HET BOEK VAN LAUREATEN VAN DE SACHAROVPRIJS QA-01-14-333-NL-C HET BOEK VAN LAUREATEN VAN DE SACHAROVPRIJS HET BOEK VAN LAUREATEN VAN DE SACHAROVPRIJS VOORWOORD Martin Schulz Voorzitter van het Europees Parlement 2013 was een rijk jaar voor de Sacharovprijs. Een uitzonderlijk jaar. Maar liefst vier winnaars zijn naar Straatsburg afgereisd om hun prijs in ontvangst te nemen. Allereerst de Damas de Blanco („Dames in het Wit”) in april, vervolgens Guillermo Fariñas in juli en ten slotte Aung San Suu Kyi in oktober. Zij waren enige jaren daarvoor, en de Birmaanse laureate zelfs meer dan twintig jaar geleden, tot winnaar uitgeroepen. Zij hebben niet vrijwillig zo lang gewacht: de autoriteiten van hun land gaven hen geen toestemming om hun prijs in ontvangst te komen nemen. Uit angst voor hun onverwoestbare moed, voor de vrijheid van denken die zij verdedigen, voor hun vermogen om de hoop bij alle democraten te doen herleven. 2013 is tevens het jaar van de jongste winnares van de prijs. Op 20 november heeft de 16-jarige Malala Yousafzai een aangrijpend pleidooi gehouden voor de rechten van het kind en, in het bijzonder, de toegang tot onderwijs voor meisjes. Net als de andere laureaten heeft zij een hoge prijs betaald voor haar strijd tegen de obscurantisten van deze tijd. Haar verzet heeft haar bijna het leven gekost en leidde ertoe dat zij noodgedwongen in ballingschap leeft. Malala heeft haar prijs in ontvangst genomen ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs, in aanwezigheid van voormalige laureaten. Wat een prachtig symbool voor het vitale Sacharovnetwerk, dat er de jeugdige Malala bij kreeg! 2013 was ook een bemoedigend jaar, maar er is nog een lange weg te gaan. 2014 is een jaar van aanhoudende conflicten, met slachtoffers die hoofdzakelijk doelwit zijn vanwege hun ideeën, geloof, geslacht of het feit dat ze tot een minderheid behoren. Diverse laureaten kunnen hun prijs nog steeds niet komen ophalen. Razan Zaitouneh, een van de prijswinnaars van 2011, is in Syrië ontvoerd. Haar lot is onbekend. Nasrin Sotoudeh en Jafar Panahi staan nog altijd onder huisarrest, dat hen is opgelegd door het Iraanse regime. Het Chinese regime is onvermoeibaar op zoek naar manieren om Hu Jia het zwijgen op te leggen. Zij die opkomen voor de vrijheid van denken wordt ook in 2014 de mond gesnoerd. Met de toekenning van de prijs aan Dr. Denis Mukwege, die dit jaar unaniem tot winnaar werd uitgeroepen, bekroont het Europees Parlement niet alleen een toegewijd arts, maar bovenal een man die vrede voorstaat. Niet alleen een dokter, maar bovenal een man die strijdt voor de waardigheid van vrouwen. In een regio waar verkrachting als oorlogs- en terreurwapen wordt gebruikt en in een wereld waarin de vrijheid van vrouwen steeds vaker wordt geschonden, dienen zijn inzet en moed als voorbeeld. Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu). Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2014 ISBN 978-92-823-5593-0 doi:10.2861/59028 © Europese Unie, 2014 Overneming met bronvermelding toegestaan. Printed in Belgium GEDRUKT OP ELEMENTAIR CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER (ECF) DE SACHAROVPRIJS voor de vrijheid van denken, die in 1988 voor het eerst werd toegekend aan Nelson Mandela en Anatoli Martsjenko, is het hoogste eerbewijs dat de Europese Unie toekent aan personen die zich inzetten voor de mensenrechten. Hij is bedoeld om erkenning te betuigen aan individuen, groeperingen en organisaties die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de vrijheid van denken. Door middel van de Sacharovprijs en het Sacharovprijsnetwerk ondersteunt de EU de prijswinnaars, waardoor ze gesterkt worden en aan gezag winnen in hun strijd. De prijs is tot dusver toegekend aan dissidenten, politieke leiders, journalisten, advocaten, activisten uit het maatschappelijk middenveld, schrijvers, moeders en echtgenotes, leiders van minderheden, een antiterrorisme groep, vredesactivisten, een strijder tegen marteling, een cartoonist, een gewetensbezwaarde die een lange gevangenisstraf uitzit, een filmmaker, een kind dat vecht voor het recht op onderwijs en zelfs de Verenigde Naties als geheel. De vrijheid van meningsuiting, het waarborgen van de rechten van minderheden, de eerbiediging van het internationaal recht, de ontwikkeling van democratie en de toepassing van de rechtsstaat zijn de belangrijkste gebieden waarop de laureaten actief zijn. Het Europees Parlement reikt de Sacharovprijs, waaraan een geldbedrag van 50 000 euro is verbonden, tegen het eind van elk jaar uit tijdens een formele plenaire vergadering in Straatsburg. Elk van de fracties in het Parlement mogen kandidaten voordragen, net als individuele leden met de steun van ten minste 40 leden voor iedere kandidaat. De voorgedragen kandidaten worden gepresenteerd tijdens een gezamenlijke vergadering van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Subcommissie mensenrechten, en de leden van de voltallige commissies stemmen over de voordrachten om tot een shortlist van drie kandidaten te komen. De uiteindelijke winnaar of winnaars van de Sacharovprijs worden gekozen door de Conferentie van voorzitters, een orgaan van het Europees Parlement dat bestaat uit de fractievoorzitters van alle fracties die in het Parlement zijn vertegenwoordigd en dat wordt voorgezeten door de Voorzitter van het Europees Parlement, waardoor de keuze van de winnaars een echte Europese keuze wordt. ANDREJ ANDREJ SACHAROV SACHAROV (1921-1989), de uit de Sovjet-Unie afkomstige gerenommeerde natuurkundige, mensenrechtenactivist, dissident en pleitbezorger van hervormingen, aanvaardde het idee van een naar hem vernoemde prijs voor de vrijheid van denken „als een belangrijke blijk van waardering voor mijn werk ter bescherming van mensenrechten”, zoals hij schreef in een brief aan het Europees Parlement (1). Hij achtte de toekenning van dergelijke prijzen „nuttig” aangezien het „de aandacht zou vestigen op het mensenrechtenprobleem en een aanmoediging zou vormen voor de mensen die zich op dit vlak inzetten”. Het Europees Parlement kondigde zijn voornemen de prijs in het leven te roepen aan in een in december 1985 aangenomen resolutie. DE MAN NAAR WIE DE PRIJS IS VERNOEMD Nadat hij in 1979 publiekelijk had geprotesteerd tegen de Sovjetinterventie in Afghanistan, werd Andrej Sacharov in 1980 verbannen naar de gesloten stad Gorki. Hoewel hij zich in ballingschap bevond, stond hij onder streng toezicht van de Sovjetpolitie en hij ging twee keer in hongerstaking om te bewerkstelligen dat zijn vrouw een hartoperatie in de Verenigde Staten mocht ondergaan. Elena Bonner, die in 1984 eveneens naar Gorki was verbannen, kreeg uiteindelijk in oktober 1985 toestemming om voor haar behandeling naar de VS te reizen. Het Europees Parlement steunde de Sacharovs en heeft zelfs overwogen een zetel in de zaal leeg te laten voor Andrej Sacharov. In plaats daarvan werd het alternatieve plan aangenomen: de instelling van een naar Andrej Sacharov genoemde prijs. Er werd voor Sacharov gekozen omdat hij „een Europees burger was die de vrijheid van gedachte en meningsuiting belichaamde en die, vanwege zijn overtuigingen en zijn geweten, afstand deed van alle materiële voordelen en egards waar hij over kon beschikken”, aldus Jean-François Deniau, rapporteur voor het initiatief, ten overstaan van de plenaire vergadering van het EP. Als pionier in de atoomfysica die aan de wieg stond van de Russische waterstofbom, werd Andrej Sacharov op 32-jarige leeftijd volwaardig lid van de Sovjet-Academie voor Wetenschappen en kreeg hij de privileges van de Nomenklatura, zoals de elite van de Sovjet-Unie werd genoemd. In de late jaren vijftig begon hij zich echter steeds meer zorgen te maken over de gevolgen van kernproeven voor de atmosfeer en de politieke en morele implicaties van zijn werk, dat grote dodentallen tot gevolg zou kunnen hebben. Het keerpunt in zijn politieke ontwikkeling kwam in 1967, toen hij er bij de Sovjetautoriteiten op aandrong een Amerikaans voorstel te aanvaarden voor een bilaterale afwijzing van de ontwikkeling van antiballistische raketafweersystemen, die hij, in zijn essay Reflections on Progress, Peaceful Coexistence, and Intellectual Freedom, omschreef als een ernstige bedreiging met een wereldwijde kernoorlog als mogelijk gevolg. De Sovjetautoriteiten wezen zijn verzoek af en sloten Andrej Sacharov na de publicatie van zijn essay uit van alle topgeheime militaire werkzaamheden en ontnamen hem zijn privileges. In 1970 was hij een van de medeoprichters van het Mensenrechtencomité in de Sovjet-Unie en de verdediging van mensenrechten en van de slachtoffers van politieke processen werd zijn voornaamste zorg. In 1972 trouwde hij met zijn collega-mensenrechtenactiviste Elena Bonner. Ondanks toenemende druk vanuit de regering probeerde Sacharov niet alleen om dissidenten in eigen land vrij te krijgen, maar werd hij ook een van de moedigste critici van het Sovjetregime en werd hij de belichaming van de strijd tegen de ontzegging van grondrechten. Hij was, om de woorden te gebruiken van het Nobelcomité, dat hem in 1975 de Nobelprijs voor de Vrede toekende, „een woordvoerder van het geweten van de mensheid”. Hij kreeg geen toestemming om zijn prijs in ontvangst te nemen, maar repressie noch ballingschap kon zijn verzet breken. De prijs werd in het leven geroepen met een in december 1985 aangenomen resolutie van het Europees Parlement. Een jaar later gaf Michail Gorbatsjov, die het beleid van „perestrojka” en „glasnost” invoerde, Andrej Sacharov en Elena Bonner toestemming naar Moskou terug te keren. Daar stierf hij in december 1989. In 2013 bestond de prijs die zijn naam draagt een kwarteeuw, een periode waarin over grenzen heen mensenrechten werden ondersteund, ook in landen met onderdrukkende regimes, teneinde mensenrechtenactivisten en dissidenten overal ter wereld te belonen. De mensenrechtenactivisten die door de prijs erkenning kregen, hebben een hoge prijs betaald voor hun inzet om de menselijke waardigheid te beschermen: velen van hen zijn vervolgd, gestorven, hun persoonlijke vrijheid kwijtgeraakt, hebben met fysiek geweld te maken gekregen of hebben hun land moeten verlaten. In sommige gevallen kregen de winnaars niet de vrijheid om hun prijs persoonlijk in ontvangst te komen nemen. Een van hen is de laureaat van 2012, Nasrin Sotoudeh, die vanuit de Evin-gevangenis in Iran brieven aan wijlen Andrej Sacharov schreef waarin ze filosofische verhandelingen houdt over de betekenis van dissidentie en haar situatie vergelijkt met die van hem. „De wijze waarop u elke dag opnieuw weer vormgaf aan uw leven en verzet was geweldig. Wat u heeft weten te bereiken was een grote overwinning voor alle vrijheidsstrijders in de wereld. Mogen toekomstige vrijheidsstrijders uw onvervulde dromen verwezenlijken.” (1) De in deze publicatie geciteerde brieven van Andrej Sacharov worden bewaard in de historische archieven van het Europees Parlement. DE SACHAROVPRIJS WINNAARS HET NETWERK VAN WINNAARS VAN DE SACHAROVPRIJS Het Sacharovprijsnetwerk omvat laureaten van de Sacharovprijs en leden van het Europees Parlement. Het netwerk werd in het leven geroepen in 2008, toen de Sacharovprijs zijn twintigste verjaardag vierde. De oprichting ervan vormde een erkenning voor „de bijzondere rol van Sacharovprijswinnaars als ambassadeurs van de vrijheid van gedachte” en de leden van het netwerk kwamen overeen „hun gezamenlijke inspanningen voor de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers in de wereld te versterken door middel van gemeenschappelijke acties van de winnaars van de Sacharovprijs en onder bescherming van het Europees Parlement”. Op de 25e verjaardag van de prijs in 2013 kwam het netwerk op een conferentie bijeen om de ontwikkeling van zijn doelstellingen te bespreken. Twintig laureaten en vertegenwoordigers uit Afrika, Azië, Europa, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten kwamen bijeen met de Voorzitter en de leden van het Europees Parlement, andere vertegenwoordigers van de Europese instellingen, diensten en agentschappen, ngo’s, internationale organisaties, journalisten en studenten voor een intensieve driedaagse ontmoeting, waarbij op de universele dag van het kind de Sacharovprijs 2013 werd uitgereikt aan de eerste minderjarige prijswinnaar, Malala Yousafzai. Het hoogtepunt van de conferentie was een verklaring waarin de leden van het netwerk plechtig beloven zich door middel van een aantal acties gezamenlijk en individueel in te zetten voor de wereldwijde bevordering en bescherming van mensenrechten, onder meer door zich als spreekbuis op te werpen van internationale campagnes voor de bevordering van grondrechten, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en internationale organisaties, met inbegrip van de campagne om geweld tegen kinderen te beëindigen en onderwijs voor kinderen te bevorderen. In de verklaring wordt de noodzaak benadrukt van solidariteit en coördinatie tussen de verdedigers van mensenrechten en worden alle leden van het netwerk opgeroepen te fungeren als een mondiaal waarschuwingssysteem voor mensenrechtenschendingen. Van de EU wordt gevraagd om door middel van haar wereldwijde vertegenwoordigingen substantiële diplomatieke steun te verlenen aan mensenrechtenverdedigers, met name met het oog op de bescherming van laureaten van de Sacharovprijs en van mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen. Het Sacharovprijsnetwerk streeft er nu naar gevolg te geven aan zijn beloften door middel van actie in het veld, teneinde het bewustzijn over mensenrechtenkwesties en -schendingen te vergroten. De leden van het netwerk geven eveneens Sacharovlezingen in de EU-lidstaten en nemen deel aan internationale mensenrechtencampagnes en bewustmakingsevenementen, waarbij zij zich inzetten voor burgeractivisten en mensenrechtenverdedigers. 2014 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 1990 1989 1988 Denis Mukwege Malala Yousafzai Nasrin Sotoudeh en Jafar Panahi Arabische lente (Mohamed Bouazizi, Asmaa Mahfouz, Ahmed El Senussi, Razan Zaitouneh en Ali Ferzat) Guillermo Fariñas Memorial (Oleg Orlov, Sergej Kovalev en Loedmilla Aleksejeva namens Memorial en alle andere mensenrechtenverdedigers in Rusland) Hu Jia Salih Mahmoud Mohamed Osman Aljaksandr Milinkevitsj Damas de Blanco, Hauwa Ibrahim, Verslaggevers zonder Grenzen Vereniging van journalisten van Belarus VN-secretaris-generaal Kofi Annan en het voltallige personeel van de Verenigde Naties Oswaldo José Payá Sardiñas Izzat Ghazzawi, Nurit Peled-Elhanan, Dom Zacarias Kamwenho ¡Basta Ya! Xanana Gusmão Ibrahim Rugova Salima Ghezali Wei Jingsheng Leyla Zana Taslima Nasreen Oslobodjenje Las Madres de Plaza de Mayo Adem Demaçi Aung San Suu Kyi Alexander Dubček Nelson Rolihlahla Mandela; Anatoli Martsjenko (postuum) 2014 DENIS MUKWEGE DENIS MUKWEGE is een Congolese dokter die zijn leven wijdt aan het heropbouwen van de lichamen en de levens van tienduizenden Congolese vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn geworden van groepsverkrachting en brutaal seksueel geweld tijdens de oorlog in de Democratische Republiek Congo. Mukwege werd in 1955 geboren in Bukavu. Hij studeerde geneeskunde en was de oprichter van de gynaecologische afdeling van het ziekenhuis van Lemera in het oosten van de Democratische Republiek Congo, dat werd vernietigd aan het begin van de oorlog in 1996. Mukwege vluchtte naar Bukavu en richtte daar een ziekenhuis op bestaande uit tenten. Er werd een nieuwe kraamafdeling en operatiekamer gebouwd, maar alles werd in 1998 vernietigd tijdens de tweede Congo-oorlog. Niet ontmoedigd bouwde Mukwege zijn ziekenhuis opnieuw op in Panzi. Hij maakte lange uren en zorgde voor de opleiding van personeel om vrouwen te behandelen die ten prooi vielen aan de strijders die verklaard hadden dat „vrouwen hun gemeenschappelijke vijand zijn”. Sinds het ziekenhuis in 1999 opnieuw geopend is, heeft hij meer dan 40 000 vrouwen behandeld, en nam hij de verzorging op zich van het eerste slachtoffer van verkrachting met schotwonden in haar genitalia en dijen. Tijdens de daaropvolgende weken begaven tientallen vrouwen zich naar het ziekenhuis met de melding dat ze verkracht en gefolterd waren. „Ik begon me af te vragen wat er aan de gang was”, verklaarde Mukwege aan de BBC. „Het ging hier niet enkel om gewelddadige oorlogshandelingen. Ze vormden onderdeel van een strategie ... meerdere mensen werden gelijktijdig verkracht, publiekelijk. Soms werd een heel dorp verkracht in de loop van de nacht. Hierdoor werden niet enkel de slachtoffers getroffen, maar de hele gemeenschap, die gedwongen werd toe te kijken. Deze strategie had tot resultaat dat de mensen gedwongen werden hun dorpen te ontvluchten en hun velden en bezittingen, alles, achter te laten”. Mukwege is een internationaal erkend deskundige op het gebied van het herstel van pathologische of psychosociale schade die is aangericht door seksueel geweld. Het ziekenhuis van Panzi biedt psychologische en fysieke zorgverlening aan, en de vrouwen worden geholpen bij het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden om de draad van het leven opnieuw op te pikken, terwijl meisjes geholpen worden om terug naar school te gaan. Er wordt eveneens juridische bijstand verleend om hun aanvallers voor de rechter te kunnen brengen. Mukwege zet zich onvermoeibaar in voor de rechten van de vrouw en voor de beëindiging van de strijd om de controle over de natuurlijke hulpbronnen van Congo. In 2011 werd hij zelf slachtoffer toen gewapende mannen zijn huis binnendrongen en zijn dochters bedreigden met een geweer. Zijn lijfwacht werd gedood, maar hijzelf kon ontkomen. Hij vluchtte met zijn familie naar Zweden en België. In 2013 keerde hij terug naar de Democratische Republiek Congo toen een groep vrouwen, die moeten overleven met minder dan een dollar per dag, samen zijn ticket huiswaarts hadden bekostigd. Hij woont momenteel in het ziekenhuis van Panzi, dat hij eveneens leidt. 2013 MALALA YOUSAFZAI MALALA YOUSAFZAI is een 17-jarig Pakistaans meisje dat in 2012 door de Taliban in haar gezicht werd geschoten om haar en andere meisjes ervan te weerhouden naar school te gaan. Ze overleefde haar verwondingen en werd in 2013 de jongste Sacharovprijswinnaar ooit. Ze droeg haar prijs op aan de „miskende helden van Pakistan” in een gloedvol pleidooi voor het recht van ieder kind op onderwijs. „Veel kinderen hebben geen voedsel om te eten, geen water om te drinken en kinderen hunkeren naar onderwijs. Het is verontrustend dat 57 miljoen kinderen niet naar school gaan … dit moet aan onze gewetens knagen”, verklaarde Malala ten overstaan van de vertegenwoordigers van 28 landen in de overvolle zaal van het Europees Parlement en in aanwezigheid van bijna alle levende Sacharovprijslaureaten, bijeen voor de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs. „Een kind, een leraar, een pen en een boek kunnen de wereld veranderen.” Malala’s strijd voor onderwijs begon op 11-jarige leeftijd toen ze een anonieme blog schreef over het leven van een schoolmeisje onder de Taliban in de Pakistaanse Swatvallei. In 2009 verordende de Taliban dat alle meisjesscholen moesten worden gesloten, terwijl het Pakistaanse leger strijd leverde met de Taliban over de controle van het gebied. Malala en haar familie waren gedwongen hun belegerde thuisstad te ontvluchten en haar school werd vernietigd. Toen de situatie was verbeterd, keerden zij terug en Malala en haar vader Ziauddin, die een meisjesschool leidde, bleven ondanks bedreigingen pleiten voor meisjesonderwijs. Malala gebruikte een donatie om een schoolbus te kopen, dezelfde bus waar zij in zat toen ze werd neergeschoten, een aanslag waarbij ook twee andere meisjes gewond raakten en die werd opgeëist door de Taliban. Malala overleefde en is een toegewijd pleitbezorger van meisjesonderwijs, medeoprichter van het Malalafonds en lid van het crisiscomité voor jeugdonderwijs, dat is opgezet door de speciale gezant van de VN voor mondiaal onderwijs, Gordon Brown. Volgens Brown zullen bij het huidige tempo alle meisjes pas naar school gaan in 2086 en niet in 2015, zoals beloofd in de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. „Volgens de islam is het meisjes toegestaan onderwijs te volgen. Het is de plicht en verantwoordelijkheid van ieder persoon, ongeacht of het een jongen of een meisje is, om onderwijs te volgen en kennis te vergaren”, aldus Malala. De VN hebben 12 juli, haar geboortedag, omgedoopt tot Malaladag. In 2014 bracht ze deze dag in Nigeria door waar ze een ontmoeting had met de schoolmeisjes die waren ontsnapt na een ontvoering door Boko Haram in Chibok evenals met de families van de 219 nog steeds ontvoerde meisjes. Ze riep hierbij op tot meer actie van president Jonathan. Ze betuigde tevens haar solidariteit met de kinderen in de conflictgebieden Syrië en Gaza. 2012 NASRIN SOTOUDEH NASRIN SOTOUDEH is een Iraanse mensenrechtenadvocaat en een van de weinigen die in 2009 tijdens massaprotesten opgepakte andersdenkenden verdedigde en die de verdediging voerde in andere in het oog springende politieke en mensenrechtenzaken, alvorens zij in 2010 zelf werd gearresteerd. Toen zij in 2012 de Sacharovprijs kreeg toegekend, zat zij een gevangenisstraf van zes jaar uit en bevond ze zich in eenzame opsluiting in de beruchte Evin-gevangenis van Iran, waar zij al zeven weken in hongerstaking was uit protest tegen de gerechtelijke druk op haar familie. Haar bijzonder zwakke en broze gezondheidstoestand ten spijt vond ze de kracht om een memorabele boodschap aan het Europees Parlement te sturen, die door haar vriendin, collega en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede Shirin Ebadi tijdens de uitreikingsceremonie werd voorgelezen. „Het verhaal van de mensenrechten, en de mechanismen om de eerbiediging ervan te waarborgen, is een lang verhaal, waarvan de verwezenlijking nog steeds grotendeels afhangt van de intenties van regeringen, die de grootste schenders van mensenrechten zijn.” Sotoudeh noemde mensenrechtenschendingen als de belangrijkste oorzaak van de golf van revoluties die het Midden-Oosten overspoelt. Tegen mensenrechtenverdedigers en politieke gevangenen zei ze: „Net als jullie weet ik dat de weg naar democratie lang en moeilijk is”. In september 2013 werd zij onverwachts vrijgelaten, een geste die door Voorzitter Schulz werd verwelkomd als „een belangrijk positief signaal van de Iraanse autoriteiten”, met name van de recent gekozen president Rouhani. In december 2013 ontmoette ze de delegatie van het Europees Parlement die voor het eerst in zes jaar Iran bezocht. Sotoudeh vroeg aandacht voor politieke gevangenen en hekelde processen voor revolutionaire in plaats van strafrechtelijke rechtbanken als niet-transparant. Ze verzocht de delegatie om deze kwestie bij de Iraanse autoriteiten aan de orde te stellen. De delegatie kreeg te horen dat de revolutionaire rechtbanken waren ingesteld om misdaden tegen de staat te berechten en dat derhalve geen veranderingen mogelijk waren. De ontmoeting van Sotoudeh met de delegatie veroorzaakte ophef onder Iraanse hardliners die haar en Jafar Panahi beschuldigden van opruiing. Ze zet haar pleidooi voor mensenrechten, vrouwenrechten en fundamentele vrijheden voort. Zij vecht tegen de haar in 2014 opgelegde uitsluiting van het recht de advocatuur te beoefenen, een carrière waar zij jaren voor heeft gevochten en waarbij zij aanvankelijk minderjarigen verdedigde om te voorkomen dat zij de doodstraf kregen, een zaak waar zij zich nog altijd voor inzet. In juli 2014, toen de oorlog in Gaza uitbrak, lanceerde Sotoudeh op sociale media de campagne Stop Killing Your Fellow Beings. Zij kan niet naar het Parlement komen om de haar toegekende Sacharovprijs in ontvangst te nemen of om de activiteiten van het Sacharovprijsnetwerk bij te wonen, aangezien ze Iran nog altijd niet mag verlaten. Op de conferentie van 2013 werd ze vertegenwoordigd door Ebadi. Sotoudeh wil in Iran blijven en van binnenuit voor hervormingen strijden. 2012 JAFAR PANAHI JAFAR PANAHI is een met prijzen bekroonde filmmaker die de komende twintig jaar geen films meer mag maken. Als openlijke aanhanger van de zogeheten „groene beweging”, een Iraanse oppositiebeweging, en vanwege de kritiek die hij uitte op voormalig president Ahmadinejad, werd hij veroordeeld tot zes jaar cel wegens „propaganda tegen de Islamitische Republiek”. Het vonnis wacht evenwel nog op uitvoering: Panahi zit niet in de gevangenis, maar kan ieder moment worden vastgezet. Hij werd in 2010 gearresteerd toen hij heimelijk een film maakte over de mislukte revolte van de groene beweging in 2009. Hoewel hij na drie maanden als gevolg van internationale protesten en een hongerstaking werd vrijgelaten, werd hij vervolgens veroordeeld tot een gevangenisstraf en kreeg hij een verbod opgelegd om films te maken, te reizen en met de media te praten. Hij vertelde de delegatie van het Europees Parlement die in 2013 een bezoek bracht aan Iran dat zijn getuigenis en die van zijn advocaat tijdens zijn proces zijn genegeerd en dat het vonnis van tevoren vaststond. Hij waarschuwde de delegatie dat mensenrechtenkwesties worden vergeten nu de wereld zich concentreert op de nucleaire overeenkomst met Iran, en sprak de overtuiging uit dat de repressie in Iran zal toenemen zodra de sancties worden opgeheven. Volgens Panahi geldt de flexibiliteit van het nieuwe Iraanse leiderschap alleen voor buitenlandse en niet voor binnenlandse aangelegenheden en staan de pers, gevangenen en het culturele leven onverminderd onder druk. In een interview dat hij in juli 2014 ondanks het hem opgelegde verbod gaf, zei hij dat het voelt alsof hij uit een kleine gevangenis is vrijgelaten, alleen om vervolgens in een grotere gevangenis te worden opgesloten toen hem werd verboden te werken. Hij heeft dit verbod op het maken van films niettemin twee keer geschonden. In 2011 nam hij in zijn huis in Teheran This is not a Film op, waarin te zien is hoe hij aan de keukentafel met zijn advocaat praat, in afwachting van zijn opsluiting. In 2014 liet hij opnieuw van zich horen met de film Closed Curtain waarin een scenarioschrijver samen met zijn hond in een huis aan zee woont, met de gordijnen dicht. Panahi ziet zichzelf niet als een politiek figuur, maar als iemand die bereid is onrechtvaardigheid aan de kaak te stellen. Hij heeft zich uitgesproken tegen censuur in Iran en kritiek geuit op president Rouhani omdat hij zijn verkiezingsbeloften daaromtrent niet heeft ingelost. Daarnaast heeft hij de Step by Step-campagne opgezet met als doel een einde te maken aan de doodstraf in Iran. Hij kan geen bezoek afleggen aan het Europees Parlement, maar werd tijdens de uitreikingsceremonie vertegenwoordigd door zijn dochter Solmaz en de filmregisseurs CostaGavras en Serge Toubiana, en tijdens de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 door FIDH-voorzitter Karim Lahidji. 2011 MOHAMED BOUAZIZI (1984-2011) was de katalysator van de Jasmijnrevolutie in Tunesië en een inspiratie voor de prodemocratische beweging die zich in 2011 over het Midden-Oosten en Noord-Afrika verspreidde, beter bekend als de Arabische lente. MOHAMED BOUAZIZI Bouazizi was nog steeds in leven, worstelend met de dood en van top tot teen omwikkeld met verband, toen het regime van president Zine al-Abidine Ben Ali, aan de macht sinds 1987, begon te wankelen. Bouazizi, een hardwerkende man uit een arme familie, was sinds zijn tiende, als fruitverkoper op de markt, de belangrijkste kostwinner van zijn gezin. Hij verliet de school toen hij negentien was om het onderwijs van zijn jongere broers en zussen te bekostigen. Tien dagen na Bouazizi’s dood werd Ben Ali gedwongen af te treden en het land te verlaten, terwijl betogers door de straten van Tunis marcheerden, velen van hen met een beeltenis van Bouazizi in hun handen. Hij stierf op 4 januari 2011, op 26-jarige leeftijd, nadat hij zichzelf in brand had gestoken uit protest tegen een systeem dat hem belette om op een fatsoenlijke wijze in zijn levensonderhoud te voorzien. Bouazizi was vaak het slachtoffer geweest van Tunesische wetshandhavers die hem boetes gaven, zijn productie en weegschalen in beslag namen en hem, bij de laatste gelegenheid, zelfs tegen de grond werkten. Zijn familie gelooft dat het de vernedering en niet de armoede was die hem ertoe heeft gebracht zichzelf in brand te steken, nadat hij, zonder resultaat, zijn recht was gaan halen. Bouazizi overgoot zichzelf met benzine en stak zich in brand buiten de poorten van een overheidsgebouw in het stadje Sidi Bouzid. Deze daad van een geliefde man, die erom bekendstond gratis producten weg te geven aan de armere families en wiens benarde situatie herkenbaar was voor vele anderen, leidde tot protesten die zich snel verspreidden. Tunesiërs van alle rangen en standen gingen de straat op om te demonstreren tegen een corrupt regime, hoge werkloosheid en beperkingen van hun vrijheid. Zijn familie vindt troost in de gedachte dat zijn dood niet voor niets is geweest; zijn actie mondde uit in de zogeheten „volksrevolutie” en veroorzaakte een schokgolf onder despotische regeringen in Tunesië en elders in de Arabische wereld. De daad van Bouazizi deed het bewustzijn onder Arabische jongeren groeien dat zij hun frustraties konden uiten en konden vechten voor hun waardigheid wanneer zij geconfronteerd werden met onrechtvaardigheid, corruptie en autocratisch bestuur. De Arabische lente en haar aanvankelijke optimisme zijn tot stilstand gekomen en sommige van de geboekte vorderingen zijn teruggedraaid, maar in haar geboorteplaats, het Tunesië van Bouazizi, werd in 2014 een democratische grondwet aangenomen en zullen voor het einde van het jaar parlements- en presidentsverkiezingen plaatsvinden. 2011 ALI FERZAT ALI FERZAT is de bekendste politieke satiricus en cartoonist van Syrië, en een van de beroemdste culturele figuren van de Arabische wereld. Ferzat, geboren in 1941 in Hama, publiceerde meer dan 15 000 cartoons in Syrische en internationale kranten en won prijzen voor zijn satires op dictators als Saddam Hoessein en Muammar Kadhafi toen die over respectievelijk Irak en Libië heersten. Met zijn werk zocht hij de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in Syrië op door de veiligheidstroepen op de korrel te nemen en door, toen de Arabische lente Syrië in 2011 bereikte, directer te worden in zijn aanvallen op regeringsfunctionarissen, met name president Bashar al-Assad. Syriërs die in de straten tegen het regime demonstreerden, zwaaiden met zijn cartoons. Nadat hij een cartoon had gepubliceerd van al-Assad die probeert mee te liften met de Libische dictator Muammar Kadhafi, afgebeeld in een hard rijdende vluchtauto, werd hij op het Umayyadplein in Damascus aangevallen en ernstig in elkaar geslagen door gemaskerde mannen die opzettelijk zijn handen braken, terwijl ze hem toeschreeuwden dat hij respect moest tonen voor president al-Assad en zijn heersers diende te gehoorzamen. Bewusteloos geslagen werd hij in een auto gegooid en meegenomen en er vervolgens uit geduwd om voor dood op straat te worden achtergelaten. Ali Ferzat herstelde niet alleen van de verwondingen aan zijn handen, maar doorbrak ook de muur van angst om in woorden en met zijn kunst een van de meest uitgesproken critici van het regime te worden. Aangezien hij de uitreiking van de Sacharovprijs in 2011 niet kon bijwonen omdat hij in Koeweit werd behandeld aan zijn verwondingen, ontving hij de prijs in 2012 tijdens het openbare debat van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement, waar hij, samen met andere Arabische lente-laureaten en de Voorzitter van het Parlement, discussieerde over de revolutie in Syrië en de toekomst van de democratie na het ontwaken van de bevolking in diverse Arabische landen. Als laureaat van de Sacharovprijs sprak hij in 2012 de eerste editie van het door de Raad van Europa opgerichte wereldforum voor democratie toe. In datzelfde jaar werd hij door het Timemagazine verkozen tot een van de honderd invloedrijkste mensen ter wereld. Hij heeft diverse mensenrechtenprijzen gewonnen en is het hoofd van de Arabische vereniging van cartoonisten. In 2014 was Ferzat de hoofdspreker van het Sacharovprijsnetwerk op het One World Human Rights Film Festival in Praag, waar hij ontmoetingen had met regeringsvertegenwoordigers, media en ngo’s, en waar hij het debat over het Syrische conflict terugbracht tot de kern van de tragedie: achter het voortdurende conflict dat honderdduizenden doden heeft geëist en miljoenen mensen op de vlucht heeft doen slaan, bevinden zich de vergeten menselijke verlangens naar waardigheid en vrijheid. 2011 ASMAA MAHFOUZ ASMAA MAHFOUZ is een Egyptische mensenrechtenactivist en een van de medeoprichters van de 6 april-beweging. Toen Egypte de Arabische lente in 2011 omarmde, trotseerde zij dapper de onderdrukking van activisten door het regime van Hosni Mubarak en riep zij de Egyptenaren via de sociale media op om hun vrijheid, waardigheid en mensenrechten op te eisen door op 25 januari 2011 vreedzaam te demonstreren op het Tahrirplein. Het filmpje werd zo’n 80 000 keer bekeken en gaf aanleiding tot een ware golf aan soortgelijke filmpjes, waardoor honderdduizenden mensen het Tahrirplein bezetten en eisten dat Hosni Mubarak een einde zou maken aan zijn dertig jaar durende heerschappij over Egypte, wat op 11 februari 2012 ook gebeurde. Bij de aanvaarding van de Sacharovprijs noemde Asmaa Mahfouz de prijs een „eerbetoon aan alle helden van de revolutie. Dit is een prijs voor alle jonge Egyptenaren, mensen die hun leven hebben opgeofferd”, zo verklaarde zij en ze voegde eraan toe dat „wij hen niet zullen verraden, we zullen op de weg die zij zijn ingeslagen verdergaan en we willen ervoor zorgen dat deze droom in vervulling gaat”. Ze was een van de belangrijkste sprekers tijdens het debat van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement en op de eerste editie van het wereldforum voor democratie van de Raad van Europa in oktober 2012, waar ze haar licht liet schijnen over de evolutie van de situatie in Egypte na de revolutie. In 2014, nadat Egypte een voormalige legerleider, Abdel Fattah al-Sisi, tot president van het land had verkozen na de afzetting van de islamistische president Mohammed Mursi in 2013, meldde Mahfouz dat ze in toenemende mate blootstond aan geweld, bedreigingen en toezicht. De aanvankelijk uitsluitend tegen de Moslimbroederschap gerichte strafmaatregelen van de autoriteiten verbreedden zich en richtten zich tevens tegen kritische stemmen en bekende iconen van de 25 januari-revolutie, met name tegen de 6 april-activisten. Mahfouz meldde dat zij en medeactivisten in de media werden afgeschilderd als buitenlandse agenten en als een bedreiging voor de nationale veiligheid, met als gevolg dat mensen op straat haar verbaal aanvielen. In april 2014 verbood een Egyptische rechtbank de 6 april-jongerenbeweging. Drie van de leiders van de linkse beweging, Ahmed Maher, Mohammed Adel en Ahmed Douma, zitten een gevangenisstraf van drie jaar uit wegens onder meer illegaal demonstreren, op grond van de nieuwe restrictieve demonstratiewet, terwijl een vierde, Alaa Abdel Fattah, tot vijftien jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Dit leidde tot ontsteltenis bij EP-Voorzitter Schulz en Asmaa Mahfouz zelf, die twitterde: „Vijftien jaar voor demonstreren? En degenen die gemoord hebben dan? Er zal nooit een staat zijn zolang dit voortduurt.” 2011 AHMED EL ZUBER EL SENUSSI AHMED EL SENUSSI , geboren in 1934, was de langst vastzittende gewetensbezwaarde van Libië. Hij is familie van Idris, de enige koning van Libië, die in 1969 door kolonel Muammar Kadhafi werd afgezet. El Senussi werd beschuldigd van samenzwering en deelname aan een mislukte staatsgreep tegen Kadhafi in 1970 en verbleef 31 jaar in de gevangenis, waarvan negen in eenzame opsluiting en in een cel die zo klein was dat hij er niet rechtop kon staan. In augustus 2001 werd hij vrijgelaten, samen met tientallen andere politieke gevangenen. Toen een door de NAVO ondersteunde volksopstand de Libische dictator in 2011 omverwierp, nam de Nationale Overgangsraad het bestuur van het land over en El Senussi werd lid van de raad, verantwoordelijk voor politieke gevangenen. Ondanks verkiezingen bleven wetteloosheid en instabiliteit evenwel de boventoon voeren in de Libische politiek, waarbij facties wedijverden om de controle over wapens. In El Senussi’s thuisbasis Benghazi, die gedurende het bewind van Kadhafi buitenspel stond, bestaat veel steun voor federalisme, een staatsvorm die gedurende het grootste gedeelte van de heerschappij van koning Idris in Libië bestond. In 2012 kwamen 3 000 vertegenwoordigers van de regio in Benghazi bijeen om de overgangsraad van Cyrenaica te vormen. El Senussi werd tot leider van deze overgangsraad benoemd. De overgangsraad van Cyrenaica pleitte voor een grote mate van autonomie voor de regio, maar zei de Nationale Overgangsraad te aanvaarden als het symbool van de eenheid van Libië en als de legitieme vertegenwoordiger in de internationale arena. De overgangsraad van Cyrenaica heeft geen rechtskracht en wordt niet ondersteund door milities zoals wel het geval is bij de andere belangrijkste federalistische groepering in Benghazi, het politiek bureau van Cyrenaica. Dit wordt geleid door Ibrahim Jadhran, die een parallelle regering wil installeren en van wie El Senussi zich heeft gedistantieerd. El Senussi en de door hem geleide tribale aanvoerders pleiten voor federalisme door middel van de nieuwe grondwet. Tijdens het debat van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement in 2012, sprak hij met Voorzitter Schulz, Asmaa Mahfouz en Ali Ferzat over de nasleep van de revolutie en het gewapende conflict in Libië en de toekomst van de democratie in Arabische landen na de Arabische lente. Tijdens de eerste editie van het wereldforum voor democratie van de Raad van Europa wees El Senussi op het ontbreken van een effectieve overheid in Libië en weerlegde hij de beschuldigingen van verraad die tegen hem werden geuit na zijn oproep voor een federaal systeem. Volgens hem zijn deze beschuldigingen een poging zijn voorstel verkeerd te interpreteren en de reputatie te bezoedelen van degenen die de situatie willen verbeteren. El Senussi nam deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013. 2011 RAZAN ZAITOUNEH RAZAN ZAITOUNEH is een Syrische journalist en mensenrechtenadvocaat die op 9 december 2013 werd ontvoerd in een door rebellen gecontroleerd gebied in de voorsteden van Damascus. Ze wordt nog steeds vermist. Men denkt dat het goed met haar gaat, maar het is vooralsnog onbekend waar zij verblijft en wie haar gevangen hebben genomen. Zaitouneh stelde op moedige wijze mensenrechtenschendingen door zowel het regime in Damascus als strijders van de rebellen aan de kaak, ondanks de bedreigingen aan haar adres. Zij werd ontvoerd samen met haar echtgenoot en medeactivist Wael Hamada en twee collega’s, de dichter en advocaat Nazem Hamadi en de voormalige politieke gevangene Samira Khalil, uit het kantoor van twee groepen die zij heeft opgericht, het documentatiecentrum van schendingen en het ondersteuningsbureau voor lokale ontwikkeling en kleine projecten, in Douma. Zaitouneh is een van de meest prominente en geloofwaardige burgeractivisten van de Syrische revolutie. Haar ontvoering wordt door Syrische commentatoren beschouwd als een bepalende stap in de scheiding die zich in Syrië aftekent tussen de civiele krachten en de extremisten, en een gebeurtenis die de Syrische revolutie de genadeslag heeft toegebracht. ONTVOERD IN DECEMBER 2013 Haar familie heeft aangedrongen op internationale hulp om haar en haar collega’s te vinden. „Wij, de familie van Razan Zaitouneh, de mensenrechtenactivist, de advocaat, de schrijver en, bovenal, de persoon, geven deze verklaring af meer dan drie maanden na haar opzettelijke ontvoering waarvoor geen enkele partij de verantwoordelijkheid heeft opgeëist, en waaromtrent geen enkele partij een verklaring of een verzoek heeft uitgevaardigd, in een duidelijke poging om tijd te kopen en de vrije stem van onze dochter en haar collega’s het zwijgen op te leggen, om hen ervan te weerhouden te schrijven en om hun vrijheid van meningsuiting te belemmeren”, zo verklaarde de familie in een in april 2014 uitgevaardigde verklaring die door het documentatiecentrum van schendingen werd gepubliceerd. Activisten en politici vanuit de hele wereld hebben op haar vrijlating aangedrongen, met inbegrip van Voorzitter Schulz. „Uit naam van het Europees Parlement roep ik op tot hun onmiddellijke vrijlating … Haar leven werd bedreigd door het regime en door rebellengroepen vanwege de persoon die ze was, een dappere jonge vrouw die weigert compromissen te sluiten en vreedzaam blijft strijden voor democratie en een vrij Syrië.” Vijfenveertig ngo’s, waaronder het met de Sacharovprijs bekroonde Verslaggevers zonder Grenzen, hebben gezamenlijk opgeroepen tot haar vrijlating en de vrijlating van de activisten die gelijktijdig met haar zijn ontvoerd. Toen zij de prijs in 2011 kreeg toegekend, leefde ze ondergedoken na een inval in haar huis door veiligheidsagenten van de staat. Haar deel van het aan de Sacharovprijs verbonden geldbedrag werd in dienst gesteld van het redden van het leven van een medeactivist die was getroffen bij een tankbeschieting. 2010 GUILLERMO FARIÑAS GUILLERMO FARIÑAS , doctor in de psychologie, onafhankelijk journalist, politiek dissident en momenteel woordvoerder van de oppositiepartij Unión Patriótica de Cuba, is in de loop der jaren 23 keer in hongerstaking gegaan om langs vreedzame weg politieke verandering en vrijheid van meningsuiting in Cuba te bewerkstelligen. Als journalist richtte hij het onafhankelijke persbureau Cubanacán Press op om de rest van de wereld te informeren over het lot van politieke gevangenen in Cuba, maar de autoriteiten dwongen hem uiteindelijk het persbureau te sluiten. In februari 2010, na de controversiële dood van Orlando Zapata, begon Fariñas een hongerstaking die 130 dagen duurde en waarmee hij opriep tot de vrijlating van politieke gevangenen die, na jaren van gevangenschap, ziek waren geworden. Hij beëindigde zijn hongerstaking pas in juli 2010, nadat de Cubaanse regering de vrijlating van 52 politieke gevangenen had aangekondigd. Guillermo Fariñas kon niet aanwezig zijn bij de uitreiking van de Sacharovprijs van 2010 in het Europees Parlement omdat hij Cuba niet mocht verlaten. In juli 2012 werd hij gearresteerd op de begrafenis van een andere winnaar van de Sacharovprijs, de Cubaanse dissident Oswaldo Payá, en korte tijd later weer vrijgelaten. Nadat de Cubaanse regering de reisbeperkingen voor Cubanen had versoepeld en na de terugkeer van de Damas de Blanco („Dames in het Wit”) naar Cuba na hun bezoek aan het Europees Parlement, sprak Guillermo Fariñas in juli 2013 alsnog het Europees Parlement toe tijdens een verlate uitreiking van zijn Sacharovprijs. „Ik ben hier vandaag niet omdat de situatie wezenlijk is veranderd, maar vanwege de realiteiten van de moderne wereld en boven alles vanwege het groeiende burgerverzet door de Cubanen, dat het regime heeft gedwongen om „iets te veranderen, zodat alles hetzelfde blijft”, zoals de legendarische prins Don Fabrizio zegt in Il Gattopardo”, zei Fariñas in zijn aanvaardingsrede. Fariñas nam actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 alsook aan het debat van het wereldforum voor democratie over „oplossingsjournalistiek in actie”, waarbij hij benadrukte dat journalisten „hun werk zullen voortzetten zodat de mensen in Cuba weten wat er gebeurt”. In 2014 werd hij herhaaldelijk gearresteerd en gedurende korte perioden vastgehouden, bedreigd met de dood en opsluiting in een psychiatrische kliniek, geslagen en opgenomen in het ziekenhuis. 2009 MEMORIAL Aleksejeva, geboren in 1927, leidt de Moscow Helsinki Group en is een van de weinige dissidenten uit de Sovjettijd die nog steeds actief zijn in het huidige Rusland. Zij verwierf bekendheid met haar campagnes voor eerlijke processen voor dissidenten. Oleg Orlov is sinds 1994 een van de leiders van Memorial en tevens lid van de raad van bestuur. In 2014 verzamelde hij bewijs over ontvoeringen in het oosten van Oekraïne, waar pro-Russische separatisten vochten met het Oekraïense leger. Hij stelde vast dat deze praktijk vergelijkbaar was met de ontvoeringen die Memorial decennia lang documenteerde tijdens de twee oorlogen in Tsjetsjenië, waar hij zelf werd gekidnapt. OLEG ORLOV, SERGEJ KOVALEV en LOEDMILLA ALEKSEJEVA de Sacharovprijs namens Memorial en alle andere mensenrechtenverdedigers in Rusland. In 2009 ontvingen Memorial werd opgericht in 1988 met als doel mensenrechtenschendingen in voormalige Sovjetrepublieken te volgen en openbaar te maken. Een van de oprichters was Andrej Sacharov, die, samen met Loedmilla Aleksejeva, tevens de Moscow Helsinki Group oprichtte. Sergej Kovalev, de huidige voorzitter van de Russische tak van Memorial, verwierf bekendheid wegens de door hem in 1995 bewerkstelligde vrijlating van circa 2 000 mensen die werden gegijzeld in het ziekenhuis van Boedjonnovsk door Tsjetsjeense rebellen. Het was de enige keer dat een terroristische actie in Rusland niet resulteerde in een groot aantal doden onder de gijzelaars. Hij beschuldigt Rusland ervan zich te mengen in Oekraïense interne aangelegenheden en een burgeroorlog uit te lokken en is blij te zien dat „geciviliseerde landen zijn afgestapt van hun gebruikelijke onverschilligheid” die Poetin volgens hem heeft leren benutten. Reeds jarenlang worden leden en naaste medewerkers van Memorial bedreigd, ontvoerd en zelfs vermoord. In 2014 werd Memorial door de Russische autoriteiten geregistreerd als „buitenlandse agent”, nadat wijzigingen waren aangebracht op een in 2012 ingevoerde wet zodat de autoriteiten ngo’s die financiering uit het buitenland ontvangen mogen registreren als „buitenlandse agenten” zonder hiervoor hun toestemming te hoeven verkrijgen. Honderden ngo’s zijn door deze wet getroffen en geen enkele ngo liet zich vrijwillig als „buitenlandse agent” registreren aangezien dit in Rusland synoniem is voor „spion”, zo verklaarde Kirill Koroteev, senior jurist bij Memorial, ten overstaan van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement. Orlov kon de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 niet bijwonen omdat hij bezig was de wet bij de rechter aan te vechten, maar Memorial verloor de zaak en het daaropvolgende hoger beroep. Memorial en andere ngo’s zetten deze strijd nu voort bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ook de Moscow Helsinki Group weigerde zich als een „buitenlandse agent” te registreren en Aleksejeva verklaarde dat de organisatie haar inspanningen voor de mensenrechten zonder buitenlandse financiering zou voortzetten. Orlov sprak tijdens de debatten op het One World Film Festival van het Sacharovprijsnetwerk in 2014 over foltering in Rusland, terwijl Koroteev Memorial vertegenwoordigde op het Europees jongerenevenement. 2008 HU JIA Sinds het Europees Parlement hem de twintigste Sacharovprijs toekende voor zijn aanhoudende verzoeken tot een officieel onderzoek naar het bloedbad op het Tiananmenplein en compensatie voor de families van de slachtoffers, zijn milieuactivisme en zijn inspanningen tegen aids, is de Chinese dissident gevangengezet en weer vrijgelaten. In 2014 heeft Hu Jia opnieuw perioden van huisarrest opgelegd gekregen. In feite wordt hij ieder jaar rond de herdenking op 4 juni van het bloedbad op het Tiananmenplein onder huisarrest gesteld, sinds hij in 2004 bloemen neerlegde op het plein. Sinds 2 juli 2004 staat zijn huis in Beijing 24 uur per dag, elke dag, onder bewaking. Soms krijgt hij geen toestemming om voedsel of medicijnen te kopen. HU JIA In 2007 had hij de moed om via een conference call te getuigen voor de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement, waarbij hij aandacht vroeg voor de miljoenen mensen die door het Chinese ministerie van Nationale Veiligheid worden vervolgd omdat ze voor eerbiediging van de mensenrechten strijden. Velen worden vastgehouden in gevangenissen, werkkampen en psychiatrische inrichtingen. Als direct resultaat daarvan werd Hu Jia op 27 december 2007 gearresteerd op verdenking van „het oproepen tot de ontwrichting van het staatsgezag” en op 3 april 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar en ontzegging van zijn politieke rechten gedurende een jaar. Toen hij de Sacharovprijs kreeg toegekend, werd hij door de staatsveiligheidspolitie onder druk gezet om deze te weigeren. Hu Jia aanvaardde de Sacharovprijs echter moedig en noemde de prijs „belangrijk voor China”. In een brief aan de Voorzitter van het Europees Parlement van juli 2012 zei Hu Jia dat de toekenning van prijs „werkelijk een grote eer” was die „een bemoediging vormde en de wijze waarop ik in de gevangenis werd behandeld sterk heeft verbeterd”. In juni 2011 werd hij vrijgelaten, waarna hij probeerde een mensenrechten-ngo op te richten, maar de leden ervan werden gearresteerd. Hij leidt nu een netwerk van burgers die in politieke vergaderingen bijeenkomen. Hij is ook de coördinator van de „blote-voeten-advocaten”, een informele groep van juridisch adviseurs die mensenrechtenactivisten in China verdedigen. De verklaring van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de 25e verjaardag van de prijs bevatte een oproep „aan de Chinese autoriteiten om een einde te maken aan de veelvuldige beperkingen die Sacharovprijswinnaar Hu Jia krijgt opgelegd”. Hu Jia was wegens de beperking van zijn vrijheid door de Chinese autoriteiten niet in staat de bijeenkomst bij te wonen en werd vertegenwoordigd door zijn vrouw en genomineerde voor de Sacharovprijs, Zeng Jinyan, die aandacht vroeg voor de benarde omstandigheden van politieke gevangenen en hun familieleden. In 2014 namen de bedreigingen en intimidatie aan het adres van Hu Jia dusdanige vormen aan dat hij inmiddels het gevoel heeft te moeten vrezen voor zijn leven. 2007 SALIH MAHMOUD MOHAMED OSMAN SALIH MAHMOUD MOHAMED OSMAN verleende al meer dan twintig jaar kosteloze juridische bijstand aan personen die willekeurig waren gedetineerd, gefolterd en onderworpen aan schendingen van de mensenrechten in Sudan toen het Europees Parlement hem in 2007 unaniem de Sacharovprijs toekende. „Ik ben geboren in Darfur, in Jebel Marra. Ik werk al vele jaren als advocaat in Darfur. Ik ben vanwege mijn werk in de gevangenis beland en gemarteld. Leden van mijn familie zijn gemarteld en uit hun huizen verjaagd door de milities in Darfur. Ik heb in al die jaren in mijn werk duizenden mensen vertegenwoordigd die mijn hulp nodig hadden in de rechtbank. Ik heb duizenden mensen gezien die waren gemarteld; ik heb honderden vrouwen en jonge meisjes gezien die het slachtoffer waren geworden van seksueel misbruik”, zei Salih Osman in het Europees Parlement bij het in ontvangst nemen van zijn prijs. Osman heeft een lijst gemaakt van de misdaden die hebben plaatsgevonden en is actief betrokken bij de bescherming van de 3,2 miljoen Sudanezen die uit hun huizen zijn verdreven door de voortdurende gevechten in Sudan. Hij blijft aandacht vragen voor een conflict dat, sinds het uitbreken ervan in Jebel Marra in 2003, al langer dan tien jaar voortduurt, en dat door de VN is beschreven als een van de ergste humanitaire situaties ter wereld. Ondanks zware internationale druk en pogingen tot bemiddeling is er nog steeds geen alomvattend vredesakkoord ondertekend tussen alle strijdende partijen, terwijl rebellengroepen zich nu verenigen en een in toenemende mate nationale agenda nastreven. Osman benadrukt dat de oorzaken die de oorlog deden ontbranden, met inbegrip van landonteigening en politieke marginalisering, niet alleen nog steeds niet zijn opgelost, maar zijn verergerd door andere niet-ingewilligde eisen om nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met internationale normen en om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Osman, die tussen 2005 en 2010 voor de oppositie lid was van het Sudanese parlement, is een ferm medestander van het Internationaal Strafhof aangezien „Afrikanen nergens terechtkunnen voor gerechtigheid en compensatie wegens het ontbreken van adequate rechtssystemen in Afrika”. Hij verklaarde dit ten overstaan van vertegenwoordigers van EU-instellingen, het Internationaal Strafhof en meer dan 200 maatschappelijke organisaties die in 2013 deelnamen aan het EU-NGO Forum, waar hij als Sacharovprijswinnaar een toespraak hield. Tijdens de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013 pleitte hij ervoor een veroordeling van straffeloosheid en foltering op te nemen in de slotverklaring. 2006 ALJAKSANDR MILINKEVITSJ ALJAKSANDR MILINKEVITSJ is een leider van de democratische oppositionele Beweging voor Vrijheid in Belarus die „de moed had om de laatste dictator in Europa uit te dagen”, zoals de toenmalige Voorzitter van het Europees Parlement, Borrell Fontelles, stelde toen hij hem de Sacharovprijs uitreikte. Milinkevitsj, een wetenschapper, werd in oktober 2005 gekozen tot de gezamenlijke presidentskandidaat van de Verenigde Democratische Oppositie. Hij riep in die hoedanigheid op tot een daadwerkelijk democratische toekomst en presenteerde zichzelf als een wezenlijk alternatief voor president Loekasjenko, wiens verkiezingszege ernstig in twijfel werd getrokken door de oppositie in Belarus en het buitenland en die werd beschuldigd van het knoeien met stemmen. Na de verkiezingen werd Milinkevitsj op basis van verschillende voorwendsels gearresteerd, maar er werd geen aanklacht tegen hem ingediend. Milinkevitsj was geen kandidaat bij de presidentsverkiezingen van 2010, omdat hij van mening was dat de nationale kieswet niet was gewijzigd en eerlijke, vrije en open verkiezingen niet mogelijk waren. Loekasjenko is nog altijd aan de macht en de mensenrechtensituatie in Belarus is verder verslechterd na de verkiezingen van 2010, onder meer door de bekrachtiging van een wet die vermeend kritisch gedrag ten aanzien van de staat strafbaar stelt, terwijl het monddood maken en gevangen zetten van journalisten, activisten en andere critici van het huidige regime doorgaat. Maatschappelijke activisten vrezen de invoering van een „buitenlandse agenten”wet, vergelijkbaar met die in Rusland, hoewel Loekasjenko zich van het Kremlin lijkt te willen distantiëren na de annexatie van de Krim door Rusland in 2014. Milinkevitsj sprak zijn vreugde uit over het ongebruikelijke gebruik van het Belarussisch door Loekasjenko, die gewoonlijk Russisch spreekt, in een toespraak in juli 2014, maar hij benadrukte tegenover de BBC dat „het vooralsnog slechts een trend betreft, geen strategie”. Als laureaat van de Sacharovprijs wordt Milinkevitsj geregeld geraadpleegd door parlementaire organen die zich met Belarus bezighouden en heeft hij deelgenomen aan activiteiten van het Sacharovprijsnetwerk, waaronder de netwerkconferentie in 2013. In een door het netwerk georganiseerd debat in Litouwen met Berta Soler, nationale autoriteiten en leden van het Europees en Litouwse parlement, stelde Milinkevitsj de voortdurende intimidatie en vernedering van mensenrechtenverdedigers in Belarus door de autoriteiten aan de kaak. Hij verklaarde zich een voorstander van verdere Europese integratie voor Belarus en van een kritische en constructieve dialoog met de Belarussische autoriteiten. Dialoog was tevens het belangrijkste element van de interventies van Milinkevitsj tijdens de openbare debatten op het One World Film Festival van het Sacharovprijsnetwerk in het Europees Parlement. Hij betoogde dat de EU zich meer met Belarus zou moeten bezighouden en zo meer vrijheid te verwezenlijken. Belarus heeft economische bijstand nodig en dit zou, in de ogen van Milinkevitsj, kunnen worden gebruikt als drukmiddel om een dialoog tussen Belarus en de EU af te dwingen, onder meer over mensenrechten. © AFP ImageForum 2005 DAMAS DE BLANCO DAMES IN HET WIT DAMAS DE BLANCO De of vormden in 2003 in Cuba spontaan een groep naar aanleiding van de gevangenneming van 75 van hun echtgenoten en familieleden tijdens de zwarte lente in Cuba, een bruut optreden van het Cubaanse regime tegen democratische activisten. Ze hielden marsen door de straten en schreven een groot aantal brieven aan de Cubaanse autoriteiten waarin ze om de vrijlating van de gevangenen vroegen, maar waarop ze geen enkel antwoord ontvingen. De Damas gaven niet op en hun volhardende protesten leverden resultaten op: in maart 2011 werden de laatste twee „zwarte lente”-gevangenen in vrijheid gesteld. De meeste van hen aanvaardden verbanning naar Spanje, maar een klein aantal van hen verblijft nog altijd in Cuba, waar zij hun strijd onder moeilijke omstandigheden voortzetten, tegen een hoge persoonlijke prijs en hand in hand met de onverzettelijke Damas de Blanco. De Damas lopen nog steeds elke zondag na de mis met bloemen door de straten van Havana in hun strijd voor sociale rechtvaardigheid in het communistische Cuba. Meer en meer vrouwen hebben zich bij hen aangesloten, ondanks de problematische communicatie, de fysieke mishandelingen, de aanhoudingen en de psychologische intimidatie waaraan ze zijn blootgesteld. In juli 2014 werden ongeveer honderd Damas tijdelijk vastgehouden, een ongebruikelijk grootschalige arrestatie die andere dissidenten deed concluderen dat hun groeiende aantal een bedreiging voor het Cubaanse regime begint te worden. In 2013 waren de Damas de Blanco eindelijk in de gelegenheid om de Sacharovprijs die in 2005 aan hen was toegekend persoonlijk in ontvangst te nemen. Voorzitter Berta Soler en vertegenwoordigers Belkis Cantillo Ramírez en Laura Maria Labrada Pollán, dochter van de populaire, in 2011 overleden medeoprichtster van de Damas, Laura Pollán, kregen toestemming om Cuba te verlaten nadat de Cubaanse autoriteiten in januari de reisbeperkingen voor burgers hadden versoepeld, en het Europees Parlement toe te spreken, dat hen erkenning had geschonken voor hun moed en hun inzet voor de mensenrechten. Berta Soler vergeleek de Sacharovprijs met „een schild” dat de Damas zou beschermen na hun terugkeer naar Cuba. Kort na de uitreiking van de Sacharovprijs hebben de Damas de Blanco en andere dissidenten, waaronder de laureaat van 2010, Guillermo Fariñas, het Internationaal Platform voor mensenrechten in Cuba opgericht. Berta Soler vertegenwoordigde de Damas de Blanco op de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013, waar zij, samen met Guillermo Fariñas en de dochter van Oswaldo Payá, het netwerk aanspoorde op te roepen tot „de vrijlating van politieke en gewetensgevangenen in Cuba en elders in de wereld”. Zij nam tevens deel aan het door het netwerk georganiseerde debat in Litouwen, samen met Aljaksandr Milinkevitsj, en drong er aanhoudend bij de EU op aan mensenrechten als een voorwaarde op te nemen in eventuele overeenkomsten met Cuba. 2005 HAUWA IBRAHIM HAUWA IBRAHIM , een sharia-advocaat, werd in 1967 in een moslimfamilie geboren in een klein, arm dorp in de provincie Gombe in het noorden van Nigeria. Op haar tiende werd Ibrahim uitgehuwelijkt, maar als eigenzinnig kind en geïnspireerd door de overtuiging van haar moeder dat onderwijs de enige uitweg uit armoede vormde, liep ze van huis weg naar een kostschool voor meisjes om haar opleiding voort te zetten. Ze slaagde erin de eerste vrouwelijke advocaat in haar provincie te worden. Toen de shariawetgeving in 1999 werd ingevoerd in 12 noordelijke provincies van Nigeria begon Hauwa Ibrahim met de opbouw van een alleen als buitengewoon te omschrijven praktijk. Zij vertegenwoordigde onder meer vrouwen die tot dood door steniging waren veroordeeld wegens overspel en kinderen die waren veroordeeld tot het afhakken van ledematen wegens diefstal. Ze voerde de verdediging in meer dan 150 zaken en redde daarmee de levens van Amina Lawal, Safiya Hussaini, Hafsatu Abubakar en vele anderen. Aanvankelijk was het haar, als vrouw, niet toegestaan de rechter van een shariarechtbank rechtstreeks aan te spreken en moest zij schriftelijke boodschappen doorgeven aan mannelijke collega’s. Vandaag de dag wordt ze uitsluitend gevraagd de verdediging op zich te nemen in moeilijke zaken of zaken die om een „zwaargewicht” vragen; haar faam is gegroeid en de houding ten aanzien van de toepassing van de sharia, die aanvankelijk niet in twijfel werd getrokken, is veranderd zoals blijkt uit het feit dat provinciegouverneurs soms weigeren de nu impopulaire doodvonnissen te ondertekenen. Op grond van haar ervaring werd zij in 2014 door de president van Nigeria, Goodluck Jonathan, benoemd tot lid van de presidentiële onderzoekscommissie die moest helpen 219 meisjes te vinden die door de terroristische groepering Boko Haram waren ontvoerd uit Chibok in het noorden van Nigeria. Ibrahim heeft onder meer bij het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres aangedrongen op internationale steun voor de „onopgeloste tragedie” van de ontvoerde meisjes. Ook heeft zij opgeroepen tot een hardere aanpak van geweld tegen vrouwen, diepe armoede, de hoge werkloosheid en het gebrek aan kansen op plaatsen waar „religie en religieus extremisme de gevaarlijke opium voor de wanhopigen worden”. Ibrahim is er stellig van overtuigd dat onderwijs voor alle kinderen thuis, bij de moeder, begint, en dat meisjesonderwijs aldus zal bijdragen aan een betere maatschappij als geheel. Zij heeft het geld van de haar toegekende Sacharovprijs geïnvesteerd in een fonds en gebruikt de rente ervan voor de bekostiging van onderwijs aan arme kinderen in het noorden van Nigeria, waarbij ze het schoolgeld en het lesmateriaal rechtstreeks betaalt om ervoor te zorgen dat de kinderen de middelen hebben om hun school af te maken. Hauwa Ibrahim heeft actief deelgenomen aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013, heeft kinderrechten ter sprake gebracht tijdens de debatten op het One World Film Festival van het netwerk en heeft een Sacharovlezing gegeven in Ierland. VERSLAGGEVERS ZONDER GRENZEN is een in Frankrijk gevestigde internationale ngo die wereldwijd strijdt voor de vrijheid van informatie. 2005 VERSLAGGEVERS ZONDER GRENZEN Voor Verslaggevers zonder Grenzen zal de vrijheid van meningsuiting en van informatie altijd ’s werelds belangrijkste vrijheid zijn en het fundament van iedere democratie. „Indien journalisten niet vrij zouden zijn om de feiten te verslaan, wantoestanden aan de kaak te stellen en het publiek te alarmeren, hoe zouden we dan het probleem van kindsoldaten aanpakken, vrouwenrechten verdedigen of ons milieu beschermen?”, zo betoogt de organisatie. Verslaggevers zonder Grenzen volgt en rapporteert aanvallen op de vrijheid van informatie wereldwijd, strijdt tegen censuur en wetgeving die de informatievrijheid beperkt, verleent morele en financiële steun aan vervolgde journalisten en hun gezinnen en biedt materiële bijstand aan oorlogscorrespondenten om hun veiligheid te vergroten. Om de censuur te omzeilen publiceert de organisatie van tijd tot tijd artikelen die in het land van herkomst zijn verboden, wordt ruimte geboden aan kranten die in hun eigen land gesloten zijn en fungeert zij als forum voor journalisten die door de autoriteiten van hun land monddood zijn gemaakt. Om ervoor te zorgen dat moordenaars en folteraars van journalisten worden berecht, voorziet het netwerk van de organisatie slachtoffers sinds 2002 van juridische bijstand en vertegenwoordigt het hen in de rechtszaal. De organisatie reikt jaarlijks twee prijzen uit, de Verslaggevers zonder Grenzen-prijs en de Netizen-prijs, waarmee eer wordt bewezen aan bloggers, journalisten en media overal ter wereld. Verslaggevers zonder Grenzen publiceert jaarlijks een World Press Freedom Index. De index van 2014 omvat 180 landen en „brengt de negatieve gevolgen van conflicten voor de vrijheid van informatie en de voorvechters ervan onder de aandacht”. Het conflict in Syrië wordt in dit verband genoemd als een extreem voorbeeld, met negatieve gevolgen voor de mediavrijheid die ook in de buurlanden voelbaar zijn. Ook de grote terugval wat betreft persvrijheid in Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek zijn te wijten aan conflicten. In Iran zijn de beloften van de nieuwe president Hassan Rouhani om de vrijheid van informatie te verbeteren volgens Verslaggevers zonder Grenzen vooralsnog niet ingelost. Als laureaat van de Sacharovprijs heeft Verslaggevers zonder Grenzen andere laureaten bij elkaar gebracht en activiteiten gecoördineerd. In 2013 namen vertegenwoordigers van Verslaggevers zonder Grenzen actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk. In 2014 besprak Olivier Basille, vertegenwoordiger van Verslaggevers zonder Grenzen bij de EU, de onrust en persvrijheid in Oekraïne tijdens de debatten op het One World Film Festival van het Sacharovprijsnetwerk, en hij ging in gesprek met jonge studenten tijdens het Europees jongerenevenement, waarbij hij hen opriep „niet bang te zijn om kwesties die moed vereisen in het openbaar aan de kaak te stellen”. VERENIGING VAN JOURNALISTEN VAN BELARUS De vertegenwoordigt meer dan duizend journalisten, die zich onder buitengewoon moeilijke omstandigheden inzetten om de rechten van journalisten te beschermen, en die vaak het slachtoffer worden van intimidatie, pesterijen, strafrechtelijke vervolging en verbanning. De manier waarop de Belarussische vereniging van journalisten zich sterk maakt voor de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke en professionele journalistiek in Belarus is inspirerend. De vereniging probeert het publiek bewuster te maken van het grondwettelijk recht op vrijheid van informatie en van de wijze waarop mensen hun rechten kunnen uitoefenen. De vereniging verdedigt de rechten van journalisten, vooral in tijden van crisis, zoals tijdens de gewelddadige nasleep van de betwiste presidentsverkiezingen in 2010. Daarnaast streeft zij ernaar de mediawetgeving te liberaliseren en hoogwaardige en ethisch verantwoorde journalistiek te bevorderen. Sinds de oprichting ervan is de vereniging de belangrijkste vertegenwoordiger van de onafhankelijke pers in Belarus, met als voornaamste doel het publiek zo objectief mogelijke, waarheidsgetrouwe, alomvattende en tijdige informatie te verstrekken. Ondanks grote inspanningen om de situatie van de media in Belarus te verbeteren, is deze nog steeds verre van gunstig. De Belarussische mediawet van 2009 biedt de autoriteiten de ruimte om media die te kritisch worden geacht te sluiten. Buitenlandse media moeten een vergunning aanvragen om in Belarus te mogen opereren, en zonder accreditatie voor buitenlandse media werken is een obstakel voor lokale journalisten, die waarschuwingen van de KGB en het Openbaar Ministerie krijgen als ze daarop worden betrapt. Het Belarussische Wetboek van Strafrecht bevat artikelen die „belastering” van hooggeplaatste functionarissen strafbaar stellen. Onafhankelijke media lijden onder ernstige economische discriminatie, aangezien de grootste distributie-, posten typografiebedrijven in handen zijn van de staat en kunnen weigeren om diensten te verlenen aan bepaalde media met een scherpe tong. De Belarussische vereniging van journalisten en haar leden zetten hun activiteiten onverschrokken voort, waarvoor voorzitter Zanna Litvina publiekelijk werd bedankt door Ales Bialiatski, genomineerde voor de Sacharovprijs, oprichter van de mensenrechtenorganisatie Viasna en een van de bekendste politieke gevangenen van Belarus. Hij werd in juni 2014 vrijgelaten en schreef dit toe aan binnenlandse en internationale steun en aan de niet-aflatende aandacht van journalisten voor zijn zaak. Journalisten, zo verklaarde hij, schreven niet zozeer over hem, als wel over wat er gebeurt met de burger- en politieke rechten van een compleet land. Zanna Litvina vertegenwoordigde de vereniging van journalisten van Belarus op de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs in 2013. Toen in 2014 onrust ontstond in buurland Oekraïne en een van haar leden werd opgepakt, veroordeelde de Belarussische vereniging van journalisten het geweld tegen journalisten op de Krim, en verklaarde zij dat degenen die geweld tegen journalisten gebruiken hun ware intenties onthullen, namelijk „het tegenhouden van voor bepaalde politieke kringen ongewenste informatie”. 2004 VERENIGING VAN JOURNALISTEN VAN BELARUS © UN Photo/Sergey Bermeniev 2003 SECRETARIS-GENERAAL VAN DE VERENIGDE NATIES KOFI ANNAN EN HET VOLTALLIGE VN-PERSONEEL VERENIGDE NATIES Met de toekenning van de Sacharovprijs aan de in 2003 bewees het Europees Parlement eer aan de inspanningen van de VN voor vrede, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. De Sacharovprijs was voornamelijk een eerbetoon aan het personeel van de VN dat zich, vaak onder moeilijke omstandigheden, onvermoeibaar inzet voor vrede in de wereld. De prijs werd toegekend ter nagedachtenis aan Sergio Vieira de Mello, de Hoge Commissaris van de VN voor de rechten van de mens en een van de meest vooraanstaande VN-vertegenwoordigers. Als speciaal gezant van Kofi Annan in Irak kwam hij in 2003 samen met andere VN-medewerkers om het leven bij een aanslag op het VN-hoofdkwartier in Bagdad. Kofi Annan was de zevende secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij vervulde deze functie van 1997 tot 2006 en was de eerste secretaris-generaal die uit het personeel van de VN voortkwam. Hij was een standvastig pleitbezorger van de mensenrechten, de rechtsstaat, de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en Afrika en probeerde de VN dichter bij het wereldwijde publiek te brengen door banden met maatschappelijke organisaties, de private sector en andere partners aan te gaan. In 2005 legde Kofi Annan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het verslag „In grotere vrijheid” voor, waarin hij zijn ideeën voor een allesomvattende en uitgebreide hervorming van de VN uiteenzette. Dit leidde onder meer tot de oprichting van een nieuwe Mensenrechtenraad, in maart 2006, ter vervanging van de oude Commissie voor de rechten van de mens. Deze raad heeft tot doel de werking van de mondiale instellingen te versterken, de grondrechten te bevorderen en te beschermen en personen die de mensenrechten ernstig schenden ter verantwoording te roepen. Na afloop van zijn twee termijnen als secretaris-generaal van de VN in 2007 raakte Annan betrokken bij diverse organisaties die zich met mondiale en Afrikaanse vraagstukken bezighouden, met inbegrip van zijn eigen Kofi Annan-stichting. Sinds 2013 is hij voorzitter van The Elders, een in 2007 door Nelson Mandela opgerichte groep van wereldleiders. In 2012 bekleedde hij de functie van gezamenlijk speciaal gezant van de VN en de Arabische Liga voor Syrië om een oplossing te vinden voor het conflict aldaar. Hij legde deze functie evenwel neer, omdat het, in zijn woorden, een „onmogelijke opgave” was. Hij heeft de indruk dat de internationale gemeenschap er weinig voor voelt grondtroepen te sturen, maar hij drong aan op samenwerking van een kerngroep van landen, teneinde Irak en Syrië te helpen de huidige conflicten in hun landen op te lossen. 2002 OSWALDO JOSÉ PAYÁ SARDIÑAS OSWALDO JOSÉ PAYÁ SARDIÑAS (1952-2012) is het bekendst als initiator van het Varelaproject, een campagne voor een referendum over wetgeving die burgerrechten, vrije, pluralistische verkiezingen, de vrijlating van alle politieke gevangen en economische en sociale hervormingen in Cuba moet waarborgen. Oswaldo Payá was al op jonge leeftijd een actieve strijder voor hervormingen en is verschillende keren vervolgd en veroordeeld wegens kritiek op het beleid en de onrechtvaardigheid in het Cuba van Fidel Castro, wat hem er echter niet van weerhield om in 1988 de Christelijke Bevrijdingsbeweging op te richten, nu een van de grootste oppositiebewegingen in Cuba. In 1990 riep Oswaldo Payá op tot een nationale dialoog en begon hij met het verzamelen van 10 000 handtekeningen om een burgerinitiatief tot wet te verheffen. In 1997 zette hij het ambitieuze Varelaproject op, waarbij hij steun kreeg van duizenden Cubanen, maar dat werd geblokkeerd door een tegeninitiatief van de Cubaanse autoriteiten dat het socialistische karakter van de Cubaanse staat moest bestendigen en dat, zo beweerden zij, via een referendum was goedgekeurd. Veel van de Varela-activisten werden tijdens de zwarte lente van 2003 gevangengezet, maar Payá gaf niet op. In 2008 diende hij een ontwerpwet in bij de Nationale Vergadering om politieke gevangenen amnestie te verlenen, en in 2010 richtte hij het forum „Todos Cubanos” op. Hij werd nooit gevangengezet, maar volgens zijn familie ontving hij diverse doodsbedreigingen. Op 22 juli 2012 kwam hij om het leven bij een omstreden auto-ongeluk in Cuba. De Voorzitter van het Europees Parlement, Martin Schulz, verklaarde in een huldeblijk dat hij van mening was dat „de ideeën van Oswaldo Payá zullen blijven voortbestaan, aangezien zijn werk en inzet een hele generatie Cubaanse activisten hebben geïnspireerd, die zich net zoals hij inzetten voor politieke vrijheid en mensenrechten”. De Christelijke Bevrijdingsbeweging blijft vragen om opheldering van de omstandigheden rond zijn dood. Zijn familie verwerpt de officiële versie van het auto-ongeluk. Zijn dochter, Rosa Maria, heeft bij de Mensenrechtenraad van de VN en andere internationale organisaties gepleit voor een onpartijdig internationaal onderzoek naar de dood van haar vader en heeft de vervolging en bedreigingen aan het adres van de familie door agenten van de geheime dienst aan de kaak gesteld. In juni 2013 verhuisde de familie van Payá tijdelijk naar de VS. Zijn dochter, Rosa Maria Payá, woonde de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs in het Europees Parlement bij. In de slotverklaring van de conferentie werd opgeroepen tot „een onderzoek naar de dood van de winnaar van de Sacharovprijs 2002 Oswaldo Payá”. In 2014 ontmoette de familie paus Franciscus, die, naar zij hopen, een referendum over vrije verkiezingen in Cuba zal steunen. 2001 IZZAT GHAZZAWI IZZAT GHAZZAWI (1952-2003) was een Palestijnse schrijver en professor die zich in zijn geschriften richtte op de problemen en het lijden als gevolg van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en op zijn persoonlijk lijden. Zijn leven werd getekend door de moord op zijn 16-jarige zoon Ramy door het Israëlische leger in 1993. Ramy werd op het schoolplein gedood toen hij een gewonde vriend te hulp wilde schieten. Ondanks deze tragedie bleef Izzat Ghazzawi altijd de culturele en politieke dialoog met het Israëlische volk zoeken. Geboren als kind van vluchtelingen, in een groot gezin dat in 1948 naar de Westelijke Jordaanoever vluchtte, schreef Izzat Ghazzawi toen hij dertien was zijn eerste toneelstuk. Hij behaalde een master in Amerikaanse en Britse literatuur en werkte als professor aan de Universiteit van Birzeit. Hij was voorzitter van de Unie van Palestijnse schrijvers, schreef romans en korte verhalen, was literair criticus en organiseerde in 1997 de eerste internationale schrijversconferentie in Palestina, waar hij tevens voorzitter van was. Daarnaast was hij bestuurslid van de Palestijnse Raad voor gerechtigheid en vrede. Wegens zijn politieke activiteiten werd hij meerdere malen opgepakt en gestraft door de Israëlische autoriteiten. Tijdens deze perioden van gevangenschap vond hij de scheiding van zijn familie, en met name van zijn zes kinderen, het zwaarst te verduren. Hij mocht slechts twee van hen per keer eens in de twee weken 30 minuten zien. Een ontmoeting met Israëlische schrijvers in Jeruzalem in 1992, waar hij aanvankelijk sceptisch over was, bleek een keerpunt voor hem te markeren. Het was bij deze gelegenheid dat hij zijn Israëlische collega’s begon te beschouwen als partners voor de opbouw van een toekomst waarin Palestijnen en Israëli’s van alle rangen en standen als gelijken naast elkaar zouden leven. Bij de uitreiking van de Sacharovprijs in 2001 prees de toenmalige Voorzitter van het Europees Parlement Nicole Fontaine hem als „onvermoeibaar pleitbezorger van de zaak van vrede en dialoog tussen de Israëlische en de Palestijnse bevolking. Uw bezieling is nooit verminderd, ondanks gevangenschap en censuur en, erger dan al het andere, het onvervangbare verlies van uw 16-jarige zoon Ramy”. In het Europees Parlement pleitte Ghazzawi voor de genezing die kan worden bereikt wanneer we „in staat zijn elkaars behoeften te begrijpen”. (1) Kort na de dood van zijn zoon publiceerde hij samen met de Israëlische schrijver Abraham B. Yehoshua en fotograaf Oliviero Toscani het boek Enemies, over de betrekkingen tussen Palestijnen en Israëliërs, dat een groot succes werd. Izzat Ghazzawi overleed op 4 april 2003. (1) 25 years of the Sakharov Prize: the European Parliament upholding freedom of thought, archief- en documentatiecentrum, Europees Parlement, Les cahiers du CARDOC, nr. 11 — november 2013, blz. 112. 2001 NURIT PELED-ELHANAN NURIT PELEDELHANAN , geboren in 1949 in Israël, is universitair docent en schrijfster. In 1997 kwam haar 13-jarige dochter Smadar in West-Jeruzalem om het leven bij een zelfmoordaanslag door een Palestijn. „Mijn kleine meisje is vermoord, alleen omdat ze Israëlisch was, door een jonge man die werd onderdrukt en zo wanhopig was dat hij koos voor zelfmoord en moord, alleen omdat hij Palestijns was. Beiden zijn slachtoffer van de Israëlische bezetting van Palestina. Hun bloed is nu met elkaar vermengd op de stenen van Jeruzalem, die altijd onverschillig zijn geweest voor bloed”. Ze stond de Israëlische autoriteiten, waaronder de premier, niet toe om de begrafenis bij te wonen. Zelf de dochter van de beroemde generaal Matti Peled, die bekend is geworden om zijn pacifistische en progressieve politieke campagnes, is Nurit Peled een symbool geworden van degenen in Israël die strijden tegen de bezetting en voor de vrijheid van Palestina. Ook zet ze zich actief in om de mentaliteit in de Israëlische samenleving te veranderen, met name onder de jongere generatie. In haar meest recente publicatie, getiteld Palestine in Israeli school books: Ideology and propaganda in education, vraagt ze aandacht voor het onderwijs op Israëlische scholen, dat naar racisme lijkt te neigen in plaats van naar verdraagzaamheid en diversiteit. Ze heeft harde kritiek geuit op wereldleiders als George Bush, Tony Blair en Ariel Sharon wegens „het infecteren van hun respectieve burgers met blinde angst voor moslims”. Nurit Peled-Elhanan is mede-initiatiefnemer van het Russell Tribunaal, een internationaal tribunaal dat in 2009 is opgericht om de rol en de medeplichtigheid van derde partijen te onderzoeken bij de schendingen van het internationaal recht door Israël tegen het Palestijnse volk. In 2013 nam ze actief deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk, waarbij ze herhaaldelijk aandacht vroeg voor het lijden van kinderen in conflict- en bezettingssituaties. Toen in juli 2014 oorlog uitbrak in Gaza liet Nurit Peled-Elhanan in de media en online van zich horen: „Ik schrijf jullie vanuit de muil van de hel. Genocide in Gaza, pogroms en slachtingen op de Westelijke Jordaanoever, angst voor granaten in Israël … Ik doe een oproep aan de EU om alle diplomatieke en economische middelen waarover zij beschikt te gebruiken om te helpen mijn land te redden van deze afgrond van dood en wanhoop waarin wij leven … en zowel de Joden als de Palestijnen hun leven terug te geven”. 2001 DOM ZACARIAS KAMWENHO DOM ZACARIAS KAMWENHO Toen werd genomineerd voor de Sacharovprijs was hij president van het interkerkelijk comité voor vrede in Angola (COIEPA), een oecumenisch orgaan dat de katholieke bisschoppenconferentie van Angola en São Tomé, waarvan hij tevens voorzitter was, de evangelische liga van Angola en de raad van christelijke kerken van Angola, samenbracht. Het Europees Parlement gaf hem erkenning voor zijn krachtige, onbevooroordeelde en standvastige roep om vrede, democratie en mensenrechten in Angola, waarbij hij onbevreesd kritiek uitoefende op de twee partijen, de Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) en de rebellengroep Unita, die elkaar bestreden in de 27 jaar durende burgeroorlog die Angola teisterde nadat het land in 1975 onafhankelijk was geworden van Portugal. Aan het einde van de jaren negentig begon onder het Angolese volk een nieuw besef door te dringen van de noodzaak om zich in te zetten voor vrede en mensenrechten, geïnspireerd door de inspanningen van kerkleiders en diverse maatschappelijke organisaties voor een „algehele nationale verzoening”. In de voorhoede van deze vredesbeweging stond aartsbisschop Zacarias Kamwenho. Zacarias Kamwenho werd geboren in 1934 te Chimbundo en in 1961 tot priester gewijd. Sinds 1995 is hij aartsbisschop van Lubango. Krachtig, onpartijdig en vastberaden is hij steeds bij alle conflictpartijen blijven pleiten voor een politieke dialoog om tot een duurzame vrede te komen. Het staakt-het-vuren dat in 2002 volgde op de moord op Unitaleider Jonas Savimbi, de vredesbesprekingen en het algemene democratiseringsgezinde klimaat, zijn grotendeels te danken aan de door Kamwenho en andere religieuze en maatschappelijke leiders gevoerde campagne. In 2003 trad aartsbisschop Zacarias Kamwenho terug als voorzitter van de bisschoppenconferentie van Angola en São Tomé, maar in het kader van zijn bisdom en binnen het oecumenisch comité voor vrede in Angola werkte hij nog steeds actief aan de verwezenlijking van de democratie, de eerbiediging van de fundamentele vrijheden en mensenrechten, de tenuitvoerlegging van de rechtsstaat en een duurzame nationale verzoening. In 2007 verklaarde hij dat „met name in de afgelopen twee jaar onder de Angolese bevolking een nieuw bewustzijn van de noodzaak om te vechten voor vrede en de mensenrechten is ontstaan, aangemoedigd en vertegenwoordigd door de inspanningen van religieuze leiders en verschillende maatschappelijke organisaties, waarvan het uiteindelijke doel inclusieve nationale verzoening is”. In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk. 2000 ¡BASTA YA! BASTA YA! De leden van riskeerden hun leven in de strijd tegen het terrorisme. Het enige „wapen” waarover ze beschikten, was de vreedzame mobilisatie van de bevolking om hun fundamentele vrijheden te verdedigen. Door de terreur van ETA en aanverwante groepen werden de fundamentele vrijheden en de mensenrechten in Baskenland jarenlang bedreigd. Duizenden mensen waren het slachtoffer geworden van intimidatiecampagnes, afpersing, chantage of aanslagen op henzelf, hun familieleden of hun eigendommen. Zij konden hun mening niet vrij uiten, noch hun rechten uitoefenen zonder grote risico’s te lopen. ¡Basta Ya! werd opgericht omdat fundamentele burgerlijke vrijheden en mensenrechten in Baskenland werden bedreigd, met name voor „niet-nationalistische” burgers, als gevolg van de terroristische acties van ETA en de activiteiten van met ETA verbonden groeperingen. Ook de toename van etnisch en xenofoob nationalisme onder de meer gematigde nationalistische partijen en groepen die naar een overeenkomst met ETA streefden, lag ten grondslag aan de oprichting. Het burgerinitiatief ¡Basta Ya! („Genoeg is genoeg”), dat in juli 2004 een consultatieve status verkreeg bij de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, bestond uit burgers die zich inzetten voor de fundamentele mensenrechten, democratie en verdraagzaamheid in Baskenland. De organisatie organiseerde verschillende activiteiten, waarvan met name de twee grote demonstraties in San Sebastián in februari en oktober 2000 in het oog springen. Daarbij werd de ontbinding van ETA geëist, werden de slachtoffers van terrorisme gesteund en werden de grondwet en het statuut verdedigd als de grondslag voor een waardige samenleving van alle Baskische burgers. ¡Basta Ya! hief zichzelf in 2007 op. De leiders van de organisatie, Carlos Martinez Gorriarán, Juan Luis Fabo, Rosa Díez en Fernando Savater, richtten de politieke partij Unión Progreso y Democracia (UPyD) op, die momenteel strijdt voor het behoud van de eenheid van Spanje als land. Fernando Savater was de intellectuele leider van de beweging en vertegenwoordigde ¡Basta Ya! tijdens de uitreiking van de Sacharovprijs in het Europees Parlement in 2000. In 2013 vertegenwoordigde hij ¡Basta Ya! op de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs. 1999 XANANA GUSMÃO (1) XANANA GUSMÃO staat bekend als de „Mandela van Timor”. Algemeen erkend als het symbool en de leider van het Timorese verzet dat een einde wilde maken aan het gewapende conflict om onafhankelijkheid van Indonesië, was hij net vrijgelaten uit de gevangenis, waar hij zeven jaar van een twintigjarige gevangenisstraf had uitgezeten op grond van de beschuldiging van separatisme, toen het Europees Parlement hem in december 1999 de Sacharovprijs toekende. Toen de Portugezen zich terugtrokken uit Oost-Timor, begon Indonesië een beleid van destabilisering van zijn buurland. Op 7 december 1975 viel het Indonesische leger het eiland binnen. Gusmão ging ondergronds en werd in 1978 leider van de gewapende vleugel van het Revolutionaire Front voor de onafhankelijkheid van Oost-Timor (FRETILIN). Het geweld waarmee de invasie gepaard ging, kostte naar schatting 200 000 mensen het leven, maar het kon de wil van het volk om weerstand te bieden niet breken. Xanana Gusmão probeerde tot een vreedzame oplossing van het conflict te komen door de Indonesische regering een vredesplan en besprekingen onder toezicht van de Verenigde Naties voor te stellen. In 1986 wist hij de diverse politieke en maatschappelijke groepen te verenigen in de „Nationale Raad van het Timorese Verzet” (CNRT). Op 20 november 1992 werd Xanana Gusmão evenwel gearresteerd, waarna hij werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, die later werd teruggebracht tot twintig jaar. Maar het Timorese verzet bleef volharden en er werd zware internationale druk op Indonesië uitgeoefend om hem in vrijheid te stellen. Toen hij in september 1999 werd vrijgelaten — kort na het referendum van 30 augustus, waarbij 80 % van de bevolking van Oost-Timor voor onafhankelijkheid had gestemd — beloofde Gusmão om „alles te doen wat in mijn vermogen ligt om Oost-Timor en mijn volk vrede te brengen”. In april 2002, bij de eerste vrije presidentsverkiezingen ooit in Oost-Timor, werd Gusmão met bijna 83 % van de stemmen tot president gekozen. Op 20 mei 2002 verklaarde secretarisgeneraal van de Verenigde Naties Kofi Annan de Democratische Republiek Oost-Timor officieel tot onafhankelijke staat. Gusmão was president tot mei 2007. In 2008 overleefde hij een aanslag op zijn leven. Op dit moment is hij minister-president en in augustus 2014 heeft hij verklaard dit ambt te willen blijven uitoefenen, hoewel hij eerder had aangekondigd voornemens te zijn in 2014 af te treden. In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk. Met betrekking tot de Ebola-uitbraak in 2014 — aan de bestrijding waarvan Oost-Timor een miljoen dollar bijdroeg — waarschuwde Gusmão de VN dat „deze noodsituatie ons eraan herinnert dat alle ontwikkelingsschokken worden versterkt door bestaande kwetsbaarheden en zwakke instituties”. (1) Xanana Gusmão veranderde zijn naam wettelijk van Jose Alexandre Gusmão in Kay Rala Xanana Gusmão. Kay Rala was zijn nom de guerre tijdens de strijd voor het recht op vrijheid en zelfbeschikking van Oost-Timor en Xanana was een naam waaronder hij in zijn jeugd bekendstond. 1998 IBRAHIM RUGOVA In 1998, toen het gewapende conflict tussen Servische eenheden en het Bevrijdingsleger voor IBRAHIM RUGOVA Kosovo escaleerde, bewees het Europees Parlement eer aan (1944-2006), een man die zich had gecommitteerd aan het beginsel van vreedzaam verzet tegen geweld. Bij het aanvaarden van de prijs zei Rugova dat „deze prijs voor mij en voor de hele bevolking van Kosovo een erkenning vormt van onze vreedzame strijd en onze opofferingen”. Ibrahim Rugova, geboren op 2 december 1944 in Cerrca (Istog), Kosovo, doceerde literatuur aan de Universiteit van Priština voordat hij in 1989 werd gekozen tot leider van de Democratische Liga van Kosovo (LDK). In dat jaar hief Belgrado de autonome status van de provincie Kosovo op, wat resulteerde in de onderdrukking van de Albanezen en de arrestatie van oppositieleiders. In 1990 keurden de twee miljoen Albanezen in Kosovo hun eigen grondwet goed. In 1991 stemde 97 % van hen in een referendum voor een onafhankelijk Kosovo, en in 1998 herkozen zij Rugova tot president van hun zelfverklaarde „Republiek Kosovo”. Rugova bleef vol overtuiging vasthouden aan geweldloze oppositie tegen het Servische regime en herhaalde steeds dat hij bereid was tot een dialoog met Belgrado. De positie die hij tijdens de onderhandelingen innam, werd bekritiseerd door Adem Demaçi, die voorstander was van een meer nationalistische aanpak. Tegelijkertijd trachtte hij de wereld voor de zaak van zijn volk te winnen. Hij bleef er voortdurend bij de internationale gemeenschap op aandringen de druk op te voeren en Kosovo bescherming te bieden. In de overtuiging dat de zelfbeschikking van zijn volk slechts in tijden van vrede kon worden verwezenlijkt, ondertekende Rugova als leider van het onderhandelingsteam van de Albanezen in Kosovo op 18 maart 1999 het vredesakkoord van Rambouillet. Omdat Belgrado weigerde dit akkoord te ondertekenen, ging de NAVO op 24 maart tot aanvallen op Joegoslavië over, waarna de Joegoslavische troepen zich terugtrokken uit Kosovo. Rugova zelf moest onderduiken. In maart 2002 werd Ibrahim Rugova tot eerste president van Kosovo gekozen. Op 21 januari 2006 overleed hij aan kanker. 1997 SALIMA GHEZALI SALIMA GHEZALI is een Algerijnse journaliste, schrijfster en vrouwenrechtenactiviste. In de jaren tachtig raakte zij betrokken bij de Algerijnse vrouwenbeweging, onder meer als een van de oprichters van Vrouwen van Europa en van de Maghreb en als hoofdredacteur van het door haar opgerichte vrouwenblad NYSSA. Als docente die journaliste was geworden, gaf ze vanaf 1994 het Franstalige Algerijnse weekblad La Nation uit, het meest gelezen weekblad van Algerije. Tijdens de elf jaar durende burgeroorlog tussen de staat en islamistische rebellengroepen, die was begonnen in 1991, pleitte La Nation — als enige nieuwsblad — voor een politieke dialoog tussen alle strijdende partijen en voor mensenrechten en vrijheid van meningsuiting voor iedereen en bekritiseerde het blad zowel de regering als de islamistische groeperingen. Het blad werd om deze reden herhaaldelijk in beslag genomen en tijdelijk buiten werking gesteld tot het uiteindelijk, in 1996, werd verboden, na het verschijnen van een door Ghezali geschreven verslag over de mensenrechtensituatie in Algerije in Le Monde Diplomatique. De publicatie van La Nation werd in 2011 hervat op internet. In een redactioneel commentaar lichtte Ghezali haar motieven toe: „We kunnen niet onverschillig blijven voor de dynamiek van de jongeren in de Arabische wereld die vechten voor hun waardigheid en vrijheid. We kunnen niet onverschillig blijven voor wat er in ons land gebeurt. We willen dat het Algerijnse volk gelukkig is, want dat verdient het. We willen sterke instellingen, betere menselijke middelen in een echte democratie en een echte rechtsstaat”. Ze sloot af met een wens „voor een beter Algerije, waar goed bestuur de regel is”. Salima Ghezali heeft een reeks mensenrechtenprijzen gewonnen en zet haar activisme op het gebied van vrouwenrechten, mensenrechten en democratie in Algerije voort. In 2013 nam ze actief deel aan de activiteiten van het Sacharovprijsnetwerk, met inbegrip van een Sacharovlezing in Marseille en de conferentie ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs. 1996 WEI JINGSHENG WEI JINGSHENG , de „vader van de Chinese democratische beweging” leeft in ballingschap, maar blijft een actieve leider van de oppositie tegen het communistische dictatorschap in China. Hij is auteur van The Courage to Stand Alone: letters from Prison and Other Writings, artikelen die hij oorspronkelijk op toiletpapier in de gevangenis heeft geschreven en die nu in meer dan twaalf talen zijn gepubliceerd. Hij werd twee keer veroordeeld tot in het totaal 29 jaar gevangenisstraf en zat meer dan achttien jaar vast voor zijn activiteiten en geschriften voor democratie, waaronder zijn baanbrekende essay uit 1978 getiteld The Fifth Modernization: Democracy. Dit begon als ondertekende muurkrant op de zogeheten „muur van democratie” in Peking, waar arbeiders, kunstenaars en intellectuelen hun vrijheid van meningsuiting uitoefenden. Het veroorzaakte een sensatie, niet alleen omdat openlijk stelling werd genomen tegen de „volksdemocratische dictatuur” van de communisten, maar ook omdat Wei zijn echte naam en contactgegevens erbij durfde te zetten. In Exploration, een ondergronds tijdschrift dat door Wei was opgericht en werd uitgegeven, schreef hij Democracy or a New Dictatorship? waarin hij Deng Xiaoping, de toenmalige communistische leider, als de nieuwe dictator betitelde. Drie dagen later werd Wei gearresteerd, waarna hij in 1979 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar wegens „contrarevolutionaire activiteiten”. Hij zat eerst in een dodencel, vervolgens in eenzame opsluiting en moest daarna onder strenge bewaking gedwongen arbeid verrichten in een werkkamp. In 1993 werd hij vrijgelaten naar aanleiding van het besluit van China om zich kandidaat te stellen voor de Olympische Spelen van het jaar 2000. Binnen zes maanden werd hij opnieuw gearresteerd, berecht en veroordeeld wegens „contrarevolutionaire activiteiten”, nu tot een gevangenisstraf van veertien jaar. Ten tijde van de toekenning van de Sacharovprijs in 1996 zat Wei nog steeds in de gevangenis. In 1997 werd Wei, na overweldigende internationale druk, uit zijn cel gehaald en op een vliegtuig naar de Verenigde Staten gezet. Hij houdt vol dat hij niet is vrijgelaten, maar dat zijn ballingschap een nieuwe straf is. Vanuit Washington geeft Wei leiding aan de Wei Jingsheng Foundation, de Overseas Chinese Democracy Coalition en de Asia Democracy Alliance. In 2013 nam hij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk dat de Chinese autoriteiten opriep om alle gedetineerde mensenrechtenverdedigers vrij te laten. Hij bevestigde zijn geloof in uiteindelijke democratie voor China in een artikel ter herdenking van het protest op het Tiananmenplein dat in 2014 25 jaar geleden plaatsvond. Hierin verklaarde hij dat „het boven elke twijfel verheven is dat het Chinese volk — staande op de schouders van de helden van 1989 — hun weg naar democratie zal vinden”. 1995 LEYLA ZANA LEYLA ZANA werd in 1991 de eerste Koerdische vrouw die een zetel in het Turkse parlement bemachtigde. Ze bracht tien jaar in de gevangenis door vanwege haar politieke activisme, dat volgens Turkse rechtbanken tegen de eenheid van het land gericht was. Op haar vijftiende trouwde ze met de voormalige burgemeester van Diyarbakir, Mehdi Zana, die tijdens het militaire bewind in de jaren tachtig gevangen werd gezet wegens „separatisme”. Op haar drieëntwintigste ging ze voor het eerst naar school, waarna ze binnen drie jaar haar lagere- en middelbareschooldiploma haalde. Daarna nam ze een leidersrol op zich, zonder daarnaar gestreefd te hebben, omdat haar persoonlijke ontwikkeling werd gezien als een synoniem voor de verwezenlijking van grondrechten voor de Koerdische bevolking. Nadat ze met overweldigende meerderheid was gekozen in het parlement, veroorzaakte ze een schandaal bij het afleggen van de eed door in het Koerdisch te zeggen: „Ik leg deze eed af voor de broederschap tussen het Turkse en het Koerdische volk”. Koerdisch spreken in de publieke arena was op dat moment een strafbaar feit. In 1994 werd haar parlementaire immuniteit opgeheven en werd ze veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf wegens „verraad en lidmaatschap van de gewapende Koerdische Arbeiderspartij (PKK)”, een beschuldiging die zij verwierp. Het Europees Parlement kende haar in 1995 de Sacharovprijs toe voor haar moedige verdediging van de mensenrechten en haar inzet voor een vreedzame, democratische beslechting van conflicten tussen de Turkse regering en de Koerdische bevolking van Turkije. In 2004, nadat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens had geoordeeld dat ze geen eerlijk en onafhankelijk proces had gekregen, kon Zana eindelijk in eigen persoon het Europees Parlement toespreken tijdens de uitreikingsceremonie. In 2012 werd ze opnieuw tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld, ditmaal wegens „het verspreiden van terroristische propaganda”. Als lid van het Turkse parlement, herkozen in 2011, geniet ze tot 2015 parlementaire immuniteit. In 2012 had Zana een ontmoeting met premier Erdoğan nadat ze publiekelijk had verklaard dat ze hoopte dat hij een oplossing zou vinden voor de Koerdische kwestie. Haar initiatief vormde de basis voor het onderhandelingsproces tussen de PKK en de Turkse regering dat ertoe leidde dat PKK-leider Abdullah Öcalan in maart 2013 zijn historische oproep aan de PKK deed om het gewapend verzet op te geven en over te gaan tot een democratische politieke strijd. Zana speelt nog steeds een actieve rol in het lopende vredesproces. In 2013 nam ze deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk en riep ze het netwerk op zich in de slotverklaring te scharen achter de „lopende vredesonderhandelingen tussen de Turkse regering en de gevangen Koerdische leider Abdullah Öcalan om een duurzame oplossing te bewerkstelligen voor het decennia oude Koerdische conflict”. 1994 TASLIMA NASREEN TASLIMA NASREEN , die in 1962 is geboren in Bangladesh, begon met schrijven toen ze 13 was en is bekend om haar krachtige geschriften over de onderdrukking van vrouwen en haar onverschrokken kritiek op religie, ondanks haar gedwongen ballingschap en meerdere fatwa’s waarin wordt opgeroepen haar te doden. Ze is een bekroonde schrijfster en haar werk is vertaald in dertig verschillende talen. Nasreen, die ook arts, seculier humanist en mensenrechtenactiviste is, is zich sterk bewust van haar Bengaalse identiteit. Vanwege de gedachten en ideeën die ze vertolkt, zijn enkele van haar boeken echter verboden in Bangladesh, en ze is verbannen uit Bengalen, zowel uit Bangladesh als uit de deelstaat West-Bengalen in India. Toen ze in 1994 de Sacharovprijs won, was ze al naar Europa gevlucht, waar ze in ballingschap in Frankrijk en Zweden leefde. In haar dankwoord verklaarde zij dat ze uit een deel van de wereld kwam waar de sociale spanningen en de menselijke problemen ondraaglijk waren geworden: als schrijfster kon zij haar ogen niet sluiten voor het dagelijkse leed en de hongersnood. Enkele jaren later, in september 1998, keerde Taslima Nasreen terug naar Bangladesh omdat haar moeder op sterven lag. Zodra dit nieuws bekend werd, eisten de religieuze fundamentalisten opnieuw haar dood. Een rechtbank vaardigde een arrestatiebevel tegen haar uit en dreigde haar bezittingen in beslag te nemen. Het Europees Parlement reageerde op een verzoek om hulp van Taslima Nasreen en riep de regering van Bangladesh op haar leven te beschermen en haar veiligheid te waarborgen. Gezien de voortdurende bedreigingen moest Nasreen haar land in januari 1999 opnieuw verlaten. Zij woont nu in New Delhi aangezien ze in 2011 gedwongen werd ook Bengalen, dat zij als haar tweede thuis beschouwt, te verlaten wegens een door geestelijken in Kolkata uitgevaardigde fatwa. De nationale mensenrechtencommissie van Bangladesh ondersteunde in 2014 haar recht om naar huis terug te keren. Tijdens een bezoek aan het Europees Parlement in juni 2013 drong Nasreen, als bestrijder van religieus extremisme in alle religies, aan op ondersteuning van de seculiere bewegingen in Bangladesh om de opkomst van het islamitisch fundamentalisme tegen te gaan. In november 2013 nam zij deel aan de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk. 1993 OSLOBODJENJE OSLOBODJENJE is een Bosnisch dagblad. De naam betekent „bevrijding” en het dagblad vormde een reddingslijn voor de mensen die in het nauw zaten tijdens de belegering van Sarajevo tussen 1992 en 1996, in de oorlog in voormalig Joegoslavië, waarbij het iedere dag op één na een exemplaar wist te drukken. Bij Oslobodjenje werkten Bosniërs, Bosnische Serviërs en Bosnische Kroaten. Hoewel hun de kans werd geboden, verliet geen enkele werknemer de krant toen de oorlog begon. Zij bleven en vochten voor het behoud van de eenheid en etnische diversiteit van hun stad en hun land, en zij logenstraften zo de leugen van de groot-Servische propaganda dat Serviërs, Kroaten en moslims onmogelijk in vrede samen zouden kunnen leven. Aan het einde van de oorlog waren er van de 75 moedige journalisten die dagelijks hun levens waagden, 5 om het leven gekomen en 25 gewond geraakt. Zij maakten allen persoonlijke tragedies mee, inclusief de dood van hun dierbaren, en zij waren getraumatiseerd door de moordpartijen waar zij dagelijks getuige van waren. De kantoren van Oslobodjenje, die zich in een van de gevaarlijkste gevechtszones van Sarajevo bevonden, waren tot puin gereduceerd. Het personeel verhuisde naar een schuilkelder, waar zij van oude Lada-motoren generatoren maakten en op weg waarnaartoe zij dagelijks de zogeheten „sluipschuttersweg” moesten oversteken. De schutters waren zo dichtbij dat zij hen konden horen praten en zingen. „Onze inspanningen waren tegen de dood gericht en tegen de opsplitsing of zelfs het volledig wegvagen van Bosnië en Herzegovina van de landkaart”, aldus Zlatko Disdarević, een van de toenmalige redacteuren. De medewerkers van Oslobodjenje maakten van hun dagelijks werk een symbool van hun verzet. Wanneer chauffeurs het te gevaarlijk vonden, bezorgden de journalisten de kranten zelf, en toen Oslobodjenje’s netwerk van 700 kiosken in heel Bosnië werd platgebrand, werden de krantenpagina’s uitgeknipt, gefaxt en vervolgens weer aan elkaar gelijmd zodat burgers in andere belegerde steden, zoals Mostar, ze konden lezen. De medewerkers van Oslobodjenje werden in 1993 door World Press Review gekozen tot Internationale Redacteuren van het jaar wegens hun „moed, volharding en toewijding aan de journalistieke beginselen”, en zij wonnen daarna nog ettelijke andere journalistieke prijzen. In 2006 werd de krant gekocht door twee van Sarajevo’s grootste bedrijven. Op de website van de krant staat te lezen dat hoewel de organisatie grote veranderingen heeft ondergaan, zij „zich krachtig blijft inzetten voor vrijheid en rechtvaardigheid”. Redacteur Vildana Selimbegovic vertegenwoordigde Oslobodjenje op de conferentie van het Sacharovprijsnetwerk in 2013. Zij was een van de medewerkers tijdens de oorlog en hoewel zij door deze ervaring is getekend, zet zij haar werk vol toewijding voort. © 2005 John Isaacson 1992 LAS MADRES DE PLAZA DE MAYO Gedurende een groot aantal jaren zijn de MADRES DE PLAZA DE MAYO (de „Dwaze Moeders”) verenigd gebleven in hun strijd en hun verdriet om het feit dat ze hun verdwenen kinderen nooit hebben teruggevonden. Deze beweging, die is voortgekomen uit de zoektocht van moeders naar hun tijdens de „vuile oorlog” (1976-1983) in Argentinië verdwenen kinderen, heeft bijgedragen aan het ten val brengen van het Argentijnse militaire regime en heeft ervoor gezorgd dat enkele van de verantwoordelijken voor misdrijven tegen de menselijkheid werden berecht en vervolgens gevangengezet. Een Dwaze Moeder zijn betekende een leven in angst en het ondergaan van bedreigingen, geweld en willekeurige arrestaties in een land waar van vrouwen werd verwacht dat ze onrecht in stilte verdroegen. Ze gebruikten hun lichamen als „wandelende reclameborden” voor de foto’s en namen van hun verdwenen kinderen en voor smeekbedes om hun teruggave. In een tijd dat het verboden was om zelfs maar bij elkaar in een groepje op straat te staan, organiseerden de Moeders hun eerste protestmanifestatie door langzaam tegen de klok in over het Plaza de Mayo te lopen. Aan de eerste manifestatie deden veertien vrouwen mee, maar honderden andere vrouwen sloten zich bij hen aan, en ze volhardden zelfs in hun passieve verzet toen sommigen van hen „verdwenen”. In 2014 beleefden de Dwaze Moeders hun dertigste verjaardag en liepen zij hun 1 900e mars sinds het begin van hun activiteiten, op 30 april 1977; sinds die datum hebben zij de verdwijning van hun kinderen publiekelijk aan de kaak gesteld door iedere donderdag te demonstreren. De beweging viel in 1986 uiteen in de „Madres de Plaza de Maya Línea Fundadora” en de „Asociación Madres de Plaza de Mayo”, doch beide groeperingen hebben onder hun leden oprichters van de oorspronkelijke beweging. In juli 2014 keerde de Línea Fundadora zich tegen een door parlementariërs van de partij van president Kirchner voorgesteld wetsontwerp om de witte hoofddoek van de Moeders tot nationaal symbool te maken, samen met de vlag en het volkslied. De beweging beriep zich hierbij op het argument dat hun beweging er een van actief verzet is en hun hoofddoek een teken van de liefde die zij met hun kinderen hebben gedeeld. De Madres de Plaza de Mayo van Santa Fe keerden zich eveneens tegen het voorstel. De Asociación Madres de Plaza de Mayo streeft ernaar de door haar opgerichte Volksuniversiteit te transformeren tot een Nationaal Universitair Instituut voor Mensenrechten met als naam „Madres de Plaza de Mayo”. Dit initiatief werd, ondanks politiek verzet, reeds goedgekeurd door de senaat en twee parlementscommissies. De groepering zet zich ook in voor stedelijke projecten. Toen in 2014 de oorlog in Gaza uitbrak, betuigden de door Hebe Bonafini geleide Moeders hun solidariteit met de Palestijnse bevolking, in het bijzonder met de Palestijnse moeders die „het meeste lijden” bij hun pogingen hun kinderen te beschermen. 1991 ADEM DEMAÇI ADEM DEMAÇI De schrijver , geboren in 1936 in Priština, Kosovo, heeft een groot deel van zijn leven, tussen 1958 en 1990, in de gevangenis doorgebracht als gevolg van zijn strijd voor de grondrechten van Albanezen in Kosovo en voor het verkondigen van de bittere waarheid over de Servische onderdrukking van de twee miljoen Albanezen in Kosovo. „In onze tijd kunnen we bevestigen dat de vrijheid van meningsuiting de eerste, cruciale stap op weg naar democratie is. Zonder het vrije woord kan er geen dialoog zijn, zonder dialoog kan de waarheid niet worden vastgesteld en zonder waarheid is vooruitgang onmogelijk.” Na zijn vrijlating nam Adem Demaçi de leiding van het Comité voor de bescherming van mensenrechten en vrijheden op zich. In 1996 ging hij de politiek in door zich aan te sluiten bij en voorzitter te worden van de Parlementaire Partij van Kosovo. Hij riep op tot openlijke protesten tegen het Servische regime, verklaarde dat geweldloosheid niet noodzakelijkerwijs passiviteit betekent en begon een zichtbare, maar geweldloze protestcampagne tegen het Servische bestuur. Hij riep de Kosovaren hierbij op om gedurende vijf minuten alle lichten uit te doen en om op precies hetzelfde moment één minuut stil te staat op straat. Van 1998 tot 1999, tijdens de oorlog in Kosovo, was hij de politieke vertegenwoordiger van het Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK) en bleef hij in Kosovo terwijl andere leiders het land verlieten. Na de oorlog wijdde hij zich voornamelijk aan etnische verzoening en de terugkeer van vluchtelingen. Hij aanvaardde het voorzitterschap van het Comité voor wederzijds begrip, tolerantie en coexistentie, waarin alle etnische bevolkingsgroepen van Kosovo waren vertegenwoordigd, omdat „Kosovo aan iedereen toebehoort” en „wij een vrije, democratische, multi-etnische samenleving willen”. Hij is nog steeds een leidende politieke autoriteit in Kosovo, die, in juni 2014, de eerste historische ontmoeting van de regeringen van Kosovo en Albanië verwelkomde als een stap in de richting van nauwere betrekkingen tussen beide landen en tussen Albanezen in het algemeen. „Kosovo en Albanië hadden die stap veel eerder moeten zetten, maar beter laat nog nooit”, zei hij in een Kosovaars dagblad, in een reactie op de oprichting van een fonds voor nog steeds in Servië levende Albanezen. Hij kon de netwerkconferentie in 2013 ter ere van de 25e verjaardag van de Sacharovprijs niet bijwonen wegens zijn hoge leeftijd en gezondheidsproblemen. 1990 AUNG SAN SUU KYI AUNG SAN SUU KYI kreeg in 1990 erkenning voor haar leiderschap in de strijd voor democratie in Birma/Myanmar door de toekenning van de Sacharovprijs. Drieëntwintig jaar later kon Aung San Suu Kyi, op 22 oktober 2013, eindelijk de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken in eigen persoon in ontvangst nemen. Tijdens een plechtige ceremonie in het Europees Parlement, waarbij ze de gekozen vertegenwoordigers van 28 lidstaten toesprak, hield Aung San Suu Kyi een vurig betoog voor democratische waarden en benadrukte zij dat de overgang van Birma naar deze waarden nog verre van voltooid is. Ze stelde dat de huidige grondwet voorziet in een bevoorrechte rol voor het leger en moet worden herzien, teneinde het recht van Birmese burgers te waarborgen om „in overeenstemming met hun geweten te leven” en „hun eigen lot te bepalen”. Ze riep de internationale gemeenschap op haar steun voor de ontwikkeling van democratie en mensenrechten in Birma voort te zetten, en ze bedankte het Europees Parlement voor zijn langdurige steun aan haar strijd. Als dochter van Aung San, een nationale held in de strijd voor een onafhankelijk Birma, die werd vermoord toen ze twee was, en Khin Kyi, een prominente Birmese diplomate, was Suu Kyi, toen zij in 1988 uit het buitenland terugkeerde naar Birma om haar stervende moeder te verzorgen, getuige van het bruut neerslaan van betogers die tegen het militaire regime van U Ne Win demonstreerden. De slachtingen waren voor haar de aanleiding om haar geweldloze strijd voor democratie en mensenrechten te beginnen. In 1990 boekte haar Nationale Liga voor Democratie een overweldigende zege bij de verkiezingen in het land, doch de militaire junta weigerde niet alleen de macht uit handen te geven, maar trad bovendien hard op tegen aanhangers van de Liga, met arrestaties en bloedige vergeldingsmaatregelen. Suu Kyi bracht de volgende twee decennia grotendeels in de gevangenis of onder huisarrest door en gedurende deze periode weigerden de autoriteiten haar echtgenoot een visum te verstrekken om haar in Myanmar op te zoeken, ondanks het feit dat bij hem kanker was vastgesteld. De autoriteiten drongen er bij haar op aan het land te verlaten, maar omdat ze voorzag dat ze niet zou mogen terugkeren, weigerde ze, waarna ze haar man tot zijn dood in 1999 niet meer heeft gezien. Aung San Suu Kyi stond nog steeds onder huisarrest tijdens de eerste verkiezingen in Myanmar in twintig jaar, in 2010, maar werd zes dagen later vrijgelaten. Toen het land een begin maakte met democratische hervormingen, stelde ze zichzelf verkiesbaar voor een zetel in het parlement bij de tussentijdse verkiezingen van april 2012. Haar partij veroverde 43 van de beschikbare 45 zetels, hetgeen haar tot leider van de parlementaire oppositie maakte. © Platon/Trunk Archive Aung San Suu Kyi vecht momenteel voor een herziening van de grondwet die haar in staat zou stellen deel te nemen aan de presidentsverkiezingen in het land. © CTK Photo/Igor Zehl 1989 ALEXANDER DUBČEK ALEXANDER DUBČEK (1921-1992) was de leidende figuur van de hervormingsbeweging die bekendstaat onder de naam Praagse lente in het Tsjecho-Slowakije van 1968. Als zoon van een familie die zich inzette voor de opbouw van het socialisme in de Sovjet-Unie, werd hij in 1939 in het geheim lid van de Communistische Partij en van het ondergrondse verzet tegen de pro-Duitse staat Slowakije. In 1968 werd Dubček, een toegewijd communist, de nieuwe eerste secretaris van de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije en probeerde hij het communistische regime te liberaliseren. Hij zette een reeks hervormingen in gang door de pers meer vrijheid te geven, slachtoffers van politieke zuiveringen in het Stalintijdperk te rehabiliteren en economische hervormingen en een verreikende democratisering van het politieke leven in Tsjecho-Slowakije te initiëren. Zijn hervormingen wekten evenwel zorgen in Moskou, en zijn pogingen om het socialisme een „menselijk gezicht” te geven werden op 21 augustus 1968 tenietgedaan toen tanks van Warschaupactlanden Tsjecho-Slowakije binnenvielen en Praag innamen. Dubček werd gekidnapt door de KGB, naar het Kremlin overgebracht en korte tijd gevangengezet. In 1970 werd hij beschuldigd van verraad, uit al zijn functies ontheven en uit de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije gezet. Gedurende vijftien jaar leefde hij als gewone ambtenaar, en pas in 1988 keerde hij terug in het politieke leven als burgerrechtenactivist. Toen hij op 22 november 1989 de Sacharovprijs kreeg toegekend, was Dubček nog steeds een burger zonder mensenrechten (1), maar slechts enkele dagen later, op 28 november, verloor de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije haar greep op de macht, ten val gebracht door de fluwelen revolutie. „Ik ben er stellig van overtuigd dat de „geest van vrijheid” die de Tsjechen en de Slowaken ervoeren toen Dubček hun leider was, een voorbode vormde van de vreedzame revoluties die op dit moment in Oost-Europa en in Tsjecho-Slowakije zelf plaatsvinden”, schreef Sacharov in een boodschap aan het Parlement op 10 december 1989, slechts vier dagen voor zijn dood. Na de revolutie in Tsjecho-Slowakije in 1989 werd Dubček gekozen tot voorzitter van de Federale Assemblee, een functie die hij van 1989 tot 1992 bekleedde. Toen hij in januari 1990 de Sacharovprijs ontving stelde hij, in een toespraak ten overstaan van het Parlement, dat „de naties die samen mijn land vormen zich zelfs tijdens de moeilijkste momenten van hun geschiedenis onderdeel zijn blijven voelen van het grote gevecht van de mensheid voor vrijheid” en dat vanaf de Praagse lente tot de fluwelen revolutie „de idealen van vrijheid, soevereiniteit en sociale rechtvaardigheid levend zijn gebleven”. Alexander Dubček kwam in november 1992 bij een auto-ongeluk om het leven. (1) 25 years of the Sakharov Prize: the European Parliament upholding freedom of thought, archief- en documentatiecentrum, Europees Parlement, Les cahiers du CARDOC, nr. 11 — november 2013, blz. 55. 1988 NELSON ROLIHLAHLA MANDELA Nelson Mandela heeft ooit gezegd: „Wat telt in het leven is niet het loutere feit dat we geleefd hebben. Wat telt is het verschil dat we hebben gemaakt in de levens van anderen”. NELSON MANDELA is op 5 december 2013 op 95-jarige leeftijd in zijn huis in Johannesburg overleden. Zijn dood veroorzaakte wereldwijd een golf van rouw, maar werd ook aangegrepen om hulde te brengen aan een leven gewijd aan vrijheid en democratie. Mandela was, samen met de Sovjetdissident Anatoli Martsjenko, in 1988 de eerste die de Sacharovprijs van het Europees Parlement kreeg toegekend. Destijds stond hij nog steeds onder huisarrest van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, dat hem gedurende 27 jaar gevangen hield vanwege zijn strijd tegen racisme. Mandela was een actief lid van het Afrikaans Nationaal Congres en medeoprichter van ZuidAfrika’s eerste zwarte advocatenkantoor, dat militanter werd naarmate de onderdrukking door het apartheidsregime toenam. In 1964 werd hij tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld en in 1990 werd hij uiteindelijk vrijgelaten, toen het apartheidsregime begon te bezwijken onder internationale en binnenlandse druk. Kort na zijn vrijlating sprak Mandela het Europees Parlement toe over de noodzaak van een rechtvaardige en blijvende oplossing en Zuid-Afrika om te vormen tot een „verenigd, democratisch en niet-raciaal land”. Elke oplossing die niet aan dit ideaal zou voldoen, zou een „belediging zijn van de nagedachtenis aan de talloze patriotten in Zuid-Afrika en de rest van de regio die hun levens hebben opgeofferd om het moment van vandaag te bereiken waarop we met vertrouwen kunnen zeggen dat het einde van het apartheidssysteem in zicht is”. Gedurende de jaren negentig leidde Mandela, die van 1994 tot 1999 president van het land was, Zuid-Afrika’s overgang van apartheid naar een raciaal inclusieve democratie, waarbij hij zich sterk maakte voor „waarheid en verzoening” als de weg naar vrede. Op zijn dood volgden talloze eerbetuigingen, onder meer van het Sacharovprijsnetwerk. „Zuid-Afrika verliest vandaag zijn vader, de wereld verliest een held. Ik breng hulde aan een van de grootste persoonlijkheden van onze tijd. Nelson Mandela is vandaag overleden, maar zijn erfenis zal altijd voortleven”, aldus EP-Voorzitter en medevoorzitter van het Sacharovprijsnetwerk Martin Schulz. „Hij heeft ons allemaal doen inzien dat niemand kan worden gestraft voor de kleur van zijn huid, voor de omstandigheden waaronder hij is geboren. Hij heeft ons eveneens doen begrijpen dat we de wereld kunnen veranderen; we kunnen de wereld veranderen door mentaliteiten te veranderen, door visies te veranderen”, aldus Aung San Suu Kyi. „Nelson Mandela heeft een buitengewoon leven van opoffering, waardigheid en politieke genialiteit geleid dat een vreedzaam einde heeft gemaakt aan een van de grootste kwaden van de moderne tijd”, aldus Kofi Annan. © Instytut Sacharowa w Moskwie 1988 ANATOLI MARTSJENKO ANATOLI MARTSJENKO (1938-1986) was een van de bekendste dissidenten uit de voormalige Sovjet-Unie. Hij stierf in 1986 in de gevangenis van Tsjistopol na een hongerstaking van drie maanden voor de vrijlating van alle gewetensgevangenen in het land. „Martsjenko’s heroïsche leven en zijn werk hebben in zeer grote mate bijgedragen tot de doelstellingen van democratie, humanisme en rechtvaardigheid”, zo schreef Andrej Sacharov in eigen persoon aan het Parlement, om hem aan te bevelen voor de prijs. Anatoli Martsjenko was pas 48 toen hij stierf, maar hij had meer dan twintig jaar in gevangenissen en binnenlandse ballingschap doorgebracht. De internationale protesten die volgden na zijn dood vormden een belangrijke factor voor Michail Gorbatsjov, de toenmalige secretaris-generaal van de Communistische Partij, om te besluiten tot de grootschalige vrijlating van politieke gevangenen in 1987. Martsjenko werd in brede kring bekend door Mijn getuigenis, een autobiografisch boek over zijn tijd in Sovjetwerkkampen en -gevangenissen, dat hij in 1966 schreef. Het was het eerste boek waarin de kampen en gevangenissen van de periode na Stalin ter sprake kwamen en het deed de wereld inzien dat met de dood van Stalin geen einde was gekomen aan de goelags. De publicatie deed Martsjenko opnieuw in de gevangenis belanden wegens antiSovjetpropaganda, maar nog voor hij in 1968 opnieuw werd opgesloten, werd hij een openlijke dissident die de detentieomstandigheden van politieke gevangenen publiekelijk aan de kaak stelde. In een open brief aan de media waarschuwde hij in juli 1968 dat de Sovjet-Unie de Praagse lente niet ongemoeid zou laten, een voorspelling die in augustus werd bewaarheid toen tanks van Warschaupactlanden Tsjecho-Slowakije binnenvielen. Martsjenko werd wederom tot gevangenisstraf en later tot ballingschap veroordeeld. Hoe groter de repressie echter werd, hoe sterker de wil van Martsjenko om op te treden. Hij werd een van de oprichters van de invloedrijke Moscow Helsinki Group, samen met Andrej Sacharov en de huidige leider van de groep, Loedmilla Aleksejeva. De groep werd in 1976 opgericht om toe te zien op de naleving door de Sovjet-Unie van de mensenrechtenclausules van de Slotakte van Helsinki uit 1975, de eerste akte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, die bedoeld was om de betrekkingen tussen het communistische blok en het Westen te verbeteren. In 1980 werd hij voor de laatste maal gearresteerd en gevangengezet wegens de publicatie van zijn laatste boek, To Live like Everyone. Hij overleefde de vijftienjarige gevangenisstraf niet. Zijn weduwe, Larissa Bogoraz, zelf een activiste en genomineerde voor de Sacharovprijs, nam zijn prijs in 1988 in ontvangst. EUROPESE UNIE: DE ROL VAN HET EUROPEES PARLEMENT OP HET GEBIED VAN DE MENSENRECHTEN Volgens opiniepeilingen vinden de EU-burgers dat eerbiediging van de mensenrechten de waarde is die het Europees Parlement als eerste moet verdedigen. Het Europees Parlement neemt vaak specifieke initiatieven om foltering te voorkomen, mensenrechtenverdedigers te beschermen, conflicten te voorkomen, de rechten van kinderen en vrouwen te bevorderen, minderheden te beschermen of op te komen voor de rechten van inheemse bevolkingsgroepen en personen met een handicap. Het Europees Parlement verleent actief steun aan de campagne voor een VN-moratorium op executies en de wereldwijde afschaffing van de doodstraf, en steunt ook het Internationaal Strafhof in zijn strijd tegen straffeloosheid voor genocide, oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid. Binnen de EU beoogt het Bureau voor de grondrechten ervoor te zorgen dat de basisrechten van mensen worden beschermd en mensen waardig worden behandeld. De beginselen van menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn wettelijk bindend. Wanneer een lidstaat een ernstige inbreuk pleegt op deze waarden, kunnen de rechten van die lidstaat uit hoofde van de EU-Verdragen worden opgeschort als het Europees Parlement daarmee instemt. De mensenrechten zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat in 2009, tegelijk met het Verdrag van Lissabon, van kracht is geworden. Dit Verdrag voorziet ook in de rechtsgrondslag voor de EU als geheel om partij te worden bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Alle 28 lidstaten van de EU hebben het EVRM geratificeerd. De toetreding van de EU tot het EVRM, waarvan de procedure loopt, zal een leemte in de mensenrechtenbescherming opvullen en de consistentie tussen de mensenrechtensystemen van de Raad van Europa en de EU versterken. In het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking van de EU is in de EU-wetgeving het doel van „ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat, alsmede eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden” vastgelegd. Deze doelstellingen zijn grotendeels dankzij het Europees Parlement uitdrukkelijk in het Verdrag opgenomen. In de betrekkingen met derde landen is de Unie gebonden aan het bevorderen van de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de VN en het internationaal recht. De Subcommissie mensenrechten van de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement is het orgaan dat verantwoordelijk is voor de parlementaire werkzaamheden met betrekking tot de mensenrechten. De verslagen en resoluties van deze subcommissie worden goedgekeurd door de Commissie buitenlandse zaken. De Commissie ontwikkelingssamenwerking houdt daarnaast regelmatig discussies over mensenrechten in ontwikkelingslanden. In de plenaire vergadering debatteert het Parlement elke maand over urgente gevallen van mensenrechtenschendingen in derde landen, met name over individuele gevallen. De resoluties van het Europees Parlement vormen vaak de basis voor maatregelen van de Raad van ministers van de Unie, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden en hebben soms een onmiddellijk effect op het handelen van de betrokken regeringen. Het Parlement kan op grond van zijn wetgevende bevoegdheden de sluiting van verdragen met derde landen blokkeren indien sprake is van ernstige schendingen van de mensenrechten en de democratische beginselen. Het Parlement dringt dan ook aan op strikte naleving van de mensenrechtenclausules die systematisch in deze overeenkomsten worden opgenomen. In april 2011 heeft het Parlement de EU gevraagd om de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de EU en Syrië op te schorten. In september 2011 werd de samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Syrië gedeeltelijk opgeschort „tot de Syrische autoriteiten een einde maken aan de systematische schendingen van de mensenrechten”. Het conflict in Syrië duurde ook in 2014 voort en de EU scherpte haar restrictieve maatregelen aan. De EU publiceert elk jaar een jaarverslag over de mensenrechten en de democratie in de wereld, dat door het Parlement wordt beoordeeld. Het Parlement heeft zijn rol in de verdediging van de mensenrechten ook versterkt door parlementaire democratie en parlementaire politieke dialoog wereldwijd te ondersteunen, hoorzittingen te houden met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van derde landen en ad-hocdelegaties uit te zenden om de mensenrechtensituatie ter plaatse te beoordelen. De belangrijkste fora voor politieke dialoog tussen het Europees Parlement en leden van niet-EU-lidstaten zijn de Paritaire Parlementaire Vergadering EU-ACS, de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, ook wel EuroLat genoemd, en de Parlementaire Vergadering Euronest met Oost-Europese partners. Het Europees Parlement heeft zijn begrotingsbevoegdheden reeds gebruikt om de gereserveerde middelen voor programma’s ter bevordering van democratie en de mensenrechten substantieel te verhogen en heeft zich met succes ingezet voor de instandhouding van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Het EIDHR is een belangrijk financieel en beleidsinstrument waarmee de EU bijdraagt tot de ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden overal ter wereld, alsmede tot de wereldwijde ondersteuning en bescherming van mensenrechtenverdedigers. CONTACTGEGEVENS VAN HET EUROPEES PARLEMENT PARLEMENT EUROPEEN | EUROPEES PARLEMENT Rue Wiertz 60, B-1047 BRUXELLES Wiertzstraat 60, B-1047 BRUSSEL Tel. +32 22842111 Fax +32 22306933 EUROPEES PARLEMENT Plateau du Kirchberg BP 1601 | L-2929 LUXEMBOURG Tel. +352 4300 1 Fax +352 4300 24842 EUROPEES PARLEMENT 1, avenue du Président Robert Schuman BP 1024F | F-67070 STRAATSBURG CEDEX Tel. +33 388 17 4001 Fax +33 388 17 4860 Voor meer informatie, ga naar: http://www.europarl.europa.eu/ http://www.europarl.europa.eu/sakharov
© Copyright 2024 ExpyDoc