1: Een Belgenkamp in Harderwijk …ra ra, kan dat?

1:
Een Belgenkamp in Harderwijk
…ra ra, kan dat?
Lesbrief voor de bovenbouw van het basisonderwijs
2:
Colofon
Opdrachtgever
Comité Honderd Jaar Belgenkamp
Auteur
Liek Mulder
Samenwerking met
Stadsmuseum Harderwijk en Cultuurkust
© 2014
Liek Mulder p/a Comité Honderd Jaar Belgenkamp
3:
1
Een vluchtelingenkamp in Harderwijk?
Mooie foto’s hé? Enig idee hoe oud ze zijn? Doe eens een gok. Tachtig jaar? Negentig?
Laten we er honderd van maken. Ja, inderdaad honderd jaar. Ze zijn gemaakt in
Harderwijk, tijdens (Vlaams: binst) de Eerste Wereldoorlog. En die oorlog begon op
3 augustus 1914, dus ruim honderd jaar geleden. Maar, vraag je je natuurlijk af, wat heeft
die oorlog nou met Harderwijk te maken? Nederland deed toch niet mee aan de oorlog? Dat
klopt. Hieronder zijn ‘toevallig’ twee mensen aan het woord die het over hetzelfde
onderwerp hebben. Lees maar goed.
(Alieke)
(Jean)
(Alieke)
(Jean)
(Alieke)
(Jean)
(Alieke)
(Jean)
1
Hé, dat is interessant, wat een merkwaardig kamp. Zaten hier vluchtelingen?
In Harderwijk? Vreemd, nooit geweten. Is het er nog steeds?
Al loop je uren of dagen door Harderwijk. Dit kamp vind je nergens. Al lang
niet meer. In 1922 werden de laatste gebouwen verkocht, afgebroken en
afgevoerd.
1922, dat is een tijd terug.
Inderdaad, bijna honderd jaar. Sterker nog, in 2014 is het precies honderd
jaar geleden dat dit kamp werd gebouwd. In 1914 dus. Gaat er misschien een
belletje rinkelen?
1914, 1914 … natuurlijk, de Eerste Wereldoorlog, die begon toen. Ook in
Harderwijk? Nederland was toch neutraal?
Inderdaad, dat is precies de reden dat dit kamp werd neergezet.
Hoe bedoel je? Leg dat eens uit.
O.k., houd je vast. Begin augustus 1914 vielen de Duitsers België binnen en
daarmee begon de Eerste Wereldoorlog. Begin oktober werd de stad
Antwerpen ingenomen. Paniek in België. Honderdduizenden burgers vluchtten
naar het noorden en werden heel gastvrij door ons ontvangen.
Maar, en dat is interessant voor Harderwijk, uiteindelijk kwamen er ook zo’n
veertigduizend Belgische soldaten naar Nederland. Die zochten hier
bescherming. Nederland was volgens internationale afspraken als neutraal
land verplicht die soldaten te ontwapenen en netjes op te bergen. Dat noemen
ze interneren, zeg maar opsluiten. Niet te dicht bij de grens, dan konden ze
later weer gaan vechten. Althans, als ze er zin (Vlaams: goesting) in hadden!
Harderwijk lag centraal in het land en was daarom een mooie plek voor een
aantal van die soldaten. Zo is het begonnen.
Laat eens zien dat je het verhaal goed hebt begrepen. Schrijf in maximaal
twintig woorden op waarom Harderwijk met de Eerste Wereldoorlog te maken
kreeg.
Mijn antwoord is:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
4:
2
Een oude bekende
Kennen jullie me nog? Waarvan? Nou, van die vorige lesbrief. Over het tweehonderdjarige
Koloniaal Werfdepot in Harderwijk. Weet je nog hoe die lesbrief heette? Nee? Vergeten,
hoe kan dat nu? Ik zal je helpen. De titel van die lesbrief is Wat gebeurde er met Piet
Donker? Klinkt spannend, toch? Vond je het echt een spannend verhaal? Je moest aan het
eind bedenken wat er met mij was gebeurd. Ik was namelijk vanuit het Harderwijker
Koloniaal Werfdepot vertrokken naar Nederlands-Indië om te vechten tegen de Atjehers,
in het noorden van Sumatra. En dat die Atjehers konden vechten, dat heb ik gemerkt.
Om je geheugen op te frissen vertel ik nog een keer het slot van de vorige lesbrief. Hier
komt het.
‘ De tocht naar Indië ging ontzettend snel. We vertrokken op 17 mei 1890 uit Rotterdam.
Precies veertig dagen later, op 21 juni, waren we al in Sabang, op het noordpuntje van
Sumatra.
Uiteraard hadden we in Harderwijk al het een en ander over de Atjeh-oorlog gehoord. Daar
werd inmiddels zo’n vijftien jaar gevochten tegen een stelletje woeste Atjehers. Die
gasten hadden geen zin om het bestuur in onze Indische hoofdstad Batavia te erkennen.
Logisch dat wij Nederlanders dat toen niet accepteerden. Vandaar die oorlog.
Een tekening van een gevecht in Atjeh uit 1926. In de tijd van Piet Donker ging het er op
dezelfde manier aan toe.
5:
Een paar maanden geleden hadden we een behoorlijke tik gekregen bij een of ander inlands
dorp, Kota Pohana of zoiets, midden in het oerwoud. Er waren niet minder dan zes blanke
officieren gesneuveld en 99 soldaten, meestal inheemse mensen.
Met het schip hadden we geluk gehad, nu echter niet meer, want wij moesten uitgerekend
naar dat Kota Pohana toe. Dat betekende een stevige mars van een flink aantal dagen,
dwars door de bush-bush. Weliswaar kregen we eerst een dag of tien om een beetje thuis
te raken in Atjeh, maar erg gelukkig waren we niet met onze opdracht.
In het oerwoud was het bloedheet en het wemelde er van de insecten. We hadden
natuurlijk een stevig uniform aan, plus bepakking en wapens. Ik had nog nooit zo hard
moeten werken. En die spanning, want je wist dat er overal vijanden konden zitten. Het viel
me op dat mijn kameraden steeds stiller werden. Eerst lekker varen op die mooie Bromo en
nou in de jungle ploeteren waar je soms maar een paar meter zicht had. Dat was wel een
verschil. Hoorde ik daar wat? Onze luitenant schreeuwde opeens “dekking zoeken”. We
lieten ons plat op de grond vallen. Ik hoorde iets suizen … ’
Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe jullie mijn verhaal hebben laten aflopen. Misschien hoor
ik het nog eens. Eigenlijk was het heel simpel. Kijk maar goed naar die tekening van dat
gevecht in Atjeh. Je ziet een heleboel wapens heen en weer vliegen, het lijken wel sabels.
Die wapens heten klewangs en daarmee kun je gevaarlijke klappen uitdelen. Je snapt het al,
dat suizen dat ik hoorde was zo’n klewang. Plotseling dook namelijk een Atjeher achter me
op die van plan was me een kopje kleiner te maken. Hij begon net flink uit te halen toen een
kameraad me opzij duwde, waardoor die klewang me bewusteloos sloeg, maar gelukkig niet
ernstig verwondde. Ik moest wel naar het hospitaal omdat ik veel bloed verloor. Wekenlang
had ik stevige koppijn. Maar, een echte koloniaal zeurt daar niet over.
2
Piet Donker vocht in Nederlands-Indië. Hij was opgeleid in Harderwijk. Wat
weet je nog van dat Koloniaal Werfdepot in onze stad? Maak een mooi woordweb.
Gebruik de afbeelding hieronder als voorbeeld. Het woord ‘bloemen’ vervang je
door Koloniaal Werfdepot. Verder gebruik je woorden of namen die te maken
hebben met dat depot.
Voorbeeld
Mijn woordweb
6:
3
Een indianenkamp?
Mijn naam is dus Piet Donker, in september 1869 geboren in Harderwijk. Na mijn diensttijd
in Indië ging ik terug naar Harderwijk. Op de een of andere manier trok dat
Zuiderzeestadje me namelijk nog steeds. Ik bleef militair, eerst in die goede oude kazerne
aan de Smeepoortstraat. Ik werd zelfs bevorderd tot sergeant. En toen, ja toen kwamen de
Belgen. Jullie weten waarom ze hier kwamen. Bepaald niet voor hun plezier.
Omdat ik met mijn 45 jaar al behoorlijk oud begon te worden, zocht ik een niet al te
moeilijk baantje. Ik meldde me in oktober 1914 aan als bewaker in dat Belgenkamp en werd
aangenomen. Ik sta zelfs op de foto op de voorkant van deze lesbrief, in de schaduw van
dat wachtlokaal, net achter de poort. Overigens, een mooie poort heeft dat kamp!
Die Belgen heb ik zien komen. In de nacht van zondag 11 op maandag 12 oktober 1914
arriveerden de eersten in Harderwijk. Ze waren behoorlijk aangeslagen. Logisch, die
jongens hadden een afschuwelijke tijd achter de rug. Wat wil je ook? Gevochten tegen de
Duitsers. Verslagen bij Antwerpen. Gevlucht naar Nederland en via Bergen op Zoom naar
Harderwijk getransporteerd. Ze hadden geen idee waar dat stadje lag. De meesten zagen
er echt gebroken en verdrietig uit. Eerst werden ze in onze kazerne ondergebracht. Daar
was een heleboel ruimte omdat het grootste deel van het garnizoen was opgetrommeld om
de Nederlandse grenzen te bewaken. Stel je immers voor dat de Duitsers ook ons land
zouden binnenvallen. De volgende dag kwamen er duizenden. Ze kregen zelfs onderdak in de
Grote Kerk, maar goed dat het geen zondag meer was! Zelfs onder de preekstoel, in alle
hoeken en gaten van dat koude gebouw lagen Belgische militairen op strozakken bij te
komen van de reis.
3
Deze keer een discussieopdracht. Over de vraag of die Belgische militairen
terecht de benen hadden genomen. Na de Eerste Wereldoorlog werden ze
namelijk in België vaak als een soort verraders gezien. Omdat ze het vaderland
en hun kameraden in de steek zouden hebben gelaten.
Praat in de hele groep of in kleine groepjes over de volgende stelling:
‘Die Belgen zijn terecht naar Nederland gegaan. Hun leven was immers in gevaar.’
Bedenk argumenten (redenen) vóór en tegen de stelling. Trek daarna per groepje
of groep een conclusie.
Ik moet zeggen dat het gemeentebestuur en de officieren niet bij de pakken neerzaten. In
no time werden er op de hei, zo’n twee kilometer ten zuiden van de stad, honderden tenten
neergezet. Het leek wel een indianenkamp, met van die tipi’s, weet je wel. Die witte tenten
op die eindeloze hei stonden er niet lang. Er werd keihard gewerkt. Iedereen werd
opgetrommeld. Natuurlijk ook die Belgen, want die liepen zich anders toch maar te vervelen.
Mijn collega’s en ik zorgden ervoor dat de Belgen niet stiekem de benen namen.
Harderwijker aannemers wreven zich in de handen: werk aan de winkel. Business.
7:
Binnen een paar maanden werden de tenten vervangen door barakken, heel veel barakken.
Wel vijftig stuks. Keurig in nette rijen. En natuurlijk genummerd. Je zocht je anders
wezenloos naar je eigen barak.
De laatste barak was klaar op 4 maart 1915, zo’n vijf maanden nadat de eerste Belgen op de
hei waren gearriveerd. Een mooie prestatie.
Het waren grote barakken, echte joekels. Wel 51 x 13 meter, meer dan 650 vierkante
meter. Dat klinkt indrukwekkend, maar al die honderden vierkante meters moesten worden
gedeeld door tweehonderdvijftig man. En dan wordt het opeens een stuk kleiner. Namelijk
niet meer dan zo’n tweeëneenhalve vierkante meter de man. Je had niks voor jezelf,
iedereen zag alles van elkaar.
8:
En wat ook niet leuk (Vlaams: plezant) was: geen verwarming. Kachels waren veel te
gevaarlijk, vonden de Nederlandse autoriteiten. Stel je voor dat er brand uitbrak, daar
moet je toch niet aan denken? En bovendien, als die barakken warm worden, gaat het
ontzettend stinken door al die kerels die het niet zo nauw nemen met de hygiëne, ook al is
er een mooi waslokaal, waar ze zich één keer in de tien dagen helemaal kunnen wassen. Eén
keer in de tien dagen!
4
Je hebt een heleboel informatie gekregen over het Belgenkamp. Je weet hoeveel
barakken er werden gebouwd en hoe groot ze waren. Voor de bewoners is het
wel handig als er een plattegrond van het kamp is.
Je krijgt de opdracht een plattegrond van het Belgenkamp te tekenen. Hoe zou
jij die barakken neerzetten? Begin met de toegangspoort en een omheining. Je
hoeft ze niet alle vijftig te tekenen. Twintig is genoeg.
Plattegrond van het Belgenkamp in Harderwijk
9:
3
Een dag in het kamp
Op de televisie zie je vaak beelden van vluchtelingenkampen. Een heleboel ellende. Wat je
vaak niet weet is wat die mensen overdag doen. Hoe ziet een dag in zo’n kamp eruit? Dat
weten we precies voor het Harderwijker Belgenkamp. Hier volgt de dagindeling.
05.30 uur
Reveille (in de herfst en winter wat later)
06.00 uur
Uitdelen van de koffie
07.00 uur
Eerste appel
08.30 uur
Appel voor diverse werkzaamheden, zoals aardappelen schillen
09.00 uur
Ziekenrapport
10.00 uur
Aanvoer van brandstof, brood en levensmiddelen
12.00 uur
Soep eten
13.30 uur
Aanvoer van vlees en aardappelen; kleinere werkzaamheden buiten het
kampterrein, onder bewaking
15.30 uur
Aanvoer van brood
16.30 uur
Tweede appel, daarna middageten
21.00 uur
Taptoe, sluiting van de kantines (Vlaams: refters)
21.30 uur
Licht uit
5a
Waarschijnlijk ken je niet alle begrippen uit deze dagindeling. Zoek op wat de
volgende woorden betekenen:
Reveille = ……………………………………………………………………………………………………………………………….
Appel =
……………………………………………………………………………………………………………………………….
Ziekenrapport = ……………………………………………………………………………………………………………………
Taptoe = …………………………………………………………………………………………………………………………………
5b
Jouw dag ziet er natuurlijk heel anders uit dan die van de Belgen. Schrijf op wat
jij op een gewone donderdag doet.
..................... uur
Opstaan
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
10:
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
..................... uur
………………………………………………………………………………………………………..
11:
4
Naar school
In hoofdstuk 3 las je dat die Belgische militairen een behoorlijk strakke dagindeling
hadden. Ten slotte waren het militairen, die waren dat wel gewend. Maar er gebeurde nog
meer in het kamp dan in het vorige hoofdstuk staat.
Wat je misschien vreemd vindt, is dat een heleboel Belgen niet konden lezen en schrijven.
Inderdaad, ze waren analfabeet. De reden is dat België nog geen leerplicht had. Nederland
wel, namelijk sinds 1 januari 1901. Vanaf die datum moesten alle kinderen tussen zes en
twaalf jaar naar school. Door het ontbreken van leerplicht was het aantal analfabeten in
België hoog, waarschijnlijk zo’n 175 per 1.000 mannen. In het Duitse, Nederlandse, Britse
en Russische leger waren de cijfers respectievelijk 0, 6, 20 en 650.
Op 7 maart 1915 werd in het Belgenkamp een Werkschool geopend. De geïnterneerden
maakten massaal gebruik van de lessen. Gedurende de hele interneringsperiode leerden
5.968 mensen lezen en schrijven. In juli 1915 waren al 4.416 leerlingen ingeschreven.
Gemiddeld verzuimde 15 procent van de leerlingen. Als er soldij werd uitbetaald, kwam 65
procent niet opdagen. Hoe zou dat nou komen?
Er was in de stad ook een school voor Belgische kinderen die in Harderwijk waren komen
wonen. Die school was op de Bleek. Daar staan nu een heleboel huizen. De Belgische school
was van hout. In de nacht van 13 op 14 januari 1916 ontstond er als gevolg van een zware
storm een watersnood in dorpen en steden rond de Zuiderzee. Ook Harderwijk kreeg het
zwaar te verduren. De houten Belgische school dreef op het water. Later was het een heel
karwei de school weer op zijn plek te krijgen en schoon te maken.
De Belgische school in Harderwijk, toen het nog droog was.
12:
6a
Een heleboel Belgen waren dus analfabeet. Maar weet je dat er op dit moment in
Nederland nog 250.000 analfabeten zijn? Daar kijk je van op!
Bedenk twee redenen waarom mensen in Nederland nu nog analfabeet kunnen
zijn.
Reden 1: ………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Reden 2: ..……………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
6b
Stel je voor dat jij een analfabete Belgische militair in het kamp bent. Je wilt je
broer of zus in België iets vertellen over je belevenissen in het kamp. Een
kameraad schrijft het adres op de envelop. Jij tekent je verhaal op het
briefpapier. Doe dat hieronder. Schrijf erbij wat je aan je broer of zus hebt
‘geschreven’.
Mijn brief aan mijn broer Hubert of zus Angelique.
Dit vertel ik aan Hubert of Angelique: ……………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
13:
7
De Belgen in het kamp in Harderwijk spraken Nederlands of Frans, de twee talen
die in hun land door de meeste mensen worden gebruikt. Dat Belgische Nederlands
noemen we Vlaams, afgeleid van Vlaanderen, het westelijk deel van België. Iemand
die Vlaams spreekt, kun je meestal goed verstaan. Toch zijn sommige Vlaamse
woorden anders dan bij ons. Hieronder staan links tien Vlaamse woorden en in de
rij ernaast Nederlandse woorden die hetzelfde betekenen. Trek een lijn van elk
Vlaams woord naar een Nederlands woord met dezelfde betekenis.
Vlaamse woorden
Nederlandse woorden
apotheekkast
ledikant
eierkoek
luier
armbanduurwerk
dweil
kakdoek
bestelwagen
autobatterij
omelet
opneemvod
horloge
beddenbak
mondharmonica
muziekske
spierballen
camionette
medicijnkastje
forsbollen
accu
14:
5
Het verhaal van Théophile
‘Wat ik nu heb meegemaakt, niet te geloven. Ik dacht dat ik heel wat gewend was, maar
dit… de rillingen lopen nog over mijn lijf. Vannacht, ik denk om een uur of half vier werd ik
wakker, door iets raars. Het leek wel of er iemand over me heen liep. Ik snapte er niks van,
maar was wel meteen klaar wakker. Natuurlijk was de hele barak stikdonker, zoals
gewoonlijk. Het was ook zwaarbewolkt, dus geen streep maanlicht te zien. Gelukkig lagen
mijn lucifers voor het grijpen. Ik streek er een af, en … help … wat ik toen zag! Een
heleboel ogen lichtten op: ratten, wel twintig of dertig. Ik gaf een gil, iedereen wakker,
drama. Mijn buurman vloekte me stijf: “stomme Théophile, je had niet moeten schreeuwen
man, maar die beesten doodslaan. Sufferd, nu zijn ze weg, ze leveren tweeëneenhalve cent
per stuk op. Waarachtig je had je makkers mooi kunnen tracteren.”
Ik schaamde me kapot. Ben je soldaat, en schrik je van een paar ratten. Ik snap het ook
niet, maar toch, ik was zo geschrokken. Zou het soms te maken hebben met die nacht in
Brabant, een paar dagen na mijn vlucht uit Antwerpen? Toen in die boerenschuur, onder
Zundert? Daar ben ik zowat opgegeten door een leger ratten. Ook toen schreeuwde ik de
heleboel bij elkaar. Die boer kwam naar buiten rennen en schold me de huid vol. Ik kon
gelijk vertrekken, midden in de nacht. Wat een ellende, ik wou dat die beroerde oorlog
voorbij was.’
8
Théophile Verbrugghe was een gewone soldaat, 23 jaar oud. Je hebt zijn verhaal
gelezen: hij schrok enorm en moest gelijk aan een erge gebeurtenis van enkele
jaren daarvoor denken.
Je krijgt nu een lastige opdracht. Want, je gaat een mooie tekening voor
Théophile maken, zodat hij een beetje opkikkert. Doe je best.
15:
6
Het verhaal van Eugène Marie
Ja, daar ben ik weer, Piet Donker. Jullie hebben inmiddels ontdekt dat het leven in het
kamp geen pretje was. Althans niet voor die Belgen. Ik heb geen problemen. Ik woon in een
leuk huisje aan de Doelenstraat en heb een prima baan als bewaker in het Belgenkamp. Maar
voor die jongens die daar zitten, is het leven niet altijd plezant (leuk), zoals de Vlamingen
dat zeggen.
Maar, er gebeuren ook mooie dingen in het kamp. Bijvoorbeeld op de beroemde wielerbaan.
Zoals die wedstrijd van Eugène Marie van Schelde. Hij komt uit het dorp Temse, vlak bij
Antwerpen. Eugène Marie is een hele goede wielrenner. Ik was erbij op zondag 15 oktober
1917. Er waren toen sprintwedstrijden. Steeds twee renners tegen elkaar. Ik schrijf een
verslag alsof ik een journalist ben. Let maar goed op.
In de finale komt Piet Moeskops aan de start. Hij is de Nederlandse sprintkampioen, nog
maar 22 jaar oud, maar een kenner ziet gelijk dat hij een grote wordt. Jammer dat Piet
geen internationale wedstrijden kan rijden, maar zijn tegenstander is een sterke Belg. Zijn
naam staat in het wedstrijdprogramma: Eugène Marie van Schelde.
Het is een sprint à deux, twee man, zes ronden van vierhonderd meter. Vanuit het publiek is
er op deze rit een premie van een rijksdaalder gezet. Piet is slim en laat die Belg de kop
nemen. Op z’n dooie akkertje rijdt hij achter Eugène Marie. De Belg stuurt hoog in de baan,
Piet volgt. Eugène duikt naar beneden, Piet ook, geen probleem. Hé, wat gebeurt er nu,
waarachtig, die makker staat stil, een echte sur place, niet te geloven. Zijn benen trillen
van inspanning, maar hij houdt het vol. Piet ook, maar die is toch een tikje van slag, dit had
hij niet verwacht. Een sur place!
Wielrenner Piet Moeskops in 1917 aan het trainen in Bergen op Zoom.
16:
Piet krijgt kramp in zijn linkerkuit en besluit een eind aan die flauwekul te maken. Hij zet
aan, nog twee ronden. Nog niet voluit sprinten, daarvoor is het te ver. Die Belg volgt wel
soepel, niet verkeerd. Piet maakt een schijnbeweging omhoog, maar Eugène Marie trapt er
niet in. Het lijkt wel of hij zit te grijnzen. We zullen hem eens een lesje leren, denkt Piet.
Hij pakt zijn stuur extra stevig vast, de bel voor de laatste ronde klinkt, zijn benen gaan in
een razend tempo rond. Hij moet en zal die rijksdaalder te pakken krijgen. Tot zijn stomme
verbazing geeft die Belg geen krimp, hij komt steeds dichterbij, is naast hem en, wat
gebeurt er nu, hij gaat over hem heen. Een banddikte, meer niet.
Tot zover het verslag, een lekker spannende wedstrijd. Ik heb ervan genoten. Piet
Moeskops is kwaad dat hij verloren heeft. En nog wel van zo’n gevluchte Belg. Ja, die
Eugène Marie kan goed fietsen; hij heeft al heel wat wedstrijden gewonnen. Eigenlijk gek,
hoewel Piet Moeskops een landgenoot is, vind ik het eigenlijk wel leuk dat Eugène Marie
heeft gewonnen. Snap je dat?
9a
Piet Donker stelt een vraag aan jullie. Snap je waarom hij het wel leuk vindt dat
Eugène Marie van Schelde heeft gewonnen?
Ik snap het wel, want ………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
9b
Piet Moeskops werd na de Eerste Wereldoorlog een beroemde wielrenner. Zoek
informatie over hem op en beschrijf zijn belangrijkste overwinningen.
De belangrijkste drie overwinningen van Piet Moeskops:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
9c
Eugène Marie begon een sur place. Vertaal dat begrip en leg uit wat het is.
Sur place betekent……………………………………………………………………………………………………………….
Het is …………………………………………………………………………………………………………………………………….
9d
Op de wedstrijd stond een premie van een rijksdaalder. Hoeveel geld was dat?
Een rijksdaalder was ……………………………………………………………………………………… gulden.
17:
7
Waar was het Belgenkamp?
Piet Donker wist precies waar het Belgenkamp was. Zo’n zes keer in de week fietste hij
vanuit de Doelenstraat naar dat kamp, een afstand van ruim twee kilometer. Maar, zoals al
in hoofdstuk 1 is beschreven, er is niets meer van het kamp te zien. Maar, er is wel een
herinnering. Sinds 18 oktober 2014 staat er vlak bij de ingang (Vlaams: inkom) van het Bouw
& Infrapark aan de Ceintuurbaan 2, een herinneringsbord. Op dat bord staat in het
Nederlands en het Frans een tekst. Dit is de Nederlandse tekst:
‘Tussen half oktober 1914 en december 1918 was hier het ‘Interneeringsdepot Harderwijk’
gevestigd, een opvangkamp voor Belgische militairen, in het begin van de Eerste
Wereldoorlog vanwege het oorlogsgeweld uitgeweken naar het neutrale Nederland.
Gemiddeld woonden in de vijftig houten barakken zo’n 13.000 militairen, bijna twee keer de
bevolking van Harderwijk. Ongeveer 2.500 vrouwen en kinderen kregen onderdak in de
gezinsdorpen Leopoldsdorp en Heidekamp, op korte afstand van dit Belgenkamp.’
10
Waarschijnlijk vind je tekst op dat bord wel een beetje ingewikkeld. O.k., dan
dagen we je uit een simpeler tekst te schrijven. Doe je best.
Mijn tekst voor het herinneringsbord:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
18:
Op een kaart van het tegenwoordige Harderwijk zijn de drie kampen getekend. Daaronder
zie je een kaart van Harderwijk uit 1900.
19:
11
Bekijk de twee kaarten op de vorige pagina. In 1914 was er weinig veranderd,
vergeleken met 1900. Noem drie grote verschillen tussen Harderwijk in 1914 en
Harderwijk nu.
Verschil 1
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Verschil 2
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Verschil 3
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
20:
Toelichting op de Lesbrief Een Belgenkamp in Harderwijk …ra ra, kan dat?
Aanleiding voor deze lesbrief
In het jaar 2014 herdenkt Harderwijk twee bijzondere episoden uit zijn geschiedenis,
namelijk Tweehonderd jaar Koloniaal Werfdepot en Honderd jaar Belgenkamp. Op 21 juni
2014 verscheen daarom de lesbrief Wat gebeurde er met Piet Donker? en op 11 oktober
2014 deze lesbrief, waarin overigens ook de Piet Donker van het Koloniaal Werfdepot een
rol speelt! Een mooie reden om beide lesbrieven met de leerlingen te behandelen.
Ook later bruikbaar
De lesbrieven verschijnen weliswaar ter gelegenheid van bovengenoemde herdenkingen,
maar zijn ook los daarvan de komende jaren uitstekend te gebruiken omdat ze over
interessante aspecten van de lokale Harderwijker geschiedenis gaan.
Rode draad van de lesbrief
De lesbrief over het Belgenkamp heeft niet de bedoeling of pretentie ‘het hele verhaal’ van
dat bijzondere kamp te vertellen. Via de lesbrief kunnen de leerlingen zich echter een
voorstelling maken wat het betekent jarenlang ver van huis en haard in zo’n kamp te moeten
verblijven. Bovendien krijgen leerlingen een goede indruk van hoe het leven er honderd jaar
geleden uitzag.
Zoals hierboven is opgemerkt zijn de twee lesbrieven aan elkaar verbonden door middel van
de (fictieve) figuur Piet Donker. In het eerste deel van de lesbrief wordt teruggegrepen op
het verhaal over Tweehonderd jaar Koloniaal Werfdepot.
Antwoordmodel van de opdrachten
1
Harderwijk kreeg met de Eerste Wereldoorlog te maken omdat de regering besloot
dat hier Belgische militairen ontwapend en opgesloten moesten worden, die naar
Nederland waren gevlucht. Met name na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914.
2
Het woordweb over Tweehonderd jaar Koloniaal Werfdepot kan de volgende namen
en begrippen bevatten: Nederlands-Indië, kolonialen, handgeld, Atjeh-oorlog, Oranje
Gelderlandkazerne, KNIL, stoomschip, Batavia.
3
De discussieopdracht kan in kleine groepjes of in de hele groep worden gedaan. De
stelling ‘Die Belgen zijn terecht naar Nederland gegaan. Hun leven was immers in
gevaar.’ staat ter discussie. Het belangrijkste doel met deze opdracht is dat
leerling argumenten aanvoeren voor hun standpunt:
Logisch dat ze vluchtten, je laat je toch niet zomaar doodschieten.
De strijd was verloren, dus beter vluchten dan gevangen genomen worden.
Vluchten is laf, dan ben je geen echte soldaat.
Je laat je vaderland niet in de steek.
Enzovoort.
4
Het kamp was feitelijk wiskundig opgezet: de barakken stonden strak in het gelid,
binnen een rechthoekige omheining.
5a
Reveille = een sein om wakker te worden
Appel = oproep aan soldaten om bij elkaar te komen om na te gaan of iedereen er is
Ziekenrapport = een soort spreekuur bij de dokter
21:
5b
6a
6b
7
8
9a
9b
9c
9d
10
11
Taptoe = een signaal voor soldaten om naar hun kamer of bed te gaan
Deze opdracht spreekt voor zich. Interessant voor de leerlingen te ervaren hoe
totaal anders hun leven is dan dat van de geïnterneerde Belgen.
Redenen waarom er nu nog analfabeten in Nederland zijn:
- Een zeer gebrekkige schoolopleiding door ziekte of veel spijbelen en omdat
ouders het niet belangrijk vinden.
- Door leer- of gedragsproblemen heel weinig geleerd.
- Door na de schooltijd niet of nauwelijks gelezen te hebben, waardoor je lezen en
schrijven ‘verleert’.
- Als analfabeet naar Nederland geëmigreerd.
Een vrije opdracht; de kern is door middel van een soort beeldschrift een boodschap
over te brengen.
Vlaamse woorden
Nederlandse woorden
apotheekkast
medicijnkastje
eierkoek
omelet
armbanduurwerk
horloge
kakdoek
luier
autobatterij
accu
opneemvod
dweil
beddenbak
ledikant
muziekske
mondharmonica
camionette
bestelwagen
forsbollen
spierballen
Een creatieve opdracht. Een grappige tekening kan Théophile weer een beetje
opbeuren.
Ik snap het wel, want Piet Donker had medelijden met deze jonge Belg, daarom vond
hij het fijn dat hij deze wedstrijd had gewonnen.
Via Wikipedia (http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Moeskops) is snel te achterhalen
dat Piet Moeskops in de jaren 1921, 1922, 1923, 1924 en 1926 wereldkampioen sprint
was.
Sur place betekent ‘op de plaats blijven’. Het is een uitdrukking uit het wielrennen.
Een wielrenner blijft stilstaan zonder met zijn voeten de grond te raken. De
bedoeling is tegenstanders te dwingen de kop te nemen waardoor ze in de sprint
gemakkelijker verslagen kunnen worden.
Een rijksdaalder was tweeëneenhalve gulden.
De leerlingen worden uitgedaagd in hun eigen woorden de informatie van deze tekst
weer te geven.
Verschillen tussen Harderwijk in 1914 en honderd jaar later. In 1914:
heel weinig huizen buiten de binnenstad
geen snelweg A28
nog geen Bouw & Infrapark
Aanvullende activiteiten
Zoals ook uit de lesbrief blijkt, is er niets overgebleven van het Belgenkamp. Wél is er een
fraaie maquette, gemaakt door Belgische militairen, in het Stadsmuseum Harderwijk,
22:
Donkerstraat 4, te bezichtigen. De maquette staat in een nagebouwde barak en is voorzien
van een digitale component, namelijk vier verhalen over het kamp die door middel van geluid
en beelden op de maquette worden verteld.
In overleg met het Stadsmuseum is het mogelijk een presentatie over het Belgenkamp op
school te laten verzorgen.
Bij de ingang van het Bouw & Infrapark (Ceintuurbaan 2) is het herinneringsbord voor het
Belgenkamp geplaatst. Het Belgenkamp lag oostelijk van het huidige complex. Aardig om
leerlingen ter plaatse een lichte vorm van historische sensatie te laten meemaken: vlak bij
deze plek woonden honderd jaar geleden duizenden Belgen in een compleet houten dorp;
niet te geloven!