2014-03-24 Nr 377 PPS Schoolinfrastructuur

VLAAMS PARLEMENT
₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
PHILIPPE MUYTERS
VLAAMS MINISTER VAN FINANCIËN, BEGROTING, WERK, RUIMTELIJKE ORDENING EN SPORT
Vraag nr. 377
van 29 januari 2014
van LODE VEREECK
PPS Schoolinfrastructuur – Advies Eurostat
Er loopt momenteel een onderzoek vanwege Eurostat naar de kwalificatie van de PPS Scholen. Dit
werd onder andere besproken in de Commissie Financiën op 7 januari 2014 naar aanleiding van de
bespreking van het Verslag Alternatieve financiering van Vlaamse overheidsinvesteringen (Nr. 52
(2013-2014)).
De minister gaf bij die bespreking aan dat op 23 december 2013 een brief werd verstuurd naar Eurostat
in dit dossier.
1. Kan de minister de inhoud van de brief aan Eurostat toelichten? Welke elementen lagen aan de
basis van de brief?
2. Kan de minister de desbetreffende brief ter beschikking stellen als bijlage van dit antwoord?
3. Heeft de minister reeds een reactie van Eurostat ontvangen op de brief van 23 december 2013? Zo
ja, graag enige toelichting bij de inhoud en kan de minister desgevallend deze reactie ter
beschikking stellen als bijlage van dit antwoord?
4. In de commissie Financiën gaf de minister aan te hopen op een spoedige beslissing van Eurostat.
a) Werd op heden reeds een reactie/advies verkregen vanwege Eurostat? Zo ja, wanneer heeft de
minister dit gekregen en kan hij dit desgevallend toelichten? Zo neen, is er zicht op een timing?
Wanneer kan een definitief advies verwacht worden?
b) Heeft de minister reeds zelf gepeild bij de bevoegde instanties naar een te verwachten timing ter
zake?
c) Heeft de minister reeds indicaties over de houding van Eurostat ten aanzien van het voorliggend
dossier?
d) Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de uitvoering van de inhaaloperatie indien het advies van
Eurostat nog enige tijd zou uitblijven? Kan de operationalisering desgevallend voortgezet
worden?
e) Wat is desgevallend de uiterste datum waarop een Eurostat-advies zou moeten beschikbaar zijn
teneinde de operationalisering van het programma niet te vertragen of te verhinderen?
5. De problematiek inzake de houding van Eurostat ten aanzien van de ESR-classificatie van de
eerste inhaaloperatie schoolinfrastructuur werd besproken in de commissie Financiën op 19
februari 2013 naar aanleiding van de vorige rapportering betreffende de alternatieve financiering
van Vlaamse overheidsinvesteringen. Minister-president Peeters stelde, zoals blijkt uit het
desbetreffende commissieverslag, dat het wenselijk lijkt een plan B te hebben indien het Eurostatadvies negatief zou zijn.
Per schriftelijke vraag nr. 665 van 18 april 2013 peilde ik bij de minister of er reeds een alternatief
scenario was ontwikkeld. De minister stelde in het antwoord: “Zoals gezegd wordt op dit moment
ingezet op het overleg met Eurostat met het oog op een positief definitief advies.”
Uit dit antwoord kon worden afgeleid dat er nog geen alternatief plan voorhanden was.
Is er reeds een alternatief scenario ontwikkeld voor de financiering van de eerste inhaaloperatie
schoolinfrastructuur in functie van een eventueel negatief advies van Eurostat? Zo ja, kan de
minister dit plan B toelichten? Zo neen, zal dit alsnog ontwikkeld worden?
ANTWOORD
De Vlaamse volksvertegenwoordiger is ongetwijfeld op de hoogte van het feit Eurostat geleidelijk aan
zijn interpretatie verengd heeft inzake de criteria waarop overheden al dan niet de impact van privaatpublieke samenwerkingsprojecten rechtstreeks in hun activa/passiva rekeningen (en bijhorende ESRsaldo) dienen in te schrijven.
Op zichzelf is een verenging geen probleem, integendeel, het laat toe dat de Europese Commissie die
de eenheid van de Euro-muntunie moet stutten, op een uniforme wijze de afgesproken, budgettaire
orthodoxie van de lidstaten kan beoordelen, waardoor de kans dat één – zelfs kleine - lidstaat de ganse
Euro-zone ontwricht, wordt geminimaliseerd.
Het project Scholenbouw is door de vorige Regering opgezet binnen een context die geen rekening
hield met deze verenging omdat die er nog niet was: de zware crisis is immers mede ontstaan, juist
omwille van het gebrek aan preventieve maatregelen.
De kaderovereenkomst die, ingevolge de toewijzing door de vorige Regering, mede door mij werd
onderschreven op 10 juni 2010, bevat precies daarom een belangrijke bepaling, met name artikel 4 die stelt dat beide partners ernaar streven de ESR-neutraliteit blijvend aan te houden, onverminderd dat
de gevolgen ervan uitsluitend voor de overheidspartij zijn.
Het is ingevolge deze bepaling dat de Vlaamse Regering voorstellen heeft ingediend die rekening
houden met de verschuivende regels die Eurostat poneert.
Juist omdat deze regels in beweging waren, heeft het tot op heden geen zin gehad om de gevolgen
ervan om te zetten in (bv.) een herfinanciering. De modaliteiten waarbinnen deze moeten geschieden,
moeten exact afgebakend zijn; anders dreigen er zware kosten gemaakt te worden, die als “sunk costs”
onmiddellijk moeten worden afgeschreven.
Juist omdat het dossier nog niet in beweging is, is er ook geen definitief advies van Eurostat bekend
gemaakt.
De Vlaamse Regering meent dat de aanpassingen die ze thans aan INR/Eurostat voorlegt, voldoen aan
de voorwaarden die door de statistische organen zijn gesteld en hoopt dat de Eurostat-visie op
classificatie van PPS-projecten zich stabiliseert. Dit laatste is overigens geen kritiek naar
INR/Eurostat. Het is logisch dat standpunten in de voorbije turbulente periode verduidelijkt moeten
worden.
Van zodra de Vlaamse Regering vanwege INR/Eurostat een antwoord zal krijgen, wat we binnen
afzienbare tijd verwachten, kan de herstructurering ook effectief van start gaan.
Inzake zijn concrete vragen kan ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger aangeven dat er thans nog
geen antwoord is van INR/Eurostat, de gebruikelijke antwoordtermijn is immers 2 à 5 maanden.
Bovendien stip ik bijkomend aan dat deze discussie het programma zelf niet vertraagt. Scholen van
Morgen functioneert, sluit contracten af en start bouwwerven op. Of het programma al dan niet ESRneutraal is, heeft niets te maken met de werking van Scholen van Morgen, enkel met de financiering
van het programma. Dat programma was tevens van bij de opzet volledig gewaarborgd door de
Vlaamse Gemeenschap, hetgeen inmiddels door Eurostat wordt aanzien als een beslissend criterium
om te beslissen dat deze financiering moet worden opgenomen binnen de sector “overheid”.
Wat alternatieven betreft, bestaan er scenario’s om de gevolgen van een ESR-classificatie binnen de
sector “overheid” minstens gedeeltelijk te mitigeren. Maar het is duidelijk te vroeg om hier werk van
te maken, ervan uitgaande dat, mét de stabilisering van het Eurostat-standpunt en mét de laatste
voorstellen van de Vlaamse Regering, er een correcte oplossing wordt gevonden voor dit vraagstuk.