eindversie Werkdocument onderwijs-NRJ

Verbinding Passend Onderwijs – Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Een plan tot samenwerking tussen de Rotterdamse scholen aangesloten bij de
ondersteuningsorganisaties PPO en Koers VO en het wijkteam
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 1
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Samenstelling taakgroep en werkwijze
3. Algemene informatie vanuit het onderwijs
3.1
Ambitie
3.2
Passend onderwijs en uitgangspunten voor ondersteuning en zorg voor jongeren
3.3
Organisatie van ondersteuning en zorg voor jongeren in en om de VO-school
3.4
Organisatie van ondersteuning en zorg voor jongeren in en om de VO-school
3.5
De rol van het schoolmaatschappelijk werk in passend onderwijs
3.6
Elementen in de samenwerking met externe partners
4. Algemene informatie vanuit het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
4.1
Ambitie en doelen
4.2
Uitgangspunten
4.3
Organisatie van Jeugdhulp binnen het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
5. Aansluiting onderwijs op het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel: een uitwerking op thema
5.1
Inleiding
5.2
Aanspreekpunt vanuit de school en vanuit het wijkteam
5.3
Vindplaats als vertrekpunt
5.4
Moment van opschalen vanuit de school
5.5
Het wijkteam werkt in het verlengde van de school
5.6
Eén integraal plan
5.7
Samenwerking
5.8
Diagnostisch onderzoek
5.9
Registratie en verantwoording
5.10
Uitwisseling van gegevens tussen het schoolondersteuningsteam en het wijkteam
6. Implementatie, monitoring, evaluatie
7. Conclusies en aanbevelingen
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 2
1.
Inleiding
De invoering van passend onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg naar de gemeenten vraagt
om samenwerking tussen het onderwijs, gemeenten en zorgaanbieders.
Dit stuk beschrijft een eerste plan voor de verbinding tussen het Rotterdamse onderwijs en het Nieuw
Rotterdams Jeugdstelsel, uitgewerkt door vertegenwoordigers van FOKOR, de dienst J&O, het SMW
servicepunt en het CJG.
De aanleiding voor de totstandkoming van dit stuk is een gesprek dat heeft plaatsgevonden op 11
november j.l tussen de Rotterdamse schoolbesturen en dhr. H. de Jonge, wethouder onderwijs, jeugd en
gezin. Onderwerp van dit gesprek was het standpunt vanuit FOKOR van 4 juni 2013 ten aanzien van de
nog vast te stellen kwaliteitscriteria schoolmaatschappelijk werk (SMW). Specifiek ging het hierbij om de
positionering en aansturing van het SMW in de toekomst.
Bij dit gesprek heeft de wethouder toegezegd voorlopig akkoord te gaan op de volgende uitgangspunten:
1. De SMW-er is gepositioneerd in de school.
2. De functionele aansturing van de SMW-er vindt plaats door de school.
3. Financiering van SMW direct aan de school(besturen) (i.p.v. trekkingsrecht).
De voorwaarde die aan een definitief akkoord werd verbonden is de presentatie van een eerste plan aan
de wethouder op 3 december 2013 waarin een aantal thema’s rondom aansluiting (passend) onderwijs –
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (wijkteams) naar tevredenheid zijn uitgewerkt. De voorzitter van FOKOR,
dhr. W.P. Littooij, is hiermee akkoord gegaan.
Naar aanleiding van dit gesprek is een taakgroep samengesteld die met de uitwerking van een aantal
thema’s aan de slag is gegaan. Dit stuk presenteert het eerste resultaat van deze taakgroep en wordt ter
besluitvorming voorgelegd aan wethouder Onderwijs en Dagelijks Bestuur FOKOR.
Tijdens het proces werd duidelijk dat een mondelinge presentatie van het plan in een overleg met de
wethouder voor de kerstvakantie niet meer kon plaatsvinden. Daarom is nu gekozen voor een schriftelijke
bestuurlijke routing, waarna agendering voor het ROF van januari volgt.
De taakgroep heeft besloten de deadline van 3 december aan te houden en op deze datum de wethouder
en het DB van FOKOR de eerste plannen, inclusief aanbevelingen, schriftelijk te presenteren.
Tevens dient de taakgroep het verzoek in om een terugkoppeling van de bestuurders voor de
kerstvakantie, zodat het stuk met eventuele aanpassingen in januari in het ROF kan worden ingebracht.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 3
2.
Samenstelling taakgroep en werkwijze
De taakgroep bestaat uit de volgende leden:
Vanuit het Onderwijs:
Corry Buijk – LMC
Merlijn Jacobs - WSNS
Cas Smulders – BOOR
Annelies van Son – PCBO
Monique de Sterke - WSNS
Wendy de Vries - 5MaalO
Renate de Wit – CVO
Vanuit de dienst Jeugd &Onderwijs:
Fatima Belcaid
Raquel Haakmat
Nathalie Solar Lago
Vanuit het Servicepunt SMW:
Greet Boer
Mustapha Igozoul
Vanuit CJG Rijnmond:
Ida Ouweneel
De taakgroep is bij elkaar gekomen op 18, 25 en 28 november en heeft op constructieve wijze overleg
gevoerd. Tijdens de sessies is gesproken over wederzijdse verwachtingen, uitgangspunten voor
samenwerking en over de manier waarop de verbinding tussen school en wijkteam kan worden
vormgegeven. Tussentijds zijn de ideeën schriftelijk uitgewerkt en binnen de taakgroep voor feedback
gedeeld. Tevens zijn Simone de Wit (PPO) en Irene van Kesteren (FOKOR) van de voortgang op de
hoogte gehouden.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 4
3.
Algemene informatie vanuit het onderwijs
De invoering van zowel passend onderwijs en de zorgplicht als de decentralisatie van de Jeugdzorg naar
de gemeenten biedt kansen om de samenwerking tussen het onderwijs, gemeenten en regionale
ketenpartners te verbeteren. Vanuit de gezamenlijke maatschappelijke opdracht zoekt het onderwijs dan
ook naar een effectieve samenwerking die ten goede komt aan het welbevinden, de ontwikkeling en het
toekomstperspectief van onze jongeren.
3.1 Ambitie en doel van het onderwijs
De kernopdracht van het onderwijs is de zelfredzaamheid en zelfontplooiing van jongeren te vergroten en
perspectief te bieden op maatschappelijke participatie. Omdat het behalen van een diploma of
startkwalificatie hiertoe een belangrijke basis biedt (Holter en Bruinsma, 2009) is het belangrijk
schooluitval te voorkomen en jongeren voor het onderwijs te behouden.
De ambitie van het Rotterdamse onderwijs is dat “meer kinderen en jongeren in Rotterdam worden
gestimuleerd in hun talentontwikkeling en worden voorbereid op een voor hen betekenisvolle, actieve rol
in de maatschappij.”
De leerling staat dan ook centraal en het uitgangspunt is dat ieder kind en iedere jongere kansen moet
krijgen op de beste ontwikkeling, liefst binnen het reguliere onderwijs en liefst in de thuisnabijheid. Hierbij
draagt een handelingsgerichte aanpak, die aansluit op de onderwijsbehoefte van de individuele leerling,
bij aan het voorkomen van gedragsproblemen en het vergroten van leeropbrengsten.
3.2 Passend onderwijs en uitgangspunten voor ondersteuning en zorg voor jongeren
Succesvolle schoolloopbaan in relatie tot veiligheid en gezondheid
In het visiemodel passend onderwijs (referentiekader passend onderwijs, 2013) wordt de relatie gelegd
tussen succes op school en de domeinen gezondheid en veiligheid. De visie is dat een veilige en
gezonde omgeving, goed onderwijs en passende zorg en ondersteuning bijdragen aan een succesvolle
schoolloopbaan. Voor de opvoeding zijn ouders de eerst verantwoordelijken. Tegelijkertijd is onderwijs
onlosmakelijk met de opvoeding verbonden en wordt specialistische en toegankelijke ondersteuning voor
kinderen en jongeren die dit nodig hebben vanuit dit brede perspectief vorm gegeven.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 5
Fig. 1.
passend
Visiemodel
onderwijs.
Om de ambitie en doelstellingen te kunnen verwezenlijken wil het onderwijs de ondersteuning en zorg
voor jongeren dicht op en om het onderwijs organiseren en, in samenwerking met andere partners, sterk
insteken op behoud van jongeren voor het onderwijs.
Passend onderwijs vraagt om versterking van het primaire proces en om schoolondersteuning
Eén van de inhoudelijke argumenten voor de invoering van passend onderwijs is dat effecten van zorg en
ondersteuning van jongeren te weinig merkbaar zijn in de klas. Docenten geven aan het gevoel te
hebben er alleen voor te staan. De geboden hulpverlening vindt buiten de school plaats en sluit
onvoldoende aan op de onderwijssituatie: op datgene wat de jongere nodig heeft om succesvol de
schoolloopbaan te doorlopen en op datgene wat ouders en docenten nodig hebben om de jongere hierin
te kunnen ondersteunen.
Het onderwijs is zich er van bewust dat het bieden van passend onderwijs begint met het geven van
kwalitatief goed onderwijs. Docenten die goed zijn in klassenmanagement en goed omgaan met
leerlingen met (gedrags)problemen, voorkomen in veel gevallen uitval en het ernstiger worden van
problematiek van jongeren. Scholing van docenten ter versterking van het primaire proces in de klas
heeft dan ook de volle aandacht, evenals het beter toerusten van docenten om met diversiteit tussen
jongeren te kunnen omgaan.
Naast scholing is de toegankelijkheid tot specifieke kennis en kunde binnen de school op het gebied van
(gedrags)problematiek een belangrijk middel om het primaire proces te versterken. Ook kan, wanneer de
problematiek de expertise en kerntaak van het onderwijs overstijgt snel en efficiënt naar de juiste hulp,
afhankelijk van aard en ernst worden geschakeld.
Uitgangspunten van het onderwijs voor ondersteuning en zorg voor jongeren
Bij de ondersteuning en zorg voor jongeren hanteert het onderwijs de volgende uitgangspunten:
1. De school is niet alleen de vindplaats, maar ook de werkplaats (Koers VO-principe). De docenten in
de klas zijn degenen die dagelijks met de jongere werken, die begeleiding en ondersteuning bieden en
uitvoering geven aan de opdracht waar het onderwijs voor staat. Deze ondersteuning is zoveel
mogelijk geïntegreerd in het onderwijs. De zorg voor jongeren die de kerntaak van het onderwijs
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 6
overstijgt vraagt om een organisatie hiervan dicht op en om het onderwijs om tot optimale afstemming
te komen (Koers-document).
2. Samenwerking in de driehoek jongere-ouders-school leidt tot betere schoolprestaties en helpt
schooluitval te voorkomen (Marzano, 2007). Het onderwijs investeert hierin en acht hierbij
samenwerking met externe zorgpartners van essentieel belang. Binnen de driehoek bepaalt het
zwaartepunt van de problematiek de benodigde vorm van hulp, werkt men in elkaars verlengde en
hanteert men een integrale aanpak.
3. Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet (Nieuw
Rotterdams Jeugdstelsel). Dit uitgangspunt uit het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel wordt door het
onderwijs omarmd.
4. In het verlengde hiervan: Van curatief naar preventief via versterking van het primaire onderwijsproces
en vroeg signalering. Tegelijkertijd: tijdig en kansrijk verwijzen wanneer meer ondersteuning geboden
is. Beide dragen bij aan het behalen van gestelde onderwijsdoelen, het voorkomen van schooluitval
en aan de zelfontplooiing en vorming van de jongere.
3.3 Organisatie van ondersteuning en zorg voor jongeren in en om de PO- school
Onderwijsondersteuning PPO Rotterdam
Inleiding en uitgangspunten
De Wet Passend onderwijs vraagt elk samenwerkingsverband om te komen tot een eigen, eenduidige
definitie van basisondersteuning. PPO Rotterdam kiest er voor om ten aanzien van basisondersteuning
zoveel mogelijk aan te sluiten bij de definities uit het landelijk referentiekader. De definitie van
basisondersteuning daarin luidt:
“Basisondersteuning is het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en
lichte curatieve interventies die binnen de ondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een
overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd.”
Deze basisondersteuning wordt door iedere school, binnen elke groep, door elke leerkracht gerealiseerd,
indien nodig met hulp van derden. Schoolbesturen zijn daar verantwoordelijk voor en ondersteunen de
scholen in het realiseren van het overeengekomen niveau van basisondersteuning. Basisondersteuning
is ook een vorm van garantie naar ouder(s)/verzorger(s) (“Dit bieden al onze scholen minimaal, daar mag
u op vertrouwen.”).
Basisondersteuning binnen PPO Rotterdam
De definitie van basisondersteuning binnen PPO Rotterdam omvat een combinatie van grotendeels
bestaande indicatoren, standaarden en afspraken:
- Basiskwaliteit (bepaalde indicatoren van de onderwijsinspectie gericht op ondersteuning leelringen en
planmatig werken).
- Planmatig werken op het niveau van de leerling op basis van de uitgangspunten van
handelingsgericht werken.
- Organisatie van de onderwijsondersteuning op school.
- Beschikbaarheid van preventieve en licht curatieve interventies: dit betreft alle interventies, die
aanvullend zijn op datgene wat de groepsleerkracht in de dagelijkse praktijk aan differentiatie per
leerling kan bieden. Met deze interventies kan bereikt worden dat ondersteuning aan de leerling
zoveel mogelijk in de gewone klassensituatie kan worden geboden, dat de inzet van zwaardere
vormen van ondersteuning of zorg kan worden voorkomen of terugkeer van leerlingen in de
basisschool vanuit sbo of so kan worden ondersteund. PPO Rotterdam heeft vastgelegd wat de
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 7
scholen binnen het samenwerkingsverband op dit gebied in huis moeten hebben. Deze gaat ervan uit
dat binnen de onderwijsbehoefte een onderscheid kan worden gemaakt tussen
ondersteuningsbehoefte (pedagogiek) en instructiebehoefte (didactiek). Bij zorgbehoefte gaan het om
(para)medische ondersteuning. Bij het organiseren van dit pakket kunnen de scholen terugvallen op
de ondersteuning door de schoolcontactpersoon van het samenwerkingsverband en/of de
zorgcontactpersoon.
Organisatie van de onderwijsondersteuning op school
Om te komen tot een goede aansluiting bij de bovenschoolse ondersteuningsstructuur van PPO
Rotterdam wordt door het samenwerkingsverband verwacht dat op alle scholen (bao, sbo en so) binnen
het samenwerkingsverband een Multi Disciplinair Overleg (MDO) operationeel is. Het MDO bestaat
minimaal uit een intern begeleider, de schoolcontactpersoon van het samenwerkingsverband en een
zorgcontactpersoon (vast contactpersoon voor de school vanuit de Jeudgzorgsector) en
ouder(s)/verzorger(s). Ouder(s)/verzorger(s) worden in principe uitgenodigd voor het MDO waar hun kind
besproken wordt tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen.
Het staat de leden van het MDO vrij het MDO op structurele of incidentele basis uit te breiden. Onder de
regie van de schoolcontactpersoon wordt in het MDO samengewerkt met betrekking tot de groep
leerlingen, die extra ondersteuning en/of zorg (nodig) hebben. Uitgangspunt daarbij is het werken vanuit
het principe één kind, één gezin, één plan.
Extra ondersteuning
Daar waar leerlingen behoefte hebben aan meer ondersteuning dan de school in de basis kan bieden,
maar toelating tot het speciaal (basis)onderwijs of speciaal onderwijs niet aan de orde is, kunnen scholen
ondersteuning arrangeren.
Deze ondersteuning kan - op maat van de onderwijsbehoefte van de leerling - gearrangeerd worden. Het
is ook mogelijk dat voor meerdere leerlingen dezelfde ondersteuning gearrangeerd wordt.
Belangrijk is dat het arrangeren gebeurt op basis van handelingsgerichte indicatie en diagnose.
Bij het arrangeren van extra ondersteuning wordt niet alleen gekeken naar de onderwijs- en
ondersteuningsbehoeften die door de school geconstateerd worden en die uitstijgen boven de
basisondersteuning, maar ook naar horizontale samenwerking met jeugdgerelateerde zorgtaken en
verticale samenwerking met het voortgezet onderwijs en met voorschoolse voorzieningen.
Het onderwijsarrangeerteam
Iedere groep scholen heeft een onderwijsarrangeerteam (OAT) tot zijn beschikking. Binnen het
onderwijsarrangeerteam zijn diverse deskundigheden vertegenwoordigd. Er komen negen
onderwijsarrangeerteams (op het gebied van deelgemeenten georganiseerd) elk team ondersteunt 20 à
25 reguliere basisscholen. In ieder onderwijsarrangeerteam zitten professionals (8 à 10 fte) met de
volgende expertise:
• (psycho)-diagnostiek
• taal/spraak specialist
• didactische specialist (lezen, rekenen, spelling, opp)
• gedragsspecialist
Iedere school heeft vanuit het onderwijsarrangeerteam binnen haar wijk altijd een vaste
schoolcontactpersoon.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 8
De schoolcontactpersoon heeft een intensief contact met de intern begeleider en de directeur van de
school over het onderwijsondersteuningsaanbod. De schoolcontactpersoon is voor de school het eerste
aanspreekpunt als het gaat om onderwijsondersteuningsvragen.
Het onderwijsarrangeerteam heeft, naast eigen expertise, kennis van de expertise binnen de bao-, sboen so-scholen in het werkgebied en is in staat om onderwijsondersteuningsvragen te koppelen aan de
expertise in de wijk en betrekt deze al in een vroegtijdig stadium bij ondersteuningsvragen vanuit een
school. Vanuit deze wijkgerichte aanpak wordt vanuit de totaal aanwezige kennis en vaardigheden steeds
gekeken welke expertise ingezet kan worden bij de onderwijsondersteuningsvraag van een school.
De schoolcontactpersoon en de vaste contactpersoon vanuit de (jeugd)zorg, zijnde de
schoolmaatschappelijk werker, vormen samen met de intern begeleider van de school het MDO.
Afhankelijk van de casus wordt de voorman/voorvrouw van het desbetreffende wijkteam ingeschakeld.
Het MDO heeft een schakelfunctie tussen onderwijs en jeugdhulpverlening. Deze komen op vaste
momenten in het jaar bijeen maar kunnen ook bij een acute vraag bij elkaar geroepen worden.
In de illustratie op de volgende pagina wordt de relatie tussen het onderwijsarrangeerteam, de wijk, de
jeugdzorg en de school in beeld gebracht.
Onderstaand plaatje zal in aangepaste vorm worden nageleverd door Fatima/Simone de Wit!!!
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 9
3.4 Organisatie van ondersteuning en zorg voor jongeren in en om de VO- school
Volgens het referentiekader passend onderwijs zijn onderwijs en onderwijsondersteuning onlosmakelijk
met elkaar en met de opvoeding verbonden (referentiekader passend onderwijs, 2013). Vanuit dit brede
perspectief is het zaak dat voorzieningen voor jeugd en onderwijs structureel en doelgericht
samenwerken. De extra ondersteuning die vanuit de school of het samenwerkingsverband wordt
geboden moet goed zijn afgestemd met de ondersteuning vanuit het bredere (jeugd)zorgdomein die
gemeenten bieden in het kader van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en toeleiding naar de
arbeidsmarkt: één kind, één gezin, één plan (brief aan de TK, 2011).
Het voortgezet onderwijs (VO) in Rotterdam, verenigd in het samenwerkingsverband Koers VO, heeft
beschreven op welke manier het VO de ondersteuning en zorg voor schoolgaande jongeren wil
organiseren (Koers-document passend onderwijs). Hierbij is de VO school het vertrekpunt als vind- en
werkplaats: de schoolgaande jongere staat centraal, vaste (kern)partners vanuit de domeinen veiligheid
(leerplicht), jeugdgezondheidszorg, ondersteuning (maatschappelijk werk) en onderwijs
(samenwerkingsverband) staan om de school heen om te ondersteunen bij het vinden van de juiste
oplossingen voor de jongere. Deze kernpartners vormen het ondersteuningsteam van de school, onder
leiding van de coördinator onderwijsondersteuning (zorgcoördinator). Het team bewaakt samen met de
school de gezonde ontwikkeling van de jongere en vervult een brugfunctie met het achterveld
(ketenpartners). Hierdoor kan een samenhangende aanpak ontstaan, ook voor die situaties waarin snel
specialistische hulp nodig is of waarbij het accent van de aanpak meer gericht is op de thuissituatie:
afhankelijk van de aard en ernst van de problematiek wordt het wijkteam ingeschakeld.
Fig. 1 Werkmodel: de school als werkplek (Koers VO document passend onderwijs).
N.B. Dit model zal, afhankelijk van lopende ontwikkelingen en besluiten, o.a. over positionering en
aansturing van het SMW, verder worden aangepast.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 10
3.5 De rol van het schoolmaatschappelijk werk in passend onderwijs
Taakgebieden van het SMW zijn (NVMW, 2006):
1) Schoolondersteuning;
2) Kortdurende hulpverlening aan jongeren en ouders (breed signaleren);
3) Toeleiding naar externe zorg/ondersteuning (o.a. het wijkteam)
Binnen passend onderwijs worden geen nieuwe dimensies aan deze taakgebieden toegevoegd. Wel is er
sprake van een wens vanuit het onderwijsveld tot een verandering van de focus.
Waar in het verleden het accent met name op de punten 2 en 3 lag vraagt passend onderwijs om meer
nadruk op het bieden van schoolondersteuning en het integreren van de ondersteuning in het onderwijs,
passend bij het profiel van de school. Leerprestaties en ontwikkeling van kinderen en jongeren staan
centraal en de door de SMW-er geboden ondersteuning is gericht op het versterken van het primaire
proces en het behalen van gestelde onderwijsdoelen. De wens behelst verder dat de SMW-er adviseert
en begeleidt vanuit de eigen specifieke deskundigheid, bijvoorbeeld aan collega-docenten, mentoren en
overige onderwijsondersteuners bij het herkennen van en omgaan met onderwijs belemmerende factoren
op sociaal-emotioneel of psychosociaal vlak. De focus zou dan dus met name op preventie liggen.
Wanneer desondanks curatieve ondersteuning nodig zou zijn verzorgt de SMW-er deze via een
kortdurend traject aan leerling en ouders of bereidt een verwijzing voor naar de bovenschoolse zorg en/
of het wijkteam. De SMW-er onderhoudt dan actief contact met externe partijen, leerling en ouders,
maakt in samenwerking de vertaalslag naar de onderwijspraktijk en borgt daarmee afstemming van
ingezette hulpverlening op het onderwijsleerproces van de leerling.
Vanuit het oogpunt van preventie, integraliteit en samenwerking in de driehoek jongere-ouders-school is
het voor het onderwijs van groot belang dat het schoolmaatschappelijk werk (SMW) deel uitmaakt van het
schoolondersteuningsteam en structureel in, voor en vanuit de school haar professie uitoefent. Juist
vanuit de verschillende taakgebieden kan de SMW-er hier, samen met de onderwijscollega’s, sterk op
inzetten, o.a. door:
- Zo vroeg mogelijk te signaleren en te interveniëren en met een generalistische blik naar het
gezinssysteem kijken, ook als een probleem of belemmering nog niet de schoolcarrière negatief
beïnvloedt;
1. De wens vanuit het onderwijsveld tot het structureel bijdragen aan de ondersteuningsstructuur van de
school. Hiermee kan een klimaat van structuur en verbondenheid worden gecreëerd, van waaruit
gewerkt kan worden aan de noodzakelijke gedragsbeïnvloeding. De Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid (WRR) geeft aan dat dit zeker voor de kwetsbare groep “overbelaste jongeren” van
belang is om schooluitval te voorkomen (WRR, 2009).
2. De wens vanuit het onderwijs tot het bieden van ondersteuning aan docenten bijv. rondom het voeren
van oplossingsgerichte gesprekken met jongeren en ouders en het signaleren van achterliggende
problematiek.
3. Via het aannamebeleid van de school de jongere direct op de juiste plaats te krijgen.
4. Een koppeling te maken van de aanpak van gedragsproblemen en groepsdynamiek naar de
les/klassensituatie.
5. Het verzorgen van trainingen voor leerlingen en docenten.
6. De grenzen van de kerntaak en -competenties van het onderwijs te bewaken en op basis van een
professionele analyse en aan de hand van het ernsttaxatiemodel tijdig te schakelen naar het wijkteam
wanneer er jeugdhulp voor de jeugdige of voor het gezin nodig is.
7. Lichte hulp op gezinsniveau bieden, met oog voor aard en ernst van de problematiek, waarbij tijdig het
wijkteam ingeschakeld wordt. Dit gebeurt indien er sprake is van multiproblematiek en/of indien er
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 11
specialistische zorg nodig is en waarbij de informatie die de SMW-er heeft, benut kan worden om de
informele netwerken te activeren t.b.v. de gezinnen.
Het onderwijsveld benadrukt dat door het SMW te positioneren in het onderwijs de SMW’er dan in staat is
om, effectief en preventief, de aansluiting te zoeken op de ondersteuningsbehoefte van de jongere, de
ouders en van het docententeam. Het SMW zou hiermee een stimulerende en vooraanstaande rol in de
ontwikkeling van de school op het gebied van passend onderwijs kunnen hebben en kan zich hier
optimaal in mee bewegen wanneer de aansturing binnen de school zou liggen. Hierdoor kan in veel
gevallen het ernstiger worden van de problematiek van de jongere en een stagnatie van de
schoolcarrière worden voorkomen.
Doordat het SMW vanuit de school een belangrijke verbinding zou vormen met het CJG en de wijkteams,
speelt het SMW, in samenwerking met de zorgcoördinator, een sleutelrol in afstemming in de jeugdketen.
Wanneer meer of andere ondersteuning nodig is dan de school, het SMW of het samenwerkingsverband
kan bieden, schakelt de SMW-er tijdig naar het wijkteam. Dit punt dient nog nader te worden gedefinieerd
en uitgewerkt. Andersom: wanneer hulpverlening in het gezin is ingezet, kan via het SMW en de
zorgcoördinator de vertaalslag naar de onderwijssituatie worden gemaakt. Daarom is het van cruciaal
belang via een integraal plan, waarin de schoolcomponent een duidelijke plek heeft, de ingezette zorg en
onderwijsondersteuning op elkaar af te stemmen.
3.6 Elementen vanuit het onderwijs in de samenwerking met partners in de jeugdhulpverlening
In de samenwerking met externe partners vindt het onderwijs de volgende elementen van belang:
1. Organisatie van de zorgverlening afgestemd op de situatie van de school, vanuit het uitgangspunt:
we starten bij en helpen samen de leerling en voorzien de jeugdhulpverlening van informatie die van
nut kan zijn om het gezin van de leerling te helpen.
2. Tijdige inzet van de juiste hulpverlening, op basis van aard en ernst van de problematiek
3. Gebruik makend van het (informele) netwerk rondom het de leerling.
4. Goede samenwerking in de driehoek jongere-ouders-school: korte lijnen, in gesprek met,
betrokkenheid.
5. Koppeling van vaste hulpverleners aan de school (bijvoorbeeld door een vast gezicht in de school).
6. Koppeling van vaste hulpverleners (niet nodig als het gaat om de 20%) aan de school (bijvoorbeeld
door een vast gezicht in de school: de SMW en JV moeten het (informele) netwerk en de wijk(teams)
goed kennen en vanuit de school daar naar verbinden. SMW en JV vormen dan de vaste gezichten
in de school, als het gaat om het inzetten van zorg in het gezin).
7. Opstellen van een integraal plan (één kind, één plan), waarbij zorg en onderwijsondersteuning op
elkaar worden afgestemd. In het plan vormen onderwijsdoelen een vaste component.
8. Aansluiting van de zorg op de bestaande of de door de school beoogde schoolinterne
ondersteuningsroutes. Niet het wiel opnieuw uitvinden, maar het bestaande versterken.
9. Concrete tips en handvatten vanuit de zorgverleners voor leerkrachten en docenten in de klas.
10. Afspraken over evaluatie-, terugkoppelmomenten en overdracht.
11. Borging van kwaliteit van de samenwerking via evaluatie op proces- en inhoudsniveau.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 12
4.
Algemene informatie vanuit het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten wettelijk verantwoordelijk voor alle vormen van ondersteuning, hulp
en zorg aan de jeugd. Met de voorgenomen wetswijziging krijgt Rotterdam de kans om tot een
eenvoudiger jeugdstelsel te komen, waarin de hulp aan jeugd en ouders beter wordt. In het nieuwe
jeugdstelsel raken kinderen niet tussen wal en schip, is er altijd een hulpverlener verantwoordelijk,
hoeven ouders en jeugdigen niet telkens hun verhaal te vertellen, is er sprake van minder bureaucratie,
krijgen professionals de ruimte en is hulp op een snelle en makkelijke manier binnen handbereik.
De plannen vanuit de gemeente Rotterdam voor de nieuwe inrichting van jeugdhulp staan beschreven in
het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (NRJ), dat in mei 2013 door de gemeenteraad is aangenomen.
4.1
Ambitie en doelen
Het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel heeft als ambitie dat meer kinderen in Rotterdam opgroeien in een
kansrijk en veilig thuis. Hierbij richt men zich op kinderen en jongeren tot 23 jaar en hun ouders en zorgt
men ervoor dat:
1. Meer Rotterdamse jeugdigen opgroeien tot zelfredzame Rotterdammers.
2. Meer Rotterdamse opvoeders zelfredzaam zijn.
3. Jeugdhulp meer passend is (niet te zwaar en niet te licht).
4. Hulp voor de jeugdige sneller beschikbaar is.
5. Hulp voor de jeugd tegen aanvaardbare kosten is.
Het uitgangspunt bij de ambitie is: “Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken
waar het moet”.
4.2
Uitgangspunten
De belangrijkste uitgangspunten voor de inrichting van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zijn:
1. Rotterdam benut kansen bij de jeugd en richt zich op brede talentontwikkeling van alle Rotterdamse
kinderen. Thuissituatie, onderwijs en het vrijetijdsdomein vormen de basis en dagen uit voor een
brede ontwikkeling.
2. Ouders/opvoeders zijn eerst verantwoordelijk voor hun kinderen, zij voeren de regie over de
opvoeding van hun eigen kind. Professionele hulp is erop gericht gezinnen zo toe te rusten, dat zij
zoveel als mogelijk vanuit de eigen kracht en het eigen sociale netwerk oplossingen vinden voor
eventuele problemen.
3. De pedagogische civil society (de omgeving van het gezin: bewoners, familie, verenigingen) kan een
positieve invloed hebben op de opvoeding.
4. Als dat nodig is, kan een ouder of jeugdige gebruik maken van het aanbod op het gebied van
informatie en advies binnen het CJG en wijkteam. Dit generalistisch wijkteam bestaat uit breed
kijkende, goed opgeleide professionals, werkzaam op wijkniveau.
5. Vertrouwen op de deskundigheid van de professional. Daarom bieden we de professional ruimte en
mandaat om zijn/haar taken uit te voeren. Tegelijkertijd stellen we eisen aan de competenties en de
kwaliteit. We bieden goede kaders waarbinnen gewerkt kan worden.
6. Een kritische analyse aan de voorkant is de basis: we willen dat er goede, brede vraagverheldering
plaatsvindt, zodat de juiste interventies plaatsvinden. Niet meer dan nodig, maar ook niet te weinig of
te laat. Eenvoudige vragen worden eenvoudig opgelost. Het wijkteam is in staat om een groot deel
van de hulp zelf te verlenen en voert casusregie.
7. Outreachend werken. Op basis van signalen van bijvoorbeeld scholen gaat de professional naar de
burger toe. We zijn er vroeg bij, zodat eventuele problemen met lichte ondersteuning kunnen worden
verholpen. Daarnaast werken we ook digitaal.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 13
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Het motto ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’ blijft leidend. Voor alle stimulering, ondersteuning en hulp aan
een kind geldt dat het op het hele systeem van het gezin is gericht. Als gezinnen vanuit verschillende
kanten hulp en ondersteuning krijgen aangeboden, dan komt dat samen in één plan. Mocht het zo
zijn dat de situatie voor het gezin zo complex wordt dat er regie nodig is, dan is er altijd maar één
iemand tegelijkertijd met de casusregie belast.
Vereenvoudiging van de zorgcoördinatie door maximaal in te zetten op casusregie in het wijkteam.
De procescoördinatie brengen we terug naar het absolute minimum; het is zuiver gericht om
vastgelopen casussen op hoger niveau tussen instellingen weer vlot te trekken.
De hulp wordt zo dichtbij mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving van het gezin en het kind
gegeven.
Soms kan een probleem niet opgelost worden door inzet vanuit het wijkteam alleen en is het nodig
dat het wijkteam meer hulp inroept, zo nodig (tijdelijk) buiten de wijk. Dit kan jeugdhulp zijn die de
generalist niet zelf kan bieden of specialistische hulp. Dit is het geval bij: residentiële zorg,
pleegzorg, dagbehandeling, onderdelen van de huidige Jeugd-GGZ (de niet-wijkgerichte
specialistische zorg en topklinische zorg) en Jeugd-VB (dagbehandeling en residentiële zorg).
De taken op het gebied van toeleiding en diagnose die nu versnipperd zijn over meerdere instanties
worden zoveel mogelijk geïntegreerd in de wijkteams en diagnoseteams.
De werkwijze is betaalbaar, goed toegankelijk voor cliënten en van goede kwaliteit. De beheersing
van het zorgvolume is een speerpunt.
Wanneer de veiligheid of de ontwikkeling van het kind in het geding is, dient snel actie te worden
ondernomen.
We beperken de bureaucratie en versimpelen procedures: administratieve handelingen worden
teruggedrongen, dubbels in indicatieprocessen worden verwijderd.
4.3
Organisatie van Jeugdhulp binnen het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
In de werkwijze binnen het NRJ spreekt men de eigen kracht van de jeugd en hun ouders aan. Maar de
jeugd en hun ouders staan er niet alleen voor. In de wijk van het gezin komt een mix van vrijwilligers en
professionals in aanraking met jeugdigen en hun gezin. Zij spelen een rol in het leven van een gezin en
vormen het wijknetwerk. Binnen dit wijknetwerk kan ongeveer 80% van de ondersteuning worden
opgepakt.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 14
Wanneer ondersteuning van professionals nodig is (in ca. 20% van de gezinnen) kan deze vanaf 2015
vanuit het wijkteam in de eigen woonwijk worden gegeven. Dit wijkteam maakt deel uit van het netwerk in
de wijk en bestaat uit een team van breed kijkende, goed opgeleide professionals: de jeugd- en
gezinscoaches. De medewerkers van dit team kennen elkaar goed, kennen de partners in de wijk, de
initiatieven en onderhouden goede contacten met de professionals die dagelijks met jeugdigen en
gezinnen in aanraking komen. Het wijkteam is het team dat signalen oppikt uit het netwerk. Het wijkteam
kan advies geven zodat iemand zelf aan de slag gaat, in het netwerk een oplossing vinden, zelf
kortdurende en indien nodig langdurende hulp bieden, of zorgen dat er specialistische hulp komt. In het
wijkteam vervullen de jeugd- en gezinscoaches dus een specifieke functie in het netwerk in de wijk.
In totaal worden 42 wijkteams gevormd. Elk wijkteam bestaat uit een aantal jeugd- en gezinscoaches met
een eigen budget en mandaat om zorgarrangementen toe te wijzen.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 15
5.
Aansluiting onderwijs op het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel: een uitwerking op thema
5.1
Inleiding
Zoals in de vorige paragrafen beschreven liggen de ambities van het Rotterdamse onderwijs en het
Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel in elkaars verlengde. Ook zit gedeeltelijk overlap in de uitgangspunten.
Bij elkaar biedt dit een goede basis om in samenwerking de ambities te verwezenlijken en invulling te
geven aan de maatschappelijke opdracht waar we met elkaar voor staan.
De aansluiting van het onderwijs op het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel, met daarbij heldere afspraken
over samenwerking, vraagt om een zorgvuldige uitwerking. In de volgende paragrafen doet de taakgroep
hiervoor een eerste aanzet, in opdracht van de wethouder onderwijs, jeugd en gezin en in opdracht van
het dagelijks bestuur van FOKOR.
Deze eerste aanzet moet wat het onderwijs betreft leiden tot een definitieve uitspraak over de
positionering, aansturing en financiering van het SMW in het ROF in januari 2014.
Vervolgens vindt de taakgroep het van essentieel belang de thema’s in gezamenlijkheid tot in detail uit te
werken, breder te trekken dan SMW, draagvlak te creëren en alle betrokken partijen mee te nemen in het
proces.
5.2
Aanspreekpunt vanuit de school en vanuit het wijkteam
Het schoolmaatschappelijk werk (focus op gedrag/sociale emotionele ontwikkeling) en de
jeugdverpleegkundige (focus op gezondheid/sociaal-emotionele ontwikkeling) gaan op signaal van de
intern begeleider (IB’er) of zorgcoördinator allereerst zelf in gesprek met de ouder/leerling en bepalen op
basis van ETM/ZRM/LIRIK de aard en ernst van de problematiek in het gezin (totale systeem).
Indien aard en ernst ertoe leiden, schakelt de SMW-er (of jeugdverpleegkundige), in afstemming met de
IB’er (PO) of de zorgcoördinator (VO), met het wijkteam en draagt zorg voor afstemming over zorg en
e
ondersteuning op school. Het aanspreekpunt binnen het wijkteam voor de school is de voorman (bij 1
lijn/melding). Op het moment dat hulp is ingezet is de casusregisseur het aanspreekpunt: er vindt nauw
overleg plaats tussen de casusregisseur en de betrokken professional vanuit de school t.b.v. afstemming
en voortgang.
Besluit:
Vanuit de school zijn de SMW-er, de JVK, de intern begeleider (PO) of de zorgcoördinator (VO), de
centrale schakels voor afstemming over zorg op school.
De SMW-er schakelt naar de wijkteams, indien aard en ernst ertoe leiden. Met de invoering van het NRJ
wordt de rol van de JVK herijkt.
e
Het aanspreekpunt binnen het wijkteam voor de school is de voorman (bij 1 lijn/melding). Op het
moment dat hulp is ingezet is de casusregisseur het aanspreekpunt: er vindt nauw overleg plaats
tussen de casusregisseur en de betrokken professional vanuit de school t.b.v. afstemming en voortgang.
5.3
Vindplaats als vertrekpunt
De start van een traject is afhankelijk van de school of het wijkteam als vindplaats.
A. Bij signalering vanuit de school:
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 16
Wanneer voor de jongere en/of ouders hulp en ondersteuning nodig is die de kerntaak van het onderwijs
overstijgt of niet binnen de schoolinterne ondersteuning kan worden geboden schakelt de school naar het
wijkteam.
Besluit
Voor het PO geldt het volgende stappenplan:
1. Bij de bepaling van de ernst en zwaarte van de problematiek en de benodigde hulp maakt
school gebruik van hetzelfde risicotaxatie instrument/vraaganalyse dat door de jeugd- en
gezinscoaches in de wijkteams wordt gebruikt. School is verantwoordelijk voor de
deskundigheidsbevordering van de SMW-ers.
2. Wanneer het MDO, in gesprek met de ouder/leerling, voorziet dat een zorgarrangement
nodig is neemt de SMW-er in afstemming met IB-er en JVK (telefonisch) contact op met de
voorman van het wijkteam van de wijk waar de leerling woont.
3. De voorman in het wijkteam zet de casus uit en wijst een jeugd- en gezinscoach als
casusregisseur aan.
4. De casusregisseur maakt een afspraak met de jongere, ouders en de betrokken
professional van de school (SMW-er, JVK, intern begeleider)
5. Tijdens dit gesprek tussen jongere, ouders, de casusregisseur vanuit het wijkteam en
betrokken professionals vanuit de school komen ook onderwijsdoelen aan de orde en
worden afspraken gemaakt over de samenwerking en een integraal plan.
Besluit
Vanuit de PPO structuur wordt een SMW poule met de bestaande SMW-ers georganiseerd per
deelgemeente/gebied. Het doel hiervan is: efficiënte inzet, vergroten van de flexibiliteit en 1
vertrouwd gezicht in de wijk (gebiedsgericht werken).
Besluit
Vanuit het PO schakelt de SMW-er met het wijkteam waar de leerling woont. Wanneer de locatie te
maken heeft met een hoge caseload verspreid over meerdere Rotterdamse wijkteams, dan kan
aanspraak gemaakt worden op de SMW Extra uren. Het gaat hierbij niet om extra
formatie/bekostiging, maar om flexuren die enkel in afstemming met de gemeente worden ingezet.
Aan de hand van een analyse zal voor de scholen een richtlijn worden opgesteld voor aanspraak op
SMW extra..
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 17
Besluit
Voor het VO geldt het volgende stappenplan:
1. Bij de bepaling van de ernst en zwaarte van de problematiek en de benodigde hulp maakt
school gebruik van hetzelfde risicotaxatie instrument/ vraaganalyse dat door de jeugd- en
gezinscoaches in de wijkteams wordt gebruikt. School is verantwoordelijk voor de
deskundigheidsbevordering van de SMW-ers.
2. Wanneer het schoolondersteuningsteam en/of het ZAT, in overleg met ouder/jongere voorziet
dat een zorgarrangement nodig is neemt de SMW-er in afstemming met de zorgcoördinator en
JVK (telefonisch) contact op met de voorman van het wijkteam van de wijk waar de jongere
woont.
3. De voorman in het wijkteam zet de casus uit en wijst een jeugd- en gezinscoach als
casusregisseur aan.
4. De casusregisseur maakt een afspraak met de jongere, ouders en de school (zorgcoördinator,
JVK of SMW-er).
5. Tijdens dit gesprek tussen jongere, ouders, de casusregisseur vanuit het wijkteam en de
zorgcoördinator, JVK of SMW-er komen ook onderwijsdoelen aan de orde en worden
afspraken gemaakt over de samenwerking en een integraal plan.
Besluit
Vanuit het VO schakelt de SMW-er met het wijkteam waar de jongere woont. Wanneer de locatie
te maken heeft met een hoge caseload verspreid over meerdere Rotterdamse wijkteams , dan
kan aanspraak gemaakt worden op de SMW Extra uren. Het gaat hierbij niet om extra
formatie/bekostiging, maar om flexuren die enkel in afstemming met de gemeente worden
ingezet. Aan de hand van een analyse zal voor de scholen een richtlijn worden opgesteld voor
aanspraak op SMW extra.
Besluit
De Rotterdamse schoolbesturen stellen op basis van de gebiedsindeling van Koers VO een
SMW-overzicht beschikbaar voor de wijkteams. De SMW-ers vormen hiermee per gebied een
poule die vijf dagen per week bereikbaar is voor het wijkteam.
•
N.B.: Voor zowel het PO als VO geldt dat bovenstaande stappenplannen betrekking hebben op
vrijwillige hulpverlening. Mocht de veiligheid of de ontwikkeling van de jongere in het geding zijn, dan
kan de stap naar het gedwongen kader noodzakelijk zijn. In dat geval overlegt de school met de
casusregisseur van het wijkteam, die vervolgens een melding aan het jeugdbeschermingsplein doet.
In geval van crisis, is in de toekomst (de opvolger van) het Crisis Interventie Team hiervoor
beschikbaar.
B Bij signalering vanuit het wijkteam
Wanneer de signalen bij het wijkteam vanuit het wijknetwerk terecht komen volgt de jeugd- en
gezinscoach van het wijkteam de onderstaande stappen:
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 18
Besluit
Voor het wijkteam geldt het volgende stappenplan:
1. Ouders zijn als eerste aan zet om school te informeren over betrokkenheid/inzet van het
wijkteam. De jeugd- en gezinscoach maakt dit in het eerste gesprek met ouders duidelijk.
2. In afstemming met de ouders/leerling neemt de jeugd- en gezinscoach van het wijkteam
vervolgens contact op met de SMW-er om de school te informeren, informatie in te winnen
en, afhankelijk van de problematiek, een afspraak te maken voor een gesprek. De SMW’er
stemt dit af met de intern begeleider (PO) of de zorgcoördinator (VO). .
3. Tijdens het eerste gesprek tussen jongere, ouders, de jeugd- en gezinscoach van het
wijkteam, de SMW-er (of JVK) en evt. de intern begeleider (PO) of zorgcoördinator (VO)
komen ook onderwijsdoelen aan de orde en worden afspraken over samenwerking, een
integraal plan (zie 5.5) en casusregie* gemaakt.
* het uitgangspunt is dat de jeugd- en gezinscoach van het wijkteam de casusregisseur is. Slechts
wanneer het zwaartepunt van de problematiek in de schoolsituatie ligt, blijft de regie op school.
5.4
Moment van opschalen vanuit de school
Binnen de interne ondersteuningsstructuur van de school wordt bepaald wanneer inschakeling van het
wijkteam nodig is. Hierbij is het belangrijk op basis van een goede analyse en taxatie tijdig en op
professionele wijze te schakelen. Als hulpmiddel en richtlijn hiervoor hanteert de school hetzelfde
risicotaxatie instrument/ vraaganalyse als het wijkteam.
Besluit
School maakt gebruik van hetzelfde risicotaxatie instrument/ vraaganalyse als het wijkteam. De
deskundigheidsbevordering die nodig is om dit instrument te kunnen hanteren maakt onderdeel uit van
het professionaliseringstraject van het wijknetwerk.
5.5
Het wijkteam werkt in het verlengde van de school
Wanneer de school naar het wijkteam schakelt werkt men in elkaars verlengde. Hierdoor hoeven de
jongere en ouders niet geheel opnieuw hun verhaal te vertellen.
Dit houdt enerzijds in dat de school relevante informatie aanlevert, anderzijds dat de jeugd- en
gezinscoach van het wijkteam op de deskundigheid van de school vertrouwt.
Om dit te stimuleren is het voorstel om het format van het hulpverleningsplan SMW zo op te stellen dat dit
goed overdraagbaar is naar het wijkteam en als subonderdeel van het ondersteuningsplan van het
wijkteam kan dienen.
Besluit
Het format van het hulpverleningsplan SMW is overdraagbaar naar het wijkteam en maakt onderdeel uit
van het ondersteuningsplan van het wijkteam. Het ondersteuningsplan is gekoppeld aan het
informatieplatform van het NRJ.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 19
5.6
Eén integraal plan
Het ondersteuningsplan van het wijkteam is een integraal plan, met ruimte voor de verschillende
leefgebieden: thuis, school, vrije tijd.
Dit houdt in dat het ondersteuningsplan van het wijkteam (deels) gezamenlijk wordt opgesteld:
schooldoelen (en aanpak) krijgen een vaste plaats in het plan.
Bij het opstellen van het plan worden met alle betrokkenen afspraken gemaakt over samenwerking,
terugkoppeling en evaluatie.
Besluit
Het ondersteuningsplan van het wijkteam is een integraal plan, met ruimte voor de verschillende
leefgebieden: thuis, school, vrije tijd. De SMW-er is in afstemming met school verantwoordelijk voor het
vullen van het leefgebied ‘school’. Het ondersteuningsplan is gekoppeld aan het informatieplatform van
het NRJ.
N.B. De aanbeveling vanuit de werkgroep is om in het ondersteuningsplan van het wijkteam ook ruimte
op te nemen voor de domeinen veiligheid en jeugdgezondheidszorg.
5.7
Samenwerking
Op casusniveau worden bij het opstellen van het ondersteuningsplan van het wijkteam afspraken
gemaakt over de samenwerking, terugkoppeling en evaluatie.
De aanbeveling vanuit de werkgroep is om jaarlijks de samenwerking tussen de school en het wijkteam
op proces- en inhoudsniveau te evalueren en te analyseren. De conclusies die hieruit voortvloeien
worden op bestuurlijk niveau besproken. De manier waarop de evaluatie en analyse wordt ingevuld en
uitgezet wordt samen met het servicepunt School- maatschappelijk Werk uitgewerkt.
Besluit
De school, SMW-aanbieders en het wijkteam evalueren jaarlijks de samenwerking op proces- en
inhoudsniveau. De analyses en/of de hieruit voortvloeiende conclusies worden op bestuurlijk niveau
besproken.
In het ontwikkelen, uitzetten en verwerken van de evaluaties is een rol weggelegd voor het Servicepunt
Schoolmaatschappelijk Werk.
5.8
Diagnostisch onderzoek:
In het NRJ worden diagnose teams geformeerd, als klankbord voor de wijkteams en om diagnostisch
onderzoek uit te voeren. Binnen het onderwijs zijn ook orthopedagogen en schoolpsychologen
werkzaam. In het PO in de PPO teams, in het VO bij de expertisecentra en in de toekomst ook bij het
onderwijszorgloket van Koers VO.
Om dubbelingen te voorkomen is het van belang verder in te zoomen op de vraag wie wanneer en in
opdracht van wie (welke) diagnose stelt en hoe met elkaars diagnoses wordt omgegaan. Hierbij vindt het
onderwijs het zeer wenselijk dat de onderzoeksinstelling de conclusies van het onderzoek en de
behandeladviezen van de leerling, met toestemming ouders/leerling, met de IB-er/ zorgcoördinator en
SMW-er communiceert. Hierdoor wordt de leerkracht in de gelegenheid gesteld de tips en
behandeladviezen te gebruiken om de betreffende leerling goed te begeleiden en te ondersteunen.
Wanneer het diagnostisch onderzoek in opdracht van het wijkteam is uitgevoerd kan de casusregisseur
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 20
van het wijkteam hier een rol in spelen door de school te betrekken bij het opstellen van het
ondersteuningsplan van het wijkteam. Feit is wel dat het Diagnose Team wordt ingezet voor de 20%
schil, waar multiproblematiek van toepassing is.
Om dit uit te werken is meer zicht nodig op welke diagnostiek de PPO teams, de expertisecentra, het
onderwijszorgloket, de Diagnose Teams vanuit het NRJ uitvoeren. Dit geldt ook voor de overige
onderzoeksinstellingen zoals GGZ, Afdelingen van kind en jeugdpsychiatrie van ziekenhuizen en
particuliere onderzoekspraktijken. Ook dient de rol van de huisartsen bij verwijzingen voor onderzoeken
nader uitgewerkt te worden.
Als eerste grove richtlijn kan worden aangegeven dat men in de scholen eventuele leerproblemen
signaleert op basis van allerlei methode-gebonden toetsen en didactische tests, die men nader
onderzoekt d.m.v.: IQ-onderzoek, dyslexie-onderzoek, dyscalculie-onderzoek en concentratietests.
Daarnaast neemt men op schoolvragenlijsten af die betrekking hebben op het sociaal-emotioneel
functioneren van leerlingen en doet men soms nader onderzoek naar de mate van faalangst, sociale
angsten en sociale cognitie. Deze inzet wordt vanuit het onderwijs ingezet en bekostigd.
Mocht er aanleiding zijn voor breder onderzoek vanuit de jeugdhulp (multiproblematiek), dan wordt de
vraag vanuit het onderwijs uitgezet bij het wijkteam. Het wijkteam bepaalt wanneer schakelen met het
Diagnose Team noodzakelijk is. Wat nader uitgewerkt dient te worden is op basis van welke criteria
onderscheid wordt gemaakt over de inzet van onderzoeksinstrumenten. Ook zal er bij de uitwerking
aandacht moeten zijn voor de uitwisseling van onderzoeksresultaten tussen school en wijkteam.
Besluit
Wanneer vanuit de schoolondersteuningsroute van het PO en VO blijkt dat de problematiek niet alleen
onderwijsgerelateerd is, wordt na beoordeling door en in afstemming met het wijkteam, een
diagnostische vraag bij het Diagnose Team neergelegd. Het doel is dat de specialisten uit het Diagnose
Team en het onderwijs tot een integrale aanpak/advies komen en in samenspraak vaststellen welke
vorm van jeugdhulp en welk onderwijstraject passend is. .
5.9
Uitwisseling van gegevens tussen schoolondersteuningsteam en de wijkteams
Samenwerking tussen professionals van de ondersteuningsteams op school en van de wijkteams zal
ertoe leiden dat zij informatie over gezinnen en leerlingen willen uitwisselen. Deze gegevensuitwisseling
moet plaats vinden binnen de kaders van de privacywetgeving. De privacy tool “Samenwerken in de
jeugdketen, een instrument voor gegevensuitwisseling” 2011 ministerie van VWS, is een praktisch
instrument voor professionals die zich beroepsmatig met de gezonde en veilige ontwikkeling van
jongeren bezig houden. Het helpt de professional op een systematische en zorgvuldige manier af te
wegen of samenwerking en informatie uitwisselen met andere professionals in het belang van de jongere
is. Ook als daarmee inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de jongere en/of zijn ouders. Van belang is
dat de professional zijn afwegingen goed beargumenteert en documenteert. Tevens dient de professional
open en transparant te zijn tegenover de jongere en /of zijn ouders.
De aanbeveling vanuit de taakgroep is om alle bestaande privacyprotocollen en convenanten te
vervangen door een eenduidige en praktische handreiking waarin bovenstaande privacytool er een deel
van uitmaakt.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 21
5.10
Registratie en verantwoording
De SMW-er registreert in het leerlingvolgsysteem van de school, volgens de richtlijnen die via de
kwaliteitsindicatoren zijn vastgesteld. Deze dienen getoetst te worden op wettelijke bepalingen rondom
privacy. De (kwantitatieve) verantwoording vloeit voort uit deze registratie in het kader van de
kwaliteitsindicatoren SMW.
De aanbeveling vanuit de werkgroep is dit punt nader uit te werken op in ieder geval de volgende punten:
1. Welke kwantitatieve gegevens in het kader van verantwoording van belang zijn.
2. Herijking van het OKR addendum SMW.
3. Herijking van het werkplan/de kwaliteitsindicatoren o.a. op het gebied van schoolondersteuning en
samenwerking met de wijkteams door servicepunt SMW. Dit moet leiden tot vaststelling van nieuwe
kwaliteitsindicatoren voor het schooljaar ’14 –‘15 in het ROF.
4. Afspraken tussen schoolbesturen en SMW aanbieders over het gezamenlijk optrekken in
functionerings- en/of beoordelingsgesprekken.
Besluit
De SMW-er registreert in het leerlingvolgsysteem van de school. Wanneer samenwerking met het
wijkteam aan de orde is, wordt de relevante informatie uit het onderwijsondersteuningsdossier
geïntegreerd in het ondersteuningsplan van het wijkteam. Het ondersteuningsplan is gekoppeld aan het
informatieplatform van het NRJ. Terugkoppeling richting school verloopt via de SMW-er en wordt
opgenomen in het leerlingvolgsysteem. Huidige afspraken over SISA blijven gehandhaafd.
Dossiervorming PPO Rotterdam
Voor een goede doorlopende leerlijn en opvoedondersteuning is dossiervorming erg belangrijk. PPO
Rotterdam wil dat per leerling één dossier wordt opgebouwd. Zowel scholen, PPO Rotterdam als de
jeugdhulpverlening werken daar waar het wettelijk mogelijk is met hetzelfde dossier. De dossiers worden
o.a. bijgehouden door school. School en ouder(s)/verzorger(s) hoeven hierdoor maar één keer informatie
aan te leveren en formulieren in te vullen. De juridische richtlijnen opgesteld vanuit PPO Rotterdam en de
jeugdhulpverlening zijn hierin leidend.
Handboek werkprocessen onderwijsarrangeerteam
PPO Rotterdam vindt het belangrijk dat de werkprocessen van de professionals die ten dienste staan van
de scholen transparant zijn. Hiertoe wordt de komende maanden een handboek gemaakt met de
kwaliteitseisen die aan werkprocessen worden gesteld. Ook hier zijn de afnemers van de diensten van
het onderwijsarrangeerteam een belangrijke gesprekspartner en zij worden bij de totstandkoming nauw
betrokken.
6.
Implementatie, monitoring, evaluatie:
Implementatie:
Het servicepunt SMW heeft ervaring en expertise in de samenwerking tussen het onderwijs en de
jeugdzorg. De operationalisering van de bovengenoemde samenwerkingsafspraken tussen de school en
het wijkteam vraagt om een intensief en effectief implementatietraject. Het Servicepunt werkt een
implementatieplan uit. Dit wordt aan de schoolbesturen en de gemeente (taakgroep) gepresenteerd,
waarna een opdracht volgt. In de eerste instantie wordt gekeken of het Servicepunt binnen zijn huidige
taakstelling en opdracht dit traject kan uitvoeren.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 22
Monitoring en evaluatie:
In de (nieuwe) kwaliteitsindicatoren SMW wordt de samenwerking tussen school en de wijkteams/
wijknetwerk en het CJG opgenomen. De kwaliteitsindicatoren worden aan het einde van elk schooljaar
door de school, de smw-er en zijn leidinggevende geëvalueerd. Daarnaast is het wenselijk om de
samenwerking tussen de school en het wijkteam jaarlijks zowel op inhoud als op proces te evalueren. Het
Servicepunt wil in overleg met de taakgroep een evaluatie-instrument ontwikkelen. Het Servicepunt kan
alle evaluaties bundelen en uitwerken in een stedelijk evaluatie en deze voorleggen aan de taakgroep/
gemeente en schoolbesturen. Op deze wijze kan de taakgroep verder sturen op kwaliteit van de
samenwerking.
Besluit
Om geen extra overlegstructuur te creëren stelt het servicepunt voor om het platform SMW, waarin
aanbieders van het SMW en de gemeente zitting nemen, aan te vullen met vertegenwoordigers van het
onderwijs en 1 vertegenwoordiger van het CJG. Het platform heeft dan o.a. de taak om de voortgang en
de kwaliteit van de samenwerking te bewaken en te borgen.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 23
7.
Conclusies en aanbevelingen
Conclusie
Op 11 november j.l. heeft, naar aanleiding van de nog vast te stellen kwaliteitscriteria
schoolmaatschappelijk werk (SMW), een gesprek plaatsgevonden tussen het DB van FOKOR en de
wethouder onderwijs, jeugd en gezin. Hierbij is een voorlopig akkoord bereikt op positionering van het
SMW in de school, functionele aansturing van het SMW door de school en financiering van het SMW
direct aan de school(besturen) (i.p.v. trekkingsrecht). De voorwaarde verbonden aan een definitief
akkoord was de presentatie van een eerste plan aan de wethouder op 3 december 2013 met een
uitwerking van een aantal thema’s rondom aansluiting (passend) onderwijs – Nieuw Rotterdams
Jeugdstelsel (wijkteams).
De taakgroep heeft op constructieve wijze overleg gevoerd over de afgesproken thema’s, de ideeën
hierover uitgewisseld en door middel van dit document een eerste kader voor de aansluiting en
samenwerking geschetst. De inhoud van dit document is met de SMW aanbieders besproken via het
leidinggevenden-overleg van het Servicepunt SMW, waarna hun inhoudelijke feedback is verwerkt.
Verder heeft de taakgroep zich aan de gestelde deadline van 3 december gehouden.
Op basis hiervan concludeert de taakgroep dan ook dat aan de opdracht van de wethouder is voldaan en
dat in het ROF van 30 januari 2014 een definitief besluit kan worden genomen op bovenstaande punten
rondom positionering, aansturing en financiering van het SMW . Bij een positief besluit hierover kunnen
vervolgens ook de nieuwe kwaliteitsindicatoren schooljaar ’14 – ‘15 SMW uiterlijk in maart 2014 worden
vastgesteld in het ROF.
Aanbevelingen
Zoals aangegeven heeft de taakgroep positief en nuttig overlegd, zich bewust van de gezamenlijke
maatschappelijke opdracht waar we voor staan. Echter, gezien de krappe deadline van 3 december, was
het niet mogelijk de thema’s tot in detail uit te werken. Hier komt bij dat zowel vanuit de kant van het NRJ
als passend onderwijs ontwikkelingen nog gaande zijn die details in de uiteindelijke samenwerking zullen
bepalen.
De taakgroep vraagt aandacht voor het volgende:
1)
Om bovengenoemde redenen doet de taakgroep de aanbeveling om als platform verder vorm en
inhoud te geven aan de praktische uitwerking van de verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp.
Hierbij adviseert de taakgroep afspraken te maken over: de samenstelling, samenwerking, het op
te leveren product, de termijn, de te volgen procedures en regie.
2)
In het bestuurlijk overleg d.d. 16 januari 2014 is overeengekomen dat de financiering rechtstreeks
aan de schoolbesturen met ingang van 2016 kan plaatsvinden. Dit met name vanwege het
juridische aspect om dergelijke structurele subsidies af te bouwen en om (financiële) onrust in het
werkveld zoveel als mogelijk te voorkomen.
Vorenstaande alswel de nadere uitwerking zal landen in een addendum op de beleidsregel schooljaar
2015 – 2016. Een addendum op de beleidsregel 2014 – 2015 is hiermee dus niet meer noodzakelijk.
Werkdocument14 januari 2014
Pagina 24