Beleidsvisie Kathleen Vercraeye

Rede van Kathleen Vercraeye
bij het aanvaarden van haar functie als Stafhouder : over acht goede
redenen om geen Stafhouder te willen worden en het toch te doen.
Geachte Vergadering,
Allereerst wil ik Mr. Hugo Vandenberghe te bedanken voor twee jaar inzet als
Stafhouder.
In de laudatio van het feestbundel voor Hugo Vandenberghe bij zijn afscheid als
hoogleraar in 2007 staat te lezen: ‘Hugo Vandenberghe heeft vele levens en
carrières gehad’ Gehad: In de verleden tijd.
Wat de auteurs van het feestbundel uit het oog verloren: Hugo Vandenberghe
heeft zoals een kat 9 levens en werd dus 5 jaar later Stafhouder.
En ook in die hoedanigheid onderscheidde Stafhouder Hugo Vandenberghe zich
door dezelfde inspiratie, dezelfde gedrevenheid, hetzelfde Leitmotiv als toen hij
advocaat, hoogleraar en politicus was:
 aandacht voor duurzaam en degelijk beleid op basis van duidelijke
beginselen
 maatschappelijke en ethische betrokkenheid
 voorstander van een open debatcultuur
 nauwkeurigheid
 bedachtzaamheid, zin voor nuances
 gevoel en ideaal voor de rechtsstaat.
Elk dossier behandelde Stafhouder Hugo Vandenberghe op die wijze.
Deontologische regels zijn er voor hem om nageleefd te worden , daarop toezien
vereist enige dapperheid.
Toespraken en ontmoetingen met onder andere korpshoofden, politici en
vertegenwoordigers van de instellingen, gebruikte Stafhouder Hugo
Vandenberghe om op onderbouwde wijze zijn gehechtheid aan de rechtsstaat te
illustreren en de rol van de advocatuur daarbij te benadrukken.
Daarbij durfde Stafhouder Vandenberghe te zeggen dat de rol van de advocatuur
niet langer vanzelfsprekend is en zij niet langer meer weegt op het beleid zoals
dit idealiter zou moeten zijn.
Ik zou nog vele lofwoorden kunnen uitspreken, maar beperkt mij hiertoe. Ik
neem ook nog geen afscheid. Volgend jaar reken ik op u als actieve proStafhouder, o.a. om een onderwerp dat u bijzonder nauw aan het hart ligt verder
mee op te volgen, nl. het hervormde gerechtelijk arrondissement Brussel en de
optimalisering van de werking van de nieuwe rechtbanken voor de advocaten
van onze Orde. De specifieke belangen van de Nederlandse Orde van Advocaten
bij de Balie te Brussel en haar leden, in Brussel hoofdstad en in de Rand, moeten
we met kennis van zaken blijven verdedigen, los van elke politieke agenda.
In dat verband kijk ik uit naar wat het Grondwettelijk Hof zal beslissen in haar
arrest dat verwacht wordt op 30 juni e.k. over deze hervorming
Acht goede redenen om geen Stafhouder te willen worden en het toch te
doen.
U verkoos me als nieuwe Stafhouder, maar ben ik uw stem wel waard?
Want zoals Mr. Jo Stevens, gewezen Stafhouder van de Balie van Antwerpen en
gewezen Voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies opperde:
“Ik geloof niet dat je door je uitverkiezing tot Stafhouder gedurende twee jaar
met ‘volmaakte wijsheid en onfeilbaar inzicht’ kan spreken over alle
deontologische problemen en advocatuurlijke onderwerpen.
Stafhouders hebben weliswaar bijzondere bevoegdheden , maar daarom geen
bijzondere bekwaamheden.
Bescheidenheid blijft dus gepast want de functie is belangrijk, verleent macht en
het moreel en materieel beroepsleven van velen hangt ervan af”.
De taak is des te zwaarder in een grote Balie, dus zeker in de grootse
Nederlandstalige Balie van het land.
Toch ga ik de uitdaging aan. Waarom? Dat zal blijken uit enkele thema’s die de
volgende twee jaar aan bod zullen komen en mijn visie hierop.
1)Laat ik beginnen bij de networking voor de Nederlandse Orde
Ik wil kwaliteitsvolle, open contacten. Vooreerst met onze eigen leden.
Voor die 3000 advocaten wil ik verder bouwen aan transparante
communicatie. De basis daarvoor is gelegd door mijn voorgangers. Het
digitale tijdperk heeft ook hier zijn intrede gedaan, met nieuwsbrieven en
een website die recent vernieuwd werd. Hier wordt verder op gebouwd.
Of het papier terug een rol moet spelen, wordt onderzocht. Het is de
bedoeling betrokkenheid te creëren en interesse te wekken voor wat wij
als Orde voor u kunnen betekenen en u voor ons. U hebt het recht te
weten wat wij doen en uw suggesties zijn welkom.
Maar ik zal de Orde ook in het buitenland en over onze beroepsgrenzen
heen, vertegenwoordigen. Ik zal die representaties zorgvuldig afwegen en
de meerwaarde checken voor Brussel Nederlands.
Onze Orde heeft een aantrekkingskracht voor de buitenlandse advocaten
die werken in Brussel. Brussel als Balie in de hoofdstad van Europa biedt
zeker mogelijkheden.
De contacten met de Orde van Vlaamse Balies en de Franse Orde van
Advocaten te Brussel zijn zeer belangrijk.
Een dialoog, op voet van gelijkwaardigheid en wederkerig respect met de
leden van de Franse Orde onderhouden, hoeft voor mij geen nader
betoog. Regelmatig overleg tussen de twee Stafhouders van de Balie van
Brussel is maar één aspect daarvan. Je suis persuadée que Me. Stéphane
Boonen, Bâtonnier élu de l’Ordre Français partage mon point de vue à ce
sujet.
Even vanzelfsprekend pleit ik ook voor een constructieve en
aanhoudende dialoog en samenwerking met de Orde van Vlaamse Balies,
in een optimale sfeer van wederzijdse waardering en respect
Als Stafhouder zal ik ex officio lid zijn van de Algemene Vergadering van
de Orde van Vlaamse Balies– samen met de 18 afgevaardigden van onze
Orde - en met de andere Stafhouders maandelijks deelnemen aan de
Commissie Stafhouders. Dit is de gelegenheid om gemeenschappelijke
problemen en aandachtspunten onder de aandacht te brengen.
Ik ben ervan overtuigd dat zowel Brussel Nederlands, de andere Vlaamse
Balies en de OVB baat hebben bij een goede samenwerking. De
professionaliteit en de diversiteit die de Nederlandse Orde van Advocaten
bij de Balie te Brussel kenmerkt, geeft haar vaak een pioniers- en
voortrekkersrol.
De generaties advocaten van onze Orde die geijverd hebben voor een
performante ‘overkoepelende Orde’ zouden niet anders willen dan dat we
onze advocaten en deskundigheid inzetten ten bate van de andere
Vlaamse Balies en de OVB, zodat de NOAB een bepalende rol speelt en de
aandacht opeist die ze verdient.
Ik doe hierbij een oproep aan de nieuwe voorzitter, het nieuwe bestuur
en de nieuw verkozen algemene vergadering die op 1 september 2014
aan de slag gaan.
Aangezien de reglementen van de Orde van Vlaamse Balies van
toepassing zijn op alle advocaten van de Balies die deel uitmaken van de
Orde van Vlaamse Balies is en belangrijke taak is weggelegd voor onze
vertegenwoordigers in de commissies en de algemene vergadering. Als
Stafhouder zal ik de leden van onze orde en de Raad op de hoogte houden
van de in het vooruitzicht gestelde reglementen en besprekingen
hierover. Overlegplatforms zullen worden georganiseerd. Op die wijze
kunnen de leden van de Raad nuttige adviezen en meningen tijdig
meedelen.
Zo kunnen wij als lokale Orde meewerken aan de lange termijn visie en
beleid voor heel de advocatuur.
Vanzelfsprekend streef ik transparante en constructieve contacten na met
de magistratuur o.a. om de gerechtelijke achterstand te bestrijden,
efficiënt beheer van zittingen te bekomen, de rol van de advocaat te
verdedigen.
2) Wij maken ons sterk dat de advocatuur een uniek beroep is anders dan
andere vrije en juridische beroepen. Ik ben daarvan overtuigd en wil dit
ook naar buiten toe verdedigen. Maar willen we die unieke positie
behouden met haar autonomie en zelfregulering, willen we een
advocatuur die niet onder het toezicht staat van de overheid, dan moeten
we als beroepsgroep, onze kernwaarden bewaken en zélf respecteren. Ik
heb het dan over onafhankelijkheid, integriteit en beroepsgeheim als
hoeksteen van ons beroep.
En zo kom ik bij een kerntaak, zoniet dé kerntaak van een, de Stafhouder
en Raad: nl. het bewaken van de tucht.
Het takenpakket is voor een deel overgenomen door de Orde van Vlaamse
Balies. Het tuchtrecht is hervormd in 2006 waardoor de Raad van de Orde
geen tuchtraad meer is. Toch blijven we verantwoordelijk voor
belangrijke wettelijke taken. Wij waken over de toepassing van de
deontologie (499 Ger Wb) (bv. derdengelden, permanente vorming). Deze
controle en toezichtsbevoegdheid is één van de kerntaken van de lokale
Orde.
Een essentiële taak is weggelegd voor de Stafhouder bijgestaan door de
verslaggevers-onderzoekers in de tuchtonderzoeken (artikel 458 -459
Ger Wb). De Balie is de meester over de tucht. Het is onze plicht om deze
taak goed uit te voeren. Ook de geloofwaardigheid van onze beroepsgroep
staat of valt hiermee. Diegenen die de essentiële beroepsregels met de
voeten treden, tasten immers het imago van de hele beroepsgroep aan.
Ik ben van mening dat de inbreng van de Stafhouder in zaken van tucht
belangrijker moeten worden. Dit zal bijkomende middelen vergen voor
professionele omkadering en organisatie.
Van de overkoepelende Orde verwacht ik op dat vlak dan ook een
performante studiedienst en de verdere uitbouw van het departement
deontologie en kenniscentrum tucht, ten dienste van de lokale Balies en
hun Stafhouder.
3)
Als Stafhouder is het de taak om aan de leden van de Orde, aan de
maatschappij en aan onze cliënten duidelijk te maken wat de
achterliggende beroepsethiek is van de advocaten. Die beroepsethiek
blijft actueel. Ik wil daar een zinvolle invulling aangeven o.a. in de
problematiek van witwas en de bijzondere positie van de advocaat.
Wanneer is er sprake van meldingsplicht? Hoe verhoudt meldingsplicht
zich versus beroepsgeheim?
Onafhankelijkheid, ook in een markt waar andere juridische spelers actief zijn
en vaak met veel expertise tegen competitieve prijzen.
Onafhankelijkheid en beroepsgeheim in het kader van samenwerken van
advocaten met andere beroepsgroepen. Vreemd kapitaal in de
advocatenkantoren.
De CCBE heeft over vreemd kapitaal een standpunt ingenomen, onze
eigen reglementering is onvolmaakt en voorwerp van bespreking binnen
de Algemene Vergadering van de Orde van Vlaamse Balies.
Wat mij betreft, kunnen alle opties onderzocht en besproken worden,
evenwel vanuit het respect voor wat een advocaat moet zijn:
onafhankelijk, zijn of haar beroepsgeheim respecterend.
Belangenconflicten voorkomen en het belang van de cliënt laten
primeren.
4) Onafhankelijk vereist ook een zekere welstand. Kwaliteitsvolle
dienstverlening vergt behoorlijke inkomsten. Wie zegt inkomsten denkt
erelonen. Ook op dat vlak heeft de Orde een wettelijke taak.
Aandacht voor een gezond ereloonbeleid, behoorlijke erelonen, een
efficiënte en consequente behandeling van ereloongeschillen is voor mij
belangrijk.
Aan de rechtbank zal het belang van behoorlijke erelonen die met billijke
gematigdheid worden begroot of overeengekomen worden onderlijnd.
Economische realiteiten kunnen en mogen we niet onder de mat vegen.
Advocaten zijn ook ondernemers, advocatenordes
ondernemingsverenigingen. En wie aan ondernemen denkt, denkt aan
verloning.
Om goede diensten te verlenen, heb je niet enkel kennis nodig maar moet
je die kennis ook continu vervolmaken. Voor uitmuntende
dienstverlening heb je kwaliteitsvolle infrastructuur, studiemateriaal
interne of externe medewerkers en administratieve omkadering nodig.
Dat kost geld, veel geld.
De crisis slaat ook toe in de advocatuur. Niet alleen solisten, maar ook
grote spelers en alles daartussen in, lijden eronder. Erelonen staan onder
druk. Meer concurrentie door andere juridische dienstverleners en
andere vormen van dienstverlening zoals bv. bemiddeling, de veranderde
rol van de advocaat , cliënten die weten waar ze mosterd kunnen halen.
In dat verband verwijs ik ook naar een blijvend actueel dossier, de
kwaliteitsvolle juridische bijstand door advocaten voor minvermogenden,
échte minvermogenden. Bijstand door een onafhankelijke advocaat is
essentieel en veronderstelt dat hij of zij hiervoor op een gepaste manier
vergoed wordt.
Meer en meer advocaten bieden diensten aan binnen het pro deo systeem,
de tweedelijns juridische bijstand. Het budget dat de overheid voorziet
voor vergoedingen is ontoereikend zeker nu ook de Salduz prestaties, dus
bijstand bij het verhoor, door een advocaat binnen dit budget opgenomen
is.
De implementering van de Europese richtlijn ‘bijstand van een advocaat
bij het verhoor” (Salduz II) is een uitdaging, niet alleen organisatorisch,
maar ook budgettair.
De noodzakelijke grondige hervorming van het systeem en de toegang
ertoe is er nog niet gekomen.
Onze Orde kent de juridische bijstand in al haar complexiteit van zaken en
cliënten. Diensten worden verleend in alle talen. Die ervaring moet zij
onder de aandacht brengen en delen met de beleidsniveaus en
decisionmakers.
Op lokaal vlak zal onze Orde , zullen de leden van de Raad en de experten
binnen onze Orde moeten toezien op de organisatie van die juridische
bijstand en op de kwaliteit van de prestaties (artikel 508/8 Ger.Wb).
Zo er al misbruiken door advocaten zijn, ben ik ervan overtuigd dat die
beperkt zijn en het wettelijk kader bestaat om op te treden. Het is daarbij
de taak van de Stafhouder en diens Raad van de Orde om beteugelend op
te treden als advocaten misbruiken plegen. De Raad van de Orde kan in
geval van tekortkoming advocaten schrappen van de lijsten waar de
advocaten die juridische tweedelijnsbijstand verstrekken worden
geplaatst. Daarnaast kan de Stafhouder een tuchtrechtelijke vervolging
opstarten wanneer hij meent dat de advocaten de beginselen van eer,
waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die de grondslag is van het
beroep (artikel 456 Ger.Wb) met de voeten treedt.
5) Daarnaast wil en mag een advocaat ook nog wel leven en dromen
waarmaken, voor zichzelf, zijn dierbaren nu en in de toekomst. Kortom, er
moet naast die een behoorlijke verloning ook verder gezorgd worden
voor een goed (sociaal) statuut .
De grote toename van het aantal advocaten tijdens de laatste vijf jaar (16 %
voor heel Vlaanderen) , is zeker bij onze orde een nieuwe uitdaging. Zal er
genoeg werk zijn om voldoende inkomen te bieden?
Onvermijdelijk zal de discussie moeten gevoerd worden over de toegang
tot het beroep. Zal die toegang strenger worden, of blijft de toegang vrij
met als gevolg zoals afscheidnemend voorzitter van de OVB, Eddy
Boydens, stelde, the survival of the fittest?
Ik ben van mening dat we het debat over de toegang tot het beroep en
hervorming van de stage moeten aangaan. We moeten de jonge advocaten
betrekken bij dat debat en een gepast kader bieden het uitbouwen van
hun carrière. De Orde moet zich via de stageschool inzetten voor
docenten die zowel inhoudelijk als praktijkgericht echt iets bijbrengen.
Ook hier kijk ik uit naar een samenwerking met de overkoepelende Orde
samen met de directeur van de stageschool.
6 ) Als Stafhouder wil ik uitdragen dat advocaat zijn meer is dan het
uitoefenen van een beroep, het is iets wat je bent. En dat brengt mij tot
een laatste aandachtspunt.
Om dat alles te kunnen doen moet je behoorlijk goed in je vel zitten.
Zeker voor de jonge advocaten, maar niet alleen voor hen, is aandacht
voor de sociale voorzieningen noodzakelijk. Een minimumsolidariteit
tussen de advocaten en bescherming door collectieve voorzieningen op
het vlak van beroepsaansprakelijkheid, gewaarborgd inkomen bij ziekte
en invaliditeit, hospitalisatie en pensioenvoorzieningen zijn geen
overbodige luxe.
Uit onderzoek van Precura, de verzekeraar gewaarborgd inkomen van de
meeste Balies van het land, bleek dat globaal genomen de Vlaamse advocatuur
gezond is maar 25 % toch een reëel risico op ernstige stressklachten,
burn-out en andere gezondheidsklachten loopt. Het aantal dossiers invaliditeit
in het bijzonder door stressklachten neemt toe. Werken aan preventie is dus
nodig.
Burn-out en depressie is een van de grootste gezondheidsrisico’s. Bij
jonge advocaten omdat ze starten, bij solisten omdat ze er alleen voor
staan en bij advocaten in een kantoor omdat er onderlinge concurrentie
heerst.
Ik was dan ook verheugd dat Stafhouder Vandenberghe mij als ViceStafhouder de gelegenheid gaf om reeds in de kiem bestaande initiatieven (bv.
ondersteuningsdienst advocaten opgestart onder Stafhouder Van Gerven ,
advocaten voor advocaten binnen de stichting NOAB) verder uit te bouwen
onder de noemer welzijn op het tableau.
Advocaten zijn gemotiveerd. Belastende verantwoordelijkheid en steeds
wijzigende factoren in het beroep vergen echter verdere aandacht.
Stress veroorzaakt door toekomstonzekerheid, zorgen over de job.
Dit gaat dus ook over de toekomst van ons beroep, de ontwikkelingen binnen
de advocatuur de concurrentiestrijd op de markt. Maar ook individuele
onzekerheid over de eigen carrière inkomen en waardering van cliënteel. Zorg
over het einde van de loopbaan.
De lokale ordes en hun Stafhouders lokaal kunnen inzake die problematiek
veel verwezenlijken. Discreet maar zonder taboes.
Dat verder uitbouwen van een goed sociaal statuut vereist een zekere
financiële solidariteit tussen alle confraters. Er zijn nog altijd meer dan genoeg
argumenten voor solidariteit;
Zorgen voor een behoorlijk niveau van welzijn in de advocatuur leidt tot een
win-winsituatie. Elke advocaat die gezond is en met welbehagen zijn beroep
uitoefent tot op het ogenblik dat hij eruit stapt, is meegenomen.
7) Een mandaat van Stafhouder duurt twee jaar. Dit is te kort om
continuïteit in het beleid en voldoende knowhow in de job te creëren.
Ik zal dan ook beroep doen op de expertise van mijn voorgangers,
gewezen leden van de Raad en deskundigen in diverse domeinen.
Ik zal uiteraard ook steun hebben aan de leden van de Raad.
In dat verband verwelkom ik ook de leden van de verkozen Raad waarin
heel wat nieuwe leden zullen zetelen met een bijzondere expertise.
Bij dit alles reken ik uiteraard op een efficiënte werking van de staf en de
medewerkers. Ik zeg hen mijn steun en vertrouwen toe. Initiatieven voor
verdere vorming en een behoorlijke omkadering zullen daarbij niet uit het oog
verloren worden.
8) Twee jaar is dan wel misschien wel te kort maar anderzijds is
Stafhouder zijn een time-consuming activiteit die niet onmiddellijk
rendabel is. Dit vergt veel van de partners zowel privé als professioneel.
Ik wil dan ook uitdrukkelijk mijn echtgenoot Frank Van der Schueren danken
voor de steun, privé en professioneel, ook de medewerkers op kantoor én mijn
voorbeelden aan de Balie die nog altijd als klankbord fungeren. Een speciaal
woord van dank aan Mr. Jean Marie Mommens, Mr. Eddy Boydens, de twee
Stafhouders onder wiens batonnaat ik lid was van de Raad van de Orde, Mr.
Jean-Pierre Fierens en Mr. Dirk Lindemans. Vergeet ik ook niet de Stafhouder
met wie ik de Mont Blanc beklom, Mr. Karel Van Alsenoy. En tot slot wil ik
toch wel meegeven dat de ambitie en dat de daadkracht van de eerste
vrouwelijke Stafhouder van onze Orde, Mr. Geneviève Boliau en Eerste
Voorzitter van de OVB inspirerend waren.
Ik draag hen allen dan ook mijn Stafhouderschap op.