Sleutel Toets Medische Microbiologie 2014 Bacteriologie 1. c. M eiwit gen (emm) typering. 2. c. De AST titers zijn 3-6 weken na de infectie maximaal. 3. b. De salmonella betreft S. enterica serovar Typhi of Paratyphi. 4. b. Isolaten 3 en 4 zijn oxidase positief. 5. a. Uit de bloedkweek een suspensie van bacteriën incuberen met meropenem en zoeken naar metabolieten van meropenem met MALDI-TOF. 6. a. Actinobaculum schaalii 7. a. Staphyloccus aureus 8. a. Capnocytophaga species 9. a. Vibrio species 10. d. Streptococcus suis. 11. c. Campylobacter upsaliensis 12. b. De waargenomen resistentie van E. coli voor colistine. 13. a. Staphylococcus aureus, mecC positief 14. b. Streptococcus pneumoniae (geen groei meer door autolyse) 15. d. Banale bacteriële artritis. Parasitologie 16. e. Plasmodium malariae 17. f. Giardia lamblia. 18. b. Cyclospora cayetanensis 19. e. Laboratorium onderzoek is in dit geval niet zinvol. 20. a. Acanthamoeba polyphaga 21. c. Behandelen met ivermectine. 22. a. Behandeling is niet geïndiceerd. Mycologie 23. b. Chirurgische verwijdering. 24. c. Fusarium 25. c. mucormycose 26. b. posaconazol 27. a. Trichophyton species 28. c. Aspergillus terreus Infectiologie 29. c. amoxicilline met ceftriaxon 30. a. Doxycycline gedurende 4 weken. 31. a. Voor het krijgen van Q-koorts is geen direct contact met schapen of geiten nodig. 32. b. de spondylodiscitis 33. d. Ceftazidim met amoxicilline. Antibioticaleer 34. a. INH en rifampicine 35. d. Vancomycine in een half uur is geen goede keuze. U adviseert dat de patiënt vancomycine met een inlooptijd van minimaal 1 uur dient te krijgen. 36. b. 48 uur Infectiepreventie 37. b. de aanwezigheid van een blaaskatheter 38. d. Het risico van mechanische complicaties bij een nieuwe punctie. 39. b. Dit is een accident waarbij geen verdere actie ten aanzien van HIV aangewezen is gezien de inschatting als een laag risico accident. 40. d. Instrumentarium is niet meer geschikt voor verder gebruik. 41. b. Het continueren van antibiotische profylaxe gedurende 24-72 uur na de ingreep. 42. c. 1 Intravasculaire katheter gerelateerde infectie per 200 katheterdagen. 43. d. Het tijdens de verbouwing uitvoeren van microbiologisch surveillance op aspergillus luchtcontaminatie. Immunologie 44. d. alle 3 genoemde routes. OGZ 45. b. Mazelen heerste vooral onder kinderen in de zogenaamde ‘bible belt’, omdat veel mensen daar uit religieuze overtuiging niet gevaccineerd zijn en zij op scholen en sociale activiteiten veel onderling contact hebben. 46. d. De heerlijke schapenkaas die de buurvrouw van de patiënt uit Turkije heeft meegenomen. 47. c. Ja, het signaleringsoverleg ziekenhuisinfecties en antimicrobiële resistentie dient u conform afspraak van uw beroepsgroep op de hoogte te stellen. 48. c. Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) 49. d. Wondinfectie met community-acquired MRSA bij 22-jarige vrouw. Statistiek en Epidemiologie 50. a. continu 51. c. Deze betekenis is het relatieve risico op sterfte gedurende de follow-up periode. 52. d. In het multivariate model is gecorrigeerd voor confounders. 53. c. Het gewenste niveau van betrouwbaarheid bij de berekening van een betrouwbaarheidsinterval is afhankelijk van de grootte van de dataset. Virologie 54. a. Verminderen immunosuppressie of ribavirine oraal. 55. b. tenofovir: 1 maal daags 300 mg 56. c. HCV 57. c. multifocale leukoencephalopathie. 58. b. het wordt beperkt door (val)ganciclovir 59. c. old world sandfly fever 60. c. West Nile koorts. 61. b. PCR op HSV, enterovirus en parechovirus 62. a. behandeling met cidofovir 63. d. de nucleoside/nucleotide RT-remmers. 64. a. acute HIV 65. c. De RSV PCR bij Jan is aspecifiek reactief.
© Copyright 2024 ExpyDoc