PDF: Brochure 2014 - European Parliament

HET BOEK VAN LAUREATEN VAN DE SACHAROVPRIJS
QA-01-14-333-NL-C
HET BOEK
VAN LAUREATEN
VAN DE SACHAROVPRIJS
HET BOEK
VAN LAUREATEN
VAN DE SACHAROVPRIJS
VOORWOORD
Martin Schulz
Voorzitter van het Europees Parlement
2013 was een rijk jaar voor de Sacharovprijs. Een uitzonderlijk jaar. Maar liefst vier winnaars zijn
naar Straatsburg afgereisd om hun prijs in ontvangst te nemen. Allereerst de Damas de Blanco
(„Dames in het Wit”) in april, vervolgens Guillermo Fariñas in juli en ten slotte Aung San Suu Kyi
in oktober. Zij waren enige jaren daarvoor, en de Birmaanse laureate zelfs meer dan twintig jaar
geleden, tot winnaar uitgeroepen. Zij hebben niet vrijwillig zo lang gewacht: de autoriteiten
van hun land gaven hen geen toestemming om hun prijs in ontvangst te komen nemen. Uit
angst voor hun onverwoestbare moed, voor de vrijheid van denken die zij verdedigen, voor hun
vermogen om de hoop bij alle democraten te doen herleven.
2013 is tevens het jaar van de jongste winnares van de prijs. Op 20 november heeft de 16-jarige
Malala Yousafzai een aangrijpend pleidooi gehouden voor de rechten van het kind en, in het
bijzonder, de toegang tot onderwijs voor meisjes. Net als de andere laureaten heeft zij een
hoge prijs betaald voor haar strijd tegen de obscurantisten van deze tijd. Haar verzet heeft
haar bijna het leven gekost en leidde ertoe dat zij noodgedwongen in ballingschap leeft.
Malala heeft haar prijs in ontvangst genomen ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de
Sacharovprijs, in aanwezigheid van voormalige laureaten. Wat een prachtig symbool voor het
vitale Sacharovnetwerk, dat er de jeugdige Malala bij kreeg!
2013 was ook een bemoedigend jaar, maar er is nog een lange weg te gaan. 2014 is een jaar van
aanhoudende conflicten, met slachtoffers die hoofdzakelijk doelwit zijn vanwege hun ideeën,
geloof, geslacht of het feit dat ze tot een minderheid behoren. Diverse laureaten kunnen hun
prijs nog steeds niet komen ophalen. Razan Zaitouneh, een van de prijswinnaars van 2011, is
in Syrië ontvoerd. Haar lot is onbekend. Nasrin Sotoudeh en Jafar Panahi staan nog altijd onder
huisarrest, dat hen is opgelegd door het Iraanse regime. Het Chinese regime is onvermoeibaar
op zoek naar manieren om Hu Jia het zwijgen op te leggen. Zij die opkomen voor de vrijheid van
denken wordt ook in 2014 de mond gesnoerd.
Met de toekenning van de prijs aan Dr. Denis Mukwege, die dit jaar unaniem tot winnaar werd
uitgeroepen, bekroont het Europees Parlement niet alleen een toegewijd arts, maar bovenal
een man die vrede voorstaat. Niet alleen een dokter, maar bovenal een man die strijdt voor de
waardigheid van vrouwen. In een regio waar verkrachting als oorlogs- en terreurwapen wordt
gebruikt en in een wereld waarin de vrijheid van vrouwen steeds vaker wordt geschonden,
dienen zijn inzet en moed als voorbeeld.
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet
via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2014
ISBN 978-92-823-5593-0
doi:10.2861/59028
© Europese Unie, 2014
Overneming met bronvermelding toegestaan.
Printed in Belgium
GEDRUKT OP ELEMENTAIR CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER (ECF)
DE SACHAROVPRIJS
voor de vrijheid
van denken, die in 1988 voor het eerst werd toegekend
aan Nelson Mandela en Anatoli Martsjenko, is het hoogste
eerbewijs dat de Europese Unie toekent aan personen die zich
inzetten voor de mensenrechten. Hij is bedoeld om erkenning
te betuigen aan individuen, groeperingen en organisaties
die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de
vrijheid van denken. Door middel van de Sacharovprijs en het
Sacharovprijsnetwerk ondersteunt de EU de prijswinnaars,
waardoor ze gesterkt worden en aan gezag winnen in hun
strijd.
De prijs is tot dusver toegekend aan dissidenten, politieke
leiders, journalisten, advocaten, activisten uit het
maatschappelijk middenveld, schrijvers, moeders en
echtgenotes, leiders van minderheden, een antiterrorisme
groep, vredesactivisten, een strijder tegen marteling,
een cartoonist, een gewetensbezwaarde die een lange
gevangenisstraf uitzit, een filmmaker, een kind dat vecht voor
het recht op onderwijs en zelfs de Verenigde Naties als geheel.
De vrijheid van meningsuiting, het waarborgen van de rechten
van minderheden, de eerbiediging van het internationaal
recht, de ontwikkeling van democratie en de toepassing
van de rechtsstaat zijn de belangrijkste gebieden waarop de
laureaten actief zijn.
Het Europees Parlement reikt de Sacharovprijs, waaraan een
geldbedrag van 50 000 euro is verbonden, tegen het eind
van elk jaar uit tijdens een formele plenaire vergadering
in Straatsburg. Elk van de fracties in het Parlement mogen
kandidaten voordragen, net als individuele leden met de
steun van ten minste 40 leden voor iedere kandidaat. De
voorgedragen kandidaten worden gepresenteerd tijdens een
gezamenlijke vergadering van de Commissie buitenlandse
zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de
Subcommissie mensenrechten, en de leden van de voltallige
commissies stemmen over de voordrachten om tot een
shortlist van drie kandidaten te komen. De uiteindelijke
winnaar of winnaars van de Sacharovprijs worden gekozen
door de Conferentie van voorzitters, een orgaan van het
Europees Parlement dat bestaat uit de fractievoorzitters van
alle fracties die in het Parlement zijn vertegenwoordigd en
dat wordt voorgezeten door de Voorzitter van het Europees
Parlement, waardoor de keuze van de winnaars een echte
Europese keuze wordt.
ANDREJ
ANDREJ SACHAROV
SACHAROV
(1921-1989), de uit de Sovjet-Unie afkomstige
gerenommeerde natuurkundige, mensenrechtenactivist, dissident en pleitbezorger van
hervormingen, aanvaardde het idee van een naar hem vernoemde prijs voor de vrijheid
van denken „als een belangrijke blijk van waardering voor mijn werk ter bescherming van
mensenrechten”, zoals hij schreef in een brief aan het Europees Parlement (1). Hij achtte de
toekenning van dergelijke prijzen „nuttig” aangezien het „de aandacht zou vestigen op het
mensenrechtenprobleem en een aanmoediging zou vormen voor de mensen die zich op dit vlak
inzetten”. Het Europees Parlement kondigde zijn voornemen de prijs in het leven te roepen aan
in een in december 1985 aangenomen resolutie.
DE MAN NAAR WIE
DE PRIJS IS VERNOEMD
Nadat hij in 1979 publiekelijk had geprotesteerd tegen de Sovjetinterventie in Afghanistan,
werd Andrej Sacharov in 1980 verbannen naar de gesloten stad Gorki. Hoewel hij zich in
ballingschap bevond, stond hij onder streng toezicht van de Sovjetpolitie en hij ging twee
keer in hongerstaking om te bewerkstelligen dat zijn vrouw een hartoperatie in de Verenigde
Staten mocht ondergaan. Elena Bonner, die in 1984 eveneens naar Gorki was verbannen, kreeg
uiteindelijk in oktober 1985 toestemming om voor haar behandeling naar de VS te reizen. Het
Europees Parlement steunde de Sacharovs en heeft zelfs overwogen een zetel in de zaal leeg
te laten voor Andrej Sacharov. In plaats daarvan werd het alternatieve plan aangenomen: de
instelling van een naar Andrej Sacharov genoemde prijs. Er werd voor Sacharov gekozen omdat
hij „een Europees burger was die de vrijheid van gedachte en meningsuiting belichaamde en
die, vanwege zijn overtuigingen en zijn geweten, afstand deed van alle materiële voordelen en
egards waar hij over kon beschikken”, aldus Jean-François Deniau, rapporteur voor het initiatief,
ten overstaan van de plenaire vergadering van het EP.
Als pionier in de atoomfysica die aan de wieg stond van de Russische waterstofbom, werd Andrej
Sacharov op 32-jarige leeftijd volwaardig lid van de Sovjet-Academie voor Wetenschappen en
kreeg hij de privileges van de Nomenklatura, zoals de elite van de Sovjet-Unie werd genoemd.
In de late jaren vijftig begon hij zich echter steeds meer zorgen te maken over de gevolgen van
kernproeven voor de atmosfeer en de politieke en morele implicaties van zijn werk, dat grote
dodentallen tot gevolg zou kunnen hebben.
Het keerpunt in zijn politieke ontwikkeling kwam in 1967, toen hij er bij de Sovjetautoriteiten
op aandrong een Amerikaans voorstel te aanvaarden voor een bilaterale afwijzing van de
ontwikkeling van antiballistische raketafweersystemen, die hij, in zijn essay Reflections on
Progress, Peaceful Coexistence, and Intellectual Freedom, omschreef als een ernstige bedreiging
met een wereldwijde kernoorlog als mogelijk gevolg. De Sovjetautoriteiten wezen zijn verzoek
af en sloten Andrej Sacharov na de publicatie van zijn essay uit van alle topgeheime militaire
werkzaamheden en ontnamen hem zijn privileges. In 1970 was hij een van de medeoprichters
van het Mensenrechtencomité in de Sovjet-Unie en de verdediging van mensenrechten en van
de slachtoffers van politieke processen werd zijn voornaamste zorg. In 1972 trouwde hij met zijn
collega-mensenrechtenactiviste Elena Bonner. Ondanks toenemende druk vanuit de regering
probeerde Sacharov niet alleen om dissidenten in eigen land vrij te krijgen, maar werd hij ook
een van de moedigste critici van het Sovjetregime en werd hij de belichaming van de strijd tegen
de ontzegging van grondrechten. Hij was, om de woorden te gebruiken van het Nobelcomité,
dat hem in 1975 de Nobelprijs voor de Vrede toekende, „een woordvoerder van het geweten van
de mensheid”. Hij kreeg geen toestemming om zijn prijs in ontvangst te nemen, maar repressie
noch ballingschap kon zijn verzet breken.
De prijs werd in het leven geroepen met een in december 1985 aangenomen resolutie van het
Europees Parlement. Een jaar later gaf Michail Gorbatsjov, die het beleid van „perestrojka” en
„glasnost” invoerde, Andrej Sacharov en Elena Bonner toestemming naar Moskou terug te keren.
Daar stierf hij in december 1989.
In 2013 bestond de prijs die zijn naam draagt een kwarteeuw, een periode waarin over
grenzen heen mensenrechten werden ondersteund, ook in landen met onderdrukkende
regimes, teneinde mensenrechtenactivisten en dissidenten overal ter wereld te belonen. De
mensenrechtenactivisten die door de prijs erkenning kregen, hebben een hoge prijs betaald voor
hun inzet om de menselijke waardigheid te beschermen: velen van hen zijn vervolgd, gestorven,
hun persoonlijke vrijheid kwijtgeraakt, hebben met fysiek geweld te maken gekregen of hebben
hun land moeten verlaten. In sommige gevallen kregen de winnaars niet de vrijheid om hun prijs
persoonlijk in ontvangst te komen nemen.
Een van hen is de laureaat van 2012, Nasrin Sotoudeh, die vanuit de Evin-gevangenis in Iran
brieven aan wijlen Andrej Sacharov schreef waarin ze filosofische verhandelingen houdt over de
betekenis van dissidentie en haar situatie vergelijkt met die van hem.
„De wijze waarop u elke dag opnieuw weer vormgaf aan uw leven en verzet was geweldig. Wat
u heeft weten te bereiken was een grote overwinning voor alle vrijheidsstrijders in de wereld.
Mogen toekomstige vrijheidsstrijders uw onvervulde dromen verwezenlijken.”
(1) De in deze publicatie geciteerde
brieven van Andrej Sacharov worden
bewaard in de historische archieven
van het Europees Parlement.
DE SACHAROVPRIJS
WINNAARS
HET NETWERK VAN WINNAARS VAN DE
SACHAROVPRIJS Het Sacharovprijsnetwerk omvat laureaten van de
Sacharovprijs en leden van het Europees Parlement. Het netwerk werd in het leven geroepen
in 2008, toen de Sacharovprijs zijn twintigste verjaardag vierde. De oprichting ervan vormde een
erkenning voor „de bijzondere rol van Sacharovprijswinnaars als ambassadeurs van de vrijheid
van gedachte” en de leden van het netwerk kwamen overeen „hun gezamenlijke inspanningen
voor de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers in de wereld te versterken door middel
van gemeenschappelijke acties van de winnaars van de Sacharovprijs en onder bescherming van
het Europees Parlement”.
Op de 25e verjaardag van de prijs in 2013 kwam het netwerk op een conferentie bijeen om de
ontwikkeling van zijn doelstellingen te bespreken. Twintig laureaten en vertegenwoordigers uit
Afrika, Azië, Europa, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten kwamen bijeen met de Voorzitter en
de leden van het Europees Parlement, andere vertegenwoordigers van de Europese instellingen,
diensten en agentschappen, ngo’s, internationale organisaties, journalisten en studenten
voor een intensieve driedaagse ontmoeting, waarbij op de universele dag van het kind de
Sacharovprijs 2013 werd uitgereikt aan de eerste minderjarige prijswinnaar, Malala Yousafzai.
Het hoogtepunt van de conferentie was een verklaring waarin de leden van het netwerk plechtig
beloven zich door middel van een aantal acties gezamenlijk en individueel in te zetten voor
de wereldwijde bevordering en bescherming van mensenrechten, onder meer door zich als
spreekbuis op te werpen van internationale campagnes voor de bevordering van grondrechten,
in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en internationale organisaties, met
inbegrip van de campagne om geweld tegen kinderen te beëindigen en onderwijs voor kinderen
te bevorderen. In de verklaring wordt de noodzaak benadrukt van solidariteit en coördinatie
tussen de verdedigers van mensenrechten en worden alle leden van het netwerk opgeroepen
te fungeren als een mondiaal waarschuwingssysteem voor mensenrechtenschendingen. Van de
EU wordt gevraagd om door middel van haar wereldwijde vertegenwoordigingen substantiële
diplomatieke steun te verlenen aan mensenrechtenverdedigers, met name met het oog op de
bescherming van laureaten van de Sacharovprijs en van mensenrechtenverdedigers die gevaar
lopen.
Het Sacharovprijsnetwerk streeft er nu naar gevolg te geven aan zijn beloften door middel van
actie in het veld, teneinde het bewustzijn over mensenrechtenkwesties en -schendingen te
vergroten. De leden van het netwerk geven eveneens Sacharovlezingen in de EU-lidstaten en
nemen deel aan internationale mensenrechtencampagnes en bewustmakingsevenementen,
waarbij zij zich inzetten voor burgeractivisten en mensenrechtenverdedigers.
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
Denis Mukwege
Malala Yousafzai
Nasrin Sotoudeh en Jafar Panahi
Arabische lente (Mohamed Bouazizi, Asmaa Mahfouz, Ahmed El Senussi, Razan Zaitouneh en Ali Ferzat)
Guillermo Fariñas
Memorial (Oleg Orlov, Sergej Kovalev en Loedmilla Aleksejeva namens Memorial en alle andere
mensenrechtenverdedigers in Rusland)
Hu Jia
Salih Mahmoud Mohamed Osman
Aljaksandr Milinkevitsj
Damas de Blanco, Hauwa Ibrahim, Verslaggevers zonder Grenzen
Vereniging van journalisten van Belarus
VN-secretaris-generaal Kofi Annan en het voltallige personeel van de Verenigde Naties
Oswaldo José Payá Sardiñas
Izzat Ghazzawi, Nurit Peled-Elhanan, Dom Zacarias Kamwenho
¡Basta Ya!
Xanana Gusmão
Ibrahim Rugova
Salima Ghezali
Wei Jingsheng
Leyla Zana
Taslima Nasreen
Oslobodjenje
Las Madres de Plaza de Mayo
Adem Demaçi
Aung San Suu Kyi
Alexander Dubček
Nelson Rolihlahla Mandela; Anatoli Martsjenko (postuum)
2014
DENIS
MUKWEGE
DENIS MUKWEGE
is een Congolese dokter die zijn leven wijdt aan het
heropbouwen van de lichamen en de levens van tienduizenden Congolese vrouwen en meisjes
die het slachtoffer zijn geworden van groepsverkrachting en brutaal seksueel geweld tijdens de
oorlog in de Democratische Republiek Congo.
Mukwege werd in 1955 geboren in Bukavu. Hij studeerde geneeskunde en was de oprichter van
de gynaecologische afdeling van het ziekenhuis van Lemera in het oosten van de Democratische
Republiek Congo, dat werd vernietigd aan het begin van de oorlog in 1996. Mukwege vluchtte
naar Bukavu en richtte daar een ziekenhuis op bestaande uit tenten. Er werd een nieuwe
kraamafdeling en operatiekamer gebouwd, maar alles werd in 1998 vernietigd tijdens de
tweede Congo-oorlog.
Niet ontmoedigd bouwde Mukwege zijn ziekenhuis opnieuw op in Panzi. Hij maakte lange uren
en zorgde voor de opleiding van personeel om vrouwen te behandelen die ten prooi vielen aan
de strijders die verklaard hadden dat „vrouwen hun gemeenschappelijke vijand zijn”. Sinds het
ziekenhuis in 1999 opnieuw geopend is, heeft hij meer dan 40 000 vrouwen behandeld, en nam
hij de verzorging op zich van het eerste slachtoffer van verkrachting met schotwonden in haar
genitalia en dijen. Tijdens de daaropvolgende weken begaven tientallen vrouwen zich naar het
ziekenhuis met de melding dat ze verkracht en gefolterd waren.
„Ik begon me af te vragen wat er aan de gang was”, verklaarde Mukwege aan de BBC. „Het ging
hier niet enkel om gewelddadige oorlogshandelingen. Ze vormden onderdeel van een strategie
... meerdere mensen werden gelijktijdig verkracht, publiekelijk. Soms werd een heel dorp
verkracht in de loop van de nacht. Hierdoor werden niet enkel de slachtoffers getroffen, maar
de hele gemeenschap, die gedwongen werd toe te kijken. Deze strategie had tot resultaat dat
de mensen gedwongen werden hun dorpen te ontvluchten en hun velden en bezittingen, alles,
achter te laten”.
Mukwege is een internationaal erkend deskundige op het gebied van het herstel van
pathologische of psychosociale schade die is aangericht door seksueel geweld. Het ziekenhuis
van Panzi biedt psychologische en fysieke zorgverlening aan, en de vrouwen worden geholpen
bij het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden om de draad van het leven opnieuw op te pikken,
terwijl meisjes geholpen worden om terug naar school te gaan. Er wordt eveneens juridische
bijstand verleend om hun aanvallers voor de rechter te kunnen brengen.
Mukwege zet zich onvermoeibaar in voor de rechten van de vrouw en voor de beëindiging
van de strijd om de controle over de natuurlijke hulpbronnen van Congo. In 2011 werd hij zelf
slachtoffer toen gewapende mannen zijn huis binnendrongen en zijn dochters bedreigden met
een geweer. Zijn lijfwacht werd gedood, maar hijzelf kon ontkomen. Hij vluchtte met zijn familie
naar Zweden en België. In 2013 keerde hij terug naar de Democratische Republiek Congo toen
een groep vrouwen, die moeten overleven met minder dan een dollar per dag, samen zijn ticket
huiswaarts hadden bekostigd.
Hij woont momenteel in het ziekenhuis van Panzi, dat hij eveneens leidt.
2013
MALALA
YOUSAFZAI
MALALA YOUSAFZAI
is een 17-jarig Pakistaans meisje dat in 2012 door
de Taliban in haar gezicht werd geschoten om haar en andere meisjes ervan te weerhouden
naar school te gaan. Ze overleefde haar verwondingen en werd in 2013 de jongste
Sacharovprijswinnaar ooit.
Ze droeg haar prijs op aan de „miskende helden van Pakistan” in een gloedvol pleidooi voor het
recht van ieder kind op onderwijs.
„Veel kinderen hebben geen voedsel om te eten, geen water om te drinken en kinderen hunkeren
naar onderwijs. Het is verontrustend dat 57 miljoen kinderen niet naar school gaan … dit moet
aan onze gewetens knagen”, verklaarde Malala ten overstaan van de vertegenwoordigers van
28 landen in de overvolle zaal van het Europees Parlement en in aanwezigheid van bijna alle
levende Sacharovprijslaureaten, bijeen voor de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de
Sacharovprijs. „Een kind, een leraar, een pen en een boek kunnen de wereld veranderen.”
Malala’s strijd voor onderwijs begon op 11-jarige leeftijd toen ze een anonieme blog schreef
over het leven van een schoolmeisje onder de Taliban in de Pakistaanse Swatvallei. In 2009
verordende de Taliban dat alle meisjesscholen moesten worden gesloten, terwijl het Pakistaanse
leger strijd leverde met de Taliban over de controle van het gebied. Malala en haar familie waren
gedwongen hun belegerde thuisstad te ontvluchten en haar school werd vernietigd.
Toen de situatie was verbeterd, keerden zij terug en Malala en haar vader Ziauddin, die een
meisjesschool leidde, bleven ondanks bedreigingen pleiten voor meisjesonderwijs. Malala
gebruikte een donatie om een schoolbus te kopen, dezelfde bus waar zij in zat toen ze werd
neergeschoten, een aanslag waarbij ook twee andere meisjes gewond raakten en die werd
opgeëist door de Taliban.
Malala overleefde en is een toegewijd pleitbezorger van meisjesonderwijs, medeoprichter
van het Malalafonds en lid van het crisiscomité voor jeugdonderwijs, dat is opgezet door de
speciale gezant van de VN voor mondiaal onderwijs, Gordon Brown. Volgens Brown zullen bij
het huidige tempo alle meisjes pas naar school gaan in 2086 en niet in 2015, zoals beloofd in de
millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.
„Volgens de islam is het meisjes toegestaan onderwijs te volgen. Het is de plicht en
verantwoordelijkheid van ieder persoon, ongeacht of het een jongen of een meisje is, om
onderwijs te volgen en kennis te vergaren”, aldus Malala.
De VN hebben 12 juli, haar geboortedag, omgedoopt tot Malaladag. In 2014 bracht ze deze dag
in Nigeria door waar ze een ontmoeting had met de schoolmeisjes die waren ontsnapt na een
ontvoering door Boko Haram in Chibok evenals met de families van de 219 nog steeds ontvoerde
meisjes. Ze riep hierbij op tot meer actie van president Jonathan. Ze betuigde tevens haar
solidariteit met de kinderen in de conflictgebieden Syrië en Gaza.
2012
NASRIN
SOTOUDEH
NASRIN SOTOUDEH
is een Iraanse mensenrechtenadvocaat en een van de
weinigen die in 2009 tijdens massaprotesten opgepakte andersdenkenden verdedigde en die de
verdediging voerde in andere in het oog springende politieke en mensenrechtenzaken, alvorens
zij in 2010 zelf werd gearresteerd.
Toen zij in 2012 de Sacharovprijs kreeg toegekend, zat zij een gevangenisstraf van zes jaar uit en
bevond ze zich in eenzame opsluiting in de beruchte Evin-gevangenis van Iran, waar zij al zeven
weken in hongerstaking was uit protest tegen de gerechtelijke druk op haar familie.
Haar bijzonder zwakke en broze gezondheidstoestand ten spijt vond ze de kracht om een
memorabele boodschap aan het Europees Parlement te sturen, die door haar vriendin, collega
en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede Shirin Ebadi tijdens de uitreikingsceremonie werd
voorgelezen.
„Het verhaal van de mensenrechten, en de mechanismen om de eerbiediging ervan te
waarborgen, is een lang verhaal, waarvan de verwezenlijking nog steeds grotendeels afhangt
van de intenties van regeringen, die de grootste schenders van mensenrechten zijn.” Sotoudeh
noemde mensenrechtenschendingen als de belangrijkste oorzaak van de golf van revoluties die
het Midden-Oosten overspoelt. Tegen mensenrechtenverdedigers en politieke gevangenen zei
ze: „Net als jullie weet ik dat de weg naar democratie lang en moeilijk is”.
In september 2013 werd zij onverwachts vrijgelaten, een geste die door Voorzitter Schulz werd
verwelkomd als „een belangrijk positief signaal van de Iraanse autoriteiten”, met name van de
recent gekozen president Rouhani.
In december 2013 ontmoette ze de delegatie van het Europees Parlement die voor het eerst in
zes jaar Iran bezocht. Sotoudeh vroeg aandacht voor politieke gevangenen en hekelde processen
voor revolutionaire in plaats van strafrechtelijke rechtbanken als niet-transparant. Ze verzocht
de delegatie om deze kwestie bij de Iraanse autoriteiten aan de orde te stellen. De delegatie
kreeg te horen dat de revolutionaire rechtbanken waren ingesteld om misdaden tegen de
staat te berechten en dat derhalve geen veranderingen mogelijk waren. De ontmoeting van
Sotoudeh met de delegatie veroorzaakte ophef onder Iraanse hardliners die haar en Jafar Panahi
beschuldigden van opruiing.
Ze zet haar pleidooi voor mensenrechten, vrouwenrechten en fundamentele vrijheden voort. Zij
vecht tegen de haar in 2014 opgelegde uitsluiting van het recht de advocatuur te beoefenen, een
carrière waar zij jaren voor heeft gevochten en waarbij zij aanvankelijk minderjarigen verdedigde
om te voorkomen dat zij de doodstraf kregen, een zaak waar zij zich nog altijd voor inzet.
In juli 2014, toen de oorlog in Gaza uitbrak, lanceerde Sotoudeh op sociale media de campagne
Stop Killing Your Fellow Beings. Zij kan niet naar het Parlement komen om de haar toegekende
Sacharovprijs in ontvangst te nemen of om de activiteiten van het Sacharovprijsnetwerk bij
te wonen, aangezien ze Iran nog altijd niet mag verlaten. Op de conferentie van 2013 werd ze
vertegenwoordigd door Ebadi.
Sotoudeh wil in Iran blijven en van binnenuit voor hervormingen strijden.
2012
JAFAR
PANAHI
JAFAR PANAHI
is een met prijzen bekroonde filmmaker die de komende twintig
jaar geen films meer mag maken.
Als openlijke aanhanger van de zogeheten „groene beweging”, een Iraanse oppositiebeweging,
en vanwege de kritiek die hij uitte op voormalig president Ahmadinejad, werd hij veroordeeld
tot zes jaar cel wegens „propaganda tegen de Islamitische Republiek”. Het vonnis wacht evenwel
nog op uitvoering: Panahi zit niet in de gevangenis, maar kan ieder moment worden vastgezet.
Hij werd in 2010 gearresteerd toen hij heimelijk een film maakte over de mislukte revolte van de
groene beweging in 2009. Hoewel hij na drie maanden als gevolg van internationale protesten
en een hongerstaking werd vrijgelaten, werd hij vervolgens veroordeeld tot een gevangenisstraf
en kreeg hij een verbod opgelegd om films te maken, te reizen en met de media te praten.
Hij vertelde de delegatie van het Europees Parlement die in 2013 een bezoek bracht aan Iran dat
zijn getuigenis en die van zijn advocaat tijdens zijn proces zijn genegeerd en dat het vonnis van
tevoren vaststond. Hij waarschuwde de delegatie dat mensenrechtenkwesties worden vergeten
nu de wereld zich concentreert op de nucleaire overeenkomst met Iran, en sprak de overtuiging
uit dat de repressie in Iran zal toenemen zodra de sancties worden opgeheven. Volgens Panahi
geldt de flexibiliteit van het nieuwe Iraanse leiderschap alleen voor buitenlandse en niet
voor binnenlandse aangelegenheden en staan de pers, gevangenen en het culturele leven
onverminderd onder druk.
In een interview dat hij in juli 2014 ondanks het hem opgelegde verbod gaf, zei hij dat het voelt
alsof hij uit een kleine gevangenis is vrijgelaten, alleen om vervolgens in een grotere gevangenis
te worden opgesloten toen hem werd verboden te werken.
Hij heeft dit verbod op het maken van films niettemin twee keer geschonden. In 2011 nam hij
in zijn huis in Teheran This is not a Film op, waarin te zien is hoe hij aan de keukentafel met zijn
advocaat praat, in afwachting van zijn opsluiting. In 2014 liet hij opnieuw van zich horen met de
film Closed Curtain waarin een scenarioschrijver samen met zijn hond in een huis aan zee woont,
met de gordijnen dicht.
Panahi ziet zichzelf niet als een politiek figuur, maar als iemand die bereid is onrechtvaardigheid
aan de kaak te stellen. Hij heeft zich uitgesproken tegen censuur in Iran en kritiek geuit op
president Rouhani omdat hij zijn verkiezingsbeloften daaromtrent niet heeft ingelost. Daarnaast
heeft hij de Step by Step-campagne opgezet met als doel een einde te maken aan de doodstraf
in Iran.
Hij kan geen bezoek afleggen aan het Europees Parlement, maar werd tijdens de
uitreikingsceremonie vertegenwoordigd door zijn dochter Solmaz en de filmregisseurs CostaGavras en Serge Toubiana, en tijdens de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 door
FIDH-voorzitter Karim Lahidji.
2011
MOHAMED
BOUAZIZI
(1984-2011) was de katalysator van de Jasmijnrevolutie in Tunesië en een inspiratie voor de prodemocratische beweging die zich in 2011 over
het Midden-Oosten en Noord-Afrika verspreidde, beter bekend als de Arabische lente.
MOHAMED BOUAZIZI
Bouazizi was nog steeds in leven, worstelend met de dood en van top tot teen omwikkeld met
verband, toen het regime van president Zine al-Abidine Ben Ali, aan de macht sinds 1987, begon
te wankelen.
Bouazizi, een hardwerkende man uit een arme familie, was sinds zijn tiende, als fruitverkoper op
de markt, de belangrijkste kostwinner van zijn gezin. Hij verliet de school toen hij negentien was
om het onderwijs van zijn jongere broers en zussen te bekostigen.
Tien dagen na Bouazizi’s dood werd Ben Ali gedwongen af te treden en het land te verlaten,
terwijl betogers door de straten van Tunis marcheerden, velen van hen met een beeltenis van
Bouazizi in hun handen.
Hij stierf op 4 januari 2011, op 26-jarige leeftijd, nadat hij zichzelf in brand had gestoken uit
protest tegen een systeem dat hem belette om op een fatsoenlijke wijze in zijn levensonderhoud
te voorzien. Bouazizi was vaak het slachtoffer geweest van Tunesische wetshandhavers die hem
boetes gaven, zijn productie en weegschalen in beslag namen en hem, bij de laatste gelegenheid,
zelfs tegen de grond werkten. Zijn familie gelooft dat het de vernedering en niet de armoede was
die hem ertoe heeft gebracht zichzelf in brand te steken, nadat hij, zonder resultaat, zijn recht
was gaan halen. Bouazizi overgoot zichzelf met benzine en stak zich in brand buiten de poorten
van een overheidsgebouw in het stadje Sidi Bouzid. Deze daad van een geliefde man, die erom
bekendstond gratis producten weg te geven aan de armere families en wiens benarde situatie
herkenbaar was voor vele anderen, leidde tot protesten die zich snel verspreidden. Tunesiërs van
alle rangen en standen gingen de straat op om te demonstreren tegen een corrupt regime, hoge
werkloosheid en beperkingen van hun vrijheid.
Zijn familie vindt troost in de gedachte dat zijn dood niet voor niets is geweest; zijn actie
mondde uit in de zogeheten „volksrevolutie” en veroorzaakte een schokgolf onder despotische
regeringen in Tunesië en elders in de Arabische wereld. De daad van Bouazizi deed het bewustzijn
onder Arabische jongeren groeien dat zij hun frustraties konden uiten en konden vechten voor
hun waardigheid wanneer zij geconfronteerd werden met onrechtvaardigheid, corruptie en
autocratisch bestuur.
De Arabische lente en haar aanvankelijke optimisme zijn tot stilstand gekomen en sommige
van de geboekte vorderingen zijn teruggedraaid, maar in haar geboorteplaats, het Tunesië van
Bouazizi, werd in 2014 een democratische grondwet aangenomen en zullen voor het einde van
het jaar parlements- en presidentsverkiezingen plaatsvinden.
2011
ALI
FERZAT
ALI FERZAT
is de bekendste politieke satiricus en cartoonist van Syrië, en een van
de beroemdste culturele figuren van de Arabische wereld. Ferzat, geboren in 1941 in Hama,
publiceerde meer dan 15 000 cartoons in Syrische en internationale kranten en won prijzen voor
zijn satires op dictators als Saddam Hoessein en Muammar Kadhafi toen die over respectievelijk
Irak en Libië heersten. Met zijn werk zocht hij de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in
Syrië op door de veiligheidstroepen op de korrel te nemen en door, toen de Arabische lente Syrië
in 2011 bereikte, directer te worden in zijn aanvallen op regeringsfunctionarissen, met name
president Bashar al-Assad. Syriërs die in de straten tegen het regime demonstreerden, zwaaiden
met zijn cartoons. Nadat hij een cartoon had gepubliceerd van al-Assad die probeert mee te liften
met de Libische dictator Muammar Kadhafi, afgebeeld in een hard rijdende vluchtauto, werd hij
op het Umayyadplein in Damascus aangevallen en ernstig in elkaar geslagen door gemaskerde
mannen die opzettelijk zijn handen braken, terwijl ze hem toeschreeuwden dat hij respect moest
tonen voor president al-Assad en zijn heersers diende te gehoorzamen. Bewusteloos geslagen
werd hij in een auto gegooid en meegenomen en er vervolgens uit geduwd om voor dood op
straat te worden achtergelaten.
Ali Ferzat herstelde niet alleen van de verwondingen aan zijn handen, maar doorbrak ook de
muur van angst om in woorden en met zijn kunst een van de meest uitgesproken critici van het
regime te worden.
Aangezien hij de uitreiking van de Sacharovprijs in 2011 niet kon bijwonen omdat hij in Koeweit
werd behandeld aan zijn verwondingen, ontving hij de prijs in 2012 tijdens het openbare debat
van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement, waar hij, samen met andere Arabische
lente-laureaten en de Voorzitter van het Parlement, discussieerde over de revolutie in Syrië en
de toekomst van de democratie na het ontwaken van de bevolking in diverse Arabische landen.
Als laureaat van de Sacharovprijs sprak hij in 2012 de eerste editie van het door de Raad van
Europa opgerichte wereldforum voor democratie toe. In datzelfde jaar werd hij door het Timemagazine verkozen tot een van de honderd invloedrijkste mensen ter wereld. Hij heeft diverse
mensenrechtenprijzen gewonnen en is het hoofd van de Arabische vereniging van cartoonisten.
In 2014 was Ferzat de hoofdspreker van het Sacharovprijsnetwerk op het One World Human
Rights Film Festival in Praag, waar hij ontmoetingen had met regeringsvertegenwoordigers,
media en ngo’s, en waar hij het debat over het Syrische conflict terugbracht tot de kern van
de tragedie: achter het voortdurende conflict dat honderdduizenden doden heeft geëist
en miljoenen mensen op de vlucht heeft doen slaan, bevinden zich de vergeten menselijke
verlangens naar waardigheid en vrijheid.
2011
ASMAA
MAHFOUZ
ASMAA MAHFOUZ
is een Egyptische mensenrechtenactivist en een van de
medeoprichters van de 6 april-beweging. Toen Egypte de Arabische lente in 2011 omarmde,
trotseerde zij dapper de onderdrukking van activisten door het regime van Hosni Mubarak en
riep zij de Egyptenaren via de sociale media op om hun vrijheid, waardigheid en mensenrechten
op te eisen door op 25 januari 2011 vreedzaam te demonstreren op het Tahrirplein. Het filmpje
werd zo’n 80 000 keer bekeken en gaf aanleiding tot een ware golf aan soortgelijke filmpjes,
waardoor honderdduizenden mensen het Tahrirplein bezetten en eisten dat Hosni Mubarak een
einde zou maken aan zijn dertig jaar durende heerschappij over Egypte, wat op 11 februari 2012
ook gebeurde.
Bij de aanvaarding van de Sacharovprijs noemde Asmaa Mahfouz de prijs een „eerbetoon aan
alle helden van de revolutie. Dit is een prijs voor alle jonge Egyptenaren, mensen die hun leven
hebben opgeofferd”, zo verklaarde zij en ze voegde eraan toe dat „wij hen niet zullen verraden,
we zullen op de weg die zij zijn ingeslagen verdergaan en we willen ervoor zorgen dat deze
droom in vervulling gaat”.
Ze was een van de belangrijkste sprekers tijdens het debat van het Sacharovprijsnetwerk in het
Europees Parlement en op de eerste editie van het wereldforum voor democratie van de Raad
van Europa in oktober 2012, waar ze haar licht liet schijnen over de evolutie van de situatie in
Egypte na de revolutie.
In 2014, nadat Egypte een voormalige legerleider, Abdel Fattah al-Sisi, tot president van het
land had verkozen na de afzetting van de islamistische president Mohammed Mursi in 2013,
meldde Mahfouz dat ze in toenemende mate blootstond aan geweld, bedreigingen en toezicht.
De aanvankelijk uitsluitend tegen de Moslimbroederschap gerichte strafmaatregelen van de
autoriteiten verbreedden zich en richtten zich tevens tegen kritische stemmen en bekende
iconen van de 25 januari-revolutie, met name tegen de 6 april-activisten. Mahfouz meldde
dat zij en medeactivisten in de media werden afgeschilderd als buitenlandse agenten en als
een bedreiging voor de nationale veiligheid, met als gevolg dat mensen op straat haar verbaal
aanvielen.
In april 2014 verbood een Egyptische rechtbank de 6 april-jongerenbeweging. Drie van de
leiders van de linkse beweging, Ahmed Maher, Mohammed Adel en Ahmed Douma, zitten een
gevangenisstraf van drie jaar uit wegens onder meer illegaal demonstreren, op grond van de
nieuwe restrictieve demonstratiewet, terwijl een vierde, Alaa Abdel Fattah, tot vijftien jaar
gevangenisstraf werd veroordeeld. Dit leidde tot ontsteltenis bij EP-Voorzitter Schulz en Asmaa
Mahfouz zelf, die twitterde: „Vijftien jaar voor demonstreren? En degenen die gemoord hebben
dan? Er zal nooit een staat zijn zolang dit voortduurt.”
2011
AHMED
EL ZUBER
EL SENUSSI
AHMED EL SENUSSI
, geboren in 1934, was de langst vastzittende gewetensbezwaarde van Libië. Hij is familie van Idris, de enige koning van Libië, die in 1969 door kolonel
Muammar Kadhafi werd afgezet.
El Senussi werd beschuldigd van samenzwering en deelname aan een mislukte staatsgreep
tegen Kadhafi in 1970 en verbleef 31 jaar in de gevangenis, waarvan negen in eenzame
opsluiting en in een cel die zo klein was dat hij er niet rechtop kon staan. In augustus 2001 werd
hij vrijgelaten, samen met tientallen andere politieke gevangenen.
Toen een door de NAVO ondersteunde volksopstand de Libische dictator in 2011 omverwierp,
nam de Nationale Overgangsraad het bestuur van het land over en El Senussi werd lid van de
raad, verantwoordelijk voor politieke gevangenen. Ondanks verkiezingen bleven wetteloosheid
en instabiliteit evenwel de boventoon voeren in de Libische politiek, waarbij facties wedijverden
om de controle over wapens.
In El Senussi’s thuisbasis Benghazi, die gedurende het bewind van Kadhafi buitenspel stond,
bestaat veel steun voor federalisme, een staatsvorm die gedurende het grootste gedeelte van de
heerschappij van koning Idris in Libië bestond. In 2012 kwamen 3 000 vertegenwoordigers van
de regio in Benghazi bijeen om de overgangsraad van Cyrenaica te vormen. El Senussi werd tot
leider van deze overgangsraad benoemd. De overgangsraad van Cyrenaica pleitte voor een grote
mate van autonomie voor de regio, maar zei de Nationale Overgangsraad te aanvaarden als het
symbool van de eenheid van Libië en als de legitieme vertegenwoordiger in de internationale
arena. De overgangsraad van Cyrenaica heeft geen rechtskracht en wordt niet ondersteund door
milities zoals wel het geval is bij de andere belangrijkste federalistische groepering in Benghazi,
het politiek bureau van Cyrenaica. Dit wordt geleid door Ibrahim Jadhran, die een parallelle
regering wil installeren en van wie El Senussi zich heeft gedistantieerd.
El Senussi en de door hem geleide tribale aanvoerders pleiten voor federalisme door middel van
de nieuwe grondwet.
Tijdens het debat van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement in 2012, sprak hij
met Voorzitter Schulz, Asmaa Mahfouz en Ali Ferzat over de nasleep van de revolutie en het
gewapende conflict in Libië en de toekomst van de democratie in Arabische landen na de
Arabische lente. Tijdens de eerste editie van het wereldforum voor democratie van de Raad
van Europa wees El Senussi op het ontbreken van een effectieve overheid in Libië en weerlegde
hij de beschuldigingen van verraad die tegen hem werden geuit na zijn oproep voor een
federaal systeem. Volgens hem zijn deze beschuldigingen een poging zijn voorstel verkeerd
te interpreteren en de reputatie te bezoedelen van degenen die de situatie willen verbeteren.
El Senussi nam deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013.
2011
RAZAN
ZAITOUNEH
RAZAN ZAITOUNEH
is een Syrische journalist en mensenrechtenadvocaat die
op 9 december 2013 werd ontvoerd in een door rebellen gecontroleerd gebied in de voorsteden
van Damascus. Ze wordt nog steeds vermist. Men denkt dat het goed met haar gaat, maar het
is vooralsnog onbekend waar zij verblijft en wie haar gevangen hebben genomen. Zaitouneh
stelde op moedige wijze mensenrechtenschendingen door zowel het regime in Damascus als
strijders van de rebellen aan de kaak, ondanks de bedreigingen aan haar adres. Zij werd ontvoerd
samen met haar echtgenoot en medeactivist Wael Hamada en twee collega’s, de dichter en
advocaat Nazem Hamadi en de voormalige politieke gevangene Samira Khalil, uit het kantoor
van twee groepen die zij heeft opgericht, het documentatiecentrum van schendingen en het
ondersteuningsbureau voor lokale ontwikkeling en kleine projecten, in Douma.
Zaitouneh is een van de meest prominente en geloofwaardige burgeractivisten van de Syrische
revolutie. Haar ontvoering wordt door Syrische commentatoren beschouwd als een bepalende
stap in de scheiding die zich in Syrië aftekent tussen de civiele krachten en de extremisten, en
een gebeurtenis die de Syrische revolutie de genadeslag heeft toegebracht.
ONTVOERD IN DECEMBER 2013
Haar familie heeft aangedrongen op internationale hulp om haar en haar collega’s te vinden.
„Wij, de familie van Razan Zaitouneh, de mensenrechtenactivist, de advocaat, de schrijver en,
bovenal, de persoon, geven deze verklaring af meer dan drie maanden na haar opzettelijke
ontvoering waarvoor geen enkele partij de verantwoordelijkheid heeft opgeëist, en
waaromtrent geen enkele partij een verklaring of een verzoek heeft uitgevaardigd, in een
duidelijke poging om tijd te kopen en de vrije stem van onze dochter en haar collega’s het zwijgen
op te leggen, om hen ervan te weerhouden te schrijven en om hun vrijheid van meningsuiting
te belemmeren”, zo verklaarde de familie in een in april 2014 uitgevaardigde verklaring die door
het documentatiecentrum van schendingen werd gepubliceerd.
Activisten en politici vanuit de hele wereld hebben op haar vrijlating aangedrongen, met
inbegrip van Voorzitter Schulz. „Uit naam van het Europees Parlement roep ik op tot hun
onmiddellijke vrijlating … Haar leven werd bedreigd door het regime en door rebellengroepen
vanwege de persoon die ze was, een dappere jonge vrouw die weigert compromissen te sluiten
en vreedzaam blijft strijden voor democratie en een vrij Syrië.”
Vijfenveertig ngo’s, waaronder het met de Sacharovprijs bekroonde Verslaggevers zonder
Grenzen, hebben gezamenlijk opgeroepen tot haar vrijlating en de vrijlating van de activisten
die gelijktijdig met haar zijn ontvoerd.
Toen zij de prijs in 2011 kreeg toegekend, leefde ze ondergedoken na een inval in haar huis door
veiligheidsagenten van de staat. Haar deel van het aan de Sacharovprijs verbonden geldbedrag
werd in dienst gesteld van het redden van het leven van een medeactivist die was getroffen bij
een tankbeschieting.
2010
GUILLERMO
FARIÑAS
GUILLERMO FARIÑAS
, doctor in de psychologie, onafhankelijk journalist,
politiek dissident en momenteel woordvoerder van de oppositiepartij Unión Patriótica de Cuba,
is in de loop der jaren 23 keer in hongerstaking gegaan om langs vreedzame weg politieke
verandering en vrijheid van meningsuiting in Cuba te bewerkstelligen.
Als journalist richtte hij het onafhankelijke persbureau Cubanacán Press op om de rest van
de wereld te informeren over het lot van politieke gevangenen in Cuba, maar de autoriteiten
dwongen hem uiteindelijk het persbureau te sluiten.
In februari 2010, na de controversiële dood van Orlando Zapata, begon Fariñas een hongerstaking
die 130 dagen duurde en waarmee hij opriep tot de vrijlating van politieke gevangenen
die, na jaren van gevangenschap, ziek waren geworden. Hij beëindigde zijn hongerstaking
pas in juli 2010, nadat de Cubaanse regering de vrijlating van 52 politieke gevangenen had
aangekondigd.
Guillermo Fariñas kon niet aanwezig zijn bij de uitreiking van de Sacharovprijs van 2010 in het
Europees Parlement omdat hij Cuba niet mocht verlaten. In juli 2012 werd hij gearresteerd op de
begrafenis van een andere winnaar van de Sacharovprijs, de Cubaanse dissident Oswaldo Payá,
en korte tijd later weer vrijgelaten.
Nadat de Cubaanse regering de reisbeperkingen voor Cubanen had versoepeld en na de
terugkeer van de Damas de Blanco („Dames in het Wit”) naar Cuba na hun bezoek aan het
Europees Parlement, sprak Guillermo Fariñas in juli 2013 alsnog het Europees Parlement toe
tijdens een verlate uitreiking van zijn Sacharovprijs.
„Ik ben hier vandaag niet omdat de situatie wezenlijk is veranderd, maar vanwege de realiteiten
van de moderne wereld en boven alles vanwege het groeiende burgerverzet door de Cubanen,
dat het regime heeft gedwongen om „iets te veranderen, zodat alles hetzelfde blijft”, zoals de
legendarische prins Don Fabrizio zegt in Il Gattopardo”, zei Fariñas in zijn aanvaardingsrede.
Fariñas nam actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 alsook aan
het debat van het wereldforum voor democratie over „oplossingsjournalistiek in actie”, waarbij
hij benadrukte dat journalisten „hun werk zullen voortzetten zodat de mensen in Cuba weten
wat er gebeurt”. In 2014 werd hij herhaaldelijk gearresteerd en gedurende korte perioden
vastgehouden, bedreigd met de dood en opsluiting in een psychiatrische kliniek, geslagen en
opgenomen in het ziekenhuis.
2009
MEMORIAL
Aleksejeva, geboren in 1927, leidt de Moscow Helsinki Group en is een van de weinige dissidenten
uit de Sovjettijd die nog steeds actief zijn in het huidige Rusland. Zij verwierf bekendheid met
haar campagnes voor eerlijke processen voor dissidenten.
Oleg Orlov is sinds 1994 een van de leiders van Memorial en tevens lid van de raad van bestuur.
In 2014 verzamelde hij bewijs over ontvoeringen in het oosten van Oekraïne, waar pro-Russische
separatisten vochten met het Oekraïense leger. Hij stelde vast dat deze praktijk vergelijkbaar
was met de ontvoeringen die Memorial decennia lang documenteerde tijdens de twee oorlogen
in Tsjetsjenië, waar hij zelf werd gekidnapt.
OLEG ORLOV, SERGEJ KOVALEV en LOEDMILLA
ALEKSEJEVA de Sacharovprijs namens Memorial en alle andere mensenrechtenverdedigers in Rusland.
In 2009 ontvingen
Memorial werd opgericht in 1988 met als doel mensenrechtenschendingen in voormalige Sovjetrepublieken te volgen en
openbaar te maken. Een van de oprichters was Andrej Sacharov, die, samen met Loedmilla Aleksejeva, tevens de Moscow Helsinki
Group oprichtte.
Sergej Kovalev, de huidige voorzitter van de Russische tak van Memorial, verwierf bekendheid
wegens de door hem in 1995 bewerkstelligde vrijlating van circa 2 000 mensen die werden
gegijzeld in het ziekenhuis van Boedjonnovsk door Tsjetsjeense rebellen. Het was de enige
keer dat een terroristische actie in Rusland niet resulteerde in een groot aantal doden onder de
gijzelaars. Hij beschuldigt Rusland ervan zich te mengen in Oekraïense interne aangelegenheden
en een burgeroorlog uit te lokken en is blij te zien dat „geciviliseerde landen zijn afgestapt van
hun gebruikelijke onverschilligheid” die Poetin volgens hem heeft leren benutten.
Reeds jarenlang worden leden en naaste medewerkers van Memorial bedreigd, ontvoerd
en zelfs vermoord. In 2014 werd Memorial door de Russische autoriteiten geregistreerd als
„buitenlandse agent”, nadat wijzigingen waren aangebracht op een in 2012 ingevoerde wet
zodat de autoriteiten ngo’s die financiering uit het buitenland ontvangen mogen registreren als
„buitenlandse agenten” zonder hiervoor hun toestemming te hoeven verkrijgen.
Honderden ngo’s zijn door deze wet getroffen en geen enkele ngo liet zich vrijwillig als
„buitenlandse agent” registreren aangezien dit in Rusland synoniem is voor „spion”, zo verklaarde
Kirill Koroteev, senior jurist bij Memorial, ten overstaan van de Subcommissie mensenrechten
van het Europees Parlement. Orlov kon de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 niet
bijwonen omdat hij bezig was de wet bij de rechter aan te vechten, maar Memorial verloor de
zaak en het daaropvolgende hoger beroep.
Memorial en andere ngo’s zetten deze strijd nu voort bij het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens. Ook de Moscow Helsinki Group weigerde zich als een „buitenlandse agent” te registreren
en Aleksejeva verklaarde dat de organisatie haar inspanningen voor de mensenrechten zonder
buitenlandse financiering zou voortzetten.
Orlov sprak tijdens de debatten op het One World Film Festival van het Sacharovprijsnetwerk
in 2014 over foltering in Rusland, terwijl Koroteev Memorial vertegenwoordigde op het Europees
jongerenevenement.
2008
HU
JIA
Sinds het Europees Parlement hem de twintigste Sacharovprijs toekende voor zijn aanhoudende
verzoeken tot een officieel onderzoek naar het bloedbad op het Tiananmenplein en compensatie
voor de families van de slachtoffers, zijn milieuactivisme en zijn inspanningen tegen aids, is de
Chinese dissident
gevangengezet en weer vrijgelaten. In 2014 heeft Hu Jia opnieuw
perioden van huisarrest opgelegd gekregen. In feite wordt hij ieder jaar rond de herdenking
op 4 juni van het bloedbad op het Tiananmenplein onder huisarrest gesteld, sinds hij in 2004
bloemen neerlegde op het plein. Sinds 2 juli 2004 staat zijn huis in Beijing 24 uur per dag, elke
dag, onder bewaking. Soms krijgt hij geen toestemming om voedsel of medicijnen te kopen.
HU JIA
In 2007 had hij de moed om via een conference call te getuigen voor de Subcommissie
mensenrechten van het Europees Parlement, waarbij hij aandacht vroeg voor de miljoenen
mensen die door het Chinese ministerie van Nationale Veiligheid worden vervolgd omdat ze voor
eerbiediging van de mensenrechten strijden. Velen worden vastgehouden in gevangenissen,
werkkampen en psychiatrische inrichtingen.
Als direct resultaat daarvan werd Hu Jia op 27 december 2007 gearresteerd op verdenking van
„het oproepen tot de ontwrichting van het staatsgezag” en op 3 april 2008 veroordeeld tot een
gevangenisstraf van drieënhalf jaar en ontzegging van zijn politieke rechten gedurende een jaar.
Toen hij de Sacharovprijs kreeg toegekend, werd hij door de staatsveiligheidspolitie onder druk
gezet om deze te weigeren.
Hu Jia aanvaardde de Sacharovprijs echter moedig en noemde de prijs „belangrijk voor China”. In
een brief aan de Voorzitter van het Europees Parlement van juli 2012 zei Hu Jia dat de toekenning
van prijs „werkelijk een grote eer” was die „een bemoediging vormde en de wijze waarop ik in de
gevangenis werd behandeld sterk heeft verbeterd”.
In juni 2011 werd hij vrijgelaten, waarna hij probeerde een mensenrechten-ngo op te richten,
maar de leden ervan werden gearresteerd. Hij leidt nu een netwerk van burgers die in politieke
vergaderingen bijeenkomen. Hij is ook de coördinator van de „blote-voeten-advocaten”, een
informele groep van juridisch adviseurs die mensenrechtenactivisten in China verdedigen.
De verklaring van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de 25e verjaardag van de prijs bevatte een
oproep „aan de Chinese autoriteiten om een einde te maken aan de veelvuldige beperkingen die
Sacharovprijswinnaar Hu Jia krijgt opgelegd”. Hu Jia was wegens de beperking van zijn vrijheid
door de Chinese autoriteiten niet in staat de bijeenkomst bij te wonen en werd vertegenwoordigd
door zijn vrouw en genomineerde voor de Sacharovprijs, Zeng Jinyan, die aandacht vroeg voor
de benarde omstandigheden van politieke gevangenen en hun familieleden. In 2014 namen de
bedreigingen en intimidatie aan het adres van Hu Jia dusdanige vormen aan dat hij inmiddels
het gevoel heeft te moeten vrezen voor zijn leven.
2007
SALIH MAHMOUD
MOHAMED OSMAN
SALIH MAHMOUD MOHAMED OSMAN
verleende al meer
dan twintig jaar kosteloze juridische bijstand aan personen die willekeurig waren gedetineerd,
gefolterd en onderworpen aan schendingen van de mensenrechten in Sudan toen het Europees
Parlement hem in 2007 unaniem de Sacharovprijs toekende.
„Ik ben geboren in Darfur, in Jebel Marra. Ik werk al vele jaren als advocaat in Darfur. Ik ben
vanwege mijn werk in de gevangenis beland en gemarteld. Leden van mijn familie zijn
gemarteld en uit hun huizen verjaagd door de milities in Darfur. Ik heb in al die jaren in mijn
werk duizenden mensen vertegenwoordigd die mijn hulp nodig hadden in de rechtbank. Ik heb
duizenden mensen gezien die waren gemarteld; ik heb honderden vrouwen en jonge meisjes
gezien die het slachtoffer waren geworden van seksueel misbruik”, zei Salih Osman in het
Europees Parlement bij het in ontvangst nemen van zijn prijs.
Osman heeft een lijst gemaakt van de misdaden die hebben plaatsgevonden en is actief
betrokken bij de bescherming van de 3,2 miljoen Sudanezen die uit hun huizen zijn verdreven
door de voortdurende gevechten in Sudan.
Hij blijft aandacht vragen voor een conflict dat, sinds het uitbreken ervan in Jebel Marra in 2003, al
langer dan tien jaar voortduurt, en dat door de VN is beschreven als een van de ergste humanitaire
situaties ter wereld. Ondanks zware internationale druk en pogingen tot bemiddeling is er nog
steeds geen alomvattend vredesakkoord ondertekend tussen alle strijdende partijen, terwijl
rebellengroepen zich nu verenigen en een in toenemende mate nationale agenda nastreven.
Osman benadrukt dat de oorzaken die de oorlog deden ontbranden, met inbegrip van
landonteigening en politieke marginalisering, niet alleen nog steeds niet zijn opgelost, maar
zijn verergerd door andere niet-ingewilligde eisen om nationale wetgeving in overeenstemming
te brengen met internationale normen en om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te
waarborgen.
Osman, die tussen 2005 en 2010 voor de oppositie lid was van het Sudanese parlement, is een
ferm medestander van het Internationaal Strafhof aangezien „Afrikanen nergens terechtkunnen
voor gerechtigheid en compensatie wegens het ontbreken van adequate rechtssystemen in
Afrika”. Hij verklaarde dit ten overstaan van vertegenwoordigers van EU-instellingen, het
Internationaal Strafhof en meer dan 200 maatschappelijke organisaties die in 2013 deelnamen
aan het EU-NGO Forum, waar hij als Sacharovprijswinnaar een toespraak hield.
Tijdens de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 pleitte hij ervoor een veroordeling
van straffeloosheid en foltering op te nemen in de slotverklaring.
2006
ALJAKSANDR
MILINKEVITSJ
ALJAKSANDR MILINKEVITSJ
is een leider van de democratische
oppositionele Beweging voor Vrijheid in Belarus die „de moed had om de laatste dictator
in Europa uit te dagen”, zoals de toenmalige Voorzitter van het Europees Parlement, Borrell
Fontelles, stelde toen hij hem de Sacharovprijs uitreikte.
Milinkevitsj, een wetenschapper, werd in oktober 2005 gekozen tot de gezamenlijke
presidentskandidaat van de Verenigde Democratische Oppositie. Hij riep in die hoedanigheid
op tot een daadwerkelijk democratische toekomst en presenteerde zichzelf als een wezenlijk
alternatief voor president Loekasjenko, wiens verkiezingszege ernstig in twijfel werd getrokken
door de oppositie in Belarus en het buitenland en die werd beschuldigd van het knoeien met
stemmen. Na de verkiezingen werd Milinkevitsj op basis van verschillende voorwendsels
gearresteerd, maar er werd geen aanklacht tegen hem ingediend.
Milinkevitsj was geen kandidaat bij de presidentsverkiezingen van 2010, omdat hij van mening
was dat de nationale kieswet niet was gewijzigd en eerlijke, vrije en open verkiezingen niet
mogelijk waren. Loekasjenko is nog altijd aan de macht en de mensenrechtensituatie in Belarus
is verder verslechterd na de verkiezingen van 2010, onder meer door de bekrachtiging van een
wet die vermeend kritisch gedrag ten aanzien van de staat strafbaar stelt, terwijl het monddood
maken en gevangen zetten van journalisten, activisten en andere critici van het huidige regime
doorgaat. Maatschappelijke activisten vrezen de invoering van een „buitenlandse agenten”wet, vergelijkbaar met die in Rusland, hoewel Loekasjenko zich van het Kremlin lijkt te willen
distantiëren na de annexatie van de Krim door Rusland in 2014.
Milinkevitsj sprak zijn vreugde uit over het ongebruikelijke gebruik van het Belarussisch door
Loekasjenko, die gewoonlijk Russisch spreekt, in een toespraak in juli 2014, maar hij benadrukte
tegenover de BBC dat „het vooralsnog slechts een trend betreft, geen strategie”.
Als laureaat van de Sacharovprijs wordt Milinkevitsj geregeld geraadpleegd door parlementaire
organen die zich met Belarus bezighouden en heeft hij deelgenomen aan activiteiten van het
Sacharovprijsnetwerk, waaronder de netwerkconferentie in 2013.
In een door het netwerk georganiseerd debat in Litouwen met Berta Soler, nationale autoriteiten
en leden van het Europees en Litouwse parlement, stelde Milinkevitsj de voortdurende
intimidatie en vernedering van mensenrechtenverdedigers in Belarus door de autoriteiten aan
de kaak. Hij verklaarde zich een voorstander van verdere Europese integratie voor Belarus en van
een kritische en constructieve dialoog met de Belarussische autoriteiten. Dialoog was tevens het
belangrijkste element van de interventies van Milinkevitsj tijdens de openbare debatten op het
One World Film Festival van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement. Hij betoogde
dat de EU zich meer met Belarus zou moeten bezighouden en zo meer vrijheid te verwezenlijken.
Belarus heeft economische bijstand nodig en dit zou, in de ogen van Milinkevitsj, kunnen
worden gebruikt als drukmiddel om een dialoog tussen Belarus en de EU af te dwingen, onder
meer over mensenrechten.
© AFP ImageForum
2005
DAMAS
DE BLANCO
DAMES IN HET WIT DAMAS DE BLANCO
De
of
vormden
in 2003 in Cuba spontaan een groep naar aanleiding van de gevangenneming van 75 van
hun echtgenoten en familieleden tijdens de zwarte lente in Cuba, een bruut optreden van
het Cubaanse regime tegen democratische activisten. Ze hielden marsen door de straten en
schreven een groot aantal brieven aan de Cubaanse autoriteiten waarin ze om de vrijlating van
de gevangenen vroegen, maar waarop ze geen enkel antwoord ontvingen.
De Damas gaven niet op en hun volhardende protesten leverden resultaten op: in maart 2011
werden de laatste twee „zwarte lente”-gevangenen in vrijheid gesteld. De meeste van hen
aanvaardden verbanning naar Spanje, maar een klein aantal van hen verblijft nog altijd in Cuba,
waar zij hun strijd onder moeilijke omstandigheden voortzetten, tegen een hoge persoonlijke
prijs en hand in hand met de onverzettelijke Damas de Blanco.
De Damas lopen nog steeds elke zondag na de mis met bloemen door de straten van Havana in hun
strijd voor sociale rechtvaardigheid in het communistische Cuba. Meer en meer vrouwen hebben
zich bij hen aangesloten, ondanks de problematische communicatie, de fysieke mishandelingen,
de aanhoudingen en de psychologische intimidatie waaraan ze zijn blootgesteld. In juli 2014
werden ongeveer honderd Damas tijdelijk vastgehouden, een ongebruikelijk grootschalige
arrestatie die andere dissidenten deed concluderen dat hun groeiende aantal een bedreiging
voor het Cubaanse regime begint te worden.
In 2013 waren de Damas de Blanco eindelijk in de gelegenheid om de Sacharovprijs die
in 2005 aan hen was toegekend persoonlijk in ontvangst te nemen. Voorzitter Berta Soler en
vertegenwoordigers Belkis Cantillo Ramírez en Laura Maria Labrada Pollán, dochter van de
populaire, in 2011 overleden medeoprichtster van de Damas, Laura Pollán, kregen toestemming
om Cuba te verlaten nadat de Cubaanse autoriteiten in januari de reisbeperkingen voor
burgers hadden versoepeld, en het Europees Parlement toe te spreken, dat hen erkenning had
geschonken voor hun moed en hun inzet voor de mensenrechten.
Berta Soler vergeleek de Sacharovprijs met „een schild” dat de Damas zou beschermen na hun
terugkeer naar Cuba.
Kort na de uitreiking van de Sacharovprijs hebben de Damas de Blanco en andere dissidenten,
waaronder de laureaat van 2010, Guillermo Fariñas, het Internationaal Platform voor
mensenrechten in Cuba opgericht.
Berta Soler vertegenwoordigde de Damas de Blanco op de conferentie van het
Sacharovprijsnetwerk in 2013, waar zij, samen met Guillermo Fariñas en de dochter van
Oswaldo Payá, het netwerk aanspoorde op te roepen tot „de vrijlating van politieke en
gewetensgevangenen in Cuba en elders in de wereld”. Zij nam tevens deel aan het door het
netwerk georganiseerde debat in Litouwen, samen met Aljaksandr Milinkevitsj, en drong er
aanhoudend bij de EU op aan mensenrechten als een voorwaarde op te nemen in eventuele
overeenkomsten met Cuba.
2005
HAUWA
IBRAHIM
HAUWA IBRAHIM
, een sharia-advocaat, werd in 1967 in een moslimfamilie
geboren in een klein, arm dorp in de provincie Gombe in het noorden van Nigeria.
Op haar tiende werd Ibrahim uitgehuwelijkt, maar als eigenzinnig kind en geïnspireerd door de
overtuiging van haar moeder dat onderwijs de enige uitweg uit armoede vormde, liep ze van
huis weg naar een kostschool voor meisjes om haar opleiding voort te zetten. Ze slaagde erin de
eerste vrouwelijke advocaat in haar provincie te worden.
Toen de shariawetgeving in 1999 werd ingevoerd in 12 noordelijke provincies van Nigeria begon
Hauwa Ibrahim met de opbouw van een alleen als buitengewoon te omschrijven praktijk. Zij
vertegenwoordigde onder meer vrouwen die tot dood door steniging waren veroordeeld
wegens overspel en kinderen die waren veroordeeld tot het afhakken van ledematen wegens
diefstal. Ze voerde de verdediging in meer dan 150 zaken en redde daarmee de levens van
Amina Lawal, Safiya Hussaini, Hafsatu Abubakar en vele anderen. Aanvankelijk was het haar,
als vrouw, niet toegestaan de rechter van een shariarechtbank rechtstreeks aan te spreken en
moest zij schriftelijke boodschappen doorgeven aan mannelijke collega’s. Vandaag de dag wordt
ze uitsluitend gevraagd de verdediging op zich te nemen in moeilijke zaken of zaken die om een
„zwaargewicht” vragen; haar faam is gegroeid en de houding ten aanzien van de toepassing van
de sharia, die aanvankelijk niet in twijfel werd getrokken, is veranderd zoals blijkt uit het feit
dat provinciegouverneurs soms weigeren de nu impopulaire doodvonnissen te ondertekenen.
Op grond van haar ervaring werd zij in 2014 door de president van Nigeria, Goodluck Jonathan,
benoemd tot lid van de presidentiële onderzoekscommissie die moest helpen 219 meisjes te
vinden die door de terroristische groepering Boko Haram waren ontvoerd uit Chibok in het
noorden van Nigeria.
Ibrahim heeft onder meer bij het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres aangedrongen
op internationale steun voor de „onopgeloste tragedie” van de ontvoerde meisjes. Ook heeft
zij opgeroepen tot een hardere aanpak van geweld tegen vrouwen, diepe armoede, de hoge
werkloosheid en het gebrek aan kansen op plaatsen waar „religie en religieus extremisme de
gevaarlijke opium voor de wanhopigen worden”.
Ibrahim is er stellig van overtuigd dat onderwijs voor alle kinderen thuis, bij de moeder, begint,
en dat meisjesonderwijs aldus zal bijdragen aan een betere maatschappij als geheel. Zij heeft
het geld van de haar toegekende Sacharovprijs geïnvesteerd in een fonds en gebruikt de rente
ervan voor de bekostiging van onderwijs aan arme kinderen in het noorden van Nigeria, waarbij
ze het schoolgeld en het lesmateriaal rechtstreeks betaalt om ervoor te zorgen dat de kinderen
de middelen hebben om hun school af te maken.
Hauwa Ibrahim heeft actief deelgenomen aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk
in 2013, heeft kinderrechten ter sprake gebracht tijdens de debatten op het One World Film
Festival van het netwerk en heeft een Sacharovlezing gegeven in Ierland.
VERSLAGGEVERS ZONDER GRENZEN is een in Frankrijk
gevestigde internationale ngo die wereldwijd strijdt voor de vrijheid van informatie.
2005
VERSLAGGEVERS
ZONDER GRENZEN
Voor Verslaggevers zonder Grenzen zal de vrijheid van meningsuiting en van informatie
altijd ’s werelds belangrijkste vrijheid zijn en het fundament van iedere democratie. „Indien
journalisten niet vrij zouden zijn om de feiten te verslaan, wantoestanden aan de kaak te stellen
en het publiek te alarmeren, hoe zouden we dan het probleem van kindsoldaten aanpakken,
vrouwenrechten verdedigen of ons milieu beschermen?”, zo betoogt de organisatie.
Verslaggevers zonder Grenzen volgt en rapporteert aanvallen op de vrijheid van informatie
wereldwijd, strijdt tegen censuur en wetgeving die de informatievrijheid beperkt, verleent
morele en financiële steun aan vervolgde journalisten en hun gezinnen en biedt materiële
bijstand aan oorlogscorrespondenten om hun veiligheid te vergroten. Om de censuur te
omzeilen publiceert de organisatie van tijd tot tijd artikelen die in het land van herkomst zijn
verboden, wordt ruimte geboden aan kranten die in hun eigen land gesloten zijn en fungeert zij
als forum voor journalisten die door de autoriteiten van hun land monddood zijn gemaakt. Om
ervoor te zorgen dat moordenaars en folteraars van journalisten worden berecht, voorziet het
netwerk van de organisatie slachtoffers sinds 2002 van juridische bijstand en vertegenwoordigt
het hen in de rechtszaal.
De organisatie reikt jaarlijks twee prijzen uit, de Verslaggevers zonder Grenzen-prijs en de
Netizen-prijs, waarmee eer wordt bewezen aan bloggers, journalisten en media overal ter
wereld.
Verslaggevers zonder Grenzen publiceert jaarlijks een World Press Freedom Index. De index
van 2014 omvat 180 landen en „brengt de negatieve gevolgen van conflicten voor de vrijheid
van informatie en de voorvechters ervan onder de aandacht”. Het conflict in Syrië wordt in dit
verband genoemd als een extreem voorbeeld, met negatieve gevolgen voor de mediavrijheid
die ook in de buurlanden voelbaar zijn. Ook de grote terugval wat betreft persvrijheid in Mali
en de Centraal-Afrikaanse Republiek zijn te wijten aan conflicten. In Iran zijn de beloften van
de nieuwe president Hassan Rouhani om de vrijheid van informatie te verbeteren volgens
Verslaggevers zonder Grenzen vooralsnog niet ingelost.
Als laureaat van de Sacharovprijs heeft Verslaggevers zonder Grenzen andere laureaten
bij elkaar gebracht en activiteiten gecoördineerd. In 2013 namen vertegenwoordigers van
Verslaggevers zonder Grenzen actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk.
In 2014 besprak Olivier Basille, vertegenwoordiger van Verslaggevers zonder Grenzen bij de
EU, de onrust en persvrijheid in Oekraïne tijdens de debatten op het One World Film Festival
van het Sacharovprijsnetwerk, en hij ging in gesprek met jonge studenten tijdens het Europees
jongerenevenement, waarbij hij hen opriep „niet bang te zijn om kwesties die moed vereisen in
het openbaar aan de kaak te stellen”.
VERENIGING VAN JOURNALISTEN VAN BELARUS
De
vertegenwoordigt meer dan duizend journalisten, die zich onder buitengewoon moeilijke
omstandigheden inzetten om de rechten van journalisten te beschermen, en die vaak het
slachtoffer worden van intimidatie, pesterijen, strafrechtelijke vervolging en verbanning.
De manier waarop de Belarussische vereniging van journalisten zich sterk maakt voor de vrijheid
van meningsuiting en onafhankelijke en professionele journalistiek in Belarus is inspirerend. De
vereniging probeert het publiek bewuster te maken van het grondwettelijk recht op vrijheid
van informatie en van de wijze waarop mensen hun rechten kunnen uitoefenen. De vereniging
verdedigt de rechten van journalisten, vooral in tijden van crisis, zoals tijdens de gewelddadige
nasleep van de betwiste presidentsverkiezingen in 2010.
Daarnaast streeft zij ernaar de mediawetgeving te liberaliseren en hoogwaardige en ethisch
verantwoorde journalistiek te bevorderen. Sinds de oprichting ervan is de vereniging de
belangrijkste vertegenwoordiger van de onafhankelijke pers in Belarus, met als voornaamste
doel het publiek zo objectief mogelijke, waarheidsgetrouwe, alomvattende en tijdige informatie
te verstrekken.
Ondanks grote inspanningen om de situatie van de media in Belarus te verbeteren, is deze nog
steeds verre van gunstig. De Belarussische mediawet van 2009 biedt de autoriteiten de ruimte
om media die te kritisch worden geacht te sluiten. Buitenlandse media moeten een vergunning
aanvragen om in Belarus te mogen opereren, en zonder accreditatie voor buitenlandse media
werken is een obstakel voor lokale journalisten, die waarschuwingen van de KGB en het Openbaar
Ministerie krijgen als ze daarop worden betrapt. Het Belarussische Wetboek van Strafrecht bevat
artikelen die „belastering” van hooggeplaatste functionarissen strafbaar stellen. Onafhankelijke
media lijden onder ernstige economische discriminatie, aangezien de grootste distributie-, posten typografiebedrijven in handen zijn van de staat en kunnen weigeren om diensten te verlenen
aan bepaalde media met een scherpe tong.
De Belarussische vereniging van journalisten en haar leden zetten hun activiteiten
onverschrokken voort, waarvoor voorzitter Zanna Litvina publiekelijk werd bedankt door Ales
Bialiatski, genomineerde voor de Sacharovprijs, oprichter van de mensenrechtenorganisatie
Viasna en een van de bekendste politieke gevangenen van Belarus. Hij werd in juni 2014
vrijgelaten en schreef dit toe aan binnenlandse en internationale steun en aan de niet-aflatende
aandacht van journalisten voor zijn zaak. Journalisten, zo verklaarde hij, schreven niet zozeer
over hem, als wel over wat er gebeurt met de burger- en politieke rechten van een compleet
land.
Zanna Litvina vertegenwoordigde de vereniging van journalisten van Belarus op de conferentie
van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs in 2013.
Toen in 2014 onrust ontstond in buurland Oekraïne en een van haar leden werd opgepakt,
veroordeelde de Belarussische vereniging van journalisten het geweld tegen journalisten op de
Krim, en verklaarde zij dat degenen die geweld tegen journalisten gebruiken hun ware intenties
onthullen, namelijk „het tegenhouden van voor bepaalde politieke kringen ongewenste
informatie”.
2004
VERENIGING VAN
JOURNALISTEN
VAN BELARUS
© UN Photo/Sergey Bermeniev
2003
SECRETARIS-GENERAAL
VAN DE VERENIGDE NATIES
KOFI ANNAN EN HET
VOLTALLIGE VN-PERSONEEL
VERENIGDE NATIES
Met de toekenning van de Sacharovprijs aan de
in 2003 bewees het Europees Parlement eer aan de inspanningen van de VN voor vrede, de
mensenrechten en de fundamentele vrijheden.
De Sacharovprijs was voornamelijk een eerbetoon aan het personeel van de VN dat zich, vaak
onder moeilijke omstandigheden, onvermoeibaar inzet voor vrede in de wereld. De prijs werd
toegekend ter nagedachtenis aan Sergio Vieira de Mello, de Hoge Commissaris van de VN voor de
rechten van de mens en een van de meest vooraanstaande VN-vertegenwoordigers. Als speciaal
gezant van Kofi Annan in Irak kwam hij in 2003 samen met andere VN-medewerkers om het
leven bij een aanslag op het VN-hoofdkwartier in Bagdad.
Kofi Annan was de zevende secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij vervulde deze
functie van 1997 tot 2006 en was de eerste secretaris-generaal die uit het personeel van de
VN voortkwam. Hij was een standvastig pleitbezorger van de mensenrechten, de rechtsstaat,
de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en Afrika en probeerde de VN dichter bij het
wereldwijde publiek te brengen door banden met maatschappelijke organisaties, de private
sector en andere partners aan te gaan.
In 2005 legde Kofi Annan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het verslag
„In grotere vrijheid” voor, waarin hij zijn ideeën voor een allesomvattende en uitgebreide
hervorming van de VN uiteenzette. Dit leidde onder meer tot de oprichting van een nieuwe
Mensenrechtenraad, in maart 2006, ter vervanging van de oude Commissie voor de rechten
van de mens. Deze raad heeft tot doel de werking van de mondiale instellingen te versterken,
de grondrechten te bevorderen en te beschermen en personen die de mensenrechten ernstig
schenden ter verantwoording te roepen.
Na afloop van zijn twee termijnen als secretaris-generaal van de VN in 2007 raakte Annan
betrokken bij diverse organisaties die zich met mondiale en Afrikaanse vraagstukken
bezighouden, met inbegrip van zijn eigen Kofi Annan-stichting. Sinds 2013 is hij voorzitter van
The Elders, een in 2007 door Nelson Mandela opgerichte groep van wereldleiders.
In 2012 bekleedde hij de functie van gezamenlijk speciaal gezant van de VN en de Arabische Liga
voor Syrië om een oplossing te vinden voor het conflict aldaar. Hij legde deze functie evenwel
neer, omdat het, in zijn woorden, een „onmogelijke opgave” was. Hij heeft de indruk dat de
internationale gemeenschap er weinig voor voelt grondtroepen te sturen, maar hij drong aan
op samenwerking van een kerngroep van landen, teneinde Irak en Syrië te helpen de huidige
conflicten in hun landen op te lossen.
2002
OSWALDO JOSÉ
PAYÁ SARDIÑAS
OSWALDO JOSÉ PAYÁ SARDIÑAS
(1952-2012) is het bekendst
als initiator van het Varelaproject, een campagne voor een referendum over wetgeving die
burgerrechten, vrije, pluralistische verkiezingen, de vrijlating van alle politieke gevangen en
economische en sociale hervormingen in Cuba moet waarborgen.
Oswaldo Payá was al op jonge leeftijd een actieve strijder voor hervormingen en is verschillende
keren vervolgd en veroordeeld wegens kritiek op het beleid en de onrechtvaardigheid in
het Cuba van Fidel Castro, wat hem er echter niet van weerhield om in 1988 de Christelijke
Bevrijdingsbeweging op te richten, nu een van de grootste oppositiebewegingen in Cuba.
In 1990 riep Oswaldo Payá op tot een nationale dialoog en begon hij met het verzamelen van
10 000 handtekeningen om een burgerinitiatief tot wet te verheffen.
In 1997 zette hij het ambitieuze Varelaproject op, waarbij hij steun kreeg van duizenden
Cubanen, maar dat werd geblokkeerd door een tegeninitiatief van de Cubaanse autoriteiten dat
het socialistische karakter van de Cubaanse staat moest bestendigen en dat, zo beweerden zij,
via een referendum was goedgekeurd.
Veel van de Varela-activisten werden tijdens de zwarte lente van 2003 gevangengezet, maar
Payá gaf niet op. In 2008 diende hij een ontwerpwet in bij de Nationale Vergadering om politieke
gevangenen amnestie te verlenen, en in 2010 richtte hij het forum „Todos Cubanos” op.
Hij werd nooit gevangengezet, maar volgens zijn familie ontving hij diverse doodsbedreigingen.
Op 22 juli 2012 kwam hij om het leven bij een omstreden auto-ongeluk in Cuba. De Voorzitter van
het Europees Parlement, Martin Schulz, verklaarde in een huldeblijk dat hij van mening was dat
„de ideeën van Oswaldo Payá zullen blijven voortbestaan, aangezien zijn werk en inzet een hele
generatie Cubaanse activisten hebben geïnspireerd, die zich net zoals hij inzetten voor politieke
vrijheid en mensenrechten”.
De Christelijke Bevrijdingsbeweging blijft vragen om opheldering van de omstandigheden rond
zijn dood. Zijn familie verwerpt de officiële versie van het auto-ongeluk. Zijn dochter, Rosa Maria,
heeft bij de Mensenrechtenraad van de VN en andere internationale organisaties gepleit voor
een onpartijdig internationaal onderzoek naar de dood van haar vader en heeft de vervolging
en bedreigingen aan het adres van de familie door agenten van de geheime dienst aan de kaak
gesteld. In juni 2013 verhuisde de familie van Payá tijdelijk naar de VS.
Zijn dochter, Rosa Maria Payá, woonde de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de
Sacharovprijs in het Europees Parlement bij. In de slotverklaring van de conferentie werd
opgeroepen tot „een onderzoek naar de dood van de winnaar van de Sacharovprijs 2002 Oswaldo
Payá”.
In 2014 ontmoette de familie paus Franciscus, die, naar zij hopen, een referendum over vrije
verkiezingen in Cuba zal steunen.
2001
IZZAT
GHAZZAWI
IZZAT GHAZZAWI
(1952-2003) was een Palestijnse schrijver en professor
die zich in zijn geschriften richtte op de problemen en het lijden als gevolg van de Israëlische
bezetting van de Palestijnse gebieden en op zijn persoonlijk lijden. Zijn leven werd getekend
door de moord op zijn 16-jarige zoon Ramy door het Israëlische leger in 1993. Ramy werd op het
schoolplein gedood toen hij een gewonde vriend te hulp wilde schieten. Ondanks deze tragedie
bleef Izzat Ghazzawi altijd de culturele en politieke dialoog met het Israëlische volk zoeken.
Geboren als kind van vluchtelingen, in een groot gezin dat in 1948 naar de Westelijke
Jordaanoever vluchtte, schreef Izzat Ghazzawi toen hij dertien was zijn eerste toneelstuk.
Hij behaalde een master in Amerikaanse en Britse literatuur en werkte als professor aan de
Universiteit van Birzeit. Hij was voorzitter van de Unie van Palestijnse schrijvers, schreef
romans en korte verhalen, was literair criticus en organiseerde in 1997 de eerste internationale
schrijversconferentie in Palestina, waar hij tevens voorzitter van was.
Daarnaast was hij bestuurslid van de Palestijnse Raad voor gerechtigheid en vrede. Wegens
zijn politieke activiteiten werd hij meerdere malen opgepakt en gestraft door de Israëlische
autoriteiten. Tijdens deze perioden van gevangenschap vond hij de scheiding van zijn familie,
en met name van zijn zes kinderen, het zwaarst te verduren. Hij mocht slechts twee van hen per
keer eens in de twee weken 30 minuten zien.
Een ontmoeting met Israëlische schrijvers in Jeruzalem in 1992, waar hij aanvankelijk sceptisch
over was, bleek een keerpunt voor hem te markeren. Het was bij deze gelegenheid dat hij zijn
Israëlische collega’s begon te beschouwen als partners voor de opbouw van een toekomst
waarin Palestijnen en Israëli’s van alle rangen en standen als gelijken naast elkaar zouden leven.
Bij de uitreiking van de Sacharovprijs in 2001 prees de toenmalige Voorzitter van het Europees
Parlement Nicole Fontaine hem als „onvermoeibaar pleitbezorger van de zaak van vrede en
dialoog tussen de Israëlische en de Palestijnse bevolking. Uw bezieling is nooit verminderd,
ondanks gevangenschap en censuur en, erger dan al het andere, het onvervangbare verlies van
uw 16-jarige zoon Ramy”.
In het Europees Parlement pleitte Ghazzawi voor de genezing die kan worden bereikt wanneer
we „in staat zijn elkaars behoeften te begrijpen”. (1)
Kort na de dood van zijn zoon publiceerde hij samen met de Israëlische schrijver Abraham
B. Yehoshua en fotograaf Oliviero Toscani het boek Enemies, over de betrekkingen tussen
Palestijnen en Israëliërs, dat een groot succes werd.
Izzat Ghazzawi overleed op 4 april 2003.
(1) 25 years of the Sakharov Prize: the
European Parliament upholding
freedom of thought, archief- en
documentatiecentrum, Europees
Parlement, Les cahiers du CARDOC,
nr. 11 — november 2013, blz. 112.
2001
NURIT
PELED-ELHANAN
NURIT PELEDELHANAN
, geboren in 1949 in Israël, is universitair docent
en schrijfster. In 1997 kwam haar 13-jarige dochter Smadar in West-Jeruzalem om het leven bij
een zelfmoordaanslag door een Palestijn.
„Mijn kleine meisje is vermoord, alleen omdat ze Israëlisch was, door een jonge man die
werd onderdrukt en zo wanhopig was dat hij koos voor zelfmoord en moord, alleen omdat hij
Palestijns was. Beiden zijn slachtoffer van de Israëlische bezetting van Palestina. Hun bloed is
nu met elkaar vermengd op de stenen van Jeruzalem, die altijd onverschillig zijn geweest voor
bloed”. Ze stond de Israëlische autoriteiten, waaronder de premier, niet toe om de begrafenis
bij te wonen.
Zelf de dochter van de beroemde generaal Matti Peled, die bekend is geworden om zijn
pacifistische en progressieve politieke campagnes, is Nurit Peled een symbool geworden van
degenen in Israël die strijden tegen de bezetting en voor de vrijheid van Palestina.
Ook zet ze zich actief in om de mentaliteit in de Israëlische samenleving te veranderen, met
name onder de jongere generatie. In haar meest recente publicatie, getiteld Palestine in Israeli
school books: Ideology and propaganda in education, vraagt ze aandacht voor het onderwijs op
Israëlische scholen, dat naar racisme lijkt te neigen in plaats van naar verdraagzaamheid en
diversiteit. Ze heeft harde kritiek geuit op wereldleiders als George Bush, Tony Blair en Ariel
Sharon wegens „het infecteren van hun respectieve burgers met blinde angst voor moslims”.
Nurit Peled-Elhanan is mede-initiatiefnemer van het Russell Tribunaal, een internationaal
tribunaal dat in 2009 is opgericht om de rol en de medeplichtigheid van derde partijen te
onderzoeken bij de schendingen van het internationaal recht door Israël tegen het Palestijnse
volk.
In 2013 nam ze actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk, waarbij ze
herhaaldelijk aandacht vroeg voor het lijden van kinderen in conflict- en bezettingssituaties.
Toen in juli 2014 oorlog uitbrak in Gaza liet Nurit Peled-Elhanan in de media en online van zich
horen: „Ik schrijf jullie vanuit de muil van de hel. Genocide in Gaza, pogroms en slachtingen op
de Westelijke Jordaanoever, angst voor granaten in Israël … Ik doe een oproep aan de EU om alle
diplomatieke en economische middelen waarover zij beschikt te gebruiken om te helpen mijn
land te redden van deze afgrond van dood en wanhoop waarin wij leven … en zowel de Joden
als de Palestijnen hun leven terug te geven”.
2001
DOM ZACARIAS
KAMWENHO
DOM ZACARIAS KAMWENHO
Toen
werd genomineerd voor de
Sacharovprijs was hij president van het interkerkelijk comité voor vrede in Angola (COIEPA),
een oecumenisch orgaan dat de katholieke bisschoppenconferentie van Angola en São Tomé,
waarvan hij tevens voorzitter was, de evangelische liga van Angola en de raad van christelijke
kerken van Angola, samenbracht. Het Europees Parlement gaf hem erkenning voor zijn
krachtige, onbevooroordeelde en standvastige roep om vrede, democratie en mensenrechten in
Angola, waarbij hij onbevreesd kritiek uitoefende op de twee partijen, de Volksbeweging voor
de Bevrijding van Angola (MPLA) en de rebellengroep Unita, die elkaar bestreden in de 27 jaar
durende burgeroorlog die Angola teisterde nadat het land in 1975 onafhankelijk was geworden
van Portugal.
Aan het einde van de jaren negentig begon onder het Angolese volk een nieuw besef door te
dringen van de noodzaak om zich in te zetten voor vrede en mensenrechten, geïnspireerd door
de inspanningen van kerkleiders en diverse maatschappelijke organisaties voor een „algehele
nationale verzoening”. In de voorhoede van deze vredesbeweging stond aartsbisschop Zacarias
Kamwenho.
Zacarias Kamwenho werd geboren in 1934 te Chimbundo en in 1961 tot priester gewijd. Sinds
1995 is hij aartsbisschop van Lubango. Krachtig, onpartijdig en vastberaden is hij steeds bij alle
conflictpartijen blijven pleiten voor een politieke dialoog om tot een duurzame vrede te komen.
Het staakt-het-vuren dat in 2002 volgde op de moord op Unitaleider Jonas Savimbi, de
vredesbesprekingen en het algemene democratiseringsgezinde klimaat, zijn grotendeels te
danken aan de door Kamwenho en andere religieuze en maatschappelijke leiders gevoerde
campagne. In 2003 trad aartsbisschop Zacarias Kamwenho terug als voorzitter van de
bisschoppenconferentie van Angola en São Tomé, maar in het kader van zijn bisdom en binnen
het oecumenisch comité voor vrede in Angola werkte hij nog steeds actief aan de verwezenlijking
van de democratie, de eerbiediging van de fundamentele vrijheden en mensenrechten, de
tenuitvoerlegging van de rechtsstaat en een duurzame nationale verzoening. In 2007 verklaarde
hij dat „met name in de afgelopen twee jaar onder de Angolese bevolking een nieuw bewustzijn
van de noodzaak om te vechten voor vrede en de mensenrechten is ontstaan, aangemoedigd
en vertegenwoordigd door de inspanningen van religieuze leiders en verschillende maatschappelijke organisaties, waarvan het uiteindelijke doel inclusieve nationale verzoening is”.
In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk.
2000
¡BASTA
YA!
BASTA YA!
De leden van
riskeerden hun leven in de strijd tegen het terrorisme. Het
enige „wapen” waarover ze beschikten, was de vreedzame mobilisatie van de bevolking om hun
fundamentele vrijheden te verdedigen. Door de terreur van ETA en aanverwante groepen werden
de fundamentele vrijheden en de mensenrechten in Baskenland jarenlang bedreigd. Duizenden
mensen waren het slachtoffer geworden van intimidatiecampagnes, afpersing, chantage of
aanslagen op henzelf, hun familieleden of hun eigendommen. Zij konden hun mening niet vrij
uiten, noch hun rechten uitoefenen zonder grote risico’s te lopen.
¡Basta Ya! werd opgericht omdat fundamentele burgerlijke vrijheden en mensenrechten in
Baskenland werden bedreigd, met name voor „niet-nationalistische” burgers, als gevolg van
de terroristische acties van ETA en de activiteiten van met ETA verbonden groeperingen. Ook
de toename van etnisch en xenofoob nationalisme onder de meer gematigde nationalistische
partijen en groepen die naar een overeenkomst met ETA streefden, lag ten grondslag aan de
oprichting.
Het burgerinitiatief ¡Basta Ya! („Genoeg is genoeg”), dat in juli 2004 een consultatieve status
verkreeg bij de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, bestond uit burgers
die zich inzetten voor de fundamentele mensenrechten, democratie en verdraagzaamheid in
Baskenland.
De organisatie organiseerde verschillende activiteiten, waarvan met name de twee grote
demonstraties in San Sebastián in februari en oktober 2000 in het oog springen. Daarbij werd
de ontbinding van ETA geëist, werden de slachtoffers van terrorisme gesteund en werden de
grondwet en het statuut verdedigd als de grondslag voor een waardige samenleving van alle
Baskische burgers.
¡Basta Ya! hief zichzelf in 2007 op. De leiders van de organisatie, Carlos Martinez Gorriarán,
Juan Luis Fabo, Rosa Díez en Fernando Savater, richtten de politieke partij Unión Progreso
y Democracia (UPyD) op, die momenteel strijdt voor het behoud van de eenheid van Spanje als
land.
Fernando Savater was de intellectuele leider van de beweging en vertegenwoordigde ¡Basta
Ya! tijdens de uitreiking van de Sacharovprijs in het Europees Parlement in 2000. In 2013
vertegenwoordigde hij ¡Basta Ya! op de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de
25e verjaardag van de Sacharovprijs.
1999
XANANA
GUSMÃO (1)
XANANA GUSMÃO
staat bekend als de „Mandela van Timor”. Algemeen
erkend als het symbool en de leider van het Timorese verzet dat een einde wilde maken aan
het gewapende conflict om onafhankelijkheid van Indonesië, was hij net vrijgelaten uit de
gevangenis, waar hij zeven jaar van een twintigjarige gevangenisstraf had uitgezeten op grond
van de beschuldiging van separatisme, toen het Europees Parlement hem in december 1999 de
Sacharovprijs toekende.
Toen de Portugezen zich terugtrokken uit Oost-Timor, begon Indonesië een beleid van
destabilisering van zijn buurland. Op 7 december 1975 viel het Indonesische leger het eiland
binnen. Gusmão ging ondergronds en werd in 1978 leider van de gewapende vleugel van het
Revolutionaire Front voor de onafhankelijkheid van Oost-Timor (FRETILIN).
Het geweld waarmee de invasie gepaard ging, kostte naar schatting 200 000 mensen het
leven, maar het kon de wil van het volk om weerstand te bieden niet breken. Xanana Gusmão
probeerde tot een vreedzame oplossing van het conflict te komen door de Indonesische regering
een vredesplan en besprekingen onder toezicht van de Verenigde Naties voor te stellen. In 1986
wist hij de diverse politieke en maatschappelijke groepen te verenigen in de „Nationale Raad van
het Timorese Verzet” (CNRT).
Op 20 november 1992 werd Xanana Gusmão evenwel gearresteerd, waarna hij werd veroordeeld
tot een levenslange gevangenisstraf, die later werd teruggebracht tot twintig jaar. Maar
het Timorese verzet bleef volharden en er werd zware internationale druk op Indonesië
uitgeoefend om hem in vrijheid te stellen. Toen hij in september 1999 werd vrijgelaten —
kort na het referendum van 30 augustus, waarbij 80 % van de bevolking van Oost-Timor voor
onafhankelijkheid had gestemd — beloofde Gusmão om „alles te doen wat in mijn vermogen
ligt om Oost-Timor en mijn volk vrede te brengen”.
In april 2002, bij de eerste vrije presidentsverkiezingen ooit in Oost-Timor, werd Gusmão met
bijna 83 % van de stemmen tot president gekozen. Op 20 mei 2002 verklaarde secretarisgeneraal van de Verenigde Naties Kofi Annan de Democratische Republiek Oost-Timor officieel
tot onafhankelijke staat. Gusmão was president tot mei 2007. In 2008 overleefde hij een aanslag
op zijn leven. Op dit moment is hij minister-president en in augustus 2014 heeft hij verklaard dit
ambt te willen blijven uitoefenen, hoewel hij eerder had aangekondigd voornemens te zijn in
2014 af te treden.
In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk.
Met betrekking tot de Ebola-uitbraak in 2014 — aan de bestrijding waarvan Oost-Timor een
miljoen dollar bijdroeg — waarschuwde Gusmão de VN dat „deze noodsituatie ons eraan
herinnert dat alle ontwikkelingsschokken worden versterkt door bestaande kwetsbaarheden en
zwakke instituties”.
(1) Xanana Gusmão veranderde zijn
naam wettelijk van Jose Alexandre
Gusmão in Kay Rala Xanana Gusmão.
Kay Rala was zijn nom de guerre
tijdens de strijd voor het recht op
vrijheid en zelfbeschikking van
Oost-Timor en Xanana was een
naam waaronder hij in zijn jeugd
bekendstond.
1998
IBRAHIM
RUGOVA
In 1998, toen het gewapende conflict tussen Servische eenheden en het Bevrijdingsleger voor
IBRAHIM RUGOVA
Kosovo escaleerde, bewees het Europees Parlement eer aan
(1944-2006), een man die zich had gecommitteerd aan het beginsel van vreedzaam verzet tegen
geweld.
Bij het aanvaarden van de prijs zei Rugova dat „deze prijs voor mij en voor de hele bevolking van
Kosovo een erkenning vormt van onze vreedzame strijd en onze opofferingen”.
Ibrahim Rugova, geboren op 2 december 1944 in Cerrca (Istog), Kosovo, doceerde literatuur aan
de Universiteit van Priština voordat hij in 1989 werd gekozen tot leider van de Democratische
Liga van Kosovo (LDK). In dat jaar hief Belgrado de autonome status van de provincie Kosovo op,
wat resulteerde in de onderdrukking van de Albanezen en de arrestatie van oppositieleiders.
In 1990 keurden de twee miljoen Albanezen in Kosovo hun eigen grondwet goed. In 1991 stemde
97 % van hen in een referendum voor een onafhankelijk Kosovo, en in 1998 herkozen zij Rugova
tot president van hun zelfverklaarde „Republiek Kosovo”.
Rugova bleef vol overtuiging vasthouden aan geweldloze oppositie tegen het Servische regime
en herhaalde steeds dat hij bereid was tot een dialoog met Belgrado. De positie die hij tijdens
de onderhandelingen innam, werd bekritiseerd door Adem Demaçi, die voorstander was van
een meer nationalistische aanpak. Tegelijkertijd trachtte hij de wereld voor de zaak van zijn volk
te winnen. Hij bleef er voortdurend bij de internationale gemeenschap op aandringen de druk
op te voeren en Kosovo bescherming te bieden. In de overtuiging dat de zelfbeschikking van
zijn volk slechts in tijden van vrede kon worden verwezenlijkt, ondertekende Rugova als leider
van het onderhandelingsteam van de Albanezen in Kosovo op 18 maart 1999 het vredesakkoord
van Rambouillet. Omdat Belgrado weigerde dit akkoord te ondertekenen, ging de NAVO op
24 maart tot aanvallen op Joegoslavië over, waarna de Joegoslavische troepen zich terugtrokken
uit Kosovo. Rugova zelf moest onderduiken. In maart 2002 werd Ibrahim Rugova tot eerste
president van Kosovo gekozen. Op 21 januari 2006 overleed hij aan kanker.
1997
SALIMA
GHEZALI
SALIMA GHEZALI
is een Algerijnse journaliste, schrijfster en vrouwenrechtenactiviste. In de jaren tachtig raakte zij betrokken bij de Algerijnse vrouwenbeweging,
onder meer als een van de oprichters van Vrouwen van Europa en van de Maghreb en als
hoofdredacteur van het door haar opgerichte vrouwenblad NYSSA.
Als docente die journaliste was geworden, gaf ze vanaf 1994 het Franstalige Algerijnse weekblad
La Nation uit, het meest gelezen weekblad van Algerije. Tijdens de elf jaar durende burgeroorlog
tussen de staat en islamistische rebellengroepen, die was begonnen in 1991, pleitte La Nation
— als enige nieuwsblad — voor een politieke dialoog tussen alle strijdende partijen en voor
mensenrechten en vrijheid van meningsuiting voor iedereen en bekritiseerde het blad zowel de
regering als de islamistische groeperingen. Het blad werd om deze reden herhaaldelijk in beslag
genomen en tijdelijk buiten werking gesteld tot het uiteindelijk, in 1996, werd verboden, na het
verschijnen van een door Ghezali geschreven verslag over de mensenrechtensituatie in Algerije
in Le Monde Diplomatique.
De publicatie van La Nation werd in 2011 hervat op internet. In een redactioneel commentaar
lichtte Ghezali haar motieven toe: „We kunnen niet onverschillig blijven voor de dynamiek van
de jongeren in de Arabische wereld die vechten voor hun waardigheid en vrijheid. We kunnen
niet onverschillig blijven voor wat er in ons land gebeurt. We willen dat het Algerijnse volk
gelukkig is, want dat verdient het. We willen sterke instellingen, betere menselijke middelen
in een echte democratie en een echte rechtsstaat”. Ze sloot af met een wens „voor een beter
Algerije, waar goed bestuur de regel is”.
Salima Ghezali heeft een reeks mensenrechtenprijzen gewonnen en zet haar activisme op het
gebied van vrouwenrechten, mensenrechten en democratie in Algerije voort.
In 2013 nam ze actief deel aan de activiteiten van het Sacharovprijsnetwerk, met inbegrip
van een Sacharovlezing in Marseille en de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de
Sacharovprijs.
1996
WEI
JINGSHENG
WEI JINGSHENG
, de „vader van de Chinese democratische beweging” leeft
in ballingschap, maar blijft een actieve leider van de oppositie tegen het communistische
dictatorschap in China.
Hij is auteur van The Courage to Stand Alone: letters from Prison and Other Writings, artikelen die hij
oorspronkelijk op toiletpapier in de gevangenis heeft geschreven en die nu in meer dan twaalf
talen zijn gepubliceerd.
Hij werd twee keer veroordeeld tot in het totaal 29 jaar gevangenisstraf en zat meer dan achttien
jaar vast voor zijn activiteiten en geschriften voor democratie, waaronder zijn baanbrekende
essay uit 1978 getiteld The Fifth Modernization: Democracy. Dit begon als ondertekende
muurkrant op de zogeheten „muur van democratie” in Peking, waar arbeiders, kunstenaars en
intellectuelen hun vrijheid van meningsuiting uitoefenden. Het veroorzaakte een sensatie, niet
alleen omdat openlijk stelling werd genomen tegen de „volksdemocratische dictatuur” van de
communisten, maar ook omdat Wei zijn echte naam en contactgegevens erbij durfde te zetten.
In Exploration, een ondergronds tijdschrift dat door Wei was opgericht en werd uitgegeven,
schreef hij Democracy or a New Dictatorship? waarin hij Deng Xiaoping, de toenmalige
communistische leider, als de nieuwe dictator betitelde. Drie dagen later werd Wei gearresteerd,
waarna hij in 1979 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar wegens
„contrarevolutionaire activiteiten”. Hij zat eerst in een dodencel, vervolgens in eenzame
opsluiting en moest daarna onder strenge bewaking gedwongen arbeid verrichten in een
werkkamp. In 1993 werd hij vrijgelaten naar aanleiding van het besluit van China om zich
kandidaat te stellen voor de Olympische Spelen van het jaar 2000. Binnen zes maanden werd hij
opnieuw gearresteerd, berecht en veroordeeld wegens „contrarevolutionaire activiteiten”, nu
tot een gevangenisstraf van veertien jaar.
Ten tijde van de toekenning van de Sacharovprijs in 1996 zat Wei nog steeds in de gevangenis.
In 1997 werd Wei, na overweldigende internationale druk, uit zijn cel gehaald en op een
vliegtuig naar de Verenigde Staten gezet. Hij houdt vol dat hij niet is vrijgelaten, maar dat zijn
ballingschap een nieuwe straf is.
Vanuit Washington geeft Wei leiding aan de Wei Jingsheng Foundation, de Overseas Chinese
Democracy Coalition en de Asia Democracy Alliance.
In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk dat de Chinese autoriteiten
opriep om alle gedetineerde mensenrechtenverdedigers vrij te laten.
Hij bevestigde zijn geloof in uiteindelijke democratie voor China in een artikel ter herdenking van
het protest op het Tiananmenplein dat in 2014 25 jaar geleden plaatsvond. Hierin verklaarde hij
dat „het boven elke twijfel verheven is dat het Chinese volk — staande op de schouders van de
helden van 1989 — hun weg naar democratie zal vinden”.
1995
LEYLA
ZANA
LEYLA ZANA
werd in 1991 de eerste Koerdische vrouw die een zetel in het Turkse
parlement bemachtigde. Ze bracht tien jaar in de gevangenis door vanwege haar politieke
activisme, dat volgens Turkse rechtbanken tegen de eenheid van het land gericht was.
Op haar vijftiende trouwde ze met de voormalige burgemeester van Diyarbakir, Mehdi Zana,
die tijdens het militaire bewind in de jaren tachtig gevangen werd gezet wegens „separatisme”.
Op haar drieëntwintigste ging ze voor het eerst naar school, waarna ze binnen drie jaar haar
lagere- en middelbareschooldiploma haalde. Daarna nam ze een leidersrol op zich, zonder
daarnaar gestreefd te hebben, omdat haar persoonlijke ontwikkeling werd gezien als een
synoniem voor de verwezenlijking van grondrechten voor de Koerdische bevolking. Nadat
ze met overweldigende meerderheid was gekozen in het parlement, veroorzaakte ze een
schandaal bij het afleggen van de eed door in het Koerdisch te zeggen: „Ik leg deze eed af voor de
broederschap tussen het Turkse en het Koerdische volk”. Koerdisch spreken in de publieke arena
was op dat moment een strafbaar feit.
In 1994 werd haar parlementaire immuniteit opgeheven en werd ze veroordeeld tot vijftien jaar
gevangenisstraf wegens „verraad en lidmaatschap van de gewapende Koerdische Arbeiderspartij
(PKK)”, een beschuldiging die zij verwierp.
Het Europees Parlement kende haar in 1995 de Sacharovprijs toe voor haar moedige verdediging
van de mensenrechten en haar inzet voor een vreedzame, democratische beslechting van
conflicten tussen de Turkse regering en de Koerdische bevolking van Turkije.
In 2004, nadat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens had geoordeeld dat ze geen
eerlijk en onafhankelijk proces had gekregen, kon Zana eindelijk in eigen persoon het Europees
Parlement toespreken tijdens de uitreikingsceremonie.
In 2012 werd ze opnieuw tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld, ditmaal wegens „het
verspreiden van terroristische propaganda”. Als lid van het Turkse parlement, herkozen in 2011,
geniet ze tot 2015 parlementaire immuniteit.
In 2012 had Zana een ontmoeting met premier Erdoğan nadat ze publiekelijk had verklaard dat
ze hoopte dat hij een oplossing zou vinden voor de Koerdische kwestie. Haar initiatief vormde
de basis voor het onderhandelingsproces tussen de PKK en de Turkse regering dat ertoe leidde
dat PKK-leider Abdullah Öcalan in maart 2013 zijn historische oproep aan de PKK deed om het
gewapend verzet op te geven en over te gaan tot een democratische politieke strijd. Zana speelt
nog steeds een actieve rol in het lopende vredesproces.
In 2013 nam ze deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk en riep ze het netwerk
op zich in de slotverklaring te scharen achter de „lopende vredesonderhandelingen tussen de
Turkse regering en de gevangen Koerdische leider Abdullah Öcalan om een duurzame oplossing
te bewerkstelligen voor het decennia oude Koerdische conflict”.
1994
TASLIMA
NASREEN
TASLIMA NASREEN
, die in 1962 is geboren in Bangladesh, begon met schrijven
toen ze 13 was en is bekend om haar krachtige geschriften over de onderdrukking van vrouwen
en haar onverschrokken kritiek op religie, ondanks haar gedwongen ballingschap en meerdere
fatwa’s waarin wordt opgeroepen haar te doden. Ze is een bekroonde schrijfster en haar werk is
vertaald in dertig verschillende talen.
Nasreen, die ook arts, seculier humanist en mensenrechtenactiviste is, is zich sterk bewust van
haar Bengaalse identiteit. Vanwege de gedachten en ideeën die ze vertolkt, zijn enkele van haar
boeken echter verboden in Bangladesh, en ze is verbannen uit Bengalen, zowel uit Bangladesh
als uit de deelstaat West-Bengalen in India.
Toen ze in 1994 de Sacharovprijs won, was ze al naar Europa gevlucht, waar ze in ballingschap in
Frankrijk en Zweden leefde. In haar dankwoord verklaarde zij dat ze uit een deel van de wereld
kwam waar de sociale spanningen en de menselijke problemen ondraaglijk waren geworden: als
schrijfster kon zij haar ogen niet sluiten voor het dagelijkse leed en de hongersnood.
Enkele jaren later, in september 1998, keerde Taslima Nasreen terug naar Bangladesh omdat haar
moeder op sterven lag. Zodra dit nieuws bekend werd, eisten de religieuze fundamentalisten
opnieuw haar dood. Een rechtbank vaardigde een arrestatiebevel tegen haar uit en dreigde
haar bezittingen in beslag te nemen. Het Europees Parlement reageerde op een verzoek om
hulp van Taslima Nasreen en riep de regering van Bangladesh op haar leven te beschermen en
haar veiligheid te waarborgen. Gezien de voortdurende bedreigingen moest Nasreen haar land
in januari 1999 opnieuw verlaten. Zij woont nu in New Delhi aangezien ze in 2011 gedwongen
werd ook Bengalen, dat zij als haar tweede thuis beschouwt, te verlaten wegens een door
geestelijken in Kolkata uitgevaardigde fatwa. De nationale mensenrechtencommissie van
Bangladesh ondersteunde in 2014 haar recht om naar huis terug te keren. Tijdens een bezoek aan
het Europees Parlement in juni 2013 drong Nasreen, als bestrijder van religieus extremisme in
alle religies, aan op ondersteuning van de seculiere bewegingen in Bangladesh om de opkomst
van het islamitisch fundamentalisme tegen te gaan.
In november 2013 nam zij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk.
1993
OSLOBODJENJE
OSLOBODJENJE
is een Bosnisch dagblad. De naam betekent „bevrijding” en het
dagblad vormde een reddingslijn voor de mensen die in het nauw zaten tijdens de belegering
van Sarajevo tussen 1992 en 1996, in de oorlog in voormalig Joegoslavië, waarbij het iedere dag
op één na een exemplaar wist te drukken.
Bij Oslobodjenje werkten Bosniërs, Bosnische Serviërs en Bosnische Kroaten. Hoewel hun de kans
werd geboden, verliet geen enkele werknemer de krant toen de oorlog begon. Zij bleven en
vochten voor het behoud van de eenheid en etnische diversiteit van hun stad en hun land, en zij
logenstraften zo de leugen van de groot-Servische propaganda dat Serviërs, Kroaten en moslims
onmogelijk in vrede samen zouden kunnen leven.
Aan het einde van de oorlog waren er van de 75 moedige journalisten die dagelijks hun levens
waagden, 5 om het leven gekomen en 25 gewond geraakt. Zij maakten allen persoonlijke
tragedies mee, inclusief de dood van hun dierbaren, en zij waren getraumatiseerd door de
moordpartijen waar zij dagelijks getuige van waren.
De kantoren van Oslobodjenje, die zich in een van de gevaarlijkste gevechtszones van Sarajevo
bevonden, waren tot puin gereduceerd. Het personeel verhuisde naar een schuilkelder, waar
zij van oude Lada-motoren generatoren maakten en op weg waarnaartoe zij dagelijks de
zogeheten „sluipschuttersweg” moesten oversteken. De schutters waren zo dichtbij dat zij hen
konden horen praten en zingen.
„Onze inspanningen waren tegen de dood gericht en tegen de opsplitsing of zelfs het volledig
wegvagen van Bosnië en Herzegovina van de landkaart”, aldus Zlatko Disdarević, een van de
toenmalige redacteuren.
De medewerkers van Oslobodjenje maakten van hun dagelijks werk een symbool van hun
verzet. Wanneer chauffeurs het te gevaarlijk vonden, bezorgden de journalisten de kranten
zelf, en toen Oslobodjenje’s netwerk van 700 kiosken in heel Bosnië werd platgebrand, werden
de krantenpagina’s uitgeknipt, gefaxt en vervolgens weer aan elkaar gelijmd zodat burgers in
andere belegerde steden, zoals Mostar, ze konden lezen.
De medewerkers van Oslobodjenje werden in 1993 door World Press Review gekozen tot
Internationale Redacteuren van het jaar wegens hun „moed, volharding en toewijding aan de
journalistieke beginselen”, en zij wonnen daarna nog ettelijke andere journalistieke prijzen.
In 2006 werd de krant gekocht door twee van Sarajevo’s grootste bedrijven. Op de website van
de krant staat te lezen dat hoewel de organisatie grote veranderingen heeft ondergaan, zij „zich
krachtig blijft inzetten voor vrijheid en rechtvaardigheid”.
Redacteur Vildana Selimbegovic vertegenwoordigde Oslobodjenje op de conferentie van het
Sacharovprijsnetwerk in 2013. Zij was een van de medewerkers tijdens de oorlog en hoewel zij
door deze ervaring is getekend, zet zij haar werk vol toewijding voort.
© 2005 John Isaacson
1992
LAS MADRES
DE PLAZA
DE MAYO
Gedurende een groot aantal jaren zijn de
MADRES DE PLAZA DE
MAYO
(de „Dwaze Moeders”) verenigd gebleven in hun strijd en hun verdriet om het
feit dat ze hun verdwenen kinderen nooit hebben teruggevonden. Deze beweging, die is
voortgekomen uit de zoektocht van moeders naar hun tijdens de „vuile oorlog” (1976-1983) in
Argentinië verdwenen kinderen, heeft bijgedragen aan het ten val brengen van het Argentijnse
militaire regime en heeft ervoor gezorgd dat enkele van de verantwoordelijken voor misdrijven
tegen de menselijkheid werden berecht en vervolgens gevangengezet.
Een Dwaze Moeder zijn betekende een leven in angst en het ondergaan van bedreigingen,
geweld en willekeurige arrestaties in een land waar van vrouwen werd verwacht dat ze onrecht
in stilte verdroegen. Ze gebruikten hun lichamen als „wandelende reclameborden” voor de foto’s
en namen van hun verdwenen kinderen en voor smeekbedes om hun teruggave. In een tijd dat
het verboden was om zelfs maar bij elkaar in een groepje op straat te staan, organiseerden de
Moeders hun eerste protestmanifestatie door langzaam tegen de klok in over het Plaza de Mayo
te lopen. Aan de eerste manifestatie deden veertien vrouwen mee, maar honderden andere
vrouwen sloten zich bij hen aan, en ze volhardden zelfs in hun passieve verzet toen sommigen
van hen „verdwenen”.
In 2014 beleefden de Dwaze Moeders hun dertigste verjaardag en liepen zij hun 1 900e mars
sinds het begin van hun activiteiten, op 30 april 1977; sinds die datum hebben zij de verdwijning
van hun kinderen publiekelijk aan de kaak gesteld door iedere donderdag te demonstreren. De
beweging viel in 1986 uiteen in de „Madres de Plaza de Maya Línea Fundadora” en de „Asociación
Madres de Plaza de Mayo”, doch beide groeperingen hebben onder hun leden oprichters van de
oorspronkelijke beweging.
In juli 2014 keerde de Línea Fundadora zich tegen een door parlementariërs van de partij van
president Kirchner voorgesteld wetsontwerp om de witte hoofddoek van de Moeders tot
nationaal symbool te maken, samen met de vlag en het volkslied. De beweging beriep zich
hierbij op het argument dat hun beweging er een van actief verzet is en hun hoofddoek een
teken van de liefde die zij met hun kinderen hebben gedeeld. De Madres de Plaza de Mayo van
Santa Fe keerden zich eveneens tegen het voorstel.
De Asociación Madres de Plaza de Mayo streeft ernaar de door haar opgerichte Volksuniversiteit
te transformeren tot een Nationaal Universitair Instituut voor Mensenrechten met als naam
„Madres de Plaza de Mayo”. Dit initiatief werd, ondanks politiek verzet, reeds goedgekeurd
door de senaat en twee parlementscommissies. De groepering zet zich ook in voor stedelijke
projecten.
Toen in 2014 de oorlog in Gaza uitbrak, betuigden de door Hebe Bonafini geleide Moeders hun
solidariteit met de Palestijnse bevolking, in het bijzonder met de Palestijnse moeders die „het
meeste lijden” bij hun pogingen hun kinderen te beschermen.
1991
ADEM
DEMAÇI
ADEM DEMAÇI
De schrijver
, geboren in 1936 in Priština, Kosovo, heeft een groot
deel van zijn leven, tussen 1958 en 1990, in de gevangenis doorgebracht als gevolg van zijn strijd
voor de grondrechten van Albanezen in Kosovo en voor het verkondigen van de bittere waarheid
over de Servische onderdrukking van de twee miljoen Albanezen in Kosovo.
„In onze tijd kunnen we bevestigen dat de vrijheid van meningsuiting de eerste, cruciale stap op
weg naar democratie is. Zonder het vrije woord kan er geen dialoog zijn, zonder dialoog kan de
waarheid niet worden vastgesteld en zonder waarheid is vooruitgang onmogelijk.”
Na zijn vrijlating nam Adem Demaçi de leiding van het Comité voor de bescherming van
mensenrechten en vrijheden op zich. In 1996 ging hij de politiek in door zich aan te sluiten bij en
voorzitter te worden van de Parlementaire Partij van Kosovo. Hij riep op tot openlijke protesten
tegen het Servische regime, verklaarde dat geweldloosheid niet noodzakelijkerwijs passiviteit
betekent en begon een zichtbare, maar geweldloze protestcampagne tegen het Servische
bestuur. Hij riep de Kosovaren hierbij op om gedurende vijf minuten alle lichten uit te doen en
om op precies hetzelfde moment één minuut stil te staat op straat.
Van 1998 tot 1999, tijdens de oorlog in Kosovo, was hij de politieke vertegenwoordiger van het
Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK) en bleef hij in Kosovo terwijl andere leiders het land verlieten.
Na de oorlog wijdde hij zich voornamelijk aan etnische verzoening en de terugkeer van
vluchtelingen. Hij aanvaardde het voorzitterschap van het Comité voor wederzijds begrip,
tolerantie en coexistentie, waarin alle etnische bevolkingsgroepen van Kosovo waren
vertegenwoordigd, omdat „Kosovo aan iedereen toebehoort” en „wij een vrije, democratische,
multi-etnische samenleving willen”.
Hij is nog steeds een leidende politieke autoriteit in Kosovo, die, in juni 2014, de eerste historische
ontmoeting van de regeringen van Kosovo en Albanië verwelkomde als een stap in de richting
van nauwere betrekkingen tussen beide landen en tussen Albanezen in het algemeen.
„Kosovo en Albanië hadden die stap veel eerder moeten zetten, maar beter laat nog nooit”, zei
hij in een Kosovaars dagblad, in een reactie op de oprichting van een fonds voor nog steeds in
Servië levende Albanezen.
Hij kon de netwerkconferentie in 2013 ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs niet
bijwonen wegens zijn hoge leeftijd en gezondheidsproblemen.
1990
AUNG SAN
SUU KYI
AUNG SAN SUU KYI
kreeg in 1990 erkenning voor haar leiderschap in de strijd
voor democratie in Birma/Myanmar door de toekenning van de Sacharovprijs. Drieëntwintig jaar
later kon Aung San Suu Kyi, op 22 oktober 2013, eindelijk de Sacharovprijs voor de vrijheid van
denken in eigen persoon in ontvangst nemen.
Tijdens een plechtige ceremonie in het Europees Parlement, waarbij ze de gekozen
vertegenwoordigers van 28 lidstaten toesprak, hield Aung San Suu Kyi een vurig betoog voor
democratische waarden en benadrukte zij dat de overgang van Birma naar deze waarden nog
verre van voltooid is. Ze stelde dat de huidige grondwet voorziet in een bevoorrechte rol voor het
leger en moet worden herzien, teneinde het recht van Birmese burgers te waarborgen om „in
overeenstemming met hun geweten te leven” en „hun eigen lot te bepalen”.
Ze riep de internationale gemeenschap op haar steun voor de ontwikkeling van democratie
en mensenrechten in Birma voort te zetten, en ze bedankte het Europees Parlement voor zijn
langdurige steun aan haar strijd.
Als dochter van Aung San, een nationale held in de strijd voor een onafhankelijk Birma, die werd
vermoord toen ze twee was, en Khin Kyi, een prominente Birmese diplomate, was Suu Kyi, toen
zij in 1988 uit het buitenland terugkeerde naar Birma om haar stervende moeder te verzorgen,
getuige van het bruut neerslaan van betogers die tegen het militaire regime van U Ne Win
demonstreerden. De slachtingen waren voor haar de aanleiding om haar geweldloze strijd voor
democratie en mensenrechten te beginnen.
In 1990 boekte haar Nationale Liga voor Democratie een overweldigende zege bij de
verkiezingen in het land, doch de militaire junta weigerde niet alleen de macht uit handen
te geven, maar trad bovendien hard op tegen aanhangers van de Liga, met arrestaties en
bloedige vergeldingsmaatregelen. Suu Kyi bracht de volgende twee decennia grotendeels in de
gevangenis of onder huisarrest door en gedurende deze periode weigerden de autoriteiten haar
echtgenoot een visum te verstrekken om haar in Myanmar op te zoeken, ondanks het feit dat
bij hem kanker was vastgesteld. De autoriteiten drongen er bij haar op aan het land te verlaten,
maar omdat ze voorzag dat ze niet zou mogen terugkeren, weigerde ze, waarna ze haar man tot
zijn dood in 1999 niet meer heeft gezien.
Aung San Suu Kyi stond nog steeds onder huisarrest tijdens de eerste verkiezingen in Myanmar
in twintig jaar, in 2010, maar werd zes dagen later vrijgelaten. Toen het land een begin maakte
met democratische hervormingen, stelde ze zichzelf verkiesbaar voor een zetel in het parlement
bij de tussentijdse verkiezingen van april 2012. Haar partij veroverde 43 van de beschikbare
45 zetels, hetgeen haar tot leider van de parlementaire oppositie maakte.
© Platon/Trunk Archive
Aung San Suu Kyi vecht momenteel voor een herziening van de grondwet die haar in staat zou
stellen deel te nemen aan de presidentsverkiezingen in het land.
© CTK Photo/Igor Zehl
1989
ALEXANDER
DUBČEK
ALEXANDER DUBČEK
(1921-1992) was de leidende figuur van de
hervormingsbeweging die bekendstaat onder de naam Praagse lente in het Tsjecho-Slowakije
van 1968.
Als zoon van een familie die zich inzette voor de opbouw van het socialisme in de Sovjet-Unie,
werd hij in 1939 in het geheim lid van de Communistische Partij en van het ondergrondse verzet
tegen de pro-Duitse staat Slowakije.
In 1968 werd Dubček, een toegewijd communist, de nieuwe eerste secretaris van de
Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije en probeerde hij het communistische regime te
liberaliseren.
Hij zette een reeks hervormingen in gang door de pers meer vrijheid te geven, slachtoffers
van politieke zuiveringen in het Stalintijdperk te rehabiliteren en economische hervormingen
en een verreikende democratisering van het politieke leven in Tsjecho-Slowakije te initiëren.
Zijn hervormingen wekten evenwel zorgen in Moskou, en zijn pogingen om het socialisme
een „menselijk gezicht” te geven werden op 21 augustus 1968 tenietgedaan toen tanks
van Warschaupactlanden Tsjecho-Slowakije binnenvielen en Praag innamen. Dubček werd
gekidnapt door de KGB, naar het Kremlin overgebracht en korte tijd gevangengezet.
In 1970 werd hij beschuldigd van verraad, uit al zijn functies ontheven en uit de Communistische
Partij van Tsjecho-Slowakije gezet. Gedurende vijftien jaar leefde hij als gewone ambtenaar, en
pas in 1988 keerde hij terug in het politieke leven als burgerrechtenactivist.
Toen hij op 22 november 1989 de Sacharovprijs kreeg toegekend, was Dubček nog steeds een
burger zonder mensenrechten (1), maar slechts enkele dagen later, op 28 november, verloor de
Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije haar greep op de macht, ten val gebracht door de
fluwelen revolutie.
„Ik ben er stellig van overtuigd dat de „geest van vrijheid” die de Tsjechen en de Slowaken
ervoeren toen Dubček hun leider was, een voorbode vormde van de vreedzame revoluties die op
dit moment in Oost-Europa en in Tsjecho-Slowakije zelf plaatsvinden”, schreef Sacharov in een
boodschap aan het Parlement op 10 december 1989, slechts vier dagen voor zijn dood.
Na de revolutie in Tsjecho-Slowakije in 1989 werd Dubček gekozen tot voorzitter van de
Federale Assemblee, een functie die hij van 1989 tot 1992 bekleedde. Toen hij in januari 1990
de Sacharovprijs ontving stelde hij, in een toespraak ten overstaan van het Parlement, dat
„de naties die samen mijn land vormen zich zelfs tijdens de moeilijkste momenten van hun
geschiedenis onderdeel zijn blijven voelen van het grote gevecht van de mensheid voor vrijheid”
en dat vanaf de Praagse lente tot de fluwelen revolutie „de idealen van vrijheid, soevereiniteit en
sociale rechtvaardigheid levend zijn gebleven”.
Alexander Dubček kwam in november 1992 bij een auto-ongeluk om het leven.
(1) 25 years of the Sakharov Prize: the
European Parliament upholding
freedom of thought, archief- en
documentatiecentrum, Europees
Parlement, Les cahiers du CARDOC,
nr. 11 — november 2013, blz. 55.
1988
NELSON
ROLIHLAHLA
MANDELA
Nelson Mandela heeft ooit gezegd: „Wat telt in het leven is niet het loutere feit dat we geleefd
hebben. Wat telt is het verschil dat we hebben gemaakt in de levens van anderen”.
NELSON MANDELA
is op 5 december 2013 op 95-jarige leeftijd in zijn huis in
Johannesburg overleden. Zijn dood veroorzaakte wereldwijd een golf van rouw, maar werd ook
aangegrepen om hulde te brengen aan een leven gewijd aan vrijheid en democratie.
Mandela was, samen met de Sovjetdissident Anatoli Martsjenko, in 1988 de eerste die de
Sacharovprijs van het Europees Parlement kreeg toegekend. Destijds stond hij nog steeds onder
huisarrest van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, dat hem gedurende 27 jaar gevangen
hield vanwege zijn strijd tegen racisme.
Mandela was een actief lid van het Afrikaans Nationaal Congres en medeoprichter van ZuidAfrika’s eerste zwarte advocatenkantoor, dat militanter werd naarmate de onderdrukking door
het apartheidsregime toenam. In 1964 werd hij tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld
en in 1990 werd hij uiteindelijk vrijgelaten, toen het apartheidsregime begon te bezwijken onder
internationale en binnenlandse druk.
Kort na zijn vrijlating sprak Mandela het Europees Parlement toe over de noodzaak van
een rechtvaardige en blijvende oplossing en Zuid-Afrika om te vormen tot een „verenigd,
democratisch en niet-raciaal land”. Elke oplossing die niet aan dit ideaal zou voldoen, zou een
„belediging zijn van de nagedachtenis aan de talloze patriotten in Zuid-Afrika en de rest van de
regio die hun levens hebben opgeofferd om het moment van vandaag te bereiken waarop we
met vertrouwen kunnen zeggen dat het einde van het apartheidssysteem in zicht is”.
Gedurende de jaren negentig leidde Mandela, die van 1994 tot 1999 president van het land was,
Zuid-Afrika’s overgang van apartheid naar een raciaal inclusieve democratie, waarbij hij zich
sterk maakte voor „waarheid en verzoening” als de weg naar vrede.
Op zijn dood volgden talloze eerbetuigingen, onder meer van het Sacharovprijsnetwerk.
„Zuid-Afrika verliest vandaag zijn vader, de wereld verliest een held. Ik breng hulde aan een
van de grootste persoonlijkheden van onze tijd. Nelson Mandela is vandaag overleden,
maar zijn erfenis zal altijd voortleven”, aldus EP-Voorzitter en medevoorzitter van het
Sacharovprijsnetwerk Martin Schulz.
„Hij heeft ons allemaal doen inzien dat niemand kan worden gestraft voor de kleur van zijn
huid, voor de omstandigheden waaronder hij is geboren. Hij heeft ons eveneens doen begrijpen
dat we de wereld kunnen veranderen; we kunnen de wereld veranderen door mentaliteiten te
veranderen, door visies te veranderen”, aldus Aung San Suu Kyi.
„Nelson Mandela heeft een buitengewoon leven van opoffering, waardigheid en politieke
genialiteit geleid dat een vreedzaam einde heeft gemaakt aan een van de grootste kwaden van
de moderne tijd”, aldus Kofi Annan.
© Instytut Sacharowa w Moskwie
1988
ANATOLI
MARTSJENKO
ANATOLI MARTSJENKO
(1938-1986) was een van de bekendste
dissidenten uit de voormalige Sovjet-Unie. Hij stierf in 1986 in de gevangenis van Tsjistopol na
een hongerstaking van drie maanden voor de vrijlating van alle gewetensgevangenen in het
land.
„Martsjenko’s heroïsche leven en zijn werk hebben in zeer grote mate bijgedragen tot de
doelstellingen van democratie, humanisme en rechtvaardigheid”, zo schreef Andrej Sacharov in
eigen persoon aan het Parlement, om hem aan te bevelen voor de prijs.
Anatoli Martsjenko was pas 48 toen hij stierf, maar hij had meer dan twintig jaar in
gevangenissen en binnenlandse ballingschap doorgebracht. De internationale protesten die
volgden na zijn dood vormden een belangrijke factor voor Michail Gorbatsjov, de toenmalige
secretaris-generaal van de Communistische Partij, om te besluiten tot de grootschalige vrijlating
van politieke gevangenen in 1987.
Martsjenko werd in brede kring bekend door Mijn getuigenis, een autobiografisch boek over zijn
tijd in Sovjetwerkkampen en -gevangenissen, dat hij in 1966 schreef. Het was het eerste boek
waarin de kampen en gevangenissen van de periode na Stalin ter sprake kwamen en het deed de
wereld inzien dat met de dood van Stalin geen einde was gekomen aan de goelags.
De publicatie deed Martsjenko opnieuw in de gevangenis belanden wegens antiSovjetpropaganda, maar nog voor hij in 1968 opnieuw werd opgesloten, werd hij een openlijke
dissident die de detentieomstandigheden van politieke gevangenen publiekelijk aan de kaak
stelde. In een open brief aan de media waarschuwde hij in juli 1968 dat de Sovjet-Unie de
Praagse lente niet ongemoeid zou laten, een voorspelling die in augustus werd bewaarheid toen
tanks van Warschaupactlanden Tsjecho-Slowakije binnenvielen. Martsjenko werd wederom tot
gevangenisstraf en later tot ballingschap veroordeeld.
Hoe groter de repressie echter werd, hoe sterker de wil van Martsjenko om op te treden. Hij werd
een van de oprichters van de invloedrijke Moscow Helsinki Group, samen met Andrej Sacharov
en de huidige leider van de groep, Loedmilla Aleksejeva. De groep werd in 1976 opgericht om
toe te zien op de naleving door de Sovjet-Unie van de mensenrechtenclausules van de Slotakte
van Helsinki uit 1975, de eerste akte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in
Europa, die bedoeld was om de betrekkingen tussen het communistische blok en het Westen
te verbeteren.
In 1980 werd hij voor de laatste maal gearresteerd en gevangengezet wegens de publicatie van
zijn laatste boek, To Live like Everyone. Hij overleefde de vijftienjarige gevangenisstraf niet.
Zijn weduwe, Larissa Bogoraz, zelf een activiste en genomineerde voor de Sacharovprijs, nam
zijn prijs in 1988 in ontvangst.
EUROPESE UNIE:
DE ROL VAN HET
EUROPEES PARLEMENT
OP HET GEBIED VAN
DE MENSENRECHTEN
Volgens opiniepeilingen vinden de EU-burgers dat eerbiediging van de mensenrechten de
waarde is die het Europees Parlement als eerste moet verdedigen. Het Europees Parlement
neemt vaak specifieke initiatieven om foltering te voorkomen, mensenrechtenverdedigers
te beschermen, conflicten te voorkomen, de rechten van kinderen en vrouwen te bevorderen,
minderheden te beschermen of op te komen voor de rechten van inheemse bevolkingsgroepen
en personen met een handicap. Het Europees Parlement verleent actief steun aan de campagne
voor een VN-moratorium op executies en de wereldwijde afschaffing van de doodstraf, en
steunt ook het Internationaal Strafhof in zijn strijd tegen straffeloosheid voor genocide,
oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid. Binnen de EU beoogt het Bureau voor de
grondrechten ervoor te zorgen dat de basisrechten van mensen worden beschermd en mensen
waardig worden behandeld.
De beginselen van menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en
eerbiediging van de mensenrechten zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie
en zijn wettelijk bindend. Wanneer een lidstaat een ernstige inbreuk pleegt op deze waarden,
kunnen de rechten van die lidstaat uit hoofde van de EU-Verdragen worden opgeschort als het
Europees Parlement daarmee instemt.
De mensenrechten zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
dat in 2009, tegelijk met het Verdrag van Lissabon, van kracht is geworden. Dit Verdrag voorziet
ook in de rechtsgrondslag voor de EU als geheel om partij te worden bij het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens (EVRM). Alle 28 lidstaten van de EU hebben het EVRM geratificeerd.
De toetreding van de EU tot het EVRM, waarvan de procedure loopt, zal een leemte in de
mensenrechtenbescherming opvullen en de consistentie tussen de mensenrechtensystemen
van de Raad van Europa en de EU versterken.
In het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het beleid inzake
ontwikkelingssamenwerking van de EU is in de EU-wetgeving het doel van „ontwikkeling en
versterking van de democratie en de rechtsstaat, alsmede eerbiediging van de mensenrechten
en de fundamentele vrijheden” vastgelegd. Deze doelstellingen zijn grotendeels dankzij
het Europees Parlement uitdrukkelijk in het Verdrag opgenomen. In de betrekkingen met
derde landen is de Unie gebonden aan het bevorderen van de democratie, de rechtsstaat, de
universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de
eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de
eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de VN en het internationaal recht.
De Subcommissie mensenrechten van de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement is
het orgaan dat verantwoordelijk is voor de parlementaire werkzaamheden met betrekking tot
de mensenrechten. De verslagen en resoluties van deze subcommissie worden goedgekeurd
door de Commissie buitenlandse zaken. De Commissie ontwikkelingssamenwerking houdt
daarnaast regelmatig discussies over mensenrechten in ontwikkelingslanden.
In de plenaire vergadering debatteert het Parlement elke maand over urgente gevallen van
mensenrechtenschendingen in derde landen, met name over individuele gevallen. De resoluties
van het Europees Parlement vormen vaak de basis voor maatregelen van de Raad van ministers
van de Unie, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden en hebben
soms een onmiddellijk effect op het handelen van de betrokken regeringen.
Het Parlement kan op grond van zijn wetgevende bevoegdheden de sluiting van verdragen
met derde landen blokkeren indien sprake is van ernstige schendingen van de mensenrechten
en de democratische beginselen. Het Parlement dringt dan ook aan op strikte naleving van
de mensenrechtenclausules die systematisch in deze overeenkomsten worden opgenomen.
In april 2011 heeft het Parlement de EU gevraagd om de onderhandelingen over een
associatieovereenkomst tussen de EU en Syrië op te schorten. In september 2011 werd de
samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Syrië gedeeltelijk opgeschort „tot de Syrische
autoriteiten een einde maken aan de systematische schendingen van de mensenrechten”. Het
conflict in Syrië duurde ook in 2014 voort en de EU scherpte haar restrictieve maatregelen aan.
De EU publiceert elk jaar een jaarverslag over de mensenrechten en de democratie in de wereld,
dat door het Parlement wordt beoordeeld. Het Parlement heeft zijn rol in de verdediging van
de mensenrechten ook versterkt door parlementaire democratie en parlementaire politieke
dialoog wereldwijd te ondersteunen, hoorzittingen te houden met vertegenwoordigers van
het maatschappelijk middenveld van derde landen en ad-hocdelegaties uit te zenden om de
mensenrechtensituatie ter plaatse te beoordelen. De belangrijkste fora voor politieke dialoog
tussen het Europees Parlement en leden van niet-EU-lidstaten zijn de Paritaire Parlementaire
Vergadering EU-ACS, de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse
Zeegebied, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, ook wel EuroLat genoemd,
en de Parlementaire Vergadering Euronest met Oost-Europese partners.
Het Europees Parlement heeft zijn begrotingsbevoegdheden reeds gebruikt om de gereserveerde
middelen voor programma’s ter bevordering van democratie en de mensenrechten substantieel
te verhogen en heeft zich met succes ingezet voor de instandhouding van het Europees
Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR).
Het EIDHR is een belangrijk financieel en beleidsinstrument waarmee de EU bijdraagt tot de
ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van alle
mensenrechten en fundamentele vrijheden overal ter wereld, alsmede tot de wereldwijde
ondersteuning en bescherming van mensenrechtenverdedigers.
CONTACTGEGEVENS VAN HET
EUROPEES PARLEMENT
PARLEMENT EUROPEEN | EUROPEES PARLEMENT
Rue Wiertz 60, B-1047 BRUXELLES
Wiertzstraat 60, B-1047 BRUSSEL
Tel. +32 22842111
Fax +32 22306933
EUROPEES PARLEMENT
Plateau du Kirchberg
BP 1601 | L-2929 LUXEMBOURG
Tel. +352 4300 1
Fax +352 4300 24842
EUROPEES PARLEMENT
1, avenue du Président Robert Schuman
BP 1024F | F-67070 STRAATSBURG CEDEX
Tel. +33 388 17 4001
Fax +33 388 17 4860
Voor meer informatie, ga naar:
http://www.europarl.europa.eu/
http://www.europarl.europa.eu/sakharov