Aansluitschema's SK 0272 Z 98 NL ABB - verliesstroomschakelaar serie F 370 Afb. 3 F 372 SK 0012 Z 96 Montagevoorschrift en gebruiksaanwijzing Afb. 4 F 374 SK 0182 Z 00 GH F370 7012 P2 Afb. 5 ABB STOTZ-KONTAKT GmbH 5. Testen Postfach 101 680, D-69006 Heidelberg Telefon (06221) 701-0, Telefax (06221) 701 723 Made in Germany Verliesstroomschakelaar voor lekstromen bij wisselspanning en voor pulserende gelijkstroomfoutstromen. 6. Nazicht van de genomen beveiligings-maatregelen 1. Technische gegevens Zie de bedrukking en het kenplaatje op de schakelaar. 2. Montage De wijze van opstelling is geheel naar keuze. De bevestiging gebeurt met een kliksysteem op een DIN-draagrail met breedte van 35 mm volgens EN 60 715 (zie Afb. 1 en 2). De schakelaar is voorzien, aan onder- en bovenzijde, van, tegen toevallige aanraking, beveiligde klemmen. Opgelet! Montage en demontage mag alleen gebeuren door bevoegd personeel. 3. Aansluiting De voeding mag zowel aan de onder- als aan de bovenzijde aangesloten worden (zie Afb. 3 en 4). Het maximum toelaatbare koppel voor de aansluitklemmen is 3 Nm. Indien de 4polige verliesstroomschakelaar F 374 als een 2-polige beveiliging gebruikt wordt, moet het net noodzakelijkerwijze op de klemmen 5 en 7, resp. 6 en 8, aangesloten worden om de correcte werking van de testfunctie te waarborgen. Bij gebruik in een driefazig net zonder nulleider moeten de klemmen 4 en 8 met elkaar verbonden worden. 4. Bediening SK 0019 Z 97 De F 370 wordt met de blauwe tuimelknop in- en uitgeschakeld (Afb. 5). Afb. 1 Vastklikken Voor het testen van de verliesstroomschakelaar moet, in ingeschakelde toestand, de witte testknop T ingedrukt worden. De foutstroomschakelaar moet dan onmiddellijk uitschakelen (de blauwe tuimelknop springt in de 0-stand). De testknop van de verliesstroomschakelaar moet minstens éénmaal per maand ingedrukt worden. Afb. 2 Losmaken Naast het testen van de goede werking van de verliesstroomschakelaar zelf moet eveneens, en dit volgens de geldende voorschriften, de correcte werking van de genomen beveiligings-maatregelen gecontroleerd worden. Voor de verliesstroombeveiligingen zijn de hoogst toegelaten waarden van de aardingsweerstand de volgende: Max. aanraakspanning UL 25 V 50 V Maximale aardingsweerstand voor een meetstroom van: 10 mA 30 mA 100 mA 300 mA 500 mA 2500 833 250 83 50 5000 1666 500 166 100 7. Reinigen Vuile verliesstroomschakelaars mogen, indien dit niet droog kan, met een licht-vochtig doekje, dat in een zeepoplossing gedrenkt is, gereinigd worden. Tijdens het reinigen moet de schakelaar totaal spanningsvrij gesteld worden. In geen geval mogen bijtende producten of oplosmiddelen gebruikt worden. 8. Storingen ABB verliesstroomschakelaars zijn hoogkwalitatieve toestellen die in de fabriek een nauwgezette afstelling en testprocedure ondergaan. Bij beschadiging (bijv. door transport of tijdens stockage) mogen geen herstellingen uitgevoerd worden. Indien de verliesstroomschakelaar, bij het in dienst nemen, onmiddellijk uitschakelt, zijn de te beveiligen stroomkringen en de aangesloten verbruikstoestellen op een aardingsfout te controleren. Isolatiefouten en eventuele verbindingen tussen nulleider en aardingsgeleider, langs verbruikerszijde, moeten verwijderd worden. Schakelt de verliesstroomschakelaar bij de eerste werkingstest niet uit dan moet er nagegaan worden of de testkring wel correct aangesloten is. Indien geen enkele van de hiervoor vernoemde oorzaken wordt vastgesteld, of faalt de eerste werkingstest, dan moet de verliesstroomschakelaar vervangen worden. 9. De garantie vervalt indien de verliesstroomschakelaar wordt opengemaakt. GH F370 7012 P2 Seite 1 Schémas de raccordement SK 0272 Z 98 F Interrupteurs différentiels ABB de la série F 370 Fig. 3 F 372 SK 0012 Z 96 Instructions de service et de montage Fig. 4 F 374 SK 0182 Z 00 GH F370 7012 P2 Fig. 5 ABB STOTZ-KONTAKT GmbH 5. Vérification du bon fonctionnement Postfach 101 680, D-69006 Heidelberg Telefon (06221) 701-0, Telefax (06221) 701 723 Made in Germany Interrupteurs différentiels sensibles aux courants de défauts en courant alternatif et aux courants de défauts pulsatoires en courant continu. 6. Vérification des mesures de protection de l’installation 1. Données techniques Voir l’imprimé et la plaque signalétique de l’interrupteur. 2. Montage La position de montage est au choix. La fixation se fait par encliquetage sur un rail profilé DIN de 35 mm de largeur selon EN 60 715 (voir Fig. 1 et 2). L’interrupteur est pourvu, côté aval et amont, de bornes de raccordement protégées contre tout contact accidentel. Attention! Montage et démontage ne peuvent se faire que par du personnel autorisé. 3. Raccordement L’alimentation peut se faire aussi bien du côté haut que du côté bas de l’interrupteur différentiel (voir Fig. 3 et 4). Le couple de serrage maximal des bornes de raccordement est de 3 Nm. Si l’interrupteur différentiel tétrapolaire F 374 est utilisé en tant qu’interrupteur différentiel bipolaire, il est nécessaire de raccorder le réseau aux bornes 5 et 7, respectivement 2 et 8, afin de garantir le bon fonctionnement du circuit de test. Dans un réseau triphasé, sans conducteur de neutre, il faut interconnecter les bornes 4 et 8. 4. Commande SK 0019 Z 97 Les interrupteurs différentiels de la série F 370 sont enclenchés et déclenchés avec le levier bleu (voir Fig. 5). Fig. 1 pour la fixation Pour la vérification du bon fonctionnement de l’interrupteur différentiel, il est nécessaire, en position enclenchée, d’enfoncer le bouton blanc de test T. L’interrupteur différentiel, doit déclencher instantanément (le levier bleu se déplace dans la position 0). Il est indispensable d’enfoncer le bouton de l’interrupteur différentiel au moins 1 fois par mois. Fig. 2 pour le détachement Outre la vérification du bon fonctionnement de l’interrupteur différentiel un contrôle des mesures de protection prises pour l’installation selon les régles en vigueur est nécessaire. En ce qui concerne la protection contre le courant de défaut les valeurs maximales admissibles pour la résistance du contact de terre sont: Tension de contact max. admissible UL 25 V 50 V Résistance de la terre max. admissible avec un courant différentiel: 10 mA 30 mA 100 mA 300 mA 500 mA 2500 833 250 83 50 5000 1666 500 166 100 7. Nettoyage Des interrupteurs différentiels salis peuvent, pour autant que cela ne peut se faire á sec, être nettoyés avec un tissu légèrement trempé dans une solution de savon. Lors du nettoyage aucune tension ne peut être présente á l’interrupteur. Il est absolument interdit d’utiliser des produits mordants ou des solvants pour le nettoyage. 8. Défauts et malfonctionnement Les interrupteurs différentiels ABB sont des interrupteurs de protection á haute qualité qui ont été ajustés soigneusement et qui ont subis des tests adéquats á l’usine. Aucune réparation ne peut être effectuée quand l’appareil est endommagé (p.e. lors du transport, stockage ...). Quand l’interrupteur différentiel déclenche dés sa mise en service il est nécessaire de contrôler les circuits protégés en aval ainsi que les utilisateurs y incorporés. Des défauts d’isolation ou des liaisons éventuelles entre les conducteurs de neutre et de terre doivent être enlevés. Si l’interrupteur différentiel ne déclenche pas au premier essai de bon fonctionnement il est á contrôler que le circuit de test a été bien raccordé. Si on ne retrouve aucun des problémes prémentionnés ou si le test de bon fonctionnement ne marche pas il est nécessaire de remplacer l’interrupteur différentiel. 9. L’ouverture de l’appareil provoque la fin de la garantie. GH F370 7012 P2 Seite 2
© Copyright 2024 ExpyDoc