Lid ONRI ISO-9001: 2000 gecertificeerd Rapport Concept Risicoberekening inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de hogedruk aardgasleiding ten aanzien van het spoor- en stationsgebied te Geldrop Rapportnummer O 135-13 d.d. 30 januari 2014 Peutz bv Paletsingel 2, Postbus 696 2700 AR Zoetermeer Tel. (079) 347 03 47 Fax (079) 361 49 85 [email protected] www.peutz.nl Peutz bv Lindenlaan 41, Molenhoek Postbus 66, 6585 ZH Mook Tel. (024) 357 07 07 Fax (024) 358 51 50 [email protected] www.peutz.nl Peutz bv L. Springerlaan 37, Groningen Postbus 7, 9700 AA Groningen Tel. (050) 520 44 88 Fax (050) 526 31 78 [email protected] www.peutz.nl Opdrachtgever: Wooninc. te Geldrop Rapportnummer: O 135-13 Datum: 30-01-14 Ref.: SvdA/CD/KS/O135-13 Peutz GmbH Düsseldorf, Bonn [email protected] www.peutz.de Peutz SARL Paris, Lyon [email protected] www.peutz.fr Peutz bv London [email protected] www.peutz.co.uk Daidalos Peutz bvba Leuven [email protected] www.daidalospeutz.be Köhler Peutz Geveltechniek bv Zoetermeer [email protected] www.gevel.com Alle opdrachten aan ons bureau worden aanvaard, uitgevoerd en berekend volgens 'De Nieuwe Regeling ingenieur en adviseur' (DNR 2005). Ingeschreven KvK onder nummer 12028033. BTW identificatienummer NL004933837B01 Inhoud pagina 1. INLEIDING 5 2. EXTERNE VEILIGHEID 6 3. WETTELIJKE GRENSWAARDEN EN ASPECTEN 3.1. Plaatsgebonden risico 3.2. Groepsrisico 3.2.1. Verantwoording toename groepsrisico volgens Circulaire RNVGS 3.2.2. Maatregelen 7 7 7 7 8 4. UITGANGSPUNTEN 4.1. Vervoersgegevens 4.2. Modellering 4.3. Populatiegegevens 4.3.1. Geprojecteerde bebouwing 4.3.2. Huidige geprojecteerde bebouwing 4.4. Beschouwde scenario’s 10 10 10 11 11 11 12 5. REKENRESULTATEN 13 5.1. Plaatsgebonden risico 5.2. Groepsrisico 6. MAATREGELEN 6.1. Inleiding 6.2. Te treffen maatregelen 6.3. Risicoreducerende maatregelen 6.3.1. Brandbare gassen 6.3.2. Toxische gassen 6.4. Effectgerichte maatregelen, zelfredzaamheid en hulpverlening 13 14 15 15 15 16 16 16 17 7. HOGEDRUK AARDGASLEIDING 19 8. SAMENVATTING EN CONCLUSIE 8.1. Maatregelen 20 20 BIJLAGE I: In- en uitvoergegevens RBMII BIJLAGE II: Populatiegegevens bedrijven en woningbouwplannen volgens Bestemmingsplannen BIJLAGE III: Risicoberekening gastransportleiding 1. INLEIDING In opdracht van Wooninc. te Geldrop is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen per spoor alsook de aanwezige hogedruk aardgasleiding. De externe veiligheidssituatie van de huidige (geprojecteerde) bebouwing, alsmede de toename van de risico’s ten gevolge van de geprojecteerde woningbouw aan het Tournooiveld te Geldrop is in beeld gebracht. In de geprojecteerde woningbouw zullen in totaal circa 40 verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn. De overige bewoners betreffen vitale 55+-ers, die normaliter tot de groep zelfredzame personen behoren. In het onderhavige rapport is met behulp van effect- en risicoberekeningen met rekenprogramma RBMII, versie 2.3.0 build 535, het plaatsgebonden risico en groepsrisico bepaald ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over spoortraject Eindhoven – Weert. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gevolge van de aanwezige hogedruk aardgasleiding is bepaald door de Gasunie. het het het ten De berekende waarden zijn getoetst aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Gezien de gehanteerde worstcase uitgangspunten in onderhavig onderzoek is tevens een gevoeligheidsanalyse van de rekenresultaten gegeven. 5 2. EXTERNE VEILIGHEID Met externe veiligheid wordt in het algemeen bedoeld het “‘beheersen van risico dat personen lopen in de directe omgeving van de opslag van en activiteiten met gevaarlijke stoffen”. Het betreft hierbij het risico dat personen komen te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van de bepaling van het externe risico kunnen twee risicomaten worden bepaald, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De definities hiervan zijn: Plaatsgebonden risico: De kans per jaar dat een ‘denkbeeldig’ persoon, die zich een jaar lang op een bepaalde locatie bevindt in de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen, komt te overlijden als een direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt gepresenteerd in risicocontouren waarbij de iso-risicowaarden met elkaar verbonden worden. Groepsrisico: De kans per jaar dat een groep van een gegeven aantal personen komt te overlijden in de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen als een direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt gepresenteerd in een zogenaamde FNcurve, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers (N) en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) daarvan is weergegeven. Bij het PR is het dus niet van belang of er daadwerkelijk personen op die bepaalde locatie aanwezig zijn. Voor het GR geldt dat in een gebied waar zich geen personen bevinden het GR gelijk aan nul is. Bij groepsrisico speelt de maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van het overlijden van een groot aantal personen tegelijkertijd een rol. 6 3. WETTELIJKE GRENSWAARDEN EN ASPECTEN 3.1. Plaatsgebonden risico Voor het plaatsgebonden risico geldt dat kwetsbare objecten zoals woningen en zorginstellingen niet zijn toegestaan binnen de 10-6 contour. De contouren worden berekend aan de hand van met name stofeigenschappen zoals giftigheid en brandbaarheid. Ook zijn locatiespecifieke eigenschappen van belang (hoogteligging, wissels, overgangen e.d.). 3.2. Groepsrisico Voor het groepsrisico en de toename van het groepsrisico zijn geen wettelijke grenswaarden vastgelegd. Echter, het bevoegd gezag dient een verantwoording af te leggen indien er sprake is van een toename van het groepsrisico als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). Ten behoeve van de verantwoording is voor het groepsrisico een zogenaamde oriënterende waarde vastgesteld die afhankelijk is van het aantal dodelijke slachtoffers per kilometer transportroute: - voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriënterende waarde gelijk aan 10 -4 per jaar (is een kans van 1 op de 10.000 per jaar); - voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-6 per jaar; - voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-8 per jaar. 3.2.1. Verantwoording toename groepsrisico volgens Circulaire RNVGS De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (circulaire RNVGS) stelt dat bij de overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante toename van het groepsrisico verantwoording van het groepsrisico dient te worden afgelegd door het bevoegd gezag. Bij de verantwoording dienen tevens de aspecten zelfredzaamheid en hulpverlening te worden betrokken. Er dient te worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriënterende waarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet kan worden verminderd. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dient in overleg met de betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable). 7 In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden opgenomen: - het groeprisico; - indien van toepassing: het eerder vastgestelde groeprisico; een aanduiding van het invloedsgebied; - - de aanwezige dichtheid van personen per hectare in de huidige en toekomstige situatie; een aanduiding van de vervoersstromen (aard en omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriënterende waarde, alsmede de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico); te verwachten vervoersstromen in de toekomst en de invloed daarvan op het - groepsrisico; de bijdrage van de aanwezige en toekomstige (beperkt) kwetsbare objecten aan de - hoogte van het groepsrisico; de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst, - - met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan; de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is de “Handleiding verantwoordingsplicht groepsrisico” opgesteld. Hierin zijn ook elementen als zelfredzaamheid en hulpverlening opgenomen. Bij het nemen van maatregelen voor het verminderen van het groepsrisico moet worden uitgegaan van een integrale benadering van de problematiek van externe veiligheid. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de diverse factoren die bijdragen aan een geconstateerde overschrijding van de normen van het groepsrisico (of significante toename). Aldus dient niet alleen gekeken te worden naar het vervoer, het verkeer, de infrastructuur of de ruimtelijke ordening, maar ook naar de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. 3.2.2. Maatregelen De circulaire RNVGS stelt dat als blijkt dat zowel de norm voor het plaatsgebonden risico als de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden en er is ook geen sprake van een significante toename van het groepsrisico, dan zijn er geen risicoreducerende maatregelen noodzakelijk. Als sprake is van een significante toename van het groepsrisico, dan moet beoordeeld worden of risicoreducerende maatregelen 8 redelijkerwijs mogelijk zijn. Als deze mogelijk zijn, dan moeten deze worden toegepast. Als risicoreducerende maatregelen niet mogelijk zijn, dan moet dit bij het betreffende besluit met voldoende gegevens gemotiveerd worden. 9 4. UITGANGSPUNTEN 4.1. Vervoersgegevens Het meest nabijgelegen spoor (op circa 20 m afstand van de planlocatie) betreft het spoortraject Eindhoven-Weert. In tabel 1 zijn de vervoersaantallen gevaarlijke stoffen over voornoemd spoortraject opgenomen, zoals volgt uit het Basisnet spoor. Het Basisnet spoor is nog niet ingevoerd. Dat gebeurt als de Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking treedt. Tot die tijd geldt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Tabel 1 Vervoersaantallen gevaarlijke stoffen per jaar over het spoortraject Eindhoven-Weert Conform Basisnet spoor Jaarintensiteit per wegvak per stofcategorie1 A B2 C3 D3 1500 2300 4600 3750 4.2. Modellering Voor het spoor is uitgegaan van de volgende uitgangpunten: - type spoortraject: hoge snelheid (> 40 km/u); - breedte van het spoor: 10 m; - wissel: ja, frequentieverhoging gehele traject daar er meerdere wissels aanwezig zijn; 1 overgang (overgang van 1 spoorbaan voor het bereiken van het perron voor - fietsers, invaliden e.d. Het betreft geen ‘normale’ spoorovergang voor auto’s e.d.); transport van stofcategorieën A en B2 met spoorketelwagons (SKW druk) en 0% - bonte treinen (op de Brabantroute wordt geen rekening meer gehouden met warme BLEVES2); transport van stofcategorieën C3 en D3 met spoorketelwagons (SKW); 33% van het transport vindt plaats in de dagperiode; - 71% van het transport vindt plaats van maandag tot en met vrijdag. De invoergegevens van het rekenmodel, met uitzondering van de bebouwingsgegevens, zijn gegeven in bijlage I. 1 2 A: brandbare gassen; B2: giftige gassen; C3: zeer brandbare vloeistoffen; D3: acrylnitril. Volgens opgave van de Omgevingsdienst Zuidoost Brabant 10 4.3. Populatiegegevens Voor de bepaling van het groepsrisico is het noodzakelijk dat de bevolking binnen het invloedsgebied van de transportroute geïnventariseerd wordt. Voor de juiste inventarisatie van het invloedsgebied is gebruik gemaakt van de Handleiding Risicoanalyse Transport d.d. 1 november 2011 (HaRT). In deze handleiding is per stofcategorie opgenomen welk invloedsgebied van toepassing is. Voor het spoortraject Eindhoven – Weert wordt het grootste invloedsgebied veroorzaakt door de toxische gassen (B2). Het invloedsgebied bedraagt conform HaRT 995 meter. Daarnaast is in HaRT opgenomen dat een gedetailleerde inventarisatie dient plaats te vinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -8/jaar (indien deze contour op kleinere afstand is gelegen dan het invloedsgebied). Buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-8/jaar kan met een minder gedetailleerde inventarisatie volstaan worden. 4.3.1. Geprojecteerde bebouwing Het spoor is gelegen op circa 20 m afstand van de planlocatie. Volgens opgave van Laride komen er circa 387 personen te wonen in de geprojecteerde bebouwing. De nieuwbouw bestaat uit appartementen (blokken 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9). Daarnaast is een daggroepvoorziening (blok 5 en 6) met 9 eenpersoonsappartementen, 4 eenpersoonshotelkamers, 2 PG-units en 36 tweepersoonsappartementen aanwezig. 4.3.2. Huidige geprojecteerde bebouwing Vanwege het vervoer van toxische gassen (B2) over het spoor is een (worst case) 1%letaliteitsafstand van 1500 m aangehouden, waarbinnen de huidige (geprojecteerde) populatie is geïnventariseerd. Voor het invoeren van de reeds aanwezige bewoners in het gebied rondom het plangebied is gebruik gemaakt van bij het RIVM opgevraagde bevolkingsgegevens van woningen. Tot een afstand van 500 m van het spoor zijn de populatiegegevens opgevraagd voor kaartvakken van 25 x 25 m2. Daarbuiten zijn gegevens opgevraagd voor kaartvakken van 100 x 100 m2. Gezien het beperkt aantal populatiedatapunten dat in RBMII kan worden ingevoerd zijn uiteindelijk populatiegegevens van kaartvakken, met name op een afstand van meer dan 500 m van het spoor, samengevoegd. Voor het invoeren van de in het gebied rondom het plangebied geprojecteerde woningen (inclusief bewoners) is gebruik gemaakt van door de gemeente Geldrop-Mierlo geleverde gegevens betreffende de bestemmingsplannen. Voor het invoeren van de in het gebied rondom het plangebied gelegen bedrijven, winkels, scholen, zorginstellingen en dergelijke is gebruik gemaakt van een door de gemeente Geldrop-Mierlo aangeleverd bestand en 11 een kadastrale kaart van de gemeente. De toegepaste verdeling voor het aantal aanwezigen in de dag- en nachtperiode alsmede de fractie buitenshuis in zowel de dagals nachtperiode is per type bebouwing gegeven in tabel 2 en is op basis van de gegevens van de gemeente en op basis van expert judgement bepaald. Meer gedetailleerde invoergegevens met betrekking tot de gehanteerde populatie en dagen nachtfractie voor aanwezigheid van de bedrijven en bouwplannen uit de bestemmingsplannen zijn gegeven in bijlage II. Tabel 2 Type bebouwing Woning School Ziekenhuis Bedrijf Kantoor Verdeling aantal aanwezige personen en fractie buitenshuis per type bebouwing Fractie aanwezigen in dagperiode nachtperiode 0,5* 1 0,5 0,5-1 0,5-1 1 0 0,25 0 0 Fractie buitenhuis in dagperiode nachtperiode 0,07 0,33 0,07 0,07 0,07 0,01 0 0 0 0 * Gezien de gehanteerde worstcase uitgangspunten is voor de aanwezigen in de woningen in de dagperiode gekozen voor een aanwezigheidspercentage van 50% in plaats van de standaard 70%. Gezien het feit dat voor de bedrijven, scholen en kinderdagverblijven voor de maximale aanwezigheid van personen is gekozen is het hanteren van een aanwezigheidsfactor van 0,5 in de dagperiode realistischer. Voor het plangebied is echter de standaardverdeling (70%/100%) aangehouden. 4.4. Beschouwde scenario’s Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het risicoberekeningsprogramma RBMII, versie 2.3.0. build 535 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In bijlage I zijn de invoergegevens van het rekenmodel gegeven met uitzondering van de populatiegegevens. In het onderhavige onderzoek zijn 2 verschillende scenario’s beschouwd, te weten: - scenario 1: huidige bebouwingssituatie zonder planbebouwing, met cijfers Basisnet spoor; - scenario 2: huidige bebouwingssituatie met planbebouwing, met cijfers Basisnet spoor. 12 5. REKENRESULTATEN 5.1. Plaatsgebonden risico Het berekende plaatsgebonden risico is weergegeven in figuur 1. 10-6-contour 10-7-contour 10-8-contour Figuur 1: PR-contouren, gelegen op een grid van 100 x 100 m In tabel 3 zijn de afstanden van het midden van het spoor tot de PR-contouren weergegeven. Tabel 3 Afstand (circa) vanaf het midden van het spoor tot de berekende plaatsgebonden risicocontouren Conform Basisnet spoor Afstand in m vanaf midden spoor tot PR-contour 10-6 10-7 10-8 0 15 140 Uit tabel 3 blijkt dat de planlocatie buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per jaar gelegen is. Hiermee wordt voor beide scenario’s voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico uit de circulaire RNVGS. 13 5.2. Groepsrisico Met behulp van dit rekenmodel alsmede de uitgangspunten zoals weergegeven in hoofdstuk 4 is de fN-curve berekend voor de bepaling van het groepsrisico met (rode lijn) en zonder (blauwe lijn) nieuwbouw. -4 10 -5 10 -6 frequentie (1/jaar) 10 -7 10 -8 10 -9 10 1 2 10 10 g b c d e f b c d e f g Oriëntatiew aarde 3 10 Aantal slachtof fers Groepsrisico van de totale route. c d e f g Hoogste groepsrisico per km. Deelroute 1, 1822-2821 g b c d e f 4 10 Hoogste groepsrisico per km. Dee Figuur 2: FN-curve in- en exclusief plan De berekende overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie 0,044 en in de toekomstige situatie 0,081. Uit figuur 2 blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden voor de onderzochte scenario's. Wel is de toename te kenmerken als significant. Dat betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico plaats dient te vinden. 14 6. MAATREGELEN 6.1. Inleiding Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is de “Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico” opgesteld. Hierin zijn ook elementen als zelfredzaamheid en hulpverlening opgenomen. Bij het nemen van maatregelen voor het verminderen van het groepsrisico moet worden uitgegaan van een integrale benadering van de problematiek van externe veiligheid. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de diverse factoren die bijdragen aan een geconstateerde overschrijding van de normen van het groepsrisico (of toename). Aldus dient niet alleen gekeken te worden naar het vervoer, het verkeer, de infrastructuur of de ruimtelijk ordening, maar ook naar de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen risicoreducerende en effectreducerende maatregelen. Risicoreducerende maatregelen zijn maatregelen die leiden tot een verlaging van het berekende groepsrisico. Het betreffen in de onderhavige situatie aldus maatregelen die de risico’s van de vervoerscategorieën A en B2 beperken. Effectgerichte maatregelen zijn maatregelen die voor alle vervoerde categorieën tot reductie van de effecten van een incident kunnen leiden. Het treffen van maatregelen aan de bron is in de onderhavige situatie niet of moeilijk toepasbaar, voor zover het de transportsnelheid of het aantal transporten per vervoersstroom betreft. Effectgerichte maatregelen of maatregelen in de sfeer van de overdracht zijn echter wel denkbaar. Deze worden in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. 6.2. Te treffen maatregelen In onderhavige situatie zijn eventuele maatregelen beschouwd ten aanzien van de volgende risicoscenario’s: - een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) die kan ontstaan bij een ongeval van het vervoer van brandbare gassen; - het ontstaan van een toxische gaswolk die kan ontstaan bij het vervoer van toxische vloeistoffen (verdamping uit een plas) of toxische gassen; - het ontstaan van een plasbrand die kan ontstaan bij het vervoer van brandbare vloeistoffen. 15 Daarnaast is de zelfredzaamheid en toegankelijkheid van de hulpverlening beoordeeld en vergroot. 6.3. Risicoreducerende maatregelen Zou verantwoording van het groepsrisico zich richten op het kwantitatief verlagen van het groepsrisico dan zou het alleen zin hebben om maatregelen te treffen aan het vervoer van wagens met brandbare en toxische gassen, zie figuren 12 tot en met 15. 6.3.1. Brandbare gassen Het vervoer van brandbare gassen is met name relevant omdat, ondanks de lage kans van optreden, de effecten groot zijn. Bij het instantaan falen van een wagen met brandbare gassen (tot vloeistof verdicht) kan een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) ontstaan. Effectafstanden met dodelijk slachtoffers reiken bij een dergelijk ongeval tot enkele honderden meters door onder andere de ontstane drukgolf, de warmtestraling van de vuurbal, de grootte van de vuurbal en ten gevolge van rondvliegend puin. Het treffen van maatregelen tegen een BLEVE zou met name brongericht moeten zijn. De kans op het ontstaan van een BLEVE kan bijvoorbeeld worden verlaagd door een langzamere transportsnelheid te hanteren (< 40 km/uur). Deze (bron)gerichte maatregelen zijn echter niet door de initiatiefnemer te treffen. Het verder van het spoor plaatsen van de geprojecteerde bebouwing, doch binnen het effectgebied van een BLEVE, levert slechts een geringe reductie van de bijdrage aan het groepsrisico op, buiten het feit dat hiervoor vanuit ruimtelijke ordeningsoogpunt helemaal geen ruimte voor is. Het treffen van constructieve maatregelen om de effecten van een BLEVE te verminderen zijn dermate verregaand dat aan het ALARA-principe ruim voorbij gegaan wordt. In het overleg met de Veiligheidsregio d.d. 14 september 2007 is besloten dat constructieve maatregelen om de effecten van een BLEVE te beperken verregaand zijn en in de onderhavige situatie niet worden verlangd. 6.3.2. Toxische gassen Toxische gassen dragen in mindere mate bij aan de hoogte van het groepsrisico dan brandbare gassen. Toch zal beperking van het ontstaan van toxische gaswolken tot een reductie van het groepsrisico leiden (met name ten aanzien van de lagere slachtofferaantallen, niet ten aanzien van de maximale waarde van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde). Toxische wolken kunnen ontstaan door het vrijkomen van een giftig gas of door verdamping uit een ontstane plas van een giftige vloeistof. Om de effecten van een 16 toxische wolk te beperken zullen aanvullende maatregelen aan het ventilatiesysteem van de geprojecteerde woningbouw worden getroffen. Te denken valt hierbij aan het plaatsen van de luchtinlaat van het ventilatiesysteem aan de luwe zijde (van het spoor af gericht) en eventueel het plaatsen van een klep in de inlaat om deze in geval van nood te kunnen afsluiten. Bij de selectie van het te gebruiken ventilatiesysteem zal hieraan aandacht worden besteed. De bereikbaarheid van het spoor en voldoende bluswater zijn maatregelen die de effecten kunnen verkleinen. Aan de voorzijde van de bebouwing is sprake van goede bereikbaarheid van het spoor en een extra bluswatervoorziening betreft de aanwezige blusleiding aan de zijde van het park. 6.4. Effectgerichte maatregelen, zelfredzaamheid en hulpverlening In overleg met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant is besloten, naast maatregelen ter beperking van het ontstaan van een warme BLEVE en de verspreiding van toxische gaswolken, maatregelen te treffen die de effecten van een ongeval van het vervoer van zeer brandbare vloeistoffen en giftige vloeistoffen verlagen. Aanvullend is ook overeenstemming bereikt tot het realiseren van maatregelen die de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners vergroot en de toegankelijkheid en de hulpmiddelen van de hulpverlening vergroot. Zeer brandbare vloeistoffen Om de effecten van een plasbrand te beperken zal nabij het spoor een opvanggoot worden gerealiseerd met een capaciteit van de inhoud van twee tankwagons (70 m³ elk). De opvanggoot zal over een lengte van ca. 250 meter langs het plangebied worden aangelegd. Deze opvanggoot voorkomt dat een vloeistofplas richting de lager gelegen woningen kan weglopen. Daarnaast kunnen (dodelijke) slachtoffers vallen door het effect van stralingswarmte/ brandoverslag naar de geprojecteerde woningbouw bij met name een plasbrand. Om de zelfredzaamheid bij een plasbrand te vergroten zal onderzocht worden welke geveldelen evenwijdig aan de spoorzijde, inclusief het glas in de geveldelen (niet zijnde het glas tussen verschillende gevels van gebouwen), en vluchttrappenhuizen een brandwerendheid3 van tenminste 30 minuten dienen te bezitten (van buiten naar binnen) om brandoverslag via een plasbrand op het spoor te voorkomen. 3 Tegen welke stralingswarmte (kW/m2) de brandwerendheid van een gevel/ constructie bestand dient te zijn kan door middel van een berekening worden aangetoond (voor diverse weerklassen). Met de Veiligheidsregio is overeengekomen dat als criterium voor het brandwerend uitvoeren van een gevel een stralingswarmte van 15 kW/m2 zal worden gehanteerd. 17 In verband met te treffen akoestische maatregelen worden de geveldelen aan spoorzijde als dove gevel uitgevoerd en bevatten deze geveldelen dus geen te openen ramen en deuren. Toxische vloeistoffen Voor maatregelen ter beperking van de effecten van toxische gaswolken ten gevolge van verdamping uit toxische vloeistofplassen wordt verwezen naar paragraaf 6.3.2. Zelfredzaamheid Binnen het project is sprake van bewoning voor 40 verminderd zelfredzame personen. Een deel van de verminderd zelfredzame personen zullen langs de parkzijde wonen. De dementerende patiënten worden in de woningen aan de parkzijde (dus op meer dan 20 meter van het spoor) geplaatst. De dementerende patiënten hebben 24 uur per dag begeleiding. Verder wonen verminderd zelfredzame personen (het betreffen hier 2 x 6 personen, waarbij per 6 patiënten 1 begeleider is toegewezen) ook deels langs het spoor. De verminderd zelfredzame personen zullen in de zogenaamde PG-units gaan wonen. Om de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners te vergroten is overeen gekomen dat alle nooduitgangen van de geprojecteerde woningbouw van het spoor af gericht zullen zijn. Daarnaast dient door de toekomstige Vereniging van Eigenaren (VvE) extra aandacht besteed te worden aan door bewoners te nemen acties in geval van een ongeval (met gevaarlijke stoffen) op het spoor. Hierbij valt te denken aan het sluiten van ramen en deuren in geval van een ongeval met een toxisch stof en het snel ontvluchten naar parkzijde bij een ongeval met een brandbare stof (regelmatig oefeningen uitvoeren). Het bevoegd gezag kan een dergelijke communicatie en oefening bijvoorbeeld contractueel verplichten aan de gebruikers van de geprojecteerde woningbouw. Hulpverlening Om de hulpdiensten een betere toegankelijkheid van de geprojecteerde woningbouw te geven zullen brandweervoertuigen zich aan parkzijde kunnen opstellen. Daarnaast is ook opstelling aan spoorzijde mogelijk, echter bij een ongeval op het spoor kan deze toegang onbruikbaar zijn. De uiteindelijke verantwoording van het groepsrisico is aan het bevoegd gezag. 18 7. HOGEDRUK AARDGASLEIDING In de onderhavige situatie is sprake van geprojecteerde woonbebouwing nabij een hoge druk aardgasleiding. Aan te houden afstanden kunnen worden bepaald middels de circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ d.d. 26 november 1984 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Door het ministerie van VROM is aangegeven dat in plaats van dat de in de circulaire weergegeven afstanden aangehouden moeten worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend kunnen worden. Deze berekeningen zijn door de Gasunie uitgevoerd. In bijlage III zijn de resultaten weergegeven zoals door de Gasunie berekend. De plaatsgebonden risico contour 10-6 is gelegen op de gasleiding. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw. Voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie is het groepsrisico berekend. De overschrijdingsfactor van het groepsrisico (maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriënterende waarde) bedraagt in beide situaties 0,03. Het groepsrisico bedraagt derhalve minder dan 10% van de oriënterende waarde en neemt niet toe. Het groepsrisico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw. 19 8. SAMENVATTING EN CONCLUSIE In opdracht van Wooninc. te Geldrop is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen per spoor alsook de aanwezige hogedruk aardgasleiding. Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden gesteld dat de planlocatie is gelegen buiten de berekende plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per jaar van zowel het spoor als de ondergrondse aardgastransportleiding. Aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico conform de circulaire RNVGS wordt voldaan. Berekend is dat het groepsrisico t.g.v. het spoor door het plan toeneemt van 0,044 x oriënterende waarde naar 0,088 × oriënterende waarde. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met uitgangspunten 100% blok treinen voor stofcategorieën A en B2 alsmede 100% vervoer in spoorketelwagons. Indien met andere uitgangspunten wordt gerekend zal dit leiden tot een verhoging van het groepsrisico. Het groepsrisico ten gevolge van de ondergrondse aardgastransportleiding bedraagt in beide situaties 0,03 × oriënterende waarde. Het groepsrisico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw. 8.1. Maatregelen In overleg met en in overeenstemming met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant zullen de volgende maatregelen worden getroffen om tot een voldoende verantwoording van de toename van het groepsrisico te komen: - - - - 20 Om de effecten van een toxische wolk te beperken zullen aanvullende maatregelen aan het ventilatiesysteem worden getroffen, zoals een luchtinlaat aan de luwe zijde (van het spoor af gericht) en eventueel het plaatsen van een klep in de inlaat om deze in geval van nood te kunnen afsluiten. De effecten van een plasbrand worden beperkt door een opvanglocatie te creëren tussen het spoor en de nieuwbouw waarin de (brandende) vloeistoffen worden opgevangen en niet verder richting de woningen kan stromen; Om de zelfredzaamheid bij een plasbrand te vergroten zal bepaald worden welke geveldelen evenwijdig aan de spoorzijde, inclusief het glas in de geveldelen (niet zijnde het glas tussen verschillende gevels van gebouwen), en vluchttrappenhuizen een brandwerendheid van ten minste 30 minuten bezitten (van buiten naar binnen). Om de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners te vergroten is overeen gekomen dat alle nooduitgangen van de geprojecteerde woningbouw van het spoor af gericht zullen zijn. - Door de toekomstige Vereniging van Eigenaren (VvE) dient extra aandacht besteed te worden aan door bewoners te nemen acties in geval van een ongeval (met gevaarlijke stoffen) op het spoor. Hierbij valt te denken aan het sluiten van ramen en deuren in geval van een ongeval met een toxisch stof en het snel ontvluchten naar parkzijde bij een ongeval met een brandbare stof (regelmatig oefeningen uitvoeren). - Brandweervoertuigen kunnen zowel aan parkzijde als aan spoorzijde worden opgesteld. - Nabij het park is een blusleiding aanwezig. Tevens zullen voldoende bovengrondse brandkranen in de nabijheid van de geprojecteerde woningbouw worden geplaatst. Constructieve maatregelen ter beperking van het ontstaan van een BLEVE hoeven niet te worden getroffen. Dergelijke maatregelen zouden veel verder gaan dan het ALARAprincipe vereist. De bereikbaarheid en de bluswatervoorziening dienen in overeenstemming met het locale/regionale beleid te worden bepaald. De uiteindelijke beoordeling van de te treffen maatregelen, waarmee de verantwoording van het groepsrisico voldoende wordt afgelegd, is aan het bevoegd gezag. Mook, Dit rapport bestaat uit: 21 pagina's Bijlage I: 5 pagina’s Bijlage II: 3 pagina’s Bijlage III: 3 pagina’s BIJLAGE 1 O 135-13-RA-BY1 In- en uitvoergegevens RBMII .1 O 135-13-RA-BY1 .2 O 135-13-RA-BY1 .3 O 135-13-RA-BY1 .4 O 135-13-RA-BY1 .5 BIJLAGE 2 Populatiegegevens bedrijven en geprojecteerde bebouwing volgens bestemmingsplannen Naam Aantal personen in dag nacht Geprojecteerde woningen Geproj. woonbebouwing 26 Geproj. woonbebouwing 2 Geproj. woonbebouwing 2 Geproj. woonbebouwing 20 Geproj. woonbebouwing 25 Geproj. woonbebouwing 13 Geproj. woonbebouwing 27 Geproj. woonbebouwing 28 Geproj. woonbebouwing 7+9 Geproj. woonbebouwing 17 Geproj. woonbebouwing 22 Geproj. woonbebouwing 10+16+23 Geproj. woonbebouwing 8 Geproj. woonbebouwing 14 Geproj. woonbebouwing 24 Geproj. woonbebouwing 18 Geproj. woonbebouwing 1 Geproj. woonbebouwing 11 8 22 186 24 36 11 8 90 56 42 60 54 276 100 48 47 31 34 15 43 372 48 72 22 15 180 113 84 120 108 552 200 96 94 62 67 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 Bedrijven en inrichtingen ADVOKATENKANTOOR V GASTEL J/LOEFFEN H MARTENS PARKETVLOEREN HOUTA-BOUW B.V. BOUWBEDRIJF V RIJSINGEN BV AANNEMERSBEDRIJF VAN BERGEN GELDROP B.V. GEMEENTE GELDROP GEM.WERKEN GEMEENTE GELDROP SEKTOR MAATSCHAPPELIJKE ZORG GEMEENTE GELDROP CENTRALE STAF RABOBANK ST ANNAZIEKENHUIS LLOYDS APOTHEEK GELDROP HAMBURG-MANNHEIMER CONSULTING ASSURANTIEHUYS AUTORIJSCHOOL AD VERSANTVOORT PEIJNENBURG'S KOEKFABRIEKEN B.V. RK BASISSCHOOL ST JOZEF NUTS BASISSCHOOL DE GANZEBLOEM BASISSCHOOL DOMMELDAL NUTSSCHOOL BENEDEN BEEKLOOP VOOR BASISONDERWIJS BURGEMEESTER VD PUTTSCHOOL BASISSCHOOL 'T KLOKHUIS RK BASISSCHOOL 'T VIJFBLAD BASISSCHOOL DE WINDROOS MABEM DOUBLE CHECK HOTEL ASSESSMENT V.O.F. SECURITY ALERT SERVICES BV ADMIN.- EN ADVIESKANTOOR J. V.D. WINKEL B.V. Quality Finance Administr. en Belastingadvies ADFIES GAMMA BOUWMARKT BV BANKETBAKKERIJ VAN BRAGT BAKKER J. DELSING B.V. GRILLROOM SIDE RABOBANK GELDROP EN HEEZE/LEENDE DAGBESTEDINGSCENTRUM HET LAAR JIMA BRAUN EN BROOS V.O.F. VAN BEZOUW H.O.D.N. BAKKERIJ BART JOHN VERMEULEN DE FIETSSPECIALIST BV SUETERS SCHOENHANDEL KLINKENBERG SCHOENEN KRUIDVAT BLOKKER BV ERJO MOTORSTORE 7 2 26 9 16 14 24 88 37 707 9 2 4 2 112 48 33 18 21 22 12 22 18 1 1 22 16 2 7 9 3 5 1 11 17 3 4 3 8 3 4 8 8 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 354 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 22 0 0 0 5 3 5 4 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0,07 0,07 0,5 0,5 0,5 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,33 0,33 0,33 0,33 0,33 0,33 0,33 0,33 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,33 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,07 0,07 0,07 0 0 0 0,07 0,07 0,07 0,07 0 0 0 0 0,07 0 0 0 0 0 0 O 135-13-RA-BY2 Fractie aanwezigen in dag nacht .1 Vervolg LOCALPRINT SLAGERIJ JOHAN REEF BV ALBERT HEIJN FILAALNUMMER 1255 C1000 GELDROP ALBERT HEIJN FILIAALNUMMER 1192 ALDI MARKT BOERENBOND + BOUWMARKT VAN STRATUM ELEKTROTECHNIEK BV KINDEROPVANG POTJE KNOR J.H.P. VOS BEHEER B.V. SANDERS MAGNEET SERVICE B.V. TRANSPORTBEDR. VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V. HOUTHANDEL DELEN B.V. SMIT VISUAL SUPPLIES BV B.V. RUBBERINDUSTRIE E.B.O. Stern Schade Stern Schade AUTOBEDRIJF GEBR VD LAAR GELDROP/ V.D. MEULEN-ANSEMS AUTOMOBIELBEDR. GERRIT VISSER IM- EN EXPORT VAN STIPDONK LANDSCHAPSINRICHTING BV GUSTAAF GELDROP BV STICHTING WERKEN EN WONEN DE IJSSPECIALIST BV KAPSALON J. DE RUIJTER CREATE HAIR EN BEAUTY KINDERDAGVERBLIJF 'DE GRABBELTON' V.O.F. KOREIN KINDERPLEIN BENEDEN BEEKLOOP KOREIN KINDERPLEIN REDERIJKERSTRAAT KONINKLIJKE TNT POST B.V. KONINKLIJKE TNT POST B.V. KOUDIJS & GALAMA NETWERK NOTARISSEN TAXIBEDRIJF VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V. TAXIBEDRIJF VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V. KEMBIT B4 B.V. STICHTING BASISBIBLIOTHEEK DOMMELDAL; VESTIGING GELDROP DE UITKOMST BV DE UITKOMST BV DE ROO GELDROP B.V. LABO MECHANISCHE BEWERKING BV PRODAK MANAGEMENT CONSULTANCY PRODAK MANAGEMENT CONSULTANCY BPRODUCTIVE Z.P.M. INTERNATIONAL B.V. DE MUZIEKSCHOOL MARIAGE BRUIDSMODE REGIOPOLITIE BRABANT ZUID-OOST AFD GELDROP/NUENEN/MIERLO VEENSTRA R H HUISARTSENPRAKTIJK HET ATRIUM STICHTING GGZE REGIONAAL CENTRUM GELDROP SCHOUTEN T J VAN MONTFORT TANDARTSENPRAKTIJK BV 'SCHOONMAAKBEDRIJF ANJA' V.O.F. BUILDING CLEANING SERVICE BUILDING CLEANING SERVICE /ALPHA RECONDITIONERING REISBURO VAN GERWEN B.V. PACKSHOT VOF PAROCHIEBESTUUR H BRIGIDA DA VERDI EL CONDOR CHINEES-INDISCH RESTAURANT 'DE LOTUS' RESTAURANT DE ZWAAN IRODION RESTAURANT DE 2 HEERE SPORTCENTRUM HARKS VINCK SCHILDERWERKEN O 135-13-RA-BY2 1 6 31 71 67 6 5 30 20 5 10 19 14 14 8 14 14 4 4 2 12 27 22 8 1 3 23 19 23 51 54 8 10 10 9 7 14 14 12 17 2 2 2 3 36 5 43 3 10 38 2 9 1 12 14 4 2 2 3 1 2 2 3 2 7 2 0 0 6 14 0 1 3 0 0 0 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 1 3 0 0 0 51 54 0 3 3 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 12 0 21 0 0 0 0 0 0 5 6 0 0 2 10 5 10 10 13 9 7 0 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,5 0,33 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,9 0,9 0,07 0,07 0,07 0,07 0,33 0,33 0,33 0,07 0,07 0,07 0,9 0,9 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,5 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0 0 0,07 0,07 0 0,07 0,07 0 0 0 0 0,07 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,07 0,07 0,07 0,07 0 0 0 0,07 0,07 0 0,9 0,9 0 0,07 0 0 0 0 0 0 0 0 0,07 0 0,5 0 0 0 0 0 0,07 0,07 0,07 0 0 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0 .2 Vervolg DE WIT SLACHTHUIS GELDROP BV STUDIO MAAN SPORTCENTRUM TOPFIT N. MAAS BESTRATINGEN V.O.F. HMC MILIEU CONSULTANCY B.V. VERHALLEN SECURITY ALERT TELESERVICES B.V. CELED BV KAMEL BEHEER BV CEKEM CONSTRUCTIE BV MACHINEFABRIEK VAN DER HOORN B.V. OPTIMA KEUKENS B.V. VAN DEN REEK MANAGEMENT B.V. VD RIJT G A TILBORGHS BETONSTAALVLECHTWERKEN BV HEMA B.V. BREDE WELZIJNSINSTELLING GELDROP-MIERLO/NUENEN STG. WOONBEDRIJF SWS. HHVL O 135-13-RA-BY2 16 2 2 2 3 2 20 9 2 8 13 6 17 2 61 8 67 10 0 0 1 0 0 0 10 0 0 0 0 0 0 0 0 0 67 0 0,07 0,07 0,07 1 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,07 0,33 0,5 0,07 0,07 0,1 0,07 0 0 0,07 0 0 0 0,07 0,07 0 0 0 0 0 0,5 0 0 0,1 0 .3 BIJLAGE 3 O 135-13-RA-BY3 Berekening Gasunie .1 O 135-13-RA-BY3 .2 O 135-13-RA-BY3 .3
© Copyright 2024 ExpyDoc