Toelichting

Gemeente Hardinxveld-Giessendam
Bestemmingsplan ‘‘Regenboogschool - Sportvoorziening’
Voorontwerp
21 juli 2014
Gemeente Hardinxveld-Giessendam
Bestemmingsplan ‘‘Regenboogschool - Sportvoorziening’
Voorontwerp
Inhoud:
- Toelichting
- Regels
- Verbeelding
werknummer: 207.415.00
datum: 21 juli 2014
bestand: J:\207\415\00\3.Projectresultaat\RO-BP-20741500-VO01
Procedureoverzicht
Fase
Datum
Concept
6 februari 2014
Voorontwerp
21 juli 2014
Inspraak en overleg
Ontwerp
Ter inzage legging
Vaststelling
Onherroepelijk
KuiperCompagnons BV
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap
Rotterdam
Toelichting
INHOUDSOPGAVE
1 ALGEMENE ASPECTEN ............................................................................................ 1 1.1 Bij het plan behorende stukken ........................................................................... 1 1.2 Ligging van het plangebied ................................................................................. 1 1.3 Vigerende plannen .............................................................................................. 1 1.4 Leeswijzer............................................................................................................ 1
2 DOEL VAN HET PLAN ............................................................................................... 3 3. INVENTARISATIE EN ANALYSE ............................................................................... 5 3.1 Rijksbeleid ........................................................................................................... 5 3.2 Provinciaal beleid ................................................................................................ 7 3.3 Regionaal beleid ................................................................................................ 11 3.4 Gemeentelijk beleid ........................................................................................... 13 3.5 Ruimtelijke structuur .......................................................................................... 17 3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden ................................................. 19 3.7 Groen- en waterstructuur .................................................................................. 21 3.8 Verkeersstructuur .............................................................................................. 22 3.9 Functionele structuur ......................................................................................... 22 4 GEWENSTE RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE STRUCTUUR ............................. 23 4.1 Inleiding ............................................................................................................. 23 4.2 Ruimtelijke afweging ......................................................................................... 23 4.3 Ruimtelijke structuur .......................................................................................... 23 4.4 Water- en groenstructuur .................................................................................. 24 4.5 Verkeersstructuur .............................................................................................. 24 4.6 Functionele structuur ......................................................................................... 25 5 WATER ...................................................................................................................... 27 5.1 Inleiding ............................................................................................................. 27 5.2 Kader ................................................................................................................. 27 5.3 Onderzoek ......................................................................................................... 30 5.4 Conclusie ........................................................................................................... 32 6 ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE ............................................................... 33 6.1 Archeologie ....................................................................................................... 33 6.2 Cultuurhistorie ................................................................................................... 34 7. MILIEUASPECTEN ................................................................................................... 37 7.1 Akoestisch onderzoek ....................................................................................... 37 7.2 Luchtkwaliteit ..................................................................................................... 39 7.3 Externe veiligheid .............................................................................................. 41 7.4 Milieuhinder bedrijven ....................................................................................... 45 7.5 Flora en Fauna .................................................................................................. 51 7.6 Bodem ............................................................................................................... 56 7.7 Duurzaamheid ................................................................................................... 61 7.8 Overige belemmeringen .................................................................................... 61 8 JURIDISCHE OPZET ................................................................................................ 63 8.1 Inleiding ............................................................................................................. 63 8.2 Toelichting op de regels .................................................................................... 64 8.3 Bestemmingsgewijze toelichting ....................................................................... 66 9 OVERLEG EN INSPRAAK ........................................................................................ 69 9.1 Vooraankondiging ............................................................................................. 69 9.2 Inspraak ............................................................................................................. 69 9.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro ............................................................................... 69 10 UITVOERBAARHEID ................................................................................................ 71 10.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ..................................................................... 71 10.2 Financiële uitvoerbaarheid ................................................................................ 71 10.3 Handhavingsaspecten ....................................................................................... 71 SEPARATE BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7:
Natuur-Wetenschappelijk centrum, Natuurwaardenonderzoek in verband
met een herontwikkeling aan de Pieter de Hooghstraat in BovenHardinxveld, d.d. december 2012
Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Aanvullend vleermuisonderzoek Pieter de Hooghstraat, Kenmerk 137140, d.d. 30 september 2013
Geofox-Lexmond bv, Milieukundig bodemonderzoek voormalige stortlocatie Pieter de Hooghstraat in Boven-Hardinxveld, nummer
20130711/GLOE, d.d. 3 september 2013
Saneringsvisie Regenboogschool e.o. te Boven-Hardinxveld, IDDS,
Kenmerk: 1312F945/JKE/brf2, d.d. 23 april 2014
Rapport betreffende een verkennend bodemonderzoek ‘Regenboogschool e.o., IDDS, Kenmerk 1312F945/PDI/rap1, d.d. 12 maart 2014
Parkeertabel Regenboogschool - Sportvoorziening, gemeente Hardinxveld-Giessendam
Akoestisch onderzoek inrichtingsgeluid; bestemmingsplan “Regenboog –
HKC” gemeente Hardinxveld-Giessendam, KuiperCompagnons, kenmerk: 207.415.00, 20 mei 2014
Afbeelding 1.1: globale ligging en begrenzing van het bestemmingsplangebied
1
1
ALGEMENE ASPECTEN
1.1
Bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan “Regenboogschool - Sportvoorziening” is vervat in:
 de geometrische plaatsbepaling (verbeelding) waarop onder meer de bestemmingen
van de in het plan gelegen gronden zijn aangegeven;
 de regels, waarin bepalingen zijn opgenomen over de inhoud van de bestemmingen
en bepalingen omtrent het gebruik van de gronden en de toelaatbaarheid van bebouwing.
Het bestemmingsplan “Regenboogschool - Sportvoorziening” gaat verder vergezeld van
voorliggende toelichting. Hierin wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het
plan ten grondslag liggende gedachten weergegeven alsmede de resultaten van de (milieu)onderzoeken.
1.2
Ligging van het plangebied
Het plangebied is aan de noordzijde van de kern Boven-Hardinxveld gelegen, direct ten
westen van de nieuwbouwwijk Morgenslag. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan
de Tiendweg. Aan de oostzijde vormt een brede watergang de scheiding tussen het
plangebied en de nieuwbouwwijk Morgenslag. De Merwedeschool vormt de begrenzing
aan de zuidzijde, terwijl de oostelijke plangrens wordt gevormd door de Hobbemastraat
en de woonpercelen aan de Pieter de Hooghstraat, Ferdinand Bolstraat en Tiendweg.
1.3
Vigerende plannen
Voor de in het bestemmingsplan begrepen gronden vigeert momenteel het bestemmingsplan ‘Boven-Hardinxveld’, door de gemeenteraad vastgesteld op 26 augustus 2004 en onherroepelijk geworden op 5 april 2005. Het vigerende bestemmingsplan ‘BovenHardinxveld’ wordt op dit moment geactualiseerd. Het handhaven van de bestaande rechten vormt daarbij het uitgangspunt. Dat betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
1.4
Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de
doelstellingen van het bestemmingsplan beschreven. Vervolgens wordt een inventarisatie
en analyse gegeven van de huidige situatie (hoofdstuk 3) en gewenste ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied op hoofdlijnen (hoofdstuk 4). Hierbij wordt ook in gegaan op het vigerende beleidskader. In hoofdstuk 5, 6 en 7 wordt een verantwoording gegeven hoe omgegaan is met verschillende deelaspecten; achtereenvolgens gaat het om
water, archeologie en verschillende milieuthema’s. Hoofdstuk 8 geeft een juridische toelichting op de regels en de geometrische plaatsbepaling. Hoofdstuk 9 en 10 gaan achtereenvolgens in op de aspecten overleg en inspraak en op de uitvoerbaarheid van het plan.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
2
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
3
2
DOEL VAN HET PLAN
Om invulling te geven aan de wens om een nieuw onderkomen te realiseren voor de
Regenboogschool, alsmede een nieuwe sportvoorziening, wordt het gebied aan weerszijden van de Pieter de Hooghstraat integraal herontwikkeld. In 2013 is hiertoe een stedenbouwkundige verkavelingsschets opgesteld, die op 31 oktober 2013 in de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam is behandeld. Daarbij wordt de huidige locatie van de
Regenboogschool getransformeerd naar woningbouw. De bestaande sportzaal aan de
overzijde van Pieter de Hooghstraat wordt gesloopt ten behoeve van een nieuw schoolgebouw en enkele appartementen. Ook wordt de voormalige vuilstort gesaneerd, waarna
ruimte ontstaat voor een nieuwe sportvoorziening. Dit bestemmingsplan maakt de integrale herontwikkeling van het gebied in juridisch-planologische zin mogelijk.
Het bestemmingsplan legt de hoofdopzet zoals vastgelegd in de stedenbouwkundige
verkavelingsschets vast. Voor de beoogde (her)ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde eindbestemming, waarbij een rechtstreekse bouwtitel aan de percelen is toegekend. De beoogde watergangen en ontsluitingswegen hebben eveneens een directe
bestemming gekregen.
Naast de hiervoor beschreven (her)ontwikkeling worden ook de huidige sportvelden van
HKC, alsmede het de parkeervoorziening aan de Tiendweg meegenomen in dit bestemmingsplan. Deze gronden worden conserverend bestemd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
4
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
5
3.
INVENTARISATIE EN ANALYSE
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 13 maart 2012 in werking getreden
en vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het
ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw
rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot
2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de
eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de
SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn
onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het
zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het
rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten
verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past
binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering
van de woningbouwprogramma’s.
Dit bestemmingsplan maakt de integrale herontwikkeling van het gebied rondom de Pieter de Hooghstraat mogelijk. De SVIR doet geen specifieke uitspraken over het plangebied, wel wordt er in dit bestemmingsplan aandacht besteed aan de waterproblematiek
en externe veiligheidsaspecten. De SVIR werpt derhalve geen belemmeringen op in het
kader van onderhavig bestemmingsplan.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het rijk legt met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale
ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de
(ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is
op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote
rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals
de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
6
den, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op
welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie
jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (in werking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro
aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen
voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast.
In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een
zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Afbeelding 3.1: uitsnede van het Barro
Ten zuiden van het plangebied is de Merwede (inclusief de oevers) aangeduid als rivierbed c.q. stroomvoerend deel van het rivierbed. Het plangebied ligt echter ruim buiten
deze zone. Het Barro legt zodoende geen aanvullende verplichting op voor dit bestemmingsplan. Wel dient de voorgenomen ontwikkeling getoetst te worden aan de duurzaamheidsladder. Hier word in paragraaf 3.2 nader op ingegaan.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
7
3.2
Provinciaal beleid
Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in
één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen
één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt
is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. De
provinciale structuurvisie werd op 2 juli 2010 vastgesteld. Inmiddels zijn ook een eerste
herziening en jaarlijkse actualiseringen vastgesteld.
De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het
accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.
Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de
bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten
gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient
kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart
en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk.
Het plangebied wordt niet specifiek beschreven in de Provinciale structuurvisie, wel wordt
het gebied aangeduid op de functiekaart en kwaliteitskaart behorende bij de structuurvisie.
Het plangebied is op de functiekaart aangewezen als bestaand stads- en dorpsgebied, een
aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen
gemengd en gescheiden voorkomen. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel
mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren, waardoor het beoogde initiatief niet
in strijd is met de provinciale structuurvisie.
Afbeelding 3.2: Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse
ruimte
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
8
Afbeelding 3.3: Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte
Op de kwaliteitskaart heeft het zuidwestelijk deel van het plangebied de aanduiding ‘Kwaliteit in stads- en dorpsgebied’. Gestreefd wordt om bij toekomstige nieuwe ontwikkelingen de bestaande identiteit te waarborgen en voort te bouwen op karakteristieke structuren en de ligging aan en in het landschap. Daarnaast heeft het plangebied in de kwaliteitskaart de aanduiding ‘Kwaliteit van stads- en dorpsrand’. De stads- en dorpsrand is de
zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp
met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens
van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen. Het voorliggende initiatief voegt zich op
subtiele wijze in het bestaand stedelijk weefsel, waarbij de aanwezige kwaliteiten (zoals
de Tiendweg) gerespecteerd worden.
De Tiendweg, aan de noordzijde van het plangebied, is in de kwaliteitskaart aangeduid
als ‘gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap. Ter plaatse dient ruimte te worden
geboden aan het verbinden van stedelijk groen (binnen en buiten de contour) door middel
van recreatieve doorgaande routes die aansluiten op het recreatief routenetwerk. Deze
ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse en de samenhang tussen het binnenstedelijk en buitenstedelijk groen. De Tiendweg wordt in dit bestemmingsplan conserverend bestemd.
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte
Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te
kunnen uitvoeren is onder meer de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale
verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een
bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.
Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en
de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen, die slechts voor een deel betrekking hebben
op dit plan.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
9
De provincie Zuid-Holland kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de
bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn
strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met
plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Het plangebied is geheel binnen de
bebouwingscontour gelegen, waardoor dit bestemmingsplan niet in strijd is met de Verordening Ruimte.
Tot slot dient de voorliggende ontwikkeling getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Dat betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen in eerste instantie gekeken dient te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen en voorzieningen.
Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan
worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of
transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht.
Woningen
De provincie Zuid-Holland werkt aan een nieuwe verordening ruimte, waarin het beleid ten
aanzien van woningbouwlocaties wordt vernieuwd. Naast een kwantitatieve benadering
speelt ook het kwalitatieve aspect een rol, waarmee de provincie wil sturen op de huidige
mis-match ten aanzien van woonmilieus in verschillende regio’s. Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op een divers woonmilieu, teneinde verschillende segmenten in de
markt te kunnen bedienen.
Op basis van de geraamde woningbehoefte is in de Nota Wonen van de gemeente Hardinxveld-Giessendam een jaarlijks nieuwbouwprogramma van 50 tot 100 woningen opgenomen. De voorliggende ontwikkeling maakt maximaal 23 nieuwe woningen. De bouw
van deze woningen is nog niet in het woningbouwprogramma opgenomen, maar zal regionaal worden afgestemd. Omdat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk
gebied is sprake van een intensivering van de bestaande ruimte. Daarmee wordt voldaan
aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Voorzieningen
Naast de woningen die middels het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dient ook ruimte voor nieuwe voorzieningen getoetst te worden aan de duurzaamheidsladder. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de bouw van een nieuw
schoolgebouw en sportvoorziening. Nieuwbouw is benodigd om voor de toekomst een
goed voorzieningenniveau te kunnen behouden. Het bouwen van een nieuwe school is
per saldo voordeliger en op lange termijn duurzamer dan het verbouwen van de huidige
school. Onderzoek heeft aangetoond dat de investeringskosten voor verbouw op korte
termijn lager uitvallen, maar dat op termijn opnieuw een forse investering nodig zal zijn.
Bovendien kan nieuwbouw dichter aansluiten bij huidige eisen die het onderwijs aan de
huisvesting stelt. Omdat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied is
sprake van een intensivering van de bestaande ruimte. Derhalve kan worden voldaan
aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
10
Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit Provincie Zuid-Holland
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in
één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen
één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen, waarbij Ruimte
en Mobiliteit leidend zijn. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als
provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.
De provincie Zuid-Holland onderscheidt zich door de strategische ligging in internationale
netwerken, drie unieke deltalandschappen die samenkomen (kust, veen en rivierdelta) en
de veelzijdige steden en economische complexen in het deltalandschap. De provincie
heeft vier ‘rode draden’ benoemd en bevat zekerheid over een werkend mobiliteitsnetwerken bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op
maatschappelijke initiatieven (Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit, december 2013).
De vier rode draden voor de toekomst zijn:
1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Voor de bebouwde ruimte zet de provincie in op een samenhangend, compact en goed
bereikbaar, kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie geeft in haar Verordening Ruimte aan dat gemeenten de ladder voor duurzame verstedelijking toe moeten
passen uit het Bro. De provincie heeft daar haar eigen invulling aangegeven in de Verordening. De ladder voor duurzame verstedelijking houdt ten eerste in dat de behoefte van
de ontwikkelingen op het gebied van wonen, kantoren, bedrijven en detailhandel regionaal moeten worden afgestemd en dat deze in principe binnen bestaand stads- en
dorpsgebied (BSD) stedelijk gerealiseerd moet worden. Indien de ontwikkeling niet binnen BSD gerealiseerd kan worden door middel van herstructureren, transformeren of
verdichten, dient aangetoond te worden dat de locatie buiten BSD multimodaal ontsloten
is. Het aanbod aan vervoersmodaliteiten op een locatie bepaalt de meest duurzame locatie buiten BSD.
Verbanden tussen Visie, Programma Ruimte, Programma Mobiliteit en Verordening
Ruimte 2014
In de Visie Ruimte en Mobiliteit wordt het beleid beschreven van de provincie ZuidHolland. Het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit hebben beide de status
van een structuurvisie en beschrijven de manier waarop het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie uitgevoerd wordt (met welke instrumenten). De Verordening
Ruimte beschrijft de regels vanuit het beleid en het programma. Deze regels hebben een
directe doorwerking in bestemmingsplannen. Naar verwachting worden de documenten
medio 2014 vastgesteld door Provinciale Staten.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
11
Woonvisie Zuid-Holland 2011 – 2020
Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie ZuidHolland 2011 - 2020 vastgesteld.
De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) aan verandering onderhevig. De vraag naar nieuwbouw in Zuid-Holland blijft, ondanks de economische crisis, aanwezig. Ondanks dat meer woningen zijn gepland dan nodig, wordt momenteel minder gebouwd dan de behoefte is. De economische crisis is hiervan de grootste oorzaak. Het provinciale beleid is erop gericht voor alle bevolkingsgroepen een voldoende en passend woningaanbod te realiseren. Dit betekent dat in de periode tot 2020
maximaal 130.000 woningen kunnen worden gebouwd, plus één nieuwbouwwoning voor
iedere gesloopte woning, waarvan 115.000 in de Zuid-Vleugel en 15.000 in het Groene
Hart en Delta. De aanmerkelijke daling van de woningbehoefte in Groene Hart en Delta
geeft aanleiding om met de betreffende regio’s in gesprek te gaan over het nieuwbouwprogramma. Het heeft hoge prioriteit dat de betreffende regio’s hun woonvisies actualiseren.
Een groot deel van de nieuw te bouwen woningen zal door middel van verdichting en
inbreiding moeten worden opgevangen en wel in de centra van steden en dorpen en de
bebouwde kom nabij bestaande of nieuw te ontwikkelen stations en haltes van openbaar
vervoer. De provincie wil dat woningen passend zijn voor de bewoners. Passend betekent dat woningen en woonmilieus aansluiten bij de situatie en wensen van bewoners,
duurzaam zijn en passen in de ruimtelijke visie. Met dit uitgangspunt heeft de provincie 5
ambities geformuleerd:
 Passend woningaanbod voor iedereen;
 Niet meer woningen plannen dan nodig;
 Toevoegingen en impulsen dragen bij aan een verbetering van de leefbaarheid;
 Provincie stelt kaders voor de lange termijn, waardoor innovatie mogelijk wordt;
 Regionale verscheidenheid wordt behouden en benut.
In de Zuid-Hollandse woningbehoefteraming (WBR) 2010 is een uitbreidingsbehoefte
berekend van 130.000 woningen van 2010-2020. Voor de Zuidvleugel betreft het 115.000
woningen, voor overig Zuid-Holland 15.000. Voor de regio Alblasserwaard / Vijfheerenlanden is de totale woningbehoefte tot 2020 vastgesteld op 4.500 woningen.
3.3
Regionaal beleid
Regionaal woningbouwprogramma
In regionaal verband is overeenstemming bereikt over het toevoegen van 3.500 woningen in plaats van 4.500 woningen voor de periode 2011 - 2020. Het voornemen is om
een regionale woonvisie op te stellen waarin deze 3.500 woningen verdeeld worden over
de verschillende regiogemeenten. In regionaal verband is, in aansluiting op de provinciale
WBR behoefte van 4.500 woningen, al in een eerder stadium in regionaal verband afgesproken hiervan 630 in Hardinxveld-Giessendam te bouwen. De bouw van 23 woningen
is nog niet in het woningbouwprogramma opgenomen, maar zal regionaal worden afgestemd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
12
Regionale woonvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
In 2013 is een nieuwe regionale woonvisie opgesteld. De Woonvisie heeft als doel in
2020 een aantrekkelijk en onderscheidend woongebied voor zowel nieuwe inwoners als
huidige inwoners. Centrale vraag hierbij is wat het gewenste woonprofiel van de regio
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden in 2020 is en wat dit betekent voor de ontwikkeling van
de gemeentelijke woonprofielen in de periode 2012-2020. Met de regionale woonvisie
wordt daarnaast invulling gegeven aan de eis van de provincie om in bestemmingsplannen de behoefte aan te tonen middels een regionale visie.
De woonvisie gaat over kansen grijpen, over bouwen wat kan en wat binnen de woonvisie past. Hierbij wordt niet gekozen voor een traditionele aanpak waarbij de samenwerking voornamelijk bestaat uit het verdelen van woningen over de verschillende gemeenten. De gemeenten blijven gezamenlijk optrekken. Door plannen gezamenlijk te bespreken en op elkaar af te stemmen, wordt gezorgd dat deze plannen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Doel is: bouwen waaraan behoefte is, daar waar de beste kansen liggen. De juiste hoeveelheid gewenste woningen en woonmilieus voor de doelgroepen in
de regio, op het juiste moment op de juiste plek. Goede plannen stimuleren, zodat er ook
echt gebouwd wordt. Afstemmen waar nodig (vasthouden) en loslaten waar dat kan. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn:
 Geen getalsmatige verdeling vooraf per gemeente maar onderbouwen waarom een
plan toegevoegde waarde heeft;
 Onderscheid maken tussen plannen met een duidelijk lokale en regionale functie;
 Plannen die mogelijk concurreren met andere plannen in het eigen dorp of in andere
dorpen regionaal bespreken en komen tot afstemming in inhoud en fasering;
 Plannen met een lokale functie en plannen die al in aanbouw zijn niet regionaal bespreken. Hierna volgen een uitleg en een stroomschema waarin de te doorlopen
stappen staan.
Om te bepalen welke plannen regionaal besproken moeten worden, toetsen de gemeenten hun plannen aan twee agenderende maten:
 De 5/10/50 agenda-toets. Plannen die groter zijn dan deze maat, komen op de agenda. Voor landelijk gebied en woondorpen geldt 5 woningen als bovengrens, in voorzieningendorpen is dat 10 woningen, in stedelijk gebied (Gorinchem, Leerdam en
Hardinxveld-Giessendam) is het 50. De gemeente beoordeeld de bruto nieuwbouw,
dus zonder rekening te houden met sloop, omdat het voorraadeffect bij deze toets
belangrijk is
 De 0,7%-agendatoets. Dit staat gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal woningen bij een groei van 3.500 woningen tussen 2010 en 2020. De toets werkt
op kernniveau, de optelsom van plannen geldt, waarbij gecorrigeerd wordt voor
sloop. In kernen met een veel hogere geplande groei, is de kans groot dat huishoudens van buiten de kern nodig zijn om het plan te vullen. In dat geval is regionale
concurrentie waarschijnlijk. Deze plannen komen op de regionale agenda.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van 23 nieuwe woningen binnen
stedelijk gebied (Hardinxveld-Giessendam) mogelijk. Daarmee blijft het voorliggende
bouwplan onder de bovengrens van 50 woningen. Niettemin is het beoogde bouwplan
meldingsplichtig. Gelet op het voorgaande zal regionale afstemming plaats moeten vinden.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
13
Beleid Waterschap Rivierenland
In de brochure “Partners in Water” is het beleid van het waterschap Rivierenland verwoord.
De brochure gaat in op de inhoud van de watertoets en behandeld de volgende thema’s:

Waterneutraal inrichten;

Schoon inrichten;

Veilig inrichten;

Bijzondere wateren en voorzieningen.
Ten aanzien van het thema Waterneutraal inrichten wordt ingegaan op de benodigde waterberging bij verschillende projecten. Voor kleine projecten in stedelijk gebied is waterberging slechts in beperkte mate noodzakelijk en/of mogelijk. Tot 500 m2 aan extra verharding
geldt een vrijstelling. waarbij de toename van verharding groter is dan 500 m2 is inderdaad
compensatie nodig. Voor projecten tot 1.500 m2 aan extra verharding mag de compensatie
via een waterbergingsbank worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk is of als de verharding met meer dan 1.500 m2 toeneemt, dan moet de benodigde waterberging in principe
binnen het plangebied worden gerealiseerd.
Het waterschap heeft het beleid en beheer van de primaire en van de regionale waterkeringen vastgelegd in het ‘Beheerplan Waterkeringen 2008-2012’. Het beleid bevat onder meer
beschermingszones voor regionale waterkeringen. Deze zijn in het plan verwerkt.
De overige thema’s zijn, gelet op de beperkte mogelijkheid tot het creëren van waterberging, in dit kader minder relevant. In de waterparagraaf (hoofdstuk 5) wordt inhoudelijk op
het thema water ingegaan.
3.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam (2005)
In de structuurvisie is de gewenste ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van Hardinxveld-Giessendam tot 2015 met een doorkijk tot 2020 beschreven. Ten behoeve van de
structuurvisie is een externe en interne analyse verricht. Er is gekozen voor een progressief beleid (hybride variant; gericht op optimalisatie, functiemenging en vernieuwing in
bestaand gebied en op kwaliteit). De belangrijkste componenten van de visie zijn:

het aanwijzen van een groot aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties, met
name bestaande milieuhinderlijke bedrijven, ten behoeve van een invulling met
woningbouw;

het aangeven van transformatiegebieden:
o
het ontwikkelen van West III (Blauwe Zoom) als woongebied1;
o
het ontwikkelen van een woongebied ten noordoosten en westen van Boven-Hardinxveld (reeds gepland);
o
het aanwijzen van de gronden tussen de verlengde Schapedrift en de gemeentegrens met Sliedrecht en tussen het bestaande spoor en de Betuweroute in de meest westelijk hoek als bedrijventerrein voor (uit de kernen te
verplaatsen) bedrijven (uit de regio);
1Omdat
de ontwikkeling van de Blauwe Zoom als gevolg van de economische crisis is gestagneerd, biedt de
gemeente Hardinxveld-Giessendam ruimte aan kleinschalige (her)ontwikkelingen vanuit de markt. De voorliggende locatie ’t Fort is daarvan een voorbeeld.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
14
de overige gronden tussen de sporen zullen worden ingezet voor waterberging, waterzuivering en natuurontwikkeling, eventueel gecombineerd met
enige woningbouw in lage dichtheden; ook de gronden aan weerszijden van
het Kanaal van Steenenhoek zijn bedoeld voor waterberging en –zuivering
en natuur (deze gronden zijn gelegen buiten het plangebied);
o
de Giessenzoom dient te worden ontwikkeld als recreatief natuurgebied;
het overbruggen van de (infrastructurele) barrières die door de gemeente lopen.
Op de langere termijn biedt het overkluizen van de A15 een mogelijkheid voor het
slechten van deze barrière en het toevoegen van extra woningen.
o

De belangrijkste doelstelling van de visie is het bereiken van een hoge integrale ruimtelijke kwaliteit. Meervoudig gebruik van de ruimte heeft het primaat in het denken over ontwikkeling.
De (noord)oostzijde van Boven-Hardinxveld is in de structuurvisie aangeduid als potentieel nieuw woongebied. In de structuurvisie is ervoor gekozen om in beperkte mate uitbreiding van het stedelijk gebied van Boven-Hardinxveld te realiseren. Een belangrijke
overweging hiervoor is om de bevolkingsontwikkeling van de kern tenminste op het niveau van gelijkblijvend inwonertal te houden. Vanuit deze benaderingswijze is een toevoeging van circa 140 woningen gewenst. Omdat de uitbreidingswijk Morgenslag (direct
ten oosten van het plangebied) slechts ruimte biedt aan 80 tot 85 woningen, is aanvullende plancapaciteit wenselijk. Het voorliggende plangebied voorziet zodoende in 23
nieuwe woningen ter plaatse van de huidige Regenboogschool en sportzaal. Daarmee
wordt tegemoet gekomen aan de wens om de natuurlijke aanwas in Boven-Hardinxveld
te kunnen huisvesten.
Afbeelding 3.4: uitsnede kaart Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
15
Nota Wonen 2012-2022
In november 2004 heeft de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam de ‘Nota Wonen
2005-2015’ vastgesteld. Alhoewel de looptijd van het plan nog niet is verstreken, heeft de
gemeente besloten de beleidsnota voortijdig te actualiseren. Er hebben zich sinds de
vaststelling immers belangrijke wijzigingen op de woningmarkt voorgedaan. Deze nieuwe
Nota Wonen:
 is bedoeld om een zo actueel mogelijk woonbeleid te formuleren;
 geeft inzicht in ontwikkelingen en trends op de lokale woningmarkt;
 formuleert ambities voor het woonbeleid voor de periode 2012-2022;
 bevat een (flexibel) bouwprogramma;
 bevat een uitvoeringsparagraaf, waarin de doelen SMART worden geformuleerd;
 besteedt integraal aandacht aan wonen, welzijn en zorg;
 is een toetsingskader voor projecten;
 fungeert als basis voor de op te stellen structuurvisie en de nieuwe prestatieafspraken met Omnivera;
 maakt het mogelijk dat de Nota Wonen jaarlijks eenvoudig kan worden geactualiseerd.
Een conclusie uit de Nota Wonen 2012-2022 is onder andere dat de komende jaren een
groei van het aantal huishoudens wordt verwacht (primos 2009) in de gemeente Hardinxveld-Giessendam. Voor de komende jaren verwacht de Primos-prognose dat er – als
gevolg van de groei van het aantal huishoudens – sprake is van een toename van de
woningvoorraad tot 7.572 woningen op 1 januari 2025. Dit is een toename van de woningvoorraad van 773 woningen in de periode 2010 – 2025; gemiddeld 52 woningen per
jaar.
Op basis van de geraamde woningbehoefte, is in de Nota Wonen een jaarlijks nieuwbouwprogramma van 50 tot 100 woningen opgenomen. Voor de realisatie van het merendeel van dit programma zijn in de Nota Wonen 2012 - 2022 de locaties De Blauwe
Zoom (Neder-Hardinxveld) en Morgenslag (Boven-Hardinxveld) beschikbaar. Voor deze
locaties, waarbij sprake is van een gemeentelijke grondexploitatie, zijn reeds plannen in
voorbereiding genomen. Vanwege de huidige situatie op de woningmarkt heeft de gemeente besloten de realisatie van deze en ook andere woningbouwlocaties over een
langere termijn te faseren. Zodoende is het mogelijk een deel van de geraamde woningbehoefte elders te realiseren, waaronder in het voorliggende plangebied.
Verkeersbeleid
In 2012 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Het doel van dit
plan is het vastleggen van het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente
Hardinxveld-Giessendam voor de periode 2012 tot 2022, dat aansluit bij de ambities en
speerpunten die de gemeente heeft, maar tevens past binnen de kaders die hogere overheden in hun beleid stellen. Deelaspecten van het beleidsterrein verkeer en vervoer en
raakvlakken met andere beleidsterreinen worden in dit plan bij elkaar gebracht, wat resulteert in een integrale visie op verkeer- en vervoerbeleid in de gemeente HardinxveldGiessendam. Om uitvoering te geven aan het opgestelde gemeentelijke beleid wordt het
plan vergezeld van een uitvoeringsprogramma met daarin maatregelen en projecten.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
16
In het GVVP zijn alle wegen binnen de bebouwde kom van Boven-Hardinxveld gecategoriseerd als erftoegangsweg (ETW). De maximumsnelheid op deze wegen is 30 km/h. Voor
een veilige en herkenbare weginrichting is het belangrijk dat alle wegen zoveel mogelijk
worden ingericht conform de Essentiële HerkenbaarheidsKenmerken (EHK). Volgens de
principes van Duurzaam Veilig moet een weggebruiker bijna als vanzelf het gewenste gedrag op een bepaald type weg vertonen. De EHK maken de wegcategorieën voor de weggebruiker beter herkenbaar.
De wegen binnen het plangebied zullen ingericht worden als verblijfsgebied. Daarbij worden de wegen ingericht conform de Essentiële HerkenbaarheidsKenmerken. Hiermee
wordt voldaan aan de uitgangspunten zoals vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en
Vervoerplan (GVVP).
Groenbeleidsplan
Het groenbeleidsplan vormt de basis voor het gemeentelijk groenbeleid op de langere
termijn. In het plan zijn randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd die dienst
kunnen doen als toetsingskader waar het gaat om belangenafwegingen tussen het groen
enerzijds en andere aspecten anderzijds. Het plan is richtinggevend en heeft een vergelijkbare status als andere gemeentelijke beleidsplannen.
Boven-Hardinxveld is een ‘woonwijk’ die alle facetten van een klein dorp in zich draagt.
De wijk kenmerkt zich door een open en duidelijke structuur die in directe relatie met het
polderlandschap kan worden gebracht. Natuurvriendelijke oevers en inheemse beplantingsoorten gaan hier het beeld bepalen. De structuur van de beplanting is overzichtelijk
en transparant. In de woonstraten worden lage tot middelhoge heesters gebruikt terwijl
op de koppen van de straten de beplanting een meer afschermende functie heeft voor
het borgen van de privacy van de bewoners. Voor de nieuwbouwwijk Morgenslag, ten
oosten van het voorliggende plangebied, wordt aangesloten bij het karakter van het open
polderlandschap met grienden. Door het aanbrengen van natuurvriendelijke oevers en
behoud van enkele grienden wordt het groene karakter van het gebied zoveel mogelijk
gewaarborgd.
Naast inrichtingsmaatregelen om het beeld en de kwaliteit te verbeteren zoals beschreven in de visie, is er ook gekeken naar het beheer en onderhoud binnen de gemeente
Hardinxveld-Giessendam. Het onderhoudsniveau voor Boven-Hardinxveld, waarin het
plangebied is gelegen, valt in de categorie ‘Basis’. Watergangen en bermen worden volgens niveau extensief beheerd.
Stedelijk Waterplan
In 2003 hebben gemeente en waterschap een stedelijk waterplan voor HardinxveldGiessendam opgesteld. In het waterplan staan maatregelen beschreven om in de komende tien jaar het oppervlaktewater te verbeteren. Het zijn oplossingen voor de waterproblemen die binnen de gemeente voorkomen.
Na vaststelling van het waterplan in 2003 zijn diverse projecten gestart. Deze projecten
zijn inmiddels allemaal afgerond. Gelet hierop wordt er mogelijk een tweede generatie
waterplan opgesteld.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
17
Het voorliggende bestemmingsplan biedt voldoende ruimte om beherende maatregelen
uit te voeren. Bovendien wordt voorzien in voldoende mogelijkheden voor waterberging
(zie waterparagraaf).
Welstandnota Hardinxveld-Giessendam
Op 30 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam de welstandsnota
vastgesteld. Hardinxveld-Giessendam zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. In de dorpscentra en langs enkele beeldbepalende linten is een hoge beeldkwaliteit
uitgangspunt en moet welstand bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Voor de meeste
woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft welstand terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief. Hierbij zal de
voor-achterkant benadering toegepast worden, waarbij bouwplannen aan achterkanten in
beginsel niet preventief worden getoetst.
De welstandsnota maakt onderscheid in gebieden en objecten. De gebieden vormen de
kern van het welstandsbeleid. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit zoals linten, woonwijken en bedrijventerreinen. Van deze gebieden is het ruimtelijk en
architectonisch beeld beschreven gevolgd door een waardering en een verwachting over
eventuele veranderingen. Deze bepalen de uitgangspunten voor de welstandstoets.
Het voorliggende plangebied is gelegen binnen een gewoon welstandsgebied. Het beleid
in deze gebieden is gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het
aanzien vanuit de omringende gebieden. De aandacht gaat onder meer uit naar het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in
zowel architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt te zijner tijd een beeldkwaliteitplan
opgesteld, dat als onderdeel van de welstandsnota zal worden vastgesteld. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zullen de bouwplannen hieraan getoetst worden.
3.5
Ruimtelijke structuur
Ontstaansgeschiedenis
De gemeente Hardinxveld-Giessendam maakt deel uit van de Alblasserwaard. De authentieke structuur van het landschap is vaak rechtstreeks te herleiden tot de periode van
de Middeleeuwse veenontginningen. Het slagenlandschap van de Alblasserwaard, dat
zich manifesteert als een open en weidse polder, werd en wordt nog steeds voornamelijk
gebruikt als agrarisch productiegebied in de vorm van veenweiden. Het gebied heeft
daarom in cultuurhistorisch opzicht een grote waarde.
Hardinxveld en Giessendam behoren tot de oudste ontginningscentra van de Alblasserwaard. Vanuit de oeverwal aan de benedenloop van het veenriviertje de Giessen zijn in
noordwestelijke richting de afwateringssloten gegraven. Aangenomen wordt dat het gebied rond Hardinxveld-Giessendam al in 1270 geheel is ontgonnen.
Archeologische vondsten op de oevers van de Giessen geven aan dat de eerste intensieve bewoning al plaatsvond in de 11e eeuw. Deze bewoning heeft zich ontwikkeld langs
de Giessen en heeft geleid tot de karakteristieke lintbebouwing op de oeverwallen: een
reeks boerderijen die het ontgonnen land aan de achterzijde gebruikten voor agrarische
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
18
productie. In de loop de eeuwen is de ruimte tussen de boerderijen en de Giessen ingevuld met bebouwing.
Door inklinking van de polders en verzanding van de rivier ontstond de noodzaak om het
ontgonnen land te beschermen tegen overstromingen bij hoogtij. De rivier de Merwede
werd bedijkt en in de Giessen werd een dam aangelegd om Giessendam buiten de getijden
van de rivier te houden: Giessendam was een feit.
Hardinxveld-Giessendam maakt deel uit van een langs de rivier gelegen ‘verstedelijkingsreeks’ vanaf Gorinchem tot aan Rotterdam. De ontwikkeling van deze ‘bandstad’ kan
gerelateerd worden aan de aanleg van de infrastructuur aan het eind van de 19e en in de
loop van de 20e eeuw. De belangrijke economische aders zijn de spoorlijn, de auto(snel)wegen en de Merwede. De kernen hebben zich vanaf hun ontstaan in de 13e
eeuw tot de 20e eeuw nauwelijks ontwikkeld. Er heeft voornamelijk verdichting plaatsgevonden in de lintbebouwing.
De industrialisatie en de mobiliteitstoename hebben Hardinxveld en Giessendam in de
20e eeuw explosief doen groeien. De kernen van Giessendam en Neder-Hardinxveld zijn
aan elkaar gegroeid, terwijl Boven-Hardinxveld een kleine afzonderlijke kern is gebleven.
In 1957 zijn de gemeenten samengevoegd tot de gemeente Hardinxveld-Giessendam.
De historische ontwikkeling is nog steeds goed waarneembaar en bepaalt in grote mate
het karakter van de gemeente.
Boven-Hardinxveld kenmerkt zich door een orthogonale (rechthoekige) structuur op basis
van polderverkaveling. Oorspronkelijk was Boven-Hardinxveld een lintvormig dorp langs
de dijk van de Beneden-Merwede. Latere uitbreidingen, waaronder Tienmorgen, vonden
in noordelijke richting plaats en bepalen de huidige vorm van het dorp. Tienmorgen is een
wat meer grootschalige uitbreiding met een diversiteit aan woningtypologieën.
Plangebied en omgeving
Het voorliggende plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van de kern BovenHardinxveld en omvat onder meer de huidige locatie van de Regenboogschool, de sportvelden van HKC en de voormalige vuilstort. Het gebied heeft een groen karakter en herbergt diverse publieke functies.
Aan de zuidzijde van het plangebied is de huidige Regenboogschool gesitueerd, ingeklemd tussen de Merwedeschool en de Pieter de Hooghstraat. Het schoolgebouw is opgebouwd uit één tot twee bouwlagen en vertoont een enigszins gedateerde indruk.
Het gebied ten noorden van de Pieter de Hooghstraat heeft een meer diffuus en enigszins introvert karakter. Het gaat grotendeels verscholen achter diverse bosschages en
bebouwing en is daardoor nauwelijks beleefbaar. De bestaande sportzaal aan de zuidzijde van het gebied vertoont een enigszins verouderde indruk en ligt deels verscholen
achter diverse (verwilderde) bosschages. Ten noorden van de bestaande sportzaal bevindt zich een trapveldje, met aangrenzend de sportvelden en kantine van korfbalvereniging HKC.
Ten behoeve van de aanwezige functies in (en nabij) het plangebied is aan de Tiendweg
een parkeerterrein gesitueerd. Het parkeerterrein, evenals de aanwezige bebouwing,
worden grotendeels aan het zicht onttrokken door het aanwezige groen.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
19
Afbeelding 3.5: zicht op de bestaande sportzaal vanaf de Pieter de Hooghstraat (links) en de sportvelden van
HKC (rechts)
Morgenslag
Direct ten oosten van het plangebied wordt momenteel de nieuwbouwwijk Morgenslag
aangelegd. Uitgangspunt voor de verkaveling is een flexibeI en faseerbaar plan, waarbij
is gekozen voor een zo optimaal mogelijke mix van woontypologieën; vrijstaande woningen, rijwoningen, woningen uit het sociale segment en twee-onder-een-kap woningen. De
typische inrichting van het aanwezige landschap is bepalend voor de opzet van de woonbuurt. De noord-zuid gelegen graslanden, gedeeltelijk begroeid met grienden, bepalen de
beleving en oriëntatie van de toekomstige bewoners. Door het bestaande landschap als
uitgangspunt te nemen ontstaan er lange zichtlijnen richting het aanliggende open slagenlandschap. Resultaat is een ontspannen woonomgeving waarin een gevoel voor ruimte en vrijheid ontstaat.
Onlangs is een deel van het gebied bouwrijp gemaakt. Naar verwachting start de bouw
van de eerste woningen in 2014.
3.6
Archeologische en cultuurhistorische waarden
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft kaarten vervaardigd waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland is vastgelegd. Dit project is opgezet om het beleid en
alle verantwoordelijkheden die de provincie heeft op het gebied van cultureel erfgoed archeologie, nederzettingsgeschiedenis en landschapsbehoud - te onderbouwen en te
integreren. Zo kan de waardering, de toetsing en de actieve bescherming van historische
kwaliteiten worden verbeterd. De kaarten vestigen de aandacht op onder meer de landschapsvorming in het poldersysteem.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
20
Afbeelding 3.6: uitsnede uit de CHS Zuid-Holland – landschap
Afbeelding 3.7: uitsnede uit de CHS Zuid-Holland – Archeologie
Uit de kaart van de CHS Zuid-Holland blijkt dat de Tiendweg is aangemerkt als een historisch landschappelijke lijn van hoge waarde. Tiendwegen bevinden zich voornamelijk in
de veenontginningen in het westen van Nederland, waaronder ook de Alblasserwaard.
Men gaat er van uit dat veel van deze wegen zijn aangelegd gedurende de tijd van
de ontginningen of betrekkelijk kort daarna. Daarmee is de aanleg van de meeste tiendwegen te plaatsen tussen 1100 en 1500.
Uit de kaart van de CHS Zuid-Holland valt ten slotte nog af te leiden dat voor het plangebied een redelijke tot (zeer) grote kans op het aantreffen van archeologische sporen
geldt.
Gemeentelijke Beleidsnotitie Archeologie
Op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente
Hardinxveld-Giessendam (BAAC 2009) is een verfijning gegeven van de archeologische
(verwachtings)waarden. Uitgangspunt is het zoveel mogelijk behouden van
archeologische waarden ‘in situ’ door deze in te passen in de ontwikkeling.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
21
Afbeelding 3.8: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente HardinxveldGiessendam, BAAC 2009
Het volledige plangebied is aangeduid als een zone met een lage archeologische verwachting. Dat betekent dat bij ingrepen die groter dan 10.000 m2 zijn en dieper reiken
dan 30 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
3.7
Groen- en waterstructuur
Door de diverse bosschages, sportvelden en de aanwezige opgaande beplanting heeft
het plangebied een overwegend groen karakter. Met name de groene inrichting van het
parkeerterrein aan de Tiendweg, de groene afscheiding van de sportvelden en de aanwezige (hoge) bomen geven het gebied een groene en landschappelijke uitstraling. Door
het overwegend groene karakter vormt het gebied een zachte overgang van de woonbebouwing naar het aangrenzende open landschap.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
22
Naast het aanwezige groen zijn er in het plangebied diverse watergangen aanwezig. Aan
de oostzijde scheidt een brede watergang het plangebied van de nieuwbouwwijk Morgenslag, terwijl aan de westzijde de watergang tussen de sportvelden en woningen aan
de Ferdinand Bolstraat de begrenzing vormt. Ook ten noorden van de sportvelden is een
watergang gelegen, als overgang naar de woonpercelen aan de Tiendweg.
3.8
Verkeersstructuur
Verkeer
Het voorliggende plangebied wordt via twee zijden ontsloten. De Regenboogschool, de
huidige sportzaal en de velden van korfbalvereniging HKC worden primair ontsloten via de
Pieter de Hooghstraat, aan de zuidzijde van het plangebied. De postduivenvereniging en
de aanwezige woning aan de Tiendweg (beide buiten het plangebied) worden ontsloten via
de Tiendweg, aan de noordzijde van het plangebied. De sportvelden van HKC zijn eveneens bereikbaar via de Tiendweg.
Zowel de Tiendweg als de Pieter de Hooghstraat zijn gelegen binnen een 30 km/u zone en
ingericht als verblijfsgebied.
Parkeren
In de huidige situatie zijn diverse parkeervoorzieningen aanwezig in het plangebied,
waaronder het parkeerterrein achter de bestaande gymzaal, de haaksparkeerplaatsen
langs de Zalm en het parkeerterrein aan de Tiendweg.
3.9
Functionele structuur
In het plangebied is een divers aantal functies aanwezig, waaronder een basisschool,
sportzaal en enkele (buiten)sportverenigingen.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
23
4
GEWENSTE RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE STRUCTUUR
4.1
Inleiding
Voorliggend plan maakt de integrale herontwikkeling van het gebied rondom de Pieter de
Hooghstraat juridisch-planologisch mogelijk. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de
wijze waarop het plangebied herontwikkeld zal worden en de keuzes die daaraan ten
grondslag liggen.
4.2
Ruimtelijke afweging
Gekozen is voor de locatie tegenover de huidige Regenboogschool. Alternatieve beschikbare locaties zijn onderzocht, maar om verschillende redenen afgevallen. Hieronder
wordt kort ingegaan op de verschillende alternatieven.
Huidige locatie Pieter de Hooghstraat/Zalm
Vervangende nieuwbouw op de huidige locatie is financieel niet haalbaar gebleken. Deze
variant is doorgerekend en zou afstevenen op een fors nadelig grondexploitatiesaldo.
Daarnaast zou in dit scenario tijdelijke huisvesting van de leerlingen noodzakelijk zijn
gedurende de bouwperiode, hetgeen extra kosten met zich meebrengt.
Locatie Morgenslag
Ook is niet gekozen voor vervangende nieuwbouw binnen de woningbouwlocatie Tienmorgen-Noord (Morgenslag). Gelet op het prille stadium van de planvorming voor de
Regenboogschool en de daarmee gepaard gaande onzekerheden zou dit de planning
van de ontwikkeling van Morgenslag ongewenst doorkruisen.
4.3
Ruimtelijke structuur
Het voorliggende plangebied bestaat gevoelsmatig uit twee deelgebieden; een conserverend deel en een ontwikkelingsgericht deel. Het noordelijke deel van het plangebied is in
de basis conserverend en omvat het parkeerterrein aan de Tiendweg en de sportvelden,
kantine en kleedlokalen van HKC.
Het zuidelijk deel van het plangebied is ontwikkelingsgericht en voorziet in een integrale
herontwikkeling van de bestaande bebouwing rondom de Pieter de Hooghstraat. Daarbij
wordt zoveel mogelijk aangesloten op de ontwikkeling van de wijk Morgenslag, direct ten
oosten van het plangebied. Zodoende is een nieuwe verbinding met de aangrenzende
nieuwbouwwijk voorzien, waardoor het gebied in toenemende mate verknoopt raakt met
de omgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor de bouw
van een nieuw schoolgebouw, een nieuwe sportvoorziening en 23 woningen. Deze bebouwing is zodanig gepositioneerd, dat deze zich op subtiele wijze in het bestaande stedelijke weefsel voegt. Door het toevoegen van noord-zuid georiënteerde woonstraten en
het doorzetten van de bestaande rooilijn, wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de
bestaande bebouwing aan de Pieter de Hooghstraat. De bestaande verspringing in het
wegprofiel wordt daarbij behouden.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
24
De (her)ontwikkeling van het gebied ten noorden van de Pieter de Hooghstraat biedt
kansen om de relatie tussen de sportvoorzieningen en de kern verder te versterken. Momenteel gaan de aanwezige sportvoorzieningen grotendeels verscholen achter diverse
bosschages en hoog opgaande beplanting, waardoor het sportpark aan de zuidzijde
geen aantrekkelijke entree kent. De beoogde herontwikkeling van het gebied biedt kansen deze entree te versterken en het gebied een meer open karakter te geven.
4.4
Water- en groenstructuur
De watergangen aan de noord- en oostzijde van het plangebied worden in de toekomstige situatie gehandhaafd. Er worden geen nieuwe watergangen of ander oppervlaktewater
toegevoegd.
De bestaande groenstructuur rondom de Pieter de Hooghstraat zal in de toekomstige
situatie een transformatie ondergaan. De verwilderde bosschages verdwijnen grotendeels, waardoor het gebied een meer open karakter krijgt, in aansluiting op het karakteristieke landschap ten noorden van het plangebied. Teneinde het groene karakter van het
gebied te waarborgen wordt het huidige trapveldje aan de oostzijde van het plangebied
behouden. Daarnaast worden de woonstraten voorzien van laanbeplanting en is er ruimte
voor diverse openbare groenvoorzieningen.
De groene inrichting van het parkeerterrein aan de Tiendweg en de groene afscheiding
van de sportvelden zal in de toekomstige situatie zoveel mogelijk gehandhaafd worden.
4.5
Verkeersstructuur
Verkeer
De Regenboogschool, de nieuwe sportvoorziening, de velden van korfbalvereniging HKC
en de geprojecteerde woningen worden in de toekomstige situatie primair ontsloten via
de Pieter de Hooghstraat. Daarnaast wordt een verbinding gerealiseerd met de aangrenzende nieuwbouwwijk Morgenslag, waardoor een verkeerslus ontstaat. De sportvelden
van korfbalvereniging HKC en de nieuwe sportvoorziening zijn in de toekomstige situatie
tevens bereikbaar via de Tiendweg.
Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de grondgebonden woningen wordt deels op eigen terrein
opgelost. Per grondgebonden woning wordt ten minste één parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd. Dat betekent dat er in totaal minimaal 14 parkeerplaatsen op eigen
terrein worden gerealiseerd.
De overige parkeerbehoefte wordt opgevangen in de openbare ruimte, in de vorm van
langs- en haaksparkeerplaatsen. Daarin zijn vooralsnog twee verschillende varianten
uitgewerkt (zie bijlage 6 bij de toelichting). In variant A worden er 97 nieuwe parkeerplaatsen in de openbare ruimte voorzien, terwijl er in variant B ruimte is voor103 nieuwe
parkeerplaatsen. Een deel daarvan betreft de vervanging van bestaande parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte zal netto met respectievelijk 37
(variant A) en 42 (variant B) parkeerplaatsen toenemen. Dat betekent dat het totale aantal parkeerplaatsen in variant A 111 bedraagt. Indien wordt gekozen voor variant B bedraagt het totale aantal parkeerplaatsen 116.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
25
Parkeerbehoefte
In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten op basis van de parkeerkencijfers
van het CROW2 voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd, bij voorkeur op eigen
terrein. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een parkeerbehoefteraming
opgesteld. De raming is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen. In het vervolg van
deze paragraaf wordt nader ingegaan op de toekomstige parkeerbehoefte en de wijze
waarop hierin wordt voorzien.
Op basis van de meest recente parkeerkencijfers van het CROW is de parkeerbehoefte
van de nieuwe woningen, Regenboogschool en nieuwe sportvoorziening berekend. Ook
de parkeerbehoefte van HKC is meegenomen in de parkeerbehoefteraming. Op grond
van het GVVP is wederom de maximale parkeernorm gehanteerd. Gelet op de toekomstige functies binnen het plangebied, bestaat de mogelijkheid om parkeerplaatsen onderling uit te wisselen. Zo zal de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen en sportvoorzieningen het hoogst zijn in de avonduren, terwijl de parkeerbehoefte van de Regenboogschool ’s avonds juist erg laag is. Andersom geredeneerd is de parkeerbehoefte van de
woningen en sportvoorzieningen overdag relatief laag en de parkeerbehoefte van de
Regenboogschool juist hoog. Op basis van de parkeerbalans blijkt dat – als gevolg van
de onderlinge uitwisselbaarheid - de gezamenlijke parkeerbehoefte gedurende de dag
niet hoger zal zijn dan 106 parkeerplaatsen (in de avonduren).
Conclusie
Met 111 parkeerplaatsen in variant A en 116 parkeerplaatsen in variant B wordt dan ook
ruimschoots voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Bovendien kan het parkeerterrein aan de Tiendweg als overloopterrein dienen. Dit parkeerterrein behoort formeel toe
aan de begraafplaats ten noorden van het plangebied, maar kan op piekmomenten als
extra buffer dienen om de eventuele extra parkeerbehoefte op te vangen.
4.6
Functionele structuur
Binnen het plangebied zullen in de toekomstige situatie maximaal 23 woningen worden
gerealiseerd. Naast woningen zijn er tevens publieke functies binnen het plangebied
aanwezig. In de toekomstige situatie wordt er een nieuw schoolgebouw gerealiseerd,
alsmede een nieuwe sportvoorziening. Daarnaast worden de korfbalvereniging in de toekomstige situatie gehandhaafd.
2Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie; publicatie 317, CROW.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
26
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
27
5
WATER
5.1
Inleiding
Op grond van de “Handreiking Watertoets 2; samenwerken aan water in ruimtelijke plannen” alsmede ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van
bestemmingsplannen in een vroegtijdig stadium overleg plaats te vinden met de betrokken
waterbeheerder. Daarnaast worden initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht
“een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan
voor de waterhuishouding” (3.1.6. eerste lid, sub b Besluit ruimtelijke ordening) op te nemen in de toelichting van bestemmingsplannen. Dat betekent dat elk plan moet worden
voorzien van een zogenoemde “waterparagraaf”, die tenminste de volgende elementen
bevat:
 een omschrijving van de te verwachten effecten van de ruimtelijke ingreep op de waterkeringszorg en de waterhuishouding. Het inundatierisico en de consequenties voor
de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en de riolering worden behandeld; een beschrijving van de wijze waarop de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s)
heeft verwerkt. Indien wordt afgeweken van het wateradvies dient daarvoor een motivering te worden opgenomen;
 een beschrijving van de wijze waarop het wateradvies vertaald wordt naar de regels en
de verbeelding geometrische plaatsbepaling.
5.2
Kader
Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en
is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december
2009 door de ministerraad vastgesteld.
Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk
streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de
komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke
ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de
lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het
water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en
de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.
De Vierde Nota Waterhuishouding gaat uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. Hoofddoelstelling van de Nota is het hebben en houden van een veilig en
bewoonbaar land. Verdere uitgangspunten zijn dat zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze
moet worden omgegaan met het water en de watersystemen, dat een watersysteem- en
stroomgebiedbenadering zowel nationaal als internationaal de nadruk moet krijgen, en dat
een goede samenhang tussen waterbeleid, milieubeleid en ruimtelijke ordening moet worden bewerkstelligd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
28
In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het
beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient
als paraplu om de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte
voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen
voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer
dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het
kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
De hoofddoelstellingen van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast.
Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het
proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige
aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat
de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het
gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de
watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het
uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening
1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en
hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van
wateroverlast en watertekort.
In 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft
een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. De KRW eist dat de ecologische toestand van het water een goede
kwaliteit weerspiegelt. Dit betekent dat in alle Europese wateren de soorten organismen
moeten voorkomen die daar in een onverstoorde situatie thuis horen. Deze natuurlijke soortensamenstelling komt in Nederland vrijwel nergens meer voor. De EU verplicht de lidstaten
om een goede ecologische toestand voor verschillende watertypen te definiëren. Indien
nodig moeten de landen maatregelen treffen om een goede ecologische toestand te bereiken.
In 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het
toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt
van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het
stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden
van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
29
Provinciaal beleid
Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. Dit plan
vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan
Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de KRW, het NBW en het Nationaal Waterplan vertaald
naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op
hoofdlijnen wat de Provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
a. waarborgen van waterveiligheid;
b. zorgen voor mooi en schoon water;
c. ontwikkelen van een duurzame zoetwatervoorziening;
d. realiseren van een robuust en veerkrachtig watersysteem.
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in
samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot
een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de
Zuidvleugel van de Randstad.
Op 14 oktober 2009 is de Waterverordening Zuid-Holland vastgesteld. Hierin is regelgeving
opgenomen voor waterkeringen, normen voor waterkwantiteit. Op grond van de Waterwet
stelt de provincie kaders op, in casu het onderhavige Provinciaal waterplan 2010-2015 en
de Provinciale Waterverordening. Binnen deze twee kaders voeren waterschappen en gemeenten het provinciaal beleid en de daaraan gekoppelde wateropgaven uit. Op basis van
beide kaders kan de provincie de realisatie van de wateropgaven op hoofdlijnen toetsen.
Het Actieprogramma Water richt zich, aanvullend op kaderstelling en toezicht, op de gebiedsgerichte programma’s en projecten. De provincie werkt hierbij nauw samen met andere partners als ministeries (V&W, LNV, Infrastructuur&Milieu), de aangrenzende provincies,
waterschappen en gemeenten.
Het Actieprogramma Klimaat en Ruimte richt zich op vergroting van de klimaatbestendigheid van Zuid-Holland en sluit aan op de ruimtelijke ontwikkelopgaven uit de PSV én de
wateropgave uit het Waterplan (zie figuur 1). Daarmee bestaat het AKR uit zes met elkaar
samenhangende pakketten, de AKR-pakketten genoemd.
1.
veiligheid benedenrivierengebied;
2.
klimaatbestendige zoetwatervoorziening;
3.
wateroverlast stedelijke agglomeraties;
4.
integrale ontwikkelopgave in de Zuid-Westelijke Delta
5.
integrale ontwikkelopgave Groene Hart/ Zuidvleugel
6.
overige integrale opgaven landelijk gebied.
In de Verordening Ruimte (2010) is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire
waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort
bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
Beleid waterbeheerder
De waterbeheerder ter plaatse van het plangebied is het Waterschap Rivierenland. Daarnaast is de Beneden Merwede inclusief de buitendijks gelegen gronden in beheer bij Rijkswaterstaat. Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Rivierenland heeft in oktober 2009
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
30
het Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld. Het plan heeft een integraal en strategisch
karakter. De opgaven waar het Waterschap voor staat, zijn groot. Het Waterschap wil het
beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario’s.
De primaire waterkeringen zijn dan op orde, dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan
geldende normen. Daarnaast is het doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een
groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren.
Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de
gemeenten wordt in de planperiode verder ingegaan op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren.
Daarnaast geeft het Waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in
de afvalwaterketen. In het voorliggende plangebied liggen geen opgaven in het kader van
de KRW-doelstellingen.
Tenslotte wil het Waterschap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura-2000
gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. Het Waterschap vindt het
daarnaast belangrijk dat de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsheeft beschreven
wordt in de waterparagraaf. Bijvoorbeeld over peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en
energiebewust beheer. In het voorliggende plangebied ligt geen opgave voor het verbeteren van de waterkwaliteit.
Gemeentelijk beleid
In 2003 hebben gemeente en Waterschap een stedelijk waterplan voor HardinxveldGiessendam opgesteld. In het waterplan staan maatregelen beschreven om het oppervlaktewater te verbeteren. Het zijn oplossingen voor de waterproblemen die binnen de gemeente voorkomen. Deze maatregelen zijn inmiddels geïmplementeerd.
5.3
Onderzoek
Planlocatie
De herontwikkelingslocatie is gelegen aan de Pieter de Hooghstraat in de bebouwde kom
van Boven-Hardinxveld. Het plangebied is deels verhard en er zijn diverse opstallen
aanwezig. In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig.
Ontwikkeling
Het gebied aan weerszijden van de Pieter de Hooghstraat wordt integraal herontwikkeld
ten behoeve van de bouw van een nieuw onderkomen voor de Regenboogschool en een
nieuwe sportvoorziening. Daarbij wordt de huidige locatie van de Regenboogschool getransformeerd naar woningbouw. De bestaande sportzaal aan de overzijde van de Pieter
de Hooghstraat wordt daarnaast gesloopt ten behoeve van een nieuwe schoolgebouw en
enkele appartementen. Ook wordt de voormalige vuilstort gesaneerd, waarna ruimte ontstaat voor een nieuwe sportvoorziening.
Voor de ontwikkeling van het gehele plangebied is gekozen voor een gedetailleerde
eindbestemming, waarbij een rechtstreekse bouwtitel aan de percelen is toegekend. De
beoogde watergangen en ontsluitingswegen hebben eveneens een directe bestemming
gekregen.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
31
Oppervlaktewatersysteem
In het plangebied zijn een aantal ‘B(min) watergangen’ aanwezig. De watergangen worden in het kader van dit plan niet aangetast. Het oppervlaktewatersysteem blijft intact.
Conform de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veen met een
afdeklaag van klei. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld
hoogste grondwaterstand van nature minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt. De gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,5 m en de 0,8 m beneden maaiveld. De bodem in het plangebied bestaat uit een deklaag van lichte klei (circa een halve
meter dik) met daaronder een humusachtige laag op een veenpakket.
Veiligheid
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering. Het
plangebied is wel gelegen in een gebied met een overstromingsrisico (met een mogelijke
overstromingsdiepte van 0,8 tot 5,0 m) bij een eventuele dijkdoorbraak. Ontsluiting naar
vlucht- en evacuatiewegen (bijvoorbeeld de A15) is echter aanwezig.
Oppervlaktewater
In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig. In het kader van de herontwikkeling
van het plan wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd.
Bij ontwikkelingen dient te worden uitgegaan van een waterneutrale ontwikkeling. Dit
betekent dat voldaan dient te worden aan de eisen voor wat betreft compenserende waterberging van het Waterschap Rivierenland. Voor plannen met een toename van meer
dan 500 m2 verhard oppervlak in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied, is compenserende waterberging nodig. Voor kleine oppervlaktes hoeft niet te worden gecompenseerd. Bij grotere oppervlaktes mogen de vrijgestelde oppervlaktes (500 m2 of 1.500
m2) in mindering worden gebracht op de totale toename aan verhard oppervlak.
Voor stedelijke gebieden geldt dat 436 m3 waterberging benodigd is bij 1 hectare netto
verhard oppervlak. De maximale peilstijging in de Alblasserwaard is 0,20 m. Het ruimtebeslag van compenserend open water is daarmee 2.180 m2 per hectare toename van
verhard oppervlak.
Een vergelijking van de bestaande situatie met de toekomstige situatie wijst uit dat het
verharde oppervlak in het plangebied enigszins toe zal nemen. Ten opzichte van de huidige situatie zal het verhard oppervlak met ongeveer 450 m2 toenemen. Omdat de toename minder dan 500 m2 bedraagt, zijn compenserende maatregelen niet benodigd. Tot
slot kan worden opgemerkt dat in het aangrenzende plan Morgenslag (TienmorgenNoord) een overcapaciteit aan waterberging aanwezig is van 719 m2.
Waterkwaliteit
Voor de nieuwbouw van woningen wordt een gescheiden rioleringsstelsel toegepast.
Schoon hemelwater van daken mag via een hemelwaterafvoerleiding rechtstreeks op het
oppervlaktewater worden geloosd. Voor een goede waterkwaliteit is het van belang dat er
bij de bouw geen uitlogende materialen gebruikt worden, om te voorkomen dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Het gebruik van
(sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of
geïmpregneerde beschoeiingen is niet toegestaan op delen die met hemelwater in conBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
32
tact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat
deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Hemelwater wordt afgevoerd middels een gescheiden rioolstelsel.
Natte natuur / verdroging
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een (nat) natuurgebied of (natte) ecologische
verbindingszone. Doordat alleen schoon hemelwater het plangebied verlaat (met uitzondering van het vuilwater dat via het riool wordt afgevoerd), kunnen natte natuurwaarden
op afstand niet via het oppervlaktewater worden aangetast. Verdroging zal niet optreden
door de voorgestane ontwikkelingen, omdat het grondwaterpeil niet zal worden aangepast.
Het plangebied staat momenteel voortdurend onder invloed van kwel omdat de grondwaterstand niet onder het oppervlaktewaterpeil komt.
Kwel en hydrologisch neutraal bouwen
Hydrologisch neutraal bouwen is een belangrijk uitgangspunt van het waterschap. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen (extra) kwel aantrekken. Hydrologisch neutraal betekent dat
de grondwateroverlast en kwel niet mogen toenemen ten opzichte van de bestaande
situatie. Als het aantrekken van kwel door bouwactiviteiten onvermijdelijk is, dan zijn
compenserende maatregelen nodig. Het voorliggende plan maakt geen ontwikkelingen
mogelijk die invloed hebben op (extra) kwel. Nader onderzoek is dan ook niet aan de
orde.
Grondwateroverlast
Indien ondergrondse constructies worden gebouwd, dient waterdicht gebouwd te worden
om te voorkomen dat overlast van grondwater ontstaat.
De meeste drinkwaterbedrijven stellen zich op het standpunt dat koudewarmteopslagsystemen in grondwaterbeschermingsgebieden ongewenst zijn zolang er
onduidelijkheid bestaat over de effecten. In of in de nabijheid van het plangebied zijn
echter geen grondwaterbeschermingsgebieden of andere milieubeschermingszones
aanwezig.
Keur en Legger
Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en
waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het
Waterschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen
veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door
het Waterschap.
De Legger is een register waarin functie, afmetingen en onderhoudsplichtigen van
wateren (zoals sloten en vaarten), waterbergingen en natuurvriendelijke oevers
vastgelegd zijn. Ook geeft de legger de ligging van wateren, waterbergingen en
natuurvriendelijke oevers aan, zodat duidelijk is waarop de Keur van toepassing is.
5.4
Conclusie
Het voorontwerpbestemmingsplan zal, conform het gestelde in ex artikel 3.1.1. van het
Bro, aan het Waterschap worden voorgelegd waarbij een formeel advies kan worden
afgegeven door het Waterschap.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
33
6
ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE
6.1
Archeologie
6.1.1
Kader
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het
Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet
regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de
ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de
veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische
waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke
alternatieven.
Gemeentelijk beleid
Voor het beschermen van de verwachtingswaarden is aangesloten op de Beleidsnotitie
Archeologie van de gemeente zoals vastgesteld op 17 augustus 2010 door de gemeenteraad en de bijbehorende “Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Gemeente Hardinxveld-Giessendam” (zie ook paragraaf 3.6).
Het volledige plangebied is aangeduid als een zone met een lage archeologische verwachting. Dat betekent dat bij ingrepen die groter dan 10.000 m2 zijn en dieper reiken
dan 30 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
6.1.2
Onderzoek en conclusie
Een groot deel van het plangebied is reeds bebouwd, waardoor het bodemarchief ter
plaatse dus mogelijk al verstoord is. Niettemin zijn enkele delen van het plangebied nog
onbebouwd. De oppervlakte van deze gronden blijft ruim beneden de norm van 10.000
m2. Bovendien is ten behoeve van de ontwikkeling van Morgenslag archeologisch onderzoek3 uitgevoerd voor het aangrenzende gebied. Daarbij zijn geen archeologische sporen
aangetroffen. Delen van het gebied zijn eeuwenlang als bos in gebruik geweest. Eerst als
moerasbos, later als hakhoutbos. Doorworteling heeft eventuele sporen verstoord.
Gelet op de resultaten van het uitgevoerde onderzoek voor Morgenslag, het mogelijk
verstoorde bodemarchief en het feit dat de grens van 10.000 m2 niet wordt overschreden,
wordt het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet zinvol geacht.
Niettemin kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen (vervolg)onderzoek wordt aanbevolen. Bij
bodemverstorende activiteiten dient men dan ook altijd alert te zijn op de aanwezigheid
van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen
van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de
praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
3BAAC,
archeologisch bureauonderzoek Tienmorgen noord, Rapport V-12.0249, d.d. augustus 2012
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
34
6.2
Cultuurhistorie
6.1.1
Kader
Visie erfgoed en ruimte ‘Kiezen voor karakter’
In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne
monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.
In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen:
waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed
vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en
dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt
uitgebaat.
Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf
kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de
komende jaren:
1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten;
2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp;
4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene
beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.
Regioprofielen Cultuurhistorie
De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of
inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en
sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om
cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale
Structuurvisie.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
35
6.1.2
Conclusie
Uit de kaart van de CHS Zuid-Holland blijkt dat in het plangebied geen belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten aanwezig zijn. Wel is direct ten noorden
van het plangebied de historisch waardevolle Tiendweg gelegen. De ontsluiting van het
plangebied op deze weg wordt conserverend bestemd. Zodoende wordt het historische
lijnprofiel van de Tiendweg niet aangetast. Daarmee worden de historische landschappelijke kwaliteiten voldoende gewaarborgd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
36
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
37
7.
MILIEUASPECTEN
7.1
Akoestisch onderzoek
7.1.1
Kader
In het geval een nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals een woning of een school, is gelegen in de zone van weg of spoorlijn dan is het noodzakelijk om vanuit de Wet geluidhinder
een akoestisch onderzoek uit te voeren naar weg- en/of railverkeerslawaai.
De Wet geluidhinder stelt dat zich aan weerszijden van een weg, met uitzondering van 30
km/uur-wegen en woonerven, een zone bevindt waarbinnen akoestisch onderzoek moet
worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen en school binnen deze zone kunnen worden
geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan.
De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving
(stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Is een nieuwe woning of school gelegen in de zone van een weg of spoorlijn dan mag de
geluidsbelasting in beginsel niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen
om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende
bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden.
7.1.2
Onderzoek
Wegverkeerslawaai
Alle wegen in de kern Boven-Hardinxveld hebben een wettelijke rijsnelheid van 30
km/uur. Daardoor bevinden zich langs deze wegen geen onderzoekszone en is een onderzoek naar wegverkeerslawaai niet benodigd.
De Rijksweg A15 ten noorden van het plangebied heeft een onderzoekszone van 400 meter vanuit de rand van de weg. De nieuwe woningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt zijn op ruim 650 meter afstand gelegen en vallen daarmee niet binnen de onderzoekszone.
De nieuwe woningen worden gerealiseerd in de nabijheid van de Tiendweg. De Tiendweg
is een (doodlopende) 30 km-weg. De verkeersintensiteit op deze weg is ook na de planontwikkeling laag. De verkeersproductie van het plan (verplaatsen van een bestaande
school binnen het plangebied en de realisatie van 23 nieuwe woningen) is circa 150 motorvoertuigen per weekdag. Het verkeer bestaat hoofdzakelijk uit personenwagens. De nieuwe
woningen worden op een afstand van ongeveer 190 meter van de Tiendweg gebouwd.
Gelet op de lage etmaalintensiteit en de ruime afstand van de Tiendweg, wordt vanuit de
Tiendweg geen noemenswaardige hinder verwacht.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
38
Railverkeerslawaai
Ten noorden van de het plangebied is op meer dan 800 meter de Betuweroute gelegen.
De onderzoekszone langs een spoorlijn wordt bepaald op basis van de hoogte van het
geluidproductieplafond op de referentiepunten.
Gelet op de hoogte van het geluidproductieplafond langs de Betuweroute ter hoogte van
het plangebied bedraagt de onderzoekszone van de Betuweroute 600 meter. Omdat het
plan ruimschoots buiten deze zone is gelegen is een onderzoek naar railverkeerslawaai
niet benodigd en zijn er vanuit het aspect geluid ook geen belemmeringen te verwachten.
Industrielawaai
Langs de Beneden Merwede is het gezoneerde industrieterrein ‘Langs de Merwede’ gelegen. Voor dit industrieterrein is in het kader van het bestemmingsplan ‘Langs de Merwede’ een onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de geluidszone
niet over het onderhavig plangebied is gelegen. Omdat geen noemenswaardige hinder
wordt verwacht zijn deze bronnen daarom buiten beschouwing gelaten.
Gevolgen planontwikkeling
Uit het voorgaande blijkt dat de verkeersaantrekkende werking van de planontwikkeling 150
motorvoertuigen per weekdag is. In de bestaande situatie worden op de route Zalm/Pieter
de Hooghstraat circa 50 woningen ontsloten. Uitgaande van een verkeersaantrekkende
werking van 7 motorvoertuigen per woning is in de huidige situatie een verkeersintensiteit
op deze route aanwezig van 350 motorvoertuigen. De totale verkeersintensiteit op deze
route in de situatie na planontwikkeling is 500 motorvoertuigen per weekdag.
Een deel van het verkeer heeft zijn bestemming buiten de kern Boven-Hardinxveld in oostelijke richting naar Gorinchem of in westelijke richting naar Sliedrecht/Dordrecht. Dit leidt er
toe dat de verkeerintensiteit op de route Zalm/Pieter de Hooghstraat lager is dan 500 motorvoertuigen per weekdag. In de onderstaande afbeelding is de geluidsbelasting langs
deze route berekend op grond van een geschatte verkeersintensiteit van 400 motorvoertuigen per weekdag. De resultaten zijn gebaseerd op een proefverkaveling. Mochten er wijzigingen optreden in de verkaveling en/of programmering van geluidsbronnen, dan zullen de
rekenresultaten in ieder geval voor de vaststelling van dit bestemmingsplan aangepast
worden. Het gaat daarbij om ondergeschikte wijzigingen, die geen noemenswaardige invloed zullen hebben op de geluidsbelasting langs de route Zalm/Pieter de Hooghstraat.
Afbeelding 7.1: Geluidsbelasting langs route Zalm/Pieter de Hooghstraat.(o.b.v. proefverkaveling)
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
39
Uit de resultaten blijkt dat op geen van de bestaande of nieuw te bouwen geluidsgevoelige
bestemmingen langs deze route een geluidsbelasting is berekend die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde. Omdat daarnaast de tuinen van alle woningen niet aan de zijde
van deze route is gelegen zijn er vanuit de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkelingen geen belemmeringen.
7.1.3
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van woningen en een school mogelijk gemaakt. Aangezien deze nieuwe geluidgevoelige objecten niet in de onderzoekszone zijn
gelegen van een weg, een spoorlijn en een gezoneerd industrieterrein, leidt het aspect
geluid niet tot belemmeringen in de zin van de Wgh.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast beoordeeld of de
ontwikkelingen in dit plan leiden tot belemmeringen in de omgeving van het plan. Uit de
resultaten blijkt dat geen hoge geluidsbelastingen worden verwacht. Omdat daarnaast de
oriëntatie van de woningen gunstig is worden er vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ook geen belemmeringen verwacht.
7.2
Luchtkwaliteit
7.2.1
Kader
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2
‘Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ is beter
bekend als de Wet luchtkwaliteit.
De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer)
is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit
verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de
luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor
de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof
(PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en
PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de
PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden
overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet
worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor
PM10 is de datum van 11 juni 2011 reeds verstreken en voor NO2 is die datum 1 januari
2015.
Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan
de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties
niet meer toeneemt dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
40
Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste
aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
- de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
- de ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project;
- de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit worden niet overschreden;
- projectsaldering kan worden toegepast.
Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan
worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
7.2.2
Onderzoek
Beoordeling luchtkwaliteit
In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling
NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen,
waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën
betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
In de regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt
aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande Regenboogschool (binnen het
plangebied) te verplaatsen en om 23 nieuwe woningen te realiseren. Dit betekent dat
alleen de nieuwe woningen worden toegevoegd ten opzichte van de bestaande situatie.
Volgens artikel 5 van het besluit NIBM dienen (verschillende) NIBM-ontwikkelingen die
gebruikmaken van dezelfde ontsluitingswegen en binnen een afstand van 1 km liggen, als
één ontwikkeling te worden beschouwd. Gelet hierop dient de aangrenzende nieuwbouwlocatie ‘Morgenslag’ meegenomen te worden. Op grond van het aangrenzende bestemmingsplan ‘Tienmorgen-noord’ voorziet Morgenslag in maximaal 82 nieuwe woningen.
Gelet op het voorgaande worden er in totaal 105 nieuwe woningen voorzien aan de
noordzijde van Boven-Hardinxveld. De ontwikkeling van deze woningen draagt NIBM bij
aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Zodoende is toetsing aan de grenswaarden
uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Goede ruimtelijke ordening
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is wel beoordeeld of ter plaatse
van het plangebied, mogelijk hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen voorkomen. In het CarII-rekenmodel, webbased versie 12.0, zijn voor het gehele grondgebied
van Nederland de achtergrondconcentraties ingevoerd (vaste parameters) en onderverdeeld in vlakken van 1 km bij 1 km. De bepaling hiervan vindt plaats aan de hand van de
x, y-coördinaten. Voor dit plan zijn de coördinaten x=120540 / y=426380 van belang.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
41
De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO2 en PM10 in het jaar 2014
bedragen respectievelijk 24 µg/m3 en 22 µg/m3. Dit is ruim lager dan de gestelde grenswaarde van 40 µg/m3 voor beide stoffen . Bij de achtergrondconcentratie voor PM10 is
rekening gehouden met de geldende correctie voor zeezout. Voor de gemeente Hardinxveld-Giessendam is deze correctie 2 µg/m3. De trend is dat de emissies en achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst afnemen. In deze achtergrondconcentraties is ook rekening gehouden met de eventuele bijdrage als gevolg van het verkeer op
de Rijksweg A15 en het scheepvaartverkeer op de Beneden-Merwede.
Gezien de lage achtergrondconcentraties worden geen overschrijdingen verwacht van de
grenswaarden NO2 en PM10 ter plaatse van het plan.
7.2.4
Conclusie
De toegestane ontwikkelingsmogelijkheid in dit bestemmingsplan en in de aangrenzende
nieuwbouwlocatie Morgenslag past binnen de cijfermatige kwantificatie zoals genoemd in
de regeling NIBM. Daardoor is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet
nodig. Kortom, het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm).
Daarnaast zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2 en PM10 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde normen uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten.
7.3
Externe veiligheid
7.3.1
Inleiding
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels
omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van
risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en
dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename
hiervan, berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren
rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een
grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel
bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd.
Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval
van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal
10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de
status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
42
Desondanks kan voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplichting gelden indien het
plan binnen het invloedsgebied is gelegen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor
De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een
eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is gewijzigd per 31 juli 2012. In
2014 treedt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Hierin staan
regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het Bevt hanteert een vaste grens van 200 meter, vanaf de buitenrand van de transportroute, waarbuiten in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Buiten de 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Wel geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken
buiten de 200 m dient in de toelichting aandacht moet worden gegeven aan de aspecten
bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voorzover het binnen het invloedsgebied van de
transportroute is gelegen.
Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt, net als bij het Besluit externe
veiligheid buisleidingen (Bevb), onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording
en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Een volledige verantwoording kan bovendien achterwege blijven indien kan worden aangetoond dat:
a. het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, of;
b. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en;
c. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.
d. Indien sprake is van een volledige verantwoording dienen maatregelen ter beperking van het GR, alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager GR en mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van de omvang van een
calamiteit te worden overwogen. Een beperkte verantwoording houdt wel rekening
met de effecten van een calamiteit en vindt alleen plaats als het plangebied binnen
het invloedsgebied (effectgebied) van transportassen is gelegen.
In het Bevt zijn tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Een
PAG is een zone, waarbinnen een aanvullende verantwoording noodzakelijk is met betrekking tot het al dan niet nemen maatregelen om de effecten van een plasbrand te beperken
en de zelfredzaamheid van personen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Bevt zijn de Basisnetten Weg en Water als
bijlage bij de cRNVGS opgenomen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.
Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden
rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
43
veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6
contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van
een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 m, afhankelijk van de werkdruk.
Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb
opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
7.3.2
Onderzoek
In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele risicobronnen. Het gaat
om:
1. De Rijksweg A15;
2. De Beneden Merwede;
3. De Betuweroute.
Naast de voorgenoemde risicobronnen, zijn er in de directe nabijheid van het plangebied
geen andere risicobronnen aangetroffen.
3
1
2
Afbeelding 7.2: uitsnede risicokaart
Op bovenstaande uitsnede van de provinciale risicokaart zijn de risicobronnen weergegeven. De nummering correspondeert met de nummering per risicobron.
In het plangebied zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Daarom dient de veiligheidssituatie ter plaatse beschouwd te worden. Hierna volgt per risicobron een korte beschrijving van de situatie en de invloed van de bron op het PR en het GR.
Rijksweg A15
Over de rijksweg A15 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het deel van de A15
waar het plangebied is gelegen, is het wegvak Z79 (Papendrecht-Gorinchem). In de
Eindrapportage Basisnet Weg is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd, waaruit gebleken
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
44
is dat brandbare vloeistoffen weinig invloed hebben op het groepsrisico en toxische stoffen een geringe bijdrage leveren vanwege de beperkte transportintensiteit. Het transport
van LPG (stofcategorie GF3) is maatgevend voor de waarde van het groepsrisico. Met
betrekking tot het vervoer van GF3 zijn de volgende vervoersaantallen op het wegvak
Z79 bekend:
•
Huidige jaarintensiteit (m.b.t. GF3); 8.706 vrachtwagens
•
Vervoersplafond (m.b.t. GF3): 13.059 vrachtwagens
Vanwege de vervoersintensiteiten op dit wegvak van de A15 geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) en een veiligheidszone (PR 10-6 contour) van respectievelijk 30 en
46 meter. Het PAG en de veiligheidszone reiken niet tot het plangebied.
Het invloedsgebied van de A15 is afhankelijk van de gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over deze transportas. Omdat transport van de stofcategorie LT2 (toxische vloeistoffen) plaatsvindt over de A15 is op basis van het “Kader externe veiligheid weg”
(Rijkswaterstaat, versie januari 2011) het invloedsgebied 950 meter. Het invloedsgebied
van GF3, de bepalende stof voor het groepsrisico, bedraagt 325 meter.
Omdat het plan op een afstand groter dan 200 meter, namelijk circa 700 meter, van de
transportroute is gelegen is een berekening van het groepsrisico niet benodigd. De
VRZHZ wordt om advies gevraagd als het gaat om zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Beneden Merwede
De Beneden Merwede is gelegen op circa 500 meter ten zuiden van het plangebied en
geldt als een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De vaarroute is aangewezen als een
binnenvaartverbinding chemische clusters & achterlandverbindingen met toetsafstand
(zwarte vaarroute). De PR 10-6 contour ligt daarmee op het water en reikt niet verder dan
de oever.
De waterlijn is de lijn waar het water de oever raakt bij de waterstand, die het meest regelmatig optreedt. Vanaf deze lijn treedt bij zwarte vaarwegen een plasbrandaandachtsgebied (PAG) op van 25 meter. Binnen deze zone geldt een motiveringsplicht bij bouw
van nieuwe objecten. Omdat het plangebied op 500 meter afstand is gelegen, geldt voor
dit bestemmingsplan geen motiveringsplicht.
De bevaarbaarheidsklasse van de Beneden Merwede is 6. Dit is de klasse met de grootste ongevalskans, te weten 1,4 x 10-6. Op basis van de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland worden de volgende jaarintensiteiten vervoerd over de Beneden Merwede. In de
tabel wordt op grond van het “Programma van eisen voor een nieuwe externe veiligheid
risicoanalyse op binnenvaarwegen” tevens het invloedsgebied van deze vaarwegen genoemd.
Stofcategorie
Aantal schepen (per jaar)
1% letaliteitsafstand
(in meters)
LF 1
Brandbare vloeistof (diesel)
5.738
35
LF 2
Brandbare vloeistof (benzine)
4.296
35
LT 1
Toxische vloeistof (acrylnitril)
56
600
GF 3
Brandbare gassen (LPG)
241
90
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
45
Het groepsrisico wordt in Nederland bij transport over water voornamelijk bepaald door
transporten van toxische stoffen (GT en LT). Over de Beneden-Merwede worden volgens
de cRNVGS geen stoffen uit de categorieën LT3 en LT4 vervoerd. Bovenstaande intensiteiten geven aan dat er 56 transporten van gevaarlijke stoffen met toxische vloeistoffen
(LT1) plaatsvinden. Het invloedsgebied van deze toxische stoffen ligt maximaal op 600
meter.
Omdat het plan op een afstand groter dan 200 meter van de transportroute is gelegen is
een berekening van het groepsrisico niet benodigd. De VRZHZ wordt om advies gevraagd als het gaat om zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Betuwelijn
De Betuwelijn is op ruim 850 meter afstand gelegen van het plangebied. In de memo
“BN-spoor; bepalen risicoruimte op de Betuweroute” van 15 maart 2011 staat beschreven
dat de PR 10-6 contour van de Betuweroute 30 meter bedraagt. Daarmee is het plangebied buiten de PR 10-6 contour gelegen.
Omdat het plan op een afstand groter dan 200 meter van de transportroute is gelegen is
een berekening van het groepsrisico niet benodigd. De VRZHZ wordt om advies gevraagd als het gaat om zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
7.3.3
Conclusie
Er bevinden zich drie risicobronnen in de nabijheid van het plangebied, namelijk de A15,
de Beneden Merwede en de Betuwelijn. Onderhavig bestemmingsplan is op ten minste
700 meter afstand van de Rijksweg gelegen en ruim 500 meter van de Beneden Merwede. De afstand tot de Betuweroute bedraagt circa 850 meter. Deze afstanden zijn dusdanig groot dat de veiligheidssituatie acceptabel geacht wordt en er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan. De veiligheidsregio ZuidHolland Zuid wordt geconsulteerd.
7.4
Milieuhinder bedrijven
7.4.1
Kader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een
juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk.
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en
gevoelige functies. In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van
deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Indien het verschil tussen de
richtafstanden en de feitelijke afstanden groot is, kan een motivering onvoldoende zekerheid bieden over het toekomstige woon- en leefklimaat. In zo’n geval dient met een
akoestische berekening aangetoond te worden of de toekomstige situatie acceptabel is.
In onderstaande paragraaf 7.4.2 worden de richtafstanden van de VNG toegelicht. In
paragraaf 7.4.3. worden de resultaten van het akoestisch onderzoek inrichtingsgeluid
beschreven.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
46
7.4.2
Richtafstanden VNG-brochure
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een
juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden
tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Voorliggend bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waaronder nieuwe
woningen en inrichtingen met hindercontouren. Afstemming van deze functies op bestaande inrichtingen en bestaande woningen is daarom noodzakelijk. In onderstaande
tabel is een overzicht gemaakt van de bestaande, omliggende, (bedrijfs)activiteiten en de
nieuwe (bedrijfs)activiteiten die mogelijk gemaakt worden met dit bestemmingsplan. Een
deel van de ‘nieuwe’ activiteiten betreft in principe een verplaatsing van een reeds bestaande activiteit.
SBI-
Adres
Omschrijving
Code
VNG
Richtafstand
Maatgevend
Categorie
(in m)
aspect
Bestaand
926G
Pieter de Hooghstraat Veldsportcomplex
3.1
50
Geluid
2
30
Geluid
3.1
50
Geluid
2
30
Geluid
56A
801,802
Hobbemastraat 3
Scholen voor basis- en algemeen
(OBS Merwede-
voortgezet onderwijs,
school)
Nieuw
926A
Sportzaal
801,802
Scholen voor basis- en algemeen
(Regenboogschool)
voortgezet onderwijs
Om te beoordelen of de richtafstanden van bovenstaande activiteiten bestaande en
nieuwe gevoelige functies overlappen zijn deze samengevat in één kaartbeeld (zie afbeelding 7.2). In deze afbeelding zijn tevens de nieuwe en bestaande woonfuncties
(bouwvlakken) die binnen deze richtafstanden vallen aangeduid en genummerd.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
47
Afbeelding 7.2: richtafstanden bestaande en nieuwe activiteiten.
Effect nieuwe inrichtingen op woningen
Het plangebied (en de direct omgeving) wordt – ondanks de aanwezigheid van diverse
niet- woonfuncties - gekenmerkt als een rustige woonwijk. Dit betekent dat de indicatieve
richtafstanden zoals genoemd in de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ onverkort van toepassing zijn. Een reductie van deze richtafstanden is niet aan de orde.
Sportvoorziening
Op grond van de VNG-brochure geldt voor een sportvoorziening een indicatieve richtafstand van 50 meter. Gelet op de positionering van de nieuwe sportvoorziening in het
plangebied, overlapt de hindercontour van deze inrichting een deel van de uit te werken
woonbestemming van het vigerende bestemmingsplan “Tienmorgen Noord”, ook wel
bekend onder de naam Morgenslag (zie afbeelding 7.2). Ter plaatse is - na uitwerking Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
48
het ontwikkelen van grondgebonden woningen mogelijk. Voor nieuwe activiteiten is het
niet aanvaardbaar dat de hindercontour over (planologisch) bestaande gevoelige functies
is gelegen. Zodoende kan een acceptabel woon- en leefklimaat voor de woningen in
Morgenslag niet zonder meer gegarandeerd worden. Om aan te tonen dat sprake is van
een goed woon- en leefklimaat is een akoestisch onderzoek4 naar inrichtingslawaai uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Regenboogschool
Op grond van de VNG-brochure geldt voor een basisschool een indicatieve richtafstand
van 30 meter. Deze hindercontour reikt niet tot bestaande woonfuncties in (de directe
omgeving van) het plangebied. Zodoende kan voor de bestaande woningen een goed
woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
Naast de bestaande woonfuncties, voorziet het voorliggende bestemmingsplan tevens in
nieuwe woningen. Deze zijn – in tegenstelling tot de bestaande woningen – wél (deels)
gelegen binnen de hindercontour van de toekomstige Regenboogsschool. Het betreft
onder meer (een deel van) de geprojecteerde woningen aan de Pieter de Hooghstraat
(zie afbeelding 7.2). Het maatgevende aspect voor een basisschool is geluid. Het betreft
in dit geval met name het stemgeluid van spelende kinderen.
In het kader van het Activiteitenbesluit wordt menselijk stemgeluid op schoolpleinen bij
primair onderwijs vanaf 1 januari 2010 buiten beschouwing gelaten bij de toetsing. Hiermee wordt voorkomen dat kinderen niet zouden kunnen buiten spelen, omdat anders de
geluidsnormen overschreden zouden worden.
Voor nieuwe situaties (nieuwe woningen nabij een schoolplein, een nieuwe school bij
bestaande woningen, of nieuwe woningen bij een nieuwe school) moet in het kader van
een goede ruimtelijke ordening wel een akoestische afweging gemaakt worden. Dat
menselijk stemgeluid op schoolpleinen in het milieuspoor niet wordt getoetst, wil niet
zeggen dat het in het ruimtelijke spoor zonder meer aanvaardbaar is. Immers, het is niet
zo dat menselijk stemgeluid van spelende kinderen in bepaalde situaties (bijvoorbeeld
een omsloten speelplaats) geen hinder kan veroorzaken. Gelet hierop is een akoestisch
onderzoek4 naar inrichtingslawaai uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden
verderop in dit hoofdstuk besproken.
Effect bestaande inrichtingen op nieuwe woningen
Korfbalvelden HKC
De korfbalvelden van HKC zijn aan te merken als een sportveldencomplex met verlichting. Op grond van de VNG-brochure geldt voor een sportveldencomplex een indicatieve
richtafstand van 50 meter. Deze hindercontour reikt zowel over bestaande woonfuncties
in de directe omgeving, als ook over enkele geprojecteerde nieuwe woningen binnen het
plangebied (zie afbeelding 7.2). Omdat er in de huidige situatie reeds woningen zijn gesitueerd binnen de hindercontour van de sportvelden, zijn deze woonfuncties maatgevend
voor nieuwe situaties.
4Akoestisch onderzoek inrichtingsgeluid; bestemmingsplan “Regenboogschool – HKC’ , KuiperCompagnons, d.d. 20 mei 2014
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
49
De bestaande woningen aan de Pieter de Hoogstraat 48 en 50 zijn op circa 15 meter
afstand gelegen. De geprojecteerde woningen binnen het voorliggende plangebied zijn
allen op een grotere afstand gelegen, met uitzondering van de geprojecteerde tweeaaneengebouwde woning aan de Pieter de Hooghstraat (nummer 5 in afbeelding 7.2.).
Het bouwvlak van deze woning is op circa 11 meter afstand gelegen, waardoor een goed
woon- en leefklimaat niet zonder meer gegarandeerd kan worden.
Het maatgevende aspect voor een sportveldencomplex is geluid. Het betreft in dit geval
met name het stemgeluid van sporters en toeschouwers, hetgeen vergelijkbaar is met het
stemgeluid dat optreedt bij een basisschool. Dat betekent dat in het kader van een goede
ruimtelijke ordening een akoestische afweging gemaakt moet worden. Om aan te tonen
dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat is een akoestisch onderzoek4 naar inrichtingslawaai uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
OBS Merwedeschool
Direct ten zuiden van het plangebied is de OBS Merwedeschool gesitueerd. Op grond
van de VNG-brochure geldt voor een basisschool een indicatieve richtafstand van 30
meter. Deze hindercontour overlapt een groot deel van de geprojecteerde woningen ten
zuiden van de Pieter de Hooghstraat (zie afbeelding 7.2). Zodoende kan een goed woonen leefklimaat niet zonder meer gegarandeerd worden.
Het maatgevende aspect voor een basisschool is geluid. Het betreft in dit geval met name het stemgeluid van spelende kinderen. Zoals reeds is aangegeven is onderzoek naar
stemgeluid in het kader van het Activiteitenbesluit formeel niet noodzakelijk. Dit neemt
niet weg dat stemgeluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening in overweging
moet worden genomen. Om aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat is een akoestisch onderzoek4 naar inrichtingslawaai uitgevoerd. De resultaten van
dit onderzoek worden hieronder besproken.
7.4.3
Akoestisch onderzoek inrichtingsgeluid
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geluidgevoelige functies mogelijk die op korte
afstand van geluidveroorzakende inrichtingen zijn gelegen. De in de brochure ‘Bedrijven
en Milieuzonering’ van de VNG genoemde indicatieve richtafstanden daarbij worden
overschreden. Om die reken is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch
onderzoek inrichtingsgeluid; bestemmingsplan “Regenboog – HKC” gemeente
Hardinxveld-Giessendam, KuiperCompagnons, kenmerk: 207.415.00, 20 mei 2014).
Het onderzoek gaat in op de volgende inrichtingen:
- Nieuwe situatie “Korfbalvereniging HKC” (Pieter de Hooghstraat 56);
- Nieuwe school voor basisonderwijs “Regenboogschool”;
- Bestaande inrichting “Postduiven Vereniging Gevleugelde Vrienden” (Tiendweg 42);
- Bestaande school voor basisonderwijs “Merwedeschool” (Hobbemastraat 3);
- Bestaande bibliotheek (Rembrandtstraat 32), en
- Een nieuw, openbaar buitenspeelterrein
Bovengenoemde inrichtingen en buitenspeelterrein veroorzaken elk een zekere geluidsbelasting richting de nieuw te realiseren woningen en de nieuwe school. Voor een goede
ruimtelijke onderbouwing is inzicht nodig in het akoestisch klimaat van de nieuw te realiseren woningen en de nieuwe school, ten gevolge van de inrichtingen en buitenspeelterBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
50
rein. Voor deze ruimtelijke onderbouwing worden de consequenties in beeld gebracht van
alle aanwezige, relevante geluidsbronnen, waaronder ook het stemgeluid van spelende
kinderen op een buitenspeelterrein en stemgeluid van bezoekers op een open sportterrein.
De uitgangspunten die zijn gebruikt bij het samenstellen van het rekenmodel zijn in overleg met de gemeente Hardinxveld, de omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid bepaald. De
gegevens aangaande het gebruik van de sportvelden zijn in samenspraak met de sportvereniging HKC bepaald.
Nieuwe woningen
Het onderzoek toont aan bij (bijna) alle woningen sprake is van een redelijke akoestische
situatie. De geluidbelasting op de gevel bedraagt maximaal 55 dB(A). In de doordeweekse situatie os bij drie woningen sprake van een matige akoestische situatie. Het betreft
één van de zuidelijk gevelen woningen die grenst aan het speelterrein van de Merwedeschool. De geluidbelasting op de zuidelijke gevel bedraag hier maximaal 56 dB(A). Ook
de twee woningen die direct grenzen aan de sportvelden hebben een matig akoestisch
klimaat met een maximale geluidbelasting van 56 dB(A) op de noordgevel als gevolg van
de activiteiten op de sportvelden. Op zaterdagen is bij de woning bij de Merwedeschool
wél een redelijk akoestisch klimaat aangezien de school op zaterdag gesloten is.
Activiteitenbesluit
Voor alle inrichtingen is gekeken of voldaan kan worden aan de geluidsvoorschriften uit
het Activiteitenbesluit. Toetsing aan de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau’s laat zien
dat alle inrichtingen voldoen, met uitzondering van HKC, dat een overschrijdingen kent
op de noordgevel van het direct aangrenzende bouwblok van 10 dB. Op de overige blokken is de overschrijding maximaal 5 dB(A). De maximale geluidniveaus van de verschillende inrichtingen als gevolg van optredende geluidspieken bedragen maximaal 75
dB(A) in de dagperiode en 72 dB(A) in de avondperiode. Het betreft echter geluidspieken
als gevolg van dichtslaande autoportieren in het openbaar gebied, waardoor kan worden
aangenomen dat deze geluiden als algemeen acceptabel worden beschouwd.
Regenboogschool
De maximale geluidbelastingen op de gevels van de Regenboogschool blijven, gedurende de maatgevende periode waarin de school wordt gebruikt, met 28 dB(A) ruim onder
de grenswaarde van 50 dB(A).
7.4.4
Conclusie
In het algemeen kan worden gesteld dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Bij 20 van de 23 te realiseren woningen in het plangebied is sprake van een redelijke
akoestische situatie. Bij drie van de 20 woningen is op één van de gevels sprake van een
matige akoestische situatie. Het betreft de zijgevel van een woning naast het speelterrein
van de Merwedeschool, waarbij stemgeluid van spelende kinderen voor een hoge geluidbelasting zorgt. De noordgevel van twee woningen grenzend aan de sportvelden een relatief
hoge geluidbelasting te verwachten ten gevolge van de activiteiten op de sportvelden.
In beide gevallen is sprake van een bestaande situatie met nieuwe woningen. Hierdoor
kan worden gesteld dat het plan geen nadelige gevolgen voor de bestaande situatie heeft
en er geen belemmering is voor de uitvoer van het plan.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
51
7.5
Flora en Fauna
7.5.1
Kader
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en
sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.
De Ffw gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde
(zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van
soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het
algemeen, maar ook individuen van soorten.
Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn
leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een
aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en
Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een uitwerkings-/bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd
indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een uitwerkings/bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën.
1. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
2. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van
beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk
wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter
geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code
dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens
goedgekeurd te zijn door het verantwoordelijke ministerie.
3. Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan
aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die
ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast sprake is van één van de volgende belangen:
a. de bescherming van flora en fauna;
b. de volksgezondheid of openbare veiligheid;
c. dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van
sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
Dit is het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State (ABRS) in januari 20095.
4. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR).
Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar be5
ZieABRS21januari2009,zaaknr.200802863/1
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
52
lang zijn volgens rechtspraak van de ABRS geen reden om ontheffing te verlenen6.
Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR
zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige
interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van
vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste
verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
Voor soorten van tabel 2 Ffw en/of tabel 3 Ffw geldt dat een ontheffingsaanvraag niet
aan de orde is indien:
 de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er
zijn voldoende alternatieven), en:
 de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen binnen of buiten het plangebied
niet verstoord worden.
Hetzelfde geldt voor de bestaande voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaats van vogels, met als extra toets dat aangetoond moet worden dat verstoring niet van wezenlijke
invloed is op de populatie.
Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde
zorgplicht (ook bekend als de algemene zorgplicht uit artikel 2 Ffw). Dit houdt in dat ‘voldoende zorg’ in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat
dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op
bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Gebiedsbescherming
Het voormalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV; het huidige Ministerie
van Economische Zaken) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de
instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal
soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.
Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet 1998. Daaronder vallen de volgende typen gebieden:
 Natura2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
 Beschermde Natuurmonumenten;
 Wetlands.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen beschermde natuurgebieden, en tevens voor ontwikkelingen buiten beschermde natuurgebieden die van invloed kunnen zijn op beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die
schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.
6
ZieABRS13mei2009,zaaknr.200802624/1

Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
53
7.5.2
Onderzoek
Soortenbescherming
Om de voorgenomen plannen aan de Flora- en faunawet te toetsen is een quickscan
flora en fauna7 uitgevoerd. Deze quickscan bestaat uit een veldbezoek en literatuuronderzoek. Uit het literatuuronderzoek bleek dat in de omgeving van het plangebied strikt
beschermde soorten uit de volgende soortgroepen voorkomen: vleermuizen, vogels met
een vaste verblijfplaats, amfibieën en vaatplanten. Mogelijk komen deze soorten ook
binnen het plangebied voor. Omdat binnen het plangebied geen water aanwezig is, kan
de aanwezigheid van beschermde vissoorten, libellen en waterslakken uitgesloten worden. Op basis van verspreidingsgegevens van de Vlinderstichting kan de aanwezigheid
van beschermde vlindersoorten ook uitgesloten worden. Tevens komen er in de omgeving van het plangebied geen reptielen voor. Dit blijkt uit verspreidingsgegevens van
Stichting RAVON. Volgens gegevens van de Zoogdiervereniging komen in de omgeving
van het plangebied een aantal strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten voor:
de Bever (Castor fiber), de Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) en de Waterspitsmuis (Neomys fodiens). Het plangebied is echter niet geschikt als leefgebied voor deze
soorten vanwege het ontbreken van water en ruige oevervegetatie. Om deze reden zijn
deze soorten buiten beschouwing gelaten.
Vleermuizen
De bebouwing binnen het plangebied en de aanwezige bomen kunnen geschikt zijn als
vaste rust- en/of verblijfplaats voor vleermuizen. Zulke verblijfplaatsen worden beschermd
door de Flora- en faunawet (bijlage 3). Omdat de bebouwing binnen het plangebied geschikt is voor verblijfplaatsen van vleermuizen en deze bij de herontwikkeling gesloopt
wordt, gaan mogelijk verblijfplaatsen verloren. Dit leidt tot overtreding van de Flora- en
faunawet. Om aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen uit te kunnen sluiten, dan wel vast
te kunnen stellen, is aanvullend vleermuisonderzoek8 uitgevoerd. Tijdens de eerste twee
veldbezoeken is één paarverblijfplaats van de Gewone dwergvleermuis aangetroffen.
Deze bevindt zich aan de westzijde van de huidige Regenboogschool. Het is mogelijk dat
er meerdere verblijfplaatsen in het schoolgebouw aanwezig zijn. Gedurende het kraamseizoen (half mei tot en met half juli) is namelijk geen onderzoek gedaan naar aanwezigheid van kraam- en/of zomerverblijfplaatsen bij het gebouw. Om deze reden kan de aanwezigheid van dergelijke verblijfplaatsen niet uitgesloten worden. Voordat het schoolgebouw gesloopt wordt, dient daarom onderzoek in de kraamperiode plaats te vinden om
de aanwezigheid van kraam- en/of zomerverblijfplaatsen aan te kunnen tonen, dan wel
uit te kunnen sluiten.
In ieder geval dient, voor de aangetoonde paarverblijfplaats, voorafgaand aan de sloop,
een ontheffing aangevraagd te worden en dient een activiteitenplan opgesteld te worden
met daarin de te nemen mitigerende en/of compenserende maatregelen die genomen
moeten worden om nadelige effecten op vleermuizen zoveel mogelijk te verzachten/voorkomen en zo overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet te
voorkomen.
7Natuur-Wetenschappelijk
centrum, Natuurwaardenonderzoek in verband met een herontwikkeling aan de
Pieter de Hooghstraat in Boven-Hardinxveld, d.d. december 2012
8Natuur-Wetenschappelijk
d.d. 30 september 2013
Centrum, Aanvullend vleermuisonderzoek Pieter de Hooghstraat, Kenmerk 137140,
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
54
In de huidige gymnastiekzaal zijn tijdens de vier avondbezoeken geen verblijfplaatsen
van vleermuizen gevonden. Er werden geen uitvliegende dieren waargenomen en de
vleermuizen die wel rondom dit pand zijn waargenomen, werden pas lange tijd na zonsondergang gehoord en/of gezien. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de waargenomen vleermuizen van verder weg gelegen verblijfplaatsen kwamen en al een tijdje
rondgevlogen hebben voordat ze bij de gymnastiekzaal waargenomen werden. Om deze
reden zal de sloop van de gymnastiekzaal geen nadelige gevolgen op verblijfplaatsen
van vleermuizen hebben en zal er geen overtreding van verbodsbepalingen uit de Floraen faunawet plaatsvinden. Een ontheffing of mitigerende/compenserende maatregelen
zijn niet nodig.
Foerageergebied
Uit de waarnemingen die tijdens de vleermuisinventarisaties zijn gedaan, kan afgeleid
worden dat het plangebied (deels) door vleermuizen gebruikt wordt om te foerageren.
Hierbij gaat het voornamelijk om de beschutte parkeerplaats ten noorden van de gymnastiekzaal en de relatief donkere en groene omgeving ten zuiden van het schoolgebouw.
In de directe omgeving zijn voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. In deze
reden zullen de foerageergebieden dien nu veel gebruikt worden, niet van essentieel
belang zijn en is er geen sprake van een overtreding van verbodsbepalingen uit de Floraen faunawet. Een ontheffing en/of mitigerende/compenserende maatregelen ten aanzien
van foerageergebied voor vleermuizen zijn dan ook niet nodig.
Wel wordt aangeraden om zoveel mogelijk van de nu aanwezige bomen te behouden of
om deze in de toekomstige situatie terug te brengen. Dit hoeft niet per se op dezelfde
locaties als waar de bomen nu staan. Belangrijk is dat de bomen een rij, een hoek of een
u-vorm vormen waardoor een beschutte vliegroute en/of foerageerplaats ontstaat. Hetzelfde effect kan verkregen worden met hoogopgaand struikgewas. Een combinatie van
een bomenrij met daaronder struikgewas is ook mogelijk. Daarnaast is het raadzaam om
in de nieuwe situatie zo min mogelijk verlichting te gebruiken of om maatregelen te nemen waardoor (licht)verstoring van de dieren zoveel mogelijk voorkomen wordt.
Vliegroutes
Tijdens de avondinventarisaties zijn geen belangrijke vliegroutes waargenomen: de
waargenomen vleermuizen kwamen vanuit alle richtingen. Daarnaast zijn er in de directe
omgeving voldoende groene, lijnvormige structuren aanwezig die eventueel als alternatieve vliegroute(s) kunnen dienen. Om deze redenen zullen de voorgenomen plannen
geen nadelige effecten op vliegroutes van vleermuizen hebben en is er geen sprake van
overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Ontheffing en/of mitigerende/compenserende maatregelen ten aanzien van vliegroutes zijn niet nodig.
Vogels met een vaste verblijfplaats
Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten of oude nesten van kraaien
en/of eksters aangetroffen. De bebouwing binnen het plangebied is ook niet geschikt voor
vaste verblijfplaatsen van vogels. Om deze redenen zullen er geen overtredingen ten
aanzien van deze soortgroep plaatsvinden en hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Amfibieën
Het plangebied is niet geschikt als leefgebied voor de strikt beschermde amfibieënsoorten Heikikker, Rugstreeppad en Kamsalamander. Om deze reden zullen er, ten aanBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
55
zien van deze soorten, binnen het plangebied geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient het
griendje, dat naast het plangebied ligt, ontzien te worden. Dit betekent dat het niet gebruikt mag worden voor de opslag van bouwmaterialen of machines en dat betreding en
berijding van het griendje zoveel mogelijk voorkomen dient te worden. Dit omdat het
griendje wel geschikt is als onderdeel van het leefgebied voor de genoemde amfibieën en
er bij opslag van materialen, betreding en berijding nadelige effecten op deze soorten
kunnen optreden, hetgeen leidt tot overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en
faunawet.
Vaatplanten
Voor vernieling van groeiplaatsen van de Brede Wespenorchis geldt een vrijstelling en
hoeven geen aanvullende maatregelen genomen te worden of ontheffing aangevraagd te
worden. Ten aanzien van vaatplanten bestaat er daarom geen verplichting vanuit de Flora- en faunawet. Overig De aangetroffen vlindersoorten en rupsen van de Kleine vos
worden niet door de Flora- en faunawet beschermd, waardoor er ten aanzien van deze
soorten geen verplichtingen vanuit deze wet bestaan. Het griendje vervult wel een belangrijke functie voor vlinders en andere ongewervelden zoals libellen. Om deze reden
wordt ook ten aanzien van deze soortgroep aanbevolen om het griendje tijdens de werkzaamheden te ontzien.
Tenslotte geldt voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde) de zorgplicht die in
artikel 2 van de Flora- en faunawet voorgeschreven wordt. Deze houdt in dat mogelijke
nadelige gevolgen voor planten en dieren, voor zover redelijk, zoveel mogelijk vermeden
moeten worden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of
Natura2000 gebied. Wel is op circa 780 meter het Natura2000 gebied ‘De Biesbosch’
gelegen. Derhalve is in de quickscan tevens onderzoek gedaan naar de invloed van de
voorgenomen ontwikkeling op de natuurwaarden van het nabij gelegen Natura2000 gebied. Hieruit is gebleken dat de beoogde (her)ontwikkeling niet in strijd is met de Natuurbeschermingswet 1998 indien bij het aanleggen van de fundering gebruik wordt gemaakt
van andere materialen en/of methoden dan het heien van stalen buispalen of wanneer de
fundering buiten het broedseizoen van de Blauwborst (globaal begin april t/m juni) en de
Rietzanger (globaal half april t/m augustus) wordt aangelegd.
Als gevolg van het heien van stalen buispalen binnen de broedperiode van deze, voor de
Biesbosch aangewezen, vogelsoorten, zal namelijk verstoring van deze soorten kunnen
optreden door het geluidsniveau dat deze methode veroorzaakt. Een voorbeeld van een
alternatieve methode om de fundering aan te leggen is het intrillen van buispalen in
plaats van heien. Een ander voorbeeld om verstoring van de Blauwborst en de Rietzanger zoveel mogelijk te voorkomen, is het gebruik van betonpalen in plaats van stalen
buispalen.
Wanneer één van deze maatregelen (of beide maatregelen) nageleefd wordt, zullen er
geen nadelige effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van aangewezen habitattypen en doelsoorten van de Biesbosch plaatsvinden en is geen verdere toetsing of een
vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Indien het heien van
stalen buispalen noodzakelijk is en alleen tijdens het broedseizoen van de Blauwborst en
de Rietzanger kan plaatsvinden, dient een verstoringstoets uitgevoerd te worden waarin
de effecten van de afschermde werking van de bebouwing en dijk van Boven-Hardinxveld
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
56
in beeld wordt gebracht en daarmee (significante) geluidseffecten op de Blauwborst en
de Rietzanger nader onderzocht worden.
7.5.3
Conclusie
Soortenbescherming
Om de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen uit te kunnen sluiten is
een vleermuisonderzoek uitgevoerd. Daarin wordt geconcludeerd dat voor de aangetoonde paarverblijfsplaats in ieder geval voorafgaand aan de sloop, een ontheffing aangevraagd dient te worden en een activiteitenplan moet worden opgesteld. Daarin worden
in ieder geval de te nemen mitigerende en/of compenserende maatregelen beschreven,
teneinde nadelige effecten op vleermuizen zoveel mogelijk te verzachten/voorkomen en
zo overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet te voorkomen. Ontheffing en/of mitigerende/compenserende maatregelen ten aanzien van vliegroutes en foerageergebieden voor vleermuizen zijn niet nodig. Ten aanzien van overige soorten zullen
er in principe geen overtredingen plaatsvinden en hoeft geen ontheffing aangevraagd te
worden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of
Natura2000 gebied. Wel is op circa 780 meter het Natura2000 gebied ‘De Biesbosch’
gelegen. De beoogde (her)ontwikkeling is echter niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 indien bij het aanleggen van de fundering gebruik wordt gemaakt van
andere materialen en/of methoden dan het heien van stalen buispalen of wanneer de
fundering buiten het broedseizoen van de Blauwborst (globaal begin april t/m juni) en de
Rietzanger (globaal half april t/m augustus) wordt aangelegd.
7.6
Bodem
7.6.1
Kader
Wet bodembescherming
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming
(Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de
(land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in
de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te
stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van
stoffen aan de bodem.
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot
bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een
ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die
de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is
ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in
1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler
zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
57
-
niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid
worden uitgevoerd.
Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt
voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen
gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en
meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en
provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit
heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de
praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het
Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze
weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van
ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te
verbeteren.
Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)
De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de
Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond
(uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de
omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts
geldt ten aanzien van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet
gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van
bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van
artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten
van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
58
7.6.2
Onderzoek
Voormalige vuilstort
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een bodemonderzoek9 uitgevoerd
naar de voormalige vuilstortlocatie aan de Pieter de Hooghstraat in Boven-Hardinxveld.
Doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de milieu(hygiënische) consequenties die de voormalige stortplaats in verband met de herontwikkeling met zich mee kan
brengen. De resultaten van het onderzoek worden hieronder weergegeven. De volledige
rapportage is als separate bijlage bij de toelichting opgenomen.
Deklaag
 De dikte van de deklaag (ter plaatse van sportveldje) is gemiddeld 20 cm;
 De deklaag is licht verontreinigd met zware metalen en in plaatselijk PAK. Er is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond (indicatieve monstername).
Stortmateriaal
 De dikte van het stortmateriaal varieert van 1,1 meter (randen stortlocatie) tot 2,9 meter (midden stortlocatie). De gemiddelde dikte bedraagt circa 2 meter. Het stortmateriaal bestaat uit humeus kleiig zand met bijmengingen van (zwak) puin, plastic, glas,
schoenzolen e.d.;
 De oppervlakte betreft circa 5.000 m². De omvang van het stortmateriaal is circa
10.000 m³;
 In het stortmateriaal is sprake van een (gewogen) asbestconcentratie van 14.000
mg/kg d.s. voornamelijk niet-hechtgebonden asbest (in zowel fijne fractie als fractie
>16 mm), indicatieve monstername;
 Er zijn geen vluchtige stoffen gemeten; er vindt geen uittreding van stortgas plaats.
Ondergrond en grondwater
 De grond onder het stortmateriaal (stortpakket) is niet verontreinigd;
 Het grondwater onder en buiten de stortlocatie is licht verontreinigd met barium en
plaatselijk met zink en xylenen;
 Er vindt geen verspreiding van verontreiniging naar het grondwater plaats (veroorzaakt door de stortactiviteiten).
Consequenties voor herontwikkeling
In de Nota bodemsaneringsbeleid, versie 13, definitief (15 augustus 2012) zijn richtlijnen
opgenomen voor saneringen van voormalige stortplaatsen in de provincie Zuid-Holland.
Volgens het genoemde beleid is er bij voormalige stortplaatsen altijd sprake van een
geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt
geconcludeerd dat milieu-hygiënische risico’s kunnen optreden vanwege een onvoldoende dikte van de deklaag. Gezien het stortmateriaal en de PID-metingen is geen sprake
van risico als gevolg van het uittreden van stortgas. Er vindt geen verspreiding naar het
grondwater plaats.
Saneren van voormalige stortplaatsen
De saneringsaanpak dient te worden afgestemd op de toekomstige functie en de herinrichting (ontwerp) en zal veelal bestaan uit het isoleren van de stortlocatie van zijn omge9Geofox-Lexmond
bv, Milieukundig bodemonderzoek voormalige stortlocatie Pieter de Hooghstraat in BovenHardinxveld, nummer 20130711/GLOE, d.d. 3 september 2013
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
59
ving door het aanbrengen van een deklaag. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek moet een deklaag worden aangebracht met voldoende dikte (standaard dikte
van 1 meter), waarbij de kwaliteit aansluit bij de beoogde functie. Ook kan worden gekozen voor het aanbrengen van een duurzame afdeklaag (bijvoorbeeld betonvloer of verharding), opdat contact met het stortmateriaal wordt vermeden.
Gezien de toekomstige ontwikkeling kan het – vanwege bouwtechnische redenen –
noodzakelijk zijn een deel van het stortmateriaal te ontgraven. Omdat sprake is van niethechtgebonden asbest en gezien de heterogeniteit van het stortmateriaal is scheiden of
reinigen van het stortmateriaal (na ontgraven) en hergebruik op locatie (technisch en
financieel) geen realistische optie. Bij een eventuele ontgraving moet het materiaal elders
weer worden gestort.
Saneringsvisie
De te nemen maatregelen zijn uitgewerkt in een saneringsvisie10, welke als bijlage bij de
toelichting is opgenomen. In de visie wordt zoals hierboven vermeld met name uitgegaan
van isolerende sanering. Op de plaats waar de sportvoorziening is gesitueerd (bestemming ‘sport’) kan de vloer fungeren als duurzame afdeklaag. Het noordelijke deel van de
bestemming ‘Gemengde doeleinden’ is op de verbeelding tevens deels gelegen binnen
de contouren van de voormalige stortlocatie. De gemeente voert met het schoolbestuur
van de Regenboogschool overleg over hoe om te gaan met dit deel van de kavel. Mogelijk wordt in afwijking van de saneringsvisie gekozen voor een deelsanering dan wel een
andere positionering of situering.
Voor de aan te leggen leeflagen, verhardingsconstructies en bebouwingen dient mogelijk,
middels ontgraving, ruimte te worden gecreëerd. Uitgangspunt hierbij is dat zo veel als
mogelijk zal worden gewerkt met een gesloten grondbalans. Indien mogelijk wordt grond
vrijkomende uit de deklaag hergebuikt op locatie. Dit geldt ook voor eventueel bij werkzaamhedenvrij komend stortmateriaal. In overleg tussen de Gemeente HardinxveldGiessendam en de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid is bepaald dat bij heiwerkzaamheden vrijkomend stortmateriaal weer teruggeplaatst kan worden.
Overtollige grond en of stortmateriaal zal worden afgevoerd. Uitgangspunt is dat grond uit
het bodemtraject vanaf het maaiveld tot een diepte van ca. 0,2 m-mv kan worden afgevoerd als zogenaamde Klasse Industrie grond. Voorafgaand aan de bodemsanering zal
de kwaliteit van de af te voeren grond moeten worden vastgesteld door middel van een
in-situ partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit.
Bij de ontgravingen kan grond met stortmateriaal vrijkomen, een en ander afhankelijk van
het definitief ontwerp. Materiaal wat niet hergebruikt kan worden op locatie wordt geladen
en onder afvalstroomnummer per as afgevoerd naar een acceptant. Uitgangspunt is dat
er ten behoeve van de ontgravingen geen grondwater behoeft te worden onttrokken.
De voor de nieuwe functies binnen het plangebied noodzakelijke kabels en leidingen
dienen te worden gesitueerd in een van het stortmateriaal afgeschermd cunet met zand
dat, qua milieuhygiënische kwaliteit, ten minste voldoet aan de Maximale waarden wonen
uit het Besluit bodemkwaliteit. Bij het verwijderen van de groenvoorzieningen en bomen
binnen de contouren van de stort kunnen voorafgaand aan de bodemsanering alleen de
10Saneringsvisie Regenboogschool e.o. te Boven-Hardinxveld, IDDS, Kenmerk: 1312F945/JKE/brf2, d.d. 23
april 2014.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
60
bovengrondse delen verwijderd. Uitgangspunt is dat stobben en dergelijke tijdens de
bodemsanering worden verwijderd, aangezien deze wortelen in het stortmateriaal.
In de saneringsvisie worden tevens een aantal uitgangspunten benoemd om te grondverzet zoveel mogelijk te beperken. In overleg met de constructeur van de nieuwbouw kan
beoordeeld worden wat de minimale benodigde maaiveldhoogte is om de vloer te realiseren. Hoe groter het deel van de constructie dat binnen de beschikbare ruimte (toekomstige peil – huidige peil) past, des te minder sprake is van grondverzet. Voor de sanering ter
plaatse van de toekomstige speelweide/speeltuin zijn meerdere opties mogelijk. Saneringstechnisch wordt vooralsnog, op basis van het vigerende beleid, geadviseerd om te
kiezen voor een verhard speelterrein (bijvoorbeeld aaneengesloten verharding van tegels
/ asfalt of kunstgras).
Overige delen
Voor de overige delen van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek11 uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek worden hieronder weergegeven, de volledige
rapportage is als bijlage bij de toelichting opgenomen.
In opgeboord bodemmateriaal zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn, behoudens een (incidentele) vondst ter plaatse van de voormalige bebouwing, zintuiglijk geen
asbestverdachte materialen waargenomen. De grond is licht verontreinigd met zink, kwik
en PAK en plaatselijk cadmium, lood en PCB en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen,
vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie.
Ter plaatse van de voormalige bebouwing zijn 3 stukken asbesthoudend plaatmateriaal
aangetroffen. Op de overige terreindelen is tijdens de maaiveldinspectie geen asbest
verdacht materiaal aangetroffen. In de grond zijn tijdens de boorwerkzaamheden eveneens geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Op basis van deze informatie wordt
verwacht dat slecht sprake is van incidenteel voorkomen van asbest op het maaiveld.
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de
betreffende achtergrondwaarden (grond) en de aangetoonde overschrijding van de betreffende streefwaarde (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering
dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Beperkingen inzake het
verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen), dan wel voortzetting van het
huidig bodemgebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch
oogpunt niet voorzien.
7.6.3
Conclusie
Voor de locatie van de voormalige vuilstort is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek moet een deklaag
worden aangebracht met voldoende dikte (standaard dikte van 1 meter), waarbij de kwali-
11Rapport betreffende een verkennend bodemonderzoek ‘Regenboogschool e.o., IDDS, Kenmerk
1312F945/PDI/rap1, d.d. 12 maart 2014.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
61
teit aansluit bij de beoogde functie. De te nemen maatregelen en uitgangspunten zijn in
een saneringsvisie uitgewerkt.
Voor het overige deel van de te ontwikkelen gronden is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de aangetoonde overschrijdingen van de achtergrondwaarden dermate gering is, dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze
stoffen in de bodem niet noodzakelijk is.
7.7
Duurzaamheid
Bij nieuwbouw of vervangende nieuwbouw verdient het aanbeveling zoveel mogelijk rekening te houden met duurzaamheidsaspecten zoals duurzaam bouwen, duurzame
energievoorzieningen, bevordering van fietsverkeer en openbaar vervoer, duurzaam
ruimtegebruik en dergelijke.
7.8
Overige belemmeringen
7.8.1
Kabels en leidingen
Naast de in het kader van externe veiligheidsaspecten relevante leidingen, kunnen er ook
andere leidingen zijn die planologisch relevant zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om drinkwaterleidingen of riool(pers)leidingen. In het noorden van het gebied ligt een rioolpersleiding. Deze leiding is, inclusief een beschermingszone van twee maal 3 meter, opgenomen
op de verbeelding.
In of in de nabijheid van het projectgebied zijn verder geen kabels en leidingen aanwezig
die planologisch relevant zijn.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
62
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
63
8
JURIDISCHE OPZET
8.1
Inleiding
In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze de hiervoor beschreven, gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de geometrische plaatsbepaling (verbeelding) en de
regels.
Karakter van het plan
Voor de ontwikkeling van het woongebied is gekozen voor een gedetailleerde eindbestemming, waaraan een directe bouwtitel kan worden ontleend. Zowel de beoogde locatie van de Regenboogschool, nieuwe sportvoorziening en de woningen zijn voorzien van
een eindbestemming, waarbinnen bouwvlakken zijn ingetekend.
Omdat er nog geen definitief bouwplan aan de ontwikkeling ten grondslag ligt, is gekozen
voor een flexibele, doch gedetailleerde eindbestemming. Zodoende wordt de nodige
‘speelruimte’ behouden, zonder dat dit ten koste gaat van de rechtszekerheid van omwonenden. Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een deel van de bestaande sportvelden. Hier is op termijn een transformatie naar woningbouw denkbaar.
Het onderhavige plan is opgesteld conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) die door het rijk is opgesteld in het kader van het project Digitale
Uitwisseling van Ruimtelijke Plannen (DURP), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) die bindende afspraken en aanbevelingen bevat, en het coderingssysteem InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO 2012).
Geometrische plaatsbepaling
Door middel van een combinatie van begrenzingen, coderingen, arceringen en/of kleuren,
is in de geometrische plaatsbepaling (verbeelding) de verdeling aangegeven van de diverse binnen het plangebied onderscheiden bestemmingen. Hiernaast bevat de geometrische
plaatsbepaling aanduidingen die gelezen moeten worden in samenhang met de bebouwingsbepalingen, die voor de onderscheiden bestemmingen zijn gegeven.
Regels
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de
toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op
te richten bouwwerken.
De regels zijn onderverdeeld in vier paragrafen, te weten:

Inleidende regels (hoofdstuk I);

Bestemmingsregels (hoofdstuk II);

Algemene regels (hoofdstuk III);

Overgangs- en slotregels (hoofdstuk IV).
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
64
8.2
Toelichting op de regels
8.2.1.
Hoofdstuk I Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is
hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Begrippen
Artikel 1 geeft de definities van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor
wordt de interpretatie daarvan vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.
Met de begripsbepaling “Peil” wordt aangegeven vanaf welk punt de aangegeven hoogte
van bouwwerken gemeten dient te worden. Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang
direct grenst aan de weg geldt dat gemeten wordt vanaf de kruin van de weg (ter plaatse
van de hoofdtoegang).
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de in het plan voorkomende maten dienen te worden bepaald.
8.2.2.
Hoofdstuk II Bestemmingsregels
In deze paragraaf van de regels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld.
In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en
welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar wenselijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Bij de opzet van de artikelen over de bestemmingen is een vaste indeling aangehouden
teneinde het overzicht en daarmee de duidelijkheid te vergroten. De volgende onderdelen
worden onderscheiden:
Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd.
Bouwregels
In dit onderdeel zijn regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Het eerste lid bevat in ieder geval regels omtrent toegestane bouwwerken welke als "recht" kunnen
worden opgericht. Bij de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Indien van toepassing is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af
te wijken van de bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In dit lid worden indien van toepassing bestemmingsspecifieke gebruiksregels opgenomen.
In ieder geval gelden de in Hoofdstuk III opgenomen Algemene gebruiksregels. In voorkomende gevallen is de mogelijkheid opgenomen om (onder voorwaarden) af te wijken van de
specifieke gebruiksregels.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
65
In paragraaf 8.2.5 wordt verder ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen.
8.2.3.
Hoofdstuk III Algemene regels
Antidubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het
verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog
kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet
opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen
kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen
zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook beperking van bouwmogelijkheden als gevolg
van milieuwetgeving, de geldende Keur van het Waterschap Rivierenland.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is in algemene zin aangegeven wanneer sprake is van strijdig gebruik met de
regels uit het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een
aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk
maakt.
Algemene wijzigingsregels
Een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden opgenomen voor geringe veranderingen
in de plaats, ligging en/of afmeting van bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 m. Hiernaast is
een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanpassen van de als bijlage bij de regels
opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien
toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregels.
8.2.4.
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond
bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet
of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
66
8.3
Bestemmingsgewijze toelichting
8.3.1.
Algemeen
Bouw- en goothoogte
In de bouwbepalingen van de verschillende bestemmingen of op de verbeelding is aangegeven wat de maximale bouw- en goothoogte is. Voor de bestemming “Wonen” geldt in
principe een standaard bouw- en goothoogte. Deze is niet op de verbeelding aangegeven.
Bijbehorende bouwwerken
Bij woningen is een bijgebouwen regeling opgenomen. Bijbehorende bouwwerken in de
vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd op
het achtererfgebied, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 80 m2. Uitbouwen
in de vorm van erkers, toegangs- en tochtportalen op het voorerfgebied zijn onder voorwaarden toegestaan.
8.3.2.
Bestemmingen
Groen
Voor structurerend groen is de bestemming ‘Groen’ opgenomen. Aangeven is dat ter plaatse geen gebouwen mogen worden opgericht, met uitzondering van straatmeubilair. Het
groene karakter van deze gronden dient, binnen in het plan gestelde voorwaarden, zoveel
mogelijk behouden te blijven. Binnen de bestemming is onder andere de aanleg mogelijk
van groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Het gaat hierbij
nadrukkelijk om een vorm van medegebruik, wat betekent dat niet de gehele groenbestemming mag worden verhard.
Gemengd
De als ‘Gemengd’ bestemde gronden zijn bestemd voor sociale, culturele, medische, religieuze, educatieve en overheidsvoorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken en
erven. Deze bestemming is opgenomen voor de beoogde locatie van de nieuwe Regenboogschool. Het gebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd, met een maximum grondoppervlak van 1.500 m2. Daarnaast is de maximaal toegestane hoogte op de verbeelding aangegeven. Naast de nieuwbouw van de Regenboogschool, is het mogelijk binnen de bestemming ‘Gemengd’ maximaal 2 nieuwe woningen te
bouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’. Voor de woningen gelden de
bouwregels zoals opgenomen in de bestemming ‘Wonen’.
Sport
De in het plangebied voorkomende sportvoorzieningen, waaronder korfbalvereniging
HKC, zijn als ‘Sport ‘ bestemd. Middels een specifieke aanduiding is aangegeven om
welke functie het gaat. Door middel van een bouwvlak is aangegeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd; daarbuiten is geen bebouwing toegestaan.
Binnen het bouwvlak is een bebouwingspercentage aangegeven, welke aangeeft wat de
maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak is. Ook de maximaal toegestane hoogte is op de verbeelding aangegeven. Tevens zijn voor andere
bouwwerken in de regels maximale hoogtematen opgenomen.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
67
Tuin
De private gronden die grenzen aan het openbaar gebied en welke in principe onbebouwd
dienen te blijven zijn bestemd als ‘Tuin’. Parkeren ten behoeve van de functies op het eigen
perceel is onder voorwaarden mogelijk binnen de bestemming. Bijbehorende bouwwerken,
zoals bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn op deze gronden niet mogelijk. Erkers zijn ten
behoeve van de aangrenzende bebouwing tot een bepaalde maatvoering toegestaan.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals erfafscheidingen) geldt een maximale
hoogte van 1 m. Vlaggenmasten mogen tot een hoogte van 6 m worden opgericht.
Verkeer – Verblijfsgebied
De ontsluitingswegen in het plangebied hebben een specifieke verkeersbestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ gekregen. Deze categorie wegen heeft door de inrichting en beperkte rijsnelheid een sterker verblijfskarakter met een ondergeschikte rol voor verkeer.
Binnen deze bestemmingen zijn onder andere parkeer-, groen- en speelvoorzieningen alsmede waterberging en watergangen mogelijk.
Water
De bestemming ‘Water’ is opgenomen voor de bestaande watergangen in het plangebied.
Ten behoeve van de bestemming mogen overige bouwwerken worden opgericht zoals
(keermuren, oeverbeschoeiing, duikers en bruggen).
Wonen
Voor de te ontwikkelen woningen is een bestemming ‘Wonen’ opgenomen. Binnen deze
bestemming is wonen toegestaan, alsmede aan huis gebonden beroepen. Voor de bebouwingsmogelijkheden wordt een onderscheid gemaakt in het hoofdgebouw van de woning, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.
Hoofdgebouwen
In het voorliggende bestemmingsplan is een bestemming ‘Wonen’ opgenomen voor het
te ontwikkelen woongebied. Binnen deze bestemming zijn bouwvlakken opgenomen,
waarbinnen niet meer dan 23 nieuwe woningen gerealiseerd mogen worden. De toegestane woningtypen (twee-)aaneengebouwd, vrijstaand en/of gestapeld. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’.
Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken. De diepte van
twee-aaneengebouwde woningen mag ten hoogste 12 meter bedragen en voor vrijstaande woningen 15 meter. Daarnaast mag de goot- en bouwhoogte van de grondgebonden
woningen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 meter. Voor de gestapelde
woningen is een afwijkende bouwhoogte opgenomen.
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient bij vrijstaande woningen ten minste 3
meter te bedragen. Voor twee-aaneengebouwde woningen dient deze afstand ten minste
1,5 meter te bedragen.
Bijbehorende bouwwerken
Buiten het hoofdgebouw mogen op het perceel zowel binnen als buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht dit betreft bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen, met uitzondering van erkers alleen op het achtererfgebied worden gerealiseerd. Dit betreft het “erf aan de achterkant en de niet naar de openBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
68
baar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het
hoofdgebouw”. De maximale maatvoering voor bijbehorende bouwwerken is gelimiteerd:

het oppervlak voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag per perceel maximaal 80
m2 bedragen;

hiernaast mag maximaal 30 m2 per perceel overkapt worden.
Het maximum te bebouwen oppervlak voor bijbehorende bouwwerken geldt per perceel.
Voor het berekenen hiervan moeten zowel de bijbehorende bouwwerken binnen als buiten
het bouwvlak worden meegeteld. Tevens geldt dat het gedeelte van het perceel dat is gelegen buiten het bouwvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd of overdekt.
Voor bijbehorende bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 6 m en een maximale
goothoogte van 3 m.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen, is een maximale maatvoering opgenomen. Hierbij is bepaald dat erfafscheidingen in het achtererfgebied tot een
hoogte van 2 m mogen worden opgericht. In het voorerfgebied geldt dat erfafscheidingen
ter plaatse tot 1 m hoogte mogen worden opgericht.
Leiding - Riool
In het noorden van het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Voor deze leiding is de
dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ opgenomen. Deze gronden zijn primair bestemd voor
een rioolpersleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere bouwwerken. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwbepalingen voor de
bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming, op voorwaarde
dat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Ter plaatse van de dubbelbestemming
is een (omgevings)vergunning vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden die de
belangen van de leidingbeheerder kunnen schaden.
Waarde – archeologische verwachting 9
De dubbelbestemming ‘Waarde – archeologische verwachting 9’ is opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor een aantal
werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
69
9
OVERLEG EN INSPRAAK
9.1
Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand
aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt
gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan
plaatsgevonden op XX-XX-2013 in het Kompas en via de gemeentelijke website.
9.2
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt, conform de gemeentelijke inspraakverordening,
voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn wordt een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of
mondeling te reageren op het bestemmingsplan.
De ontvangen inspraakreacties worden samengevat en beantwoord, waarvan in deze
toelichting te zijner tijd verslag zal worden gedaan.
9.3
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Conform ex artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij
de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke
in het plan in het geding zijn.
In dit kader zal het voorontwerpbestemmingsplan voor advies worden toegezonden aan
de volgende instanties:
Provincie Zuid-Holland;
Waterschap Rivierenland;
Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid.
De ontvangen overlegreacties zullen worden samengevat en beantwoord, waarvan in
deze toelichting te zijner tijd verslag zal worden gedaan.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
70
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
71
10
UITVOERBAARHEID
10.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet onder meer in de bouw van een nieuw schoolgebouw en een nieuwe sportvoorziening. Nieuwbouw is benodigd om voor de toekomst
een goed voorzieningenniveau te kunnen behouden. Het bouwen van een nieuwe school
is per saldo voordeliger en op lange termijn duurzamer dan het verbouwen van de huidige school. Onderzoek heeft aangetoond dat de investeringskosten voor verbouw op korte
termijn lager uitvallen, maar dat op termijn opnieuw een forse investering nodig zal zijn.
Bovendien kan nieuwbouw dichter aansluiten bij de huidige eisen die het onderwijs aan
de huisvesting stelt. Zodoende wordt de nieuwbouw van het schoolgebouw en sportvoorziening maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
De voorgenoemde ontwikkelingen bieden bovendien de mogelijkheid het gebied rondom
de Pieter de Hooghstraat te herontwikkelen naar een kwalitatief hoogwaardig woongebied c.q. voorzieningencluster, aansluitend op de ontwikkeling van de wijk Morgenslag.
Om deze kwaliteitsslag te maken is door Space Value een stedenbouwkundige verkavelingsschets opgesteld, die in de gemeenteraad is behandeld. Gelet hierop wordt het plan
maatschappelijk uitvoerbaar geacht. In de bestemmingsplanprocedure wordt bovendien
op diverse momenten de gelegenheid geboden aan een ieder om een reactie op het plan
in te dienen. Zie ook hoofdstuk 9 van deze toelichting.
10.2
Financiële uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding
van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de
aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden
verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd
in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De gronden waarop de beoogde ontwikkelingen plaatsvinden zijn volledig in handen van
de gemeente. Zodoende is het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.
10.3
Handhavingsaspecten
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De
primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De gemeente heeft een handhavingsnota.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, aanwezige flora en bebouwing)
van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk
mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysBestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
72
teem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit
bestemmingsplan heeft een grondige inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie.
Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke
weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is
de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de
gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan
optreden.
Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot
uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel
het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch
zeker betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het plan instrumenten opgenomen waarmee kan worden getoetst. Genoemd wordt de mogelijkheid af te wijken van het bestemmingsplan en toepassing te geven aan de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Zodoende wordt een toetsing mogelijk
gemaakt voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken
en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van
de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bestemmingsplan “Regenboogschool – Sportvoorziening”
Toelichting
Voorontwerp
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Artikel 2
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Wijze van meten
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
BESTEMMINGSREGELS
Groen
Gemengd
Sport
Tuin
Verkeer - Verblijf
Water
Wonen
Leiding - Riool
Waarde - Archeologische verwachting 9
9
9
10
13
15
17
19
20
23
25
Hoofdstuk 3
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelbepaling
Algemene bouwregels
Algemene gebruiksregels
Algemene afwijkingsregels
Algemene wijzigingsregels
29
29
30
31
32
33
Hoofdstuk 4
Artikel 17
Artikel 18
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Slotregel
35
35
36
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1:
Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
1
1
7
1
HOOFDSTUK 1
Artikel 1
1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
plan:
het
bestemmingsplan
Regenboogschool
Sportvoorziening
met
identificatienummer
NL.IMRO.0523.BP2015REGENBOOG-VO01 van de gemeente Hardinxveld- Giessendam;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw
aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is
gebouwd;
1.7
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het
vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de bewoner van de woning;
1.8
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of
kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning,
waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9
achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan
1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.10
afwijking
het afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke
ordening;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
2
1.11
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12
bebouwingspercentage
het percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden
bebouwd;
1.13
begane grondlaag
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer ter hoogte van het peil is gelegen;
1.14
bestaand
a. bij bouwwerken: bebouwing aanwezig of legaal in aanbouw ten tijde van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan, dan wel bebouwing die nadien kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;
b. bij gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17
bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een
dak;
1.18
bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
1.20
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van zolder en onder de begane grondlaag
gelegen gebouwdelen;
1.22
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
3
1.23
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.24
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van
bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt
in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.26
brutovloeroppervlakte
de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een
(dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.27
commerciële activiteiten
activiteiten met winstoogmerk;
1.28
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29
detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk
ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De
detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de
(niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of
groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als
hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.
1.30
erf
het al dan niet bebouwde perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en binnen het
bestemmingsvlak, maar buiten het bouwvlak ligt;
1.31
erker
een grondgebonden uitbouw van het hoofdgebouw van een woning gelegen in of vóór het verlengde
van de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw;
1.32
evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, die in een gebouw en/of in de openbare
ruimte wordt gehouden;
1.33
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
4
1.34
gebruik(-en)
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.35
gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.36
handel in en verkoop van goederen en diensten via internet
bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen
en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegen anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waar vrijwel uitsluitend een elektronische transactie
tot stand komt, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.37
hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
bestemming van een perceel en door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming,
als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.38
maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.39
maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische (met uitzondering van een ziekenhuis), sociale en
levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Onder
maatschappelijke voorzieningen vallen in ieder geval: bibliotheken, peuterspeelzalen, kinderopvang,
naschoolse opvang, zorginstellingen, scholen en verenigingsleven;
1.40
maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor
bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.41
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.42
nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op
het woon- en leefklimaat;
1.43
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.44
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
5
1.45
omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels
een vergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;
1.46
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde
een wand;
1.47
peil
a. voor een bouwwerk, dat direct aan de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang
direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;
b. voor een bouwwerk dat (ook) in het talud van de dijk wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de
van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
c. indien volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter
plaatse van het bouwwerk;
d. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse
voor het bouwrijp maken van het terrein;
1.48
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen;
1.49
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt ieder geval begrepen (al dan niet in combinatie met
elkaar):
a.
b.
c.
d.
e.
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
een seksbioscoop of sekstheater;
een seksautomatenhal;
een sekswinkel;
seksclub of parenclub;
1.50
slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
1.51
speeltoestel
een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht
of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.52
speelvoorziening
een voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speel- en recreatiemogelijkheden buiten te
bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar;
1.53
sportvoorziening
voorzieningen ten behoeve van sport- en/of spelbeoefening alsmede ten behoeve van het geven van
bewegingsonderwijs;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
6
1.54
Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en
instellingen;
1.55
straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare voorzieningen, zoals:
1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van
ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten
behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
4. afvalinzamelsystemen.
1.56
twee-aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één
zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
1.57
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.58
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.59
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een
weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als
voorgevel moet worden aangemerkt;
1.60
vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van andere hoofdgebouwen;
1.61
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.62
woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de
huisvesting van één huishouden;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
7
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan
de hoge zijde van het dak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel. In geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de lage zijde van het
dak;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.5
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.6
de afstand van een bouwwerk:
a. de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij
de perceelsgrens gelegen punt van het bouwwerk tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en
haaks op de perceelsgrens;
b. de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens tussen de zijdelingse grens
van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
8
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
9
HOOFDSTUK 2
Artikel 3
3.1
BESTEMMINGSREGELS
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
groenvoorzieningen, bermen en overige beplanting;
paden;
speelvoorzieningen;
straatmeubilair;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
bij een en ander behorende gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet
toegestaan;
b. de bouwhoogte van de onder 3.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Ten aanzien van de in artikel 6.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
de volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:
1. speeltoestellen: 5 m;
2. straatmeubilair: 3 m;
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
10
Artikel 4
4.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
maatschappelijke voorzieningen;
horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen;
woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
paden, wegen en (fiets)parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
straatmeubilair;
tuinen, erven en groenvoorzieningen;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de
totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer dan 900 m2 bedraagt;
b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in artikel 4.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
de volgende bouwregels:
a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
1. vlaggenmasten en lichtmasten: 8 m;
2. speeltoestellen: 5 m;
3. overige straatmeubilair: 3 m;
4. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m.
4.2.3
Woningen
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.1 en lid 4.2.2 gelden voor woningen als bedoeld in lid 4.1
onder c de bouwregels als bedoeld in lid 9.2 van deze regels, met dien verstande dat het aantal
woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' niet meer dan 2 bedraagt.
4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
4.2.3, met inachtname van het bepaalde in lid 9.3 'Afwijken van de bouwregels'.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
11
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
toegestaan gebruik
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden
beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met
de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten
hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de
bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
4.4.2
Niet toegestaan gebruik
De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen,
behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende
beroepsactiviteit.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
9.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen
en diensten via internet, mits:
a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten
binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de
brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet
meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de
bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als
categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de
omgeving;
c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of
een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat
worden uitgeoefend;
e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten
behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de
bedrijfsactiviteit;
g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische
installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en
parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient
plaats te vinden, en
2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende
woning mogen plaatsvinden;
i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf;
j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
12
4.6
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
a. de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de
perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
13
Artikel 5
5.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen;
b. sportterreinen, ijsbanen, sportverenigingen en daarmee naar aard vergelijkbare voorzieningen,
met bijbehorende kantinevoorzieningen uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit;
c. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder zoals groen, parkeervoorzieningen,
nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen per bouwvlak mag niet meer bedragen
dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
de volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erfafscheidingen: 2 m;
2. lichtmasten: 15 m;
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 8 m.
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1
Strijdig gebruik
Niet toegestaan is het gebruik of laten gebruiken van de voor 'Sport' aangewezen gronden of
bouwwerken ten behoeve van evenementen en commerciële activiteiten.
5.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van: het gestelde
onder 5.3.1 en toestaan dat de voor 'Sport' aangewezen gronden of bouwwerken gebruikt worden ten
behoeve van evenementen en commerciële activiteiten, onder voorwaarde dat:
b.
c.
d.
e.
het evenement maximaal 7 aaneengesloten dagen duurt;
het aantal evenementen per jaar maximaal 4 bedraagt;
commerciële activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit;
de belangen van de gemeente, eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden
niet onevenredig worden geschaad;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
14
f.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
15
Artikel 6
6.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
tuinen;
parkeren op eigen terrein;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in artikel 6.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
b. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van
erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen
toegestaan, mits:
1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m
bedraagt;
3. voor zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte
maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in artikel 6.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
de volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erfafscheidingen: 1 m;
2. pergola's: 3 m;
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6.2.1 onder a voor een uitbreiding van een op de aangrenzende grond aanwezig hoofdgebouw
zijnde een woning, dan wel het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of
uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen
hoofdgebouwen, mits:
a. de uitbreiding van het hoofdgebouw (woning) voldoet aan de hoogte- en afstandsbepalingen als
bepaald in artikel 14 (Wonen) van de planregels.
b. de totale oppervlakte aan aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen die op de
aangrenzende gronden maximaal mag worden gebouwd, niet wordt overschreden, de goothoogte
maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
16
6.3.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6.2.2 onder b en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een
bouwhoogte van maximaal 2 m.
6.3.3
Voorwaarden afwijken
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 en 6.3.2 kan slechts worden verleend, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1
Toegestaan gebruik
a. Parkeren op eigen terrein als bedoeld in artikel 6.1 onder b. is toegestaan, voor zover het betreft
de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende
bestemming en de openbare weg zelf, indien deze zone wordt gebruikt als oprit naar een
overkapping of garage.
b. Parkeren op eigen terrein als bedoeld in artikel 6.1 onder b. is tevens toegestaan in het gedeelte
van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens is toegestaan mits dit gedeelte
minimaal 2,5 m. breed is.
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6.4 voor het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuin en vóór de woning, mits:
a. het parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in 6.4;
b. elders op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn;
c. in de directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
17
Artikel 7
7.1
Verkeer - Verblijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
erftoegangswegen;
fiets- en voetpaden;
voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en speeltoestellen;
straatmeubilair;
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en watergangen;
bij een en ander behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet
toegestaan;
b. de bouwhoogte van de onder 7.2.1 onder a bedoelde gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Ten aanzien van de in artikel 7.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
de volgende bouwregels:
a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal bedragen voor:
1. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en
regeling van het verkeer: 3 m;
2. in afwijking van het bepaalde onder b. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor
reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte
van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te
worden aangehouden;
3. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het
verkeer: 15 m;
4. vlaggenmasten: 6 m;
5. speeltoestellen: 5 m;
6. overige bouwwerken: 1 m.
7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Toegestaan gebruik:
Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen,
weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover
daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en
deze is verleend.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
18
7.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde
straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de
omvang van overige bouwwerken.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
19
Artikel 8
8.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterhuishoudkundige doeleinden;
b. waterberging, waterpartijen, watergangen en oeverstroken;
c. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, ten behoeve van de waterafvoer
en waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
d. bij een en ander behorende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
waaronder bruggen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en
dammen.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:
a. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
8.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de
volgende bouwregels:
a. het bouwen van steigers is niet toegestaan;
b. de bouwhoogte van voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag
maximaal bedragen voor:
1. bruggen: 8 m;
2. voorzieningen voor de waterwegaanduiding en - geleiding: 5 m
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
20
Artikel 9
9.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
tuinen en erven;
paden;
parkeren op eigen terrein;
bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Hoofdgebouwen
Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende
bouwregels:
a.
b.
c.
d.
e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
het aantal woningen mag ten hoogste 23 bedragen;
de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder c en d mag de bouwhoogte van gestapelde woningen ten
hoogste 10,5 m bedragen;
f. de toegelaten woningtypen zijn gestapeld, vrijstaand, twee-aaneengebouwd en aaneengebouwd;
g. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
h. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
i. de diepte van gestapelde en aaneengebouwde woningen mag ten hoogste 10 m bedragen;
j. de diepte van twee-aaneengebouwde woningen mag ten hoogste 12 m bedragen;
k. de diepte van vrijstaande woningen mag ten hoogste 15 m bedragen;
l. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 3 m te
bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
indien deze minder is dan 3 m.
m. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aan-eengebouwde woningen dient ten
minste 1,5 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse
perceelsgrens indien deze minder is dan 1,5 m.
9.2.2
Bijbehorende bouwwerken
Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende
bouwregels:
a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied, met dien
verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen
worden gebouwd, mits:
1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m
bedraagt;
3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte
maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
21
b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan
respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
c. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50%
worden bebouwd of overdekt;
d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
9.2.3
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de
volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
3. pergola's: 3 m;
4. vlaggenmasten: 6 m;
5. palen en masten: 10 m;
6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
9.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. artikel 9.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied;
b. artikel 9.2.2 onder d en e indien:
1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet
kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit;
2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld, waarbij geldt dat
burgemeester en wethouders in ieder geval advies inwinnen bij de welstandscommissie of
ingeval van een monument bij de Monumentencommissie;
c. artikel 9.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied
tot ten hoogste 2 m;
alle mits:
1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.4
Specifieke gebruiksregels
9.4.1
Toegestaan gebruik
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden
beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met
de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten
hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de
bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
22
9.4.2
Niet toegestaan gebruik
De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen,
behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende
beroepsactiviteit.
9.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
9.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen
en diensten via internet, mits:
a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten
binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de
brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet
meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de
bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als
categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de
omgeving;
c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of
een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat
worden uitgeoefend;
e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten
behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de
bedrijfsactiviteit;
g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische
installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en
parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient
plaats te vinden, en
2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende
woning mogen plaatsvinden;
i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf;
j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.6
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
a. de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de
perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
23
Artikel 10
10.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van een ondergrondse
rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - riool" met de daarbij behorende
belemmeringenstrook met een breedte van 4 m.
10.1.1 Rangorde bestemmingen
Indien de belangen van de in lid 10.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van
een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:
1. Leiding - Riool;
2. Waarde - Archeologische verwachting 9.
10.2
bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 13) mag alleen ten
behoeve van deze bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van
de leidingbeheerder.
10.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van
werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of
werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen
van gronden;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en
andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten
van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
24
10.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt slechts verleend, indien door het uitvoeren
van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct,
hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid
van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen
van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
10.4.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de
leidingbeheerder.
10.4.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in 10.4.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:
a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
25
Artikel 11
11.1
Waarde - Archeologische verwachting 9
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar
verwachting aanwezige archeologische waarden.
11.1.1 Rangorde bestemmingen
Indien de belangen van de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van
een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:
1. Leiding - Riool;
2. Waarde - Archeologische verwachting 9.
11.2
Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken
Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of
in de in lid 11.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 10.000 m2 of meer en dieper dan 0,3 m
gelden de volgende regels:
a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de
omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden
overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld, en
b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de
omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder
geval behoren:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de
bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
archeologisch deskundige;
c. de in 11.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
11.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige
aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het
bepaalde in lid 11.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en
wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een
oppervlakte van meer dan 10.000 m2:
a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
26
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen
en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de
daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
f. het ophogen en egaliseren van gronden;
g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
11.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:
a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een
archeologisch deskundige;
c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet
ingrijpende betekenis zijn;
d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
11.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 wordt slechts verleend, indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of
kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet
onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige
opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders
in voldoende mate is vastgesteld.
11.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het
belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden
kunnen in ieder geval behoren:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem
kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en
wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
27
11.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch
deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische
verwachting 9' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het
voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of
afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen,
daartoe aanleiding geeft.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
28
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
29
HOOFDSTUK 3
Artikel 12
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
30
Artikel 13
13.1
Algemene bouwregels
Bestaande maten
Voor een bestaand bouwwerk dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan
de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of bebouwingspercentage
afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter
plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien
verstande dat:
a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse
van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse
van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
c. ingeval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de
herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 17 niet van toepassing.
13.2
Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en
bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
13.3
Ondergronds bouwen
Daar waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen zijn de
regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
13.4
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
31
Artikel 14
14.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten
aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval:
a. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik
verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en
vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik
verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van
prostitutie.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
32
Artikel 15
15.1
Algemene afwijkingsregels
Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages
en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 15% van de
goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is
toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c. de regels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe
mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van
kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten
wordt vergroot tot maximaal 40 m;
e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot maximaal
10 m, voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
15.2
Voorwaarden afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.1, kan slechts worden verleend, mits:
a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
33
Artikel 16
16.1
Algemene wijzigingsregels
Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe
veranderingen in de plaats, ligging en afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van
de volgende voorwaarden:
a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet
onevenredig worden geschaad;
c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig
worden geschaad.
16.2
Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van
bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:
a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling
van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van
soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
34
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
35
HOOFDSTUK 4
Artikel 17
17.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld
onder a met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
36
Artikel 18
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Regenboogschool Sportvoorziening.
Bestemmingsplan "Regenboogschool - Sportvoorziening"
Regels
Voorontwerp
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1:
Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
SBI-CODE
2008
nr
OMSCHRIJVING
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016
0
Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016
2
- algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m²
B
016
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B
KI-stations
B
0162
CATEG
ORIE
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
101
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B
1052
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B
1071
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 B
kg meel/week
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821
3
- Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met B
p.o. < 200 m²
10821
6
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
B
1102
1104
13
t/m
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
139
Vervaardiging van textielwaren
B
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B
14
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141
Vervaardiging kleding van leer
B
141
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
C
16
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT,
RIET, KURK E.D.
162
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < B
200 m2
162902
58
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
UITGEVERIJEN,
DRUKKERIJEN
OPGENOMEN MEDIA
B
EN
REPRODUCTIE
VAN
581
Uitgeverijen (kantoren)
A
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B
Grafische afwerking
A
1814
A
1814
B
Binderijen
B
1813
Grafische reproductie en zetten
B
1814
Overige grafische activiteiten
B
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
A
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN
GIPSPRODUCTEN
231
Glasbewerkingsbedrijven
C
B
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237
2
- zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m²
B
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B
2391
25
-
VERVAARD.
EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL
(EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
251, 331
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2
255, 331
B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2
B
B
B
2562, 3311 2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2
B
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
B
26, 28, 33
-
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN
INSTRUMENTEN
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
incl. reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
A
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
B
322
Muziekinstrumentenfabrieken
B
32991
Sociale werkvoorziening
B
35
-
PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN
WARM WATER
35
C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
B
35
C1 - < 10 MVA
35
D0 Gasdistributiebedrijven:
35
D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A
A
35
D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
B
35
E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35
E2 - blokverwarming
36
-
36
B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36
B1 - < 1 MW
41, 42, 43
-
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
3
Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2
45, 47
-
HANDEL/REPARATIE
VAN
BENZINESERVICESTATIONS
451,
454
452,
B
B
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
B
AUTO'S,
B
MOTORFIETSEN;
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
B
Autobeklederijen
A
45205
Autowasserijen
B
453
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B
45204
46
B
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461
Handelsbemiddeling (kantoren)
A
4634
Grth in dranken
C
4635
Grth in tabaksproducten
C
4636
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
C
4637
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
C
464, 46733
Grth in overige consumentenartikelen
C
46499
0
Grth in vuurwerk en munitie:
46499
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
4673
0
Grth in hout en bouwmaterialen:
5153
1
- algemeen
C
4673
2
- indien b.o. =< 2000 m2
B
5153.4
4
zand en grind:
46735
6
- indien b.o. =< 200 m²
4674
0
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
- algemeen
C
4674
2
- indien b.o. =<2.000 m²
B
C
B
4676
466
Grth in overige intermediaire goederen
2
466, 469
Grth in machines
bouwnijverheid
en
apparaten,
C
exclusief
machines
voor
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
de C
C
47
-
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
47
A
Detailhandel voor zover n.e.g.
A
471
Supermarkten, warenhuizen
B
4722, 4723
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken
A
4724
Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel
A
4773, 4774
Apotheken en drogisterijen
A
4778
Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt
A
952
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
A
55
-
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5510
Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra
A
561
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, A
viskramen e.d.
563
1
Café's, bars
A
563
2
Discotheken, muziekcafé's
B
5629
Kantines
A
562
Cateringbedrijven
B
49
-
493
494
VERVOER OVER LAND
Taxibedrijven
1
495
B
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< C
1.000 m²
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
B
50, 51
-
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
50, 51
A
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
52
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
5221
1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
C
5222
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
A
791
Reisorganisaties
A
5229
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
A
53
-
531, 532
61
A
A
POST EN TELECOMMUNICATIE
Post- en koeriersdiensten
C
Telecommunicatiebedrijven
A
61
B0 zendinstallaties:
61
B2 - FM en TV
64, 65, 66
-
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
64, 65, 66
A
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
41, 68
-
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
41, 68
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
77
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN,
ROERENDE GOEDEREN
B
B
A
MACHINES,
ANDERE
7711
Personenautoverhuurbedrijven
B
7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)
C
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
772
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
C
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
A
58, 63
B
Datacentra
B
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
722
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
63, 69t/m71, 73, 74, 77,
78, 80t/m82
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69t/m71, A
73, 74, 77,
78, 80t/m82
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
A
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
A
84
-
OPENBAAR
BESTUUR,
VERZEKERINGEN
84
A
Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
A
Brandweerkazernes
C
8425
85
-
OVERHEIDSDIENSTEN,
A
SOCIALE
ONDERWIJS
852, 8531
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs
B
8532,
855
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
B
854,
86
-
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8621, 8622,
8623
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
A
8691, 8692
Consultatiebureaus
A
871
1
Verpleeghuizen
B
8891
2
Kinderopvang
B
37, 38, 39
-
MILIEUDIENSTVERLENING
3700
B
rioolgemalen
94
-
DIVERSE ORGANISATIES
B
941, 942
Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
A
9491
Kerkgebouwen e.d.
B
B
94991
A
Buurt- en clubhuizen
59
-
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
5914
Bioscopen
C
9004
Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen
C
8552
Muziek- en balletscholen
B
85521
Dansscholen
B
9101, 9102
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.
A
931
0
Zwembaden: overdekt
C
931
A
Sporthallen
B
931
B
Bowlingcentra
B
931
0
Schietinrichtingen:
931
2
- binnenbanen: boogbanen
A
931
F
Sportscholen, gymnastiekzalen
B
9200
Casino's
C
92009
Amusementshallen
B
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
96013
A
Wasverzendinrichtingen
B
96013
B
Wasserettes, wassalons
A
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
A
Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra
A
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
B
Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
A
9602
9603
0
9313, 9604
9609
B
Verbeelding