn werk. Hij werkt in een ... is aan te vullen ongeacht de achtergrond van de kandidaat. Om te kunnen slagen voor het spreekexamen moet de kandidaat beide onderdelen ervan voldoende maken. Bij een herkansing moet een kandidaat dus beide onderdelen opnieuw doen. Positieve effecten Met deze samenstelling van het examen spreekvaardigheid bereiken we naar ons idee meerdere positieve effecten. In de eerste plaats toetsen de taken functionele spreekvaardigheid: de inburgeraar wordt getoetst in een voor hem herkenbare situatie, waardoor de beste indruk wordt verkregen van zijn of haar taalvaardigheid in toekomstige spreeksituaties in Nederland. Antwoord kunnen geven op vragen van een geïnteresseerde medelander of van een persoon die een functionele relatie met de inburgeraar onderhoudt, helpt de inburgeraar bij zijn toekomstige integratie in Nederland. Wij verwachten daarbij ook een positief effect op het voortraject: de zelfstandige voorbereiding door de inburgeraar en/of het taalvaardigheid onderwijs van taaldocenten zal zich richten op deze toets. De ontwikkeling van functionele taalvaardigheid is daarmee terug in de lesmethodes en in de klas. Verder verwachten wij dat we met deze toetsvorm een hoge mate van face validity bereiken (dat wil zeggen de toets lijkt op wat hij beoogt te meten). Deze kan in belangrijke mate bijdragen aan het draagvlak van de toets onder zowel de doelgroep van inburgeraars als de beroepsgroep Nt2-docenten. Leesexamen buitenland (A1) Het examen Lezen A1 valt uiteen in twee onderdelen: technisch lezen en functioneel lezen. Technisch lezen Het construct dat we beogen te meten bij het onderdeel technisch lezen is de mate waarin de kandidaat in staat is een juiste klank-tekenkoppeling in het Nederlands te leggen. Het gaat ons hier dus om de leesnauwkeurigheid. Een ander aspect dat vaak in verband met technisch lezen wordt genoemd, is de leessnelheid, of de fluency (denk bijvoorbeeld aan de 2-minuten toets in de TIWi waarbij de kandidaat in twee minuten tijd zoveel mogelijk woorden moet oplezen). Bij het operationaliseren van dit construct naar een toets die past bij de randvoorwaarden die het digitale systeem, de beoordelaarslast, de setting in het buitenland, etc. opleggen aan de toetsomgeving, hebben wij ons beperkt tot het meten van de leesnauwkeurigheid. Les 190 29 sept ’14 Les 190 30 Twee typen meerkeuzevragen In de door ons voorgestelde opzet van het onderdeel technisch lezen, krijgt de kandidaat twee typen meerkeuzevragen voorgelegd in dezelfde digitale toetsomgeving als bij spreken. In het eerste type vragen krijgt de kandidaat auditief (via de koptelefoon) een stimulus in de vorm van een woord aangeboden en selecteert hij uit een aantal geschreven alternatieven het juiste antwoord. Bijvoorbeeld: de kandidaat hoort het woord raam, en selecteert uit de vier alternatieven raam, raak, raat, raas het juiste antwoord. Op die manier wordt getoetst of de kandidaat de aangeboden klanken kan koppelen aan de juiste grafemen (leesnauwkeurigheid). Het tweede type vragen is een variant op het eerste type: de kandidaat leest een geschreven stimulus (een woord) op het beeldscherm. Vervolgens selecteert hij uit vier audio-alternatieven de juiste verklanking. Hij ziet bijvoorbeeld het woord raam op het scherm, hoort vervolgens de vier alternatieven raam, raak, raat en raas en moet de juiste verklanking selecteren. De woorden en bijbehorende klanken die getoetst worden verschillen van elkaar met betrekking tot het aantal lettergrepen, de afronding van de lettergrepen (gesloten en open lettergrepen), de combinatie van medeklinkers en klinkers en de klankzuiverheid van het woord. Uitgangspunt bij de constructie vormt het niveau Alfa C van het Raamwerk Alfabetisering. Bij het schrijven van dit artikel is de exacte samenstelling van het onderdeel technisch lezen overigens nog in onderzoek en afhankelijk van de resultaten van de pretest die momenteel wordt gehouden onder een representatieve steekproef van de populatie. Functioneel lezen Bij het onderdeel functioneel lezen krijgt de kandidaat op het scherm leesteksten te zien, gekoppeld aan de domeinen werk, opleiding en dagelijks leven uit het Raamwerk Nt2. Per leestekst krijgt de kandidaat telkens twee meerkeuzevragen met drie of vier antwoordmogelijkheden. De kandidaat moet het juiste antwoord met de muis selecteren. De leesteksten in dit onderdeel zijn principieel functioneel van karakter. Daarmee bedoelen we dat we uitsluitend teksten gebruiken die kandidaten ook in het dagelijks leven (kunnen) tegenkomen, en dat de vragen die gesteld worden, passen bij het leesdoel van de teksten. Natuurlijk staan we hierbij voor een dilemma: kiezen we voor teksten die de kandidaat in het land waar hij (nog) woont kan tegenkomen, of kiezen we voor teksten waarmee hij straks, als hij in Nederland woont, in aanraking komt? We hebben gekozen voor het laatste: het examen is primair een inburgeringsexamen en moet bijdragen aan de zelfredzaamheid van de inburgeraar in de Nederlandse samenleving. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat deze kandidaten nog niet in Nederland wonen en deze teksten dus in hun dagelijkse praktijk niet kunnen tegenkomen. Om gewend te raken aan de nieuwe manier waarop het onderdeel leesvaardigheid geëxamineerd wordt, komt er een gratis voorbeeldexamen beschikbaar. We gaan er vanuit dat de kandidaten zich hiermee goed kunnen voorbereiden op het examen.Overigens is de keuze van onderwerpen voor de teksten allerminst arbitrair. Als richtlijn hebben wij gehanteerd dat de onderwerpen van de teksten voorstelbaar moeten zijn vanuit het perspectief van een niet-inwoner van Nederland. Net als bij spreken moet de kandidaat beide onderdelen van het leesexamen voldoende maken om te kunnen slagen voor het leesexamen. Bij een herkansing moet hij dus beide onderdelen opnieuw doen. KNS De vragen van het KNS examen veranderen niet ten opzichte van de oude situatie, afgezien van enkele vragen die geactualiseerd worden. Wel verandert de afname: de vragen met de foto’s worden digitaal afgenomen en het examen wordt een meerkeuzetoets; de kandidaat moet uit twee antwoordalternatieven het juiste antwoord selecteren. De bijbehorende film blijft ongewijzigd maar is wel geactualiseerd. Als de kandidaat zakt voor het spreek-, lees- of KNS examen, hoeft hij alleen de onvoldoende examens te herkansen. Spreekexamen Nederland (A2) Het spreekexamen Nederland is vergelijkbaar met het eerst besproken spreekonderdeel buitenland, waarbij een toetsleider in beeld vragen stelt aan de kandidaat die hij moet inspreken, en een menselijke beoordelaar de uitingen van de kandidaat met behulp van een beoordelingsmodel beoordeelt. In Nederland gaat het natuurlijk wel om een examen op A2. De kandidaat kan dus een breder scala aan vragen verwachten. Daarnaast zijn de vragen complexer van structuur. Op A2 moet de kandidaat kunnen laten zien dat hij in staat is zinnen te produceren en samenhang te creëren in zijn uitingen. Om ervoor te zorgen dat kandidaten dat type productie laten zien, stellen we meerledige vragen. De toetsleider in beeld vraagt bijvoorbeeld: Wat wilt u dit weekend doen? Vertel ook waarom u dat wilt. Om een dergelijke vraag adequaat te beantwoorden, kan de kandidaat zich niet beperken tot het uiten van enkele losse woorden, maar zal hij complexere of meerdere zinnen moeten produceren om een adequate reactie te kunnen geven. En dat is precies wat een tweedetaalleerder op dit niveau moet kunnen. Twee onderdelen Net als het spreekexamen buitenland bestaat ook het spreekexamen in Nederland op A2 uit twee onderdelen om de dekking over het Raamwerk Nt2 te borgen. In het tweede onderdeel ziet en hoort de kandidaat via de computer een kort filmpje van een gesprek tussen twee personen. Het gesprek wordt stilgezet en op het scherm verschijnen (uitgeschreven) drie mogelijke reacties van een van de personen. Deze reacties worden ook auditief aangeboden. De kandidaat moet vanuit het perspectief van die persoon de best passende reactie kiezen selecteren. Dit type items heeft twee grote voordelen: in de eerste plaats drukt deze methode de beoordelingslast, en is daarmee in termen van tijd en geld kostenbesparend. Maar daarnaast biedt het de mogelijkheid om dekkend te zijn voor het Raamwerk Nt2 op A2 daar waar dat met een directe vorm van toetsing moeilijk realiseerbaar is Met behulp van de nieuwe voorbeeldexamens kan de kandidaat zich goed voorbereiden op het eigenlijke examen Het hangt af van de wijze waarop de taak wordt geoperationaliseerd, op welke linguïstische competentie de kandidaat het meest aangesproken wordt en wat er getoetst wordt. Als de kandidaat in de door ons voorgestelde taak de keuze heeft uit drie inhoudelijk (semantisch) van elkaar afwijkende uitingen, wordt primair een beroep gedaan op de semantische kennis van de kandidaat (welke reactie is inhoudelijk passend in de context). Als de Tot slot Het niveau van kwaliteitsborging bij de ontwikkeling van een dergelijk ‘high-stakes’ examen is vanzelfsprekend hoog: alle examenonderdelen worden uitgebreid gepretest en bovendien kritisch tegen het licht gehouden door verschillende externe adviescommissies. Alleen toetsvragen die goedgekeurd worden door de adviescommissieleden en psychometrisch van uitstekende kwaliteit zijn, worden in de examens opgenomen. Dat geldt ook voor de voorbeeldexamens die dit najaar zullen verschijnen op de website van DUO (www.inburgeren.nl). Met behulp van deze (volledige) examens kan de kandidaat zich goed voorbereiden op het eigenlijke examen; voor de meerkeuze-onderdelen krijgt de kandidaat automatisch ook een uitslag, waarmee de kandidaat zicht krijgt op zijn kans van slagen voor het examen. Ook kan de kandidaat die zich voorbereidt op het basisexamen buitenland gebruikmaken van het lespakket Naar Nederland, dat herzien wordt met het oog op de nieuwe examenonderdelen. Voor de laatste stand van zaken nodigen we u graag uit om op 2 oktober bij Bureau ICE een informatiebijeenkomst over de nieuwe examenonderdelen bij te wonen. Na de eerste bijeenkomst in mei jl. organiseert Bureau ICE nu een tweede bijeenkomst om opnieuw alle belanghebbenden en belangstellenden op de hoogte te brengen van recente ontwikkelingen rondom de nieuwe examenonderdelen en met elkaar in gesprek te gaan over de gevolgen voor het onderwijs, de Nt2-docenten en de inburgeraars. U kunt zich hiervoor aanmelden door een mailtje te sturen naar [email protected]. U kunt zich hier ook aanmelden voor de nieuwsbrief Inburgeringsexamen. Mirna Pit Correspondentie: [email protected] Met dank aan Janneke Helsloot en Franke Teunisse voor hun commentaar op eerdere versies van dit artikel. De auteur is manager ontwikkeling en realisatie bij Bureau ICE. sept ’14 reacties syntactisch van elkaar verschillen, wordt de grammaticale kennis getoetst (welke reactie is juist?). Zijn de reacties inhoudelijk wel vergelijkbaar maar verschillen ze van elkaar wat betreft hun pragmatische adequaatheid (welke reactie past het beste?), dan wordt met name een beroep gedaan op de socio-pragmatische competentie, en als de drie reacties van elkaar verschillen in de wijze waarop ze zijn uitgesproken, dan wordt de fonologische competentie aangesproken. Hoewel spreekvaardigheid zo niet in zijn ‘volle omvang’ wordt getoetst, kan een op deze wijze verkregen beeld van de onderliggende competenties wel een krachtige voorspeller zijn van de spreekvaardigheid van de kandidaat. In de pretest wordt getoetst of dat zo is en worden de diverse typen items onderzocht. Ook moet de pretest uitwijzen wat een goede balans is tussen het eerste examenonderdeel (directe toetsvorm) en het tweede (indirecte toetsvorm) met het oog op de samenstelling van het examen. 31 Les 190 (vergelijk de toelichting hierboven voor A1). De kandidaat komt bij dit onderdeel niet zelf aan het woord; spreekvaardigheid wordt hier dus indirect getoetst. Op het eerste gezicht bevreemdt dat wellicht, maar vanuit taalwetenschappelijk oogpunt kan dit een verantwoorde methode zijn om zicht te krijgen op de spreekvaardigheid van de tweedetaalleerder. Om een bepaald niveau van spreekvaardigheid te hebben, moet de leerder beschikken over een breed spectrum van linguïstische competenties. Bij een directe toetsvorm zoals hierboven geschetst wordt het spreken in al zijn facetten geobserveerd, die de beoordelaar al dan niet, afhankelijk van het beoordelingsmodel, betrekt in zijn beoordeling van het taalgedrag. Bij de door ons voorgestelde indirecte vorm van toetsing van spreekvaardigheid hoeft de kandidaat niet te spreken, maar wordt voor een groot deel een beroep gedaan op dezelfde linguïstische competenties van de kandidaat.
© Copyright 2024 ExpyDoc