TRAMNETWERK UTRECHT Studie inpassing Tramnetwerk in het Stationsgebied datum : 17 juni 2010 2 3 INHOUDSOPGAVE 1 CONTEXT 4 2 KWESTIE 6 3 VERVOERSWAARDE EN EXPLOITATIE 8 4 RUIMTELIJKE INPASSING 12 5 TOELICHTING VOORKEURSVARIANT 26 6 FASERING 30 7 FINANCIËN EN PLANNING 32 8 CONCLUSIE 33 9 VERVOLG 34 BIJLAGE A: KNELPUNTANALYSE 36 BIJLAGE B: TOETSING RUIMTELIJKE 62 INPASBAARHEID BIJLAGE C: VARIANTEN FLY-OVER 80 4 1. CONTEXT In de rapportage “Tramnetwerk 2025, Rail als drager van het OV systeem” is de ambitie neergelegd om in de regio Utrecht een netwerk te realiseren bestaande uit 5 tramlijnen. Het AB-BRU heeft eind 2009 ingestemd met deze ambitie en de daaraan verbonden vervolgonderzoeken. De gewenste doorkoppeling van deze 5 tramlijnen in het Stationsgebied van de gemeente Utrecht is één van deze onderzoeken. Voor de besluitvorming over een mogelijke vertramming van de HOV om de Zuid hebben het Bestuur Regio Utrecht (BRU) en de gemeente Utrecht een Samenwerkingsovereenkomst (SOK) gesloten. Doel van de overeenkomst is om te komen tot een gezamenlijk projectbesluit, tevens go / no go besluit over de mogelijke vertramming van de HOV om de Zuid. In de SOK is bepaald dat medio 2010 het tracé van HOV om Zuid wordt vastgesteld. Besloten is dat daarvoor eerst duidelijk moet zijn hoe de doorkoppeling van de 5 regionale tramlijnen in het Stationsgebied en de aanlanding in de OV-Terminal zal verlopen. Het “Tramnetwerk 2025” is een gedeelde ambitie, maar moet alvorens er besluitvorming over kan plaatsvinden, verder uitgewerkt worden. Dit staat op gespannen voet met de plannen van het Stationsgebied. Het Definitief Ontwerp voor de OV-Terminal is immers al enkele jaren geleden vastgesteld, ProRail heeft de uitvoering daarvan inmiddels aanbesteed. Ook andere projecten in het Stationsgebied verkeren in een vergevorderd stadium. Het is daarom van belang dat er zo snel mogelijk een besluit wordt genomen over de doorkoppeling van de tram in het Stationsgebied, zodat vervolgens vastgesteld kan worden op welke onderdelen de plannen voor de OV-Terminal moeten worden aangepast. In dit rapport zijn voor de doorkoppeling de vervoerkundig haalbare varianten verder uitgewerkt. Van deze varianten is in beeld gebracht wat de gevolgen zijn voor de plannen van de OV-Terminal, Stationsgebied en Kruisvaart (inhoud, financiën en planning) en de vervoerkundige aspecten (o.a. exploitatie), dit alles op hoofdlijnen. Van de voorkeursvariant is een faseringsmodel opgesteld. Op grond van de voorkeursvariant moet door de gemeente en het BRU kunnen worden vastgesteld welke tracévariant van HOV om de Zuid (oost of west) toekomstvast is. Dit is één van de criteria om uiteindelijk te komen tot het tracébesluit van medio 2010. Dit rapport zal één van de onderleggers zijn van het te nemen tracébesluit HOV om de Zuid door respectievelijk B&W gemeente Utrecht en het DB-BRU. 5 Eerder is een tussentijdse rapportage opgesteld (Tramnetwerk Utrecht d.d. 8 april 2010) waarin de conclusies waren opgenomen en een beperkte onderbouwing. In deze eindrapportage wordt is een uitgebreidere onderbouwing opgenomen. De conclusies zijn niet gewijzigd. Alle andere vervolgonderzoeken uit de rapportage Tramnetwerk 2025 zullen worden gebundeld in de studie “Regionale OV-visie”. De planning is dat deze studie eind 2010 gereed is. 6 2. KWESTIE De OV-Terminal is de ‘spin in het web’ van onder meer alle HOV-lijnen in de regio Utrecht. Op termijn is voorzien om een belangrijk deel van deze HOV-lijnen te ‘vertrammen’. Dit zal in stappen gebeuren en elke stap zal een eindsituatie kunnen zijn. De eerste stap is de vertramming van de HOV om de Zuid, en de doorkoppeling naar de SUNIJ-lijn. Tracémodellen en de inpassing ervan in het Stationsgebied en het Kruisvaartkwartier zijn op hoofdlijnen bestudeerd. Tevens zijn de modellen bestudeerd op de toekomstvastheid. De volgende vier kwesties zijn in deze studiefase aan de orde geweest: A. Doorkoppeling HOV om de Zuid De ambitie ligt er om op relatief korte termijn de vertramming van HOV om de Zuid te realiseren. Het model van het tramnetwerk binnen het Stationsgebied moet op deze ontwikkeling aanhaken en deze qua fasering niet in de weg zitten. B. Inpasbaarheid Het model van het tram- en busnetwerk moet uitvoerbaar zijn en de ontwikkeling van het Stationsgebied (uitvoering Masterplan en Kruisvaartkwartier) niet in de weg zitten. Verder moet het indien mogelijk een verbetering opleveren voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het Stationsgebied. C. Toekomstvast totaalnetwerk Het tramnetwerk dient een robuust openbaar vervoersnetwerk voor de regio Utrecht te ondersteunen voor de lange termijn. De mogelijke trammodellen zijn geoptimaliseerd tot enkele tracés welke het meest efficiëntst kunnen worden ingepast. D. Exploitatie De wijze waarop de tramlijnen worden doorgekoppeld moet uit exploitatief oogpunt te verantwoorden zijn. 7 Opgave vertramming binnen Stationsgebied 8 3. VERVOERSWAARDE EN EXPLOITATIE Doorkoppelingsscenario’s In het door het AB BRU vastgestelde visiedocument voor het tramnet wordt uitgegaan van een tramnetwerk in 2025 met vijf tramtakken. Deze tramtakken wordt als meest kansrijk beschouwd om de basis te vormen van een regionaal tramnetwerk in de regio Utrecht. Uitbreidingen van het tramnet bovenop deze 5 lijnen zullen altijd aantakken op deze basisstructuur. Al deze tramtakken komen samen in de OV-Terminal. Vanwege een efficiënte exploitatie en het gegeven dat er weinig ruimte in het stationsgebied beschikbaar is, zullen deze tramtakken zoveel mogelijk aan elkaar gekoppeld worden om zo doorgaande tramlijnen te vormen. Voor het doorkoppelen gelden daarom een aantal uitgangspunten: - geen eindigende lijnen in de OV-Terminal omdat er geen ruimte is voor keervoorzieningen - niet kopmaken (aankomen en vertrekken in dezelfde richting) omdat dit veel tijd kost en meer perroncapaciteit vergt - helderheid voor reizigers: binnen de OV-Terminal moeten reizigers zonder al te veel moeite hun bus en tram kunnen vinden. Dit betekent onder andere dat alle tramlijnen die dezelfde kant op gaan, ook aan hetzelfde perron halteren. De doorkoppeling kan op verschillende manieren plaatsvinden: - In de eerste plaats speelt daarbij de wens om de trams uit Leidsche Rijn en Nieuwegein/ IJsselstein door te laten rijden naar de binnenstad en dus te koppelen aan de lijnen naar Zuilen/Overvecht en de Uithof/Zeist. Op termijn zullen ook steeds meer reizigers van de oostkant van de stad naar de westkant willen omdat daar veel werkgelegenheid wordt gerealiseerd. - Ten tweede zullen zoveel mogelijk takken met een even zware vervoerwaarde (en dus frequentie) logischerwijs aan elkaar gekoppeld worden. - In de derde plaats speelt de fasering en volgorde van de realisatie van de verschillende tramtakken een rol. Per tussenstap zullen de tramtakken aan elkaar geknoopt moeten worden. Vanuit toekomstvastheid en flexibiliteit zullen dan ook verschillende scenario’s voor doorkoppelingen moeten passen op de te realiseren infrastructuur in het stationsgebied. Belangrijk is dat niet alle theoretische doorkoppelingen mogelijk zijn: tramlijnen uit het westen die doorgekoppeld worden richting het Vredenburg moeten altijd via de Van Zijstweg (zuidradiaal) het station benaderen. Dit is de enige mogelijkheid om een halte in de OV-Terminal (=direct onder de stationshal) te kunnen realiseren. Iedere tramlijn die via de Graadt van Roggenweg het station nadert, kan per definitie niet doorgekoppeld worden naar het Vredenburg (want dan moet hij kopmaken) en zal automatisch doorgekoppeld worden de HOV om de Zuid (als tramlijn). Echter, binnen deze randvoorwaarden zijn nog diverse doorkoppelingsscenario’s mogelijk waardoor ook iedere tussenfase richting het beoogde eindbeeld gerealiseerd kan worden (in willekeurige volgorde). Voor wat betreft de inpassing in het OV-Terminal zijn een drietal varianten mogelijk: 1. Zoals in het DO voor de OV-Terminal: alle vertrekkende bussen en trams richting het oosten halteren aan de oostzijde en alle vertrekkende bussen en trams richting het westen halteren aan de westzijde. 2. Alle trams halteren aan de westzijde en alle bussen halteren aan de oostzijde. 3. Alle trams halteren aan de oostzijde en alle bussen halteren aan de westzijde. De varianten 2 en 3 zijn alleen mogelijk doordat de tramlijnen zodanig veel buslijnen vervangen, dat het mogelijk wordt alle overblijvende buslijnen aan één zijde van de OV-Terminal te laten halteren. Hiermee wordt het beeld voor de reiziger ook duidelijker dan in variant 1: voor 9 N Tram op oost, Bus op west = buslijn = bus op rijbaan, met autoverkeer = tramlijnen N Tram op west, Bus op oost = buslijn = bus op rijbaan, met autoverkeer = tramlijnen 10 een tram moet u naar de ene kant en voor de bus naar de andere kant. Niet alle reizigers zullen immers weten of hun bestemming in het oosten of westen ligt, zeker niet als dit gevoelsmatig eerder het noorden of het zuiden betreft. Iedere variant waarin een mengvorm optreedt of waarin deels afgeweken wordt van deze varianten is niet aan de reiziger uit te leggen en is daardoor niet acceptabel. Variant 1 (oost op oost, west op west) blijkt al niet te passen met de situatie zoals die in 2015 mogelijk ontstaat, namelijk een koppeling van de HOVodZ als tram met de SUNIJ-lijn. De trams die vertrekken richting Nieuwegein moeten dan kopmaken op het westelijke bus/tramstation. Dit kost teveel tijd, waardoor de perroncapaciteit zodanig laag wordt, dan een 2e tramlijn niet meer op dit perron kan worden afgewikkeld. Daarnaast neemt de tram alle ruimte op Oost in beslag die is bedoeld voor de busbuffer. Er is aan de Oostzijde geen alternatieve locatie voor de busbuffer voorhanden. Dit zou dan ook grote exploitatieve en dus financiële consequenties hebben. Alleen de varianten 2 en 3 voldoen bij verschillende doorkoppelingsscenario’s aan de uitgangspunten. In variant Tram op Oost, Bus op West rijden de trams uit Leidsche Rijn via een nieuwe kruising met de sporenbundel aan de zuidzijde van het station [gele lijn] in de richting van Zuilen/ Overvecht. De HOV om de Zuid komt via de Adema van Scheltemabaan binnen en eindigt aan de oostzijde of rijdt door naar Westraven [voorkeur]. De tramlijn via de Binnenstadsas (Uithof/Zeist) is via de Leidseveertunnel doorgekoppeld met de SUNIJ-lijn [rode lijn]. De bussen kunnen vanuit alle richtingen via de in de OV-Terminal beoogde HOV-infrastructuur naar de aan de westzijde gelegen busterminal rijden. In variant Tram op West, Bus op Oost rijden de trams uit Nieuwegein en IJsselstein (SUNIJ-lijn) via het westelijke tramstation en de Leidseveertunnel naar het Vredenburg [rode lijn], en verder door de binnenstad naar De Uithof en Zeist. De HOV om de Zuid komt via het Kruisvaarttracé binnen en is via de Verlengde Graadt van Roggenweg doorgekoppeld naar Westraven [voorkeur] of eindigt in de OV-Terminal. De trams uit Overvecht en Zuilen rijden via de Leidseveertunnel naar het westelijke tramstation [gele lijn] en rijden verder naar Leidsche Rijn. De bussen vanuit oostelijke en zuidelijke richting rijden rechtstreeks naar het busstation aan de oostzijde. De bussen uit het westen moeten via een nieuwe, alternatieve route van de Graadt van Roggenweg naar het Smakkelaarsveld rijden. Voor bussen uit het zuiden is hiervoor het Kruisvaarttracé nodig. Verkeerskundige afwikkeling In het DO voor de OV-Terminal is een HOV-structuur voor de bus ontworpen, aansluitend op de toeleidende routes naar de OV-Terminal. Deze HOV-structuur bestaat uit de busbanen op het Vredenburg, Smakkelaarsveld, de verbinding met het oostelijk busstation, Leidseveertunnel, Lombokplein, Mineurslaan en NH-straat. Indien er naast bussen ook een tramnetwerk in het stationsgebied moet worden ingepast, verandert het gebruik van die HOV-structuur. In de variant Tram op West, Bus op Oost zal het merendeel van de bus- en tramlijnen van de Leidseveertunnel gebruik maken. Dit betreft de tramlijnen van en naar de binnenstadsas en naar Zuilen/Overvecht die naar het westelijke tramstation moeten plus alle buslijnen van de Graad van Roggenweg en Vleutenseweg die naar het oostelijke busstation moeten. Op het traject Smakkelaarsveld - Leidseveertunnel Lombokplein - Mineurslaan maken deze tram- en buslijnen van dezelfde infrastructuur gebruik. Deze route heeft onvoldoende capaciteit om zowel de tram- als de buslijnen hoogwaardig te faciliteren. Daarom dient in deze variant een parallelle busroute naar de geplande HOV-structuur gerealiseerd te worden. Naar verwachting zullen de trams (maar ook de bussen) bij de achtervolgende 4-5 kruisingen op die route een onacceptabele vertraging oplopen 11 (ordegrootte 2-3 minuten) door het wachten bij verkeerslichten (steeds gemiddeld een halve minuut). Er is dan geen sprake meer van een ongestoorde doorstroming die van HOV-infrastructuur en in het bijzonder van een tramlijn verwacht mag worden. In de variant Tram op Oost, Bus op West maken de tramlijnen van oost naar west vv gebruik van een nieuwe, tweede spoorkruising ten zuiden van de OV-Terminal. Dit betekent dat in het stationsgebied bus en tram een eigen structuur hebben en er slechts in beperkte mate van elkaars infrastructuur gebruik wordt gemaakt. De Leidseveertunnel wordt in deze variant alleen gebruikt door één tramlijn (die van de Graadt van Roggenweg) en een paar buslijnen die vanuit het noordoosten naar het westelijk busstation moeten (overigens is hiervoor wellicht een alternatief beschikbaar via de Weerdsingel Daalsetunnel of Daalseplein). Een goede doorstroming is daarmee gewaarborgd. De nieuwe spoorkruising ten zuiden van de OV-Terminal takt gelijkvloers in op de HOV om de Zuid (Adema van Scheltemabaan). Omdat in deze variant er geen bussen meer rijden over de Adema van Scheltemabaan zal hier geen knelpunt optreden. Conclusies: A Bundeling van trams en bussen elk afzonderlijk op een zijde van de OV-Terminal (dus niet conform het bestuurlijk vastgestelde Definitief Ontwerp OV-Terminal). Dit vanwege de helderheid naar de reizigers (waar staan de trams en waar de bussen?) en vanwege een efficiënt ruimtegebruik in de OV-Terminal. B Dit vraagt om een aanpassing van het OV-Terminal ontwerp. C In verband met de capaciteit van het netwerk is altijd een tweede kruising met de sporenbundel nodig. Deze ligt altijd ten zuiden van de OV-Terminal, ofwel ter hoogte van de Rabobank, ofwel in de buurt van de Bleekstraat. D Het beoogde tramnetwerk betekend dat er 25-50% minder bussen in de OV-Terminal komen ten opzichte van de situatie zonder vertramming. E Het op korte termijn realiseren van de HOV om de Zuid aan de Oostzijde kan alleen als een aantal buslijnen van de oostzijde naar de westzijde verschuiven. De bereikbaarheid van het westelijke busstation voor bussen uit Oost dient gewaarborgd te worden. 12 4. RUIMTELIJKE INPASSING Vanwege de betere ruimtelijke inpassing, verschillende mogelijkheden voor het realiseren van de extra kruising met de sporenbundel en de positieve neveneffecten op de openbare ruime is model Tram op Oost het voorkeursmodel. A. Tram op Oost - Goede ruimtelijke inpassing mogelijk (kwalitatief niet minder, mogelijk zelfs beter dan nu in het Masterplan Stationsgebied is voorzien voor de bussen). - Aanpassing OV-Terminal noodzakelijk, maar aanzienlijk beperkter dan bij Tram op West. - Op termijn extra kruising met de sporenbundel noodzakelijk, meerdere varianten daarvoor mogelijk. - HOV om de Zuid kan direct worden ingepast, wel gedeeltelijke voorinvestering om aansluiting van toekomstig netwerk mogelijk te maken. - Mogelijk (afhankelijk van uiteindelijk te kiezen subvariant) strijdig met ontwikkeling Hoofdkantoor Rabobank en park Nieuweroord. - Op de westzijde is binnen het bestaande ontwerp voor de OV-Terminal voldoende capaciteit om er de resterende bussen te faciliteren. B. Tram op West - Moeilijk tot niet inpasbaar (Leidseveertunnel, Lombokplein en Sijpesteijnkwartier) in huidige planvorming. - Vergt direct en volledige investering voor extra kruising met de sporenbundel. - Bij uitbreiding van het netwerk aanvullende extra investeringen in de Leidseveertunnel. - Inkomstenderving door niet volledig en later kunnen ontwikkelen van Sijpesteijnkwartier. - Aan de oostzijde is onvoldoende ruimte binnen het bestaande ontwerp voor een busstation met buffer. Deze zal daardoor elders aan de oostzijde gerealiseerd moeten worden. Bijvoorbeeld in het Moreelse Park of Park Nieuweroord. C. Verbetering openbare ruimte - Er is winst te halen op de ruimtelijke kwaliteit van met name de openbare ruimte (bijv. ter hoogte van de voorziene Nieuwe Stationstraat). Dit omdat de vertramming het aantal bussen aanzienlijk reduceert. - Vanuit oogpunt van (verkeers)veiligheid voor voetgangers is een tramlijn beter inpasbaar in de openbare ruimte dan een busstation. - Het open tramstation aan de oostzijde van de OV-Terminal is een stuk meer ontspannen in de openbare ruimte dan het relatief gesloten busstation. 13 14 &21)/,&7(1',(2375('(1%,-'(,13$66,1*9$1*52276&+$/,*( 9(575$00,1* In het stationsgebied veroorzaakt de ruimtedruk problemen bij de inpassing van de tramtracés. In dit hoofdstuk zullen slechts de punten worden aangehaald welke onderscheidend zijn voor de modellen ‘ Tram op Oost’ en ‘Tram op West’. Deze hebben betrekking op de capaciteitsproblemen ten gevolge van ruimtegebrek, de mogelijkheden voor een extra verbinding over het spoor en de werking van de OV-Terminal. De uitgebreide studie is terug te vinden in bijlage A. 02'(/¶75$023:(67· Het model ‘Tram op West’ heeft een aantal factoren welke een goede inpassing ernstig compliceren. De voornaamste hebben betrekking op: 1. De extra fly-over over het spoor 2. De capaciteit van de Leidseveertunnel 3. De situatie die ontstaat t.g.v. van het verkeer op het Lombokplein 4. De consequenties van vertramming op het Van Sijpesteijnkwartier 5. De werking van de OV-Terminal 5. 1. 2. 3. 4. Voornaamste inpassingsrisico’s bij model ‘Tram op West, Bus op Oost’ 15 Extra verbinding over het spoor De fly-over dient om de tramlijn vanuit Nieuwegein en IJsselstein aan de tramlijn naar de Uithof te koppelen. Hiervoor dient de lijn vanuit de Westzijde van het treinspoor te worden aangesloten op het tramtracé in het Oosten. Er is oktober 2009 een studie door Movares uitgevoerd naar verschillende mogelijkheden om het spoor te kruisen. Het tramtracé loopt via OV-Terminal aan de westzijde langs het spooremplacement naar het zuid-oosten. Ter hoogte van de “vork” in de Kruisvaart zal het tracé via een fly-over het spoor kruisen en uitkomen op de Adema van Scheltemabaan ter hoogte van Gebouw Burgerzaken waarna het zal halteren op station Vaartserijn. Artist impression fly-over Bleekstraat bron: Movares %OH Het tramtracé dient het treinspoor met een minimaal hoogte van 6 meter te kruisen i.v.m. veiligheid en bovenleiding. Op de locatie van de overkluizing ligt het treinspoor op een talud. Dat betekent dat het tramtracé de 6 meter plus de talud moet stijgen. Hierdoor wordt de fly-over : - kostbaar - erg groot/hoog i.r.t. omgeving, met name in relatie tot de woonwijk aan de Vaartsestraat. HNV WUDD W De inpassing van de constructie voor de fly-over moet plaatsvinden in het gebied dat is gereserveerd voor het treinennetwerk. ProRail heeft een beperkte ruimte vrijgehouden voor de constructie van de fly-over. Dit betekent dat er slechts ruimte is voor een gering aantal kolommen. Het tramtracé zal bovendien langs een te ontwikkelen woningbouwlocatie lopen. Deze ontwikkeling ondervind schade van het tracé omdat er minder appartementen gerealiseerd kunnen worden. Voorgestelde fly-over HOV Tram om de Zuid 16 Leidseveertunnel De Leidseveertunnel stamt uit 1940. Momenteel wordt de Leidseveertunnel momenteel gebruikt voor tram- fiets- en autoverkeer, waarbij één gehele tunnelbuis voor het tramverkeer wordt gebruikt. In de toekomst zal de tunnel cruciaal zijn voor het functioneren van het OV-netwerk. Veel van het OV-verkeer ten westen van het spoor met bestemming OV-Terminal Oost, zal via deze Leidseveertunnel gaan. Hetzelfde geldt voor het OV-verkeer uit oost dat naar west moet. Bovendien is deze overgang de enigste nabij de OV-Terminal zolang een tweede spoorkruising nog niet gerealiseerd is. In model ‘Tram op Oost’ blijft de verkeersintensiteit gelijk aan de situatie zoals voorgesteld in de huidige plannen. Er komen geen extra tram- of buslijnen door de tunnel. Dit zal geen problemen opleveren. Elke rijrichting krijgt een eigen tunnelbuis. In model ‘Tram op West’ ontstaat er een capaciteitsprobleem. Er zullen meer tramlijnen door de tunnel gaan, zonder dat het aantal bussen afneemt. Hierdoor heeft de tram een eigen tunnelbuis nodig. In de toekomst is dit vanwege de veiligheidsvoorschriften niet meer mogelijk omdat de vluchtwegen niet passen. Daarvoor is een breedte van 7,70 meter nodig terwijl er maar 6,40 meter beschikbaar is. (bron HTM) Dit heeft als consequentie dat de tram door twee buizen heen zal moeten i.p.v. één. Met de nieuwe veiligheidseisen past er geen auto/ busverkeer naast de tram wat er toe leidt dat er in totaal twee buizen per rijrichting nodig zijn. Er Indien twee trams of bussen naast elkaar in 1 tunnel moeten, is de tunnelbreedte te krap (vanwege nieuwe veiligheidseisen) bron: HTM 17 is fysiek geen ruimte tot uitbreiding van de wegen. Om de tram en bussen door de tunnel te laten rijden zijn kostbare aanpassingen aan de tunnel nodig. Lombokplein In het Masterplan is besloten om het huidige Westplein te ondertunnelen. Hiermee kon het verkeer uit het zicht worden onttrokken en kan de (bevaarbare) Leidsche Rijn worden hersteld. Op de plaats van het huidige verkeersknooppunt is de ambitie om een gezellig plein te realiseren. In de verkeersmodellen zouden de tram en bus weer over de Kop van Lombok rijden. Dit vraagt een hoop ruimte en belemmert de ontwikkelingsmogelijkheden van nieuwbouw en een eventueel Lombokplein. De vele verkeersstromen en bijbehorend Van Sijpesteijnkwartier Om het busverkeer naar Lombok te laten rijden dient de Jaarbeurspleinstraat van een éénrichtingsstraat te worden verbreedt naar tweerichtingsstraat. De ruimte die hiervoor nodig is gaat ten koste van het te ontwikkelen Van Sijpesteijnkwartier. Werking OV-Terminal ‘Tram op West’ Voor de reiziger ontstaat een heldere situatie: de tram vertrekt altijd van West, de bus altijd van Oost. Voor het tramverkeer geldt dat het relatief veel last heeft van alle (resterende) bussen; op de route NH-straat- Mineurslaan, Leidseveertunnel Smakkelaarsveld zitten trams en bussen elkaar in de weg. Dit leidt door langere rijtijden en oponthoud. Voor de bussen geldt daarnaast dat gemiddeld een lange route naar de OV-Terminal wordt afgelegd. Immers, de meeste buslijnen komen uit het westen en halteren in deze situatie aan de oostzijde. Ze moeten dus eerst via de Leidseveertunnel het spoor kruisen, waardoor reizigers enkele minuten later kunnen uitstappen om naar de trein te gaan. ruimtebeslag heeft impact op de kwaliteit het Lombokplein De extra rijbaan rekt het straatprofiel op. Dit gaat ten koste van (geplande) bebouwing. 18 02'(/¶75$0232267· Extra verbinding over het spoor, model ‘Tram op Oost’ In verband met de capaciteit en robuustheid van het totale tram- en busnetwerk is extra oversteek over het spoor nodig. Er zijn drie hoofdmodellen. Namelijk een viaduct over het spoor vanaf het Rabobankcomplex naar de Adema van Scheltemabaan, een viaduct ter hoogte van de Bleekstraat en een tunnel ter hoogte van de Bleekstraat. Elk model heeft zijn eigen problemen en voordelen. Model ‘Tram op Oost’ heeft ook complicaties. Maar deze zijn er minder ingrijpend, of er zijn meer oplossingsrichtingen mogelijk: 1. De extra fly-over 2. De werking van de OV-Terminal Het viaduct door de HOV-baan ter hoogte van de Rabobank heeft als bezwaar dat de onderliggende parkeergarage niet is berekend op het gewicht van het viaduct. Bovendien is er 2. 1A. Voornaamste inpassingsrisico’s bij model ‘Tram op Oost, Bus op West’ 1B. 19 geen ruimte meer voor bussen die door deze straat naar de OV-Terminal willen rijden. Aan de oostzijde van het spoor zal het viaduct zijn impact hebben op de uitstraling van het gebied. Afhankelijk van het de uiteindelijke inpassing wordt het zicht op park Nieuweroord gedeeltelijk ontnomen. De optie van een tunnel vanaf de Vondellaan heeft als voordeel dat de overgang grotendeels uit het zicht wordt onttrokken. Daar staat tegenover dat de aanleg van een tunnel vaak kostbaarder en ingewikkelder is. Maar wellicht dat een doorsteek langs de tunnel in de Bleekstraat een optie is. Een viaduct vanaf de Vondellaan heeft als complicatie dat ze het gereserveerde tracé van de HOV-bussen gebruikt. Deze zullen dan ergens anders moeten rijden. Bovendien heeft het viaduct een negatieve impact op de ontwikkeling van het kruisvaartkwartier. Werking OV-Terminal ‘ Tram op Oost’ Voor de reiziger ontstaat een heldere situatie: de tram vertrekt altijd van Oost, de bus altijd van West. Het tramverkeer wordt vrijwel onafhankelijk van het busverkeer afgewikkeld. Tram en bus hebben dan ook nauwelijks last van elkaar. Daarnaast is de westzijde voor de meeste buslijnen de logische kant om de halteren, aangezien ze ook van die kant komen. W WUDD HNV %OH P 5 P P P P P P 5 P P P 2 P P P KHOOLQJ P P P 1 Opties Fly-over ter hoogte van de Rabobank Opties spoorovergang ter hoogte van de Vondelllaan 1. Tracé stijgt volledig op de doorgang Rabobank. 2. Tracé stijgt gedeeltelijk op de doorgang Rabobank (scherpere bocht en trager) 3. Tracé stijgt buiten Raboterrein, maar er wordt gebruik gemaakt van zwaarder trammaterieel. 4. Tracé stijgt buiten het Raboterrein 5. Tracé gaat door Park Nieuwenoord en stijgt op doorgang Rabobank. 1. Tracé gaat sluit vanaf de Vondellaan via een tunnel onder het spoor aan op de Adema van Scheltemabaan. 2. Tracé sluit via de HOV-reservering langs de Kruisvaart d.m.v een fly-over aan op de Adema van Scheltemabaan. &$3$&,7(,79$1%86(175$067$7,216 De 5 tramlijnen vervangen bestaande buslijnen. De mate waarin dit gebeurt varieert tussen de 25% en 50%. Voor de resterende buslijnen is dan ook nog een flink aantal bushaltes en bufferplekken nodig. In de volgende tabel is aangegeven hoeveel haltes voor bus en tram nodig zijn per zijde in de OV-Terminal om de principes te laten werken. De variant Tram op West, Bus op Oost vereist aan de oostzijde meer halte(cluster)s voor de bus dan in het DO van de OVT ontworpen zijn. Bij meer dan 12 haltes gaat dit ten koste van de gehele busbuffer, waarvoor aan de oostzijde geen alternatief voorhanden is. Deze variant is dus aan de oostzijde niet inpasbaar. De variant Tram op Oost, Bus op West past zowel aan de oostzijde als aan de westzijde op de in het DO van de OVT voor busstations beschikbare ruimte, mits de behoefte aan bufferen beperkt kan worden tot 17 plekken (de geplande buffer). De ruimte die in het DO gereserveerd is voor het tramstation zal dan wel gebruikt moeten worden voor 2 tot 7 extra bushaltes. M )LHWVJHERXZ %XVVWDWLRQ2RVW 5DEREUXJ 29WHUPLQDO 1RRUGHUWXQQHO 1LHXZH6WDWLRQVWUDDW 6WDGVNDQWRRU ]HUQH 0LQHXUVODDQ=XLG KHDWHU /HHXZHQVWH\Q 6WDWLRQVSOHLQ :HVW H\Q ,QNWSRW Layout bus- en tramstations bij ‘ Bus op Oost, Tram op West’ EDQN 2 6WXGLHJHELHG 20 21 Benodigd aantal halte(cluster)s en bufferplekken voor tram en bus ,QNWSRW 2 2RVW 5DEREUXJ Layout bus- en tramstations bij ‘ Bus op West, Tram op Oost’ DQN 6WXGLHJHELHG 6WXGLHJHELHG 0LQHXUVODDQ=XLG ]HUQH /HHXZHQVWH\Q KHDWHU H\Q %XVVWDWLRQ:HVW 6WDGVNDQWRRU 6WDWLRQVSOHLQ :HVW 6WXGLHJHELHG 29WHUPLQDO 1RRUGHUWXQQHO 1LHXZH6WDWLRQVWUDDW 22 29(5=,&+7,13$66,1*6&21)/,&7(1 %HVWXXUOLMNHZHJLQJWDEHOGRRUNRSSHOLQJ J297 DDQGDFKWVJHELHG 9UHGHQEXUJ YDULDQW NQHOSXQW 2: FDSDFLWHLWEXVWUDPEDDQ RSORVVLQJHQ ERXZHQ QYW URXWHVODGHQORVVHQ9UHGHQEXUJ PDUNW LQJDQJPX]LHNFHQWUXP WD[L VPX]LHNSDOHLV ERFKW6W-DFREVWUDDW FDSDFLWHLWNUXLVLQJDXWRYHUNHHU RSVWHOFDSDFLWHLWOLQNVHQUHFKWVDI EXV QYW QYW QYW JHHQNQHOSXQW QYW YHUNHHUVNXQGLJ JHHQKDOWHRS9UHGHQEXUJEXVVHQQDDU :HHUGVLQJHO JHHQKDOWHRS9UHGHQEXUJDOOHHQWRHJDQJ YLD6W-DFREVWUDDW JHHQKDOWHRS9UHGHQEXUJ 2EXVVHQ2XGHQRRUGYLD:HHUGVLQJHOHQ 'DDOVHUWXQQHO 9UHGHQEXUJNQRRS 2: 6PDNNHODDUVYHOG/HLGVHYHHUWXQQHO : FDSDFLWHLW/HLGVHYHHUWXQQHO [ULMVWURNHQ29 EXVVHQYLD:HVWSOHLQWXQQHO 6LMSHVWHLQNDGH/RPERNSOHLQ : JHHQEXVVHQRSWUDPEDDQ /HHXZHQVWHLQ QLHXZHRRVW ZHVWEUXJ EXVVHQYLD:HVWSOHLQWXQQHO EXVYLD2RJHQ$O9OHXWHQVHZHJ D-DDUEHXUVSOHLQ : EXVVHQRYHU-DDUEHXUVSOHLQ +29VWUDDW5DEREDQN 2 1LHXZHRRVWZHVWYHUELQGLQJWUDP EXVWXQQHO 9RQGHOODDQ EXVEDDQ UHDOLVHUHQ OLMQODWHQHLQGLJHQRS&URHVHODDQ +DDNVHYLDGXFW KHOOLQJGRRU5DER +DDNVHYLDGXFW KHOOLQJRYHU 5(08WHUUHLQ JHHQEXVVHQPDDUQDDU297ZHVW EXVVHQYLD1LHXZH$VVHOLMQVWUDDW 3DUN1LHXZHURRUG0RUHHOVHSDUN 2 1LHXZHRRVWZHVWYHUELQGLQJWUDP +DDNVHYLDGXFW %XVHQWUDPSHUURQV2RVW]LMGH 2 KDOWHFDSDFLWHLWWUDP JHHQNQHOSXQW RQWZHUSRSJDYH : FDSDFLWHLWEXVSHUURQHQEXIIHU : WUDPRYHUVWHHNVSRRU 2 DDQODQGLQJEXVEDDQ .UXLVYDDUWWUDFp FDSDFLWHLWEXVSHUURQHQEXIIHU %OHHNVWUDDW %XVHQWUDPSHUURQV:HVW]LMGH 2 PHHUGRRUNRSSHOHQVWULQJHQWHU KDOWHULQJVSURWRFRO YLDGXFW %OHHNVWUDDW JHHQNQHOSXQW PHHUGRRUNRSSHOHQVWULQJHQWHU KDOWHULQJVSURWRFRO 23 %HVWXXUOLMNHZHJLQJWDEHOGRRUNRSSHOLQJ297 7 7RWDDOEHODQJULMNVWHNQHOSXQWHQHQPDD DWUHJHOHQYRRU7UDPLQ2RVW DDQGDFKWVJHELHG YDULDQW NQHOSXQW +29VWUDDW5DEREDQN3DUN 2 1LHXZHRRVWZHVWYHUELQGLQJ 1LHXZHURRUG0RUHHOVHSDUN WUDP RSORVVLQJHQ ERXZHQ +DDNVHYLDGXFWKHOOLQJGRRU 5DERRIRYHU5(08WHUUHLQ DWUHJHOHQYRRU7UDPLQ:HVW 7RWDDOEHODQJULMNVWHNQHOSXQWHQHQPDD DDQGDFKWVJHELHG YDULDQW NQHOSXQW 6PDNNHODDUVYHOG/HLGVHYHHUWXQQHO : FDSDFLWHLW/HLGVHYHHUWXQQHO YHUNHHUVNXQGLJ FRQVHTXHQWLHV FRQVWUXFWLHSDUNHHUJDUDJH JHHQOXFKWEUXJFTDDQSDVVLQJ 52SODQQHQ5(08WHUUHLQ SDVVDJHGRRU5DERYHUYDOW LQSDVVLQJ$Y6EDDQHQSDUN 1LHXZHURRUG RSORVVLQJHQ ERXZHQ [ULMVWURNHQ29 YHUNHHUVNXQGLJ EXVVHQYLD:HVWSOHLQWXQQHO FRQVHTXHQWLHV NQHOSXQW9UHGHQEXUJNQRRS ZRUGWVOHFKWHURPULMGHQ H[SORLWDWLHNRVWHQHQ UHL]LJHUVYHUOLHV EXVVHQYLD:HVWSOHLQWXQQHO YHUVOHFKWHULQJNZDOLWHLW /RPERNSOHLQWDOXGYRRU/HLGVH EORN2RVWGUXNWHLQ1+VWUDDW FTNQHOSXQW9UHGHQEXUJNQRRS ZRUGWVOHFKWHURPULMGHQ H[SORLWDWLHNRVWHQHQ UHL]LJHUVYHUOLHV 6LMSHVWHLQNDGH/RPERNSOHLQ : JHHQEXVVHQRSWUDPEDDQ /HHXZHQVWHLQ QLHXZHRRVWZHVWEUXJ %OHHNVWUDDW : WUDPRYHUVWHHNVSRRU YLDGXFW%OHHNVWUDDW DWUHJHOHQQLHWRQGHUVFKHLGHQG 7RWDDOEHODQJULMNVWHNQHOSXQWHQHQPDD DDQGDFKWVJHELHG YDULDQW NQHOSXQW 9UHGHQEXUJ 2: FDSDFLWHLWEXVWUDPEDDQ 9UHGHQEXUJNQRRS 2: FDSDFLWHLWNUXLVLQJDXWRYHUNHHU RSVWHOFDSDFLWHLWOLQNVHQ UHFKWVDIEXV RSORVVLQJHQ ERXZHQ EDUULHUHZHUNLQJHQRYHUODVW ZRQLQJHQRRVWHQZHVW]LMGH YHUNHHUVNXQGLJ JHHQKDOWHRS9UHGHQEXUJ EXVVHQQDDU:HHUGVLQJHO 2EXVVHQ2XGHQRRUGYLD :HHUGVLQJHOHQ'DDOVHUWXQQHO FRQVHTXHQWLHV JHHQXLWVWDSKDOWHYRRUFHQWUXP YHUSOLFKWHRYHUVWDSRSWUDP 24 58,07(/,-..:$/,7$7,(9(:(*,1* De twee modellen voor de tramtracés zijn beoordeeld op hun ruimtelijke inpassing. Per model is met gekeken wat de impact is van het model voor de ruimtelijke kwaliteit in het stationsgebied. Hierbij zijn ook de knelpunten die zich voordoen van belang. Voor deze weging is er een toetsingskader opgesteld welke voortborduurt op bestaande kaders die reeds zijn vastgesteld voor de ontwikkeling van het stationsgebied. Uitgegaan wordt voor de Schalenkaart uit het structuurplan met betrekking tot het gewenste ruimtelijk beeld in het gebied. De schalen kaart onderscheidt 4 schalen: S, M, L en XL, die elk specifieke eisen m.b.t. de bebouwing kent, waarbij XL ook de eisen van S omvat. Deze kaart omvat echter niet het volledige studie gebied voor de inpassing van de tram, dus zal worden uitgebreid. Tevens richt deze kaart zich met name op de bebouwing en hoe deze zich dient te gedragen binnen de verschillende schalen en minder op de categorisering van wegen zoals dat voor de infrastructuur gebeurt. Voor de wegen in het stationgebied is een categorisering gebruikt welke is afgeleid van de intensiteit welke volgt uit het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan. Om een helder en navolgbaar toetsingskader te krijgen voor de inpassing van de tram, wordt een nieuwe schalenkaart voorgesteld waarin de schalenkaart uit het structuurplan wordt gecombineerd met GVVP. Per schaal worden specifieke criteria opgesteld waarmee het tracé van de tram in de verschillende gebieden beoordeeld kan worden op zijn ruimtelijke inpassing. In Bijlage B is de uitbreide weging opgenomen. - Schema voor de vorming van de toetsingskaart 25 Nieuwe toetsingskaart met schalen 3. TOELICHTING VOORKEURSVARIANT :HHUGVLQJHO 26 -DF REV WUD DW DDWV 9UHGHQEXUJSOHLQ 9UH GHQ EXU J1 'H 9UHGHQEXUJ 0DULDSO RRU G VW 0X]LHNSDOHLV 9' YH OG (QWUHHJHERXZ &DWKDULMQHNQRRS 9UHGHQEXUJNQRRS &DWKDULMQHVLQJHO 3D DUG HQ &DWKDULMQHVLQJHO J 6PDNNHODDUVYHOG WZH 0RUHHOVHSDUN %LEOLRWKHHN 1LHXZ+RRJ&DWKDULMQH ,Q 1LHXZH6WDWLRQVWUDDW )LHWVJHERXZ %HERXZLQJ 6WDWLRQVSOHLQ2RVW 1LHXZH6WDWLRQVWUDDW 6WXGLHJHELHG 6WXGLHJHELHG & & & & & 5DEREDQN & & .QRRSND]HUQH 0LQHXUVODDQ=XLG %HDWUL[WKHDWHU & & & & & -DDUEHXUVSOHLQ JHERXZ 1++RWHO /HLGVHEORNRRVW /HLGVFKH5LMQ HZ /HHXZHQVWH\Q 6WDWLRQVSOHLQ :HVW 0LQHXUVODDQ1RRUG 6\SHVWH\Q 5DEREUXJ 29WHUPLQDO 1RRUGHUWXQQHO 6WXGLHJHELHG 6WDGVNDQWRRU -DDUEHXUVSOHLQ :HVWSOHLQWXQQHO .RS/ RPERN HJ .RS/RP ERN /RPERNSOH LQ 6WXGLHJHELHG 'DDOVHWXQQHO /HLGVHYHHUWXQQHO 6LMSHVWHLMQWXQQHO 3DUN1LHX QV &URHVHODDQ /HLGVHEORNZHVW &DV +RWH %HERXZLQJ&URHVHODDQ LQR O 3DU DWV LRVF USOD JDE & & RRS Overzicht van model Tram op Oost NHH 0H 52**(1:(* WUDD WH VHV HX DP 9O $ UG PVWH & & & & & & & & & 27 Beschrijving tracé De voorkeursvariant voor de inpassing van het tramnetwerk in het stationsgebied is de variant Tram op Oost en Bus op West. De tramlijnen van de Binnenstadsas (Zeist, Uithof) en uit Zuilen en Overvecht lopen via het Vredenburg naar het oostelijk tramstation. De HOV om de Zuid als tram loopt via de Adema van Scheltemabaan naar het oostelijk tramstation. De tramlijn via de Graadt van Roggenweg loopt via de Leidseveertunnel naar het oostelijk tramstation. De tramlijnen uit Leidsche Rijn en Nieuwegein/ IJsselstein moeten het spoor kruisen via een nieuwe spoorkruising om op het oostelijk tramstation te komen. NWSRW %OH HNV WUD DW P P P LM Q= 9D VWZ HJ & & & & & & & & & & & P P 5 5 P P 1LHXZH$VVHOLMQVWUDDW & Optie fly-over Vondellaan 5 P Optie fly-over t.h.v. Rabobank 5 P P P P P P KHOOLQJ P XZHURRUG & & & & 28 Beschrijving verschillende overgangen Voor deze spoorkruising zijn een drietal varianten verkend (waarvan één met twee extra subvarianten). Het gaat om: 1. Een viaduct over het spoor vanaf het Rabobankcomplex naar de Adema van Scheltemabaan. De tramlijnen die hier overheen lopen komen via de Van Zijstweg aan, lopen door het Rabobankcomplex (via het gereserveerde HOV-tracé), kruisen het emplacement en takken aan de andere kant in op de HOV om de Zuid op de Adema van Scheltemabaan. De exacte locatie voor dit viaduct is afhankelijk van de locatie en de hellingshoek van de helling die naar het viaduct voert. Er zijn drie subvarianten verkend: a. De trambaan stijgt in het Rabobankcomplex en steekt rechtdoor met een kleine slinger het emplacement over. Aan de andere zijde van het spoor takt de baan gelijkvloers in op de HOV om de Zuid (een intakking op 14 m hoogte). b. De trambaan blijft in het Rabobankcomplex op maaiveld, en begint direct daarna te stijgen met een flinke helling om iets zuidelijker het emplacement te kruisen. c. De trambaan blijft nog iets langer op maaiveld om zo de toegang tot de busbuffer mogelijk te houden, en klimt pas na de bocht richting het zuiden tot 14 m hoogte om vervolgens het spoor te kruisen en net als de andere subvarianten in te takken op de HOV om de Zuid, maar dan ook een stuk zuidelijker. De verschillen in de varianten zijn het wel of niet stijgen op het terrein van de Rabobank, het stijgen in of na de bocht bij de busbuffer, de steilheid van de helling (hellingspercentage) en de plek waar het emplacement gekruist wordt. Indien wordt gekozen voor een steile helling, stelt dit hogere eisen aan het trammaterieel. Bij een langere (flauwere) helling, ontstaat een steeds langere omrijbeweging. Belangrijk is dat er op het spooremplacement slechts één kolom kan worden gemaakt, namelijk tussen de beide bundels van doorgaande sporen in, mogelijk ten koste van een opstelspoor. Bepalend voor de locatie van de kolom is de servicetunnel die daar in het kader van het Doorstroomstation Utrecht wordt gerealiseerd door ProRail. In deze variant rijden de bussen uit het zuiden via het Kruisvaarttracé naar het westelijke busstation. 2. Een tunnel vanaf de Vondellaan onder het emplacement door naar de Adema van Scheltemabaan. De tramlijnen lopen vanaf het Anne Frankplein via de Balijelaan naar de Vondellaan. Bij het tankstation zakt de trambaan tot in de Kruisvaart (betonnen bak), kruist het spooremplacement met een tunnel en takt in op de HOV om de Zuid die dan ter plekke verdiept komt te liggen. In deze variant rijden de bussen uit het zuiden via de Van Zijstweg naar het westelijke busstation. Voor de bussen uit Wijk bij Duurstede en de Rubenslaan, betekent dit een forse omrijbeweging. 3. Een viaduct vanaf de Vondellaan over het emplacement heen naar de Adema van Scheltemabaan. De tramlijnen lopen vanaf het Anne Frankplein via de Balijelaan naar de Vondellaan. Bij het tankstation buigt de trambaan af naar het kruisvaarttracé, stijgt op het kruisvaarttracé en kruist het spooremplacement met een viaduct en takt in op de HOV om de Zuid die dan ter plekke verhoogt komt te liggen. In deze variant rijden de bussen uit het zuiden via de Van Zijstweg naar het westelijke busstation. Voor de bussen uit Wijk bij Duurstede en de Rubenslaan, betekent dit een forse omrijbeweging. De routes via de Vondellaan zijn ongeveer 100 tot 200 m langer en kosten een ongeveer 0,5 tot 1 minuut langere rijtijd vanwege de langere afstand en omdat het tracé via de Vondellaan een extra halte kent. Deze in totaal 5 varianten zijn op schetsniveau (hoogte en lengteprofiel) uitgewerkt en bijgevoegd in bijlage C. Ieder van de vijf varianten lijkt technisch realistisch. 29 1. 2. 3. Inpassing Tram op Oost met de verschillende varianten voor de overgangen en het tracé. 30 4. FASERING Uitgangspunt is dat alle tramlijnen in het Stationsgebied worden doorgekoppeld. Dat betekent dat de HOV om de Zuid in eerste instantie wordt gekoppeld aan de SUNIJ-lijn. Dit is vooral noodzakelijk om de remise in Nieuwegein te kunnen benutten voor het opstellen en onderhoud van de trams van de HOV om de Zuid. Uit onderzoek blijkt dat dit vervoerskundig weinig toegevoegde waarde heeft. 90% van de reizigers met de HOV om de Zuid reizen van Utrecht CS naar de Uithof v.v. Weinig reizigers uit Nieuwegein en IJsselstein hebben de haltes naar en in de Uithof als bestemming, omdat tangentiële buslijnen in die behoefte voorzien.. Eerdere schetsontwerpen hebben aangetoond dat een doorkoppeling van HOV om de Zuid naar de SUNIJ-lijn zowel aan de oostkant als aan de westkant van het spoor maakbaar en uitvoerbaar is. 2015 Deze mogelijke doorkoppelingen voorzagen echter niet in het later vastgestelde regionale tramnetwerk. Met het onderliggende rapport is daarin wel voorzien. Voor de West-variant bleek dat direct in 2015 doorkoppeling mogelijk is. Voor de Oostvariant bleek dat complexer te liggen in verband met herontwikkelingen Smakkelaarsveld en de realisatie van de Westpleintunnel. Dat is pas in 2017 gereed. Vanuit dat oogpunt hebben BRU en Gemeente eerder opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de doorkoppeling in geval van het Oost-tracé en naar eventuele tijdelijke eindhaltes voor de HOV om de Zuid in de nabijheid van de OV-Terminal. De conclusie in 2018 31 dat onderzoek was dat het mogelijk is om tussen 2015 en 2017 een ‘rangeer’ spoor aan te leggen waardoor de beide tramlijnen fysiek gekoppeld worden, zodat gebruik kan worden gemaakt van de opstelsporen en remise van de SUNIJ lijn. Gelet op de bouw van de OV-Terminal en het feit dat de twee tramlijnen tot 2017 vervoerskundig niet te koppelen zijn is onderzocht of er nabij de OV-Terminal tijdelijke eindhaltes mogelijk zijn. Dat bleek het geval: in de OV-Terminal met middenperron ter plaatse van “Spoor 4”; busstation OVT-Oost; Laan van Puntenburg; Stationsstraat en in het uiterste geval halte Vaartsche Rijn. De afbeeldingen laten zien hoe de doorkoppeling in elke periode tot stand kan worden gebracht. Huidige Situatie 2025 2030 32 5. FINANCIËN EN PLANNING In dit stadium van het planproces gaat het om een vergelijkend onderzoek naar de resterende varianten. Ten behoeve daarvan zijn geen berekeningen opgesteld. Ook zijn de beschouwingen expliciet gericht op de effecten op het Stationsgebied, de kosten voor het tracé zelf maken hier geen onderdeel van uit; voor beide varianten is het immers noodzakelijk een extra kruising met het spoor te realiseren. Op basis van de geschetste scenario’s is bezien wat de effecten zijn voor het Stationsgebied ten opzichte van de huidige stand van zaken op het gebied van de planontwikkeling. De consequenties en overwegingen zijn op basis van de twee hoofdscenario’s (Tram op West / Tram op Oost) inzichtelijk gemaakt. Beide scenario’s wijken ingrijpend af van de huidige inzichten ten aanzien van de inrichting van het Stationsgebied. Gesteld kan worden dat, ongeacht de keuze oost of west, door de vertramming aanzienlijke aanpassingen binnen het Stationsgebied noodzakelijk zijn en dat dit tot additionele (planontwikkelings)kosten leidt. Belangrijk is te onderkennen dat voor de OV-Terminal en de Vredenburgknoop reeds investeringsbeslissingen zijn genomen. Ten aanzien van de scenario’s heeft de tramhaltering aan de oostkant de minste (financiële) impact, zowel in aantal als in omvang, op het Stationsgebied. Voor wat betreft de exploitatiekosten van het openbaar vervoer heeft vertramming op zich een positief effect. De keuze voor oost of west kent nauwelijks verschil voor de exploitatiekosten van het openbaar vervoer. De route met een kruising nabij de Vondellaan heeft een licht nadeel qua exploitatiekosten ten opzichte van een kruising ter hoogte van de Rabobank. Dit door een iets langere route met een langere rijtijd. In de vigerende plannen van het Stationsgebied is “slechts” sprake van één tramlijn, met een eindhalte aan de westzijde in de OV-Terminal. Beoordeeld is in hoeverre de ontwikkeling van een tramnetwerk en de wijze van doorkoppeling conflicteert met de plannen van het Stationsgebied. Daarbij is ook beoordeeld of de varianten (tram op oost – bus op west en tram op west – bus op oost) verschillen laten zien t.a.v. consequenties voor de planning van het Stationsgebied. Beide modellen leveren bedreigingen op voor de planning van de projecten in het Stationsgebied. Vooralsnog lijkt het model “tram op oost, bus op west” een minder grote bedreiging dan het model “tram op west, bus op oost”. 6. CONCLUSIE 1. Alle varianten vereisen een extra kruising met het spoor en aanpassing van de OV-Terminal. 2. Bundelen van alle trams en alle bussen in de eindsituatie elk op een afzonderlijk platform in de OV-Terminal (oost dan wel west) is noodzakelijk. 3. Het bundelen van de Tram op Oost is het beste in te passen in de plannen van het Stationsgebied, lijkt de minste consequenties te hebben voor de OV-Terminal en is financieel minder ingrijpend. 4. Daarom gaat de voorkeur gaat uit naar het bundelen van de trams aan de oostzijde en de bussen aan de westzijde. Dit betekent dat de HOV om de Zuid ook aan de oostzijde zal aanlanden in het Stationsgebied. 5. De bij deze variant behorende kruising van het spoor kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Al deze kruisingen hebben een geheel andere impact, en zijn allemaal ingrijpend. a. Conflict met Hoofdkantoor Rabobank is op te lossen door bajonet in lijnvoering tram, maar dan wel relatief steile hellingbanen wat eisen stelt aan het trammaterieel. b. Conflict met park Nieuweroord is op te lossen door het realiseren van een aansluiting van Om de Zuid met viaduct over het spoor op 14 meter boven maaiveld. Gevolg is over grote lengte hellingbaan in tracé Om de Zuid, ook ter hoogte van park Nieuweroord. c. Een geheel andere oplossingsrichting is de trams niet via de Van Zijstweg maar via de Vondellaan te leiden met of een tunnel onder het emplacement naar de Adema van Scheltemabaan of een tracé dat begint aan de westzijde van het spoor (via de reservering van het Kruisvaarttracé met een viaduct halverwege het emplacement naar de Adema van Scheltemabaan. 6. Om de gewenste doorkoppeling te kunnen realiseren is het te allen tijde noodzakelijk om bij de aanleg van HOV om de Zuid voorinvesteringen te plegen, die niet zijn opgenomen in de budgetraming. 33 34 7. VERVOLG In dit stadium kan volstaan worden met het vaststellen wat de gewenste doorkoppeling is, oost of west. Dit is één van de criteria om uiteindelijk te komen tot een tracébesluit. Pas begin 2011 wordt een definitief besluit genomen over de aanleg van de Tram om de Zuid (go / no go besluit). Daarvoor zal meer in detail vastgesteld moeten worden wat de consequenties zijn van het doortrekken van de SUNIJ-lijn naar De Uithof. Het voorwerk daarvan is reeds verricht en vastgelegd in de rapportage “Tracévarianten HOV-trambaan in het Stationsgebied Utrecht Vergelijking Variant Oost en Variant West”. Dit moet worden aangevuld met de voorinvesteringen die verbonden zijn aan het doortrekken van de tram naar De Uithof en noodzakelijk zijn om de gewenste doorkoppeling in het tramnetwerk mogelijk te maken. Concreet betekent dit dat van de voorkeursvariant de benoemde mogelijke spoorkruisingen moeten worden uitgewerkt tot een VO-min, zodat op basis van inhoud, faseringsmogelijkheden, investeringskosten, grondexploitatie en vervoersexploitatie eind 2010 vastgesteld kan worden welke spoorkruising de voorkeur geniet. In de Samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente Utrecht en BRU is afgesproken dat - in het kader van besluitvorming begin 2011 over vertramming van de HOV om de Zuid - eind 2010 een Voorlopig Ontwerp wordt voorgelegd aan de Stuurgroep HOV om de Zuid. Voorgesteld wordt in dat Voorlopig Ontwerp zowel te besluiten over het tracé / inpassing van de HOV om de Zuid aan de Binnenstadszijde; de (tijdelijke) eindhalte in het Stationsgebied; de wijze van koppeling van de HOV om de Zuid met de SUNIJ-lijn; de toekomstige koppeling met de tramlijn naar Leidsche Rijn, inclusief de keuze waar en hoe de spoorkruising komt (nabij de Rabobank of een tunnel of viaduct bij de Vondellaan). 35
© Copyright 2024 ExpyDoc