In dit landelijk rapport, lees je terug welke best-practices de

Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA
Parels delen
Cyclus 1 (pilot), 2014
Colofon
Het Kwaliteitsnetwerk FPA is een gezamenlijk initiatief van alle Forensisch Psychiatrische
Afdelingen. Het project wordt gecoördineerd door het Expertisecentrum Forensische
Psychiatrie en is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het programma Kwaliteit
Forensische Zorg.
Voor meer informatie over het Kwaliteitsnetwerk FPA of over andere Kwaliteitsnetwerken, kunt u contact opnemen met het EFP via 030-2910010.
Dit instellingsrapport is opgesteld door:
Expertisecentrum Forensische Psychiatrie
Churchilllaan 11
3527 GV Utrecht
www.efp.nl
Opmaak/ontwerp: Ted Heijmans / Heijmans Reclame
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Wat is het Kwaliteitsnetwerk FPA?
4
Lijst deelnemende instellingen
7
Parels en Oesters in het FPA veld
8
Waar zijn de FPA’s goed in?
8
Welke uitdagingen liggen er?
9
Wat levert het thema op?
10
Over de percentages
11
Personeel, Patiënten en Familie
13
Top & Tips
13
Voorbeeld van Parels
14
Veiligheid en Risicomanagement
15
Top & Tips
15
Voorbeeld van Parels
16
Zorgprogramma
17
Top & Tips
17
Voorbeeld van Parels
18
In-, Door- en Uitstroom
19
Top & Tips
19
Voorbeeld van Parels
20
Evaluatie en ambitie eerste cyclus Kwaliteitsnetwerk
21
Onderzoek Kwaliteitsnetwerk FPA: het waarom
23
Bijlagen
25
Bijlage 1. Contactenlijst Parels
25
Bijlage 2. Totaal overzicht per standaard
30
Bijlage 3. Onderzoek nulmeting
31
Bijlage 4. Contactenlijst Kwaliteitsnetwerk FPA
33
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
1
2
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Voorwoord
Voor u ligt het landelijk rapport van de eerste cyclus van het Kwaliteitsnetwerk FPA, waarmee in 2014 een pilot in 6 Forensisch Psychiatrische
Afdelingen (FPA) heeft plaatsgevonden.
In het afgelopen jaar is door de FPA’s hard gewerkt aan dit Kwaliteitsnetwerk FPA; een
innovatieve manier van werken aan kwaliteit. Voor en door professionals, vanuit inspiratie en wederzijdse kennisuitwisseling, en met de patiënt als volwaardige partner.
Deze methodiek is afgeleid van het succesvolle Quality Network for Forensic Mental
Health Services dat in Engeland gebruikt wordt door het College Centre for Quality
Improvement.
Tussen 1 september 2013 en 31 mei 2014 hebben de FPA’s met projectondersteuning vanuit het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) en met financiële ondersteuning
vanuit KFZ, het Kwaliteitsprogramma Forensische Zorg, de methodiek van het Engelse
Kwaliteitsnetwerk vertaald naar de Nederlandse forensische sector. Vervolgens is een eigen set standaarden opgesteld en is een zeer succesvolle pilot uitgevoerd met deze methodiek binnen 6 FPA’s. In de pilot is men op zoek gegaan naar goede praktijkvoorbeelden
(‘parels’), door professionals en patiënten uit verschillende instellingen met elkaar te laten
praten over de zorg binnen hun instelling. Men kijkt daarbij dus over de grenzen van de
eigen instelling heen!
Professionals zijn enthousiast over de methode, vooral ook omdat de inhoud centraal
staat en omdat patiënten als volwaardige partners mee oordelen over de kwaliteit
van de zorg. Dit model geeft de mogelijkheid tot benchmarken en leren van elkaar,
waarmee we de gehele forensische zorg op FPA niveau op een hoger plan brengen.
Onze ambitie daarbij is om tegelijkertijd efficiënter te werken en de kwaliteit van de
forensische zorg te verbeteren.
De resultaten van de eerste cyclus van het Kwaliteitsnetwerk FPA vindt u terug in deze
eerste jaarrapportage. In de komende twee jaren wordt de methodiek verder uitgebouwd, zo is het streven bijvoorbeeld om familie te betrekken bij deze methodiek en
wordt er onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van het Kwaliteitsnetwerk.
De methodiek zoals die nu is gebruikt wordt beschreven en is per oktober beschikbaar
voor het gehele forensische veld. Want: kennis delen is kennis vermenigvuldigen.
Dini Hoenink
Voorzitter stuurgroep Kwaliteitsnetwerk FPA’s
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
3
Introductie:
wat is het Kwaliteitsnetwerk FPA?
Het Kwaliteitsnetwerk is van oorsprong een Engelse methode, die door de
gezamenlijke FPA’s is vertaald naar de Nederlandse forensische context. In
2014 namen 6 FPA’s deel aan een pilot met het Kwaliteitsnetwerk.
Het Kwaliteitsnetwerk is een kwaliteitsverbetermethodiek die gedragen
wordt door professionals en waarbij leren van elkaar voorop staat. Het is
een cyclische methode, die start met het gezamenlijk bepalen van standaarden waarop professionals van instellingen elkaar bevragen.
Het model voor het Kwaliteitsnetwerk ziet er als volgt uit:
Standaarden
bepalen
4
Landelijk rapport
en bijeenkomst
Zelfreview
Reflectie en actie
Reviewdag
Reviewrapport
voor instellingen
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
De cyclus startte met het bepalen van standaarden door professionals. In de pilot
zijn deze gekozen door de deelnemers aan de FPA-dag in november 2013. Belangrijk
bij het bepalen van de standaarden is, dat het niet gaat om minimale eisen waaraan
een instelling in elk geval zou moeten voldoen. Gezocht wordt juist naar een ambitieuze set smart geformuleerde standaarden die aanleiding is voor een gesprek rond de
vraag ‘hoe pakken jullie dat nu aan?’.
De standaarden die in deze eerste cirkel zijn uitgevraagd zijn onderverdeeld in 4 rubrieken:
-Veiligheid en Risicomanagement (gebaseerd op de iFPA -adviezen ‘veiligheid’ en
‘risicotaxatie en risicomanagement’) 1
-In-, door- en uitstroom (gebaseerd op het gelijknamige iFPA-advies)
-Zorgprogrammering (gebaseerd op het gelijknamige iFPA-advies)
-Personeel, patiënten en familie (aanvullende standaarden gekozen uit de Engelse set)
Ook is doorgevraagd op het thema Open cultuur. Hoe verenig je het forensische aspect met een op groei gericht leefmilieu. De informatie die daaruit verkregen werd
kan input vormen voor het ontwikkelen van nieuwe standaarden. De standaarden zijn
inmiddels geëvalueerd. Een adviesraad van professionals zal op basis van deze evaluatie de set standaarden waar nodig aanscherpen of aanvullen.
5
Zelfreview en reviewbezoek
Na het bepalen van de standaarden voerde elke FPA een zelfreview uit, waarbij teams
onderling in gesprek gingen over de wijze waarop de eigen instelling de standaarden
vormgaf. Ook vond er een telefonisch interview plaats tussen een patiëntreviewer die
daartoe was opgeleid en een patiënt vanuit elke FPA. Deze informatie diende vervolgens als input voor de reviewteams.
Elke FPA werd bezocht door een reviewteam bestaande uit 4 professionals en 1 patiëntreviewer vanuit andere FPA’s, ondersteund door een centrale coördinator. Tijdens
het reviewbezoek werden niet alle standaarden expliciet uitgevraagd. Het reviewteam
heeft zich geconcentreerd op interessante aanknopingspunten die naar voren zijn gekomen uit de zelfreview en het patientinterview. Het primaire doel van de reviewdag
was intercollegiaal het gesprek aangaan en leren van elkaar. De gekozen standaarden
vormden het aanknopingspunt voor gesprek.
Na de reviewdag ontving de instelling een instellingsrapport, waarin de uitkomsten
werden weergegeven. De instelling wordt uitgenodigd hierop te reflecteren met de
teams en waar wenselijk verbeteracties uit te zetten. De cyclus wordt afgesloten met
dit landelijke rapport en een landelijke dag op 5 september, waarin de stand van zaken
in de sector (over de deelnemende instellingen) wordt gedeeld en waar parels worden
uitgewisseld.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Reflectie op dit rapport
In dit rapport wordt een stand van zaken weergegeven van de kwaliteit binnen de
deelnemende instellingen op de gekozen standaarden. Ook vindt u hier een overzicht
van de gevonden ‘parels’: de mooie voorbeelden die de reviewteams in de instellingen vonden. Een ‘oester’ is een onderwerp waarop verbetering nodig is; er ligt mogelijk een parel in verscholen, maar dat vergt nog wat werk.
Het Kwaliteitsnetwerk is nadrukkelijk niet gebaseerd op het principe van een audit: het
is dan ook niet de doelstelling van dit rapport om een automatische ‘verbeterplanreflex’ op te wekken. Wij hopen dat FPA’s dit rapport -en het instellingsrapport- gebruiken om gezamenlijk met de teams te reflecteren op de eigen kwaliteit en de eigen
ambities op dat vlak. Op welke fronten wil de afdeling zich ontwikkelen, gezien de
specifieke doelgroep en context?
Ter ondersteuning van eventuele implementaties tref je op www.efp.nl/efp-projecten/Kwaliteitsnetwerk-fpa formats aan voor projectplanning. In de bijlage zijn enkele
voorbeelden opgenomen.
Omdat veel van de medewerkers en ook patiënten hebben deelgenomen aan de
6
cyclus, bevelen wij aan om het rapport breed intern te delen.
1Voor meer informatie over het project “de Ideale FPA”, kijk op www.efp.nl/project-updates/vier-adviezen-ifpa-klaar
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Lijst deelnemende instellingen
Dit landelijke rapport heeft betrekking op de eerste cyclus die in Nederland is uitgevoerd
met het Kwaliteitsnetwerk FPA. Er is zoals je in de introductie kon lezen voor gekozen
om deze eerste cyclus te starten als pilot, met een beperkt aantal deelnemende FPA’s.
De zes deelnemende FPA’s hebben deelgenomen aan het bepalen van de standaarden,
het uitvoeren van de zelfreview, de reviewbezoeken en het ontvangen van het instellingsrapport. Met het ontvangen van dit rapport en het deelnemen aan de FPA-dag op 5
september 2014 is de eerste cyclus ten einde en ligt de schone taak bij deze instellingen
om intern te bezien op welke fronten de teams de kwaliteit willen verbeteren.
De 6 pilotinstellingen zijn:
Altrecht Aventurijn
GGNet
GGZ Noord-Holland Noord
GGZ Westelijk Noord-Brabant
Palier
Radix (onderdeel van Mondriaan)
De 7 overige FPA’s namen geen deel aan de pilot, maar waren wel actief betrokken.
Zo waren alle FPA’s betrokken bij de vaststelling van de standaarden op de FPA-dag in
november 2013 en werden zij middels een nieuwsbrief actief geïnformeerd over de
vorderingen. Daarnaast zijn zij actieve deelnemers op de FPA-dag en ontvangen zij allen het landelijke rapport. Bovendien spelen zij een actieve rol in het wetenschappelijk
onderzoek dat wordt uitgevoerd naar het effect van het Kwaliteitsnetwerk. Voor meer
informatie over het onderzoek zie bladzijde 23.
Deze 7 instellingen zijn:
Kijvelanden
Lentis
Pro Persona
GGZ Friesland
Reinier van Arkel
Vincent van Gogh
Leger des Heils
Het Kwaliteitsnetwerk FPA werd ondersteund door het Expertisecentrum Forensische
Psychiatrie, die het projectmanagement en de backoffice voor haar rekening nam.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
7
Parels en Oesters
in het FPA-veld
Wat doen de FPA’s al heel goed en wat kan er beter? Hieronder geven we een
beeld van de FPA-sector, eerst in woorden en daarna in cijfers. Nieuwsgierig geworden naar welke parels waar in het land liggen? In de bijlage vind
je een volledig overzicht van de verschillende parels die de reviewteams
gevonden hebben. Voor de uitkomsten op de individuele standaarden, verwijzen we je graag naar bijlage 2.
Waar zijn de FPA’s goed in?
Zorg op maat
Zorg op maat bieden staat hoog in het vaandel bij alle FPA’s, de patiënt staat centraal.
Er lijkt een open behandelklimaat te heersen waarbij een respectvolle bejegening
8
een van de pilaren is. Alle instellingen
voldoen hierop. Er wordt gestreefd naar
een leefklimaat dat gericht is op persoonlijke groei van patiënten. Voorts weet 83% van
de instellingen hierbij een open en niet beschuldigende cultuur op afdelingen te creëren
en te bevorderen waardoor men zich vrij voelt om incidenten te melden.
Basisbehandelaanbod
Er staat een gedegen basisbehandelaanbod. De autonomie en persoonlijke groei van
de patiënt wordt hierbij op verschillende manieren gestimuleerd. Zo hebben patiënten
veel eigen inbreng en verantwoordelijkheid, is er een variëteit aan dagbesteding, kunnen ze zelf koken en boodschappen doen. Op dit vlak wordt voortdurend gezocht naar
ontwikkeling en verbetering van de FPA.
Brug bouwen naar de samenleving
Bij alle instellingen zijn er samenwerkingsafspraken zijn met een (forensische) poli of
andere voorziening zoals RIBW’s. Men is
creatief in het vinden van wegen om deze
samenwerking te verbeteren zoals jobrotation voor een dag met deze instellingen.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Ambitie
De FPA’s hebben in een korte tijd veel op de behandelkaart gekregen en zijn ambitieus in dat
opzicht .
Welke uitdagingen liggen er?
Verankering
Er zijn een veel mooie bouwstenen in
het FPA veld, maar wat soms nog lijkt
te missen is de lijm die het een geheel
maakt: een verdieping en soms ook structurering van de behandelmodules met een
koppeling naar risicotaxatie en delictanalyse. Voor
ambitieuze FPA’s die veel plannen hebben geldt het advies de structuur (lijm) niet uit
het oog te verliezen bij het implementeren van de verbeteringen.
Gestructureerde intervisie voor personeel met patiëntencontact kan een bijdrage leveren aan het versterken van de lijm door de behandelvisie breed te delen.
9
Het betrekken van de belangrijke naasten
De wijze waarop familie en/of belangrijke anderen betrokken worden bij de behandeling zou meer methodisch verankerd kunnen worden. Ondanks dat het bij onze
patiëntenpopulatie lastig is om het netwerk bij de behandeling te betrekken, lijkt er
nog meer winst te halen indien er een meer proactieve
en methodische benadering aangehouden wordt.
Met de huidige maatschappelijke ontwikkelingen wordt mantelzorg ten slotte steeds belangrijker.
Daarnaast wordt er momenteel weinig gestructureerde feedback op de kwaliteit van de
zorg gevraagd aan naasten: het gebruikmaken van de suggesties
uit deze hoek kan de kwaliteit van
de zorg verder verbeteren.
Verwelkomen
Uit de review blijkt dat slechts één FPA zorgt voor een
welkomstpakket voor nieuwe patiënten. Naast een prak-
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
tisch doel (patiënten worden niet zelden opgenomen zonder spullen als shampoo)
heeft dat ook als effect dat patiënten zich meer welkom voelen, waardoor je gemakkelijker ‘op de juiste toon’ begint aan de behandeling.
Wat levert het thema op?
In de pilot zijn niet alleen 28 standaarden uitgevraagd, maar ook een thema. Hiervoor
is gekozen omdat er onderwerpen zijn die een belangrijke impact hebben op kwaliteit maar die zich nog niet in een standaard laten vangen, omdat we nog niet goed
weten hoe je ze ‘goed doet’. Het idee is dat elk jaar wordt gekozen voor een thema
dat wordt uitgevraagd met behulp van een aantal meegeleverde vragen. We hopen
dat de antwoorden op de vragen uiteindelijk input biedt om nieuwe standaarden te
ontwikkelen.
Het gekozen thema dit jaar is “open cultuur: hoe verenig je het forensisch aspect met
een op groei gericht leefmilieu. Uit het thema blijkt dat de verschillende instellingen
een goed beeld hebben waar hun krachten en hun uitdagingen liggen. Het blijft altijd
zoeken naar een juiste balans tussen het forensische aspect (risicobeperking/beheersing) met een op groei gericht leefmilieu (respectvol, open). Er wordt nagestreefd een
10
open cultuur te creëren waarin alles bespreekbaar is, zowel onderwerpen als risico’s
en veiligheid. Verschillende factoren kunnen hierbij een rol spelen als doelgroep, personeel en verwijzer.
Centraal staat het creëren van een veilige haven, waar zowel de patiënt als het personeel zich optimaal kan ontplooien. De sfeer op de afdelingen kan geschetst worden als
humaan, leefbaar, geen overkill aan regels waarbij normalisatie wordt nagestreefd. Hier
zijn verschillende aanvliegroutes voor, waarbij elke FPA zijn eigen accenten kiest.
De behandeling is zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. De doelen zijn gericht
op resocialisatie, vergroten inzicht in eigen problematiek en delictgedrag. Men start
al vroegtijdig met verloven zoals therapie buiten de afdeling. Er is aandacht voor de
relatie met de patiënt en zijn mogelijkheden, wensen en krachten. Zo wordt samen
in gesprek gegaan met de vraag ‘wat wil jij zelf’. De patiënt mag fouten maken in zijn
behandeling, dit is bespreekbaar en bedoeld om van te leren. Verantwoordelijkheid
nemen voor fouten, maar ook voor herstel en eigen leven. Er wordt verteld aan de
patiënt wie de FPA is, wat ze doen en hoe ze het doen. Hierbij ze mogen dus ook aangesproken worden op hun handelingen.
Een van de uitdagingen lijkt te liggen in het voorkomen dat groepen een te gesloten karakter krijgen. Er wordt door het personeel continu gewaakt om de neiging te
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
voorkomen om niet te snel in repressieve maatregelen te schieten. Transparant zijn
en voortdurend in gesprek blijven en onder de aandacht te brengen helpt hierbij. Een
andere uitdaging lijkt te liggen in dat het personeel veel van zichzelf moet kunnen en
alles normaal moet vinden. Door bijeenkomsten te organiseren na incidenten, door
het doen van VIM/MIP-meldingen te stimuleren en doordat alle behandelaren letterlijk bijna altijd hun deur open hebben staan, wordt geprobeerd hier meer ruimte voor
te creëren.
Om een zo open mogelijke cultuur op een FPA verder te stimuleren worden ook open
dagen en werkbezoeken georganiseerd waar externen, zoals buurtbewoners, verwijzers, scholieren etc., voor uitgenodigd worden om een kijkje te nemen in de wereld
van de forensische psychiatrie. Voor familie wordt geprobeerd familiedagen te organiseren. Verder wordt aan de open cultuur gewerkt door gastvrije zorg, religieuze feesten van andere culturen te vieren, door te samenwerken met herstelwerkplaatsen of
door mee te doen met een hardloopwedstrijd. Tevens werken verschillende FPA’s met
ervaringsdeskundigen en/of maatjes wat als positief wordt ervaren. Als effect wordt
beschreven dat het lijkt alsof de “kloof” tussen patiënt en verpleging kleiner wordt.
Over de percentages
Zoals in grafiek 1 te zien is scoorden de instellingen het hoogste op de domeinen
Zorgprogramma en Veiligheid & Risicomanagement. Bij de domeinen Zorgprogamma
en In-, door en uitstroom zijn er zelfs geen standaarden waar niet aan voldaan werd.
Een mooie score voor een pilot waarin standaarden zijn opgenomen met een hoog
ambitieniveau! Grafiek 1 laat zien hoeveel procent van de instellingen in totaal voldoen
op de domeinen.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
11
Grafiek 2: De uitkomsten per (geanonimiseerd weergegeven) FPA
In de grafiek zie je weergegeven dat de zes pilot-FPA’s (nummers 1 tot en met 6)
tenminste op 89 % van de ambitieuze standaarden deels of volledig voldoen.
12
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Personeel, Patiënten en Familie
Aantal standaarden:
7
Percentage standaarden waaraan geheel wordt voldaan: 40%
Range:
29 % - 57%
Top
Het leefklimaat op de afdelingen bij de FPA’s is gericht op persoonlijke groei van de
patiënt. Ook naar het bezoek toe wordt zorgvuldig gezocht naar een goede balans
tussen gastvrijheid en risicobeperking.
Tip
Alhoewel er een goede balans is tussen gastvrijheid en risicobeperking, zou bij de
helft van de instellingen in het bezoekersbeleid nog wel meer aandacht besteed kunnen worden aan hoe om te gaan met kinderen.
Hoewel er aandacht is voor scholing voor het personeel, blijkt met name voor verdiepende cursussen behoefte aan te zijn. Hierbij valt te denken aan cursussen omtrent
verslavingsproblematiek.
Een welkomstpakketje waardoor een patiënt voorzien wordt van de basisbenodigdheden bij binnenkomst, kan de patiënt helpen zich welkom te voelen.
Het gestructureerd vragen van feedback aan patiënten en hun belangrijke naasten en dit
vervolgens te benutten, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorg.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
13
Parels
BinnendeMarewordtbinnenzeswekencontactgelegdmetdefamilie,een
huisbezoek afgelegd en daarmee de eerste aanzet gedaan tot systeemgesprekkenwaarinsamennaardetoekomstkanwordengekeken.
TweekeerperjaarwordterbijPaliereenspiegelbijeenkomstgehouden,waarbij een onafhankelijk persoon de patiënten vraagt wat zij van een bepaald
onderwerpvinden,zoalshetdrugsbeleidofafdelingsregels.
BijdeBooghebbenpatiëntendemogelijkheidzelfhungemeenschappelijke
ruimtesaantekledenmetbijvoorbeeldkunstwerken.Opdezemanierwordt
goedgebruikgemaaktvandeomgevingsfactorenomjezogoedalsmogelijk
welkomtevoelen.
14
Grafiek3: OverzichtuitkomstenopdomeinPersoneel,Patiëntenfamilie,uitgesplitst
perinstelling
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Veiligheid en Risicomanagement
Aantal standaarden:
7
Percentage standaarden waaraan geheel wordt voldaan: 60 %
Range:
43 % – 57 %
Top
Alle instellingen hebben het streven om een open en niet beschuldigende sfeer op de
afdelingen te creëren, bij 83 % lijkt dit ook te lukken.
83 % van de instellingen voldoen aan de standaard dat het beleid omtrent verboden
voorwerpen bekend is bij zowel patiënten als bezoekers.
Ten aanzien van veiligheid, is er bij alle instellingen beleid aanwezig ten aanzien van
veiligheid. Bij 67% van de instellingen wordt het toepassen van dwang en drang ook
aantoonbaar bewust gedaan.
Tip
15
In het aantoonbaar koppelen van de behandeldoelen aan de risicotaxatie (inclusief de
beschermende factoren) en met name aan de delictanalyse valt nog winst te behalen
(bij 83% van de instellingen).
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Parels
Binnen GGZ Noord-Holland-Noord is risicotaxatie stevig verankerd in de behandeling. Zo worden verschillende risicotaxatie-instrumenten gebruikt en
wordtgekekenwelkinstrumentvoorwelkedoelgroephetmeestvalideenbetrouwbaaris,meteenspecialisatieinzedenproblematiek.
Eenparelishetdwang-endrangbeleidbijDeBoogmethetdaaraangekoppeldeengagementmodel.Erwordtdaardoorde-escalerendgewerktenmeteen
helderefocusopvroegsignalering.Hetgebouwsluitgoedaanbijdezemethode.
Zokunnenpatiëntenlangerophuneigenkamerblijvenomdatdekamerdaadwerkelijkprikkelarmgemaaktkanworden,kandeintensiteitenkleurvanhetlicht
aangepastwordenenkandedeurzowelnaarbinnenalsnaarbuitenopen.
BinnenRadixwordtdemethode“hetZwaardendeKelk”gehanteerd.Ditiseen
mooiemanieromtezorgen dat je daadwerkelijk naast de patiënt blijft staan
watsomsmetdezepopulatielastigkanzijn.Hiermeewordthetverpleegkundigpersoneelopeeneenvoudigemanierbewustgemaaktwelkebejegening
16
hetbesteisvoordepatiëntopeenbepaaldmoment.
Grafiek4:OverzichtdomeinVeiligheidenRisicomanagement,uitgesplitstperinstelling
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Zorgprogramma
Aantal standaarden:
7
Percentage standaarden waaraan geheel wordt voldaan: 63 %
Range:
14 % – 86 %
Top
Alle instellingen hebben een respectvolle bejegening als basis voor de patiënt. Het
basisprogramma ‘staat’ ook bij alle instellingen.
Bij 67% van de instellingen krijgen patiënten een exemplaar van het zorg/behandelplan of hebben directe toegang daartoe.
Bij 67% van de instellingen wordt behandeld volgens bestaande multidisciplinaire
richtlijnen, rekening houdend met de complexiteit en samenhang van stoornissen.
Tip
17
Een ruim aanbod aan vaktherapie (als PMT, drama, muziek, beeldend, etc.) is aanwezig bij
de helft van de instellingen. Bij de andere helft is hier mogelijk nog winst te behalen.
De helft van de deelnemende instellingen voldoet geheel waar het gaat om het bieden van een samenhangend aanbod voor patiënten met verslavingsproblematiek. Bij
de andere helft is dit deels gelukt.
Bij 67 % van de instellingen valt nog winst te behalen in het betrekken van familie bij
het in kaart brengen van de zorgvragen van een patiënt door middel van systeemgesprekken.
Een gemeenschappelijk probleem bij alle FPA’s blijkt het voor elkaar krijgen dat er altijd een sociotherapeut/verpleegkundige in de gemeenschappelijke ruimtes aanwezig is.
Door veel administratieve taken lijkt dit streven vaak in de knel te komen. Er is dan wel een
medewerker aanwezig in de teampost, maar niet in de huiskamers of op de afdeling.
Wat soms ontbreekt is de lijm die de afzonderlijke bouwstenen van de behandeling
op een heldere en door iedereen gedeelde manier integreert. Door een gedeelde en
concreet gemaakte behandelvisie wordt het geheel sterker dan de som der delen.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Parels
BijGGZNoord-Holland-NoordhanteertmenzowelhetWhatWorksPrincipeals
hetRiskNeedResponsivitymodelalseengedeeldebehandelvisie,dieookconcreetisgemaakt.Daardoorisditeenherkenbarekapstokvoordebehandeling.
BijdeBoogisereenmooibasisaanbodaanbehandelingenen(vaardigheids)
trainingen,waarbijoogisvoorspecifiekedoelgroepen.DeBoogblijftnadenken
welkeexpertisenodigisenbeperktzichdaarbijnietdoordegrenzenvande
eigeninstelling,maarkijktwaarnodigookbuitendedeur.
Roosenburgbiedtdaarnaastverschillendeleefmilieusendaardoorisveelzorg
opmaatmogelijk.Deafdeling‘Trans’iseenplekwaarpatiënteninalleopenheidmogenervarenwathungrenzenzijnbijgebruikvandeafdelingenwanneerdithunlevenindewegstaat.
BijRadixiseengrootbasisaanbodvantherapie.Hierbijisereenduidelijkefocus
opverslaving,metonderandereeenspecifiekeverslavingsafdeling,naasteen
individueelsignaleringsplanookeengroepssignaleringsplanenheldererichtlijnenvoorwattedoenalser(vermoedensvan)drugsinhuiszijn.
18
BinnendeMareiserveelsamenhanginhetmodulairebehandelaanbod,dat
veelduidelijkheidenstructuurbiedt.Hetteamhoudtindegroepsbehandeling
hetindividuelebehandeltrajectscherpvoorogen.
Grafiek5:OverzichtperdomeinZorgprogramma,uitgesplitstperinstelling
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
In-, Door- en Uitstroom
Aantal standaarden:
7
Percentage standaarden waaraan geheel wordt voldaan: 43 %
Range:
29 % – 43%
Top
Alle instellingen is het gelukt om samenwerkingsafspraken met een (forensische) poli
of andere voorziening (FACT/RIBW) te hebben.
Vanaf de eerste behandelplanbespreking worden dan ook meteen doelen gesteld gericht op uitstroom en nazorg (83%).
Tip
Bij opname krijgen patiënten vaak informatie over hun rechten en plichten. Momenteel wordt echter niet enige tijd daarna bij de patiënt nagevraagd of die alles begrepen
heeft. Doordat het moment van opname voor de patiënt vaak een heftig en hectisch
moment is, landt belangrijke informatie over procedures bij verlof, vrijheden, arts bezoek et cetera minder goed. Door er achteraf, als het stof is neergedaald, nog even op
terug te komen, bereikt de informatie hen beter.
Wanneer een patiënt uitstroomt blijkt het lastig te zijn om een smart geformuleerd actueel signalerings- én terugvalpreventieplan te hebben (bij 83% van de instellingen).
Er is wel altijd één van de twee plannen aanwezig bij uitstroom. Wanneer een patiënt
voorts met ontslag gaat, is het streven bij alle instellingen dat er binnen twee weken een
ontslagbrief verstuurd wordt naar de huisarts, dit blijkt bij 83% vaak niet te lukken.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
19
Parels
IndevisievanPalierwordtbijuitstroomhetprobleemhouderschapvastgelegd:dezeligtbijderegiovanherkomstvandepatiënt.Datgeefthelderheid
naarallebetrokkenpartijen.DaarnaastishetbewonderenswaardigdatPalier
behandelinhoudelijkeafwegingenlaatprevalerenbovendedoorstroomdruk.
PalierheeftForensischeOefenUnits.DeFOU’szijnunitswaarbijpatiëntenal
binnendeklinischesettingstevigenrealistischoefenenmetmeervrijheid.
DeMareheeftgoedesamenwerkingen met het FACT-team en de RIBW. De
uitstroomrichtingFACTenRIBWlijktgoedaantesluitenophetklinischevervolgtraject.
Roosenburg heeft een samenwerking met de ambulante sector als ACT en
RIBW.Meniscreatiefinhetvindenvanwegenomdezesamenwerkingteverbeterenzoalsjobrotationvooreendagmetdezeinstellingen.
20
Grafiek6:OverzichtperdomeinIn-,Door-enUitstroom,uitgesplitstperinstelling
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Evaluatie en ambitie eerste
cyclus Kwaliteitsnetwerk
Zoals gezegd was deze eerste cyclus van het Kwaliteitsnetwerk FPA een
pilot. Daarom heeft na afloop van de reviewbezoeken in juli 2014 een grondige evaluatie plaatsgevonden waarbij deelnemers (reviewers en coördinatoren) bevraagd zijn op hun ervaringen. Daaruit kunnen we allereerst
concluderen dat, aan het enthousiasme van de deelnemers afgemeten, het
Kwaliteitsnetwerk een succes is. Reviewers en coördinatoren, maar ook
professionals die deelnamen aan de reviewdag bij hun instelling, waren
enthousiast over de reviewdag en de inzicht en inspiratie die dit bood.
In september zullen de directies van de FPA’s formeel gevraagd worden of zij deel willen (blijven) nemen aan het Kwaliteitsnetwerk. Vooruitlopend daarop heeft de kerngroep zich gebogen over de input uit de evaluaties en heeft aanbevelingen gedaan
voor cyclus 2.
Standaarden en thema
Dit jaar waren de standaarden weinig SMART, wat ze soms wat multi-interpretabel
maakte. Dat leverde soms verwarring op in de zelfreview. Dat de standaarden een
hoog ambitieniveau hadden werd juist als prettig ervaren, omdat ze daardoor een
goede aanleiding waren voor het gesprek over de vraag “hoe pakken jullie dat aan?”.
Het uitvragen van een thema in aanvulling op de standaarden beviel, al was het gekozen thema niet altijd gemakkelijk te concretiseren.
De kerngroep heeft ervoor gekozen om voor komend jaar wederom uit te gaan van
een beperkte set aan standaarden. Dit houdt de reviewdag en de zelfreview behapbaar en het past bij de ambitie van het project: het Kwaliteitsnetwerk is een methode
om professionals elkaar te laten inspireren. Het beoogt geen keurmerk te worden en
hoeft daardoor ook geen dekkende set van standaarden te hebben over alle denkbare
domeinen.
De kerngroep beveelt aan om de standaarden zoveel als mogelijk SMART te formuleren voor komend jaar. Deze ‘toetsbaarheid’ zorgt voor meer concretisering en draagt
eraan bij dat de kwaliteitsverbetering over verschillende jaren beter te monitoren is.
Ook voor komend jaar wordt er een thema gekozen; gezocht wordt naar een thema
dat wat concreter uit te vragen is.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
21
Inzet patiëntreviewer en naasten
In de eerste cyclus hebben we gewerkt met patiëntreviewers, die deelnamen aan de
reviewdag en die voorafgaand daaraan een telefonisch interview afnamen bij een
patiënt van de te bezoeken instelling. We hebben daarbij gewerkt met patiënten die
nog in zorg waren bij een FPA. De bijdrage van de patiëntreviewers werd als erg positief beoordeeld, met name tijdens de reviewdag. Het is daarbij voor volgend jaar wel
zinvol om een grotere pool aan te leggen van patiëntreviewers. Dit voorkomt dat de
deelnemers overvraagd worden als er iemand uitvalt.
In Engeland wordt daarnaast gewerkt met naasten (carers). De ambitie is om in 2015 ook de naasten een rol te
geven in het Kwaliteitsnetwerk. Tijdens de FPA-dag zal
worden besproken op welke manieren dit zou kunnen.
Ondersteunen implementatie
Deelnemers zijn enthousiast over de methode, maar het is niet altijd eenvoudig om ook daadwerkelijk werk te maken van de opgedane inspiratie. Alhoewel
22
er in de cyclus meerdere momenten zijn die weer even inspiratie brengen (zelfreview, reviewbezoek, instellingsrapport, landelijk rapport, landelijke dag), blijft het aan
de instelling zelf om deze om te zetten in reflectie en actie. In de
waan van de dag –en zeker met de huidige bezuinigingen- is dat soms een ‘uphill battle’.
Met ondersteuning vanuit het programma Kwaliteit
Forensische Zorg gaan we dit najaar met enthousiaste professionals ideeën verzamelen hoe we deze
implementatie binnen de instellingen kunnen ondersteunen vanuit de backoffice. Een workshop op
locatie over een parel waaraan behoefte is? Jobrotation bij twee FPA’s die wat van elkaar willen leren? We
gaan ermee aan de gang en we houden je op de hoogte.
.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Onderzoek Kwaliteitsnetwerk
FPA: het waarom
Forensische instellingen lijken ‘naar binnen gerichte’ organisaties te zijn.
Over de grenzen van de eigen organisatie heen kijken is niet vanzelfsprekend. Specifiek aan Kwaliteitsnetwerken is juist dat instellingen feedback
krijgen van externe collegae (intercollegiale toetsing) over de sterke en
zwakke punten in de zorg die zij leveren en een oordeel of wordt voldaan
aan vereiste standaarden. Kwaliteitsnetwerken zijn gericht op het delen
van kennis en best-practices tussen verschillende organisaties. Zij streven
een open attitude na, waarbij kennis wordt gedeeld en een lerende houding wordt gestimuleerd.
Forensische instellingen zouden dus veel baat kunnen hebben bij een Kwaliteitsnetwerk. De effectiviteit van Kwaliteitsnetwerken in het algemeen (en in de forensische
psychiatrie in het bijzonder) is echter vrijwel niet onderzocht. Door tijdens de start
van het Kwaliteitsnetwerk FPA een effectiviteitsonderzoek uit te voeren, wordt gekeken of het Kwaliteitsnetwerk daadwerkelijk een effect heeft op de kwaliteit. Het gaat
daarbij om onderzoek naar de effecten van een Kwaliteitsnetwerk op een combinatie
van processen en (klinische) uitkomsten op het niveau van de organisatie, de patiënten en de medewerkers. Gestart is met een haalbaarheidsonderzoek (feasibility study)
naar het potentieel van het Kwaliteitsnetwerk. Op basis van de bevindingen kan het
onderzoek verder uitgebouwd worden.
Doelstelling
Doelstelling van het onderzoek is de effectiviteit van deelname aan het Kwaliteitsnetwerk voor FPA’s te onderzoeken, waarbij het gaat om effectiviteit in termen van processen en uitkomsten. Een belangrijke procesfactor is de open attitude die een Kwaliteitsnetwerk nastreeft. In dit onderzoek wordt deze open attitude gemeten aan het sociale
klimaat met de EssenCES, waarvan veiligheidsbeleving, onderlinge betrokkenheid van
het team en ondersteuning tussen patiënten belangrijke aspecten zijn. Het gaat hier
dus om een procesfactor op het niveau van patiënten en medewerkers. Verbetering
van processen komt op organisatieniveau tot uitdrukking in het (meer) voldoen aan de
kwaliteitsstandaarden. Op het niveau van patiënten is de mate van herstelgericht werken ook een procesmaat, gemeten met de Vragenlijst Herstelprincipes.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
23
De belangrijkste klinische uitkomstmaten zijn het aantal recidieven, de hoogte van
het recidiverisico en meer herstel van patiënten. Dit zijn uitkomstmaten voor de lange
termijn, die standaard worden geregistreerd onder andere middels Routine Outcome
Monitoring (ROM).
Het forensische veld kent daarnaast een hoger ziekteverzuim dan de reguliere GGZ;
6,8% tegenover 4,9% (2012). Het delen van kennis, het verbeteren van de kwaliteit van
zorg en het werken binnen een lerende organisatie heeft een positieve invloed op het
functioneren van medewerkers. De invloed van deelname aan het Kwaliteitsnetwerk
op medewerkersniveau wordt daarom onderzocht aan de hand van ‘ziekteverzuim’
en ‘burn-out klachten’. Het laatste wordt gemeten met de UBOS-C. In het onderzoek
worden instellingen die intercollegiale toetsing krijgen vergeleken met instellingen
die dat niet krijgen.
Het Imperial College London is in 2011 met een vergelijkbaar onderzoek naar een
Kwaliteitsnetwerk voor “Low-Secure Mental Health Services” gestart. Afstemmen van
een (beperkt) aantal uitkomsten in het Nederlandse onderzoek op het Engelse onderzoek kan de externe validiteit van de bevindingen vergroten en geeft ons de mogelijk-
24
heid om gezamenlijk – over de grenzen heen- te leren. In beide onderzoeken wordt
het ziekteverzuim en de burn-out klachten onder medewerkers gemeten. Daarnaast
wordt het aantal onttrekkingen, separaties en geweldsincidenten van patiënten in
beide onderzoeken verzameld. De hypothese is dat deze factoren samenhangen met
kwaliteit van zorg. Ook de bevindingen op het onderwerp ‘veiligheidsbeleving’ van
zowel patiënten als van medewerkers kunnen vergeleken worden.
Meer weten over de eerste bevindingen? Zie bijlage 3.
Stefan van Bokkem,
Directieadviseur GGZ Noord-Holland-Noord en onderzoeker Kwaliteitsnetwerk
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
26
Bijlagen
Bijlage 1: Parels met contactpersoon
Parel
FPA
Contactgegevens
Zorgprogramma
Systematisch Rehabilitatie Handelen
Roosenburg hanteert de methode van het Systematische Rehabilitatie Handelen om beter te kunnen aansluiten bij patiënten. Er
is aandacht voor de relatie met de patiënt en zijn mogelijkheden,
wensen en krachten. Zo wordt samen in gesprek gegaan met de
vraag ‘wat wil jij zelf’. Patiënten geven aan zich gesteund, begrepen en gelijkwaardig behandeld te voelen. Dit model en de daarbij
passende bejegening lijkt zijn vruchten af te werpen, waarmee het
contact en daarmee ook de veiligheid verbeterd wordt.
Roosenburg - Altrecht Aventurijn
Mieke van Boxtel verpleegkundig specialist
[email protected]
GGNet - De Boog
Maud Overduin
Klinisch psychoog
[email protected]
De Mare - GGZ Westelijk
Noord-Brabant
Judith Edelbroek
Programmamanager
[email protected]
Roosenburg - Altrecht Aventurijn
Marieke Raedts
inhoudelijke manager,
klinisch psycholoog
[email protected]
GGZ Noord-Holland-Noord
Marieke Schaap
Verpleegkundig specialist,
projectleider RNR
[email protected]
Radix- Mondriaan
Mignon Tekelenburg
Psycholoog
[email protected]
045-5736936
Basisaanbod
Bij de Boog is er een mooi basisaanbod aan behandelingen en
(vaardigheids)trainingen, waarbij oog is voor specifieke doelgroepen. De Boog blijft nadenken welke expertise nodig is en waar
deze, eventueel ook buiten de deur, gehaald kan worden.
Modulair aanbod
26
Binnen de Mare is er veel samenhang in het modulaire behandelaanbod, dat veel duidelijkheid en structuur biedt. Het team houdt in
de groepsbehandeling het individuele behandeltraject scherp voor
ogen. Patiënten ervaren dat er ruimte is voor eigen ontwikkeling wat
men fijn vindt.
Zorg op maat
Roosenburg biedt verschillende leefmilieus en daardoor is veel zorg
op maat mogelijk. De afdeling ‘Trans’ is een plek waar patiënten in alle
openheid mogen ervaren wat hun grenzen zijn bij gebruik van de
afdeling en wanneer dit hun leven in de weg staat. Het drugsbeleid
bij Roosenburg is in de basis gericht op abstinentie. De Trans lijkt een
realistisch antwoord te zijn voor patiënten die denken hun verslaving
in de hand te kunnen hebben en hoe ‘harm reduction’ dan toch gestalte kan krijgen.
What works en maatwerk
GGZ Noord-Holland-Noord biedt dagbesteding waarbij vanuit het
herstelprincipe gekeken wordt naar de individuele mogelijkheden
van cliënten. Het reviewteam was onder de indruk van de mogelijkheid om hout te bewerken in boten. Met name omdat dit gebeurt
buiten het terrein, wat past bij de herstelgedachte en bijdraagt aan
het resocialiseren.
Sleutel tot herstel en zelfstandigheid
Bij Radix is een groot basisaanbod van therapieën, waarbij muziektherapie en beeldende therapie zich binnen de ‘muren’ van de instelling
bevinden. Op het terrein is voorts een ruim aanbod van verschillende
vaktherapieën: onder andere ergotherapie, psychomotore therapie
en arbeidstherapie. Voor de vaktherapeuten is het helder welke sleutel ze vervullen binnen de behandeling op weg naar herstel en zelfstandig functioneren.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
25
Parel
FPA
Contactgegevens
Zwaard en Kelk voor balans
De zelfgenoemde methode “het Zwaard en de Kelk” die men binnen Radix hanteert verdient aanbeveling: een mooie manier om
te zorgen dat je daadwerkelijk naast de patiënt blijft staan hetgeen
soms met deze populatie lastig kan zijn. Hiermee wordt het verpleegkundig personeel op een eenvoudige manier bewust gemaakt welke bejegening het beste is voor de patiënt op een bepaald moment. Pas je het Zwaard toe of kies je voor de Kelk. Deze
methode sluit mooi aan bij een balans tussen risicobeheersing en
een op groei gericht leefklimaat.
Radix - Mondriaan
Anita Paffen Afdelingshoofd
[email protected]
045-5736936
GGZ Noord-Holland-Noord
Marieke Schaap
Verpleegkundig specialist,
projectleider RNR
[email protected]
Radix - Mondriaan
Anita Paffen Afdelingshoofd
[email protected]
045-5736936
Kapstok
Over het gehele behandelproces is goed nagedacht. Het Risk Need
Responsivity (RNR) model is de kapstok voor de behandeling
Groepen bouwen bij verslaving
26
Bij Radix (Mondriaan) weet men in korte tijd een groep te creëren
bij een populatie waar verslaving op de voorgrond staat. Er zijn
twee behandelafdelingen die specifiek gericht zijn op behandeling van patiënten met verslavingsproblematiek. Door het werken
met onder andere groepssignalering en groepsdynamiek wordt
een setting gecreëerd waarin patiënten verantwoordelijkheid nemen en elkaar aanspreken. Tevens zijn er specifieke richtlijnen
omtrent handelswijze in het geval van (het vermoeden van) aanwezigheid van drugs in de kliniek.
27
Aanbod vaktherapie
Bij Roosenburg is een ruim aanbod van verschillende vaktherapieën, waaronder dramatherapie en muziektherapie. Dit brede
behandelaanbod is een belangrijk element in het bieden van
zorg-op-maat doordat deze een ander appél doen op de patiënt
dan alleen verbale behandelingen.
Roosenburg - Altrecht Aventurijn
Mariska Rosheuvel
Teammanager
vaktherapie
[email protected]
Roosenburg - Altrecht Aventurijn
Frank Verhoef
Opname-coördinator
[email protected]
Palier
Martijn Koerhuis
Psychiater, manager zorg
[email protected]
In-, door- en uitstroom
Uitstroom
Roosenburg heeft een samenwerking met de ambulante sector
als ACT en RIBW. Men is creatief in het vinden van wegen om
deze samenwerking te verbeteren zoals jobrotation voor een dag
met deze instellingen.
Visie op uitstroom
Palier heeft een heldere visie op uitstroom, waarbij het probleemhouderschap is belegd bij de regio van herkomst van de patiënt.
Daarnaast laat Palier behandelinhoudelijke afwegingen prevaleren
boven de doorstroomdruk. Als een langdurig verblijf in de instelling
bijvoorbeeld nodig is omdat er geen goede plek in de maatschappij te vinden is dan moet dat kunnen, ook als de titel afloopt.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
28
Parel
FPA
Contactgegevens
Betrekken van sociaal steun systeem
Binnen de Mare wordt binnen zes weken contact gelegd met de familie, een huisbezoek afgelegd en daarmee de eerste aanzet tot systeemgesprekken gemaakt om samen naar de toekomst te kijken.
De Mare – GGZ Westelijk
Noord-Brabant
Judith Edelbroek
Programmamanager
[email protected]
Palier
Fieke van der Meer
GZ psycholoog
[email protected]
De Mare - GGZ Westelijk
Noord-Brabant
Judith Edelbroek
Programmamanager
[email protected]
De Mare - GGZ Westelijk
Noord-Brabant
Judith Edelbroek
Programmamanager
[email protected]
Forensische Oefen Unit
Palier zet in op een naadloze oversteek naar de maatschappij. De
Forensische Oefen Units (FOU) zijn hier een goed voorbeeld van:
op deze units kunnen patiënten al binnen de klinische setting
stevig en realistisch oefenen met meer vrijheid.
Goede aansluiting
De Mare heeft goede samenwerkingen met het FACT-team en
de RIBW. De uitstroom richting FACT en RIBW lijkt goed aan te
sluiten op het klinische vervolgtraject.
Veiligheid/risicomanagement
Signaleringsplan
28
Het signaleringsplan heeft binnen de Mare een centrale positie in
de behandeling. Het is het eigen document van de patiënt dat samen met de professional gemaakt wordt. Wanneer een patiënt er
niet goed bij zit, wordt het plan door het verpleegkundig personeel erbij gehaald om te kijken wat een passende interventie is. Er
wordt dan ook continu getoetst of het plan nog passend is en waar
het eventueel aangepast mag worden. Het signaleringsplan heeft
een heldere en stevige positie binnen de behandeling.
27
Risicotaxatie in de behandeling
Bij GGZ Noord-Holland-Noord is het gebruik van risicotaxatie in
de behandeling goed ontwikkeld en geïntegreerd. Zo hanteert de
FPA verschillende risicotaxatie-instrumenten en wordt gekeken
welk instrument voor welke doelgroep het meest valide en betrouwbaar is, met een specialisatie in zedenproblematiek.
GGZ Noord-Holland-Noord
Nanda Wijnne
Klinisch Psychoog
[email protected]
GGNet - De Boog
Tenille Carter
Verpleegkundige, ATAS*
[email protected]
Dwang en drangbeleid met engagementmodel
De Boog hanteert een dwang- en drangbeleid met daaraan gekoppeld het engagementmodel waardoor er de-escalerend gewerkt wordt met een heldere focus op vroegsignalering. Het gebouw sluit goed aan bij deze methode. Het is een mooi gebouw
met slimme aspecten. Zo wordt separatie voorkomen doordat de
kamer daadwerkelijk prikkelarm gemaakt kan worden: de intensiteit en kleur van het licht kan aangepast worden en de deur kan
zowel naar binnen als naar buiten open.
Marjanne Maneschijn
Verpleegkundige, ATAS*
[email protected]
*Aandachtfunctionaris en trainer
agressiehantering en sociale
veiligheid
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Parel
FPA
Contactgegevens
Personeel, patiënt en familie
Cultuur
Bij de Boog hebben patiënten de mogelijkheid zelf hun gemeenschappelijke ruimtes aan te kleden met bijvoorbeeld kunstwerken. Op deze manier wordt goed gebruik gemaakt van de omgevingsfactoren om je zo goed als mogelijk welkom te voelen.
GGNet - De Boog
Tenille Carter
Verpleegkundige, ATAS*
[email protected]
Marjanne Maneschijn
Verpleegkundige, ATAS*
[email protected]
*Aandachtfunctionaris en trainer
agressiehantering en sociale
veiligheid
Spiegelbijeenkomsten
Twee keer per jaar wordt er een spiegelbijeenkomst gehouden
binnen Palier waarbij een onafhankelijk persoon de patiënten
vraagt wat zij van een bepaald onderwerp vinden, zoals het
drugsbeleid of afdelingsregels.
Palier
Martijn Koerhuis
Psychiater, manager zorg
[email protected]
Roosenburg - Altrecht Aventurijn
Petra de Leede
Teammanager [email protected]
ZINloopspreekuur
28
Binnen Altrecht Aventurijn wordt op systematische wijze geleerd
van de incidentmeldingen. Eens per week kijken de psychiater, de
teammanager, de verpleegkundige van dienst en (waar mogelijk)
de ervaringswerker alle incidentmeldingen door. Deze meldingen
hebben vooral betrekking op medicatie, agressie en separatie. Er
is aandacht voor de ervaringskennis van de medewerkers: waar
worden incidenten verwacht en zijn er interventies die nog ingezet kunnen worden. Ook wordt de argusregistratie grondig doorgenomen: zijn de dwang en drangtoepassingen proportioneel en
doelmatig, zijn er alternatieven en hoe zijn de interventies door
patiënt en team geëvalueerd. Centraal in dit overleg staan reflectie, evaluatie en het gesprek over samenwerking, draagkracht van
de teams en algehele visievorming.
29
Succesvolle communicatie
Binnen Radix is men sterk in de onderlinge communicatie. Er zijn
korte lijnen en er wordt helder gecommuniceerd. Deze goede communicatie en samenwerking is zowel tussen professionals onderling
als met de patiënten en zorgt voor een gevoel van veiligheid. Patiënten voelen zich behandeld als een gelijkwaardig persoon.
Radix - Mondriaan
Mignon Tekelenburg psycholoog
[email protected]
045-5736936
De Mare - GGZ Westelijk
Noord-Brabant
Judith Edelbroek
Programmamanager
[email protected]
Toewijding
Binnen de Mare is het klimaat sterk groepsgericht en er wordt
duidelijk gebruik gemaakt van de groepsdynamiek. Zo is er eenmaal per twee weken een cliënten-staf-overleg (CSO) met zowel
patiënten als professionals waar het leefmilieu op de FPA besproken wordt. De cultuur is open en er wordt op aangestuurd dat
patiënten vanaf het eerste moment ook open zijn over hun delictachtergrond.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
30
Parel
FPA
Contactgegevens
Palier
Fieke van der Meer
GZ psycholoog
[email protected]
GGZ Noord Holland Noord
Ronald ter Steege
Teamleider
[email protected]
Open en op groei gericht
Vanaf het eerste moment van binnenkomst is er een goede sfeer
is op Palier. Voor iedereen is er een warm welkom. Er is een open
en op groei gericht behandelklimaat, waarbij liever het gesprek
aan wordt gegaan met de patiënten dan enkel sancties op te
leggen (al kan dit soms gezien het juridische kader niet anders).
Patiënten voelen zich gesteund, gestimuleerd en worden uitgenodigd om na te denken. De behandeling van de ziekte staat
voorop, met als winst de vermindering van de delictrecidive. De
respectvolle bejegening is het uitgangspunt.
Zelfreflectief
Bij GGZ Noord Holland Noord is er veel zelfreflectie en een succesvolle aanspreekcultuur. Dit zorgt er onder andere voor dat er
een helder behandelklimaat heerst waarin de richtlijnen zowel
expliciet dan wel impliciet gelezen worden. Hiermee hangt samen dat er een vrije cultuur heerst om officiële melding te maken van fouten en dat met elkaar te delen en van te leren.
30
29
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Bijlage 2: Totaal overzicht per standaard
Onderstaande grafiek 7 toont de geaggregeerde uitkomsten per standaard.
30
31
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Bijlage 3: Onderzoek
Eerste bevindingen
Van de dertien Nederlandse FPA’s hebben er twaalf deelgenomen aan het onderzoek. Het betreft zes
FPA’s die deelnemen aan cyclus 1 van de pilot Kwaliteitsnetwerk FPA en zes die dat niet doen. Voor het
onderzoek houdt dit in dat instellingen die niet deelnemen aan de pilot geen intercollegiale toetsing krijgen en geen lokale rapportage. Alle instellingen vullen vragenlijsten in en leveren kengetallen aan. Beide
groepen worden in de eerste cyclus met elkaar vergeleken. De niet aan de pilot deelnemende instellingen
hebben de mogelijkheid om aan de tweede cyclus van het Kwaliteitsnetwerk deel te nemen. De instelling
van de niet aan het onderzoek deelnemende FPA overwoog bij aanvang van de dataverzameling grote
organisatorische veranderingen ten aanzien van haar forensische zorg. In overleg is besloten dat zij niet
zouden deelnemen in cyclus 1. De mogelijkheid tot deelname in cyclus 2 is open gehouden.
Van alle twaalf FPA’s hebben patiënten en medewerkers vragenlijsten ingevuld (tabel 1). In totaal zijn 751
vragenlijsten ingevuld, een hele prestatie in de korte tijd die beschikbaar was.
Tabel 1: Aantal ingevulde lijsten
Instelling
VragenlijstEssenCESEssenCES
Herstelprincipes
Patiënten
Medewerkers
UBOS
Totaal
1
14
14
20
16
64
2
12
5
23
23
63
3
16
16
4
12
48
4
8
11
17
16
52
5
12
19
31
37
99
6
24
21
20
20
85
7
15
16
20
20
71
8
8
9
16
14
47
9
15
18
11
9
53
10
6
7
19
18
50
11
23
25
24
20
92
12
6
7
7
7
27
159
168
212
212
751
Totaal
In het najaar van 2014 zullen analyses plaatsvinden op de vragenlijsten en de scores op de standaarden. Het
voornemen is dat instellingen feedback krijgen over hun resultaten ten opzichte van de overall bevindingen.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
31
Vooralsnog hebben tien instellingen kengetallen (deels) aangeleverd. Het aanleveren van kengetallen is,
als verwacht, lastig. Gebruik van verschillende (registratie)systemen en inrichting van het datawarehouse,
maar ook veranderingen in de organisatie gedurende het onderzoek en de definiëring van een aantal
vragen maken het lastig om eenduidige informatie te generen. Zo worden teams bijvoorbeeld samengevoegd, veranderen kostenplaatsen of maken in een instelling behandelaren deel uit van een team,
waar in een andere instelling verpleegkundigen en behandelaren zijn ondergebracht in aparte teams.
Dit maakt dat in de kengetallen inconsistenties zitten en er informatie mist. Zo is niet altijd over een half
jaar voorafgaand aan de start van het Kwaliteitsnetwerk geregistreerd, niet altijd over 6 maanden geregistreerd, niet alle informatie aangeleverd en is soms onduidelijk of de data de hele FPA betreft of een beperkt aantal afdelingen. De set is daarmee niet compleet en data kunnen daardoor niet vanzelfsprekend
met elkaar worden vergeleken. Een goede nulmeting is essentieel om onderzoeksvragen over efficiëntie
van het netwerk te beantwoorden. Omdat het gaat om het verzamelen van reeds vastgelegde informatie
is het streven om deze data te optimaliseren in het najaar van 2014. Het generen van informatie uit registratiesystemen is een proces waar kwaliteitsverbetering ook op van toepassing is. Het betreft immers
stuurinformatie; belangrijke beslissingen over inhoud en organisatie van de zorg worden genomen op
basis van deze gegevens.
Hoewel voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie hebben we ervoor gekozen om ter informatie
en indicatie (en onder voorbehoud gezien bovenstaande) enige bevindingen ten aanzien van de kengetallen weer te geven. Het aantal bedden, aangeleverd door tien instellingen, varieert tussen de 26 en
32
102. Op deze bedden varieert de formatie (Fte’s) verpleegkundigen en behandelaren, aangeleverd door
acht instellingen, tussen de 15,6 en de 128,9 Fte. In personen ligt deze spreiding, aangeleverd door tien
instellingen, tussen de 19 en 183 personeel. Het aantal Fte per bed varieert tussen 0,60 en 1,42 met een
gemiddelde van 1,1 Fte per bed, het aantal personeelseden per bed varieert tussen 0,73 en 1,81 met een
gemiddelde van 1,29.
In 2012 kende het forensische veld een landelijk ziekteverzuim van 6,8% tegenover 4,9% in de reguliere
GGZ. Uit de gegevens aangeleverd door tien FPA’s in de suboptimale dataset wordt een percentage ziekteverzuim van 6,3 % gevonden met een range tussen 3,0% en 12,7%. De gegevens zijn aangeleverd over
periodes die variëren van 2,5 maand tot een jaar. Voorzichtigheid bij vergelijk en interpretatie is geboden omdat bekend is dat in bepaalde periodes van het jaar het ziekteverzuim lager is dan in andere. De
turnover van personeel is door zeven instellingen aangeleverd en ligt tussen 2,4% en 13,3% met een gemiddelde van 7,6%. Voorzichtigheid bij interpretatie is hier geboden, omdat de wijze waarop instellingen
de turnover berekend hebben varieert. Het forensische veld bevindt zich in een periode van financiële
krapte en bezuinigingen die van invloed kunnen zijn op de turnover van personeel. Invloed hiervan zou
gedurende het onderzoek zichtbaar kunnen worden.
Als gezegd gaat het om eerste en voorlopige bevindingen. Helder is in elk geval dat er in korte tijd door
veel mensen een enorme hoeveelheid werk is verzet. In de tweede cyclus van het Kwaliteitsnetwerk FPA
zullen dezelfde vragenlijsten en kengetallen worden afgenomen en verzameld, zodat deze kunnen worden vergeleken met resultaten uit de eerste cyclus.
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Bijlage 4. Contactenlijst Kwaliteitsnetwerk FPA
Naam stuurgroep
Instelling
Contactgegevens
Floor van Dijk
Altrecht Aventurijn
[email protected]
Eddy Adolfsen
GGNet
[email protected]
Dini Hoenink (voorzitter)
GGZ Noord-Holland-Noord
[email protected]
Gerard Koorman
Lentis
[email protected]
Bas van der Hoorn
Palier
[email protected]
Kerngroep
Petra de Leede
Altrecht Aventurijn
[email protected]
Ko Hummelen
GGNet
[email protected]
Wouter Radius
GGNet
[email protected]
Stefan van Bokkem
GGZ Noord-Holland-Noord
[email protected]
Sophie van Meel
GGZ Westelijk Noord-Brabant
[email protected]
Wilke Kats
GGZ Westelijk Noord-Brabant
[email protected]
Martijn Koerhuis Palier [email protected]
Marjolein van Seters
Radix (Mondriaan)
[email protected]
33
Coördinatoren
Joris van Nesselrooij
Altrecht Aventurijn
[email protected]
Tini Berends
GGNet
[email protected]
Dory Annink
GGZ Friesland
[email protected]
René Wubs
GGZ Noord-Holland-Noord
[email protected]
Judith Edelbroek
GGZ Westelijk Noord-Brabant
[email protected]
Jasper Schetters
Kijvelanden
[email protected]
Harrie de Heer
Leger des Heils
[email protected]
Albert Kamminga
Lentis
[email protected]
Ivon van Tits
Mondriaan (Radix)
[email protected]
Martijn Koerhuis
Palier
[email protected]
Betty Spronk
Pro Persona [email protected]
Annemarie Bakker (waarn. Astrid Weterings)
Reinier van Arkel
[email protected]
[email protected]
Nicky Danen
[email protected]
Vincent van Gogh
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014
Landelijk rapport Kwaliteitsnetwerk FPA • Cyclus 1 (pilot), 2014