leerklimaat in de klas

Het leerklimaat in de klas van het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs: ‘ik ga toch
weer naar school’
Peer van der Helm, Marjorie Beld, Chris Kuiper en Geert-Jan Stams
1
Samenvatting
Het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs kampt met veel problemen rond gedrag van kinderen
in en buiten de klas. De Hogeschool Leiden heeft samen met de UvA en Hogeschool Windesheim een
vragenlijst ontwikkeld en gevalideerd voor het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs om het
leerklimaat in de klas te meten.
De vragenlijst bestaat uit zes schalen: ondersteuning door de docent, disruptief gedrag van leerlingen
(agressief en verstorend gedrag, pesten), positieve groepsdynamiek (elkaar helpen en steunen), een
rustige werksfeer, groeipercepties (wat kinderen vinden dat ze leren) en veiligheid. De vragenlijst heeft
ook een verkorte versie (23 items, ondermeer voor LVB) en momenteel wordt gewerkt aan een versie
van 4-12 jaar. In veel gevallen wordt de vragenlijst gecombineerd met onderzoek naar agressie in
sociale probleemsituaties (TOPS-A) en het werkklimaat dat de docenten ervaren (leerklimaat en
werkklimaat vertonen een flinke samenhang). Op deze wijze wordt een compleet beeld verkregen van
sterke en zwakke kanten van klassen binnen scholen. Van deze meting wordt een rapportage
gemaakt op klasse niveau dat als uitgangspunt kan dienen voor verbeteringen (Plan-Do-Check-Act
2
cyclus). Inmiddels is er ook een methode ontwikkeld om docenten feedback te geven in de klas . Uit
recent onderzoek, ondermeer bij Horizon, blijkt dat door deze combinatie van onderzoek en gerichte
feedback zowel het leerklimaat als het werkklimaat binnen een paar maanden flink kan verbeteren: de
docenten ervaren meer rust en motivatie in de klas en hun eigen arbeidstevredenheid stijgt. De
leerlingen geven aan dat de docent hun beter ondersteunt, ze elkaar onderling minder in de haren
zitten, het rustiger en veiliger in- en buiten de klas is geworden en ze meer leren.
Onderwijs is van groot belang voor álle kinderen. In het Verdrag voor de Rechten van het Kind uit
1989 staat dan ook dat álle kinderen recht hebben op onderwijs. Onderwijs zorgt voor perspectief en
kan leiden tot een startkwalificatie die de kans op succes op de arbeidsmarkt vergroot. Wij vragen
extra aandacht voor jongeren die naar het speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs worden
verwezen, omdat zij extra aandacht en begeleiding nodig hebben. Hun problemen zijn vaak groot en
1
Peer van der Helm is lector en docent aan de Hogeschool Leiden, Marjorie Beld is docent en onderzoeker aan
de hogeschool Windesheim en Chris Kuiper is directeur zorg en onderwijs bij Horizon en lector aan de
Hogeschool van Rotterdam en Hogeschool Leiden. Geert-Jan Stams is hoogleraar forensische Orthopedagogiek
aan de Universiteit van Amsterdam.
2
Voor meer informatie contact Peer van der Helm van de hogeschool Leiden ([email protected]) of Marjorie Beld van de
hogeschool Windesheim: [email protected]. Of kijk op de website van de hogeschool Leiden:
http://www.hsleiden.nl/lectoraten/residentiele-jeugdzorg/leerklimaat.
1
de huidige samenleving accepteert kinderen die minder goed kunnen leren vaak niet meer.
Overvraging, falen en veel teleurstellingen gecombineerd met gebrek aan perspectief verergeren de
problemen.
Leerlingen binnen het speciaal onderwijs (Cluster 4) (SO en VSO) en praktijkonderwijs kampen veelal
met ontwikkelings-, gedrags- of emotionele problemen (Stoutjesdijk & Scholte, 2009) gebrek aan
sociale vaardigheden, laag zelfvertrouwen en of
overactief gedrag, concentratieproblemen,
agressieproblemen en niet zelden is er sprake van psychiatrische problematiek zoals ADHD, ernstige
gedragsproblemen (CD en ODD), autisme ( Smeets & Rispens 2007) of een licht verstandelijke
beperking. Als gevolg van hun problematiek komen veel jongeren niet aan leren toe of kost het ze
moeite om zich goed te gedragen in de klas en te profiteren van het aangeboden
onderwijsprogramma. Dit komt mede door stoornissen, problemen en omstandigheden van de
jongeren zelf (hun opvoeding en voorgeschiedenis), maar ook door de manier waarop het onderwijs
en de leeromgeving wordt ingericht en ervaren. Er is bij deze kinderen, los van hun eventuele stoornis
ook vaak sprake van problemen in de sociale informatieverwerking (een vijandige houding) die in
verband worden gebracht met veel voorkomende gedragsproblemen. Docenten reageren daar na een
aantal keer vaak op met afwijzende of ordemaatregelen, waarna het kind in zijn afwijzing en
teleurstelling wordt bevestigd en zich slechter gaat gedragen.
Anderson heeft decennia terug aangetoond dat het klimaat in de klas van groot belang is voor
3
leerprestaties van jongeren (Anderson, 1970; 1982 ). Uit haar overzicht komen twee belangrijke
klimaatdimensies naar voren: de ondersteuning van de docent en de onderlinge omgang tussen de
jongeren. Haar inzichten worden bevestigd door recent onderzoek op basis van het werk van Pianta
(o.a. Allen et al, 2013). Pianta geeft aan dat sociaal emotionele ondersteuning, klassenmanagement
maar ook goede instructie bijdragen aan de leeropbrengsten van leerlingen. Deze twee factoren van
Anderson staan echter op gespannen voet met de eigenschappen van leerlingen met leer- en
gedragsproblemen.
Als gevolg van vele teleurstellingen zijn leerlingen van speciale scholen vaak niet (meer) gemotiveerd
voor school en vaak bang om weer te falen, waardoor ze vaak opstandig gedrag (disruptief) gaan
vertonen. Disruptief gedrag in klassen met deze jongeren zijn aan de orde van de dag. Niet alleen
hebben de leerlingen moeite om stil te zitten; vaak genoeg wordt er getreiterd in de klas en is er
sprake van agressief gedrag tegen zowel medeleerlingen (peers) als leerkrachten. Uit onderzoek blijkt
ook dat dit disruptief gedrag aanstekelijk werkt: andere jongeren worden bang en boos en vertonen
ook agressief of gaan ‘meelopen’ om zichzelf te beschermen en docenten geven minder
ondersteuning aan de leerlingen (transactionele processen, Sameroff, 2009). Op den duur kan dit er
toe leiden dat docenten in de klas niet meer aan lesgeven toekomen, (de door Pianta gepromote
goede instructie) maar slechts bezig zijn met het handhaven van orde. Leerlingen worden vaak de
klas uitgestuurd, waarna hun gedrag meestal niet verbetert. Het eindigt niet zelden met verwijdering
van school zonder diploma of certificaat. In het schooljaar 2011 – 2012 verlieten 36 duizend leerlingen
3
Voor referenties zie: http://www.hsleiden.nl/lectoraten/residentiele-jeugdzorg/leerklimaat
2
zonder startkwalificatie het onderwijs (CBS, 2012). Een bijkomend negatief effect is demotivatie van
docenten: ziekteverzuim, burn-out en vertrek zijn vaak de uiteindelijke consequenties, waardoor in de
klas nog meer onrust ontstaat.
Marc Dullaert, kinderombudsman, stelt in het rapport 'Van leerplicht naar leerrecht', dat kinderen die
extra zorg nodig hebben, onderwijs op maat moeten kunnen krijgen. In dit rapport wordt onder andere
geconcludeerd dat er een omslag moet worden gemaakt van leerplicht naar leerrecht. Ondanks deze
terechte conclusie is er nog weinig aan deze problematiek veranderd. De belangrijkste reden hiervoor
is waarschijnlijk dat het in Nederland niet zozeer ontbreekt aan methoden voor het geven van
verschillende vormen van onderwijs, maar dat deze vaak onvoldoende aansluiten bij kwetsbare
kinderen en er weinig expliciete kennis is om docenten voor de klas te leren omgaan met ‘moeilijke
kinderen’. Het gevolg is dat deze kinderen vroeger of later worden uitgesloten in het reguliere
onderwijs en naar (veel kostbaarder) speciaal onderwijs gaan. Ook daar, en in het voortgezet
(speciaal) onderwijs gaat het vaak niet goed door overvraging van de leerlingen en de vele
faalervaringen; ze hebben hun motivatie voor en vertrouwen in het schoolsysteem verloren.
Bovendien wordt het in de huidige maatschappij steeds moeilijker om stageplaatsen te vinden voor
kinderen met een gebruiksaanwijzing. Het gebrek aan perspectief maakt kinderen vervolgens weer
gedemotiveerd en opstandig.
De Hogeschool Leiden, Hogeschool Windesheim, en de Universiteit van Amsterdam doen
gezamenlijk onderzoek naar het leerklimaat in de klas en de relatie met sociale probleemsituaties. Ze
werken daarbij samen met een groot aantal praktijkinstellingen zoals Horizon, Intermezzo, Altra, de
Steedeschool en Pluryn, ondermeer gefinancierd door een Raak-Publiek subsidie. Als resultaat van
het samenwerkingsverband tussen onderwijsinstellingen en deze scholen is er afgelopen jaar een
meetinstrument ontwikkeld en gevalideerd om het leerklimaat in de klassen voor onderwijs aan
kinderen met gedragsproblemen te meten (Beld, Van der Helm, De Swart & Stams, in press), namelijk
de School Climate Inventory (SCI). Omdat kinderen in het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs
vaak een korte aandachtsspanne hebben en soms beperkte cognitieve vaardigheden (LVB), is ervoor
gekozen een simpele compacte lijst te ontwikkelen en te valideren, speciaal voor deze doelgroep.
Hierbij is ondermeer gebruik gemaakt van bestaande items uit verschillende nationale en
internationale
vragenlijsten
(voor meer info
zie: http://www.hsleiden.nl/lectoraten/residentiele-
jeugdzorg/leerklimaat).
De vragenlijst bestaat uit zes schalen (totaal 55 items): ondersteuning door de docent, disruptief
gedrag van leerlingen (agressief en verstorend gedrag, pesten), positieve groepsdynamiek (elkaar
helpen en steunen), een rustige werksfeer, groeipercepties (wat kinderen vinden dat ze leren) en
veiligheid. De vragenlijst heeft ook een verkorte versie (23 items, ondermeer voor LVB) en momenteel
wordt gewerkt aan een versie van 4-12 jaar.
3
In veel gevallen wordt de vragenlijst gecombineerd met onderzoek naar agressie in sociale
probleemsituaties (TOPS-A) en het werkklimaat dat de docenten ervaren (leerklimaat en werkklimaat
vertonen een flinke samenhang). Op deze wijze wordt een compleet beeld verkregen van sterke en
zwakke kanten van klassen binnen scholen. Van deze meting wordt een rapportage gemaakt op
klasse niveau dat als uitgangspunt kan dienen voor verbeteringen (Plan-Do-Check-Act cyclus).
4
Inmiddels is er ook een methode ontwikkeld om docenten feedback te geven in de klas . Uit recent
onderzoek, ondermeer bij Horizon, blijkt dat door deze combinatie van onderzoek en gerichte
feedback zowel het leerklimaat als het werkklimaat binnen een paar maanden flink kan verbeteren: de
docenten ervaren meer rust en motivatie in de klas en hun eigen arbeidstevredenheid stijgt. De
leerlingen geven aan dat de docent hun beter ondersteunt, ze elkaar onderling minder in de haren
zitten, het rustiger en veiliger in- en buiten de klas is geworden en ze meer leren. Ook blijkt uit het
onderzoek dat ze school serieuzer gaan nemen, meer gemotiveerd raken voor het onderwijs en
sociale probleemsituaties beter kunnen hanteren en minder agressief of meeloopgedrag vertonen: het
leerrendement, maar ook het sociale rendement van het onderwijs stijgt aantoonbaar.
Enkele referenties:
Allen, J., Gregory, A., Mikami, A., Lun, J., Hamre, B., & Pianta, R. (2013). Observations of effective
teacher-student interactions in secondary school classrooms: Predicting student achievement with the
classroom assessment scoring system--secondary. School Psychology Review, 42(1), 76-97.
Pianta, R. C., Belsky, J., Vandergrift, N., Houts, R., & Morrison, F. J. (2008). Classroom effects on
children's achievement trajectories in elementary school. American Educational Research Journal,
45(2), 365-397. doi:10.3102/0002831207308230
Smeets, E.F.L., & Rispens, J. (2007). Op zoek naar passend onderwijs. Overzichtsstudie van de
samenhang tussen regulier en speciaal (basis)onderwijs. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit
Stoutjesdijk, R., & Scholte, E.M. (2009). Cluster 4 speciaal onderwijs: een vergelijking tussen
leerlingen op cluster 4 scholen en cluster 4 rugzakleerlingen. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48,
161-169.
4
Voor meer informatie contact Peer van der Helm van de hogeschool Leiden ([email protected]) of Marjorie Beld van de
hogeschool Windesheim: [email protected]. Of kijk op de website van de hogeschool Leiden:
http://www.hsleiden.nl/lectoraten/residentiele-jeugdzorg/leerklimaat.
4