Write Now! 2014 voorronde Maastricht Anne Giesen 1e Prijswinnaar 'Wat doe je?' Gras schoot geschrokken overeind. Meestal kwam er niemand op zijn plekje op de dijk. 'Eh, ik denk na,' zei hij, terwijl hij opkeek om te zien wie die gewoonte brak. Het bleek een wild-uitziend meisje te zijn, met blond, piekerig haar en een tuinbroek die half los hing. Gras schoof wat achteruit, maar het meisje plofte al naast hem neer. Haar ogen waren fonkelend, ondeugend blauw, zoals als de ogen van Len, Gras' grote zus. Maar die had geen lange haren. Al een hele tijd niet meer. 'Waarover denk je?' vroeg ze. 'Mijn zus,' zei Gras naar waarheid. 'Waarom?' Misschien had dit meisje een vragenmachine in haar buik waar anderen begrip hadden, dacht Gras een beetje boos. Hij wilde gewoon alleen zijn en verder peinzen. 'Omdat ze dood gaat,' Ook waarheid, maar hij wilde vooral het meisje te laten schrikken. Dat lukte. 'O,' zei ze. 'Ja,' zei hij. Ze waren even stil. Gras voelde hoe het meisje hem opnam. Ondanks het verstoren van zijn rust en haar wilde uiterlijk, vond Gras haar niet eng meer. Als hij eerlijk was, vond hij haar zelfs niet echt vervelend. Tenslotte verbrak het meisje de stilte. 'Ik ben Evelien, maar iedereen zegt Eefje.' 'Hoi Eefje,' zei Gras. 'Ik ben Gras.' 'Gekke naam,' Dat moest hij wel beamen. Het was weer stil, maar niet erg lang. 'Zullen we vrienden zijn?' vroeg Eefje. Gras keek haar even aan – haar ogen schitterden – en zei: 'Ja hoor.' 'Mooi,' Eefje klonk zelfvoldaan. 'Mag ik nu je dode zusje zien?' 'Ze is niet dood. Ze gaat alleen dood.' Er liep een rilling over Gras' rug. 'Des te beter.' Hij aarzelde even, maar pakte toen de hand van Eefje en trok haar mee naar de oude boerderij waar hij woonde. Ze gingen samen Lens kamer in. Die lag in het bed bij het raam met haar favoriete muts op: de rode die mama had gebreid. Alles in de kamer was rood en geel, zodat Gras, als altijd, het gevoel kreeg dat hij de zon binnenliep. 'Hoi Len,' Hij wipte op het bed. Eefje kwam naast hem zitten. 'Ik ben Evelien,' zei ze, en Gras voegde eraan toe: 'Maar iedereen zegt Eefje.' Eefje knikte ijverig. Len glimlachte. Zou ze haar eigen ogen herkennen? vroeg Gras zich af. 'Ik ben Lente, maar iedereen zegt Len.' 'Omdat ze te stoer is voor Lente,' verklaarde Gras. Len lachte en wreef door zijn haar. 'Zo lief is hij niet altijd hoor,' zei ze met een knipoog tegen Eefje. Die lachte ook, wat Gras leuk vond. Net of hij twee zusje had. 'Waarom draag je een muts?' vroeg Eef. 'Kijk maar,' Len trok hem met een soort tada-gebaar van haar hoofd. Eronder had ze bijna gemillimeterd haar. 'Ben je soldaat?' Eefjes ogen werden groot. Len schoot in de lach. 'Dat niet. Het komt van de medicijnen.' 'Ga je dood?' Ja hoor, een vragenmachine. Gras gaf Eefje een por, maar Len antwoordde rustig: 'Ja. De medicijnen zijn tegen de pijn, maar ik ben ongeneeslijk ziek.' 'Je ziet er niet ziek uit.' 'Nu niet.' Het was even stil, tot Gras zei: 'Zullen we buiten spelen?' Eefje sprong meteen van het bed. 'Nou moet ik jou iets laten zien,' riep ze, de zieke Len alweer vergeten. Ze holde naar de trap. Gras wilde ook opstaan, maar Len pakte zijn arm. 'Leuk meisje,' zei ze, haar wenkbrauwen opgetrokken zoals wanneer ze 'leuke jongen' had ontmoet. Soms betrapte Gras haar daarna, kussend. Hijzelf vond kussen vies, maar Len was al zestien en dacht daar anders over. 'Ja,' zei hij. 'Mooie ogen.' Len glimlachte. Ze had een leuke glimlach. 'Pas op haar. Zulke meisjes moet je bij je houden.' Voor Gras kon antwoorden, riep Eefje en liet zijn zus hem los. 'Laat haar niet wachten, prins.' Zodra ze weer buiten stonden pakte Eefje Gras' hand. 'Je mag dit nooit nooit nooit aan iemand laten zien.' zei ze samenzweerderig. Dat waren een boel nooits, dus knikte Gras ernstig. 'Oké,' Eefje sleurde hem mee. Ze moesten een heel eind lopen, langs de velden en door het bos. 'Zit je eigenlijk niet op school?' vroeg Gras ondertussen, want hij had haar daar nog nooit gezien. 'Ik woon hier net.' verklaarde zij, 'Ik hoef pas na de zomervakantie.' Gras wilde vragen of ze in zijn klas kwam, en zeggen dat hij dat leuk zou vinden, maar Eefje riep: 'Hier is het!' Ze trok hem door het kreupelhout naast het pad, en plots stonden ze op een kleine, volgebloemde open plek, omringd door bomen. 'Welkom,' zei Eef plechtig. Ze liepen naar het midden van de plek, waar de hemel boven de bomentoppen uitstak. Soms, als Gras de rafelige wolken zag, vroeg hij zich af of dat was waar Len zou gaan wonen als ze dood was. Maar zulke gedachten konden hier niet lang blijven hangen. 'Machtig,' zei hij. Eefje straalde. 'Ik weet het,' jubelde ze. 'Nou is het ons geheim.' De weken daarna ontmoetten Gras en Eefje elkaar elke dag op de dam, waarna ze door de weilanden zwierven, of op hun rug in het gras van de geheime plek lagen om naar de wolken te kijken. Soms zwegen ze, wat fijn was, maar meestal praatten ze, en dat was net zo fijn. Vaak waren ze ook bij Len, maar het ging steeds slechter met haar. Ze had meer pijn en steeds vaker sliep ze als haar broertje en vriendinnetje kwamen. Gras maakte zich veel zorgen. Het enige dat daartegen hielp was samen zijn met Eefje. De tijd verstreek geruisloos, zoals tijd dat doet. Ongeveer anderhalve maand na de ontmoeting op de dijk – de zomervakantie liep op zijn eind – werd Gras midden in de nacht wakker gemaakt door zijn moeder. Eerst begreep hij niet wat er aan de hand was, maar hij schrok toen hij haar gezicht zag. Het glinsterde nat. Tranen. 'Je moet afscheid nemen van Len,' Mama was zo schor dat Gras haar bijna niet verstond, maar hij wist wat ze gezegd had. Het leek of er een ijskoude steen in zijn buik verscheen. Op blote voeten volgde hij mama naar de kamer van Len. Papa stond naast haar, haar hand in de zijne. Het licht was aan en te fel. Gras liep meteen door naar het bed van Len en wipte erop, zoals hij altijd deed. Hij pakte Lens andere hand. Ze zag er afschuwelijk ziek uit. Gras probeerde te slikken, maar dat mislukte. 'Hé Gras,' mompelde Len. 'Hé Len,' Ze kneep in zijn hand. Hij beet op zijn lip. 'Nu wordt het winter hè?' fluisterde hij, zo zacht dat alleen zij het konden horen. Ooit had Len verteld dat ze geen Lente wilde heette, omdat ze in de herfst leefde: er was geen toekomst, alleen een langzaam afsterven. Het was lang geleden, maar Gras had het onthouden. Misschien vooral omdat ze hem had laten beloven dat nooit tegen hun ouders te zeggen. 'Ja,' fluisterde Len terug. 'Nu wordt het winter. Maar weet je wat het fijne is aan gras, Gras?' Gras schudde zijn hoofd. 'Dat blijft altijd groeien. De winter kan nog zou koud zijn, maar gras wordt altijd weer groen.' Gras kon zo vlug niet bedenken wat Len daarmee bedoelde, maar hij had het idee dat het belangrijk was. Hij voelde zich heel samen, alsof alles tussen Len en hem uit liefde bestond. En omdat hij niet door dat magische moment heen wilde huilen, probeerde hij zich in te houden. Maar Len was nog niet klaar. 'Wil je me een plezier doen?' vroeg ze. Hij wilde niets liever. 'Als ik al begraven word hè, zoen Eefje daar dan. Ze vindt je overduidelijk leuk. En je bent toch verliefd op haar?' Omdat je tegen meisjes die dood gaan niet kunt liegen, vond Gras dat een hele gemene vraag. 'Ja,' gaf hij schoorvoetend toe. Len lachte een kleine zie-je-wel lach. 'Doe Eef de groeten en zeg dat ze mijn zusje was.' Gras knikte, want hij dacht niet dat hij nog kon praten. Toen zakte haar hoofd een opzij alsof het te zwaar werd voor haar nog maar zo dunne hals. Ze droeg de rode muts. Mama en papa beloofden dat het goed was, dus misschien mocht je toch tegen stervende meisjes liegen, en ze huilden en zeiden duizend keer hoeveel ze van haar hielden. 'Ik ook van jullie,' mompelde Len vlak voor het heel stil werd, er zelfs geen moeizame ademhaling meer klonk. 'Is ze dood?' vroeg Gras zachtjes in die stilte. Niemand gaf antwoord, maar zijn hart wist het zo ook wel. Het was alleen te verdrietig om het hem te vertellen. De begrafenis was drie dagen later. Het was een kille dag, met wolken laag bij de grond. De hele wereld miste Lente. In de ceremoniehal echter, was alles rood en geel, zoals Len gewild had. Maar voor Gras' gevoel paste het grauwe buiten beter. Pas daar, op de rode plastic stoelen, zagen Eefje en Gras elkaar voor de eerste keer na Lens dood. De twee moesten wachten tot ze naar de kist mochten om afscheid te nemen. Gras trok zijn knieën tot zijn kin op, en verborg zijn gezicht erin. 'Nou is het voorbij.' zei Eefje. Gras verfrommelde de gebreide muts die hij had meegenomen. Ze zwegen. Dat deden ze vaker, maar het zwijgen was nog nooit zo.. stíl geweest. Tenslotte zei Gras, vanuit zijn zelfgemaakte burcht van armen en benen: 'Ik moest je de groeten doen en zeggen dat je haar zusje was.' 'De groeten ter-' Eefje stopte. 'Sorry. Heb je gezegd dat zij ook mijn zus was?' 'Dat wist ze wel,' mompelde Gras, en het klonk als: 'wissewel.' Toen hij eindelijk aan de beurt was, was Gras een beetje bang. Maar Len zag er mooi en lief en stoer uit in de jurk die ze zelf nog had uitgezocht, in haar grote kist. Heel Len, eigenlijk. Haar zomer-hemel-blauwe ogen waren dicht en haar gemillimeterde haar zichtbaar. Toch leek ze net Sneeuwwitje, vond Gras. Alleen kon niemand haar wakker kussen. Op haar borst lag een bosje bloemen van de geheime plek, door Eefje geplukt. 'Dag Len.' Hij legde de muts naast haar in de kist. 'Ik hoop dat je ergens bent waar je wél lente kunt zijn. En je mag best eens komen spoken.' De ceremonie begon nadat iedereen langs de kist was gegaan. Mannen en vrouwen kwamen het podium op en zeiden mooie dingen over Len, maar ze gebruikten de verkeerde naam en hadden te deftige kleren en stemmen. Gras wist zeker dat Len zich stuk zou hebben gelachen. Maar vandaag was alles al stuk, dus misschien was dit hun manier om het te maken. Tenslotte was het Gras' beurt, en hij trok Eefje mee het podium op. Hij kon maar net bij de microfoon. 'Eh,' bloosde hij. 'Ik moest nog iets doen voor Len. Ook voor mezelf, trouwens.' Vlug kuste hij Eefje op haar wang. Zij bloosde zowaar ook, maar kuste Gras terug. Heel even staarden de twee elkaar aan, voorzichtig lachend, alsof ze elkaar opnieuw hadden uitgevonden en nog moesten kijken of het goed was. Maar de mensen begonnen te klappen, en dat verbrak het moment. Eefje gaf Gras een por en boog, wat hij haastig nadeed. Daarna pakte ze de microfoon. 'Len, als je dit hoort: ik hou zoveel van jou als van Gras. Behoorlijk veel, dus.' Gras slikte en nam de microfoon over: 'En ik hou meer van je dan er gras ís.' Toen vluchtten ze samen het podium af. Eenmaal bij de stoelen fluisterde mama: 'Bedankt,' Gras wist niet zeker waarvoor, maar hij knikte toch. Ze gingen weer zitten. Eefje legde haar hoofd op Gras' schouder. Hij staarde door het glazen dak naar buiten, waar de mist optrok. Zou Len hen nu kunnen zien? Zomaar? Of met een verrekijker? Hij stelde zich voor hoe ze een triomfantelijk dansje deed tussen de wolken, al roepend: 'Zie je! Gras blijft groeien!' Eefjes ook? vroeg hij haar in gedachten. Ze strekte een hand uit om de steen in zijn buik op te tillen, zodat die wat minder zwaar drukte. Eefjes ook.
© Copyright 2024 ExpyDoc