Risicoberekening inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen

Lid ONRI
ISO-9001: 2000 gecertificeerd
Rapport
Concept
Risicoberekening inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen
over het spoor en de hogedruk aardgasleiding ten aanzien
van het spoor- en stationsgebied te Geldrop
Rapportnummer O 135-13 d.d. 30 januari 2014
Peutz bv
Paletsingel 2, Postbus 696
2700 AR Zoetermeer
Tel. (079) 347 03 47
Fax (079) 361 49 85
[email protected]
www.peutz.nl
Peutz bv
Lindenlaan 41, Molenhoek
Postbus 66, 6585 ZH Mook
Tel. (024) 357 07 07
Fax (024) 358 51 50
[email protected]
www.peutz.nl
Peutz bv
L. Springerlaan 37, Groningen
Postbus 7, 9700 AA Groningen
Tel. (050) 520 44 88
Fax (050) 526 31 78
[email protected]
www.peutz.nl
Opdrachtgever:
Wooninc. te Geldrop
Rapportnummer:
O 135-13
Datum:
30-01-14
Ref.:
SvdA/CD/KS/O135-13
Peutz GmbH
Düsseldorf, Bonn
[email protected]
www.peutz.de
Peutz SARL
Paris, Lyon
[email protected]
www.peutz.fr
Peutz bv
London
[email protected]
www.peutz.co.uk
Daidalos Peutz bvba
Leuven
[email protected]
www.daidalospeutz.be
Köhler Peutz Geveltechniek bv
Zoetermeer
[email protected]
www.gevel.com
Alle opdrachten aan ons
bureau worden aanvaard,
uitgevoerd en berekend
volgens 'De Nieuwe Regeling
ingenieur en adviseur'
(DNR 2005).
Ingeschreven KvK onder
nummer 12028033. BTW
identificatienummer
NL004933837B01
Inhoud
pagina
1. INLEIDING
5
2. EXTERNE VEILIGHEID
6
3. WETTELIJKE GRENSWAARDEN EN ASPECTEN
3.1. Plaatsgebonden risico
3.2. Groepsrisico
3.2.1. Verantwoording toename groepsrisico volgens Circulaire RNVGS
3.2.2. Maatregelen
7
7
7
7
8
4. UITGANGSPUNTEN
4.1. Vervoersgegevens
4.2. Modellering
4.3. Populatiegegevens
4.3.1. Geprojecteerde bebouwing
4.3.2. Huidige geprojecteerde bebouwing
4.4. Beschouwde scenario’s
10
10
10
11
11
11
12
5. REKENRESULTATEN
13
5.1. Plaatsgebonden risico
5.2. Groepsrisico
6. MAATREGELEN
6.1. Inleiding
6.2. Te treffen maatregelen
6.3. Risicoreducerende maatregelen
6.3.1. Brandbare gassen
6.3.2. Toxische gassen
6.4. Effectgerichte maatregelen, zelfredzaamheid en hulpverlening
13
14
15
15
15
16
16
16
17
7. HOGEDRUK AARDGASLEIDING
19
8. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
8.1. Maatregelen
20
20
BIJLAGE I: In- en uitvoergegevens RBMII
BIJLAGE II: Populatiegegevens bedrijven en woningbouwplannen volgens
Bestemmingsplannen
BIJLAGE III: Risicoberekening gastransportleiding
1. INLEIDING
In opdracht van Wooninc. te Geldrop is een onderzoek uitgevoerd naar de externe
veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen per spoor alsook de
aanwezige hogedruk aardgasleiding. De externe veiligheidssituatie van de huidige
(geprojecteerde) bebouwing, alsmede de toename van de risico’s ten gevolge van de
geprojecteerde woningbouw aan het Tournooiveld te Geldrop is in beeld gebracht.
In de geprojecteerde woningbouw zullen in totaal circa 40 verminderd zelfredzame
personen aanwezig zijn. De overige bewoners betreffen vitale 55+-ers, die normaliter tot
de groep zelfredzame personen behoren.
In het onderhavige rapport is met behulp van effect- en risicoberekeningen met
rekenprogramma RBMII, versie 2.3.0 build 535, het plaatsgebonden risico en
groepsrisico bepaald ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over
spoortraject Eindhoven – Weert. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico
gevolge van de aanwezige hogedruk aardgasleiding is bepaald door de Gasunie.
het
het
het
ten
De berekende waarden zijn getoetst aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico
en de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Gezien de gehanteerde worstcase
uitgangspunten in onderhavig onderzoek is tevens een gevoeligheidsanalyse van de
rekenresultaten gegeven.
5
2. EXTERNE VEILIGHEID
Met externe veiligheid wordt in het algemeen bedoeld het “‘beheersen van risico dat
personen lopen in de directe omgeving van de opslag van en activiteiten met gevaarlijke
stoffen”. Het betreft hierbij het risico dat personen komen te overlijden als direct gevolg
van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Ten behoeve van de bepaling van het externe risico kunnen twee risicomaten worden
bepaald, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De definities
hiervan zijn:
Plaatsgebonden risico:
De kans per jaar dat een ‘denkbeeldig’ persoon, die zich een jaar lang op een bepaalde
locatie bevindt in de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen, komt te overlijden
als een direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het PR wordt gepresenteerd in risicocontouren waarbij de iso-risicowaarden met elkaar
verbonden worden.
Groepsrisico:
De kans per jaar dat een groep van een gegeven aantal personen komt te overlijden in
de omgeving van de activiteit met gevaarlijke stoffen als een direct gevolg van een
ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt gepresenteerd in een zogenaamde FNcurve, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers (N) en op de
verticale as de cumulatieve frequentie (F) daarvan is weergegeven.
Bij het PR is het dus niet van belang of er daadwerkelijk personen op die bepaalde locatie
aanwezig zijn. Voor het GR geldt dat in een gebied waar zich geen personen bevinden
het GR gelijk aan nul is. Bij groepsrisico speelt de maatschappelijke ontwrichting ten
gevolge van het overlijden van een groot aantal personen tegelijkertijd een rol.
6
3. WETTELIJKE GRENSWAARDEN EN ASPECTEN
3.1. Plaatsgebonden risico
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat kwetsbare objecten zoals woningen en
zorginstellingen niet zijn toegestaan binnen de 10-6 contour. De contouren worden
berekend aan de hand van met name stofeigenschappen zoals giftigheid en
brandbaarheid. Ook zijn locatiespecifieke eigenschappen van belang (hoogteligging,
wissels, overgangen e.d.).
3.2. Groepsrisico
Voor het groepsrisico en de toename van het groepsrisico zijn geen wettelijke
grenswaarden vastgelegd. Echter, het bevoegd gezag dient een verantwoording af te
leggen indien er sprake is van een toename van het groepsrisico als onderdeel van de
ruimtelijke onderbouwing in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO).
Ten behoeve van de verantwoording is voor het groepsrisico een zogenaamde
oriënterende waarde vastgesteld die afhankelijk is van het aantal dodelijke slachtoffers
per kilometer transportroute:
- voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriënterende waarde gelijk aan 10 -4 per
jaar (is een kans van 1 op de 10.000 per jaar);
- voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-6 per jaar;
- voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-8 per jaar.
3.2.1. Verantwoording toename groepsrisico volgens Circulaire RNVGS
De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (circulaire RNVGS) stelt dat bij
de overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante
toename van het groepsrisico verantwoording van het groepsrisico dient te worden
afgelegd door het bevoegd gezag. Bij de verantwoording dienen tevens de aspecten
zelfredzaamheid en hulpverlening te worden betrokken.
Er dient te worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de
oriënterende waarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet
kan worden verminderd. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dient in overleg met de
betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van
het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable).
7
In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden
opgenomen:
- het groeprisico;
-
indien van toepassing: het eerder vastgestelde groeprisico;
een aanduiding van het invloedsgebied;
-
-
de aanwezige dichtheid van personen per hectare in de huidige en toekomstige
situatie;
een aanduiding van de vervoersstromen (aard en omvang van gevaarlijke stoffen die
specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriënterende waarde, alsmede de
bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico);
te verwachten vervoersstromen in de toekomst en de invloed daarvan op het
-
groepsrisico;
de bijdrage van de aanwezige en toekomstige (beperkt) kwetsbare objecten aan de
-
hoogte van het groepsrisico;
de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst,
-
-
met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en
nadelen hiervan;
de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de
omvang van een ramp of zwaar ongeval;
de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de
route om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval
voordoet.
Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is de “Handleiding
verantwoordingsplicht groepsrisico” opgesteld. Hierin zijn ook elementen als
zelfredzaamheid en hulpverlening opgenomen.
Bij het nemen van maatregelen voor het verminderen van het groepsrisico moet worden
uitgegaan van een integrale benadering van de problematiek van externe veiligheid. Dit
houdt in dat rekening moet worden gehouden met de diverse factoren die bijdragen aan
een geconstateerde overschrijding van de normen van het groepsrisico (of significante
toename). Aldus dient niet alleen gekeken te worden naar het vervoer, het verkeer, de
infrastructuur of de ruimtelijke ordening, maar ook naar de mogelijkheden voor
hulpverlening en zelfredzaamheid.
3.2.2. Maatregelen
De circulaire RNVGS stelt dat als blijkt dat zowel de norm voor het plaatsgebonden risico
als de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden en er is ook
geen sprake van een significante toename van het groepsrisico, dan zijn er geen
risicoreducerende maatregelen noodzakelijk. Als sprake is van een significante toename
van het groepsrisico, dan moet beoordeeld worden of risicoreducerende maatregelen
8
redelijkerwijs mogelijk zijn. Als deze mogelijk zijn, dan moeten deze worden toegepast.
Als risicoreducerende maatregelen niet mogelijk zijn, dan moet dit bij het betreffende
besluit met voldoende gegevens gemotiveerd worden.
9
4. UITGANGSPUNTEN
4.1. Vervoersgegevens
Het meest nabijgelegen spoor (op circa 20 m afstand van de planlocatie) betreft het
spoortraject Eindhoven-Weert. In tabel 1 zijn de vervoersaantallen gevaarlijke stoffen
over voornoemd spoortraject opgenomen, zoals volgt uit het Basisnet spoor. Het Basisnet
spoor is nog niet ingevoerd. Dat gebeurt als de Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
in werking treedt. Tot die tijd geldt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke
stoffen.
Tabel 1
Vervoersaantallen gevaarlijke stoffen per jaar over het spoortraject
Eindhoven-Weert
Conform
Basisnet spoor
Jaarintensiteit per wegvak per stofcategorie1
A
B2
C3
D3
1500
2300
4600
3750
4.2. Modellering
Voor het spoor is uitgegaan van de volgende uitgangpunten:
- type spoortraject: hoge snelheid (> 40 km/u);
- breedte van het spoor: 10 m;
-
wissel: ja, frequentieverhoging gehele traject daar er meerdere wissels aanwezig zijn;
1 overgang (overgang van 1 spoorbaan voor het bereiken van het perron voor
-
fietsers, invaliden e.d. Het betreft geen ‘normale’ spoorovergang voor auto’s e.d.);
transport van stofcategorieën A en B2 met spoorketelwagons (SKW druk) en 0%
-
bonte treinen (op de Brabantroute wordt geen rekening meer gehouden met warme
BLEVES2);
transport van stofcategorieën C3 en D3 met spoorketelwagons (SKW);
33% van het transport vindt plaats in de dagperiode;
-
71% van het transport vindt plaats van maandag tot en met vrijdag.
De invoergegevens van het rekenmodel, met uitzondering van de bebouwingsgegevens,
zijn gegeven in bijlage I.
1
2
A: brandbare gassen; B2: giftige gassen; C3: zeer brandbare vloeistoffen; D3: acrylnitril.
Volgens opgave van de Omgevingsdienst Zuidoost Brabant
10
4.3. Populatiegegevens
Voor de bepaling van het groepsrisico is het noodzakelijk dat de bevolking binnen het
invloedsgebied van de transportroute geïnventariseerd wordt. Voor de juiste
inventarisatie van het invloedsgebied is gebruik gemaakt van de Handleiding
Risicoanalyse Transport d.d. 1 november 2011 (HaRT). In deze handleiding is per
stofcategorie opgenomen welk invloedsgebied van toepassing is.
Voor het spoortraject Eindhoven – Weert wordt het grootste invloedsgebied veroorzaakt
door de toxische gassen (B2). Het invloedsgebied bedraagt conform HaRT 995 meter.
Daarnaast is in HaRT opgenomen dat een gedetailleerde inventarisatie dient plaats te
vinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -8/jaar (indien deze contour op
kleinere afstand is gelegen dan het invloedsgebied). Buiten de plaatsgebonden
risicocontour van 10-8/jaar kan met een minder gedetailleerde inventarisatie volstaan
worden.
4.3.1. Geprojecteerde bebouwing
Het spoor is gelegen op circa 20 m afstand van de planlocatie. Volgens opgave van
Laride komen er circa 387 personen te wonen in de geprojecteerde bebouwing. De
nieuwbouw bestaat uit appartementen (blokken 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9). Daarnaast is een
daggroepvoorziening
(blok
5
en
6)
met
9
eenpersoonsappartementen,
4 eenpersoonshotelkamers, 2 PG-units en 36 tweepersoonsappartementen aanwezig.
4.3.2. Huidige geprojecteerde bebouwing
Vanwege het vervoer van toxische gassen (B2) over het spoor is een (worst case) 1%letaliteitsafstand van 1500 m aangehouden, waarbinnen de huidige (geprojecteerde)
populatie is geïnventariseerd.
Voor het invoeren van de reeds aanwezige bewoners in het gebied rondom het
plangebied is gebruik gemaakt van bij het RIVM opgevraagde bevolkingsgegevens van
woningen. Tot een afstand van 500 m van het spoor zijn de populatiegegevens
opgevraagd voor kaartvakken van 25 x 25 m2. Daarbuiten zijn gegevens opgevraagd voor
kaartvakken van 100 x 100 m2. Gezien het beperkt aantal populatiedatapunten dat in
RBMII kan worden ingevoerd zijn uiteindelijk populatiegegevens van kaartvakken, met
name op een afstand van meer dan 500 m van het spoor, samengevoegd.
Voor het invoeren van de in het gebied rondom het plangebied geprojecteerde woningen
(inclusief bewoners) is gebruik gemaakt van door de gemeente Geldrop-Mierlo geleverde
gegevens betreffende de bestemmingsplannen. Voor het invoeren van de in het gebied
rondom het plangebied gelegen bedrijven, winkels, scholen, zorginstellingen en dergelijke
is gebruik gemaakt van een door de gemeente Geldrop-Mierlo aangeleverd bestand en
11
een kadastrale kaart van de gemeente. De toegepaste verdeling voor het aantal
aanwezigen in de dag- en nachtperiode alsmede de fractie buitenshuis in zowel de dagals nachtperiode is per type bebouwing gegeven in tabel 2 en is op basis van de
gegevens van de gemeente en op basis van expert judgement bepaald.
Meer gedetailleerde invoergegevens met betrekking tot de gehanteerde populatie en dagen nachtfractie voor aanwezigheid van de bedrijven en bouwplannen uit de
bestemmingsplannen zijn gegeven in bijlage II.
Tabel 2
Type
bebouwing
Woning
School
Ziekenhuis
Bedrijf
Kantoor
Verdeling aantal aanwezige personen en fractie buitenshuis per type
bebouwing
Fractie aanwezigen in
dagperiode
nachtperiode
0,5*
1
0,5
0,5-1
0,5-1
1
0
0,25
0
0
Fractie buitenhuis in
dagperiode
nachtperiode
0,07
0,33
0,07
0,07
0,07
0,01
0
0
0
0
* Gezien de gehanteerde worstcase uitgangspunten is voor de aanwezigen in de woningen in de dagperiode gekozen voor een
aanwezigheidspercentage van 50% in plaats van de standaard 70%. Gezien het feit dat voor de bedrijven, scholen en
kinderdagverblijven voor de maximale aanwezigheid van personen is gekozen is het hanteren van een aanwezigheidsfactor van
0,5 in de dagperiode realistischer. Voor het plangebied is echter de standaardverdeling (70%/100%) aangehouden.
4.4. Beschouwde scenario’s
Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het risicoberekeningsprogramma RBMII,
versie 2.3.0. build 535 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In bijlage I zijn de
invoergegevens van het rekenmodel gegeven met uitzondering van de
populatiegegevens.
In het onderhavige onderzoek zijn 2 verschillende scenario’s beschouwd, te weten:
- scenario 1: huidige bebouwingssituatie zonder planbebouwing, met cijfers Basisnet
spoor;
- scenario 2: huidige bebouwingssituatie met planbebouwing, met cijfers Basisnet
spoor.
12
5. REKENRESULTATEN
5.1. Plaatsgebonden risico
Het berekende plaatsgebonden risico is weergegeven in figuur 1.
10-6-contour
10-7-contour
10-8-contour
Figuur 1: PR-contouren, gelegen op een grid van 100 x 100 m
In tabel 3 zijn de afstanden van het midden van het spoor tot de PR-contouren
weergegeven.
Tabel 3
Afstand (circa) vanaf het midden van het spoor tot de berekende
plaatsgebonden risicocontouren
Conform
Basisnet spoor
Afstand in m vanaf midden spoor tot PR-contour
10-6
10-7
10-8
0
15
140
Uit tabel 3 blijkt dat de planlocatie buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per
jaar gelegen is. Hiermee wordt voor beide scenario’s voldaan aan de grenswaarde van
het plaatsgebonden risico uit de circulaire RNVGS.
13
5.2. Groepsrisico
Met behulp van dit rekenmodel alsmede de uitgangspunten zoals weergegeven in
hoofdstuk 4 is de fN-curve berekend voor de bepaling van het groepsrisico met (rode lijn)
en zonder (blauwe lijn) nieuwbouw.
-4
10
-5
10
-6
frequentie (1/jaar)
10
-7
10
-8
10
-9
10
1
2
10
10
g
b
c
d
e
f
b
c
d
e
f
g
Oriëntatiew aarde
3
10
Aantal slachtof fers
Groepsrisico van de totale route.
c
d
e
f
g
Hoogste groepsrisico per km. Deelroute 1, 1822-2821 g
b
c
d
e
f
4
10
Hoogste groepsrisico per km. Dee
Figuur 2: FN-curve in- en exclusief plan
De berekende overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico
bedraagt in de huidige situatie 0,044 en in de toekomstige situatie 0,081.
Uit figuur 2 blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden
voor de onderzochte scenario's. Wel is de toename te kenmerken als significant. Dat
betekent dat er een verantwoording van het groepsrisico plaats dient te vinden.
14
6. MAATREGELEN
6.1. Inleiding
Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is de “Handreiking
verantwoordingsplicht groepsrisico” opgesteld. Hierin zijn ook elementen als
zelfredzaamheid en hulpverlening opgenomen.
Bij het nemen van maatregelen voor het verminderen van het groepsrisico moet worden
uitgegaan van een integrale benadering van de problematiek van externe veiligheid. Dit
houdt in dat rekening moet worden gehouden met de diverse factoren die bijdragen aan
een geconstateerde overschrijding van de normen van het groepsrisico (of toename).
Aldus dient niet alleen gekeken te worden naar het vervoer, het verkeer, de infrastructuur
of de ruimtelijk ordening, maar ook naar de mogelijkheden voor hulpverlening en
zelfredzaamheid.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen risicoreducerende en effectreducerende
maatregelen. Risicoreducerende maatregelen zijn maatregelen die leiden tot een
verlaging van het berekende groepsrisico. Het betreffen in de onderhavige situatie aldus
maatregelen die de risico’s van de vervoerscategorieën A en B2 beperken. Effectgerichte
maatregelen zijn maatregelen die voor alle vervoerde categorieën tot reductie van de
effecten van een incident kunnen leiden.
Het treffen van maatregelen aan de bron is in de onderhavige situatie niet of moeilijk
toepasbaar, voor zover het de transportsnelheid of het aantal transporten per
vervoersstroom betreft.
Effectgerichte maatregelen of maatregelen in de sfeer van de overdracht zijn echter wel
denkbaar. Deze worden in dit hoofdstuk nader uitgewerkt.
6.2. Te treffen maatregelen
In onderhavige situatie zijn eventuele maatregelen beschouwd ten aanzien van de
volgende risicoscenario’s:
- een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) die kan ontstaan bij een
ongeval van het vervoer van brandbare gassen;
- het ontstaan van een toxische gaswolk die kan ontstaan bij het vervoer van toxische
vloeistoffen (verdamping uit een plas) of toxische gassen;
- het ontstaan van een plasbrand die kan ontstaan bij het vervoer van brandbare
vloeistoffen.
15
Daarnaast is de zelfredzaamheid en toegankelijkheid van de hulpverlening beoordeeld en
vergroot.
6.3. Risicoreducerende maatregelen
Zou verantwoording van het groepsrisico zich richten op het kwantitatief verlagen van het
groepsrisico dan zou het alleen zin hebben om maatregelen te treffen aan het vervoer
van wagens met brandbare en toxische gassen, zie figuren 12 tot en met 15.
6.3.1. Brandbare gassen
Het vervoer van brandbare gassen is met name relevant omdat, ondanks de lage kans
van optreden, de effecten groot zijn. Bij het instantaan falen van een wagen met
brandbare gassen (tot vloeistof verdicht) kan een BLEVE (Boiling Liquid Expanding
Vapour Explosion) ontstaan. Effectafstanden met dodelijk slachtoffers reiken bij een
dergelijk ongeval tot enkele honderden meters door onder andere de ontstane drukgolf,
de warmtestraling van de vuurbal, de grootte van de vuurbal en ten gevolge van
rondvliegend puin.
Het treffen van maatregelen tegen een BLEVE zou met name brongericht moeten zijn.
De kans op het ontstaan van een BLEVE kan bijvoorbeeld worden verlaagd door een
langzamere transportsnelheid te hanteren (< 40 km/uur). Deze (bron)gerichte
maatregelen zijn echter niet door de initiatiefnemer te treffen.
Het verder van het spoor plaatsen van de geprojecteerde bebouwing, doch binnen het
effectgebied van een BLEVE, levert slechts een geringe reductie van de bijdrage aan het
groepsrisico op, buiten het feit dat hiervoor vanuit ruimtelijke ordeningsoogpunt helemaal
geen ruimte voor is.
Het treffen van constructieve maatregelen om de effecten van een BLEVE te
verminderen zijn dermate verregaand dat aan het ALARA-principe ruim voorbij gegaan
wordt. In het overleg met de Veiligheidsregio d.d. 14 september 2007 is besloten dat
constructieve maatregelen om de effecten van een BLEVE te beperken verregaand zijn
en in de onderhavige situatie niet worden verlangd.
6.3.2. Toxische gassen
Toxische gassen dragen in mindere mate bij aan de hoogte van het groepsrisico dan
brandbare gassen. Toch zal beperking van het ontstaan van toxische gaswolken tot een
reductie van het groepsrisico leiden (met name ten aanzien van de lagere
slachtofferaantallen, niet ten aanzien van de maximale waarde van het groepsrisico ten
opzichte van de oriënterende waarde).
Toxische wolken kunnen ontstaan door het vrijkomen van een giftig gas of door
verdamping uit een ontstane plas van een giftige vloeistof. Om de effecten van een
16
toxische wolk te beperken zullen aanvullende maatregelen aan het ventilatiesysteem van
de geprojecteerde woningbouw worden getroffen. Te denken valt hierbij aan het plaatsen
van de luchtinlaat van het ventilatiesysteem aan de luwe zijde (van het spoor af gericht)
en eventueel het plaatsen van een klep in de inlaat om deze in geval van nood te kunnen
afsluiten. Bij de selectie van het te gebruiken ventilatiesysteem zal hieraan aandacht
worden besteed.
De bereikbaarheid van het spoor en voldoende bluswater zijn maatregelen die de
effecten kunnen verkleinen. Aan de voorzijde van de bebouwing is sprake van goede
bereikbaarheid van het spoor en een extra bluswatervoorziening betreft de aanwezige
blusleiding aan de zijde van het park.
6.4. Effectgerichte maatregelen, zelfredzaamheid en hulpverlening
In overleg met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant is besloten, naast maatregelen ter
beperking van het ontstaan van een warme BLEVE en de verspreiding van toxische
gaswolken, maatregelen te treffen die de effecten van een ongeval van het vervoer van
zeer brandbare vloeistoffen en giftige vloeistoffen verlagen. Aanvullend is ook
overeenstemming bereikt tot het realiseren van maatregelen die de zelfredzaamheid van
de toekomstige bewoners vergroot en de toegankelijkheid en de hulpmiddelen van de
hulpverlening vergroot.
Zeer brandbare vloeistoffen
Om de effecten van een plasbrand te beperken zal nabij het spoor een opvanggoot
worden gerealiseerd met een capaciteit van de inhoud van twee tankwagons (70 m³ elk).
De opvanggoot zal over een lengte van ca. 250 meter langs het plangebied worden
aangelegd. Deze opvanggoot voorkomt dat een vloeistofplas richting de lager gelegen
woningen kan weglopen.
Daarnaast kunnen (dodelijke) slachtoffers vallen door het effect van stralingswarmte/
brandoverslag naar de geprojecteerde woningbouw bij met name een plasbrand. Om de
zelfredzaamheid bij een plasbrand te vergroten zal onderzocht worden welke geveldelen
evenwijdig aan de spoorzijde, inclusief het glas in de geveldelen (niet zijnde het glas
tussen verschillende gevels van gebouwen), en vluchttrappenhuizen een
brandwerendheid3 van tenminste 30 minuten dienen te bezitten (van buiten naar binnen)
om brandoverslag via een plasbrand op het spoor te voorkomen.
3
Tegen welke stralingswarmte (kW/m2) de brandwerendheid van een gevel/ constructie bestand dient te zijn
kan door middel van een berekening worden aangetoond (voor diverse weerklassen). Met de Veiligheidsregio
is overeengekomen dat als criterium voor het brandwerend uitvoeren van een gevel een stralingswarmte van
15 kW/m2 zal worden gehanteerd.
17
In verband met te treffen akoestische maatregelen worden de geveldelen aan spoorzijde
als dove gevel uitgevoerd en bevatten deze geveldelen dus geen te openen ramen en
deuren.
Toxische vloeistoffen
Voor maatregelen ter beperking van de effecten van toxische gaswolken ten gevolge van
verdamping uit toxische vloeistofplassen wordt verwezen naar paragraaf 6.3.2.
Zelfredzaamheid
Binnen het project is sprake van bewoning voor 40 verminderd zelfredzame personen.
Een deel van de verminderd zelfredzame personen zullen langs de parkzijde wonen. De
dementerende patiënten worden in de woningen aan de parkzijde (dus op meer dan
20 meter van het spoor) geplaatst. De dementerende patiënten hebben 24 uur per dag
begeleiding. Verder wonen verminderd zelfredzame personen (het betreffen hier 2 x 6
personen, waarbij per 6 patiënten 1 begeleider is toegewezen) ook deels langs het spoor.
De verminderd zelfredzame personen zullen in de zogenaamde PG-units gaan wonen.
Om de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners te vergroten is overeen gekomen
dat alle nooduitgangen van de geprojecteerde woningbouw van het spoor af gericht
zullen zijn.
Daarnaast dient door de toekomstige Vereniging van Eigenaren (VvE) extra aandacht
besteed te worden aan door bewoners te nemen acties in geval van een ongeval (met
gevaarlijke stoffen) op het spoor. Hierbij valt te denken aan het sluiten van ramen en
deuren in geval van een ongeval met een toxisch stof en het snel ontvluchten naar
parkzijde bij een ongeval met een brandbare stof (regelmatig oefeningen uitvoeren).
Het bevoegd gezag kan een dergelijke communicatie en oefening bijvoorbeeld
contractueel verplichten aan de gebruikers van de geprojecteerde woningbouw.
Hulpverlening
Om de hulpdiensten een betere toegankelijkheid van de geprojecteerde woningbouw te
geven zullen brandweervoertuigen zich aan parkzijde kunnen opstellen. Daarnaast is ook
opstelling aan spoorzijde mogelijk, echter bij een ongeval op het spoor kan deze toegang
onbruikbaar zijn.
De uiteindelijke verantwoording van het groepsrisico is aan het bevoegd gezag.
18
7. HOGEDRUK AARDGASLEIDING
In de onderhavige situatie is sprake van geprojecteerde woonbebouwing nabij een hoge
druk aardgasleiding. Aan te houden afstanden kunnen worden bepaald middels de
circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ d.d. 26 november 1984
door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Door het
ministerie van VROM is aangegeven dat in plaats van dat de in de circulaire
weergegeven afstanden aangehouden moeten worden het plaatsgebonden risico en het
groepsrisico berekend kunnen worden. Deze berekeningen zijn door de Gasunie
uitgevoerd.
In bijlage III zijn de resultaten weergegeven zoals door de Gasunie berekend. De
plaatsgebonden risico contour 10-6 is gelegen op de gasleiding. Het plaatsgebonden
risico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw.
Voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie is het groepsrisico berekend.
De overschrijdingsfactor van het groepsrisico (maximale verhouding tussen de FN-curve
en de oriënterende waarde) bedraagt in beide situaties 0,03. Het groepsrisico bedraagt
derhalve minder dan 10% van de oriënterende waarde en neemt niet toe. Het
groepsrisico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw.
19
8. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
In opdracht van Wooninc. te Geldrop is een onderzoek uitgevoerd naar de externe
veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen per spoor alsook de
aanwezige hogedruk aardgasleiding.
Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden gesteld dat de planlocatie is
gelegen buiten de berekende plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per jaar van zowel
het spoor als de ondergrondse aardgastransportleiding. Aan de wettelijke grenswaarde
voor het plaatsgebonden risico conform de circulaire RNVGS wordt voldaan.
Berekend is dat het groepsrisico t.g.v. het spoor door het plan toeneemt van 0,044 x
oriënterende waarde naar 0,088 × oriënterende waarde. Deze berekeningen zijn
uitgevoerd met uitgangspunten 100% blok treinen voor stofcategorieën A en B2 alsmede
100% vervoer in spoorketelwagons. Indien met andere uitgangspunten wordt gerekend
zal dit leiden tot een verhoging van het groepsrisico.
Het groepsrisico ten gevolge van de ondergrondse aardgastransportleiding bedraagt in
beide situaties 0,03 × oriënterende waarde. Het groepsrisico vormt derhalve geen
belemmering voor de voorgenomen woningbouw.
8.1. Maatregelen
In overleg met en in overeenstemming met de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant zullen
de volgende maatregelen worden getroffen om tot een voldoende verantwoording van de
toename van het groepsrisico te komen:
-
-
-
-
20
Om de effecten van een toxische wolk te beperken zullen aanvullende maatregelen
aan het ventilatiesysteem worden getroffen, zoals een luchtinlaat aan de luwe zijde
(van het spoor af gericht) en eventueel het plaatsen van een klep in de inlaat om
deze in geval van nood te kunnen afsluiten.
De effecten van een plasbrand worden beperkt door een opvanglocatie te creëren
tussen het spoor en de nieuwbouw waarin de (brandende) vloeistoffen worden
opgevangen en niet verder richting de woningen kan stromen;
Om de zelfredzaamheid bij een plasbrand te vergroten zal bepaald worden welke
geveldelen evenwijdig aan de spoorzijde, inclusief het glas in de geveldelen (niet
zijnde het glas tussen verschillende gevels van gebouwen), en vluchttrappenhuizen
een brandwerendheid van ten minste 30 minuten bezitten (van buiten naar binnen).
Om de zelfredzaamheid van de toekomstige bewoners te vergroten is overeen
gekomen dat alle nooduitgangen van de geprojecteerde woningbouw van het spoor
af gericht zullen zijn.
-
Door de toekomstige Vereniging van Eigenaren (VvE) dient extra aandacht besteed
te worden aan door bewoners te nemen acties in geval van een ongeval (met
gevaarlijke stoffen) op het spoor. Hierbij valt te denken aan het sluiten van ramen en
deuren in geval van een ongeval met een toxisch stof en het snel ontvluchten naar
parkzijde bij een ongeval met een brandbare stof (regelmatig oefeningen uitvoeren).
-
Brandweervoertuigen kunnen zowel aan parkzijde als aan spoorzijde worden
opgesteld.
-
Nabij het park is een blusleiding aanwezig. Tevens zullen voldoende bovengrondse
brandkranen in de nabijheid van de geprojecteerde woningbouw worden geplaatst.
Constructieve maatregelen ter beperking van het ontstaan van een BLEVE hoeven niet te
worden getroffen. Dergelijke maatregelen zouden veel verder gaan dan het ALARAprincipe vereist.
De bereikbaarheid en de bluswatervoorziening dienen in overeenstemming met het
locale/regionale beleid te worden bepaald.
De uiteindelijke beoordeling van de te treffen maatregelen, waarmee de verantwoording
van het groepsrisico voldoende wordt afgelegd, is aan het bevoegd gezag.
Mook,
Dit rapport bestaat uit:
21 pagina's
Bijlage I: 5 pagina’s
Bijlage II: 3 pagina’s
Bijlage III: 3 pagina’s
BIJLAGE 1
O 135-13-RA-BY1
In- en uitvoergegevens RBMII
.1
O 135-13-RA-BY1
.2
O 135-13-RA-BY1
.3
O 135-13-RA-BY1
.4
O 135-13-RA-BY1
.5
BIJLAGE 2
Populatiegegevens bedrijven en geprojecteerde bebouwing
volgens bestemmingsplannen
Naam
Aantal personen in
dag
nacht
Geprojecteerde woningen
Geproj. woonbebouwing 26
Geproj. woonbebouwing 2
Geproj. woonbebouwing 2
Geproj. woonbebouwing 20
Geproj. woonbebouwing 25
Geproj. woonbebouwing 13
Geproj. woonbebouwing 27
Geproj. woonbebouwing 28
Geproj. woonbebouwing 7+9
Geproj. woonbebouwing 17
Geproj. woonbebouwing 22
Geproj. woonbebouwing 10+16+23
Geproj. woonbebouwing 8
Geproj. woonbebouwing 14
Geproj. woonbebouwing 24
Geproj. woonbebouwing 18
Geproj. woonbebouwing 1
Geproj. woonbebouwing 11
8
22
186
24
36
11
8
90
56
42
60
54
276
100
48
47
31
34
15
43
372
48
72
22
15
180
113
84
120
108
552
200
96
94
62
67
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
0,01
Bedrijven en inrichtingen
ADVOKATENKANTOOR V GASTEL J/LOEFFEN H
MARTENS PARKETVLOEREN
HOUTA-BOUW B.V.
BOUWBEDRIJF V RIJSINGEN BV
AANNEMERSBEDRIJF VAN BERGEN GELDROP B.V.
GEMEENTE GELDROP GEM.WERKEN
GEMEENTE GELDROP SEKTOR MAATSCHAPPELIJKE ZORG
GEMEENTE GELDROP CENTRALE STAF
RABOBANK
ST ANNAZIEKENHUIS
LLOYDS APOTHEEK GELDROP
HAMBURG-MANNHEIMER CONSULTING
ASSURANTIEHUYS
AUTORIJSCHOOL AD VERSANTVOORT
PEIJNENBURG'S KOEKFABRIEKEN B.V.
RK BASISSCHOOL ST JOZEF
NUTS BASISSCHOOL DE GANZEBLOEM
BASISSCHOOL DOMMELDAL
NUTSSCHOOL BENEDEN BEEKLOOP VOOR BASISONDERWIJS
BURGEMEESTER VD PUTTSCHOOL
BASISSCHOOL 'T KLOKHUIS
RK BASISSCHOOL 'T VIJFBLAD
BASISSCHOOL DE WINDROOS
MABEM
DOUBLE CHECK HOTEL ASSESSMENT V.O.F.
SECURITY ALERT SERVICES BV
ADMIN.- EN ADVIESKANTOOR J. V.D. WINKEL B.V.
Quality Finance Administr. en Belastingadvies
ADFIES
GAMMA BOUWMARKT BV
BANKETBAKKERIJ VAN BRAGT
BAKKER J. DELSING B.V.
GRILLROOM SIDE
RABOBANK GELDROP EN HEEZE/LEENDE
DAGBESTEDINGSCENTRUM HET LAAR
JIMA
BRAUN EN BROOS
V.O.F. VAN BEZOUW H.O.D.N. BAKKERIJ BART
JOHN VERMEULEN DE FIETSSPECIALIST BV
SUETERS SCHOENHANDEL
KLINKENBERG SCHOENEN
KRUIDVAT
BLOKKER BV
ERJO MOTORSTORE
7
2
26
9
16
14
24
88
37
707
9
2
4
2
112
48
33
18
21
22
12
22
18
1
1
22
16
2
7
9
3
5
1
11
17
3
4
3
8
3
4
8
8
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
354
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
22
0
0
0
5
3
5
4
0
0
0
0
3
0
0
0
0
0
0
0,07
0,07
0,5
0,5
0,5
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,33
0,33
0,33
0,33
0,33
0,33
0,33
0,33
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,33
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,07
0,07
0,07
0
0
0
0,07
0,07
0,07
0,07
0
0
0
0
0,07
0
0
0
0
0
0
O 135-13-RA-BY2
Fractie aanwezigen in
dag
nacht
.1
Vervolg
LOCALPRINT
SLAGERIJ JOHAN REEF BV
ALBERT HEIJN FILAALNUMMER 1255
C1000 GELDROP
ALBERT HEIJN FILIAALNUMMER 1192
ALDI MARKT
BOERENBOND + BOUWMARKT
VAN STRATUM ELEKTROTECHNIEK BV
KINDEROPVANG POTJE KNOR
J.H.P. VOS BEHEER B.V.
SANDERS MAGNEET SERVICE B.V.
TRANSPORTBEDR. VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V.
HOUTHANDEL DELEN B.V.
SMIT VISUAL SUPPLIES BV
B.V. RUBBERINDUSTRIE E.B.O.
Stern Schade
Stern Schade
AUTOBEDRIJF GEBR VD LAAR
GELDROP/ V.D. MEULEN-ANSEMS AUTOMOBIELBEDR.
GERRIT VISSER IM- EN EXPORT
VAN STIPDONK LANDSCHAPSINRICHTING BV
GUSTAAF GELDROP BV
STICHTING WERKEN EN WONEN
DE IJSSPECIALIST BV
KAPSALON J. DE RUIJTER
CREATE HAIR EN BEAUTY
KINDERDAGVERBLIJF 'DE GRABBELTON' V.O.F.
KOREIN KINDERPLEIN BENEDEN BEEKLOOP
KOREIN KINDERPLEIN REDERIJKERSTRAAT
KONINKLIJKE TNT POST B.V.
KONINKLIJKE TNT POST B.V.
KOUDIJS & GALAMA NETWERK NOTARISSEN
TAXIBEDRIJF VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V.
TAXIBEDRIJF VAN DEN BOOGAARD GELDROP B.V.
KEMBIT B4 B.V.
STICHTING BASISBIBLIOTHEEK DOMMELDAL; VESTIGING GELDROP
DE UITKOMST BV
DE UITKOMST BV
DE ROO GELDROP B.V.
LABO MECHANISCHE BEWERKING BV
PRODAK MANAGEMENT CONSULTANCY
PRODAK MANAGEMENT CONSULTANCY
BPRODUCTIVE
Z.P.M. INTERNATIONAL B.V.
DE MUZIEKSCHOOL
MARIAGE BRUIDSMODE
REGIOPOLITIE BRABANT ZUID-OOST AFD GELDROP/NUENEN/MIERLO
VEENSTRA R H
HUISARTSENPRAKTIJK HET ATRIUM
STICHTING GGZE REGIONAAL CENTRUM GELDROP
SCHOUTEN T
J VAN MONTFORT TANDARTSENPRAKTIJK BV
'SCHOONMAAKBEDRIJF ANJA' V.O.F.
BUILDING CLEANING SERVICE
BUILDING CLEANING SERVICE /ALPHA RECONDITIONERING
REISBURO VAN GERWEN B.V.
PACKSHOT VOF
PAROCHIEBESTUUR H BRIGIDA
DA VERDI
EL CONDOR
CHINEES-INDISCH RESTAURANT 'DE LOTUS'
RESTAURANT DE ZWAAN
IRODION
RESTAURANT DE 2 HEERE
SPORTCENTRUM HARKS
VINCK SCHILDERWERKEN
O 135-13-RA-BY2
1
6
31
71
67
6
5
30
20
5
10
19
14
14
8
14
14
4
4
2
12
27
22
8
1
3
23
19
23
51
54
8
10
10
9
7
14
14
12
17
2
2
2
3
36
5
43
3
10
38
2
9
1
12
14
4
2
2
3
1
2
2
3
2
7
2
0
0
6
14
0
1
3
0
0
0
0
6
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
8
1
3
0
0
0
51
54
0
3
3
0
4
0
0
0
0
0
0
0
0
12
0
21
0
0
0
0
0
0
5
6
0
0
2
10
5
10
10
13
9
7
0
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,5
0,33
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,9
0,9
0,07
0,07
0,07
0,07
0,33
0,33
0,33
0,07
0,07
0,07
0,9
0,9
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,5
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0
0
0,07
0,07
0
0,07
0,07
0
0
0
0
0,07
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,07
0,07
0,07
0,07
0
0
0
0,07
0,07
0
0,9
0,9
0
0,07
0
0
0
0
0
0
0
0
0,07
0
0,5
0
0
0
0
0
0,07
0,07
0,07
0
0
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0
.2
Vervolg
DE WIT SLACHTHUIS GELDROP BV
STUDIO MAAN
SPORTCENTRUM TOPFIT
N. MAAS BESTRATINGEN V.O.F.
HMC MILIEU CONSULTANCY B.V.
VERHALLEN SECURITY
ALERT TELESERVICES B.V.
CELED BV
KAMEL BEHEER BV
CEKEM CONSTRUCTIE BV
MACHINEFABRIEK VAN DER HOORN B.V.
OPTIMA KEUKENS B.V.
VAN DEN REEK MANAGEMENT B.V.
VD RIJT G A
TILBORGHS BETONSTAALVLECHTWERKEN BV
HEMA B.V.
BREDE WELZIJNSINSTELLING GELDROP-MIERLO/NUENEN
STG. WOONBEDRIJF SWS. HHVL
O 135-13-RA-BY2
16
2
2
2
3
2
20
9
2
8
13
6
17
2
61
8
67
10
0
0
1
0
0
0
10
0
0
0
0
0
0
0
0
0
67
0
0,07
0,07
0,07
1
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,07
0,33
0,5
0,07
0,07
0,1
0,07
0
0
0,07
0
0
0
0,07
0,07
0
0
0
0
0
0,5
0
0
0,1
0
.3
BIJLAGE 3
O 135-13-RA-BY3
Berekening Gasunie
.1
O 135-13-RA-BY3
.2
O 135-13-RA-BY3
.3