Info – avond

Info – avond
Verwelkoming, voorstelling van sprekers, structuur van de avond
Verschil opname-afdeling en behandelafdeling
Aanbod DGT : in opname, in dagtherapie, ambulant
1. Inleiding
Mensen die hier in behandeling komen, hebben doorgaans al lang moeilijkheden met het
herkennen, bespreken en hanteren van gevoelens (“emotieregulatie”). Hun gevoelens zijn
bovendien zo intens en explosief dat ze vaak impulsief ‘iets doen’ om hun emoties de baas
te blijven. Het gaat hierbij om gedrag, dat henzelf en/of anderen op de één of andere manier
kan schaden. Dit gedragspatroon leidt er vaak toe dat mensen vastlopen in relaties en
sociale contacten, in studie of werk. Vaak zijn er meerdere klachten tegelijkertijd aanwezig,
zonder dat er één duidelijk op de voorgrond staat, zodat zij niet weten waar eerst te
beginnen. Dit zie je vaak bij mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis.
In 1993 werd er door Marsha Linehan een behandelwijze ontwikkeld speciaal voor mensen
met deze problematiek: de dialectische gedragstherapie. Zij merkte dat haar patiënten die
veelvuldig zelfmoordpogingen ondernamen, zichzelf verwonden geen baat hadden bij de
gekende therapiën.
Ze ontwikkelde een methode die acceptatie met verandering combineert. Ze vond inspiratie
in de Zen filosofie en in de gedragstherapie. Zij stelde vast dat die patiënten niet over de
nodige vaardigheden beschikten om met emoties om te gaan, om relaties te handhaven, om
met zichzelf en anderen om te gaan. Zij werkte een cursus uit waarin die vaardigheden stap
voor stap aangeleerd worden.
Nu, zoveel jaar later wordt deze methode ook gebruikt voor mensen die geen
borderlinepersoonlijkheidsstoornis hebben, maar slechts enkele van die moeilijkheden of een
anders stoornis. Als je het advies krijgt om te moeilijkheden met dialectische gedragstherapie
aan te pakken wil dat niet altijd zeggen dat je BPS hebt.
( BPS = borderlinepersoonlijkheidsstoornis )
De borderline persoonlijkheidsstoornis
De borderlinepersoonlijkheidsstoornis komt naar schatting bij 2 à 3 % van de Westerse
bevolking voor, in maatschappijen die minder modern en snel zijn komt de stoornis minder
voor.
De diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis wordt gegeven op basis van het voorkomen
van een aantal gedragingen en belevingen die de patiënt laat zien of vertelt.
Ook naaste betrokkenen kunnen door hun verhaal over de patiënt helpen om uit te klaren
over welke stoornis het precies gaat.
Deze gegevens legt de hulpverlening naast de beschrijving van de kenmerken van een
borderline-stoornis die vastgelegd zijn in een handleiding, de DSM-V.
We spreken van een persoonlijkheidsstoornis wanneer er langdurig (meestal jaren ) gedrag
is dat op zich normaal is in bepaalde situaties maar dat aanhoudt en zich ook voordoet
buiten die situaties.
Bv. schrikken, wenen, gillen, trillen, angstdromen enz na het zien van een ongeval, heftige
gevoelens en heftige lichamelijke reacties horen erbij.
Wanneer iemand regelmatig dit gedrag vertoont zonder dat de situatie zo schokkend is
dan spreken we over een stoornis. Die verschijnselen verstoren de persoon in zijn/haar
functioneren, het worden als het ware “karaktertrekken”.
Van ‘Stoornissen in de persoonlijkheid’ kun je spreken als:
 iemands persoonlijke eigenschappen extreem en voor iemand zelf hinderlijk
worden.
 Iemands gedrag de persoon zelf en/of diens omgeving last bezorgt, en niet zomaar
af en toe maar vrijwel voortdurend.
Het functioneren is dan zo gestoord dat het grote problemen kan veroorzaken in relatie met
partner, familie en vrienden of op het werk en bij opleidingen.
Om volgens de DSM-V van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis te kunnen spreken moet
er een voortdurend aanwezig patroon zijn van wisselvalligheid in relaties, in zelfbeeld en in
emotionele reacties en ook impulsieve reacties. Dit patroon begint in de vroege
volwassenheid en komt tot uiting in verschillende situaties. Hoewel het kan gelijken op
puberteitskenmerken, verschilt het hier dus per definitie ook van. Minstens 5 van de
volgende 9 verschijnselen moeten aanwezig zijn om van BPS te spreken. Heeft iemand
minder dan 5 van die verschijnselen dan spreken we van iemand met borderline-trekken.
Iedereen kan zich in een aantal verschijnselen herkennen, omdat de verschijnselen
“menselijk” zijn. Het is de ernst en de duur die bepaalt of het een ‘symptoom’ is.
Bijvoorbeeld: elk van ons heeft al eens angst gehad een geliefde te verliezen, zonder dat dit
verlatingsangst is.
Naast hun moeilijkheden hebben mensen met BPS meestal heel wat aantrekkelijke
kenmerken: ze zijn vaak passioneel, zorgend, kunstzinnig, boeiend.
De verschijnselen waar mensen met BPS en hun omgeving last van hebben zijn bovendien
nog eens verschillend van mens tot mens. Elke mens is uniek.
Er is niet zoiets als dé borderlinepatiënt, er is niet één soort oorzaak en er is niet één, voor
iedereen geschikte behandelmethode.
9 Verschijnselen ( symptomen)
1. affectlabiliteit
Extreme en snel wisselende stemmingen, die op anderen een enorme indruk maken.
Op dezelfde dag kunnen ze zich aanvankelijk goed voelen, vervolgens zo maar diep
in de put raken, om dan weer na een onbeduidende aanleiding in heftige woede te
ontsteken.
2. impulsiviteit
Ze reageren vaak louter op basis van hun emoties, zonder na te denken over de
gevolgen van hun gedrag, hun beslissingen. Zo geven ze plots véél geld uit en
moeten het nadien met schulden bekopen, of stoppen ze plots met hun werk of
studies, beginnen totaal iets anders. Impulsief allerlei dingen doen waar ze korte tijd
later spijt van hebben. Zo krijgen ze nogal eens te horen dat ze niet kunnen
volhouden terwijl dat niet te geval is, ze reageren op basis van hun emotie, het
ontbreekt hen meestal niet aan wilskracht.
3. suïcidale gedragingen, automutilatie
In extreme gevallen reageren ze de woede of de pijn op zichzelf af, waarbij ze zich
serieus kunnen verwonden. Dreiging met zelfmoord en suïcidaal of zeer riskant
gedrag komen vaak voor. Dit gedrag is ontzettend moeilijk voor de omgeving: iemand
die je graag ziet wil zich van het leven beroven of doet zichzelf opzettelijk pijn.
Omgeving gaat dan vaak proberen dit tegen te houden, de controle overnemen. Maar
zo gaat het jammer genoeg van kwaad naar erger.
Zelfverwonding heeft verschillende functies: spanningsreductie, fysieke pijn voelen
ipv emotionele, terug in de realiteit komen… zit soms ook een verslavende factor in.
4. verlatingsangst
Op bepaalde momenten kunnen ze zelfzeker overkomen maar in hun hart vinden ze
zichzelf slecht en onbeminnelijk, kwetsbaar, minderwaardig en machteloos. Ze
verlangen sterk om geaccepteerd en geliefd te worden. Dit maakt dat ze zich veel te
snel vastklampen aan andere mensen, en vervolgens erg bang worden om ze te
verliezen. De tragiek is dat ze zich daarbij vaak zo gedragen dat ze de verlating min
of meer uitlokken. Daarbij komt dat ze sterk geneigd zijn in zwart-wit termen te
denken en dus weinig nuances kunnen zien. Dit alles maakt dat de relaties met
andere mensen aan heftige slingerbewegingen onderhevig zijn.
5. instabiele en intense relaties
Ze hebben de neiging om mensen die op hen een goede eerste indruk maken meteen
te idealiseren, de andere is het hélemaal. Dat kan voor die ander misschien vreemd
zijn maar tegelijk ook prettig. “Wow! Eindelijk eens iemand die ziet hoe fantastisch ik
eigenlijk ben.” Het vervelende is echter dat het slechts duurt tot het moment waarop je
niet meer helemaal aan de verwachtingen voldoet. Dan val je ineens van je voetstuk in
de goot en wordt je door hen geklasseerd als bedrieger, autoritair enz. Al je uitspraken
en toenaderingspogingen worden verkeerd geïnterpreteerd en leiden tot heftige
reacties. Het zo laten, gaat ook niet want dat wekt de woede op van de
borderlinepatiënt. Hij/ zij zal je niet weg laten gaan, desnoods wordt er gedreigd met
zelfmoord.
6. chronisch gevoel van leegte
Iemand met zo’n heftig karakter zou er natuurlijk goed aan doen om te zorgen dat de
omgeving tenminste rustig is. Helaas lokt dit karakter juist chaos en instabiliteit uit. Ze
vervelen zich snel en zoeken telkens nieuwe stimulatie om het chronische gevoel van
leegheid niet te voelen. (is verschillend van niets voelen )
7. identiteitsstoornis
Hun zelfbeeld is wisselend. We vormen ons zelfbeeld door observaties van ons eigen
gedrag, onze emoties en onze gedachten en door de reacties van anderen op ons
gedrag. Als we over de jaren heen bij gelijkaardige situaties ongeveer hetzelfde
ervaren dan ontwikkelen we een tamelijk vast zelfbeeld, we ervaren onszelf als “ik
ben zo, ik ben die persoon”. We worden voor onszelf en voor de anderen
voorspelbaar en de reacties van de anderen op ons worden ook voorspelbaar. Door
het onvermogen om hun emoties te besturen wisselt hun zelfbesef met de stemming
die ze hebben. Ze zijn steeds op zoek. Dit kan ook gelden voor hun seksuele
oriëntatie. Dit gaat ook over het niet kennen van de eigen kwaliteiten, en dit maakt
dat ze moeilijk gerust te stellen zijn in het ‘oké’ zijn. Van hieruit denken ze erg snel
“ze moeten me toch niet”.
8. Woede
Problemen met om woede of kwaadheid en wel op twee verschillende manieren.
Sommigen hebben vaak driftbuien, vechten herhaaldelijk, zijn aanhoudend kwaad of
richten de woede op zichzelf. Die heftige emoties zijn vaak onhoudbaar en velen
gaan alcohol, drugs, geneesmiddelen misbruiken om minder te voelen.
Anderen gaan helemaal geen kwaadheid voelen, wat hen belemmert om te voelen
dat hun grens overschreden is. Dit leidt vaak tot een gebrek aan assertiviteit.
9. achterdocht, dissociatie
Onder stress kunnen ze achterdochtige gedachten hebben, die ook weer voorbij
gaan (paranoïde ideeën) of kunnen er ernstige dissociatieve verschijnselen opduiken.
Dit is een symptoom dat gerelateerd wordt aan trauma. Het is een vorm van
psychische bescherming waarbij er bewustzijnsvernauwing optreedt. Patiënt raakt
dan helemaal in zichzelf gekeerd, psychisch afgesloten, kan zich ook vervreemd van
zichzelf en van de realiteit voelen. (depersonalisatie, derealisatie)
De verschijnselen doen zich dus voor op 5 vlakken: het denken, het voelen, het handelen, op
vlak van relaties en van het zelf.
Lijden van patiënten én hun omgeving.
Mensen met een borderlinestoornis zijn vaker dan gemiddeld in hun jeugd slachtoffer
geweest van incest, geweld, gepest worden of emotionele verwaarlozing. Hun persoonlijke
grenzen zijn dus vaak genegeerd en met de voeten getreden. In hun volwassen leven
hebben ze vaak nog steeds moeite om hun persoonlijke grenzen aan te geven. Ze kunnen
ook angstig worden van intimiteit. Ze hebben immers al vroeg geleerd hoe gevaarlijk het kan
zijn van mensen te vertrouwen. Bovendien hebben ze ook geen vertrouwen in zichzelf. Zo
worden ze nog al eens het slachtoffer van oplichters en charlatans. Ze laten zich soms
uitbuiten in een relatie of worden soms volgeling van goeroeachtige types. Ze kunnen ook bij
anderen reddingsfantasieën opwekken en een partner treffen die erg helpend is. Ze gaan
dan vaak zeer ver, vaak met zelfmoorddreiging en buiten hun partner uit.
 Het laat zich goed begrijpen als we al deze verschijnselen overlopen hoeveel lijden
er voor de borderline-patiënt maar ook voor zijn/haar onmiddellijke omgeving
mee gepaard gaat.
Er wordt dikwijls gezegd dat iemand met BPS aandacht wil. Zij/hij zou het gedrag bewust
vertonen om te manipuleren of om anderen pijn te doen. Dit mag misschien zo lijken, maar
hierbij wordt volstrekt voorbijgegaan aan het feit dat ook de patiënt er niet om heeft
gevraagd. De voortdurende stemmingswisselingen, de impulsiviteit, de depressieve
gevoelens, de angst en de pijn hebben invloed op zijn/haar leven en het lijden is meestal
groot.
Enkele uitspraken van patiënten:
 “Soms heb ik het idee dat ik niet meer in mezelf zit, dan voel ik niks en lijkt het net of de
wereld zonder mij verder draait Alles is dan onwerkelijk. Mijn man zegt dan dat hij het idee
heeft dat ik dwars door hem heen kijk. Heel vaak is het zo dat ik hieruit kom nadat ik mezelf
het gesneden, ik weet hier vaak niks van.”
 “Vaak ben ik bang dat mijn ouders mijn zus liever hebben dan mij. Laatst nog wilden ze bij
haar op bezoek gaan, ik kon dat echter niet uitstaan. Ik heb zoveel problemen veroorzaakt dat
ze uiteindelijk toch thuis zijn gebleven. Ik weet het, het is niet goed te praten, maar toch
gebeurt het zo “
 “Ik heb nooit rust in mijn hoofd, het is altijd chaos.”
Het gedrag dat met de stoornis gepaard gaat, heeft ook een zeer belangrijke invloed op de
naastbetrokkenen. Deze invloed gaat verder dan alleen de emotionele invloed, waarbij
angst, schuld, boosheid en medelijden op de voorgrond kunnen treden. Ook financieel en
materieel kan dit invloed hebben op het dagelijkse leven in gezinnen.
Enkele uitspraken van naastbetrokkenen,
 “Ik kan niks zeggen of doen, altijd loopt het uit de hand. Ik heb al zoveel geprobeerd, ik weet
het eigenlijk niet meer. Ik heb het idee dat ik op eieren loop.”
 “Gisteren kwam ik een kwartier te laat thuis. Werd ze toch kwaad. Waar ik was geweest vroeg
ze, bang dat ik een relatie buiten de deur had.”
 Mijn nichtje van zeven zei me met een piepstemmetje:” mama is in de keuken en er ligt een
mes op tafel lag. Ze was bang dat haar mama, mijn zus, zich weer ging snijden.”
 Gisterenavond had ik een gezellige avond met mijn broer, we hebben ook veel gelachen.
Enkele uren nadien belde hij me en spuwde zijn gal : “ dat ik zoveel dingen had gezegd die
hem diep gekwetst hadden.” Ik voelde me verward, ging twijfelen aan mijn observatie dat de
avond gezellig was geweest.
Ontstaan van de borderline persoonlijkheidsstoornis
De dialectische gedragstherapie stelt dat de stoornis het resultaat is van de wisselwerking
tussen de persoon en omgevingsinvloeden. ( biosociale theorie )
 De persoon heeft een emotionele kwetsbaarheid, biologische aanleg.
Deze kwetsbaarheid heeft 3 kenmerken: een uitgesproken gevoeligheid voor emotionele
prikkels, een hevig en snel emotioneel reageren en een traag terugkeren naar het
emotionele basisniveau zodat de reacties langdurig zijn.
 Uitgesproken gevoeligheid
 Hevig en snel emotioneel reageren
Vb: wat bij anderen lichte verlegenheid teweegbrengt, kan hier diepe vernedering
veroorzaken.. Irritatie → woede
/Bezorgdheid → paniekaanval
Aan de positieve kant zijn ze vaak heel idealistisch, snel verliefd
Linehan maakt de vergelijking dat BPS psychologisch equivalent zijn aan patiënten
met derdegraadsverbrandingen. Ze hebben zogezegd geen emotionele huid.
 Vertraagde terugkeer naar emotioneel basisniveau
Visuele voorstelling (dia): emotie krijgt tijd niet om te zakken, er volgt alweer een
nieuwe prikkel. Begrijpelijk dat het dan niet meer lukt om wijs of vaardig te handelen.
Omdat emoties zo hevig zijn heeft die persoon het ook veel moeilijker om te leren om
emoties te verdragen en er gepast mee om te gaan. Er ontstaat een gebrek aan
vaardigheden. De omgeving ziet vaak de problemen van iemand met emotionele
kwetsbaarheid véél en véél te eenvoudig.
Emotionele kwetsbaarheid op zich hoeft niet tot een borderlinestoornis te leiden. Het is in
interactie met de omgeving dat de stoornis zich ontwikkelt.
 Als een kind/jongere met die aanleg in een omgeving opgroeit die het moeilijk heeft
met heftige negatieve emoties, dan wordt die kwetsbaarheid niet in goede banen geleid.
De sociale omgeving gaat in dat geval de gedachten, gevoelens en voorkeuren van het
kind/de jongere niet opmerken of afkeuren of extreem in de verf zetten. “Komaan, herpak
u, doe niet flauw, niet janken”. Die omgeving biedt ook geen voorbeeld van hoe er met
emoties, moeilijke gebeurtenissen best wordt omgegaan. Vaak biedt de omgeving
“simpele” oplossingen aan voor moeilijke dingen bv.: “als je maar wil kan je het”, “ik heb
mijn depressie zelf overwonnen met te blijven gaan werken”. Naast de aanleg komt er zo
ook een gebrek aan vaardigheden tot stand. Belangrijk hierbij is dat de omgeving het op
dat moment zeker niet slecht voorheeft met hun kwetsbare familielid, maar vanuit eigen
onvermogen of eigen moeilijke emotieregulatie niet beter weet, of door externe
omstandigheden er niet in slaagt er anders mee om te gaan.
Bij deze omgevingsfactor rekenen we zeker ook verwaarlozing, seksueel misbruik en
lichamelijk of psychisch geweld.
 Beide factoren beïnvloeden elkaar: het kind/jongere komt bij anderen als overdreven
emotioneel over, de omgeving reageert met “je emoties zijn onjuist en ongepast”
Daardoor wordt het kind/jongere onzeker, weet het niet meer wat het voelt of hoe het zich
moet gedragen. Het gaat zich extreem instellen op wat het denkt dat de omgeving
verwacht, bouwt zo weinig eigenheid op. Het voelt zich falen, misprijst zichzelf, vertrouwt
eigen voelen en denken niet. Het reageert niet of te hevig. De omgeving weet niet meer
waar ze goed aan doet en gaat veelal ook te hevig of juist niet meer reageren. Zo kan het
gebeuren dat een omgeving die eerst wél goed reageerde op het kind/de jongere
uiteindelijk ook terecht komt in niet opmerken, afkeuren of zélf hevig reageren. Het kind
leert van niet langer te vertrouwen op eigen emoties en interpretaties maar gaat zich
maximaal aanpassen aan de externe omgeving.
Noch de persoon noch de omgeving zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van de stoornis.
De persoon is niet de schuld maar moet wel actie ondernemen om te leren omgaan met
zijn/haar emotionele kwetsbaarheid. De omgeving treft ook geen schuld, maar kan wel
helpen door de symptomen niet te laten verergeren. Zij kunnen bijdragen tot een andere
omgang door rustig te reageren en de patiënt te erkennen in wat hij/zij voelt zonder daarom
een gestelde grens te verleggen. Er is wel sprake van schuld / fout als het over
verwaarlozing, geweldpleging en seksuele mishandeling gaat! Indien mogelijk, dient dit dan
rechtgezet te worden.
We geven enkele tips die de omgeving ter harte kan nemen om bij te dragen aan een andere
omgang. Dit helpt zowel de patiënt als de omgeving.
We leggen straks ook uit hoe de patiënt aan die problemen kan werken met de dialectische
gedragstherapie.
Tips voor de omgeving
 Informeer je over borderline-stoornis zodat je weet hoe ze tot een bepaald gedrag
komen. Goed bezig dus. Similes geeft ook lezingen over dit onderwerp, zie website. Op
verschillende plaatsen worden ook familietrainingen DGT aangeboden, voor familieleden,
partners van BPS-patiënten.
 Wees je er bewust van dat mensen met BPS sterke emoties bij je kunnen oproepen
zoals angst, schuldgevoelens, medelijden, boosheid en verdriet. Emoties krijgen een plek
door te praten over wat je beleeft. Het is belangrijk dat je steun zoekt in gezin, familie,
vrienden of bij lotgenoten. Bij het omgaan met iemand met BPS is uw emotie een slechte
raadgever.
 De regels over wat er binnen de muren van uw huis wel of niet toegestaan is, moeten
worden vastgesteld en duidelijk worden meegedeeld.
 Eens de grenzen gesteld moeten ze gehandhaafd worden. Grenzen handhaven,
nakomen is voor de ene persoon gemakkelijker dan voor de andere. Daarom is het
belangrijk gezamenlijk te bepalen wat de grenzen zijn en deze in het gezin te bespreken.
Een grens aangeven voelt voor iemand met BPS aan als “ Mijn ouders of partner willen
mij niet meer, ze houden niet meer van me”. Hierdoor neemt de angst toe, zowel voor
verlating als voor het verlies van controle. Diegene met BPS zal daardoor borderlinegedrag vertonen met als doel nagaan of de andere wel zoveel van hem/haar houdt dat
die daarvoor de grens verlegt. Dit gedrag zorgt er vaak voor dat de naastbetrokkene om
emotionele redenen de grens inderdaad verlegt. Dit maakt de wereld voor iemand met
een BPS onduidelijk, onvoorspelbaar en dus steeds méér beangstigend. Het vermindert
het borderline-gedrag dan ook niet, maar zorgt juist voor verergering. Het kan ervoor
zorgen dat elke grens, groot of klein, angst oproept en getoetst wordt met borderlinegedrag. Juist daarom is het belangrijk dat iemand met BPS precies weet hoe u op
haar/zijn gedrag gaat reageren. Grenzen aangeven en handhaven zorgt voor
duidelijkheid en vermindert de angst en dus ook de kans op moeilijk gedrag.

Laat iemand met BPS zélf de verantwoordelijkheid dragen voor zijn/haar gedrag. Zo
leren ze van hun fouten. Geef duidelijk en op voorhand aan wat het gevolg / de straf zal
zijn bij het overschrijden van een regel.
Bijvoorbeeld: als je schulden maakt dan betaal je die zelf, als je me slaat kan je direct
vertrekken.
Hen zelf de verantwoordelijkheid laten dragen geeft meer kans op een positiever
zelfbeeld en op zelfvertrouwen. Hulp bieden kan helpen op korte termijn, is ook lief, maar
op lange termijn creëer je er geen verandering mee, en onbedoeld geef je ook de
boodschap mee “jij kan het niet zélf”.

Geef ongevraagd geen advies, geef geen kritiek maar spiegel.
Naaste betrokkenen zijn snel geneigd kritiek te leveren en ongevraagd advies te geven.
Dit omdat ze willen helpen. Bv. keuze van een vriendje.
De meeste mensen vinden het niet leuk kritiek te ontvangen, bij mensen met een BPS is
dit niet anders. Bovenop zijn mensen met BPS emotioneel kwetsbaarder. Kritiek krijgen
geeft hen een hevig vervelend gevoel (voelen zich geheel afgekeurd) en de emotie loopt
snel heel hoog op ( angst niet geliefd te zijn, gevoel te falen, kwaadheid)

Hou voor ogen dat iemand met een BPS meer kan dan je denkt!
Dialectische gedragstherapie
Therapievorm speciaal ontwikkeld voor mensen met een BPS.
Dialectische gedragstherapie combineert
 gedragstherapie
gericht op verandering
 met Zen
gericht op acceptatie, op erkennen van gevoelens, gedachten en
gedrag
Voorbeeld: iemand komt hevig huilend naar het staflokaal. Hulpverlener reageert dan met 2
elementen: met begrip en erkenning voor wat de patiënt voelt, denkt en doet en met
vraagjes, tips over wat de patiënt kan doen om met die emotie om te gaan.
We vertellen eerst hoe er gewerkt wordt aan gedragsverandering, nadien vertellen we over
acceptatie.
Verandering in gedrag
bevat twee delen: verminderen van schadelijk gedrag en het aanleren van nieuw gedrag
1) Verminderen van gedrag met schadelijke gevolgen (destructief gedrag)
Het gedrag is er ooit gekomen om problemen kenbaar te maken of om ze op te lossen.
Dit gedrag is een noodoplossing, een symptoom vaak (denk aan zelfverwonding,
zelfmoordpogingen). Deze noodoplossing werkt snel en met goed resultaat op korte termijn.
Maar noodoplossingen kunnen negatieve gevolgen hebben.
Voorbeeld:Je ervaart een moeilijke emotie, kalmerende middelen, alcohol drinken helpt: moeilijke
emoties worden effectief en snel onderdrukt.. = korte termijn
Schadelijk gevolg op korte termijn: bij teveel of verkeerde combinatie kan je sterven
Schadelijk gevolg op lange termijn: verslaving en ondermijning van het zelfvertrouwen. Je leert jezelf
aan dat je je emoties niet de baas kunt.
Bovendien staat destructief gedrag het leren van nieuw gedrag in de weg.
Minder naar die noodoplossingen grijpen verloopt in een bepaalde volgorde: de meest
schadelijke gedragingen worden eerst aangepakt.
1) stoppen met zelfvernietigend gedrag
 zelfmoordpogingen, zelfmoordgedachten
 zelfverwondend gedrag
 misbruik van middelen
 ongezonde eetgewoonten
2)verminderen van gedrag dat de therapie in de weg staat
bv. niet naar de therapiesessie komen, therapie van andere patiënten ondermijnen
3) verminderen van gedrag dat de kwaliteit van het leven in de weg staat
(financiële problemen, onbeschermd seksueel gedrag, opzoeken van misbruiksituaties)
Patiënten scoren dagelijks in welke mate ze dit gedrag stellen op hun dagboekkaart en
bespreken dit wekelijks met de begeleiding.
Om die “oude gedragingen” te kunnen verminderen is er nood aan ander gedrag.
Het verminderen van gedrag met schadelijke gevolgen en het aanleren van nieuw gedrag
gaan hand in hand.
2) Aanleren van nieuw gedrag
Mensen met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis hebben een gebrek aan vaardigheden
om met zichzelf en met anderen om te gaan.
We gaan ervan uit dat ze niet de gelegenheid kregen om bepaalde vaardigheden te
ontwikkelen ( zie biosociale theorie ) We beseffen meestal niet hoe we iets geleerd hebben.
Van sommige vaardigheden denken we dat we die van nature uit hebben, zoiets als onze
moedertaal. Pas als we een andere taal willen leren merken we wat dit leren allemaal
inhoudt en hoeveel herhaling het vraagt.
Vb. bij verstorende gedachte, emotie “zet dat weg, hou je hoofd nu even bij je werk” is een
juiste aanpak, maar hoe doe je dat in godsnaam?
In deze methode zijn die vaardigheden helemaal onderzocht en worden ze duidelijk en in
concrete stappen uitgelegd. Zo wordt helder waaruit een vaardigheid bestaat en hoe je ze
kan verwerven.
Per onderdeel is er een theorieles. Elke week één. Op elke les volgt een huiswerk zodat je
kan merken of je de theorie goed begrepen hebt en hoe je er in de praktijk mee aan de slag
kunt. Deze huiswerken worden de week erop besproken.
Er moet heel veel geoefend worden, herhaling is bij leren heel belangrijk.
Er moet in verschillende situaties geoefend worden, anders kan je een vaardigheid
misschien wel goed gebruiken in de patiëntengroep maar niet thuis, niet bij vrienden, niet in
werksituaties enz.
In dagtherapie of ambulant hebben patiënten vanzelf gelegenheid om in hun thuismilieu te
oefenen. Wanneer ze opgenomen zijn kunnen ze op heel wat momenten de afdeling
verlaten, het programma is ernaar gemaakt.
De gedragsvaardigheden die aangeleerd worden zijn in 4 grote blokken ( modules)
opgedeeld:
1) oplettendheid
kernoplettendheid = KOV
= leren stilstaan bij wat er rondom en in jezelf gebeurt zonder meteen te gaan
oordelen
2)
omgaan met anderen
intermenselijke effectiviteit
= effectieve manieren leren om te vragen wat je nodig hebt, om neen te kunnen
zeggen, om met conflictsituaties te kunnen omgaan.
3) regelen van emoties
emotieregulatie
= emoties leren herkennen, begrijpen en er meer vat op leren hebben
4) onlust verdragen
crisismanagement
= hoe je crisis kan verdragen
oplettendheid: Leren bewust waar te nemen zonder oordelen
Dit begrip valt samen met mindfulness: volledig de aandacht richten op datgene wat zich
voordoet op dit moment zonder daarbij te oordelen. Bewust worden van lichaamsgewaarwordingen, van emoties en van gedachten en van de dingen buiten jezelf die je kan
waarnemen.
Het betekent tevens ‘het volledig opgaan’ in een ervaring of een taak. ( participatie )
Deze vaardigheid wordt tijdens de eerste weken van de behandeling onderwezen maar blijft
gedurende de hele behandeling belangrijk. Het is de basisvaardigheid, de kern. Vandaar dat
we ze kern-oplettendheidsvaardigheden noemen.
Het bevat onder meer: oordeelvrij zijn, oordeelbewust
één ding tegelijk
Voorbeelden:
 Oordeelvrij: we plakken zeer snel een etiket, VB: iets is goed of slecht, mooi of
lelijk.
Hier leren we wat we waarnemen te beschrijven zonder een etiket. Het gaat zowel
over anderen, over onszelf als over gebeurtenissen.
Je bent een leugenaar = etiket. Wat je nu zegt kan ik niet geloven of wat je nu zegt is
in tegenspraak met wat je vorige week zei , is een beschrijving.
Of in jezelf: ik ben stom = etiket.
Hoe ik dit aanpakte gaf niet het resultaat dat ik wou = beschrijving.
Oordeelbewust: oordelen helpen ons om beslissingen te nemen, iets in te schatten. Als
we alle oordelen zouden schrappen, komen we niet meer tot handelen. Maar het is
goed dat we beseffen dat het een oordeel is en geen waarheid.

Eén ding tegelijk: dit herkennen we vast allemaal. Terwijl we TV kijken eten we
chips,
drinken we cola, zijn sommigen aan ’t breien of aan ’t sms-en.
De kunst is met je volledige aandacht te zijn bij wat je aan het doen bent. Bijvoorbeeld
enkel chips eten: hoe proeft het, voelt het, kraakt het…dan ervaar je bewust dat
je eet en wat je eet.
Omgaan met anderen:
Doel is om te leren hoe je relaties gezond en levend kan houden.
Het gaat over vaardigheden als:
 vermogen om te kunnen vragen wat je wil
 neen te zeggen
 te onderhandelen over een conflict zonder de relatie te beschadigen
 aandacht geven aan de andere, te leren luisteren
Emotieregulatie:

Emoties leren herkennen, begrijpen en ze durven te voelen, ze niet afkeuren.
Voorbeeld:
Gevoel van “ die moet me niet”
Welke gebeurtenis riep die emotie op? Hoe interpreteerde je die gebeurtenis, beschrijven van
wat je voelt, ook de lichamelijke gewaarwordingen.

Controle verwerven over je reacties op gevoelens.
Voorbeeld: kwaadheid voelen en dan kunnen kiezen of je die al of niet tot uitdrukking brengt.
Wanneer en hoe je kwaadheid uitdrukt. Hoe je denkt over je kwaadheid, hoe je je voelt
over die kwaadheid (beschaamd, gefaald ..)
Kwaadheid voelen en toch niet gaan schelden, dreigen, slaan. Dit gedrag kunnen onderdrukken. Op een gepaste wijze, indien nodig, je kwaadheid uiten.
 weloverwogen gedrag stellen met een doel voor ogen, dus gedrag kunnen stellen dat
niet van je stemming afhankelijk is
Voorbeeld: boos zijn op je baas maar toch gaan werken omdat je je werk wil behouden

je fysiologische prikkeling zélf doen afnemen
Voorbeeld: op je ademhaling letten, koud water over polsen laten lopen

je aandacht op iets anders kunnen richten
Crisisvaardigheden: leren hoe je crisis kan verdragen
Onbehagen, pijn en crisis horen bij het leven. Ze kunnen niet volledig worden vermeden of
worden weggenomen. Dit heeft als gevolg dat we als we accepteren hoe het leven op een
bepaald moment is, ons dat al helpt.
Tegelijk worden er ook vaardigheden aangeleerd om de pijn wat te verminderen zodat de
pijn, de crisis te verdragen valt.
 tegengestelde emoties oproepen:
door je emotie eerst te benoemen en dan een activiteit te gaan doen die een
tegengestelde emotie oproept.
Voorbeeld: als je je verdrietig voelt iets gaan doen waar je goed in bent
 Zelfkoestering
= jezelf op je gemak stellen, voor jezelf zorgen, zacht en aardig voor jezelf zijn.
Acceptatie
Naast dit leren staat het accepteren centraal.
 In de dialectische filosofie gaan we ervan uit dat de wereld, de werkelijkheid uit
tegenstellingen bestaat die niet moeten weggewerkt worden. De wereld is zo: er is
geen dag zonder nacht. Zo zijn in de therapie de twee tegengestelden, acceptatie en
verandering allebei noodzakelijk.
Dat lijkt op ‘t eerste zicht in tegenspraak . Patiënten komen in therapie opdat het zou
veranderen en moeten tegelijk leren dat wat ze doen, denken en voelen er mag zijn. Dat ze
gevoelens, gedachten en gedrag leren opmerken en niet veroordelen. “Het is zoals het is”
wordt er vaak door de therapeuten gezegd. Accepteren is de realiteit onder ogen zien. Pas
wanneer je dat kan, kan er verandering optreden.
Voorbeeld: blijven zeggen had ik maar de bus genomen en niet zelf met de auto gereden dan had ik
geen ongeval gehad en nu niet gesukkeld met mijn been. Dit is een vorm van tegen jezelf
zeggen dat de dingen anders zouden moeten zijn. Je accepteert de realiteit niet.
Wanneer je ervan uitgaat: het is gebeurd, ik heb een verkeersongeval gehad, mijn been
is beschadigd dan kan de volgende stap genomen worden. Dan kan je je energie aanwenden om te oefenen met wandelen, om de pijn te beheersen enz.
Voorbeeld: als we anderen gekwetst hebben dit onder ogen durven zien en ons excuseren, de
kwetsuur van de andere erkennen en niet blijven steken in zeggen dat het onze bedoeling
niet was om te kwetsen. ( dit noemen we in DGT Herstel )
 De dialectische filosofie leert ons ook dat niemand de waarheid in pacht heeft. Er zijn
verschillende meningen, verschillende manieren om iets te begrijpen, om iets op te
lossen.
Voorbeeld: mijn standpunt en jouw standpunt zijn verschillend. Dat zijn twee waarheden naast elkaar.
Elkaar proberen te overtuigen heeft geen zin. Naar elkaars standpunt luisteren- zonder
daarom je eigen standpunt op te geven biedt een verrijking voor ons allebei en duidt op
wederzijds respect.
Het kan ook dat we tot een overeenkomst komen. Dat is een verandering, het is niet meer
mijn vorige standpunt en niet meer jou vorig standpunt.
 De dialectische filosofie zegt dat alles steeds in verandering is.
 Gevoelens, gedachten en gedrag van iemand kunnen we begrijpen en erkennen door
te kijken naar de omstandigheden. Wat iemand doet, hoe iemand iets doet moet
begrepen worden vanuit het grotere geheel.
Voorbeeld: iemand schrikt bij het minste geluid. Moeilijk voor te stellen als je zelf niet schrikt of zelfs
het geluid niet hoorde. Maar die persoon kan misschien heel erg goed horen of heeft ooit
iets verschrikkelijks meegemaakt en is voortdurend op zijn/ haar hoede. Zo kan je
begrijpen dat de andere schrikt en ook aannemen dat dit voor de andere écht zo is.
De patiënt is de spilfiguur van zijn/haar eigen behandeling.
We gaan ervan uit dat de patiënt over de mogelijkheden beschikt om vaardigheden te
ontwikkelen en gemotiveerd is om zijn/haar problemen aan te pakken.
De therapeut is een coach, lost niets op in de plaats van de patiënt.
Voorbeeld: patiënt durft niet te telefoneren en dringt er bij de hulpverlener op aan dat die zou bellen.
Hulpverlener gaat dan samen met patiënt aan de slag om vaardigheden te ontwikkelen, om
belemmerende gedachten en emoties opzij te kunnen zetten zodat patiënt durft te bellen.
Dit houdt ook in dat de patiënt verantwoordelijk is om afspraken te maken, crisisgesprekken
aan te vragen, familie op de hoogte te brengen enz.
Verloop van de behandeling
De behandeling start met enkele weken observatie waarin de kernoplettendheidsvaardigheden worden aangeleerd, de doelen op een rijtje worden gezet, een crisisplan wordt
opgemaakt en waarin de patiënt tijd krijgt om medepatiënten, afdeling, hulpverleners en
werkwijze te leren kennen.
Op het einde van deze fase wordt door de patiënt en de hulpverleners beslist of
 Patiënt een tweede keer de kernoplettendheidsvaardigheden doorneemt
 Patiënt het engagement aangaat om gedurende 5 maanden de verschillende
vaardigheden aan te leren.
Na die 5 maanden is er een evaluatie rond de vraag of de vaardigheden voldoende gekend
zijn en goed kunnen toegepast worden.
Zijn de vaardigheden voldoende gekend dan stopt de behandeling.
Zijn de doelen niet voldoende bereikt dan kunnen de vaardigheden een tweede keer
doorlopen worden, terug voor 5 maanden.
Wanneer de behandeling op zijn einde loopt wordt er aandacht besteed aan de overgang
naar de maatschappij te maken en nazorg te regelen.