Lesmap DE HANDEN VAN FATMA © STEF DEPOVER Intro Deze lesmap is gemaakt voor de 3e graad van het middelbaar onderwijs. Ze geeft een aantal tips en vragen om voor en/of na de voorstelling ‘De handen van Fatma’ met de leerlingen over het stuk van gedachten te wisselen en creatief aan de slag te gaan. Het zijn slechts enkele tips... Wij zijn er zeker van dat jullie zelf nog andere ingangen in deze voorstelling kunnen vinden. Deze lesmap stelt twee verschillende invalshoeken voor: 1. De eerste invalshoek (blz. 2 en volgende) focust op de historische context van de voorstelling en op inhoudelijke thema’s als migratie, superdiversiteit en generatieconflicten. Met achtergrondinformatie en concrete opdrachten nodigen we de leerlingen uit zich hierin te verdiepen, en hun bevindingen en opinies met anderen te delen. 2. De tweede invalshoek (blz. 7 en volgende) stelt de vraag: hoe wordt theater gemaakt? Wat komt er, naast het thema en de tekst, nog allemaal bij kijken? We prikkelen de leerlingen om oog en oor te hebben voor de verschillende elementen die de voorstelling maken tot wat ze is. We geven enkele sleutels mee om meer uit hun theaterervaring te halen, en creatieve opdrachten waarmee de leerlingen zelf aan de slag kunnen. Idealiter komen in de lessen beide invalshoeken aan bod, voor en na het bezoek aan de voorstelling. We wensen jullie alvast veel plezier met De handen van Fatma, in het theater en in de klas! De handen van Fatma 1 De handen van Fatma: inleiding Een Marokkaanse vrouw komt, in het voetspoor van haar man, naar België. Vol verwachtingen en hoop. Wat is er van al die verlangens geworden? Hoe blikt de oude vrouw op de jonge vrouw terug? De handen van Fatma vertelt het verhaal van de eerste generatie Marokkaanse vrouwen die in de jaren ’60 hun man volgden naar een vreemd land. Over de mannen weten we meer: zij kwamen als gastarbeiders, omdat België nood had aan werkkrachten. Maar hoe zag het leven van de vrouwen eruit? Wat waren hun ervaringen toen, later en nu? Hun verhaal wordt zelden verteld… De handen van Fatma geeft de toeschouwer een inkijk in het hoofd en het hart van Fatma, een personage dat door drie verschillende actrices wordt vertolkt. Er komen dus verschillende fases van haar leven én verschillende aspecten van haar persoonlijkheid aan bod. Historische context In 2014 is er heel wat te doen rond “50 jaar migratie”, omdat het 50 jaar geleden is dat de Belgische overheid migratieakkoorden ondertekende met Marokko en Turkije. Dat gebeurde in 1964. Maar ook voordien al voerde België een actief beleid om via migratieakkoorden gastarbeiders aan te trekken. Na de tweede wereldoorlog was er in België immers een gebrek aan arbeidskrachten, vooral voor het zware werk in de mijnen. De Belgische overheid startte daarom een campagne. Er werden akkoorden gesloten met andere overheden, zodat mannen uit deze landen in de Belgische industrie konden komen werken als gastarbeiders, om zo de Belgische economie mee tot bloei te brengen. In 1946 sloot België het eerste migratieakkoord, met Italië. Hiermee zouden 50 000 Italianen in België komen werken. In 1956 gebeurde echter de beruchte mijnramp in Marcinelle, waarbij 262 mensen om het leven kwamen. Meer dan de helft van de slachtoffers waren Italianen. Omdat de arbeidsomstandigheden in België niet werden aangepast, wilde de Italiaanse overheid geen werkkrachten meer sturen. België moest de mankracht dus elders gaan zoeken. Drie maanden na de ramp in Marcinelle, nog steeds in 1956, sloot België nieuwe migratieakkoorden met Spanje en Griekenland. Acht jaar later, in 1964, volgden de migratieakkoorden met Marokko en Turkije. Tot in 1974 voerde de Belgische overheid actief campagne in deze landen om er arbeiders te recruteren. Leesopdracht Deze opdracht wordt bij voorkeur gegeven vóór het bezoek aan de voorstelling. De tekst op de volgende bladzijde vormt de inleiding van de brochure “Vivre et travailler en Belgique”, die de Belgische overheid in 1964 uitgaf om arbeiders uit Marokko en Turkije aan te moedigen om naar België te komen. Deze brochure kaderde in een actieve recruteringspolitiek. Een scan van de volledige brochure (in het Frans) vind je in bijlage. Lees en bespreek: met welke argumenten wil de Belgische regering arbeiders uit Marokko en Turkije overtuigen om in België te komen werken? Met welke zinnen moedigt de Belgische overheid ook de Marokkaanse vrouwen aan om naar België te komen? De handen van Fatma 2 “ARBEIDERS, wees welkom in België! U denkt erover om in België te komen werken? Of misschien hebt u “de grote beslissing” al genomen? Wij, Belgen, zijn gelukkig dat u met uw krachten en uw verstand komt bijdragen aan ons land. Maar wij willen graag dat dit nieuwe leven ook bijdraagt tot uw geluk. Om dat te bereiken, stellen wij u het volgende voor: in deze brochure zullen wij proberen u te informeren over de leefen werkomstandigheden die u in België te wachten staan. Zo kan u “het grote vertrek” ondernemen met kennis van zaken. Emigreren naar een land dat noodzakelijkerwijs verschillend is van het uwe, stelt enkele aanpassingsproblemen. Deze moeilijkheden van in het begin zal u veel makkelijker te boven komen als u een normaal leven leidt; dat wil zeggen: een familiaal leven. België is een land waar het werk goed wordt betaald en waar er veel comfort is, vooral voor wie er met zijn gezin leeft. U zal in ons land een internationale geest aantreffen. 258 internationale organisaties hebben hun hoofdzetel in België en vele politici, techniekers, zakenmannen en studenten uit andere landen leven op onze grondgebied. Er zijn al arbeiders uit uw land bij ons. Kom hen vervoegen als u denkt dat uw situatie daardoor kan verbeteren. Om dat te weten te komen: lees aandacht de volgende pagina’s. In elk geval herhalen wij voor u: mediterrane arbeiders zijn welkom bij ons, in België!” Thema’s: migratie, superdiversiteit ϐ Migratie: vele vormen, vele verhalen Hoewel in 2014 wordt ingezoomd op “50 jaar migratie vanuit Turkije en Marokko naar België”, is migratie van alle tijden en plaatsen. Het gebeurt door allerlei mensen in allerlei richtingen, en er zijn velerlei oorzaken en redenen aan verbonden. Migratie kent ‘push-’ en ‘pull-’factoren. ‘Pull-’factoren zijn de redenen die mensen naar een bepaalde plaats aantrekken. Dat kan de liefde zijn, het vooruitzicht op een baan of de hereniging met familie, avontuur, een betere levensstandaard,... ‘Push’-factoren zijn de oorzaken die mensen wegdrijven uit de plaats waar ze vandaan komen: oorlog, massale werkloosheid, onveiligheid, honger, onvrijheid, klimaatverandering met grote droogte of overstromingen tot gevolg,… Gespreksstof: Welke push- en pull-factoren spelen een rol in het verhaal van Fatma? Waar liggen de verschillen en gelijkenissen met haar man? De handen van Fatma 3 Creatieve opdracht: een waargebeurd migratieverhaal Deze opdracht kan zowel vóór als na het bezoek aan de voorstelling worden gegeven. Ze neemt voor de leerlingen wellicht wat tijd buiten de lesuren in beslag. Neem een interview af van of maak een reportage over een migrant van de “eerste generatie”. Dat is iemand die zelf zijn thuisland heeft verlaten om zich in een ander land (in dit geval België) te vestigen. Het zijn dus niet noodzakelijk oudere mensen, want ook nu nog komen er dagelijks mensen toe uit verschillende landen. Probeer het verhaal van de migrant zo juist, eerlijk en boeiend mogelijk weer te geven. Enkele vragen ter inspiratie: Wanneer ben je gemigreerd? Vanwaar ben je gemigreerd (land, stad/dorp)? Waarom ben je gemigreerd? Waarom heb je voor België gekozen of hoe kwam je hier terecht? Welke verschillen ervaar je met de leefwereld waar je vandaan komt? Heb je het gevoel dat je zelf veranderd bent door te migreren? In welke foto’s, voorwerpen, gewoontes,… draag je iets mee uit je thuisland? Merk je verschillen tussen je verwachtingen op voorhand, en je ervaringen na het migreren? Welke tips zou je geven aan andere mensen die naar België migreren? Noot voor de leerkracht: Het doel van deze opdracht is om een rechtstreeks gesprek te stimuleren tussen de leerlingen en migranten van de eerste generatie. Naargelang de context van de school en de leefwereld van de leerlingen, zal de drempel hiertoe voor hen lager of hoger zijn. Voor sommige leerlingen zullen dergelijke getuigenissen te vinden zijn in hun onmiddellijke omgeving of familie, terwijl anderen wat verder moeten zoeken. De mogelijke taalbarrière om met een migrant van de eerste generatie te communiceren, zal voor sommige leerlingen makkelijker te overwinnen zijn dan voor anderen. De concrete invulling van de opdracht kan hieraan worden aangepast. De leerlingen kunnen individueel of in groepjes werken. Het resultaat kan de vorm aannemen van een mondeling of schriftelijk verslag, al dan niet geïllustreerd met foto’s, een radio-interview of een videoreportage. Maak de leerlingen er op voorhand van bewust dat opname-apparatuur (klank, maar vooral beeld) de geïnterviewde kan afschrikken of timide kan maken, en dat de beste verhalen soms ‘off the record’ worden verteld… Een opname levert pas interessant materiaal op als de geïnterviewde ermee toestemt en er zich comfortabel bij voelt. Om de drempel te verlagen of als er weinig tijd is, kan een informeel gesprek ook volstaan – waarvan de leerling dan achteraf verslag uitbrengt. De handen van Fatma 4 Immigratie en emigratie: Betekenis: e- < ex (Latijns voorvoegsel): uit, vanuit / im- < in (Latijns voorvoegsel): naartoe, in De handen van Fatma gaat over een koppel dat emigreerde vanuit Marokko om te immigreren in België. Er waren ook enkele grote stromen van emigratie vanuit België. Twee historische voorbeelden: 1. Van 1871 tot 1939 vertrokken zo’n 130 000 Belgen in Antwerpen met de Red Star Line-boot, om hun geluk te beproeven op een ander continent. Ze emigreerden vanuit België en kwamen als immigranten toe in de Verenigde Staten. 2. Ook naar het Afrikaanse continent was er een emigratiegolf vanuit België. Tot in 1960 was Congo een Belgische kolonie (“Belgisch-Congo”) en verlieten vele Belgen hun thuisland om zich in Congo te vestigen. In 1959, het jaar voor de onafhankelijkheid van Congo werd uitgeroepen, woonden er bijna 90.000 Belgen in dit Centraal-Afrikaanse land. Gespreksstof: Zou jij graag emigreren? Zoja, naar welk land? En waarom? Beschrijf de ‘push’- en ‘pull’-factoren die je beslissing zouden kunnen beïnvloeden. Heb je het al eens meegemaakt dat je in een omgeving was waarin iedereen (of een grote meerderheid) een andere taal sprak dan jouw moedertaal? Of in een land waar iedereen een andere huidskleur had, een andere religie en andere dagelijkse gewoontes? Zoja, hoe ervaarde je dat? Hoe ging je om met de situatie? Hoe voelde je je daarbij? Tip klasuitstap: bezoek het Red Star Line Museum in Antwerpen! - www.redstarline.be/nl Vandaag: “Superdiversiteit” Demografisch gezien is de evolutie naar steeds meer etnisch-culturele diversiteit een realiteit. Men spreekt tegenwoordig van ‘superdiversiteit’. Dat wil zeggen dat onze huidige geglobaliseerde samenleving getekend is door migratie vanuit en naar alle windstreken. Er is ook steeds meer vermenging: zo kan een kind dat in België opgroeit een Poolse vader hebben en een Peruviaanse moeder, die op haar beurt de dochter is van een Spaanse vader en een Afro-Amerikaanse moeder… om maar een voorbeeld te geven. Daardoor valt onze samenleving niet meer eenvoudigweg te categoriseren in grote, homogene gemeenschappen (‘de Turkse gemeenschap’, ‘de Marokkaanse gemeenschap’, ‘de Congolese gemeenschap’,…), maar wordt ze complexer: er is steeds meer verscheidenheid binnen de verscheidenheid. Steden zijn de voorlopers van deze evolutie. Als je door de straten loopt in Antwerpen, Brussel of Gent, kan je de ‘superdiversiteit’ vaststellen in het straatbeeld. In een aantal grote steden heeft de meerderheid van de bewoners een migratie-achtergrond. Andere steden zijn ernaar op weg om zo’n “majorityminority city” te worden: een stad waarin verschillende types van ‘minderheden’ de meerderheid van de bevolking uitmaken. Achtergrondinformatie: Voor een boeiende beschrijving en analyse van ‘superdiversiteit’: lees het artikel ‘Superdiversiteit’ van Prof. Jan Blommaert (universiteit van Tilburg) in bijlage De handen van Fatma 5 ǣ ϐ ǫ Fatma behoort tot de “eerste generatie” Marokkaanse vrouwen die naar België kwam. Haar zoon Bilal werd in België geboren. Van hem kan gezegd worden dat hij tot de “tweede generatie” behoort. Tussen ouders en hun kinderen heerst soms een generatieconflict: ze zijn opgegroeid en gevormd in een andere tijd, en hebben daarom een ander referentiekader, andere waarden en normen,… Wanneer er een migratieverhaal meespeelt en ouders uit een heel andere maatschappij en cultuur komen als die waarin hun kinderen opgroeien, kan dit het generatieconflict nog verscherpen. Lees de getuigenis van Yassine Channouf (26 jaar) in bijlage (blz. 26). Hij beschrijft hoe hij tijdens een reis bewust werd van de verschillen tussen de levenswijze van zijn overleden vader, en die van hemzelf. Meer nog: de reis leert hem om meer begrip en waardering op te brengen voor de levenswijze van zijn vader, en zijn eigen levenswijze kritisch te bekijken. Gespreksstof: Hoe verwoordt Yassine Channouf de belangrijkste verschillen? Denk je dat deze verschillen ook een rol spelen in het conflict tussen Fatma en haar zoon Bilal? Waarom wel/niet? Op dit moment zijn er in België al vele kinderen, jongeren en jonge volwassenen van de “derde generatie”: het waren hun grootouders die naar België kwamen. Een voorbeeld hiervan is Youssef Kobo (25 jaar). Zijn persoonlijke getuigenis kan je lezen in bijlage (blz. 25). Gespreksstof: Hoe omschrijft hij het verschil tussen de eerste generatie en de derde generatie? Vind je elementen uit de beschrijving van de eerste generatie (zijn grootvader) terug in het personage van Fatma? Waarom wel/niet? De handen van Fatma 6 Theater: ǫ Kijkopdracht: theatertekens en interpretaties In De handen van Fatma wordt een verhaal verteld aan het publiek. Dat gebeurt aan de hand van een tekst, maar ook heel wat niet-verbale ‘tekens’ spelen een bepalende rol in wat het publiek tijdens de voorstelling beleeft: het licht, de muziek, de scenografie of het decor, de lichaamshouding en bewegingen van de spelers,… Al deze elementen maken de voorstelling tot wat ze is. Door naar de voorstelling te kijken met extra aandacht voor één of enkele van de ‘theatertekens’, krijgen de leerlingen inzicht in de manier waarop theater ‘communiceert’: niet enkel via tekst, maar ook via aspecten van beeld en geluid. Deze kijkopdracht laat hen naar de voorstelling kijken met andere ogen, en daagt hen uit om hun observaties achteraf met elkaar te delen en hun interpretaties te verwoorden. De opdracht kan ook dienen als voorbereiding om de leerlingen een recensie te laten schrijven over de voorstelling. Onderstaande vragen zetten hen op weg. Geef de leerlingen mee dat er niet slechts één juist antwoord op bestaat! Elk individu kan de theatrale tekens op een andere manier ‘lezen’ en interpreteren. Zo kunnen de leerlingen van elkaar leren door te spreken over wat ze hebben gezien. Vóór de voorstelling: verdeel de klas in groepjes. Elk groepje zal tijdens de voorstelling specifiek letten op één van de ‘theatertekens’ die hieronder opgesomd staan. Scenografie: - De vorm van het speelvlak en de tribune Wat is het effect van deze opstelling? Hoe beïnvloedt dit je ervaring als kijker? - Het glas Er hangen rechthoekige stukken glas omhoog. Waarvoor worden deze gebruikt? Welke betekenissen krijgen ze voor het personage? - De tegels Welke associaties roepen de tegeltjes bij je op? Wat valt je verder op? Welk effect heeft dit? Wat zou dit kunnen vertellen of suggereren over het personage? Waarom zou de scenograaf gekozen hebben voor deze vloerbekleding? Kostumering: - De kostuums, accessoires en make-up van de actrices Vergelijk de kostuums van de drie versies van Fatma. Let ook op de details: de oorbellen, het sjaaltje, make-up... Wat zie je? Deze uiterlijke tekens weerspiegelen de evolutie die het personage doormaakt tijdens haar leven. Hoe zou je deze evolutie omschrijven, aan de hand van de kostumering? De handen van Fatma 7 Spel: - Bewegingen en lichaamstaal Een bepaalde reeks bewegingen komt verschillende keren terug in de voorstelling, bij de verschillende versies van Fatma. Welke associaties roepen die bewegingen bij jou op? Vergelijk de manier waarop de drie actrices deze bewegingen uitvoeren. Wat vertelt dit over het personage en haar evolutie? Wat valt je op aan de lichaamstaal van elk van de actrices? Wat vertelt dit over Fatma op verschillende momenten in haar leven? Op sommige momenten zeggen de actrices woorden of zinnen in een taal die je misschien niet verstaat. Let op de gebaren die ze maken. Wat zouden ze kunnen zeggen, afgaande op hun intonatie en lichaamstaal? Licht en geluid: - Muziek Op welke momenten wordt muziek gebruikt? Welke muziek wordt gekozen, en hoe beïnvloedt die de sfeer? - Soundscape Op welke momenten hoor je achtergrondgeluiden en welke? - Licht Let op de evolutie in de belichting doorheen heel de voorstelling. Hoe beïnvloedt dat de sfeer? Onthoud en beschrijf twee concrete voorbeelden. Na de voorstelling: De leerlingen delen hun observaties met elkaar in een klasgesprek, en verwoorden ze ook hun eigen interpretaties van wat ze hebben gezien en gehoord. Eventueel kunnen ze eerst onderling overleggen met de anderen van hun groepje. Als geheugensteuntje na de voorstelling kunnen de scènefoto’s in bijlage helpen. De handen van Fatma 8 Van tekst tot theater Dit onderdeel kan u best behandelen na het bezoek aan de voorstelling. In de voorstelling De handen van Fatma worden teksten gebruikt van vier verschillende auteurs: 1. Fikry El Azzouzi schreef de novelle ‘De handen van Fatma’, waarin we een Marokkaanse vrouw (Fatma) leren kennen op het einde van haar leven. Deze novelle werd bewerkt tot een monoloog die vertolkt wordt door actrice Ikram Aoulad, die in de voorstelling de ‘oude versie’ van Fatma speelt. “Ik zie er nog jong en elegant uit, maar vergis je niet. Alles aan mij is oud. Alles aan mij is versleten.” De novelle van Fikry El Azzouzi bevat enkele flash-backs: vooraleer Fatma sterft, herbeleeft ze momenten uit haar verleden. In de tijd die verstrijkt tussen haar val en haar dood, reist Fatma als het ware terug in haar leven. Dit bood de mogelijkheid om in de theatervoorstelling ook andere teksten te gebruiken, en de toeschouwer mee te nemen naar andere fases in de levensloop van het personage. De voorstelling eindigt opnieuw bij de oude Fatma. 2. Rachida Lamrabet schreef de monoloog die gespeeld wordt door actrice Evelien Van Hamme. Hier zien we Fatma na haar aankomst in België, waar ze een nieuwe thuis probeert op te bouwen voor haar gezin, maar ook worstelt met het gemis van haar land, haar vrienden en familie. Haar gevoelens zijn gemengd: teleurstelling en desillusie langs de ene kant, maar anderzijds ook nog dromen voor de toekomst – vooral die van haar kinderen. “En mijn dochter die gaat leren autorijden, net zoals Grace Kelly daar van de overkant. (…) Ik wil wel niet dat ze zich teveel zotte dingen in haar hoofd haalt. Ze moet niet teveel dromen. Dromen komen toch niet uit, ze maken u gewoon ziek van spijt en heimwee.” 3. Michael De Cock schreef de monoloog van de jonge Marokkaanse vrouw die nog op het punt staat om uit haar geboortedorp te vertrekken, gespeeld door actrice Maryam Hassouni. Deze jonge Fatma schetst een levendig beeld van het leven in het dorp, dat de enige realiteit is die ze tot dan toe kent. Ze vertelt hoe een man uit België daar verandering in brengt: hij kwam naar het dorp om sterke mannen te recruteren om in België in de mijnen te komen werken. Fatma’s echtgenoot waagt de sprong, en een tijdje later zal Fatma hem volgen. Vol verwachtingen en dromen, maar ook met een bang hartje. Maar ze vermant zich: “Wat zijn die paar jaar in het leven van een mens?” 4. Birsen Taspinar schreef het boek ‘Moeders van de stilte’, waarin ze de waargebeurde verhalen vertelt van enkele vrouwen die naar België migreerden. Haar schrijfstijl is erg poëtisch. Om de intense gevoelens van de vrouwen weer te geven, maakt ze vaak gebruik van beelden. Een fragment uit haar boek wordt in de voorstelling gebruikt als een soort gedicht dat aan het einde van de voorstelling door de drie actrices wordt gebracht. Eerder in de voorstelling brengt Maryam Hassouni diezelfde tekst al in het Arabisch. “Ik ben een druppel water. Ik ben een traan. Ik ben een druppel inkt. Ik ben een dauwdruppel die ’s ochtends op het groen ligt, net voor het eerste licht de aarde heeft bereikt. Ik heb eeuwen en eeuwen van reizen achter de rug.” Deze vier auteurs schreven hun teksten onafhankelijk van elkaar. Toch lijkt het in de voorstelling dat alle teksten gaan over dezelfde vrouw: Fatma. Dat komt omdat de teksten speciaal voor deze voorstelling werden ‘bewerkt’: er werden stukken uit weggelaten, er werden details veranderd om de teksten op elkaar af te stemmen, de volgorde van de scènes werd aangepast, en hier en daar werden er zelfs enkele zinnen bijgeschreven. De handen van Fatma 9 Een theatervoorstelling en een boek zijn twee verschillende media, twee verschillende vormen om een verhaal te vertellen. Wanneer een boek verfilmd wordt, is er vaak een groot verschil tussen de structuur en inhoud van het boek, en die van de film. Zo is het ook wanneer theater wordt gemaakt op basis van literaire bronnen. Er bestaan geen vaste ‘recepten’ of regels om een boek te vertalen naar een film of naar een theatervoorstelling. Het komt erop aan de lezer of toeschouwer te blijven boeien en raken. Er kunnen dus allerlei aanpassingen gebeuren aan de oorspronkelijke tekst, zolang dit gebeurt met respect voor de ‘geest’ van de tekst, en de boodschap van de auteur van de tekst niet wordt verdraaid. Leesopdracht - na het zien van de voorstelling! Lees de novelle ‘De handen van Fatma’ van Fikry El Azzouzi en vergelijk het boek met de theatervoorstelling. Welke keuzes werden gemaakt bij de bewerking van de novelle naar een theatermonoloog? Wat is het effect van die keuzes? Welke personages uit de novelle komen ook aan bod in de theatervoorstelling? Welke werden weggelaten? Waarom is dat, denk je? Wat kom je in het boek te weten dat niet aan bod kwam in de theatervoorstelling? En omgekeerd: wat wordt er in de theatervoorstelling toegevoegd? Niet alleen inhoudelijk worden er elementen aan het verhaal toegevoegd, maar ook klank en beeld spelen een rol in de voorstelling. Wat vertellen de kostuums en de muziek je? Wat voegt het gebruik van verschillende talen (Nederlands, Arabisch en Tamazight of Berbers) toe? En wat kan je ‘lezen’ in de lichaamstaal van de actrices? Op welke manier verschilt je ervaring bij het lezen van de novelle van je ervaring bij het bijwonen van de theatervoorstelling? Creatieve opdracht: een literaire tekst bewerken tot een theatermonoloog Kies een hoofdstuk uit een roman naar keuze. Bewerk deze tekst tot een monoloog voor het theater. Denk ook na over de andere theatrale tekens: hoe moet de belichting zijn tijdens deze scène? Zou je muziek of geluiden (soundscape) gebruiken om een bepaalde sfeer te scheppen? Welk kostuum draagt jouw personage? Welke middelen gebruik je om de ruimte te transformeren (decor, scenografie)? Leerlingen die graag in de huid van hun personage kruipen, kunnen hun monoloog ook voorlezen of spelen voor de klas… De handen van Fatma 10 Lijst van bijlagen 1. Credits en biografieën (zie blz. 12) 2. Scènefoto’s De handen van Fatma’ © Stef Depover (zie blz. 14) 3. Brochure ‘Vivre et travaillez en Belgique’ (zie blz. 16) 4. Artikel ‘Superdiversiteit’ (zie blz. 18) 5. Getuigenissen in de reeks ‘Migratie, toen en nu’ van Youssef Kobo en Yassine Channouf (zie blz. 25) 6. Recensies, artikels en videoreportages (zie blz. 28) Contact Laat ons gerust weten wat jullie van de voorstelling vonden! Jullie mening is belangrijk voor ons. En als de (creatieve) opdrachten leuke resultaten opleveren, horen wij dat ook graag. Reacties, vragen of suggesties kunnen gestuurd worden naar: [email protected] De handen van Fatma 11 ͳǣ ϐ´ De handen van Fatma is gebaseerd op de gelijknamige novelle van Fikry El Azzouzi. tekst Fikry El Azzouzi, Rachida Lamrabet, Birsen Taspinar, Michael De Cock regie Michael De Cock spel Ikram Aoulad, Evelien Van Hamme, Maryam Hassouni scenografie Stef Depover kostuums Anja Perisic soundscape Salahdine Ibnou Kacemi dramaturgie Kristin Rogghe technische leiding Felix Goossens een productie van t,arsenaal mechelen, Moussem Ikram Aoulad is een “fijne verschijning, kwetsbaar en niet zonder dreiging”, zei Johan Thielemans op Cobra.be. Ikram Aoulad is actrice en medeoprichtster van theatergroep SINCOLLECTIEF en het satirisch collectief De Fatima’s. In t,arsenaal mechelen is ze geen onbekende: ze staat op de planken in de muzikale kindervoorstellingen Rosie en Moussa, de brief van papa en Amigos (een productie van GEN2020), maakt deel uit van de cast van Troost en Rumble in da Jungle (coproducties met SINCOLLECTIEF) en acteert in Verre vrienden, Hannibal en De handen van Fatma. Evelien Van Hamme volgde de opleiding Dramatische Kunsten aan het RITS. Ze was voor het eerst in t,arsenaal mechelen te zien in PUIN. Daarna speelde ze in o.a. 386:Molière, THUIS (coproductie met compagnie lodewijk/louis), IJdele dagen (een productie van GEN2020 in coproductie met MAF) en Godelieve and clique. Sinds het voorjaar van 2014 werkt Evelien opnieuw mee met t,arsenaal mechelen als actrice in De handen van Fatma. Maryam Hassouni brak op vijftienjarige leeftijd in 2002 door als Dunya in Dunya & Desie. Voor haar rol van Palestijnse vrouw in telefilm Offers ontving ze in 2006 de Emmy Award voor Beste Actrice. Twee jaar later werd ze gekozen tot Nederlandse Shooting Star op de Berlinale. Ze studeerde daarna aan de gerenommeerde theaterschool ‘The William Esper Studio’ in New York en was eind 2013 te zien in de Sylvia Wittemankomedie Soof. Haar rol in De handen van Fatma is Maryam Hassouni’s eerste, maar wellicht niet laatste samenwerking met t,arsenaal mechelen. Michael De Cock schrijft, vertaalt, bewerkt, regisseert, acteert en is sinds augustus 2006 directeur van t,arsenaal mechelen. Hij studeerde eerst Romaanse talen en letterkunde en volgde daarna een acteursopleiding aan het conservatorium van Brussel. Als journalist publiceerde hij verschillende artikels en non-fictieboeken rond het thema migratie. Als regisseur verdiende hij zijn sporen met producties als Bash, Het Land, NAMAALS, Norway.today, Beleg, Het Zuchten, HEDDA, Gidst! (met Rwina), PUIN, 386:Molière, Belga, HAVEN 010 en De koning sterft. Daarna regisseerde hij nog onder andere Wit is altijd schoon en Achter de wolken, Biechten en Verre vrienden. Hij was/is als coach en regisseur betrokken bij Troost en De handen van Fatma, beide coproducties met het jonge SINCOLLECTIEF. De handen van Fatma 12 Fikry El Azzouzi, geboren en getogen in het Waasland, debuteerde in 2010 met de roman ‘Het Schapenfeest’. In 2012 ging zijn eerste theaterstuk IJdele dagen (GEN2020 en t,arsenaal mechelen) in première in een regie van Mesut Arslan, en trad hij toe tot SINCOLLECTIEF. Een jaar later maakten SINCOLLECTIEF en t,arsenaal samen Troost, een bevreemdend en beklijvend muziektheatervoorstuk waarvoor Fikry El Azzouzi in 2013 de Auteursprijs voor podiumkunsten won. In 2013-2014 schreef Fikry de novelle De handen van Fatma. In de gelijknamige theaterproductie van t,arsenaal en moussem worden tekstfragmenten uit deze novelle gebruikt en loopt zijn verhaal als een rode draad. Fikry werkte ook mee aan het muziektheaterspektakel Rumble in da Jungle. Birsen Taspinar is psychologe en systeemtherapeute. Omdat zij van oordeel was dat psychologie niet zonder culturele betekenissystemen beschouwd kan worden, studeerde ze daarna sociale en culturele antropologie. Bij haar dagelijkse werk als therapeute ziet ze hoe migratie zowel verrijkend als verwoestend kan werken in het leven van mensen. Ze schrijft ook columns voor Mo*magazine. In De handen van Fatma worden tekstfragmenten uit haar boek ‘Moeders van de stilte’ gebruikt: een poëtisch en bijzonder fijnzinnig boek dat ze schreef op basis van waargebeurde verhalen uit haar praktijk als psychologe. Rachida Lamrabet is al jaren een gevestigde waarde en een bijzondere stem in de literaire wereld. Met haar verhaal ‘Mercedes 207’ won ze in 2006 de Kif Kif Literatuurprijs ‘Kleur de Kunst!’ en met ‘Vrouwland’ de Debuutprijs 2008. In hetzelfde jaar verscheen haar tweede boek, ‘Een kind van God’, dat in 2009 bekroond werd met de NBG Nieuwe Literatuur Prijs. In oktober 2011 volgde haar derde boek: ‘De man die niet begraven wilde worden’. Op vraag van t,arsenaal mechelen schreef Rachida in 2009 haar eerste theatertekst: Belga. Vijf jaar later werkte ze mee aan de tekst van De handen van Fatma. De handen van Fatma 13 Bijlage 2: scènefoto’s De handen van Fatma © Stef Depover Scenografie (glas en tegels) De handen van Fatma 14 scènefoto’s De handen van Fatma © Stef Depover Kostumering (vergelijkingen tussen de drie Fatma’s) Spel (bewegingen en lichaamstaal) De handen van Fatma 15 Bijlage 3: brochure ‘Vive et travaillez en Belgique’ De handen van Fatma 16 De handen van Fatma 17 Bijlage 4: artikel ‘Superdiversiteit’ ʹǤͲǤʹͲͳͳǦǤǤǦǤϐǤȀ Ȁ Het voordeel van superdiversiteit als fenomeen is dat het moeilijk te ontkennen valt. Wie rond kijkt merkt meteen dat onze omgeving er nu heel anders uitziet dan twee decennia terug; dat we onze levens op een andere manier organiseren en dat we met andere mensen contacten hebben. Algemeen Sinds de vroege jaren 1990 is er een nieuwe wereldorde ontstaan die zeer grondige invloed heeft op de manieren waarop samenlevingen nu georganiseerd zijn en zich organiseren, en op de manieren waarop individuen hun levens, socioculturele trajecten en identiteiten gestalte geven. Twee factoren zijn hierin belangrijk geweest; elk van beide heeft zeer concrete invloeden gehad op deze grote ontwikkeling op wereldschaal. De eerste factor is het optrekken van het IJzeren Gordijn in 1989-1990, dat een immense invloed heeft gehad op de ‘zonering’ van de wereld en daardoor zeer omvangrijke en typologisch verschillende migratiestromen op gang heeft getrokken. De tweede factor is de ontwikkeling en massale verspreiding in precies dezelfde periode van het Internet en van mobiele communicatie- en informatietechnologie – de mobiele telefoon. Het samenspel van beide factoren heeft onze samenlevingen hun huidige vorm gegeven, een veel complexer en diverser vorm die we aanduiden met de term ‘superdiversiteit’, en dit samenspel heeft tevens een hele reeks nieuwe socioculturele en politieke fenomenen geschapen (Vertovec 2007). Ik bespreek beide factoren eerst apart, waarna ik ze samenbreng en bondig een reeks gevolgtrekkingen aanstip. Ik begin dus met een overzicht van superdiversiteit als fenomeen, en zal eindigen met superdiversiteit als paradigma. Nieuwe migraties De Koude Oorlog had diverse eigenschappen en effecten; één daarvan was een bepaalde ‘zonering’ in de wereld, een soort van ruimtelijke opdeling tussen kampen in de wereld – het pro-Communistische kamp en het proWesten kamp – die gevolgen had voor de mobiliteit en de reistrajecten van mensen. Vanuit het Communistische Oost-Europa of de Volksrepubliek China was, bijvoorbeeld, mobiliteit naar landen die tot het pro-Westerse kamp behoorden zeer beperkt en moeilijk; beide kampen spanden zich trouwens in om dat soort mobiliteit te bemoeilijken. Ten gevolge daarvan zag men tot 1990 nauwelijks Poolse, Tsjechische of Roemeense wagens op wegen in West-Europa; de ‘Chinezen’ in West-Europa waren in de regel Taiwanezen of leden van een wereldwijde Kantonese diaspora. ‘Chinees eten’ was in realiteit dan ook ‘Kantonees eten’. Migraties voor 1990 Migratie gedurende de periode van de Koude Oorlog was bijgevolg een relatief eenvoudig proces, waarbij mensen uit een beperkte groep thuislanden migreerden naar een beperkte groep gastlanden, en waarbij ze dit deden met vrij transparante motieven en op vrij transparante manieren. 1. Er waren in een aantal landen de onderdanen van voormalige kolonies, die na de dekolonisatie vaak privileges behielden inzake migratie naar de voormalige koloniale metropool. In België gebeurde dit niet, en de instroom van Congolezen in België was daardoor steeds uiterst klein. In Nederland daarentegen was er een zeer aanzienlijke instroom van Surinamers, Molukkers en mensen uit Indonesië (incluis Chinezen); in Groot-Brittanië van mensen uit het Indische subcontinent, de Caraïben en delen van Afrika; in Frankrijk uit de Antillen, Noord-Afrika (vooral Algerije) en West-Afrika. 2. Er waren twee types arbeidsmigranten, de laaggeschoolde industriële arbeiders en de hooggeschoolde kaders. -Via het systeem van arbeidsmigratie kregen we in de jaren van industriële opbloei in West-Europa een vaak georganiseerde of gestimuleerde immigratie van laaggeschoolde arbeiders (en later hun gezinnen) uit Meditteraan Europa (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland), uit Turkije en Marokko. Deze ‘gastarbeiders’ immigreerden veelal met het ideaal van een terugkeer naar het land van oorsprong; deze optie verdween tijdens de recessie van de jaren 1970 en veranderde de ‘gastarbeiders’ in residente ethnische minderheden die nu diverse generaties oud zijn. Hun residente aanwezigheid schiep de ‘etnische buurten’ die we in iedere West-Europese stad zien; ze schiep tevens de sociaal-economische en politieke vraagstukken die uit hun permanente aanwezigheid voortkwamen. Het is voor deze groepen dat Europese overheden ‘integratiebeleid’ ontwikkelden, en voor deze groepen ontstond een geprofessionaliseerde ‘integratiesector’ die deskundigheid omtrent de relatief beperkte doelgroepen ontwikkelde en bundelde. Het is voor deze vorm van migratie dat het begrip ‘multiculturele samenleving’ ontstond: het begrip stond van bij aanvang voor problematische migraties en hun effecten. De handen van Fatma 18 -Elite-migratie werd doorheen de gehele na-oorlogse periode – voor en na de Koude Oorlog – zelden als ‘migratie’ bestempeld. Het ging en gaat hier om relatief kleine groepen hoog opgeleide en zeer goed verdienende kaders van bedrijven, internationale instanties en andere ‘white collar’ organisaties, die steeds zeer snel sociale, culturele en politieke aansluiting vonden bij de lokale begoede en hogere middenklasse. Deze groep schiep geen ‘etnische buurten’ maar wel ‘klasse-ghetto’s’ (zoals Brasschaat, Waterloo), had een duidelijk opwaarts effect op vastgoedprijzen in bepaalde regio’s, en is mede aansprakelijk voor de proliferatie van elite-sites zoals golfclubs. Deze fenomenen vallen niet onder de ‘multiculturele samenleving’. 3. Daarnaast was er een systeem van politiek asiel, en het was via dit systeem dat niet-arbeidsmigranten konden immigreren. Alweer ging het om zeer beperkte aantallen mensen met een zeer duidelijk profiel en met duidelijke achtergronden. Via dit kanaal kwamen handjesvol mensen uit het pro-Communistische kamp (‘dissidenten’) naar het Westen; als demografische groep bleven zij verwaarloosbaar. 4. Vanaf het midden van de jaren 1970 zien we in diverse Europese landen (waaronder België) een al dan niet officiële ‘migratiestop’ die de instroom van laaggeschoolde arbeidsmigranten stillegt. Vanaf dat moment wordt officiële immigratie beperkt tot systemen van gezinshereniging en tot instroom via asielaanvragen. Elite-migratie wordt door de migratiestop niet geraakt. Migraties na 1990 Door het wegvallen van de Koude-Oorlog beperkingen op mobiliteit onstaan er na 1990 volkomen nieuwe patronen van migratie over de gehele wereld. Het gevolg is dat vanaf 1990 het basispatroon van migratie verandert van ‘mensen uit een klein aantal landen van herkomst naar een klein aantal gastlanden’ naar ‘mensen uit een zeer groot aantal landen van herkomst naar een zeer groot aantal gastlanden’. Iedere crisis in de wereld na 1990 resulteert dan ook in datgene wat men eertijds ‘diaspora’ noemde: het uitzwermen van zeer grote groepen mensen over de hele wereld. Somalisch vluchtelingen vindt men nu zowel in België en Nederland als in Finland, Ierland, Spanje, Rusland, Mexico en Japan. De uitbreiding van de EU naar het Oosten had tot gevolg dat grote groepen mensen die tot 1990 nooit in West-Europa zouden geraakt zijn zich nu vrij kunnen bewegen over het gehele EUgrondgebied. We zien nu bijgevolg zeer veel Poolse, Tsjechische en Roemeense nummerplaten op onze wegen. Vier grote eigenschappen van deze nieuwe migratiepatronen moeten worden aangestipt. 1. We zien een enorme versnippering in de achtergronden van migranten. Daar waar ze voor 1990 uit een beperkt aantal plaatsen kwamen en men derhalve vrij makkelijk de etnische, taalkundige, culturele en religieuze achtergonden van migranten kon achterhalen en begrijpen, komen migranten nu uit letterlijk alle hoeken van de wereld. Ze brengen een nieuwe dimensie van diversiteit mee – superdiversiteit – die zich op alle vlakken manifesteert: etnisch, taalkundig, cultureel, religieus. Op al deze vlakken merken we extreme versnippering van de achtergronden van migranten. Daar waar de vraag ‘wie zijn de migranten’? relatief eenvoudig te beantwoorden was tot 1990, is deze vraag onmogelijk te beantwoorden op dit moment. 2. Gegeven de migratiestop is het mechanisme van legale immigratie nagenoeg volledig beperkt tot elite-migratie en asielaanvragen. Wat dit laatste betreft zien we sedert de vroege jaren 1990 dat in heel Europa de institutionele systemen van asiel overrompeld worden door duizenden aanvragen, verstopt en in een patroon van chronische crisis raken, en hun efficiëntie volkomen verliezen (Commers & Blommaert 2001). Het gevolg daarvan is dat migratie na 1990 als een hoofdkenmerk clandestiniteit heeft, met allerlei gevolgen. Van de 95% asielaanvragers die worden afgewezen blijven er zeer grote aantallen clandestien in West-Europa, waar ze in zeer kwetsbare en precaire situaties leven. Hun aantal wordt vergroot door de instroom via mensensmokkel, en hun aanwezigheid schept een zeer grote ‘zwarte’ arbeidsmarkt met extreem lage lonen en totale afwezigheid van sociale en veiligheidsbescherming; ze schept tevens nieuwe vormen van bewoning in etnische buurten – ‘matrassenverhuur’ en ‘huisjesmelkerij’, vaak georganiseerd door residente migranten uit de pre-1990 migratie. 3. De aanwezigheid van deze nieuwe migranten, en hun beschikbaarheid als cliënten in een informele arbeids- en huisvestingsmarkt, heeft het uitzicht van Westerse steden grondig veranderd. We zien nu dat (a) etnische buurten steeds meer ‘gelaagd’ worden, soms zelfs letterlijk: een Turkse winkel op het gelijkvloers, een Russisch echtpaar in de flat op de eerste verdieping, en een Poolse bouwvakker, een Afrikaanse predikant en een nieuwkomer uit Mongolië, werkend in een Chinees restaurant, in kleine studio’s op de tweede verdieping. (b) Dat de ‘integratiesector’ geconfronteerd wordt met een escalerende diversiteit aan cliënten, wat allerhande nieuwe vragen en verwachtingen oproept inzake taalkennis, kennis van culturele, sociale en religieuze achtergronden, en geheel nieuwe problemen van allerleid aard als te behandelen materie schept. Zo is de vraag naar administratieve ondersteuning – het in orde brengen van complexe ambtelijke dossiers – enorm toegenomen in het zog van de explosie van het systeem van asielaanvragen. De handen van Fatma 19 (c) Op een meer algemeen vlak zien we hoe deze etnisch, culturele, sociale en taalkundige superdiversiteit gepaard gaat aan een intense dualisering van de samenleving, waarin een reeds zeer omvangrijke groep mensen leeft buiten het systeem van formele rechten en plichten, met gevolgen voor de structuur van de arbeidsmarkt, voor de toename van armoede in de samenleving, voor veiligheid, huisvesting en gezondheid. 4. De respons vanwege overheden op deze superdiversiteit is als volgt samen te vatten. (a) Het asielsysteem is overal extreem verstrakt, waardoor de legale instroom van mensen zeer klein blijft en de illegale instroom verder blijft toenemen; bovendien zijn er zeer ernstige vragen m.b.t. de rechtvaardigheid en de procedurele correctheid van het systeem. (b) Toegang tot andere formele rechten wordt steeds nadrukkelijker beperkt tot de kleiner wordende groep legale immigranten, en wordt zelfs binnen die categorie steeds nauwer gemaakt door de nadruk op landurig verblijf, ‘inburgering’ en inkomsten uit arbeid – het volstaat niet meer legaal migrant te zijn, men moet hier al ettelijke jaren leven, Nederlands spreken, en een salaris uit arbeid ontvangen om, bijvoorbeeld, een huwelijkspartner uit een ander land te mogen aantrekken. (c) Men kiest resoluut voor ‘smart migration’: het aantrekken van hoog-gekwalificeerde migranten die als elitearbeidsmigrant worden ingezet, zonder rechten op permanent verblijf. (d) Om de hieruit voortvloeiende dualisering onder controle te houden wendt men zich tot politioneel en veiligheids-beleid, waarin we een voortdurende uitbreiding zien van de notie ‘overlast’. Het beperken van de migratieinstroom en het bestrijden van overlast behoren sinds een decennium tot de kerntaken van de politie- en veiligheidsdiensten in heel Europa. De nieuwe complexiteit We zien doorheen dit alles dat de demografische en sociologische samenstelling van de bevolking in zowat alle grote urbane gebieden in het Westen bijzonder complex geworden is (en daarbuiten, ook in niet-urbane gebieden). Immigratie is nu een proces dat talloze landen van herkomst telt, talloze motieven voor migratie – van asiel tot en met zeer tijdelijke tewerkstelling, zoals bij Oost-Europese bouwvakkers. We zien eveneens talloze trajecten: migranten gaan niet meer van land A naar land B; maar bewegen in complexe trajecten van land A naar land B, dan naar C, terug naar A, dan naar D, B, C, en terug naar A. Ze zijn niet allemaal meer per definitie resident, hebben niet het voornemen hun toekomst op één plaats in de wereld uit te bouwen, en hebben bijgevolg nauwelijks een boodschap aan ‘integratie’ of ‘inburgering’. In dat opzicht is de tijd van de ‘etnische minderheden’ voorbij, en zijn de trajecten van laaggeschoolde en hooggeschoolde migranten nu veel meer gelijkend dan voordien. Ook illegale en laag-gekwalificeerde migranten bewegen zich snel en efficiënt doorheen een ruim gebied, inspelend op mogelijkheden en kansen die zich her en der manifesteren. Migranten zijn dus niet per definitie mensen die ergens blijven, ze zijn per definitie mobiel. Ze leven in netwerken eerder dan traditioneel gedefinieerde gemeenschappen. Ze kunnen dit doen en zijn dank zij die tweede grote kracht achter superdiversiteit: technologie. Nieuwe technologie In precies dezelfde periode – de vroege jaren 1990 – ondergaan onze samenlevingen een tweede radicale verandering. Vanaf dat moment worden het Internet en, even later, mobiele communicatietechnologieën een vast deel van onze materiële, sociale en culturele omgeving. Deze technologieën veranderen niet enkel het economische leven – ultrasnelle wereldwijde financiële transacties, de opkomst van de e-commerce, de effectieve constructie van globale netwerken van kennis, handel en macht – maar ook het alledaagse leven van iedereen. 1. Kennis wordt grondig veranderd, en de circulatie van kennis is zowel kwantitatief als kwalitatief van een andere orde dan tevoren. De beschikbare kennis is van een nagenoeg eindeloos volume, kan aan een fenomenale snelheid circuleren en beschikbaar worden gemaakt, en is niet langer gebonden aan bepaalde concentratieplaatsen van kennis – de bibliotheken, universiteiten en studiecentra van weleer. Via Smartphones worden buitengewone hoeveelheden kennis nu beschikbaar op elke plek waar men mobilofoonverbindingen heeft. Dat betekent dat leren nu op heel andere manieren verloopt dan tevoren, en dat informele leeromgevingen steeds belangrijker worden als sites van kennisverwerving en –doorgave. Met informele leeromgevingen bedoelen we niet-gecontroleerde en gereguleerde leeromgevingen, zoals die nu geschapen worden door sociale media, online games, chat- en blogkanalen en dergelijke meer. Mensen leren nu meer buiten de school dan erin, en deze informele leeromgevingen bieden fenomenale mogelijkheden voor onderwijskundige vernieuwingen. Leren in de toekomst wordt een kwestie van een goed gedoseerd samenspel van formeel en informeel leren (Davidson & Goldberg 2010). 2. Ons sociaal leven is veranderd, en dit in minstens twee manieren: (a) ‘Always on’: via mobiele telefonie zijn we in beginsel steeds beschikbaar voor communicatie en informatieuitwisseling. We hoeven ons niet meer naar een publieke telefoon of een vaste plaats in de huiskamer te begeven De handen van Fatma 20 om met anderen in contact te treden. Dat heeft tot gevolg dat de onderlinge ‘monitoring’ van elkaars leven nu veel intenser geworden is (“waar ben je nu?”, “wat ben je nu aan het doen?”), dat via sociale media anderen een permanente (“panoptische”) blik op mijn levenswandel kunnen werpen, en dat iedereen bijgevolg voortdurend in staat moet zijn om anderen meteen informatie te bieden. (b) We zijn door deze technologie in staat om heel andere sociale relaties te ontwikkelen, niet langer meer gebonden aan fysieke nabijheid of andere ‘organische’ vormen van verbondenheid, maar bepaald door interesses, levensstijl en dergelijke. We leven nu even intens in virtuele netwerken als in ouderwetse reële sociale gemeenschappen; we hebben daarbij ook een zeer grote flexibiliteit ontwikkeld in het scheppen van netwerken, lidmaatschap van nieuwe groepen en dergelijke. We bewegen onszelf zeer snel in en uit allerhande groepen en netwerken, en we ‘migreren’ moeiteloos van het ene naar het andere netwerk. Bovendien kunnen we in die virtuele omgeving onszelf aanpassen en veranderen, zelfs onzichtbaar maken via een alias of nickname. Heel veel mensen hebben naast hun ‘echte’ leven nog een ‘Second Life’ ontwikkeld. Migranten hebben door deze nieuwe technologie nu de mogelijkheid om intensieve relaties te onderhouden zowel met mensen in het land van herkomst als met anderen elders in de wereld. Dat betekent dat zij voor hun sociaal bestaan veel minder dan eertijds zijn aangewezen op etnische gemeenschappen of etnische buurten; een groot deel van hun sociale leven speelt zich af in de virtuele wereld. Dit verklaart de densiteit en het belang van internetcafés in migratiebuurten en de opkomst van goedkope ‘pay-as-you-go’ formules voor mobiele telefonie. Nieuwe migranten en hun kinderen kunnen daardoor de moedertaal blijven spreken, men kan de eigen religie in volle toewijding blijven beleven, men kan als politiek opposant actief blijven in de verzetsbeweging in het land van herkomst, enzovoort. Men kan, samenvattend, volwaardig lid blijven van de gemeenschap ook al leeft men duizenden kilometers verder. De nieuwe technologie versterkt en vergemakkelijkt zo de nieuwe migraties, ze is een cruciale infrastructuur voor superdiversiteit. 3. Dit laatste is ook een culturele verandering, en de nieuwe technologie heeft een hele reeks nieuwe mogelijkheden geschapen voor cultuurproductie en cultuurbeleving. Men kan via het Internet zowat elke cultuurvorm produceren, circuleren, aanleren en consumeren. Via de intensiteit van het in- en uittreden in groepen en netwerken herschept men om de haverklap de eigen cultuur – men verwerft nieuwe talen, nieuwe jargons, nieuwe symbolen, nieuwe handelingswijzen die eigen zijn aan elke groep. En wat migranten betreft: via nieuwe technologie kunnen zij volop blijven deelnemen aan de cultuurbeleving in het land van herkomst of elders in de diaspora; jongeren kunnen op de hoogte blijven van wat ‘cool’ is bij hun leeftijdsgenoten elders; ze kunnen zichzelf cultureel ‘heruitvinden’ via de nieuwe media, en zo voort. Bepaalde cultuur-innovaties voltrekken zich nagenoeg volledig via het internet (denk aan bepaalde vormen van subculturele hiphop of grafische kunst, of denk aan de vele ‘fooling around’ vormen zoals Buffalax); nieuwe vormen van populaire cultuur worden op het internet gelanceerd (beginnende bands werken via Facebook en Youtube); fans en tegenstrevers van cultuurvormen of -producenten kunnen zich snel en in oneindige variaties organiseren op het Internet. En ook: er ontstaan nieuwe media op het Internet: nieuws-sites, fora, blogs, e-zines en dergelijke meer, en zowat alle klassieke massamedia werken nu ook via het Internet, naast hun traditionele kanalen. 4. Er zijn diepgaande identiteitsveranderingen, en veelal worden die foutief omschreven als ‘individualisering’. Wat we zien is dat mensen steeds meer groepen en sociale netwerken gaan vormen – ze worden derhalve wellicht ‘socialer’ dan ooit in de geschiedenis mogelijk was – maar dat lidmaatschap van groepen en netwerken in toenmende mate wordt bepaald door wat men ‘life projects’ noemt: manieren om aan zichzelf als individu gestalte te geven. Men is dus lid van, bijvoorbeeld, een Facebook groep rond Ferrari sportwagens, rond de aanbidding van Bob Dylan, en rond armoede in Afrika – allemaal als deel van de constructie van een volstrekt uniek individu. Dat individu moet zich gegeven de bovenstaande ontwikkelingen – het toenemende ‘panoptische karakter’ van onze sociale relaties – ook steeds meer en steeds vaker verantwoorden voor zowat ieder aspect van het leven, het gedrag, het voorkomen, de smaak en zo meer. Elk aspect van het leven moet uit te leggen zijn, over alles moet men een mate van bewuste reflectie tonen en moet men een redelijke uitleg kunnen geven aan anderen. Die verantwoordingen zijn anders wanneer het over Ferrari’s gaat, over Bob Dylan en over armoede in Afrika, en we spreken dan ook over micro-hegemonische patronen: voor elk van de aspecten van het leven waarvoor men verantwoording moet/kan/wil afleggen volgt men de dominante versies van zo’n verantwoording. Men zal over Ferrari’s dezelfde dingen zeggen als duizenden andere fans; idem over Bob Dylan, en idem over armoede in Afrika. 5. Er zijn tenslotte ook politieke veranderingen. Het Internet heeft een nieuwe publieke ruimte geschapen die in zeer veel opzichten een nieuwe civiele maatschappij aandrijft. Het Internet is het forum waarop zowat alle politieke en maatschappelijke bewegingen zich organiseren en campagnes voeren. Politici maken uitvoerig gebruik van alle nieuwe technologieën en nieuwe cultuurfenomenen. Dit heeft gevolgen: effectief communiceren binnen de nieuwe formaten van deze technologie wordt in toenemende mate bepalend voor politiek en maatschappelijk succes. We zien dus esthetisering, de reductie van complexe vraagstukken naar Twitter-klare korte en raak geformuleerde (d.i. radicale) uitspraken, een voorliefde voor spontane opwellingen van emotie als tekens van een ‘ware’ democratie, en zo voort. Vanaf het begin van de jaren 1990 heeft de nieuwe informatie- en communicatietechnologie de politiek een heel nieuwe gestalte gegeven (Blommaert 2001). De handen van Fatma 21 De paradigmatische uitdaging Wanneer we de twee grote krachten nu bij mekaar brengen – nieuwe migraties en nieuwe technologie – dan zien we dat sinds de jaren 1990 onze samenleving een aantal zeer grondige en diepgaande wijzigingen heeft doorgemaakt, die haar op dit moment een heel ander gelaat geven dan daarvoor het geval was. Dit gelaat heet nu superdiversiteit, en we kunnen de grote trekken ervan als volgt samenvatten. 1. Mobiliteit is een fundamentele eigenschap geworden van onze samenleving en van ons bestaan, en dit in zeer veel opzichten. Mensen zijn mobieler, en hun boodschappen, kennis en informatie zijn dat in nog veel grotere mate. Men kan op dit ogenblik zonder moeite een nagenoeg volwaardig leven leiden op diverse plaatsen tegelijk, en men kan tussen die plaatsen netwerken scheppen van zeer grote intensiteit en diepgang. Vanuit elke fysieke plaats in de wereld lopen talloze onzichtbare lijnen naar een hele reeks andere plaatsen: economische, politieke, sociale, culturele, taalkundige lijnen. En die lijnen zijn even ‘reëel’ als een buurt, dorp of stad, ook al hebben ze niet de materiële zichtbaarheid van deze laatste. In een aantal gevallen hebben mensen veel meer en veel intenser contacten met mensen in een ander deel van de wereld, dan met mensen uit de eigen buurt of eigen familieleden, en dit is helemaal geen ongewoon fenomeen. 2. Samenlevingen zijn in hoge mate versnipperd geworden: de grote stabiele categorieën van weleer – autochtonen en allochtonen bijvoorbeeld – zijn vervangen door een hele reeks andere kleine, overlappende en verweven categorieën, die daarenboven nog heel snel veranderen ook. Gedurende enkele maanden kan een buurt gekenmerkt worden door de aanwezigheid van een aanzienlijke groep mensen uit Sri Lanka; men ziet ze op straat, men hoort er hun taal, ze openen enkele winkeltjes, hun kinderen bevolken de plaatselijke school. Enkele maanden later blijken ze verdwenen, en wordt de buurt gekenmerkt door de aanwezigheid van mensen uit Thailand en Vietnam, die nu op hun beurt dezelfde definiërende effecten op de buurt hebben. De stabiliteit van sociale categorieën komt daardoor heel sterk onder druk te staan. Het gevoel dat men ‘vertrouwd is’ met een bepaalde omgeving staat eveneens onder druk, en de identiteiten die we aan onszelf en aan anderen geven evolueren ook mee met deze dynamiek. 3. Stabiliteit als sociaal gegeven is aangetast. We leven nu allemaal in omgevingen die fundamenteel onstabiel zijn, dus bijzonder veranderlijk, en waarin wij ons bestendig moeten aanpassen aan de veranderingen in de omgeving. De opening van een Bulgaars café in de buurt heeft als effect dat we plots in onze straat dagelijks een aantal Bulgaren ontmoeten; idem met het opstarten van een vanuit Nigeria gestuurde Pinksterkerk en met andere soortgelijke fenomenen: veranderlijkheid is de regel. Dit roept op allerhande niveau’s vragen op: politieke vragen die door nieuwe rechtse bewegingen worden aangegrepen, maar ook alledaagse gedragsvragen – hoe pas ik me aan een zo snel veranderende buurt aan? 4. Ook individuele levens vertonen dezelfde kenmerken. We versnipperen ons leven nu over een hele reeks plaatsen, gemeenschappen en netwerken, en wij hebben een heel ander leven in elk van hen. ‘Jezelf zijn’ betekent iets heel anders op het werk of op Facebook. We organiseren onze levens (meervoud) in relatie tot de snel veranderende omgevingen waarin we ons bewegen. Technologie zelf drijft die verandering aan: Facebook heeft nu de leeftijd van een lagere schoolkind, Twitter is nog jonger, en allebei zijn ze ongetwijfeld geen eeuwig leven beschoren; de mobiele telefoon brak in België pas in 1996 door; de Smartphones zijn een zeer recente ontwikkeling, net zoals de veralgemening van de digitale televisie. Met iedere nieuwe stap in de technologie worden wij gedwongen tot diepgaande gedragsaanpassingen, en verandert ons leven. 5. Hybriditeit, vermenging zijn daardoor vanzelfsprekend geworden. We verzamelen invloeden vanuit al die uiteenlopende sites waarop we onze levens vorm geven en we mengen ze in een synthese die ons ‘life project’ is. ‘Puurheid’ is enkel nog retorisch van belang, terwijl ‘authenticiteit’ aan een opmars bezig is. Alles moet echt en authentiek zijn, geen fake. Authenticiteit betekent wel iets anders dan de herhaling van bestaande gewoonten en tradities – het staat niet meer voor ‘traditioneel’. Het draait om de capaciteit om allerlei dingen in de juiste verhoudingen te vermengen. Men is een authentiek Westvlaams Rapper wanneer men voldoende elementen uit de geglobaliseerde hiphop-cultuur vermengt met voldoende Westvlaamse elementen en nog wat andere invloeden. Elk van ons is dan ook, om een oude term te gebruiken, door en door multicultureel, en dat is normaal. Deze eigenschappen definiëren de superdiverse samenleving. Ze roepen uiteraard een groot aantal vragen op in verband met de manier waarop we ons deze samenleving inbeelden in onderzoek en beleid zowel als in alledaagse perceptie en gedrag. Ik overloop enkele punten van de grote uitdaging die superdiversiteit ons stelt. Theoretische uitdagingen Het is duidelijk dat we een groot aantal van de traditionele categorieën uit sociale wetenschappen grondig moeten herdenken. We hebben er al een aantal van aangegeven boven: -De idee dat een sociaal systeem ‘normaal gezien’ stabiel is en als zodanig kan beschreven en begrepen worden, is niet langer houdbaar. De snelle veranderingen in onze samenleving maken ons duidelijk dat we een ander uit- De handen van Fatma 22 gangspunt moeten gebruiken: snelle veranderlijkheid is de regel. -De idee dat ieder mens ‘normaal gezien’ lid is van één cultuur, één taal spreekt en tot één sociopolitieke gemeenschap behoort is eveneens uiterst problematisch. Vermenging, meervoudig lidmaatschap, en frequente ‘migratie’ naar andere groepen is de regel. -De idee dat mensen ‘normaal gezien’ sedentaire wezens zijn is ook niet langer houdbaar. Mensen en hun activiteiten zijn uiterst mobiel. Dit probleem hangt samen met de stabiliteitsgedachte hierboven: het is de mobiliteit van mensen die ervoor zorgt dat we samenlevingen niet meer kunnen zien als stabiele omgevingen waarin duidelijke reeksen regels gelden, en waarin de huidige regels moeten gevolgd worden omdat dit ‘altijd zo geweest is’. Regels en verwachtingen worden constant aangepast en (her)uitgevonden onder ivloed van de snelle veranderingen in de samenleving. -De courante ideeën die we hebben in verband met ‘normale’ identiteit blijken evenmin bestand tegen de test van de superdiverse realiteiten. We zijn niet één ding maar vele dingen; en welk van die dingen domineert hangt af van het thema, de plaats, het tijdstip en de tegenspeler. We raken even opgewonden in discussies over automerken, het rookverbod in cafés, vegetarisch eten en de vertraging van de treinen, als in discussies over ons Vlaming-, Nederlander-, Brusselaar- of Rotterdammer-zijn. -We moeten ook heel wat courante ideeën herzien inzake informatie, kennis en leerprocessen. Net op een moment waarop in heel Europa de school onder vuur komt te liggen en het formele onderwijs om de haverklap wordt hervormd, blijken de informele leeromgevingen ontzettend aan belang te winnen. Hoe mensen daarin leren, wat ze leren, en hoe dat informele leren zich verhoudt tot het leren op school – zijn allemaal grotendeels onopgeloste vragen tot nog toe. Algemeen genomen komt het erop neer dat we in de sociale wetenschappen zowat alle courante uitgangspunten moeten herijken. Datgene wat we als ‘normaal’ aanzien wordt gebruikt als het ‘neutrale’ vertrekpunt voor onderzoek en denkwerk. Welnu, die ‘normale’ dingen blijken hoe langer hoe abnormaler. In de kern samengevat komt het erop neer dat de traditionele ideeën die we hebben over sociale en culturele ‘orde’, onze erfenis van de moderniteit en het structuralisme, nu uitgediend zijn. Dit heeft naast theoretische gevolgen uiteraard ook talloze concrete gevolgen, en die overlopen we nu. Concrete gevolgen Ik begin met het meest algemene probleem. Het lijkt abstract, maar we zullen zien dat het in wezen zeer concreet is. -Er is doorheen superdiversiteit een gigantisch kennisdeficit ontstaan dat zich doorheen alle mogelijke geledingen van de samenleving vertoont. Zowel de publieke instellingen als de zorg- en opvangsector, het onderwijs en de media denken en handelen over onze samenleving alsof er nauwelijks iets is veranderd sinds de jaren 1990. Ze gaan nog steeds uit van de beelden die we hierboven beschreven, dat wil zeggen van een ingebeelde sociologie van stabiele residente gemeenschappen van mensen wiens achtergronden we kennen en begrijpen. Als superdiversiteit één zaak heeft duidelijk gemaakt is het dat we nauwelijks iets kunnen vooronderstellen met betrekking tot de structuur van onze samenleving en de kenmerken van de mensen die ze bewonen. Dit is zoals gezegd een zeer concreet probleem, want kijk hoe het zich uitdrukt in een reeks domeinen. -Politiek betekent het dat zowat alle bestaande migratie- en migrantenbeleid irrelevant is. Het baseert zich op een ingebeelde migratie, niet op wat zich in werkelijkheid voordoet. Begrippen zoals ‘integratie’ en ‘inburgering’ zijn enkel nog van nut voor een nauwe categorie migranten: de steeds kleiner worden kern van ‘legale’ immigranten die de volle rechten kunnen genieten. Voor het gros van de andere migranten is het niet van toepassing want zij zijn niet zinnens hun leven hier te slijten en hebben daarenboven geen toegang tot de formele domeinen van de samenleving. Migrantenbeleid moet gebaseerd zijn op de zeer diverse behoeften, achtergronden en trajecten van de echte migranten. Indien dit niet het geval is, dan werkt integratie- en inburgeringsbeleid eenvoudigweg de verdere sociaal-economische dualisering van de samenleving in de hand. -In de sectoren van opvang en welzijn heeft men al langer dan vandaag de duidelijke indruk dat de bestaande systemen en methodologieën niet langer meer afdoend zijn voor het behandelen van de gevallen die zich aandienen. Het ‘cliënteel’ van die sector is zodanig gediversifieerd dat heel nieuwe vormen van kennis en competentie, procedures en methoden moeten ontwikkeld worden om effectief te zijn. -Het zelfde geldt voor de sectoren van politie en justitie. Dezelfde problemen met het kennisdeficit duiken daar op, en om de rechten van eenieder te garanderen heeft men een steeds groter wordend (en duurder!) apparaat van ondersteuningsdiensten nodig: vertalers en tolken, interculturele bemiddelaars, deskundigen. Ook daar bevindt het systeem zich in een crisis. De handen van Fatma 23 -Het onderwijs ervaart eveneens een permanente crisis omwille van de veranderingen die hier beschreven zijn. Het is ook daar dat heel wat pijnpunten zich het vroegst en het duidelijkst manifesteren. Concreet: in een opvangklas voor ‘anderstalige nieuwkomers’ kan de leerkracht een groep krijgen met twee Oekraïense kinderen, een Koerdisch kind, drie Mongoolse kinderen uit dezelfde familie, een Sierra-Leonees kind, een Bulgaars en twee Latijns-Amerikaanse kinderen. Het enige criterium dat hen daar samen brengt is het feit dat ze geen Nederlands als moedertaal hebben. Hun onderlinge verscheidenheid zorgt er echter voor dat de leerkracht nauwelijks iets kan bereiken met de hele groep: sommige kinderen zullen zeer snel leren, want ze hebben al jaren degelijk onderwijs achter de rug; andere zullen heel traag leren, want ze hebben nog nooit een school van de binnenkant gezien. De kloof tussen de officiële en organieke categorieën (‘anderstalige nieuwkomer’) en de realiteit (zes-zeven verschillende types van ‘anderstalige nieuwkomers’) is in weing plaatsen zo duidelijk als daar. -Het onderwijs wordt daarnaast nog geconfronteerd met enorme uitdgagingen van pedagogische aard. Het integreren van informele leeromgevingen in het schoolse leren is een reusachtige uitdaging; omgaan met, en maximaal gebruik maken van een geheel nieuwe kenniswereld is er een andere; het omgaan met complexer wordende identiteiten bij leerlingen is er nog één. In zoverre het onderwijs relevant wenst te zijn kan het dergelijke vragen niet vermijden. -Kunst en Cultuur heeft als sector enkel te winnen bij superdiversiteit. De kunsten zijn vanouds geglobaliseerd, en het beklemtonen van dit nieuwe paradigma kan hen helpen deze fundamentele eigenschap een ‘normaler’ karakter mee te geven. Het werken rond versnippering, hybriditeit en mobiliteit is evenmin een onbekend gegeven voor hen, en ook daar kan superdiversiteit een programmatisch kader zijn voor hun activiteiten. Conclusie Het voordeel van superdiversiteit als fenomeen is dat het moeilijk te ontkennen valt. Wie rond kijkt merkt meteen dat onze omgeving er nu heel anders uitziet dan twee decennia terug; dat we onze levens op een andere manier organiseren en dat we met andere mensen contacten hebben. Dat is prima, want het is die onmiddellijke herkenbaarheid van de fenomenen die ons moet aanzetten tot het nodige denk- en revisiewerk. We moeten ons denken en handelen bewust hervormen in functie van de reële samenleving waarin we leven. We zullen dan in staat zijn de nieuwe dingen te incorporeren in de manieren waarop we onszelf en onze wereld begrijpen, en we zullen misschien ook oudere fenomenen kunnen herbekijken in het licht van de huidige realiteit. We kunnen er als mensen en als samenleving enkel op vooruit gaan. Bronnen Blommaert, Jan 2001 Ik Stel Vast: Politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing. Berchem: EPO Blommaert, Jan & Ronald Commers (red.) 2001 Het Belgische Asielbeleid: Kritische Perspectieven. Berchem: EPO Davidson, Cathy & David Theo Goldberg 2010 The Future of Thinking: Learning institutions in a digital age. Cambridge: MIT Press Vertovec, Steven 2007 Super-Diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies 26: 1024-1054. De handen van Fatma 24 Bijlage 5: getuigenissen in de reeks ‘Migratie, toen en nu’ van Youssef Kobo en Yassine Channouf ǦǣȀȀǤǤ Ȁ ʹͲͳ͵ȀͳʹȀͳͺȀǦǦǦǦǦǦȀ ǡȀȀ Ik beeld me mijn grootvader een halve eeuw geleden in. Op 37 jarige leeftijd hoort hij dat een klein Europees landje, Bergica genaamd, op zoek is naar Marokkaanse arbeiders. Mijn grootvader, dan woonachtig in Jebha, een pittoresk dorpje in het Noord Oosten van Marokko, voelt zich meteen geroepen. Net getrouwd en met twee jonge kinderen onder zijn hoede besluit hij de drastische stap te zetten. Hij onderneemt de reis naar het mysterieuze Bergica, een land waar hij tot voor kort niet afwist van haar bestaan. Voor zichzelf ziet hij geen toekomst weggelegd in het verpauperde Marokko van de jaren zestig. Net bevrijd van onder het koloniale juk van Spanje en Frankrijk biedt het land weinig of geen toekomstperspectieven aan haar bevolking. In de komende jaren zullen honderdduizenden Marokkanen het land verlaten op zoek naar een betere toekomst in Europa. We maken een sprong naar de 21ste eeuw. Mijn grootvader kijkt me bedenkelijk aan wanneer ik hem vraag of hij het verhaal van zijn migratie wil vertellen. Hij denkt even goed na, glimlacht en begint aan een drie uur durende monoloog over zijn avontuur in België. Op enkele uren tijd leer ik meer van mijn familiegeschiedenis dan ik de afgelopen jaren via mijn ouders, ooms en tantes overgeleverd kreeg. Het is geen groot geheim dat de meeste Marokkaanse ouders niet zo snel geneigd zijn te vertellen over hun migratie naar België. Ze vertellen niet graag over hun angsten, hun onzekerheden, de vele obstakels die zij hebben moeten overwinnen om hier hun leven op te bouwen. Met hun zwijgzaamheid proberen ze hun kinderen af te schermen van de pijn die zij al die jaren hebben doorstaan. Ontworteld van hun thuisland kwamen ze terecht in een andere cultuur. Een land met andere tradities en gewoontes. Een ervaring die velen onder hen heeft getekend voor het leven. Het wordt een moeilijk gesprek, dat emotioneel veel van hem vergt. Hij vertelt heel anachronistisch. Tijd en plaats veranderen voortdurend. De afgelopen 83 jaar heeft hij de wereld enorm zien veranderen. Zijn relaas heeft iets weg van de film Forrest Gump. Terwijl hij achteloos zijn levensverhaal vertelt, ontvouwen zich op de achtergrond de meeste markante gebeurtenissen van de 20ste eeuw. Van zijn ervaringen met de Tweede Wereldoorlog tot zijn ongeloof toen hij hoorde over Neil Armstrong’s eerste voetstappen op de maan en zijn herinneringen aan de dekolonisatie van Afrika. Als tiener ontsnapt hij ei zo na aan een gewisse dood wanneer er op hem geschoten wordt door Spaanse soldaten. Hij zette het op een lopen nadat het Spaanse leger jongeren in zijn streek kwam rekruteren om dwangarbeid te verrichten. In flarden vertelt hij me over zijn gevaarlijke oversteek naar Europa. Zijn moeizame zoektocht naar een job in België. Het verlies van kinderen. De harde confrontatie met racisme. Het gemis van het vaderland en de familie die is achtergebleven. Zijn migratie naar België betekende een keerpunt in zijn leven. Hoewel hij er het grootste deel van zijn leven doorbracht, zal hij zich hier nooit thuis voelen. De constante ontvreemding en onthechting in België lopen als een rode draad door zijn verhaal. Hij is er nooit in geslaagd een echte band op te bouwen met zijn tweede thuisland. Zijn werkgevers en bij uitbreiding de hele maatschappij hebben nooit van hem verwacht dat hij de taal zou leren. Er hem werd steeds op het hart gedrukt dat hij hard moest werken en liefst niet teveel opvallen. En zoals velen van de eerste generatie gastarbeiders deed hij wat hem werd opgedragen. Het kenmerkt die eerste generatie. Ik herken deze mentaliteit bij zovelen van de eerste en tweede generatie die geruisloos door het leven gaan. Mijn grootvader is heel mild over het racisme dat hem al die jaren ten dele is gevallen. Zo werd hij op het werk nooit aangesproken bij zijn voornaam, maar werd hij steeds makak en zwartkop genoemd. Toch tilde hij er niet zwaar aan. Hij verkiest om negatieve ervaringen te vergeten en klampt vast aan de positieve. Hij koestert nog steeds warme herinneringen aan de solidariteit van de bevolking toen hij pas aankwam. De oprechte interesse van zijn buren. Nog steeds is hij heel dankbaar voor hun gastvrijheid en behulpzaamheid. De nonnen en de pastoor, die hem kleren, dekens en lakens brachten voor de kinderen. Die hem wegwijs maakten in het België van eind jaren zestig. De handen van Fatma 25 Hij kijkt tevreden terug op een bewogen leven. België heeft door de jaren heen een grote plaats in zijn hart verworven, maar toch heeft hij Marokko nooit kunnen loslaten. Voor mij is het net omgekeerd, België is mijn thuis. Hoewel ik nog een sterke band heb met Marokko en ik door sommigen in dit land nog steeds als een vreemde beschouwd wordt, voel ik me hier thuis. Net daarin ligt het contrast tussen de eerste en de derde generatie Marokkaanse en Turkse migranten. Terwijl de eerste generatie nog heimwee heeft naar het moederland, verlangt de derde generatie naar een volwaardige plaats in de samenleving. Verlost van al die etiketten en vooroordelen. Zoals zovelen jongeren van de derde generatie heb ik geflirt met het idee om terug te keren naar Marokko. Ik stel me vaak de vraag hoe het moet zijn om in een land te leven waar je niet scheef bekeken wordt op je huidskleur. Waar je achtergrond en levensbeschouwing niet voortdurend geproblematiseerd worden. Waar er geen vraagtekens geplaatst worden bij je identiteitsbeleving. Een land waar je aanwezigheid niet gecontesteerd wordt. Maar verder dan wat dagdromen komt het niet. Mijn wortels liggen te diep verankerd in België. Het verhaal van de eerste generatie is er een dat te weinig verteld wordt. Het is een generatie die vaak over het hoofd wordt gezien. Een vergeten stuk Belgische geschiedenis. Een blinde vlek in onze collectief geheugen. Met dit relaas breng ik hulde aan de offers die zij hebben gebracht. Aan de strijd die zij hebben geleverd om hun kinderen een betere toekomst te schenken. Het is aan de komende generaties om hun pionierswerk tot een goed einde te brengen. Ik ga alvast de uitdaging aan. Youssef Kobo is 25 jaar. ǦǣȀȀǤǤ Ȁ ʹͲͳͶȀͲͳȀʹʹȀǦǦǦǦǦǦǦǦǦ Ȁ ǡȀȀ Terwijl ik deze tekst schrijf lig ik languit gestrekt onder enkele palmbomen. Tien meter verder is de warmwaterbron die door de Griekse historicus Herodotus wordt beschreven, en die vernoemd is naar Yuba, een oude berberkoning uit het hedendaagse Marokko. Het oude Griekenland, de Maghreb en wat het MiddenOosten wordt genoemd, komen samen in dit punt, in deze bron in Siwa. Die bron is ook mijn bron van leven. Mijn persoon, het hedendaagse “ik”, werd gevormd in en door al deze regio’s. Migratie is ongetwijfeld het sleutelwoord in de wording tot wie ik nu ben. Maar aan deze bron van leven kom ik ook tot het besef dat ik door migratie niet alleen heb “gewonnen”, maar ook “verloren”. Het is aan en rond deze bron dat mijn beeld over mezelf veranderde. In deze afgelegen oase wonen de enige Berbers van Egypte, de meest oostelijke van alle Berbers. Eeuwenlang hebben ze zich vrijwel onafhankelijk en afgezonderd van de buitenwereld ontwikkeld. Als ik de mensen hoor praten herken ik hier een daar een paar woorden, en daar schrikken de mensen van op. Dan zeg ik: “Ik ben jullie neef uit Marokko, ook een Berber!” Dan zie je een glimlach en een twinkeling in de ogen. Welkom geheten worden. Uitgenodigd worden. Tientallen keer hetzelfde gesprek waarbij ik tientallen keren dezelfde verassende gezichten zie als ik zeg dat onze woorden voor grond, hand, voet, oog, oor, water, zon, vuur, kameel, koe, etc. dezelfde zijn. Mijn übergezellige Arabische vriend die hier als ober werkt in het enige noemenswaardige restaurant vertelt me dat er af en toe mensen langskomen die me bij hen thuis willen uitnodigen. Ik voel dat de mensen oprecht blij zijn om deze verre soortgenoot te ontmoeten. Ik word overvallen door emoties als ik met al die oprechte goedheid word geconfronteerd. Ik krijg zelfs cadeaus en mensen die me nauwelijks kennen bieden me spontaan hun vervoersmiddel aan. Het was op zo’n moment, nagenietend van weer zo’n overweldigende, positieve ervaring, dat ik ineens tot het besef kwam: Waarom schrik ik hier van? Waarom ben ik zo verbaasd hierover? Dat komt, om kort (en kortaf) te zijn, omdat ik weinig goedheid heb mogen ervaren in België, en ook, omdat ik weinig goeds heb gedaan. Elke cultuur wordt door mensen gecreëerd en dus ook door mensen veranderd. Hier in Siwa heb ik het gevoel dat ik de cultuur die ik van mijn ouders heb meegekregen stap voor stap aan het verloochenen ben. Het is nochtans die cultuur die mij aanmaant tot gastvrijheid, tot het verrichten van kleine handelingen en het zeggen van simpele dingen, die voor een ander heel veel kunnen betekenen. De handen van Fatma 26 Hoewel we al 15 jaar naast elkaar wonen ben ik nog nooit in het huis van mijn Vlaamse buren geweest. Ik ken zelfs hun namen niet. Ik weet ook niet of zij mijn naam kennen. Maar ik kan de keren niet meer tellen dat mijn moeder bij onze Portugees-Nederlandse buren aan de ene kant, en onze oervlaamse buren aan de andere kant aanklopte om eten, koffiekoeken, harira etc. te geven. Toen mijn vader nog leefde en we in een andere buurt woonden, nodigde mijn vader vaak al zijn buren uit. Onze toenmalige overburen Jean en Maria brachten in 1989 zelfs twee zomermaanden bij ons door in het Marokkaanse Driouch (ergens heb ik ook medelijden met hen, Driouch kennende). Maar mijn vader stierf in 1995. Hij zou nu weinig van zichzelf herkennen in zijn asociale zoon. Ik heb mijn buren nog nooit –zelfs niet voor de grap- uitgenodigd voor een glaasje thee. En tot nu had ik er nooit zo over nagedacht. Deze plek, Siwa, waar de eerste elektriciteitspaal een kleine 20 jaar geleden werd geplaatst, heeft me geleerd dat ik niet “geciviliseerd” ben met mijn tablet, laptop, smartphone etc. Deze plek heeft me geleerd dat mijn ouders, komende uit de “middle of nowhere” in een afgelegen regio van Marokko, mij overtreffen in menselijkheid. In deze “middle of nowhere” herken ik een beetje die pre-kapitalistische samenleving waar mijn ouders ooit in hebben geleefd. En hier heb ik hun mentaliteit en hun vroegere way of life leren appreciëren. En ben ik tot het besef gekomen dat niet alleen zij een dure prijs hebben betaald door te migreren, maar ook wij, hun kinderen en kleinkinderen. Want deze tekst zal niet door mijn ouders gelezen worden, maar wel door degenen die er niet voor hebben gekozen om op te groeien in dit land. Ook wij dragen de littekens van migratie. Ook wij hebben vaak gevloekt om de keuze van onze ouders: “Waarom België?!”. Alsof zij die keuze hebben gemaakt in een reisbureau. Maar tijd, en een gezonde dosis zelfreflectie, hebben me doen beseffen dat ik mijn verlies nog kan ombuigen door te leren van die analfabete moeder van mij. Het is ver weg van België dat ik besef dat ik socialer moet zijn, dat ik mensen moet uitnodigen, dat ik een vreemde als een vriend hoor te beschouwen. Ik heb geleerd om meer te zijn zoals mijn overleden vader, om begrip te tonen voor zijn levenswijze, om zijn –en ook mijn- taal te gebruiken en te waarderen, omdat ze me linkt met zoveel meer mensen. En vooral, om niet zomaar te roepen dat ik een trotse Berber of Arabier ben, maar door ernaar te handelen. Wees dus welkom. Yassine Channouf is 26 jaar De handen van Fatma 27 Bijlage 6: recensies, artikels en videoreportages RECENSIES ͳͺǤͲ͵ǤʹͲͳͶǦǤǤǦ ‘Intiem en pijnlijk theater’ De spiegel bedriegt niet. De spiegel vertelt alleen de waarheid. Ik zie er nog jong en elegant uit. Maar vergis je niet. Alles aan mij is oud. Alles aan mij is versleten. Kijk hoe mager ik ben. Je zou het niet zeggen, toch is het zo. Dat komt door de wijde pyjama’s die ik draag. Daarin vallen mijn beenderen niet op. Mijn gezicht is bleek en er is amper een rimpeltje te zien. Dat komt door te weinig zon. Hoe voelt de zon op je huid? Ik denk dat ik vergeten ben hoe dat voelt. t, arsenaal mechelen brengt met de voorstelling De handen van Fatma opnieuw een sterk staaltje van baanbrekend theater. Het verhaal van Fatma, een jonge Marokkaanse moeder grijpt je naar je keel en laat je niet los. Door de opstelling van het theater wordt het voor de toeschouwer een pijnlijke confrontatie. Je komt dicht op de huid van Fatma. In de De handen van Fatma volgen we de lijdensweg van een jonge vrouw die weggetrokken wordt van een vertrouwde omgeving naar voor haar een onbekend land met andere tradities. Je ziet Fatma met haar koffers als jonge vrouw vertrekken. Klaar om in het buitenland een moderne vrouw te worden, met als groot rolmodel de actrice en mode-icoon Grace Kelly. Eenmaal aangekomen in België, raakt Fatma beetje bij beetje teleurgesteld. Je voelt de hoop, de verlangens, de dromen uiteenspatten. Heimwee verscheurt Fatma. “Ik heb eeuwen en eeuwen van reizen achter de rug. Maar van alle wegen leek heimwee de langste. Er leek geen einde aan te komen”, horen we met een gekraakte stem. Fatma mist ‘rkempou’, de bergen, de geiten… Haar echtgenoot Omar ziet Fatma amper. Haar zoon Bilal bezoekt haar evenmin. De eenzaamheid omarmt Fatma. Je ziet hoe het licht uitdooft in de ogen van deze vrouw. De kleren dragen haar. Van de jonge vrouw die eens zo elegant was, blijft niets meer dan een schim over … Krachtige acteervertolkingen van Ikram Aoulad, Maryam Hassouni en Evelien Van Hamme. Samen brengen ze Fatma tot leven. In het Nederlands, het Berbers en het Darija komt het personage helemaal tot uiting. De handen van Fatma is intiem, pijnlijk, ontroerend, maar ook herkenbaar met een lach. Een mooie ode aan de vrouw achter de gastarbeider. De voorstellingen waren in een mum van tijd uitverkocht. Maar niet getreurd, in het najaar wordt het stuk hernomen. al.arte.magazine houdt je op de hoogte! http://www.alartemag.be/culture/de-handen-van-fatma-intiem-en-pijnlijk-theater/ ͳͺǤͲ͵ǤʹͲͳͶǦǤǦ ‘De handen van Fatma, meer dan één vrouw’ ‘Er is schoonheid in het verdriet van een aftakelend lichaam, in de trillende handen van Fatma, in de afwezigheid van een slechte zoon, in de eenzaamheid van een vrouw die elders zal sterven. Die schoonheid weergeven is niet vanzelfsprekend. Dat is een prestatie van wie een prachtige tekst schreef en van wie er leven in blies.’ De handen van Fatma 28 17.03.2014 - joommagazine.nl - Mo el Miri ‘De handen van Fatma is een must see voor iedereen’ De theatervoorstelling van De handen van Fatma is onlangs in première gegaan in België in het teken van ’50 jaar migratie’. Een prachtig verhaal over een moeder ‘Fatma’ die emigreert uit Marokko naar het België van de kolenmijnen. Een verhaal dat je aangrijpt vanaf het eerste moment en je niet meer los wil laten. In doodse stilte komt Fatma in drievoud op. Een personage dat door drie getalenteerde speelsters – Ikram Aoulad, Maryam Hassouni en Eveline Van Hamme – wordt opgevoerd. Vanuit het heden het verleden in met Fatma. Een fascinerend verhaal, waarbij je in het hart en hoofd kruipt van Fatma om te zien met welke hoop en verwachtingen zij haar man Omar volgde naar het onbekende België. ‘De handen van Fatma’ zit vol momenten die heel herkenbaar zijn voor ons ’nieuwe’ Belgen of Nederlanders. Momenten die je laten terugdenken aan je eigen ouders die vroeger dezelfde uitdaging aan zijn gegaan. Wellicht met een ander lot en andere ervaringen, maar herkenbaar. Een brok in m’n keel door de eenzaamheid die Fatma ervaart in haar laatste jaren, de druk van haar zoon Bilal die haar het verzorgingshuis in wil hebben en haar man Omar die zelden meer thuis is. Geluk dat men zocht in België, heeft een tol geëist voor Fatma. Trillende handen, alleen in huis, praten tegen de spiegel. Het stuk De handen van Fatma is een emotioneel en realistisch verhaal. Een verhaal van vele ‘nieuwe’ Belgen en Nederlanders dat zelden tot niet verteld wordt. We hopen dat dit stuk ook opgevoerd zal worden in Nederland. Een verhaal dat je beroert, laat lachen, maar zeker zal aangrijpen met een brok in je keel. Een must see voor iedereen. http://joommagazine.nl/de-handen-van-fatma ͳͶǤͲ͵ǤʹͲͳͶǦϐǤǦ ‘Het hele stuk door krijg je het gevoel dat je binnen kijkt in de huiskamer en dus ook in het leven van Fatma’ 8 maart- vrouwendag- een mooie lenteavond in t,arsenaal. Veel vrouwen en enkele verdwaalde mannen hebben zich hier verzameld voor de theatervoorstelling De handen van Fatma. Vijf jaar na Belga maakt Michael De Cock opnieuw een voorstelling over de eerste generatie Marokkaanse migranten in België. Deze keer bekijkt hij het migratieverhaal vanuit het oogpunt van de Marokkaanse vrouwen die hun man vergezelden naar het nieuwe thuisland. Als jonge vrouw verlaat Fatma haar geboortedorp en reist ze haar man achterna naar België. Ze is vol hoop en verwachting- ook letterlijk van haar zoon, Bilal. De toeschouwers worden anderhalf uur ondergedompeld in het leven van deze vrouw. Wat is er van alle verlangens geworden? Hoe kijkt de oude vrouw op de jonge vrouw terug? En wat deed ze, met al haar talenten en dromen, in het nieuwe land? De kracht van dit bitterzoet vertelstuk schuilt zowel in de intieme sfeerschepping, het gelaagde acteerwerk en de mooie teksten. Huiskamertheater Speciaal voor deze voorstelling werd een klein, rond theater ontworpen. Zo zat je bijna op de schoot van je mede-toeschouwers en kon je de actrices- als het ware- aanraken. Deze setting zorgde voor een knusse en intieme sfeer. Het hele stuk door krijg je het gevoel dat je binnen kijkt in de huiskamer en dus ook in het leven van Fatma. In dat leven werd veel gelachen en gefeest maar ook gemijmerd over verborgen dromen en niet ingeloste verlangens. Het gemis en de heimwee naar het geboorteland, Marokko, loopt als een rode draad doorheen het stuk. Een van de krachtigste momenten van de voorstelling is het eindbeeld. Een vage foto van Fatma’s geboortedorp wordt geprojecteerd op een met klei, ingevette spiegel. De handen van Fatma 29 Meerlagige identiteit Naast het sfeervolle decor is het acteerwerk een tweede krachtig ingrediënt van deze voorstelling. Het samenspel van de drie jonge actrices (Ikram Aoulad, Evelien Van Hamme en Maryam Hassouni) verbeeldt op een passende manier de meerlagige identiteit van Fatma. Fatma is in de eerste plaats vrouw maar daarnaast is ze ook een liefdevolle echtgenote, een bezorgde moeder en een dochter met heimwee. Ze is tegelijkertijd Marokkaanse en Belgische. Ze spreekt haar moedertaal en Nederlands - vaak perfect gemengd in eenzelfde zin. Ze houdt vast aan de waarden waarmee ze is grootgebracht maar is ook nieuwsgierig naar de veranderingen en nieuwigheden die de reis naar België met zich meebrengen. Deze identiteiten botsten vaak. We zijn zo getuige van het vaak verborgen, innerlijke identiteitsconflict dat eigen is aan elke migratie. Wortels en waterdruppels Deze theatervoorstelling steunt op doorleefde en goed uitgekozen teksten van een aantal topauteurs. In het stuk worden tekstfragmenten gebruikt uit de gelijknamige novelle van Fikry El Azzouzi, uit het boek ‘Moeders van de stilte’ van Birsen Taspinar en uit ‘Handen van papier’ van Rachida Lamrabet. Bovendien bevat het stuk ook enkele fragmenten van de regisseur zelf. Vaak zijn deze fragmenten heel symbolisch maar ook to-the-point en herkenbaar grappig. Onderstaand fragment van Fikry El Azzouzi laat je al eens proeven: “Mijn gezicht is bleek en er is amper een rimpeltje te zien. Dat komt door te weinig zon. Hoe voelt zon op je huid? Ik denk dat ik vergeten ben hoe dat voelt.” http://www.kifkif.be/cult/recensie-de-handen-van-fatma ͳͳǤͲͺǤʹͲͳͶǦ In de integratiediscussie is het verhaal van de vrouwen van de eerste generatie gastarbeiders altijd onderbelicht geweest. De handen van Fatma wil daarin verandering brengen. MO Actueel bespreekt het theaterstuk met Fikry El Azzouzi (auteur van de gelijknamige novelle) en Maryam Hassouni die, samen met twee andere actrices, de arbeidersvrouw Fatma speelt. http://moslimomroep.nl/mo-actueel-de-handen-van-fatma/?npo_cc_skip_wall=1&npo_cc=na&npo_ rnd=117721707 ͲǤͲ͵ǤʹͲͳͶǦȀ Evelien Van Hamme, Ikram Aoulad en Maryam Hassouni: drie vrouwen, drie actrices, die het verhaal van Fatma vertellen. Beluister de reportage en kom te weten wat ze te vertellen hebben over hun rol in deze voorstelling. http://www.tarsenaal.be/files/downloads/DeHandenVanFatma_ReportageKlara_(Espresso).mp3 09.05.2014 - Mike De Ridder Reportage van De handen van Fatma met Ikram Aoulad, Maryam Hassouni en Evelien Van Hamme. https://www.youtube.com/watch?v=gagN5-4kbbM De handen van Fatma 30 ARTIKELS ,EEsE&dD 07.03.2014 - Moussem Journa(a)l DŽƵƐƐĞŵ:ŽƵƌŶĂ;ĂͿůͬϬϭ͘ϬϮ͘ϭϰ De handen van Fatma 31 31.07.2014 - De Telegraaf De handen van Fatma 32
© Copyright 2025 ExpyDoc