Download als pdf - Commissariaat voor de Media

Aanwijzing tot vervangen toezichthouders
Kenmerk: 620431/633102
Betreft: administratie organisatie en inrichting, sturing en beheersing bedrijfsprocessen
Besluit van het Commissariaat voor de Media tot het geven van een aanwijzing aan
Stichting Organisatie voor Hindoe Media wegens overtreding van artikel 2.142a, eerste lid,
onderdeel b en artikel 2.178, eerste lid en tweede lid, Mediawet 2008.
_________________________________________________________________________
a. Verloop van de procedure
1.
Op 29 januari 2014 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
een bedrijfsbezoek gebracht aan Stichting Organisatie voor Hindoe Media (hierna:
Stichting OHM).
2.
Bij brief van 8 april 2014 (kenmerk: 620431/625097) heeft het Commissariaat Stichting
OHM verzocht binnen twee weken de in die brief omgeschreven informatie te
verstrekken.
3.
Bij e-mail van 24 april 2014 heeft Stichting OHM het Commissariaat verzocht uitstel te
verlenen voor het verstrekken van de gevraagde informatie.
4.
Bij e-mail van 24 april 2014 heeft het Commissariaat Stichting OHM uitstel verleend tot
6 mei 2014.
5.
Bij e-mail van 12 mei 2014 heeft het Commissariaat Stichting OHM benaderd over het
feit dat de gevraagde informatie nog niet was verstrekt.
6.
Op 19 mei 2014 heeft Stichting OHM het Commissariaat een ongedateerde brief met
diverse bijlagen toegezonden.
7.
Bij aangetekende brief van 24 juni 2014 (kenmerk: 620431/629117) heeft het
Commissariaat van Stichting OHM informatie gevorderd.
8.
Bij e-mail van 11 juli 2014 heeft Stichting OHM het Commissariaat gevraagd tot
1 augustus 2014 uitstel te verlenen voor het aanleveren van de gevraagde informatie.
9.
Bij aangetekende brief van 17 juli 2014 (kenmerk 620431/630657) heeft het
Commissariaat Stichting OHM op de hoogte gesteld van het voornemen op grond van
artikel 7.16a, eerste lid, onderdeel b, Mediawet 2008 een aanwijzing te geven wegens
vermeende overtreding van artikel 2.142a, eerste lid, onderdeel b artikel 2.178, eerste
lid en tweede lid, Mediawet 2008. Daarbij is Stichting OHM uitgenodigd om haar
zienswijze naar voren te brengen tijdens een hoorzitting op vrijdag 29 augustus 2014.
10. Bij e-mail van 31 juli 2014 alsmede op diezelfde datum via WeTransfer heeft Stichting
OHM, in reactie op de vordering van het Commissariaat van 24 juni 2014, het
Commissariaat informatie verstrekt.
11. Bij e-mail van 19 augustus 2014 heeft Stichting OHM gereageerd op het voornemen
van het Commissariaat tot het geven van een aanwijzing. Daarin deelt Stichting OHM
onder meer mee dat als gevolg van de vakantieperiode het niet gelukt is op 29
1
augustus 2014 met een representatieve delegatie van de Raad van Toezicht tijdens de
hoorzitting aanwezig te zijn.
12. Bij brief van 28 augustus 2014 (kenmerk 620431/632763) heeft het Commissariaat
Stichting OHM uitgenodigd om haar zienswijze tijdens een hoorzitting op dinsdag 2
september of op vrijdag 5 september 2014 naar voren te brengen.
13. Bij aangetekende brief van 1 september 2014, door het Commissariaat ontvangen op 2
september 2014, verzoekt Stichting OHM het Commissariaat om in de gelegenheid te
worden gesteld haar zienswijze binnen twee weken aan te vullen.
b. Feiten
14. Het Commissariaat heeft op 29 januari 2014 een bedrijfsbezoek gebracht aan Stichting
OHM. Dit bezoek was er onder meer op gericht om te verifiëren of de maatregelen die
Stichting OHM in 2013 heeft toegezegd ter verbetering van haar administratieve
organisatie, daadwerkelijk zijn gerealiseerd en of deze maatregelen ook tot het
gewenste resultaat hebben geleid. Tevens heeft het Commissariaat nagegaan of
Stichting OHM haar organisatie zodanig heeft ingericht dat een deugdelijke inrichting,
sturing en beheersing van bedrijfsprocessen is gewaarborgd. Daarnaast heeft het
Commissariaat nagegaan of de bestuurlijke organisatie zodanig is ingericht dat er
sprake is van een helder onderscheid tussen het dagelijks bestuur en het
toezichthoudend orgaan en of er deugdelijk, onafhankelijk en deskundig toezicht wordt
uitgeoefend. Dit onderzoek heeft betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot en
met 28 januari 2014 (hierna: onderzoeksperiode).
15. Tijdens het bedrijfsbezoek heeft het Commissariaat zakelijke gegevens en bescheiden
ingezien. Daarbij zijn ook kopieën gemaakt van een aantal projectdossiers van
televisieproducties, waaronder de producties Karma & Koffie, Het is Holi, Vichar
(afleveringen Bhanjans en Matra’s en Jongeren en identiteit) en Divali.
16. De projectdossiers voor de producties Karma & Koffie, Het is Holi, Vichar (afleveringen
Bhanjans en Matra’s en Jongeren en identiteit) en Divali bevatten een productieovereenkomst, begroting, factuur en eindafrekening respectievelijk financiële
verantwoording. Diverse posten die op deze documenten worden genoemd – onder
meer research, kosten artiesten, organisatiekosten, technische faciliteiten – zijn in
algemene termen verwoord. De projectdossiers bevatten geen specificaties ten
aanzien van deze posten.
17. In de onderzoeksperiode heeft de directeur van Stichting OHM zowel de functie van
directeur als de functie van eindredacteur televisie vervult. De productieovereenkomsten voor bovengenoemde projecten vermelden dat de producties van de
zijde van OHM eindredactioneel worden begeleid door [naam 1], eindredacteur. Deze
productieovereenkomsten zijn namens Stichting OHM ondertekend door [naam 1] in
zijn hoedanigheid van directeur.
18. Onder meer op 31 oktober en 5 november 2013 heeft, voorafgaand aan de uitzending
van het programma Arya Samaj Mahasamelan Durban een e-mailwisseling over de
inhoud van dit programma plaatsgevonden tussen [naam 2] (extern producent), [naam
3] (lid raad van toezicht Stichting OHM) en [naam 1] (bestuurder Stichting OHM).
2
c. Relevante bepalingen
19. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage.
d. Zienswijze Stichting OHM
Deugdelijke administratieve organisatie
20. Ten aanzien van de projecten Het is Holi en Divali deelt Stichting OHM mee dat deze
programma’s zijn uitbesteed aan een externe producent. Stichting OHM heeft een
productieovereenkomst met de betreffende producent gesloten. De huur van de zaal,
de schouwburg, de technische staf en dergelijk voor het project Het is Holi en de
kosten voor research voor het project Divali zijn voor rekening van de externe
producent. Stichting OHM heeft derhalve niet betaald voor huur, andere faciliteiten of
research. Ten aanzien van het project Het is Holi heeft Stichting OHM op 31 juli 2014
informatie verstrekt waaruit blijkt dat de producent de schouwburg Almere heeft
gehuurd om daar vooraf opnames te maken van het Holifeest. Tevens is door de
producent een toelichting op de post technische faciliteiten gegeven. Daarnaast
verklaart Stichting OHM dat er geen relatie bestaat tussen medewerkers of bestuurders
van Stichting OHM en degene die voor het project Divali research heeft verricht. Voorts
verwijst Stichting OHM naar de informatie in de projectdossiers.
21. Ten aanzien van de schadeloosstelling die is betaald aan [naam 4], een voormalige
freelance medewerkster, deelt Stichting OHM mee dat de kantonrechter Stichting OHM
heeft opgedragen een schikking met deze medewerkster te treffen. Indien Stichting
OHM geen schikking zou treffen, zou Stichting OHM een hoge loonvordering riskeren.
Ter onderbouwing heeft Stichting OHM op 31 juli 2014 een proces-verbaal van de
zitting van de rechtbank Midden-Nederland toegezonden.
22. Op 31 juli 2014 heeft Stichting OHM toegelicht waarom zij de kosten voor onder meer
het vliegticket, de visa, de verzekering en de hotelkosten van [naam 5] heeft betaald.
Stichting OHM had het voornemen in 2013 een programma over de filosofie van
Mahatma Gandhi te maken. Daarvoor zou een reis naar Zuid-Afrika en India nodig zijn
met de bijbehorende kosten. Het bleek dat de Stichting Hum Hai Hindustani, die
jaarlijks de Gandhi Memorial Day organiseert, het voornemen had om [naam 5] naar
Nederland te laten overkomen in verband met het vijfjarig lustrum van deze organisatie.
Stichting OHM zag daarin een unieke kans om het voorgenomen programma in
Nederland te maken. In ruil voor de mogelijkheid om [naam 5] in Nederland te kunnen
volgen, heeft Stichting OHM een deel van de kosten vergoed bestaande uit de kosten
voor haar ticket, hotel, verzekering en visa. Stichting OHM is van mening dat zij
daarmee een goede deal heeft gemaakt die beide partijen ten goede is gekomen.
Stichting OHM bespaarde reis-, verblijf- en andere kosten voor opnamen in Zuid-Afrika
en India.
Deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen
23. Stichting OHM geeft aan dat er formeel een functiescheiding wordt toegepast en
nageleefd. De dagelijkse leiding van deze instelling is in handen van de directeur. In de
arbeidsovereenkomst tussen Stichting OHM en de directeur staat helder vermeld dat
de functie van eindredacteur niet aan hem is toebedeeld. De functie van eindredacteur
televisie is in 2013 en 2014 tijdelijk waargenomen door de directeur. Aanleiding
hiervoor waren de plannen van het eerste kabinet Rutte ten aanzien van kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag die op grond van artikel 2.42
Mediawet 2008 zijn aangewezen voor het verzorgen van media-aanbod. Door niet een
3
directeur en een eindredacteur te benoemen maar beide functies te combineren, zou
kunnen worden voorkomen dat de directeur van Stichting OHM per 1 januari 2014 zou
moeten worden ontslagen. In de loop van 2013 is voor Stichting OHM duidelijk
geworden dat er geen integratie met de NTR zou plaatsvinden en is Stichting OHM op
zoek gegaan naar een eindredacteur televisie.
24. Met betrekking tot de radioprogramma’s deelt Stichting OHM mee dat [naam 6] in 2013
en [naam 7] in 2014 (operationeel) eindredacteur waren. De directeur had vanuit zijn
verantwoordelijkheid als directeur-bestuurder een accorderende en adviserende taak.
Het controleformulier werd voor controle getekend door de redacteur en voor akkoord
door de directeur. Er was derhalve sprake van een functiescheiding in het proces van
inkoop en uitzending van programma’s.
25. Daarnaast heeft Stichting OHM haar backoffice ondergebracht bij de NTR. De NTR
verzorgt de administratie en verricht daarnaast controlewerkzaamheden voor Stichting
OHM. In deze context van samenwerking en voortschrijdende integratie heeft de NTR
steeds meer bemoeienis gehad met de aard en de omvang van het personele beleid en
de functies binnen Stichting OHM.
Helder onderscheid bestuur en toezicht
26. Stichting OHM verklaart dat er geen sprake is van directe of indirecte bemoeienis van
leden van de raad van toezicht bij programma’s van Stichting OHM. De door het
Commissariaat genoemde producties Arya Samaj Mahasamelan Durban en Ganesh
Chaturthi zijn door externe producenten vervaardigd zonder enige bemoeienis van
leden van de raad van toezicht van Stichting OHM. Ten aanzien van de e-mailwisseling
tussen [naam 2] (extern producent), [naam 3] (lid raad van toezicht Stichting OHM) en
[naam 1] (bestuurder Stichting OHM) over dit programma, deelt Stichting OHM mee dat
[naam 3] op verzoek van de directeur van Stichting OHM achtergrondinformatie heeft
verstrekt voor de productie Arya Samaj Mahasamelan Durban. [naam 3] heeft direct
gewezen op de beperkingen als gevolg van zijn lidmaatschap van de Raad van
Toezicht. Hij meende echter dat hij in het belang van Stichting OHM zijdelings voor
informatie over onder meer de World Vedic Conferentie in Zuid-Afrika kon zorgen
zonder zich met de inhoud van het programma te bemoeien. Overigens heeft [naam 3]
CIPO op de hoogte gebracht van zijn zijdelingse betrokkenheid bij dit programma en
van het feit dat zijn vrouw via de Stichting Hum Hai Hindustanie zijdelings betrokken
was bij de komst van [naam 5] naar Nederland. Tot slot hebben leden van de Raad van
Toezicht en/of hun partners geen betaalde werkzaamheden verricht voor de
programma’s Ganesh Chaturthi en Ela Gandhi in Nederland en evenmin inhoudelijke
bemoeienis gehad met de totstandkoming van deze programma’s.
Aanwijzing
27. Stichting OHM is van mening dat het voorgenomen aanwijzingsbesluit op onderdelen
achterhaald is door de feiten. Inmiddels zijn twee nieuwe leden van de Raad van
Toezicht benoemd. De huidige leden van de Raad van Toezicht zullen per 8 september
2014 (effectief per 1 september 2014) conform de statuten van Stichting OHM aftreden.
De zoektocht naar geschikte kandidaten voor de openvallende posities is langs de
daarvoor voorgeschreven statutaire weg in gang gezet en heeft geresulteerd in een
tweetal nieuwe benoemingen. Over de aanstelling van de overige nieuwe leden van de
Raad van Toezicht hoopt Stichting OHM het Commissariaat zo spoedig mogelijk te
berichten.
4
28. Stichting OHM is van mening dat zij voor het overige het Commissariaat bij e-mail van
31 juli 2014 op belangrijke onderdelen reeds aanvullend commentaar en nadere
informatie heeft verstrekt. Met deze informatie is geen rekening gehouden in de
voorgenomen aanwijzing van 15 juli 2014. Gelet daarop vraagt Stichting OHM zich af of
de voorgenomen aanwijzing niet zou moeten worden heroverogen, nu het
voorgenomen besluit overbodig zou zijn geworden althans op aannamen zou berusten
die door verdere informatie van Stichting OHM inmiddels zou zijn achterhaald.
e. Overwegingen Commissariaat
29. Artikel 2.153, tweede lid, Mediawet 2008 bepaalt dat kerkgenootschappen en
genootschappen op geestelijke grondslag, de bedragen die deze genootschappen op
grond van artikel 2.149, eerste lid, onderdeel f ontvangen voor de verzorging van
media-aanbod, aan dit doel besteden. Op grond van artikel 2.171, eerste lid, Mediawet
2008 is het Commissariaat belast met de toetsing van de rechtmatigheid van de
uitgaven van de landelijke publieke media-instellingen.
Deugdelijke administratieve organisatie
30. In verband met de toetsing van de rechtmatigheid van de uitgaven dienen landelijke
publieke media-instellingen op grond van artikel 2.171, tweede lid, Mediawet 2008
jaarlijks vóór 1 mei hun jaarrekening over het afgelopen jaar aan het Commissariaat toe
te zenden en op grond van artikel 2.178, tweede lid, Mediawet 2008 een deugdelijke
administratie te voeren waaruit te allen tijde (onder meer) het Commissariaat de
benodigde informatie kan verkrijgen die het voor de uitvoering van zijn taken nodig
heeft.
1
31. In de toelichting op de nota van wijziging van de Mediawet 2008 is over de
voorwaarden ten aanzien van de administratieve organisatie het volgende overwogen.
“Het huidige artikel 2.178 van de Mediawet schrijft voor dat landelijke publieke
media-instellingen hun administratie zodanig inrichten dat daaruit te allen tijde de
voor de uitvoering van de taken van de raad van bestuur en het Commissariaat
benodigde informatie op een eenduidige en vergelijkbare wijze kan worden
verkregen. In deze administratie moet onder meer zorgvuldig worden vastgelegd
welke overeenkomsten de omroeporganisatie heeft gesloten. Deze gedateerde en
getekende overeenkomsten moeten een duidelijke beschrijving bevatten van de
producten en diensten die worden geleverd. Vanzelfsprekend dient deze
administratie ook de bijbehorende facturen en kwitanties te bevatten.”
32. Zoals in het overzicht van de feiten is aangegeven bevatten de projectdossiers voor de
producties Karma & Koffie, Het is Holi, Vichar (afleveringen Bhanjans en Matra’s en
Jongeren en identiteit), Divali en 20 jaar OHM een productieovereenkomst, begroting,
factuur en eindafrekening respectievelijk financiële verantwoording. De posten die op
deze documenten worden genoemd – onder meer research, kosten artiesten,
organisatiekosten, technische faciliteiten – zijn echter in algemene termen verwoord.
De project-dossiers bevatten geen specificaties ten aanzien van deze posten.
33. Bestudering van de zakelijke gegevens en bescheiden die tijdens en na afloop van het
bedrijfsbezoek zijn ingezien of zijn gekopieerd en van de gegevens die Stichting OHM
op 19 mei en 31 juli 2014 aan het Commissariaat heeft toegezonden, wijst uit dat
genoemde documenten in de projectdossiers van de producties Karma & Koffie, Het is
1
Kamerstukken ll 2012-2013, 33 664, nr. 7, p. 6.
5
Holi, Vichar, Divali en 20 jaar OHM onvoldoende transparant zijn. Het Commissariaat
heeft Stichting OHM derhalve gevraagd ten aanzien van deze producties specificaties
van de kosten te verstrekken. Tevens heeft het Commissariaat gevraagd om ten
aanzien van de productie Het is Holi toe te lichten waarom de kosten voor de huur van
de schouwburg Almere en de kosten voor technische faciliteiten werden betaald en om
ten aanzien van de reportage Ela Gandhi in Nederland toe te lichten waarom de reisen verblijfkosten van [naam 5] werden betaald.
34. Stichting OHM heeft ten aanzien van een aantal producties meegedeeld dat deze zijn
gerealiseerd door een externe producent. Met deze mededeling verstrekt Stichting
OHM het Commissariaat niet de benodigde specificaties, dat wil zeggen een
nauwkeurige omschrijving van de geleverde goederen, de verrichte diensten en de
bijbehorende kosten. Een algemene mededeling dat de betrokken producties door een
externe producent zijn vervaardigd, kan niet als een dergelijke nauwkeurige
omschrijving worden aangemerkt. Daaruit volgt evenmin dat de gefactureerde kosten
daadwerkelijk zijn gemaakt. Op 30 juli 2014 heeft de producent van de productie Het is
Holi een toelichting gegeven op de post technische faciliteiten. Deze achteraf
opgestelde globale toelichting bevond zich echter niet in het projectdossier.
35. Door het ontbreken van specificaties valt niet met zekerheid te zeggen of alle bedragen
volledig zijn besteed aan de verzorging van media-aanbod. Naar het oordeel van het
Commissariaat blijkt uit het bovenstaande dat uit de administratie van Stichting OHM
niet de benodigde informatie kan worden verkregen die het Commissariaat nodig heeft
voor het toezicht op de rechtmatigheid van de bestedingen. Daaruit volgt dat geen
sprake is van een deugdelijke administratie die voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.178, tweede lid, Mediawet 2008.
36. Daarnaast overweegt het Commissariaat dat Stichting OHM op 31 juli 2014 informatie
heeft verstrekt ten aanzien van de betaling van een schadeloosstelling aan [naam 4]
en over de hoogte van het bedrag. Onderdeel van deze informatie was onder meer een
proces-verbaal van een zitting van de rechtbank Midden-Nederland. Aan de hand van
deze documenten, die tijdens het bedrijfsbezoek niet in de administratie van Stichting
OHM zijn aangetroffen, wordt voldoende aannemelijk dat de schadeloosstelling niet
onrechtmatig is betaald. Op 31 juli 2014 heeft Stichting OHM eveneens toegelicht
waarom Stichting OHM de reis- en verblijfkosten van [naam 5] in verband met de
productie Ela Gandhi in Nederland heeft betaald. Gelet op deze toelichting acht het
Commissariaat het aannemelijk dat deze betalingen niet onrechtmatig zijn geweest.
Deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen
37. Voor een goed toezicht op de rechtmatige besteding van media-gelden is niet alleen
een goede bestuurlijke structuur vereist maar ook een deugdelijke administratie en
adequate inrichting, sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen. In de toelichting
2
op de nota van wijziging van de Mediawet 2008 is hierover het volgende overwogen .
“De voorgestelde toevoeging aan artikel 2.178 bepaalt dat niet kan worden volstaan
met een deugdelijke administratieve organisatie maar dat tevens sprake moet zijn
van een deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen.
Ook accountants letten bij de controle van de financiële gegevens niet alleen op de
wijze waarop deze gegevens zijn vastgelegd. Voor een deugdelijke controle van de
juistheid van deze gegevens is van belang dat ook inzicht wordt verkregen in het
2
Kamerstukken ll 2012-2013, 33 664, nr. 7, p. 6.
6
proces dat voorafgaat aan het vastleggen van deze gegevens. Bedrijfsprocessen
die deugdelijk zijn ingericht en zorgvuldig worden beheerst, leveren een belangrijke
bijdrage aan een deugdelijke administratieve organisatie en verkleinen het risico dat
publiek geld wordt besteed aan doeleinden waar het niet voor is bestemd”.
38. Een adequate controletechnische functiescheiding is van belang voor een goede
controle van de rechtmatigheid van de bestedingen. Een functiescheiding tussen de
eindredacteur en de directeur bij de inkoop en uitzending van televisieproducties is een
belangrijk onderdeel van het bedrijfsproces. Een analyse van de projectdossiers wijst
uit dat [naam 1] gedurende de onderzoeksperiode in de praktijk zowel de rol van
directeur als de rol van eindredacteur televisie vervult. Dat [naam 1] beide functies
vervult, blijkt ook uit de productie-overeenkomsten, waarin hij wordt genoemd als de
eindredacteur die de productie eindredactioneel begeleidt en waarin hij in zijn
hoedanigheid van directeur wordt vermeld als degene die Stichting OHM rechtsgeldig
vertegenwoordigt.
39. Daarnaast dient volgens de richtlijn AO/IB van Stichting OHM in ieder projectdossier
een controleformulier te zijn opgenomen waarop wordt aangegeven of alle
voorgeschreven vastleggingen in het dossier aanwezig zijn. Dit formulier dient te
worden getekend door de directeur en door de eindredacteur. [naam 1] heeft dit
formulier zowel in zijn hoedanigheid van directeur als in zijn hoedanigheid van
eindredacteur ondertekend. Datzelfde geldt voor de projectafrekeningen waarop
eventuele afwijkingen van de begroting worden verklaard en verantwoord.
40. Deze bevindingen sluiten aan op hetgeen de directeur tijdens het bedrijfsbezoek aan
het Commissariaat heeft meegedeeld. Ook uit de mededelingen van de directeur blijkt
dat in de praktijk in ieder geval voor wat betreft televisieproducties geen sprake is van
een functiescheiding. Dit betekent dat geen sprake is van een inrichting van de
administratieve organisatie conform de richtlijn AO/IB zoals beschreven in het besluit
3
van het Commissariaat van 25 juni 2013 . De mededeling van Stichting OHM dat in de
arbeidsovereenkomst tussen de directeur en Stichting OHM vermeld zou zijn dat de
functie van eindredacteur niet aan hem is toebedeeld, maakt dat niet anders. Vast staat
dat in de onderzoeksperiode [naam 1] de functie van directeur en de functie van
eindredacteur televisie zowel formeel bij het aangaan van productie-overeenkomsten
als materieel in de dagelijkse praktijk, gelijktijdig heeft uitgeoefend.
41. Het Commissariaat is gelet op het bovenstaande van oordeel dat geen sprake is van
een functiescheiding bij de inkoop en het uitzenden van televisieprogramma’s. Vast
staat dat in de onderzoeksperiode [naam 1] zowel de functie van eindredacteur
televisie als de functie van directeur vervulde. Door het ontbreken van een scheiding
tussen beide functies is er onvoldoende inzicht in het proces dat voorafgaat aan het
vastleggen van financiële gegevens.
42. Het ontbreken van een functiescheiding klemt te meer gelet op het feit dat de
onderzochte begrotingen, facturen, eindafrekeningen en financiële verantwoordingen
onvoldoende transparant zijn. Door het ontbreken van een controletechnische
functiescheiding wordt onvoldoende nagegaan welke prestaties er zijn verricht en of
media-gelden daadwerkelijk volledig worden besteed aan de verzorging van mediaaanbod. Als gevolg daarvan kan de rechtmatigheid van de bijbehorende betalingen niet
met zekerheid worden vastgesteld.
3
besluit Commissariaat voor de Media, 25 juni 2013, kenmerk: 29454/2013008790
7
43. Naar het oordeel van het Commissariaat volgt hieruit dat de deugdelijke inrichting,
sturing en beheersing van bedrijfsprocessen van Stichting OHM onvoldoende
gewaarborgd zijn. Dit leidt ertoe dat Stichting OHM naar het oordeel van het
Commissariaat in strijd met artikel 2.178a, eerste lid, Mediawet 2008 handelt.
44. Overigens ziet het Commissariaat zijn oordeel bevestigd in de controleverklaring van
de controlerend accountant van Stichting OHM ten aanzien van de additionele
informatie bij de jaarrekening 2013. Daarin verklaart de controlerend accountant dat hij
niet in staat is geweest om voldoende geschikte controle-informatie te verkrijgen om
daarop zijn controleoordeel te kunnen baseren. Ter onderbouwing van deze bevinding
geeft de controlerend accountant aan dat de interne organisatie van Stichting OHM in
2012 en 2013 niet zodanig was ingericht dat door accountantscontrole op rationele
wijze de vereiste zekerheid kan worden verkregen over de getrouwheid en
rechtmatigheid van de in jaarrekening 2013 opgenomen baten, lasten en
balansmutaties. Als gevolg daarvan kon de controlerend accountant geen oordeel
geven omtrent de volledigheid en juistheid van de additionele informatie in
overeenstemming met de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke
media-instellingen, Wereldomroep en Ster 2011.
Helder onderscheid bestuur en toezicht
45. Het Commissariaat overweegt dat landelijke publieke media-instellingen op grond van
artikel 2.142a, eerste lid, onderdeel a, Mediawet 2008 gehouden zijn hun bestuurlijke
organisatie zodanig in te richten dat overeenkomstig hun statuten en reglementen er
een helder onderscheid is tussen het dagelijks bestuur en het toezichthoudend orgaan.
46. Uit genoemde e-mailwisseling tussen een lid van de raad van toezicht, de producent
van het programma Arya Samaj Mahasamelan Durban en de bestuurder van Stichting
OHM blijkt dat een lid van de raad van toezicht betrokken is geweest bij de
totstandkoming van het programma door in ieder geval het aandragen van ideeën
respectievelijk voorstellen voor de inhoud van dit programma. Daarmee wordt ten
minste de indruk gewekt dat het lid van de raad van toezicht directe dan wel indirecte
bemoeienis heeft gehad bij de totstandkoming van dit programma. Het feit dat dit
programma door een externe producent is vervaardigd, doet daar niet aan af.
Deugdelijk en deskundig toezicht
47. Artikel 2.142a, eerste lid, onderdeel b, Mediawet 2008 verlangt dat landelijke publieke
media-instellingen hun bestuurlijke organisatie zodanig inrichten dat deugdelijk,
onafhankelijk en deskundig toezicht wordt uitgeoefend.
4
48. Op 25 juni 2013 heeft het Commissariaat Stichting OHM een bestuurlijke boete van
€ 2.500,- opgelegd omdat haar administratie niet voldeed aan de voorwaarden van
artikel 2.178, eerste lid, Mediawet 2008 (oud). Het Commissariaat besloot uiteindelijk
de voorgenomen bestuurlijke boete van € 5.000,- te matigen tot € 2.500,- gelet op de
door Stichting OHM toegezegde maatregelen ter voorkoming van herhaling van de
overtreding. In de sanctiebeschikking is hierover het volgende overwogen:
“… Tevens houdt het Commissariaat rekening met de omstandigheid dat OHM
inmiddels adequate maatregelen heeft genomen ter voorkoming van herhaling van
de overtreding. Dit heeft zij gedaan door de administratieve organisatie in te richten
conform de richtlijn AO/IB, hetgeen door het Commissariaat is geconstateerd en
4
besluit Commissariaat voor de Media, 25 juni 2013, kenmerk: 29454/2013008790
8
door de NTR tegenover het Commissariaat is bevestigd. Tevens zijn er extra
diensten afgenomen bij de accountant.”
49. Naar het oordeel van het Commissariaat blijkt uit het voorgaande dat de door Stichting
OHM toegezegde maatregelen niet althans onvoldoende zijn gerealiseerd en niet
althans onvoldoende effectief zijn gebleken.
50. Het Commissariaat is van oordeel dat de raad van toezicht, gelet op de bestuurlijke
boete die het Commissariaat op 25 juni 2013 aan Stichting OHM heeft opgelegd, er
actief op had moeten toezien dat de door Stichting OHM toegezegde
verbetermaatregelen daadwerkelijk zouden worden gerealiseerd en effectief zouden
zijn. Nu de door Stichting OHM toegezegde maatregelen niet zijn gerealiseerd althans
niet effectief zijn gebleken, is het Commissariaat van oordeel dat de raad van toezicht
niet op een deugdelijke en deskundige wijze toezicht heeft gehouden.
51. Het Commissariaat overweegt dat het op de weg van de raad van toezicht van
Stichting OHM ligt om erop toe te zien dat een deugdelijke administratie wordt gevoerd
en dat een deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen niet
alleen formeel maar ook in de praktijk gewaarborgd is. Sinds de aanwijzing van
Stichting OHM als genootschap op geestelijke grondslag voor het verzorgen van
media-aanbod in december 2009, heeft het Commissariaat Stichting OHM bij herhaling
gewezen op het belang van de functiescheiding, het belang van een deugdelijke
administratieve organisatie en op het belang van een heldere scheiding van de
bevoegdheden van het dagelijks bestuur en de raad van toezicht. Daarnaast heeft de
accountant van Stichting OHM bij de controle van de jaarrekening 2010 en de
bijbehorende Additionele informatie een verklaring van oordeelsonthouding afgegeven.
In het accountantsverslag heeft de accountant aangegeven dat de oorzaak hiervoor ligt
in het niet of onvoldoende functioneren van de onvervangbare maatregelen van interne
controle. Ten aanzien van de jaarrekening 2012 en de jaarrekening 2013 heeft de
accountant van Stichting OHM om vergelijkbare redenen ten aanzien van de
Additionele informatie een verklaring van oordeelsonthouding afgegeven.
52. Naar het oordeel van het Commissariaat ligt het op de weg van de raad van toezicht
om erop toe te zien dat Stichting OHM een deugdelijke administratie voert en dat de
deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen voldoende
gewaarborgd is. Mede naar aanleiding van de bestuurlijke boete die het Commissariaat
op 25 juni 2013 aan Stichting OHM heeft opgelegd, lag het op de weg van de raad van
toezicht om nauwgezet toe te zien op het realiseren van de toegezegde verbetermaatregelen en op de effectiviteit van deze maatregelen. Niet is gebleken dat de raad
van toezicht van Stichting OHM hierop deugdelijk heeft toegezien. Naar het oordeel
van het Commissariaat heeft de raad van toezicht van Stichting OHM derhalve niet op
een deugdelijke en deskundige wijze toezicht uitgeoefend.
f.
Aanwijzing
53. Op grond van artikel 7.16a, eerste lid, onderdeel b, Mediawet 2008 kan het
Commissariaat een landelijke publieke media-instelling een aanwijzing geven indien
een deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen of een
deugdelijke administratie onvoldoende gewaarborgd zijn.
54. Het Commissariaat heeft bij de randnummers 30 tot en met 45 overwogen dat zowel
een deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen als een
deugdelijke administratie bij Stichting OHM onvoldoende gewaarborgd zijn. Daarnaast
heeft het Commissariaat bij de randnummer 47 tot en met 52 overwogen dat de raad
9
van toezicht van Stichting OHM niet op een deugdelijke en deskundige wijze toezicht
heeft uitgeoefend.
55. Stichting OHM heeft aangegeven dat inmiddels twee nieuwe leden van de Raad van
Toezicht zijn benoemd. Onder meer in het financieel verslag 2013 en op de website
5
van Stichting OHM wordt aangegeven dat [naam 6] per 15 mei 2014 en [naam 7] per 2
juli 2014 is benoemd als lid van de Raad van Toezicht. Het Commissariaat constateert
dat Stichting OHM geen benoemingbesluit van de Raad van Toezicht ten aanzien van
deze benoemingen heeft toegezonden. Bovendien zijn deze benoemingen, anders dan
6
de benoeming van [naam 8] als bestuurder ad interim per 1 juni 2014 , (nog) niet
7
geregistreerd in de gegevens van Stichting OHM bij de Kamer van Koophandel.
Overigens heeft Stichting OHM het Commissariaat pas op 19 augustus 2014 over de
benoeming van deze leden van de Raad van Toezicht geïnformeerd. Bovendien heeft
Stichting OHM het Commissariaat geen informatie over de kennis, ervaring en
competenties van deze personen verstrekt, zodat niet duidelijk is dat verwacht kan
worden dat zij op een deskundige wijze toezicht zullen uitoefenen. Daarnaast is niet
gebleken dat de Raad van Toezicht van Stichting OHM met de benoeming van de
nieuwe leden zodanig zal zijn samengesteld dat sprake zal zijn van deskundig toezicht
in de zin van artikel 2.142a, eerste lid, onderdeel b, Mediawet 2008.
56. Daarnaast stelt het Commissariaat vast dat Stichting OHM, ondanks het uitdrukkelijke
8
verzoek dat verwoord is in de voorgenomen aanwijzing , niet uiterlijk op 1 september
2014 een voorstel heeft voorgelegd ten aanzien van de benoeming van nieuwe leden
van de Raad van Toezicht.
57. Het Commissariaat besluit Stichting OHM op grond van artikel 7.16a, zesde lid,
Mediawet 2008 bij wijze van aanwijzing de opdracht te geven om de leden van de raad
van toezicht van Stichting OHM die tijdens de onderzoeksperiode lid waren van de
Raad van Toezicht van Stichting OHM uiterlijk per 1 november 2014 te vervangen door
deskundige toezichthouders en alvorens tot benoeming van nieuwe leden van de raad
van toezicht over te gaan dienaangaande uiterlijk op 1 oktober 2014 een voorstel aan
het Commissariaat voor te leggen. Het Commissariaat verzoekt Stichting OHM om
daarbij aan te geven waarom te verwachten valt dat deze personen, gelet op hun
kennis, vaardigheden en competenties, op adequate wijze toezicht zullen houden.
58. stelt om haar zienswijze naar voren te brengen. In het voorgenomen besluit van 15 juli
2014 (kenmerk 620431/630494) en in de begeleidende brief van 17 juli 2014 (kenmerk
620431/630657) heeft het Commissariaat meegedeeld dat het Stichting OHM in de
gelegenheid stelt haar zienswijze ten aanzien van het voorgenomen besluit naar voren
te brengen. Tevens heeft het Commissariaat Stichting OHM uitgenodigd voor een
hoorzitting op 29 augustus 2014. Daarbij stelde het Commissariaat Stichting OHM in de
gelegenheid om eventuele schriftelijke stukken tot een week voor de hoorzitting in te
dienen.
59. Stichting OHM heeft bij e-mail van 19 augustus 2014 onder meer meegedeeld dat het
als gevolg van de vakantieperiode niet gelukt is op 29 augustus 2014 met een
representatieve delegatie van de Raad van Toezicht tijdens de hoorzitting aanwezig te
zijn. Vervolgens heeft het Commissariaat Stichting OHM uitgenodigd om haar
zienswijze tijdens een hoorzitting op dinsdag 2 september of op vrijdag 5 september
2014 naar voren te brengen. Bij aangetekende brief van 1 september 2014 heeft
5
www.ohmnet.nl/medewerkers
datum registratie 26 juni 2014
7
uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 5 september 2014
8
voorgenomen besluit d.d. 15 juli 2014, kenmerk 6206431/630494, randnummers 45 en 46
6
10
Stichting OHM hierop gereageerd met de mededeling dat zij in de gelegenheid wil
worden gesteld om binnen twee weken haar zienswijze schriftelijk aan te vullen.
60. Het Commissariaat stelt vast dat Stichting OHM overeenkomstig artikel 7.16a, vijfde lid,
Mediawet 2008 vier weken in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze naar voren
te brengen. Stichting OHM heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij e-mail van
19 augustus 2014 en bij aangetekende brief van 1 september 2014. Daarnaast is
Stichting OHM in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze mondeling naar voren te
brengen tijdens een hoorzitting op 29 augustus 2014 en vervolgens als alternatieve
mogelijkheden tijdens een hoorzitting op 2 september 2014 of 5 september 2014.
Stichting OHM heeft van deze mogelijkheden geen gebruik gemaakt. Dit neemt niet
weg dat Stichting OHM wel toereikend in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze
tevens mondeling naar voren te brengen. Naar het oordeel van het Commissariaat is
Stichting OHM derhalve overeenkomstig artikel 7.16a, vijfde lid, Mediawet 2008 vier
weken in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen.
g. Besluit
61. Naar het oordeel van het Commissariaat heeft Stichting OHM in strijd met artikel 2.178,
eerste lid en tweede lid, en in strijd met artikel 2.142a, eerste lid, onderdeel b,
Mediawet 2008 gehandeld. Het Commissariaat besluit Stichting OHM wegens
overtreding van artikel 2.178, eerste lid en tweede lid, Mediawet 2008 bij wijze van
aanwijzing de opdracht te geven om de leden van de raad van toezicht van Stichting
OHM die tijdens de onderzoeksperiode lid waren van de Raad van Toezicht uiterlijk per
1 november 2014 te vervangen door deskundige toezichthouders en alvorens tot
benoeming van nieuwe leden over te gaan uiterlijk op 1 oktober 2014 een onderbouwd
voorstel aan het Commissariaat voor te leggen.
62. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) besluit het
Commissariaat de volledige tekst van dit besluit, met uitzondering van de daarin
opgenomen persoonsgegevens, twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website
te publiceren. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel
10 van de Wob.
Hilversum, 5 september 2014
COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning
voorzitter
Jan Buné RA
commissaris
bijlagen: 1
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang
rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden,
een bezwaarschrift indienen bij het Commissariaat voor de Media.
11
Bijlage 1: relevante bepalingen
Artikel 2.142a
1. De NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de instellingen die door Onze
Minister zijn aangewezen voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten
en omroepkoren, van een media-archief en van een expertisecentrum voor mediaeducatie, richten hun bestuurlijke organisatie zodanig in dat overeenkomstig hun
statuten en reglementen:
a. er een helder onderscheid is tussen het dagelijks bestuur en het toezichthoudende
orgaan;
b. deugdelijk, onafhankelijk en deskundig toezicht wordt uitgeoefend; en
c. de leden van het toezichthoudende orgaan worden benoemd op basis van vooraf
vastgestelde openbare profielen.
2. De NPO en de landelijke publieke media-instellingen volgen daarbij zo veel als mogelijk
aanbevelingen uit de gedragscode, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid.
3. De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is, draagt ervoor zorg
dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, overeenkomstig het eerste en
tweede lid handelen.
Artikel 2.149
1. Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 december de budgetten van de landelijke publieke
mediadienst voor het komende jaar vast voor:
(…)
f. de verzorging van het media-aanbod van de op grond van artikel 2.42 aangewezen
kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag gezamenlijk;
Artikel 2.153
1. De raad van bestuur verdeelt het budget, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid, onderdeel f,
over de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag op basis van
de verhouding tussen de hoeveelheid uren die voor elk kerkgenootschap en
genootschap op geestelijke grondslag op grond van artikel 2.49, eerste lid, is vastgesteld
en de totale hoeveelheid uren, bedoeld in artikel 2.48, eerste lid.
2. Kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag besteden de
ontvangen bedragen aan de in artikel 2.149, eerste lid, onderdeel f, genoemde doelen.
Artikel 2.171
1. Het Commissariaat is belast met de rechtmatigheidstoetsing van de uitgaven van de
NPO en de landelijke publieke media-instellingen.
2. De landelijke publieke media-instellingen zenden jaarlijks vóór 1 mei de jaarrekening aan
het Commissariaat en sturen gelijktijdig een afschrift daarvan aan de raad van bestuur.
De NPO en de landelijke publieke media-instellingen nemen in het jaarverslag, bedoeld
in de artikelen 2.17, 2.34i, 2.40 en 2.103, in samenhang met de artikelen 48 en 300 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een samengevatte jaarrekening op.
3. De raad van bestuur zendt vóór 1 juli zijn opmerkingen over de jaarrekeningen tezamen
met de jaarrekening van de NPO aan het Commissariaat.
12
Artikel 2.178
1. De landelijke en regionale en regionale publieke media-instellingen richten hun
organisatie zodanig in dat een deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van de
bedrijfsprocessen gewaarborgd is.
2. De landelijke en regionale en regionale publieke media-instellingen voeren een
deugdelijke administratie waaruit te allen tijde Onze Minister, de raad van bestuur en het
Commissariaat elk de benodigde informatie die zij voor de uitvoering van hun taken
nodig hebben, op eenduidige wijze kunnen verkrijgen.
3. De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is, draagt ervoor zorg
dat de omroepverenigingen die het vertegenwoordigt, overeenkomstig het eerste en
tweede lid handelen.
4. De raad van bestuur en het Commissariaat bevorderen dat onderscheidenlijk de
landelijke publieke media-instellingen en de regionale publieke media-instellingen een
eenduidige financiële boekhouding voeren.
Artikel 7.16a
1. Het Commissariaat kan aan een landelijke of regionale publieke media-instelling een
aanwijzing geven, als:
a. sprake is van wanbeheer van een of meer leden van het bestuur of van het
toezichthoudende orgaan; of
b. deugdelijke inrichting, sturing en beheersing van bedrijfsprocessen of deugdelijke
administratie onvoldoende gewaarborgd zijn. Een aanwijzing omvat een of meer
maatregelen en is evenredig aan het doel waarvoor zij wordt gegeven.
2. Onder wanbeheer wordt uitsluitend verstaan:
a. financieel wanbeleid;
b. ongerechtvaardigde verrijking, al dan niet beoogd, van de instelling, van de leden van
het bestuur of het toezichthoudende orgaan zelf of van een derde; of
c. onrechtmatig handelen, waaronder wordt verstaan het in de hoedanigheid van
bestuurder of toezichthouder handelen in strijd met wettelijke bepalingen of de kennelijke
geest van wettelijke bepalingen waarmee financieel voordeel wordt behaald ten gunste
van de instelling, van de leden van het bestuur of het toezichthoudende orgaan zelf of
van een derde.
3. In de aanwijzing geeft het Commissariaat gemotiveerd aan op welke punten sprake is
van wanbeheer en de in verband daarmee te nemen maatregelen.
4. Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de instelling aan de aanwijzing moet
voldoen.
5. Voordat het Commissariaat een aanwijzing geeft, stelt hij de instelling vier weken in de
gelegenheid haar zienswijze naar voren te brengen.
6. Een aanwijzing kan inhouden de opdracht om bestuurders of toezichthouders te
vervangen.
13