Ruwvoerkwaliteit_en_win

Tips tegen broei
Door de relatief hoge pH en een
laag azijnzuurgehalte zijn de
droge junikuilen gevoelig voor
broei, tenzij u een broeiremmer
toepast zoals is toegevoegd aan
Bonsilage Plus.
Tips om broei te voorkomen:
• Dek de kuil iedere keer na het
uitkuilen netjes af en laat geen
restmateriaal liggen;
• Houd voldoende voersnelheid (in
de zomer meer dan twee meter
per week en in de winter minimaal één meter per week);
• Plaats zandslurven op de kuil;
• Pas snijvlakbehandeling toe of
meng Topform in de voermengwagen.
1 0
Ruwvoerkwaliteit
en wintervoeding
Het gras begon dit jaar zeer vroeg te groeien. Dit had tot gevolg dat circa
20% van de eerste snede al in april gekuild werd, en dat eind mei de eerste
snede volledig binnen was.
De aprilkuilen zijn relatief nat, maar rijk
aan eiwit en energie. De meikuilen zijn
duidelijk droger maar bevatten ook
meer eiwit en energie dan vorig jaar. De
hoge eiwitgehalten en variatie in kuilen
vragen een passende aanvulling om de
voederwaarde optimaal te benutten.
Door de zachte winter kwam de grasgroei
vroeg op gang. Hierdoor kon al een behoorlijk aantal percelen in april gemaaid
worden. De meststoffen zijn goed tot hun
recht gekomen, gezien de hoge eiwitgehalten in de vroegste kuilen. De suikergehalten in deze kuilen zijn echter laag.
Gewassen van april zijn dus jong en zeer
goed verteerbaar. De variatie in het weer
tijdens de winning heeft er toe geleid dat
er veel variatie in drogestofgehalten is
Hoog eiwitgehalte
De relatief natte aprilkuilen bevatten gemiddeld 35,6% drogestof en een hoog eiwitgehalte van circa 17,6%. Het suikergehalte
valt tegen (59 g/kg ds). Het melkzuurgehalte
van de aprilkuilen met minder dan 35% drogestof is daarentegen vrij hoog (75 g/kg ds).
De drogere meikuilen bevatten gemiddeld
41,8% drogestof en circa 16% eiwit. Het
suikergehalte is wel iets hoger dan bij de
natte kuilen, gemiddeld 76 g/kg ds. De
tweede snede van juni blijkt duidelijk droger
dan de eerste snede (50% drogestof). Het
eiwitgehalte is gemiddeld lager (14,4 g/kg
drogestof) dan de eerste snede. Het suikergehalte is daarentegen iets hoger, circa 100 g/kg
drogestof. Het suikergehalte vertoont weer
een duidelijk verband met het drogestofgehalte: hoe droger, des te meer suiker (zie
grafiek 1).
Grafiek 1: relatie suiker- en eiwitgehalten met
drogestofgehalten van voorjaarskuilen 2014
Gehalte in g/kg ds
Jacob Goelema
Productmanager Rundvee
[email protected]
ontstaan. Naarmate het groeiseizoen vorderde, kwam dit ook naar voren in voederwaarde. De conservering van deze kuilen
is goed dankzij het hoge zuurgehalte, alhoewel het gevaar van boterzuurvorming
op de loer ligt. Naarmate het jaar vordert
werd het weer beter. Hierdoor worden de
kuilen ook droger; het percentage kuilen
met meer dan 40% drogestof nam toe
van 27% in april, naar 53% en 86% in respectievelijk mei en juni.
250
200
150
100
50
0
100
200
300
Suiker
Ruw eiwit
400
500
600 700 800
Drogestof (g/kg)
Er bestaat echter veel variatie in vooral
suikergehalten van eenzelfde maaimoment,
wat de variatie weerspiegelt in weersomstandigheden op moment van winning.
Het eiwitgehalte vertoont een dalende trend
met het drogestofgehalte.
11
Prima voederwaarde,
tweede snede past goed
De voederwaarde van de eerste snede
is prima: 934 VEM in aprilkuilen en 900
VEM in de meikuilen (zie tabel 1).
TABEL 1: GEHALTEN EN VOEDERWAARDE VAN
VOORJAARSKUILEN VAN 2013 EN 2014
1e snede 2014
1e snede 2013
> = 2013
2014
2014 2014
< 40%
40% 2e
2e
april mei
ds
ds snede
snede
Drogeg/kg 356 418 499 323 480 481
stof
Ruw
eiwit
g/kg
176
ds
Ruwe g/kg
243
celstof ds
g/kg
As
115
ds
g/kg
Suiker
59
ds
vc-OS % 79,3
per
VEM
kg 934
ds
g/kg
GLV
77
ds
g/kg
SDVE
70
ds
g/kg
SOEB
61
ds
g/kg
Melkzuur
57
ds
NH3
% 10,4
157
144
145
139
158
260
262
265
265
259
111
106
110
102
106
54
105
89
76
99
77,2
75
76,5 74,7 76,1
899
867
893
860
883
75
75
72
75
77
71
72
63
72
75
39
21
35
19
33
39
25
57
21
26
9,7
7,1
10,6
8,4
7,3
Bron: De Heus voeders/analyses Blgg AgroXpertus
De SDVE is in de april- en meikuilen
prima. De SOEB van de natte kuilen is
relatief hoog (60 g/kg ds). Het is een
uitdaging om dat te benutten. De tweede
snede sluit door het lagere eiwit (144 g/kg
drogestof) mooi aan op de eerste snede.
Doordat ook het suikergehalte redelijk
hoog is, is de SDVE vergelijkbaar met
de eerste snede. De VEM valt hier ook
alleszins mee met 867 VEM/kg drogestof.
Veel massa bij snijmaïs
De vroeg gezaaide snijmaïs had een prima
start, indien de vochthuishouding en de
12
structuur van het perceel goed was. Waar
dat niet het geval was, bleef het het hele
jaar zeer wisselend. De hoge temperatuur
en de neerslag leiden tot een prima groei,
met veel massa. Dat brengt ook direct de
belangrijkste onzekerheid mee: wordt het
kolfaandeel niet dusdanig laag, dat de
zetmeelgehalten tegenvallen? Een mooie
septembermaand bepaalt het verloop van
de afrijping, die nu in het zuiden her en der
ingezet wordt. Leek het tot begin augustus
dat het een vroege maïsoogst zou worden,
zal dit door de natte weersomstandigheden
in augustus toch wat later worden. Een
goede afrijping is ook gewenst, vooral als
de snijmaïs gecombineerd moet worden
met een natte eerste snede graskuil.
Het toevoegen van Bonsilage Maïs voorkomt broei in de snijmaïskuil. Door de
verbeterde voederwaarde en opname
levert de toevoeging van Bonsilage Maïs
ongeveer € 100,- per hectare op. Wanneer
het zetmeelgehalte van de snijmaïskuil
laag uitvalt, kunt u dit compenseren met
krachtvoeders met een hoog glucoseleverend vermogen (GLV). Voorbeelden
hiervan zijn Select, Solide, Patent en Relax.
Ook kunt u het basisrantsoen aanpassen
met Rucom’s met maïs, (geplette) tarwe
en eventueel bijproducten.
Rantsoenaanvullingen
1. De voorjaarskuilen hebben prima SDVEen VEM-waarden. De relatief zure kuilen
zijn over het algemeen wel smakelijk,
ondanks de wat hogere ammoniakfractie. Let bij de natte kuilen ook op
boterzuur. Zorg dat de mest niet te dun
wordt en houd de koeien schoon. Hiermee
voorkomt u dat sporen van boterzuur via
het uier in de melk terechtkomen;
2. Bij het toepassen van een natte,
snelle eerste snede in het rantsoen,
dient u goed rekening houden met
de structuurvoorziening. Het combineren van de eerste met een eiwit-
Advies:
Zorg bij de natte,
snel verteerbare kuilen
voor voldoende
structuur en
pensprik. Vul de
droge kuilen aan met
(pens)energie
en let op de
eiwitaanvulling.
armere, tragere kuil is een goede optie.
Ook passen sojahullen en bietenpulp
om het pensmilieu te stabiliseren. Een
aanvulling met een Rucom van soja of
(bestendig) raapschroot is gewenst, afhankelijk van de hoeveelheid snijmaïs
en eiwitarme bijproducten in het rantsoen. Let daarbij ook op de juiste aanvulling van penseiwit. Heeft de voorjaarskuil te weinig structuur? Gebruik
dan ruwvoeders met structuurleverend
vermogen als lucerne en graszaadhooi
in het rantsoen. Ook kunt u kiezen voor
krachtvoeders met een geleidelijke
pensafbraak zoals de Stabiel (met pensbuffer) of Select. Heeft u daarnaast
een vlotte, zetmeelarme snijmaïs kuil?
Dan is de Select, Solide of Patent een
uitstekende keuze;
3. Afhankelijk van de verteerbaarheid van
de kuilen is een aanvulling met pensenergie
gewenst. Bij een beperkt aandeel snijmaïs
of tegenvallend zetmeelgehalte van de maïs,
kunt u geplette tarwe of maïs in de Rucom
opnemen. Deze producten hebben een
hoog glucoseleverend vermogen (GLV);
4. Bestermine Buffer bevat bufferende
componenten, die de koe ondersteunen
bij pensverzuring. Deze componenten
voorkomen dat de gezondheid van uw
dieren in het gedrang komt;
5. De Select en Optimaal passen afhankelijk van de overige rantsoencomponenten
prima bij de zomerkuilen. De Optimaal sluit
naadloos aan op de eiwitarmere, tragere
kuilen;
6. Via uw voerspecialist of handelaar kunt
u voor uw bedrijf een rantsoen laten opstellen. Zeker gezien de variatie in de voorjaarskuilen is dit zeker aan te bevelen.
Natte kuilen vragen
om stabiliteit,
droge kuilen om pit
De samenstelling van de rundveebrokken is afgestemd op de
kwaliteit van het ruwvoer.
De Stabiel (code 5065), Select
(code 5070), Optimaal (code 5067)
en Solide (code 5084) nemen hierin een belangrijke plaats in: de
samenstelling resulteert in een
hoge benutting van energie en
eiwit. Stabiel bevat een speciale
pensbuffer om pensverzuring bij
snelle voorjaarskuilen te voorkomen. De Optimaal is afgestemd
op de kwaliteit van de drogere,
tragere snedes. Solide past uitstekend
in rantsoenen met een natte, zetmeelarme maïskuil. Zie tabel 2.
Tabel 2: De voederwaarden van
Stabiel, Select, Optimaal en Solide
STABIEL SELECT OPTIMAAL
SOLIDE
GLV
g/kg
110
145
135
145
VEM
g/kg
950
960
950
960
120
SDVE
g/kg
105
100
120
SOEB
g/kg
20
20
15
25
RE
g/kg
175
165
185
195
ZET
g/kg
120
225
200
200
Buffer
***
13