PROJECTNOTA KAVELVERBETERING Leende, maart 2014 Opdrachtgever: Van Broekhoven Grondwerken Keizersakker 12 5032 PM Tilburg Uitgevoerd door: Antonissen Agrarisch Advies Henk Antonissen Strijperstraat 19 c 5595 GA Leende INHOUDSOPGAVE 1. Probleemstelling 2. Aanpak 3. Resultaten 4. Conclusie 5. Verloop grondwaterstanden 6. Beoordeling mogelijkheden peilbeheer/waterconservering 7. Alternatieve mogelijkheden voor verbeteren landbouwkundige waarde 8. Landschappelijke inpassing 9. Invloed maaiveldverlaging op waterhuishouding omliggende gronden 10. Economische aspecten 11. Advies 12. Fasering en uitvoering 13. Nabestemming 14. Begeleiding tijdens ontgronding Bijlagen: 1. 2. 3. 4. Topografische kaart perceel Hoogtekaart Aanvraagformulier ontgronding Archeologische verantwoording 2 Probleemstelling De percelen aan de welke gearceerd zijn op bijlage 2 zijn in gebruik bij de fam. van Bavel. Het totale blok rond het voormalig melkveebedrijf omvat ruim 17 hectare. De huiskavel wordt gebruikt voor de teelt van gras (14 ha) en snijmais (3,3 ha). De grond vertoont kenmerken van een relatief jonge ontginningsgrond en de specifieke eigenschappen van een haarpodzol. De agrarische gebruikswaarde van de kavel is niet optimaal. De ligging is ongelijk en de grond is erg droogtegevoelig. Het vochtleverend vermogen van de grond is beperkt. In de zomer van 2013 is het grasland zelfs 4 x beregend. De percelen aan de noordzijde van het plangebied liggen lager en zijn reeds voorheen ontgrond. Verder is de bouwvoor wisselend m.b.t. dikte en samenstelling. Overwegend is de bouwvoor dun en humusarm waardoor zowel bodemvruchtbaarheid als vochtleverend vermogen erg laag zijn. Plaatselijk is de bovengrond wat dikker en relatief humusrijker. Deze uitersten kunnen zelfs binnen eenzelfde perceel voorkomen. 3 Aanpak • • • • • Verdeeld over het perceel zijn er een 8- tal grondwaterstandsbuizen geplaatst welke gedurende voorjaar en zomer van 2010 en voorjaar 2011 regelmatig zijn opgemeten. Zodoende is er een inzicht verkregen in het verloop en de niveaus van de grondwaterstanden. Op diverse plaatsen in de kavel zijn profielkuilen gegraven en profielboringen uitgevoerd. De kenmerken en eigenschappen van boven- en ondergrond zijn daarmee in beeld gebracht. Met behulp van een prikstok/penetrometer is aangetoond waar verdichtingen in het profiel voorkomen. De hoogteligging van de gehele kavel en de omliggende grond is middels een GPS instrument nauwkeurig opgemeten en de waarden zijn op 1 cm nauwkeurig overgebracht op bijlage 1. De mogelijkheden voor peilbeheer en waterconservering zijn terplekke beoordeeld. Resultaten • • • • • De bouwvoor is merendeels vrij dun (20 tot 30 cm) maar plaatselijk dikker (tot 30 tot 50 cm) met name op het perceel ten zuiden van Moleneind. Het organische stofgehalte van de bouwvoor is laag (< 1 tot 3 %). Hier en daar is ondergrond verploegd in de bouwvoor. Uit de hoogtemeting (zie kaart bijlage 1) blijkt dat er aanmerkelijke hoogteverschillen voorkomen. De kavel ten zuiden van Moleneind heeft hoogteverschillen tussen 13.85 m + NAP en 14.60 m + NAP. De kavel grenzend aan de stallen aan Moleneind 5 heeft een hoogteverschil tussen 12.80 m + NAP en 14.40 m + NAP. Op een afstand van 150 meter treffen we maaiveldhoogten met een verschil van ongeveer 40 cm. De hoge delen zijn plaatselijke zandkoppen welke duidelijk boven het peil van de omliggende percelen liggen. Terplekke is de bouwvoor maar amper 25 cm dik en humusarm. Hierdoor wordt de droogtegevoeligheid nog eens versterkt. De huiskavel grenzend aan het erf van de fam. van Bavel ligt centraal tussen de hogere en lagere percelen. Ook blijkt uit de hoogtemeting dat er in de kavel ingesloten laagten voorkomen. Dit leidt tijdens perioden met veel neerslag pleksgewijs tot wateroverlast en vertrapping c.q. insporing als gevolg van verdichtingen juist onder de bouwvoor. De grondwaterstanden variëren over het groeiseizoen tussen 110 en > 150 cm –maaiveld. De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) varieert van 130 tot 170 cm –mv, de 4 • • • • • GHG ligt tussen 80 en 120 cm – mv. De grond valt daarmee voornamelijk in grondwatertrap 6 (Gt 6 ) Rondom het de kavels zijn geen watervoerende sloten of watergangen van het waterschap. Langs de Lijndonk ligt een bermsloot van ca 90 cm diep welke nagenoeg het gehele jaar droog staat. De percelen aan Moleneind worden begrensd door een ondiepe greppel. Met name in de laagten treffen we op enkele plaatsen tussen 80 en 90 cm –mv restanten van een venbodem aan. Op de hogere perceelsdelen komt loodzand voor in de bovengrond. Tussen 25 en 30 cm –mv. is de bouwvoor op veel plaatsen verdicht. Dit type grondsoort behoort tot de jonge ontginningsgronden met duidelijke kenmerken van een haarpodzolgrond. Plaatselijke dekzandruggen worden afgewisseld met lagere perceelsdelen waar we een geschoven bouwvoor aantreffen. Aan de zuidkant van Moleneind is de bouwvoor iets dikker en de grond plaatselijk kenmerken van een veldpodzol. De overgang tussen boven- en ondergrond (A en B horizont) is bijna overal vrij scherp. Alleen op de plaatsen waar te diep geploegd is zien we een meer onregelmatige overgang. De bovengrond bestaat voornamelijk uit matig fijn tot fijn leemarm zand. De ondergrond is humusloos, matig fijnzandig en zeer geschikt voor capillaire opstijging. In de lagere delen vertoont de ondergrond sporen van inspoeling van ijzer- en organischestof. Het vochtleverend vermogen in de hogere delen is zonder capillaire nalevering ( hangwaterprofiel) beperkt tot maximaal 20 tot 30 mm. Omdat de bovengrond veelal dun is kunnen ook akkerbouwgewassen zoals bieten, mais en aardappelen niet dieper wortelen dan 30 cm. Het merendeels lage organischestofgehalte en de wisselende bouwvoordikte bemoeilijken een egale en optimale gewasgroei op de aanwezige zandkoppen. Efficiënt beregenen is door de afwisselend hoge en lage ligging nagenoeg onmogelijk. 5 Verloop grondwaterstanden Op 26 april 2010 zijn op het totale blok van 17 hectare een 20 tal grondwaterstandsbuizen geplaatst. Hiervan zijn 8 GWS-buizen gemonitoord De aanduiding van de locaties staat op de kaart bijlage 1. De grondwaterstanden tot 28 maart 2011 in cm- maaiveld waren als volgt: Datum : 26-4 8-6 5-7 22-7 13-9 Peilbuis 1 Peilbuis 2 Peilbuis 3 Peilbuis 4 Peilbuis 5* Peilbuis 6 Peilbuis 7 Peilbuis 8 137 126 142 158 230 167 132 156 127 124 137 151 219 163 130 154 123 121 134 147 221 156 125 151 120 123 131 142 226 149 113 148 125 125 131 132 213 146 110 144 28-10 26-11 11-1 28-2 123 122 127 126 207 140 105 138 117 119 123 123 203 137 102 134 99 100 105 107 187 120 85 113 28-3 93 95 99 100 181 113 80 109 101 102 107 108 190 123 89 117 * Peilbuis 5 staat op een hoge rug naast het kavelpad en geeft daarom een vertekend beeld. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de grondwaterstanden in de zomer van 2010 weinig wisselingen vertoonden. Dit het gevolg van de regelmatige buien waarbij het verdampingsoverschot beperkt bleef. Door het neerslagoverschot incl. de sneeuwval in de winter van 2010/2011 is de grondwaterstand verder opgelopen. De relatief droge maand maart stond een verdere stijging in de weg. Sinds die tijd zijn tot begin juni 2011 de grondwaterstanden weer gedaald. Conclusie • • De droogtegevoeligheid van het perceel wordt veroorzaakt door de lage grondwaterstanden op de hogere perceelsdelen in het voorjaar en zomer. De grondwaterstand daalt op de gearceerde delen van de huiskavel ( bijlage 1) al snel beneden 120 cm onder maaiveld. Bij een bewortelingsdiepte van maximaal 25 tot 30 cm vervalt dan de capillaire aansluiting tussen grondwater en de bewortelbare zone. Alhoewel het capillair geleidingsvermogen van de ondergrond prima is ( 80-100 cm stijghoogte voor 2 mm per etmaal) ontstaat zodoende al snel een hangwaterprofiel. De verdrogingsverschijnselen worden tevens veroorzaakt door de vrij ondiepe beworteling (25-35cm). Deze is het gevolg van de relatief dunne bouwvoor op bijna alle hooggelegen perceelsdelen binnen de huiskavel. Bovendien bevat de bouwvoor terplekke max. 1 a 3 % humus zodat het vochtleverend vermogen nog eens extra wordt beperkt. 6 • • • Pleksgewijze plasvorming in natte jaargetijden is niet het gevolg van een te hoge grondwaterstand. De aanwezigheid van ingesloten laagten ( zonken) en verdichtingen onder de bouwvoor zijn hiervan de oorzaak. In en rondom de plassen treedt door insporing of vertrapping bovendien verdichting op. Hierdoor stagneert de waterafvoer en wordt de kans op droogteschade groter a.g.v. de beperkte bewortelingsdiepte. De variatie in bouwvoordikte en bouwvoorsamenstelling is relatief vrij groot. Dit is enerzijds het gevolg van de plaatselijk nog aanwezige venbodems in de ondergrond. Anderzijds is dit een gevolg van menselijk ingrijpen (te diep ploegen en kilveren in het verleden). De ongelijke ligging en profielopbouw maken een optimaal landbouwkundig gebruik onhaalbaar. De “zandkoppen” veroorzaken een te vroege start van kunstmatig beregenen terwijl de ingesloten laagten verhinderen dat het gehele perceel op tijd bewerkbaar is. Beoordeling mogelijkheden voor peilbeheer en waterconservering De huiskavel wordt niet omringd of doorsneden door watervoerende sloten. De bermsloot aan de oostkant van de Lijndonk (diepte ca 90 cm-mv) staat nagenoeg het gehele jaar droog. Dit komt overeen met de waarnemingen in peilbuis 2. Aan de overzijde van de Lijndonk ligt een diepere bermsloot in beheer bij het waterschap welke dient voor de waterafvoer richting Molenschot. Ook deze sloot staat merendeel van het jaar droog, met name tijdens in het groeiseizoen. Gezien het ontbreken van oppervlaktewater zijn er geen mogelijkheden voor peilbeheer en/of waterconservering, zeker niet gedurende het groeiseizoen. 7 Alternatieve mogelijkheden voor het verbeteren van de landbouwkundige waarde Naast maaiveldverlaging zijn egalisatie en bouwvoorverdikking mogelijkheden om de landbouwkundige waarde te verbeteren. a. Egalisatie Egaliseren zonder maaiveldverlaging verminderd de verschillen in droogtegevoeligheid tussen de nu hooggelegen perceeldelen en de lager gelegen kavels. Echter voor een aanmerkelijke landbouwkundige verbetering m.b.t. de droogtegevoeligheid is een grondwaterstand in het groeiseizoen van < 120 cm –mv gewenst. Deze norm wordt met puur egalisatie niet gehaald. De perceeldelen welke nu een aannemelijke grondwaterstand kennen zouden weer hoger komen liggen. De hoger gelegen perceelsdelen zouden door louter egalisatie niet genoeg zakken. Egalisatie maakt uiteraard wel een onderdeel uit van de totale aanpak. Door egalisatie verbetert de bewerkbaarheid, vermindert de afspoeling van meststoffen en worden ingesloten laagten opgeheven. b. Bouwvoorverdikking De bouwvoor is merendeels dun ( 20 tot 30 cm) en relatief arm aan organische stof. Dit is vooral het geval ter plekke van de hoge perceelsdelen. In de lagere delen is de bouwvoor pleksgewijs 30 tot 40 cm dik. Deze oppervlakten zijn relatief klein en ook logistiek is het weinig zinnig om deze dikkere bouwvoor te gaan herverdelen over de gehele kavel. Dhr. van Bavel geeft er de voorkeur aan om de bouwvoor over de gehele kavel een kwaliteitsslag te geven. Voor een significante verbetering van het vochtleverend vermogen is een bouwvoorverdikking over 17 ha met ongeveer 20 cm noodzakelijk. Hiervoor is uitwisseling van ondergrond met geschikte teelaarde, aangevoerd van elders, de beste oplossing. Deze aanpak kan gecombineerd worden met het ontgronden van de percelen tot de maaiveldhoogten aangegeven op bijlage 1. Met name snijmais en andere akkerbouwgewassen kunnen daarna tot 50 cm diep wortelen waardoor gemiddeld 20 tot 25 mm extra vocht beschikbaar komt. Bij een verdamping van 3 tot 4 mm per dag kan daarmee 1 week droogte extra worden opgevangen. 8 Landschappelijke inpassing In het vigerende Bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Gilze Rijen ( zie bijlage 3) is het gehele blok aangeduid als agrarisch gebied. Het perceel kent geen uitgesproken landschappelijke aspecten. Binnen het Reconstructie is het gebied aangeduid als Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG). Indien het perceel wordt ontgrond tot de op bijlage 1 voorgestelde maaiveldhoogten is de invloed van de aanpak op het landschap nihil. De hoogteverschillen met de omliggende gronden zijn na uitvoering zeer beperkt en veelal verder genivelleerd. De onderhavige gronden zijn bestemd voor het ontwikkelen van duurzame en economisch levensvatbare landbouwbedrijven. De voorgestelde cultuurtechnische ingrepen in deze projectnota passen uitstekend in dit beeld. Uitsnede vigerende Bestemmingsplan Buitengebied Gilze Rijen 9 Invloed van de maaiveldverlaging op de waterhuishouding van de omliggende gronden Na uitvoering van voorgenomen ontgronding ligt het maaiveld op een gelijk of iets lager niveau met de omliggende gronden. De ontgronding zal geen negatieve hydrologische uitstraling hebben. Het effect van de maaiveldverlaging en de profielverbetering is naar verwachting positief voor de grondwaterstanden met name in de zomer. Immers door de cultuurtechnische ingrepen zal de aanspraak op de grondwatervoorraad om het perceel kunstmatig te beregenen aanmerkelijk dalen. De besparing op beregeningswater beloopt in een gemiddelde zomer zeker 40 mm. Over 17 ha. betekent dit ongeveer 7 miljoen liter per jaar. Deze hoeveelheid wordt momenteel onttrokken middels putonttrekkingen uit relatief ondiepe beregeningsputten in het perceel. Het betreft hier onttrekkingen uit beregeningsputten met een diepte van 30 tot 50 m onder maaiveld. Onderzoek wijst uit dat vooral in een cirkel van 150 tot 250 meter rondom zulke putten de grondwaterniveaus (tijdelijk) aanmerkelijk dalen. 10 Economische aspecten van de cultuurtechnische ingrepen Voor de fam. van Bavel is de huidige ongelijke en hoge ligging van hun huiskavel en de daaruit voortkomende problemen een belangrijke kostprijsverhogende factoren. Met het oog op de toekomst met een steeds vrijere wereldhandel in zuivel (meer prijsschommelingen) en het verdwijnen van de Europese subsidies is een zeer scherpe kostprijs noodzakelijk. Momenteel gaat de kostprijs omhoog door een te lage ruwvoerproductie, droogteschade c.q beregeningskosten, verlies aan meststoffen en veelvuldig herinzaai van grasland. Ook voor de akkerbouwtak geldt dat kostenverhogende ingrepen zoals beregenen het rendement ondermijnt en de afhankelijkheid van energieprijzen en grondwaterwetgeving vergroot. De landbouwkundige gebruiksmogelijkheden worden door uitvoering van het voorliggend plan sterk verbeterd. De economische waarde van de ingreep komt tot uiting in: a) Besparing op beregeningskosten b) Verminderde droogtedepressie c) Minder schade a.g.v. pleksgewijs wateroverlast en afspoeling/denitrificatie van meststoffen. Ad. a. Na de beschreven grondverbetering (maaiveldverlaging en bouwvoorverdikking) neemt de beregeningsbehoefte op de nu hooggelegen perceelsdelen af met ± 50 a 60 mm per hectare per jaar. Met de huidige hoge energiekosten bedragen de kosten per mm beregenen 2,00 € . Over de 17 ha bedraagt de besparing op de beregeningskosten zodoende : 55 x 2,00 € x 17 = 1870 € per jaar. Ad. b. Volgens de raadpleegtabellen van Alterra en het Handboek melkveehouderij vermindert de droogtedepressie a.g.v. een betere bouwvoor en een hogere grondwaterstand, zoals beschreven in deze projectnota, met 7 a 9 %. Dit opbrengstverlies cq deze verdrogingschade ontstaat alvorens in geval van verdroging wordt beregend. Door bewust uitstel van het beregeningsmoment en de beperkt aanwezige beregeningscapaciteit neemt de gewasopbrengst ondanks kunstmatig beregenen toch af. Bij een gemiddelde waarde van een gewas gras, mais, klaver en granen zijnde 2200 € per hectare is de netto schadevermindering over 17 hectare : 8% x 2200 € x 17 ha = 2992 € per jaar. Ad. c. De huidige ongelijke ligging met de ingesloten laagten leidt momenteel op ongeveer 4 ha tot verliezen aan meststoffen en insporing c.q. vertrapping. Hierbij ontstaat groeistagnatie en moet eerder herinzaai van het grasland plaatsvinden. Na egalisatie en herverdeling van de bouwvoor zijn deze problemen verdwenen. Volgens de tabellen van Alterra en het Handboek akkerbouw bedragen deze verliezen door wateroverlast 12 % van de gewaswaarde zijnde 2200 € per hectare. De totale schadevermindering komt daarmee op : 12 % x 2200 € x 4 ha = 1056 € per jaar. 11 Bij de berekening van de economische waarde van de ingreep is dan nog geen rekening gehouden met de “waarde” van 7 miljoen liter grondwater welke minder wordt opgepompt en de “ ecologische waarde”van de mindere daling van de grondwaterspiegel. Het economische voordeel van de cultuurtechnische ingreep zoals beschreven in dit rapport bedraagt in totaal : 1870 € (a) + 2992 € (b) + 1056 € (c) = 5918 € per jaar. Omgerekend is dit ruim 348 € per bewerkte hectare per jaar. Advies Uit voorafgaande beschouwing blijkt dat voorgestelde aanpak leidt tot een aanmerkelijke verbetering van de landbouwkundige waarde en dat ook de rentabiliteit en de landschappelijke inpassing van de ingreep gewaarborgd is. De cultuurtechnische verbetering is daarmee rendabel en verantwoord. Wel is het belangrijk dat de technische uitvoering correct gebeurd. De vochtleverend vermogen kan als volgt worden verbeterd : a. Maaiveldverlaging en herstellen contactprofiel b. Opheffen pleksgewijze hoogteverschillen c. Herverdelen en verdikken van de bouwvoor Ad.a. Maaiveldverlaging en herstellen contactprofiel Door verlaging van het maaiveld tot de op bijlage 1 voorgestelde hoogten zal de grondwaterstand, op grote delen van het blok, lange tijd in het voorjaar en zomer ondieper blijven dan 120 cm – maaiveld. De samenstelling van de ondergrond biedt prima mogelijkheden voor capillaire opstijging. Per etmaal kan 2 mm over 80 a 90 cm opstijgen naar de wortelzone. Bij een bewortelingsdiepte van 30 cm (gras) tot 50 cm (overige gewassen) mag de grondwaterstand daarom dalen tot 120 a 140 cm onder maaiveld voordat een hangwaterprofiel ontstaat. Indien t.o.v. nu dit 1 maand later het geval is komt via het grondwater zodoende 30 tot 60 mm extra vocht beschikbaar. Voor een goede uitvoering dient de huidige bouwvoor strooksgewijs te worden verwijderd. Eventueel kan vooraf de aangevoerde teelaarde over de bovengrond worden verdeeld zodat bij het opzij zetten van de bouwvoor + uitwisselgrond een goede menging plaatsvindt. Daarna kan de ondergrond tot het juiste niveau worden verwijderd waarna het totale pakket bovengrond wordt teruggebracht. Werk altijd onder droge omstandigheden tot op bewerkingsdiepte. Vooraf opmeten van de bouwvoordikte is nodig om de ondergrond tot op de juiste hoogte af te kunnen graven. Verder dient afwerking van de bovengrond te geschieden met een laser. Eventuele 12 onregelmatigheden in de ondergrond zoals venbodems of een moerput moeten secuur worden uitgegraven waarna de ondergrond egaal en gelijkmatig op hoogte wordt gebracht. Ad.b. Opheffen pleksgewijze hoogteverschillen Egalisatie van het maaiveld is een belangrijk onderdeel van de landbouwkundige verbetering. Hierdoor neemt de effectiviteit van beregenen toe. Het regenwater kan egaal de bovengrond indringen en er vindt geen afspoeling van meststoffen of plasvorming plaats. Door het ontgronden van de hogere perceeldelen verdwijnen in feite de ingesloten laagten. Hierdoor wordt verlies aan stikstof, ook door denitrificatie, voorkomen. In combinatie met maaiveldverlaging, herverdeling en verdikking van de bouwvoor ontstaat zodoende een egaal en veel groter vochtleverend vermogen. De huidige problemen zoals een snelle stagnatie van de gewasgroei bij droogte op de “zandkoppen”, en plasvorming c.q. draagkrachtproblemen in de laagten behoren dan grotendeels tot het verleden. Voor een optimaal resultaat moeten eventueel veroorzaakte verdichtingen tijdens de egalisatie tot op voldoende diepte worden opgeheven. Meestal is dit maximaal 30 tot 40 cm onder maaiveld. Ad. c. Herverdelen en verdikken van de bouwvoor De huidige bouwvoordikte varieert tussen 20 en 30 cm maar over het merendeel van het blok is de bouwvoor niet dikker dan 25 cm . Dit is de belangrijkste oorzaak van de snelle stagnatie van gewasgroei. Daar waar de bouwvoor dun is treffen we ook de laagste organische stofgehalten aan. Door de huidige bouwvoor i.c.m. de ontgronding aan te vullen met geschikte en schone teelaarde, aangevoerd van elders, kan de kwaliteit van de bovengrond aanmerkelijk worden verbeterd. Indien na uitvoering van de cultuurtechnische ingrepen de bouwvoor zowel qua dikte als kwaliteit ( m.n. organische stofgehalte) gelijkmatig is kan het regenwater veel meer en beter worden benut. Ook wordt voorkomen dat te vroeg moet worden gestart met beregenen a.g.v. sterk droogtegevoelige plekken. Zie erop toe dat de aangevoerde zwarte grond van prima en homogene kwaliteit is. De voorkeur gaat uit naar traceerbare partijen natuurlijk voorzien certificaten m.b.t. vrij van verontreinigingen. Er moet worden gestreefd naar een minimaal organische stofgehalte van 3 tot 5 %. Verder dient fijnzandig materiaal te worden gemeden i.v.m. stuifgevoeligheid wat met de huidige samenstelling van de bouwvoor reeds een rol speelt. De combinatie van maatregel a t/m c kan de afhankelijkheid van kunstmatig beregenen met 40 tot 50 % verminderen. 13 Fasering en uitvoering Van Broekhoven Grondwerken zal de uitvoering van de cultuurtechnische verbetering ter hand gaan nemen. Het plan bestaat om de uitvoering in blokken van 3 of 4 hectare te doen. Vooraf wordt i.o.m. de grondeigenaar voor elk blok of kavel overlegt welk tijdstip het meest gunstig uitkomt. Steeds wanneer voldoende uitwisselgrond beschikbaar is wordt een deel volledig afgewerkt. Allereerst wordt de zwarte teelaarde over de bestaande bouwvoor verdeeld, daarna wordt de volledige bovengrond “ opgerold” en op rijen gezet. Het ophoogzand wordt bloksgewijs in depot gezet nabij een uitrit ter afvoer. Daarna wordt de gehele bovengrond egaal en gemengd teruggezet op de nieuwe maaiveldhoogte. Afhankelijk van de weersomstandigheden en de beschikbaarheid van uitwisselgrond kan als goed alternatief de aangevoerde teelaarde in depot worden gezet om achteraf te verdelen en in te spitten. In totaal komt uit het project incl. uitwisseling van 35.000 m3 teeltaarde ongeveer 75.000 m3 ophoogzand vrij. Naar inschatting zal de ontgronding 5 tot 7 jaar gaan duren Nabestemming Aangezien het terrein zowel voor als na de ontgronding en egalisatie in gebruik blijft voor zijn agrarische bestemming is er bij deze aanvraag geen sprake van : • • bestemmingswijziging inrichtingsmaatregelen Reden waarom op deze aspecten niet nader zal worden ingegaan. Begeleiding bij ontgronding Van Broekhoven Grondwerken is van plan de begeleiding van de ontgronding in handen te stellen van Antonissen Agrarisch Advies. Henk Antonissen 06-47003834 . 14 15
© Copyright 2025 ExpyDoc