Radicaal ( )zichtbaar De zorgen om radicalisering van moslimmeiden in beeld Uitgave van Vizea & Stadsdeel West in Amsterdam 2013 Een publicatie voor professionals uit het onderwijs, hulpverlening, jongerenwerk, jeugdzorg, (geestelijke) gezondheidszorg, politie, stedelijk beleid en maatschappelijk middenveld. Woord van Martien Kuitenbrouwer voorzitter Stadsdeel West in Amsterdam 4 Radicaal (on)zichtbaar 6 ‘Ik dacht: ik doe het zelf wel, ik heb niemand nodig.’ Het verhaal van Fatima Zahra 8 Feiten: Opzet en achtergrond onderzoek Radicaal (on)zichtbaar 14 ‘Het maakt uit als je weet dat je altijd ergens terecht kunt.’ Het verhaal van Salima 20 Feiten: resultaten en conclusies uit de vragenlijst 26 ‘We werden allemaal verdacht van terrorisme.’ Het verhaal van Khadija 28 Feiten: Resultaten uit de narratief biografische interviews 32 Colofon Feiten: nieuwe thema’s en factoren uit de interviews 35 Deze publicatie is tot stand gekomen op basis van het verkennende onderzoek Radicaal (on)zichtbaar van Vizea in opdracht van de gemeente Amsterdam en de uitkomsten van de expertmeeting Radicaal (on)zichtbaar in samenwerking met Stadsdeel West in Amsterdam. Deze publicatie mag zonder toestemming verspreid worden. Aanbevelingen: wat, hoe & wie 38 Handig om te weten in Amsterdam (West) 60 Publicatie Tekst: Voorwoord: Design : Drukwerk: Datum: A. Dijkman, Adviseur Vizea M. Kuitenbrouwer, voorzitter Stadsdeel West in Amsterdam IT-Matisering Stadsdeel West in Amsterdam 2014 Onderzoek Onderzoek & coördinatie: Veldwerkers: Begeleidingscommissie: Drs. L. Wessels & MSc. A. Dijkman Z. Madrhoume & N. Ramzi S. Ait Taleb, H. el Maimouni, Prof. Dr. T. Pels, Dr. R. Witte, Dr. B. Amjarso, Drs. F. Venecourt Expertmeeting Stadsdeel West in Amsterdam: N. el Hakim, A. Chrifou Vizea: MSc. T. Duijnhoven & MSc. A. Dijkman Inhoud Voorwoord Stadsdeel West in Amsterdam Voor de overheid is het niet altijd gemakkelijk om zich te verhouden tot religieuze aspecten in de samenleving. Toch moet dat soms. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van radicalisering. Een open gesprek voeren over radicalisering is al helemaal niet gemakkelijk. Omdat religie in de eerste plaats een privé aangelegenheid is. Omdat er een taboe heerst op radicalisering. Omdat het niet altijd herkend wordt. Helemaal lastig wordt het als het om vrouwen gaat. Maar die vrouwen zijn er in onze samenleving, ook in West. Vrouwen die vaak onzichtbaar blijven en ergens in hun vaak jonge leven een weg inslaan die alleen nog maar radicaler wordt. Waarin hun denken en handelen steeds extremer wordt en waar er steeds minder ruimte is voor correctie. In stadsdeel West hebben we ervoor gekozen maatschappelijke taboes niet uit de weg te gaan. Door middel van het programma ‘Vrij West’ zwengelen we het maatschappelijk debat aan over schurende onderwerpen. ‘Hoe vrij kun je zijn als homo in West? ‘ Of ‘ in hoeverre moet je je bemoeien met discussies over hoofddoekjes in publieke functies? ‘. Of ‘ waarom worden vooral Marokkaanse jongens aangetrokken tot criminaliteit? ‘ Zo ook de discussie over radicalisering onder jonge moslima’s. Vizea verzamelde verhalen van jonge vrouwen om inzicht te krijgen in hun belevingswereld. Wat beweegt hen? Met wie hebben ze contact? Hoe ziet hun dagelijks leven eruit? We doen dat omdat we inzicht willen krijgen. Omdat we willen begrijpen, omdat we willen voorkomen. Maar ook om de discussie over de invloed van religie op jonge moslims genuanceerd te kunnen voeren. Want alleen dan kunnen we een stap verder komen. ‘Een open gesprek voeren over radicalisering is al helemaal niet gemakkelijk’ Martien Kuitenbrouwer Voorzitter Stadsdeel West 4 5 Wie wil er onzichtbaar zijn voor anderen? Radicaal (on)zichtbaar Waarschijnlijk niemand. Toch leven er in Amsterdam jonge moslimvrouwen wier verhalen niemand kent. Jonge vrouwen die soms radicaal denken en soms radicaal handelen, maar die desondanks door niemand echt gezien worden. Deze vrouwen staan met stip op de agenda van het publieke debat, als slachtoffer van vermeende onderdrukking, als aanhanger van radicaal gedachtegoed, of als vertegenwoordiger van potentieel maatschappelijk kapitaal. De definitie van wie zij zijn, ligt vaak bij anderen omdat ze worden gerepresenteerd in dominante beelden die weinig ruimte laten voor hun eigen woorden. In Radicaal (on)zichtbaar staan de verhalen van deze jonge vrouwen centraal. Het gaat om vrouwen die achter de maatschappelijke beeldvorming worstelen met complexe uitdagingen in hun binnenwereld, en soms gewoonweg met problemen die groter zijn dan het eigen oplossend vermogen. De zichtbaarheid en duiding van die worsteling is belangrijk omdat deze vrouwen op sommige vlakken zeer kwetsbaar zijn, ondanks hun potentie. Zingeving blijkt vaak een coping mechanisme te zijn om een problematische socialisatie of ingrijpende levensgebeurtenissen het hoofd te bieden. Professionals zoals u die werkzaam zijn in het onderwijs, bij de politie, in de jeugdzorg, in het jongerenwerk, of op het terrein van stedelijk beleid, dragen bij aan het voorkomen en beperken van de risico’s die deze vrouwen lopen. Daarom vindt u in deze publicatie verhalen, feiten en aanbevelingen. Deze worden ingeleid door een voorwoord van Martien Kuitenbrouwer, voorzitter Stadsdeel West in Amsterdam. Radicaal (on)zichtbaar is tevens de gelijk- namige titel van een verkennend onderzoek naar mogelijke radicalisering onder moslimmeiden in Amsterdam en een aansluitende expertmeeting. Tijdens de expertmeeting zijn de inzichten die opgedaan zijn in het onderzoek gedeeld en besproken met professionals en zijn de aanbevelingen tegen het licht van de professionele praktijk gehouden en aangescherpt. Het onderzoek is uitgevoerd door Vizea Adviseurs in opdracht van de gemeente Amsterdam, de expertmeeting is mogelijk gemaakt door Stadsdeel West in Amsterdam. Het woord is verder aan de jonge vrouwen uit het onderzoek, en aan u de beslissing welke plaats hun woorden krijgen op uw professionele agenda. Veel leesplezier en inspiratie toegewenst bij het maken van die beslissing. Stadsdeel West in Amsterdam Vizea verbindt verschillende verhalen 7 ‘Ik dacht: ik doe het zelf wel, ik heb niemand nodig.’ Het verhaal van Fatima Zahra Fatima Zahra is een gefingeerde naam. Dit verhaal is een weergave van het interview met respondent G uit het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar. ‘Mijn naam is Fatima Zahra en van de tijd voordat ik naar Nederland kwam kan ik me bijna niets meer herinneren. Ik herinner me alleen nog dat ik vier jaar was, dat ik ontwaakte of zoiets, en dat ik dacht: hé, ik ben ik. Iets draaide zich in mij om, zo voelde dat. Als klein meisje kwam ik uit een grote familie met heel veel broers en zussen, maar emotioneel had ik niemand. Om de beurt ging er iemand weg, telkens één van mijn zussen, totdat bijna iedereen weg was en alleen mijn broer en grotere zus nog over waren. Ik had geen goede relatie met mijn vader. Ik dacht dat hij mij niet begreep en ik begreep hem ook niet. Mijn vader was heel dominant, ik snapte niet waarom hij er was. Ja, hij deed boodschappen, maar dat was het. Toen ik ouder werd, werden de irritaties groter, zo rond mijn veertiende. Ik had het gevoel dat niemand luisterde naar mij als kind. Dat heb ik wel gemist. Dan ben je op jezelf aangewezen. Ik heb een goede band met mijn moeder. Ze wil je wel begrijpen, maar ze kan het niet. Mijn moeder heeft een ongelukkige val gemaakt en daar blijvende beschadiging aan over gehouden. Ik kan haar niet verwijten dat ze het emotioneel niet kon, mijn vader neem ik dat wel kwalijk. Ik leefde echt in verschillende werelden. Thuis stap je in een andere wereld. Je laat school, de straat en je vrienden achter als je thuiskomt. Je leeft onbewust, want op dat moment ben je nog niet echt volwassen. Je kijkt niet verder dan je neus lang is. me voor mijn vader, ik durfde niks. Bijvoorbeeld strakke kleding dragen naast hem, dat durfde ik niet, hij zag mij veranderen en ouder worden. Als ik nu naar mijn vader kijk, zie ik dat hij nu wel heeft toegegeven aan wat niet eigen is aan zijn cultuur. Ik was echt enorm brutaal. Ik had wel angst, maar op een of andere manier groei je over die angst heen. Op mijn veertiende ben ik van huis weggegaan. Ik dacht: wat hebben jullie voor me gedaan? Waarvoor ben ik hier? Wat voor nut heeft het om überhaupt te leven? Ik was op mijn veertiende depressief en begon al vrij jong met me afvragen waarom die dingen mij moesten overkomen. De irritatie tussen mijn vader en mij werd steeds groter, de bom ontplofte letterlijk. Ik heb gevochten met mijn vader en teruggeslagen. Toen ben ik weggelopen met de gedachte dat ik niet meer terug zou komen. Dan kom je op straat en ik dacht: ik ga de wereld in en ik zie wel wat er gebeurt. Ik heb de hele dag en nacht op straat rondgehangen. Daarna is het wel goed gekomen, maar toen kwam het geloof om het hoekje kijken. Ik zocht iets dat ik kon verbinden aan mijn gevoel. Ik was in alles wel geïnteresseerd, maar koos voor de islam. Het is een mooi geloof maar je moet wel weten hoe je dat moet aanpakken want er is niemand die je vertelt hoe je dat moet doen, daar moet je zelf achterkomen. Het begon onschuldig, door hier en daar een boekje te lezen. Verdiepen in geloof begint heel langzaam, in het begin was ik alleen met mezelf en God bezig. Pas toen ik bij een bepaalde groep en op internet ging rondhangen kwam alles in een stroomversnelling. Ik raakte bevriend met een meisje via Marokko.nl. Daar ben ik nog steeds bevriend mee. In de moskee kwam ik allerlei soorten mensen tegen. Ik was eigenlijk een leek als het gaat om hoe je je geloof moet aanpakken. Mijn kennis was niet toereikend, daarnaast zag ik bepaalde mensen opvallen. Met die mensen trek je op en zo kom je ook weer bij andere mensen terecht. Ook via lezingen bijvoorbeeld. De mensen die ik kende deden afstand van de hele samenleving, ze leefden echt van dag tot dag. Ik ben ook niet de heiligste geweest, ik heb veel dingen gedaan die niet door de beugel kunnen. Ik kreeg het geloof niet echt mee van mijn ouders. Ik zag mijn vader wel bidden, maar mijn vader zei nooit: ‘Je moet dit of dat qua geloof.’ Hij was vooral dominant en streng op de regels, ik schaamde 8 9 Overgave aan God is op zich wel goed, maar als het verbonden is aan dit soort negatief gedachtegoed is het gewoon gevaarlijk. Je komt in bepaalde kringen en omdat je een bepaalde basis in je jeugd niet hebt gehad ben je op zoek naar vastigheid. Op dat moment dacht ik: deze mensen om me heen daar heb ik een band mee. Dit zijn mijn soulmates, zij zijn mijn basis. Je zoekt iets dat de leegte kan voeden. Zo doorloop je een heel proces. Ik ging om met mensen die door de AIVD onder toezicht stonden. De AIVD benaderde ook mijn vader om een interview met hem af te nemen, ze lieten ook foto’s van mij zien. ‘Je probeert onzekerheid te vullen met andere zekerheid’ Ze waren heel intensief met hun geloof bezig en waren ontheemd van de samenleving. We wilden niks met de kufaar (ongelovigen) te maken hebben. De band tussen de broeders en zusters was heel sterk. De overgave aan God was heel sterk en onze band werd ook versterkt omdat we vaak bij elkaar zaten. Er was zoveel overgave dat als er bij wijze van spreke geschreven zou staan: spring van de dertiende verdieping, dan zouden we dat gedaan hebben. Het ging zover dat we het hadden over het neerschieten van ongelovigen op straat, het verwijderen van alle fitna (verleiding) op straat. Op een gegeven moment ben ik getrouwd, via mijn vriendin van Marokko. nl. Ik wilde niet trouwen, ik wilde die culturele mentaliteit niet, dus ik zei in eerste instantie nee. In dezelfde tijd werd ik benaderd door een ronselaar. Hij werd ook gevolgd door de AIVD en in de gaten gehouden. Volgens mij is hij uiteindelijk ook berecht voor ronselen van jongeren voor de jihad (hier vertaald als strijd). Hij bleef met me in contact, wilde met me trouwen en we hebben nummers uitgewisseld. Op een gegeven moment wilde ik het contact verbreken. Toen ik dat deed, stond hij opeens bij mijn ouders voor de deur, hij wilde om mijn hand vragen. Ik woonde toen net weer drie dagen thuis. Ik deed open en hij stond daar met suiker en bloemen. Mijn vader was heel boos, zo boos dat de politie er bij moest komen. Sindsdien hield de AIVD mij ook in de gaten. Ondertussen had ik ook contact met een zuster die ook in de gaten werd gehouden. Ze vroeg of ik wilde trouwen. Ik was toen achttien. Ik dacht: ach, waarom niet? Ondanks dat het iemand van dezelfde afkomst als mij was. Het bleek dezelfde jongen voor wie mijn vriendin ook al eens gevraagd had, maar met die vriendin had ik toen niet zoveel contact meer. Op de dag dat zij zelf zou gaan trouwen, kwam ik erachter dat ze ging trouwen met die ronselaar. Ze had geen idee wie hij was, maar toen was het al te laat om haar nog te waarschuwen. Het huwelijk was totaal niet wat ze ervan had verwacht. Zij droeg een niqab, ging niet naar school, zat alleen thuis te studeren. Bij hen werd ook een inbraak gedaan door de AIVD. Andere leden van de groep met wie ik omging kwamen bij ons thuis. Er was een heel sterk superioriteitsgevoel aanwezig. Dat was op dat moment mijn geloof. Eigenlijk voel je je te goed, verheven boven de ander die niet gelooft, je voelt dat je meer rechten hebt dan de ander. Dat is geen ideologie, dat is gewoon ziekmakend, ook voor jezelf. 11 Er was ook sprake van hypocrisie. Ik rookte bijvoorbeeld, ik vond het heel moeilijk om te stoppen. Je voelt je veel te goed voor een ander dus heb jij meer recht op dingen, op alles eigenlijk. Hoe komt het dat je zo beïnvloedbaar bent? Ik miste heel veel in mijn leven dus het was niet moeilijk om te zeggen dat ik beter was dan de rest. Je probeert onzekerheid te vullen met andere zekerheid. Onze groep is uiteindelijk uit elkaar gevallen, iedereen is veranderd. Op een gegeven moment denk je: ik ben eigenlijk helemaal niet zo perfect. Je streeft naar het perfecte maar op gegeven moment begint dat te knagen. Iedereen had een imago in de groep. De één had de meeste kennis van het verwerpen van afgoden, de ander kende de Koran uit zijn hoofd, weer een ander wist alles over de onwenselijkheid van democratie. Het is allemaal kennis die bedoeld is om je te verwijderen van je omgeving, van de samenleving. Ik ging bijvoorbeeld een ghimar (lange hoofddoek) dragen en daar was mijn vader het niet mee eens. Je vervreemd ook van eigen familie, je kijkt alleen maar naar de zondes van je familie, ze komen in een ander daglicht te staan en je denkt: eigenlijk zijn het allemaal ongelovigen. Het wordt je ingeprent dat je alles moet verwerpen wat in de weg staat van God, zoals democratie, stemmen, je moet aan al die dingen voldoen. Je gedachtegoed moet perfect zijn, als dat niet goed is, dan is je hele tawhied (geloof in eenheid van God) niet meer geldig. Dat was veel belangrijker dan of je bijvoorbeeld je wudu (kleine rituele wassing voor gebed) goed had gedaan of niet. Onderling begonnen de mensen in de groep elkaar als kafir (ongelovige) en murtadd (afvallige) te bestempelen. We lazen teksten van bijvoorbeeld Mohammed ibn Abdul Wahab, we maakten misbruik van bepaalde werken zoals Sayyid Qutb en Ibn Baaz, ze werden selectief gebruikt. Na de scheiding heb ik alle associaties tussen mij, mijn geloof, huwelijk en omgeving verwijdert. Ik ben een hele andere kant uitgegaan. Ik was zo teleurgesteld. Ik ben gaan drinken en uitgegaan, niemand stond klaar voor me, wel mijn echte zussen maar niemand uit de groep. Ik wilde niet aan vroeger denken. Mijn vader heeft mijn scheiding overigens wel goed aangepakt. Hij heeft niet gezegd: ‘Zie je nou wel?’ Ik ben weer naar geloof gaan zoeken, meer volwassen, rustiger. Een mens verlangt naar iets dat diepgang heeft. Je weet dat het leven niet gemakkelijk is, dat je weg vinden ook niet makkelijk is. Je ouders horen je te helpen en te steunen. Het is zo leeg als je je alleen maar strikt aan de regels houdt, alleen voor de zaak vecht, voor Allah. Het doel heiligt de middelen niet alleen niet, maar wat voor doel heb je eigenlijk? Als ik iets zou wensen voor die tijd? In mijn jeugd heb ik iemand gemist die me in het leven maar ook spiritueel en religieus zou steunen. Dat zou ik hebben gewenst, dat er iemand was die aan mijn zijde had gestaan, bij wie ik met mijn vragen terecht kon. Daarom is het leven voor mij zo moeilijk geweest, ik dacht, ik doe het zelf wel, ik heb niemand nodig. Ook al heb ik afstand tot dat radicale gedachtegoed, het blijft wel altijd door mijn hoofd spelen. Wat is nou de waarheid? Ik twijfel veel, aan alles, soms ook aan God, en God weet dat. Waarom zou ik me daar voor moeten schamen? Door twijfel kom je bij de waarheid. Ik geloof wel oprecht en ik wil verder met mijn geloof, toch blijf ik me afvragen: is een hand geven oké? Of stemmen? Of advocaat zijn? Dat soort vragen. Ik twijfel aan alles en ik pieker veel, maar ik laat het maar voor nu. Geloof is iets persoonlijks, dat kun je niet claimen op zo’n radicale manier. Of ik een goede of perfecte moslim ben maakt niet uit, ik ben gewoon moslim. Daarvoor hebben we vergeving gekregen, ik hoef niet perfect te zijn. Natuurlijk wil ik wel dingen veranderen, maar laat iedereen in zijn waarde, uiteindelijk ben jij niet degene die de weegschaal weegt.’ Ik was nog steeds getrouwd maar mijn huwelijk was niet leuk en ging stuk. Parallel daaraan verloor ik mijn contacten met de zusters en de broeders, die verdwenen met mijn scheiding. Het begon steeds slechter met mij te gaan. De emotionele beschikbaarheid die ik zo nodig had was daar ook niet, iedereen koos uiteindelijk voor zichzelf. Mensen hebben elkaar uiteindelijk verraden in rechtbanken. Onze band?, zo diep was die dus niet. Ik raakte weer in een depressie, mijn vader wilde me niet meer thuis hebben. Ik raakte in een diep gat. Langzaam ben ik anders gaan kijken naar alles. 12 13 Feiten: opzet en achtergrond onderzoek Radicaal (on)zichtbaar 12 Probleemverkenning en behoefte gemeente Amsterdam Recente signalen geven aan dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in de rollen van vrouwen in radicale bewegingen. De gemeente Amsterdam gaf daarom in 2011 onder andere aan dat zij te weinig zicht heeft op moslima’s die kampen met problemen die hen vatbaar kunnen maken voor radicalisering. Daar komt nog bij dat deze groep vaak lastig te bereiken is. Hun problematiek is niet duidelijk en uit eerder oriënterend onderzoek blijkt dat deze groep een tendens vertoont om hun problemen te verinnerlijken. De mogelijkheid dat velen van hen een emotionele, politieke en identiteitsontwikkeling doormaken in een schaamte- en taboecultuur maakt onderzoek en het duiden van de problematiek nog lastiger. Voor een compleet beeld van risico’s van radicalisering is een goed beeld van deze groep essentieel. De gemeente is ervan overtuigd dat een onderzoek naar de omvang en kenmerken van kwetsbare, geïsoleerde en mogelijk radicaliserende moslima’s helderheid kan verschaffen wat op zijn beurt kan resulteren in een oplossingsgerichte aanpak. Om een doelgerichte aanpak te verwezenlijken heeft de gemeente Amsterdam belang bij een onderzoeksteam dat toegang heeft tot deze lastig te benaderen doelgroep zodat op een effectieve manier het probleem in beeld gebracht kan worden. Het Informatie Huishouden (IHH) van de bestuursdienst van de gemeente Amsterdam heeft daarom Vizea de opdracht verleend om onderzoek uit te voeren en daarbij gebruik te maken van haar specifieke netwerk en contacten. Doelstellingen onderzoek: 1. Inzicht krijgen in de relatieve omvang van de groep kwetsbare, geïsoleerde en mogelijk radicaliserende moslima’s in Amsterdam; 2. Inzicht krijgen in de oorzaken die leiden tot de problematiek van kwetsbare, geïsoleerde en moge- lijke radicaliserende moslima’s in Amsterdam; 3. Zicht krijgen op veel voorkomende kenmerken van kwetsbare, geïsoleerde mogelijk radicaliserende moslima’s in Amsterdam; 4. Kennis verkrijgen over positieve en negatieve invloeden van buitenaf en de impact hiervan, zoals het aanbod van radicaal gedachtegoed; 5. Het doen van suggesties en aanbevelingen voor beleid en verder onderzoek. 15 Aard en methode van het onderzoek Het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar is verkennend van aard. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de rol, positie en het gedrag van geradicaliseerde moslima’s in Nederland en daarbuiten. Bestaand onderzoek gaat vaak over radicalisering onder moslims, ongeacht geslacht. Het behandelt vrouwen vaak niet als een groep met mogelijk aparte radicaliseringsfactoren. Dit onderzoek is daarmee vernieuwend en het is de eerste keer dat de gemeente Amsterdam zo specifiek onderzoek laat doen naar vrouwen en radicalisering. Om de beperkte tijd en middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten is er voor gekozen om het onderzoek in te delen in twee fasen: een kwantitatief gedeelte en een kwalitatief gedeelte. Ten eerste het uitzetten van een vragenlijst onder 155 dames op basis van een doelgroepprofiel. Voor de vragenlijst is gebruik gemaakt van vragen uit eerder onderzoek van Van den Bos (2009) en op basis van de studie Salafisme in Nederland van Roux et al (2010) Deze vragenlijst is aangepast en aangevuld met additionele vragen die in de uiteindelijke vragenlijst verwerkt zijn. Het tweede gedeelte van het onderzoek bestond uit het afnemen van twaalf interviews bij respondenten die een vragenlijst hadden ingevuld en bereid waren hun verhaal te vertellen. Deze dames zijn geselecteerd op mate van een hoge score op de combinatie van de factoren: geweldslegitimatie, lage legitimiteit van autoriteiten en superioriteitsgevoel. 16 De interviews zijn gehouden met gebruik van een narratief biografisch interviewmodel. Deze methode is ontwikkeld door de socioloog Schütze en vraagt de respondente om zelf het verhaal van haar leven te vertellen. Het voordeel hiervan is dat er volgens Schütze door de spontaniteit van het verhaal zogenaamde ‘Zugzwänge’ (letterlijk de dwang om een ‘zet’ te maken, denk aan het schaken) tot het verdichten en tot het detailleren. Vooral door deze ‘Zugzwänge‘ raken mensen ‘verstrikt’ in hun vertellen en verliezen daarbij de controle over hun verhaal. De verteller wordt meegesleept door zijn eigen verhaal en produceert op die manier meer en andere informatie, een vollediger beeld over zich zelf dan hij of zij van plan was. Deze methode leidt daarmee vaker tot een eerlijker en duidelijker beeld van het leven van de respondent, dan reguliere vraag- en antwoord methodes. Toegang tot respondenten Elk onderzoek werkt met ‘materiaal’, de informatie waar onderzoekers toegang toe hebben. Bij dit onderzoek lag er een grote uitdaging omdat de informatie over radicalisering en over de rol van vrouwen daarin, niet voor het oprapen ligt en veelal onzichtbaar is: gedrag van veel moslimvrouwen en in het bijzonder die van radicaliserende moslimvrouwen, vindt achter de voordeur plaats. Zonder toegang tot deze vrouwen en relevante netwerken valt er niets zinnigs zeggen over het radicaliseringspotentieel van moslima’s in Amsterdam. Wat de resultaten van dit onderzoek interessant en relevant maakt, is de toegang die de onderzoekers hadden tot de doelgroep. Vizea heeft deze vrouwen kunnen bereiken en bevragen door de inzet van veldwerkers met eigen ervaring in de doelgroep, een netwerk en daarbij behorende toegang tot lezingen van prekers en verschillende gesloten fora voor vrouwen (thuis, in de moskee, in praatgroepen, tijdens islamitische feesten). Dat betekent dat Radicaal (on)zichtbaar een ‘biased steekproef’, selecte steekproef doet in positieve zin, dieper de doelgroep in van mogelijk kwetsbare, geïsoleerde en mogelijk radicaliserende vrouwen. Omvang kwetsbare, geïsoleerde en mogelijk radicaliserende moslima’s Op basis van dit onderzoek kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat het aantal radicale moslima’s in Amsterdam is. Elke poging om een omvang van deze doelgroep te bepalen is moeilijk. Zoals in hoofdstuk 6 Materiaal en Doelgroep is beschreven, levert een algemene schatting op basis van de gegevens van de Veiligheids- en Diversiteitsmonitor 2010 van de Dienst Onderzoek en Statistiek1 op, dat er in de leeftijdscategorie 13 tot 30 jaar in Amsterdam maximaal 20.000 moslima’s zijn. We gaan uit van deze leeftijdscategorie omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat in deze leeftijdscategorie het radicaliseringspotentieel het grootst is. Bij een steekproefmarge van 7 procent, een betrouwbaarheidspercentage van 90% en een populatie van 20.000 is een steekproef van 138 personen voldoende om representatief te zijn2. Met 155 ingevulde vragenlijsten is daarmee aan deze voorwaarde voldaan. Deze marges gelden echter voor een aselecte steekproef en gezien het feit dat het bij onderzoek Radicaal (on)zichtbaar om een selecte steekproef gaat, is het extrapoleren van de uitslag naar de gehele doelgroep van moslima’s in Amsterdam in deze context weinigzeggend. De selecte steekproef bestaat namelijk uit respondenten die voldoen aan een voor dit onderzoek vastgesteld profiel met factoren die bij kunnen bijdragen aan het radicaliseringpotentieel. Ongeveer 1,3 procent (2 dames) van de 155 dames scoort meer dan 3,0 op de factor Directe geweldslegitimatie (tegen 4 procent op exact 3.0). Het percentage dames dat daadwerkelijk aangeeft dat geweld gebruikt mag (4,2 procent) of moet (2.8 procent) worden om de islam te verdedigen is relatief klein. Een hoge score op geweldslegitimatie is echter niet voldoende om daadwerkelijk te radicaliseren en tot een geweldsdaad te komen. De onderzochte dames zijn niet allemaal noodzakelijkerwijs radicaal, maar in potentie wel het meest ontvankelijk voor radicalisering, gemeten aan de hand van de factor Directe geweldslegitimatie. 1 Dienst Onderzoek en statistiek: Veiligheids en Diversiteits Monitor, 2010. 2 Steekproefcalculator (www.AllesoverMarktonderzoek.nl) 17 Deze gegevens zijn gebaseerd op de uitslag van het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek. Aan de hand van het kwalitatieve gedeelte blijken echter dat er meer factoren zijn die een rol kunnen spelen bij radicalisering van meiden en vrouwen (zie Hoofdstuk Resultaten Interviews pagina 61). Deze factoren zijn echter niet meegenomen in de vragenlijst omdat deze is gebaseerd op uitkomsten van eerder onderzoek. Nieuw kwantitatief onderzoek zou moeten uitwijzen in welke mate deze nieuwe aanvullende factoren van belang zijn bij een eventuele omvangsberekening. Invalshoek en definities Radicaal (on)zichtbaar is primair gebaseerd op een sociaalpsychologische benadering. In de wetenschap van de sociale psychologie staan verklaringsmodellen centraal die gaan over emoties, zingevingsbehoeftes en identiteitsontwikkeling. Precies die onderwerpen die spelen bij jongeren in deze fase van hun leven, de adolescentie. In Processen van Radicalisering1 geven Slootman en Tillie definities van problematische radicalisering met hun definitie van islamitisch radicalisme en islamitisch extremisme. Een islamitische radicaal, zo is de veronderstelling, is sterker vatbaar voor gedachtegoed dat aanzet tot geweld dan een gewone gelovige die praktiserend is of orthodox. Dit omdat er sprake is van een veel duidelijker en samenhangende gevoelens en visies bij ‘niet-radicale’ gelovigen. 1 Processen van Radicalisering, Slootman en Tillie, 2006, p. 19. 18 In Radicaal (on)zichtbaar is de volgende definitie gebruikt voor islamitisch radicalisme en islamitisch extremisme aan de hand van de kenmerken zoals door Slootman en Tillie hieronder beschreven. Overtuigingen die islamitisch radicalisme kenmerken: 1. De islam ligt onder vuur en wordt bedreigd; 2. Burgerlijke machthebbers hebben bijgedragen aan deze dreiging/ marginalisering en moetendaarom gewantrouwd worden; verzet tegen hen is gerechtvaardigd; 3. Religieuze gezagsdragers berusten in deze situatie en plegen daarom verraad aan het geloof; 4. De grondslagen van het geloof moeten worden hersteld door een terugkeer naar de echte religieuze normen en waarden en door een letterlijke interpretatie van de koran; 5. De eigen religie is superieur en zou de grondslag moeten vormen voor de samenleving en de leidraad moeten zijn voor de politiek; 6. De ware gelovige moet een actieve rol spelen bij het verwezenlijken van deze samenleving, wat gezien wordt als een urgente zaak. Overtuigingen die islamitisch extremisme kenmerken: 1. Het verwezenlijken van de ideale, goddelijke, samenleving is het hoogste doel (utopisme); 2. Het nastreven hiervan is een plicht voor elke gelovige, wat alle middelen heiligt, inclusief geweld; 3. Tegenstellingen worden verabsoluteerd en de vijand wordt gedemoniseerd, doordat de activisten zichzelf zien als de strijders van het goede die het kwaad bestrijden Verschil tussen orthodox en radicaal Er is een verschil tussen iemand die praktiserend is, orthodox (rechtzinnig in de leer1 ) en een islamitisch radicaal of islamitisch extremist. Het is belangrijk om deze drie vormen niet op één hoop te gooien. Zo kan iemand erg orthodox zijn, zonder radicaal te zijn. En zo hoeft een radicaal of extremist niet per se ook orthodox in de leer te zijn. Dat kan doordat de islamitisch radicaal of islamitische extremist selectief ‘shopt’ in het geloof. Hij kan door andere moslims als niet orthodox of traditiegetrouw worden gezien. 1 H. Moors en M. Jacobs definiëren Orthodoxie als het “[vasthouden] aan beginselen die vast staan, die een waarheidsclaim inhouden en die met historische autoriteitsargumenten (tradities) zijn omkleed.(..) Orthodoxie bevat per definitie een boodschap en het argument dat die boodschap stevig wortelt in het verleden.” Moors, H en Jacobs, M. Aan de hand van de imam, integratie en participatie van orthodoxe moslims in Tilburg-Noord, IVA beleidsonderzoek en Advies, Tilburg. ‘Het maakt uit als je weet dat je altijd ergens terecht kunt.’ Het verhaal van Salima Salima is een gefingeerde naam. Dit verhaal is een weergave van het interview met respondent I uit het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar. ‘Ik ben Salima en sinds kort ben ik weer begonnen met een basisstudie islam. Mensen weten niet wat islam is en dat vind ik jammer. Die kennis is zoveel waard, er zijn zoveel vragen die daardoor opgehelderd kunnen worden, en die onzekerheden kan wegnemen. Als ik iets zeg of iets niet goedkeur, dan zegt mijn familie: ‘Maar vroeger deed je dat wel.’ Zij zien niet dat ik veranderd ben. Het botst telkens weer, vooral als het gaat om religie. Het verleden is het verleden in de islam, maar mijn familie haalt mijn fouten steeds weer aan. Ik ben vooral cultureel opgevoed. Niet bidden, hoewel we wisten dat het moest, maar wel vasten, om met de armen mee te doen. Er was alleen sprake van halal [toegestaan] en haram [verboden]. Met jongens mochten we niet omgaan. Onze moeder heeft ons wel op de koranschool gezet. Ze wilde de islam meegeven met Arabische lessen. Daar heb ik nu nog een beetje profijt van hoewel mijn basis Arabisch wel is verwaterd. Maar ook daar misten we kennis van de islam. Mijn ouders zijn hier opgegroeid. Mijn vriendinnen hebben vaak veel oudere moeders en zij vinden mijn ouders zo begripvol en modern. Mijn moeder is jong, we schelen maar twintig jaar. Mijn moeder was in haar houding heel strikt in onze culturele traditie maar ze zit nu ook op islamles. Ik had het bijna opgegeven om op te boksen tegen het verschil tussen cultuur en religie. Dan zei ik: ‘Mam dat klopt echt niet! Als ze weer eens iets uitlegde aan mijn broertje wat niet klopte, bijvoorbeeld dat Iblies [duivel] een engel was. En een keer toen mijn broertje al gebeden had zei ze: ‘Waarom heb je niet op mij gewacht?’ , in plaats van hem te ondersteunen. Waarom zegt ze niet gewoon: ‘Wat goed van je, zullen we de volgende keer samen bidden?’ 20 De rollen klopten niet meer thuis. Ik zorgde voor mijn familie, ik voedde mijn vader meer op dan andersom. Mijn zusje is op haar twaalfde weggelopen. Zij heeft een eigen leven opgebouwd. Ze wordt er heel erg op aangekeken. Een eigen leven opbouwen, wordt in onze cultuur niet gewaardeerd. Daar erger ik me aan. Het hoort niet dat een meisje wegloopt, maar mijn zus heeft haar redenen. Toen mijn zusje ongetrouwd een kindje kreeg was er pas tijd om erover te praten met mijn moeder. We zaten te wachten in het ziekenhuis omdat mijn moeder gevallen was bij het schaatsen. Mijn moeder zei: ‘Je vader wil dat wij je zus niet meer zien.’ Ik vroeg: ‘Hoezo niet?’ En ik zei tegen mijn moeder: ‘Jij werkt toch voor ons en jij onderhoudt ons gezin. Hij niet. Waarom gaat hij haar verstoten? Dat recht heeft hij niet’ Mijn vader heeft verslavingen gehad en kwam in aanrakingen met justitie. Waarom denk je dat mijn zus is ontspoord? Ik zei tegen mijn moeder: ‘Het is absoluut onze plicht om contact te houden met haar omdat ze ons zusje is en jouw dochter. En ze krijgt een kind dat niets te maken heeft met deze ellende. Hij heeft wel recht op familie, maar waar is mijn familie?’ Als we willen dat dat kind gelukkig wordt, vind ik dat we een islamitische verantwoordelijkheid hebben.’ ‘Dat vind ik ook’, zei mijn moeder. ‘Pappa heeft hier niets mee te maken. Die heeft geen recht van spreken.’ Uiteindelijk kwam mijn zusje met haar kindje en mijn vader is goed met haar kindje nu. Het is zo krom. Mijn andere zus en ik zien haar niet veel want ze woont buiten Amsterdam. Mijn zusje heeft heel veel narigheid meegemaakt. Alles wat ze heeft gedaan, hoe slecht het ook is, het is ergens uit te herleiden en ik vind dat we er hoe dan moeten zijn voor haar, want het is mijn zusje. Zij heeft ons nodig. Zij heeft er niet voor gekozen. Ze heeft stomme dingen gedaan. Maar bepaalde dingen komen uit een intens verdriet en intens onrecht dat haar is aangedaan. ‘Van niets naar heel veel islam’ Ik ben niet islamitisch opgevoed. Ik weet zeker dat we dan veel gelukkiger geweest waren. Islam biedt de regels voor rust en een goed leven. Van onze opvoeding klopt niets. We hebben als kinderen recht op rust, een goede opvoeding, liefde, genegenheid en harmonie. Als er meer islam was, dan hadden we een fijne opvoeding gehad, maar nu zijn we slechts cultureel opgevoed. Bij een vriendin thuis waren ze wel religieus, ze deden alles harmonieus samen. Bij ons was het altijd schreeuwen en ruzie, altijd strijd. Ik heb het als een enorm gemis ervaren. Ik zoek mijn rust daarom in de islam. Toen ik achttien was ben ik echt gebotst met mijn gezin en familie. Ik moest van alles doen vanuit onze cultuur wat niet met de islam overeenkwam. En als ik dan vanuit de islam zei dat het niet kon, werd ik niet gehoord. Mijn neef die samenwoont met een Nederlandse vriendin wordt wel geaccepteerd. Dat is allemaal prima en oké, het is geen probleem, het wordt gedoogd. Ze komen ook op feestjes en op bezoek. Maar als je consequent bent, moet je dat ook afkeuren. Maar mijn zus die ongetrouwd is en een kindje heeft gekregen, die krijgt kritiek. Dat is zo krom en dat blijft maar terugkomen. Iets wat ik zo vervelend vind. In de islam is het: meisje begaat zonde, jongen begaat zonde, dan zijn ze alle twee fout. Maar in onze cultuur is alles anders. Daarom ben ik zelf gaan zoeken naar kennis omdat ik het zo onrechtvaardig vind. Ik ben niet volwaardig naar de culturele maatstaven volgens de familie. Ik ben de koppige, het buitenbeentje. Maar je komt niet zomaar los van je familie. Vanaf mijn achttiende tot mijn eenentwintigste werd ik erg ziek, ik leed onder andere aan een zware depressie. Het ging in één keer heel extreem met mij. Ik begon een hoofddoek te dragen en heel groots te denken en heel erg conservatief te worden. Ik leefde heel erg in mijn eigen wereld. Van niets naar heel veel islam. Daarna heb ik dat een beetje afgebouwd maar ik ben nog steeds zoekende naar kennis. Het laatste half jaar ben ik weer gegroeid. Het gaat in ups en downs. Toen ik psychisch zwaar ziek was, riep iedereen dat het zwarte magie en tovenarij was. Ik geloof daar wel in maar ik werd bij zo’n kwakzalver 22 gebracht in het geboorteland van mijn grootouders. Er zijn wel natuurlijke middelen zoals koranrecitaties, honing en olijfolie. Middelen met een islamitische geneeswijze. Maar hij was een kwakzalver met rare rituelen, zoals geslagen worden met schoentjes en moeten spugen in bepaald voedsel. Daarna was ik anderhalf jaar ziek. Het werd van kwaad tot erger en ik ben toen veel afgevallen. In Nederland werd ik naar nog meer kwakzalvers gestuurd. Ik voelde me zo verraden, ik was zo boos op de familie. Mijn moeder wist niet beter maar vader wist dat wel. ‘Dat is niet correct islamistisch’, zei hij. Maar waarom heeft mijn vader dat toegelaten als hij er ook niet in geloofde?! Toen ging ik koranverzen luisteren en daar werd ik rustiger van. Nu, als ik weer ziek ben of me slecht voel, willen ze me opnieuw daar naartoe sturen. Ik wil niet! Het klopt niet en het is niet islamitisch verantwoord. Ik heb zo’n afkeer van onze cultuur en dat land gekregen. Toen ik in de islam ging zoeken, voelde ik me dubbel bedrogen. Zeker omdat ik gewoon ergens heel nuchter Hollands ben. Ik vind dat moskeeën altijd open moeten zijn, toegankelijk voor vrouwen. De Poldermoskee vond ik heel fijn. Ik kon er altijd heen en dat was fijn. De conciërge liet me met rust. Bij een andere moskee ben ik met een vriendin langsgegaan maar daar waren we niet welkom. Ook weer zoiets cultureels. In Nederland moeten de moskeeën altijd open zijn vind ik. Stel dat ik in mijn depressieve fase had gedacht: ik trek het niet meer. Stel dat ik, of iemand anders zelfmoordgedachten heeft, die heb ik trouwens niet, maar daar is mijn familie wel bang voor, dat ik eerst even naar de moskee wil en dan wordt geweigerd of dat de deur dicht is, of dat ik er niet in mag omdat ik geen Arabisch spreek. Ik spreek alleen gebroken Arabisch, alleen Berbers. Ik heb me soms zo eenzaam gevoeld. Ik kon wel naar de kerk. In de kerk in de Kalverstraat ben ik wel welkom. En dan gaan onze ouders wel lopen klagen dat onze jongeren ontspoord zijn. Maar hebben jullie als ouders ooit wel eens in jullie kinderen geïnvesteerd? ‘Mijn kind heeft dit, mijn kind doet dat’, zeggen ze dan. Heb je ze wel eens iets gevraagd? Iets ondernomen? Kinderen krijgen is leuk, maar 23 je moet ze wel opvoeden tot wie ze zijn. En de gemeenschap dan? Zorg voor activiteiten in de moskee zodat jongeren niet hoeven te hangen op straat. Maar ik voel me in de meeste moskeeën niet welkom. Ik voel me maar in twee moskeeën welkom. Bijvoorbeeld in de Al Kabir Moskee, die man van dat winkeltje doet dan open. Ik vind dat je altijd terecht moet kunnen in de moskee. ‘s Avonds en ‘s ochtends. Nachtdiensten? Gewoon regelen. Met salaris van de gemeenschap of subsidies. Ik weet niet of dat mogelijk is. Je moet in de islam alles kunnen vragen, wat dat betreft is er geen schaamte. Als ik me zo eenzaam voel en ik vraag me af waar ik naar toe kan, dan moet ik gewoon rust kunnen vinden in de moskee waar ik tot bezinning kan komen. Waar je de drukte kunt ontsnappen. Dat is heel fijn. Daar is toch genegenheid en soms met een groep erbij. Ik heb er altijd voor gepleit dat de deur altijd open is. Dat er een organisatie is die daar echt voor gaat staan. Misschien nu de Blauwe Moskee. Ik denk dat die wel toegankelijk is, maar die is wel in West. Ik hoop dat het echt verandert, dat de gemeenschap echt daarin zijn verantwoordelijkheid neemt. Want als je niet weet waar je terecht kunt dan ga je op straat hangen en iets stoms doen. Dat zie ik bij jongeren. Als je niet voelt dat je ergens welkom bent, en geen liefde en genegenheid kunt ontvangen dan ga je het op de raarste plekken zoeken. ‘Alleen als je het gevoel hebt dat je altijd ergens terecht kunt, geeft dat een intense rust en een geliefd gevoel. Heel anders dan dat iedereen je maar veroordeelt.’ 24 Het maakt heel veel uit als je weet dat je altijd ergens terecht kan. Vooral meisjes hebben heel veel problemen. Ik was zo boos en ging met moeder naar de moskee, toen heb ik geschreeuwd tegen de imam: ‘Ik heb een rotfamilie. Mijn vader is een slechte man!’ Mijn moeder moest een beetje lachen, maar hij was zo aardig en zei: ’Ga zitten.’ Dat heb ik twee keer gehad. En er was een keer een imam die ging bemiddelen tussen mij en mijn vader. Hij zei eerst: ‘Je moet geen ruzie maken met je vader, je vader heeft veel aanzien in de islam.’ Mijn vader ging zielig doen. ‘Ze heeft een fles naar me gegooid’, en hij zei nog veel meer dingen. Toen gooide ik alles eruit tegen die imam: ‘Mijn vader zorgt niet voor ons, hij wil geen boodschappen halen, maakt ruzie en hij beledigd mij.’ Het was zo fijn dat de imam mij gelijk gaf. Ik voelde me zo gehoord. Ik wil gewoon kunnen zeggen: ‘Mijn vader is een sukkel, een klootzak, want hij heeft dit gedaan of ik heb dat probleem. Maar niemand denkt dat je dat tegen de imam kunt zeggen, maar dat kan wel. En dat je dan gehoord wordt, dat helpt echt. Ik hoop dat jongeren daar terecht kunnen en niet capriolen en stomme dingen hoeven uithalen. Als ik had geweten dat ik altijd bij de moskee terecht kon had ik dat zeker gedaan. Het moet meer bekend zijn dat je daar een vangnet hebt. Die Hollandse instellingen, dat is prima, maar die redeneren wel vanuit Nederlandse maatstaven. Maar een combinatie is mogelijk, dat je ook met de imam kan praten en je hart kan luchten. Zelfs als je zegt: ‘Ik heb iemand bestolen of vermoord, en ik weet niet wat ik moet doen.’Alleen als je het gevoel hebt dat je altijd ergens terecht kunt, geeft dat een intense rust en een geliefd gevoel. Heel anders dan dat iedereen je maar veroordeelt.’ 25 Feiten: resultaten en conclusies uit de vragenlijst • • • 26 Onrechtvaardigheid: Het gevoel van collectieve achterstelling, van onrechtvaardigheid is zeer wijd verbreid is onder de moslima’s in Amsterdam: zij voelen zich als groep gediscrimineerd (61,5% procent), 72,5% procent is boos over deze discriminatie en een deel voelt zichzelf achtergesteld (18,1% procent). Er is geen verband tussen deze factor en de factor geweldslegitimatie gevonden. Dreiging: het gevoel van bedreiging is wijd verspreid. Maar liefst 60,5 procent van de moslima’s vindt dat de islam in Nederland bedreigd wordt. Slecht 11,6 procent vindt dat de islam niet bedreigd wordt. 14,5 procent van de moslima’s voelt zich persoonlijk onveilig in Amsterdam. om gewelddadig gedrag te vertonen en te legitimeren hang niet samen met ideologisch referentiekader. Met andere woorden, wanneer moslima’s een sterker ideologisch referentiekader hebben zorgt dit er niet voor dat zij gewelddadiger worden. • • • • Ideologisch referentiekader: Moslima’s hebben een sterker ideologisch referentiekader naarmate ze meer onrechtvaardigheid en meer dreiging ervaren en een lage betrokkenheid bij de samenleving hebben. Het hebben van minder respect voor autoriteiten houdt geen verband met een sterker ideologisch referentiekader en andersom. Moslima’s hebben een sterker ideologisch referentiekader naarmate zij meer superioriteitsgevoel hebben. De bereidheid van moslima’s • Betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving: er is sprake van een grote groep respondenten die zich niet onderdeel voelt van de Nederlandse samenleving. Er is geen verband met geweldslegitimatie gevonden. Legitimiteit Autoriteiten: De mate van onrechtvaardigheids- en dreigingsgevoel heeft geen invloed op de legitimiteit van autoriteiten. Meer dreigingsgevoel en onrechtvaardigheidsgevoel leiden dus niet tot een lagere legitimiteit van autoriteiten bij deze moslima’s. Naarmate de betrokkenheid bij de samenleving lager is neem de legitimiteit van de autoriteiten bij de moslima’s enigszins af. Naarmate de legitimiteit van de autoriteiten afneemt neemt de geweldslegitimatie de moslima toe. Dit is de enige factor van alle factoren die een verband vertoond vertoont met geweldslegitimatie. • Superioriteitsgevoel: Gevoelens van superioriteit zijn alom aanwezig in de populatie van moslima’s, maar een lineair verband tussen die gevoelens en geweldslegitimiteit kan niet worden aangetoond. Wel staat deze factor in verband met andere factoren zoals (dreigingsgevoel-redelijk, ideologisch referentiekader-goed, een lage legitimiteit van autoriteiten en indirecte geweldslegitimatie). • Geweldslegitimatie: Er is weinig sprake van geweldslegitimatie bij de moslima’s. Bij de kleine groep moslima’s die geweld wel legitiem vinden en bereid zouden zijn om geweld te gebruiken is er een samenhang gevonden met een lage ervaren legitimiteit van autoriteiten. Het kunnen verklaren van gewelddadig gedrag (zonder het noodzakelijkerwijs goed te keuren) houdt geen verband met geweldslegitimatie. 27 Ik woon nu alleen nog met mijn broertje en mijn ouders thuis. Ik heb een broer die in ons geboorteland woont en mijn zussen wonen verspreid. Ik heb een hechte band met mijn familieleden. Ook al woont mijn ene zus niet in Nederland, ik probeer natuurlijk altijd contact te houden, bijvoorbeeld via MSN of Skype. Ik zie haar niet zo vaak. Ze is een beetje, hoe moet ik het zeggen? Eerst droeg ze een niqab (gezichtsluier), maar sinds kort niet meer, in het land waar ze woont, is dat moeilijk geworden. Ik bezoek haar wel vaak en dan hebben we het ook over de islam en gewoon over dagelijkse dingen, school, werk, uiterlijk, dat soort dingen, gewoon wat zussen doen. In ons gezin zijn er onderling veel verschillen, maar ondanks dat zijn we toch hecht. Mijn zussen zijn niet zo serieus met school. Ze zijn eigenlijk allemaal gestopt met school. Ik vind school gewoon heel erg belangrijk. Dat is eigenlijk het enige waardoor je het ver kan schoppen. Ik houd van lezen, ik houd van school, ik houd van studeren en ik houd van nieuwe dingen leren. Ik ben veel bezig met islamitische boeken en school, zelfs in mijn vrije tijd. Om ver te komen moet je dat soms doen. ‘We werden allemaal verdacht van terrorisme.’ Het verhaal van Khadija ‘Ik ben Khadija en ik ben 21 jaar, opgegroeid in Amsterdam. Ik was twee jaar oud toen ik naar Nederland kwam. Ik heb vier zussen, een broertje en een broer en studeer aan het HBO. Ik ben veel met de islam bezig, ik praktiseer. Ik ga niet zo vaak naar de moskee, maar als ik ga dan is het echt voor een reden. Voor een lezing of om Arabische les bij te wonen bijvoorbeeld. Soms neem ik ook mijn zus mee of mijn moeder. Mijn ouders zijn ook islamitisch. Zelf ben ik ook islamitisch opgevoed. Niet dat mijn ouders mij dwongen om bijvoorbeeld een hoofddoek te dragen of wat dan ook, daar heb ik gewoon bewust voor gekozen. Natuurlijk zijn er verschillende soorten stromingen in de islam, maar binnen de grenzen van de islam ben ik vrij om te doen wat ik wil en daar heb ik geen problemen mee. 28 Khadija is een gefingeerde naam. Dit verhaal is een weergave van het interview van respondent K uit het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar. Ik houd ook van omgaan met vrienden en met familie. Ik heb niet zoveel vriendinnen, ik ben er een beetje kieskeurig ermee. Ik wil weten met wie ik om ga en of het wel een goed persoon is. Ik selecteer nu mensen op vertrouwen, mensen die je echt kunt vertrouwen. Het is wel belangrijk dat mijn vriendin ook moslim is, want zij moet mij kunnen begrijpen en andersom. Iemand die je steunt, iemand op wie je kunt rekenen. En als je zo’n vriendin hebt, dan moet je ook echt blij zijn. Ik begon met praktiseren toen ik zestien was. Het begon eigenlijk door vragen van mijn broer en mijn zus. Die hadden zoiets van: ‘Vind je niet dat het tijd is om een hoofddoek te dragen? Vind je niet dat het tijd is om meer te verdiepen in je geloof?’ Mijn twee andere zussen woonden niet meer thuis en in het begin hadden we veel meningsverschillen en ruzies over de verschillende fases waarin we met ons geloof bezig waren. Er was nog net geen sprake van geweld maar soms spraken we elkaar weken niet. Vooral mijn broer wilde dan niet meer met mijn zussen praten. 29 Hij nam alles heel serieus en was altijd bezig met de islam. Hij ging altijd naar de moskee. Hij ging vooral met zijn broeders om, en hij had er moeite mee dat zijn zus dan geen hoofddoek droeg. Ik droeg eerst ook geen hoofddoek, maar hij adviseerde mij. Omdat hij de islam als een soort van oplossing zag voor alles wilde hij dat wij ons daar ook mee bezig hielden. Hij vond het moeilijk om te praktiseren terwijl hij met ons samenleefde. Hij bleef me stimuleren en zei dat geloof op nummer één moest staan. Ik begon niet meteen met het dragen van een gewaad, bidden deed ik wel en vasten doe ik ook, maar praktiseren vond ik wel moeilijk in het begin. Ik moest afstand nemen van bepaalde mensen, en muziek luisteren deden we ook niet meer. Want vaak had je dan van die seksueel getinte clips, dat soort dingen. Mijn zus droeg een niqab en dat wilde mijn vader helemaal niet en was daar heel streng in. Hij vond een niqab extreem en dat leverde veel conflicten op. Zoals ik al zei, het begon toen ik zestien was, en altijd steun had van mijn broer om te gaan praktiseren en om boeken te lezen. Mijn zus steunde me daar ook in, samen met vriendinnen. Soms kwamen we bij elkaar om te spreken over islamitische zaken en als ik iets niet begreep dan kon ik het altijd aan mijn zus of broer vragen. Mijn ouders hadden er wel echt moeite mee dat we zoveel met de islam bezig waren, dat we ons zelf heel vaak opsloten in onze kamer. Zij voelden zich buitengesloten en ze wilden graag bij ons leven betrokken zijn. Maar als we probeerden uit te leggen waar we mee bezig waren, dan liep dat vaak uit op ruzie. Vooral omdat mijn broer zo extreem was en met extreme vrienden omging. Op een dag zijn we allemaal opgepakt. We werden verdacht van terroristische activiteiten. Dat was puur omdat mijn broer met zulke jongens omging. Het was de AIVD die achter alles zat. Die had onderzoek gedaan naar ons. Het begon met afluisteren van simpele telefoongesprekken. We hebben dat in verslagen teruggezien. Die telefoongesprekken gingen niet eens over de islam maar over hoe laat kom je thuis? Dat soort simpele dingen. Het was een hele nare ervaring. Maar dat is dus de reden dat mijn 30 broer is meegenomen. Ik heb zelf drie maanden vastgezeten, tegelijk met de rest van ons gezin die op dat moment nog thuis woonden. Het was ongeveer vijf uur in de ochtend en we hoorden de politie roepen: ‘Maak de deur open!’ Volgens mij deden ze de inval bewust zo vroeg in de ochtend, zodat ze er zeker van waren dat iedereen thuis zou zijn. En iedereen was ook aanwezig. Ze legden niet eens uit waarvoor ze kwamen. Die inval kwam voor ons helemaal vanuit het niets. De vrienden van mijn broer hebben ons verraden. Er waren een paar van zijn vrienden eerder opgepakt en die hebben ons bij de politie aangegeven. Ik weet niet of hun hele familie ook opgepakt is. Ik ga nu niet meer met mensen van toen om. Toen we uiteindelijk vrij werden gesproken bleek dat we alleen waren opgepakt omdat mijn broer verdacht was. Maar er was niks van al die verdenkingen waar. Het was gewoon zo onterecht dat we zijn opgepakt. Het was puur op basis van horen zeggen en op basis van gesprekken met mensen, maar er klopte niets van. Toen we vrij kwamen wilde mijn vader gaan verhuizen. Hij wilde niet meer terug naar de plek waar we woonden toen we werden opgepakt. Maar alles heeft mij sterker gemaakt. Mijn ouders hadden daarna liever niet meer dat ik met moslims om zou gaan, dat ik thuis zou blijven. Maar ik wilde naar school en met mijn vriendinnen om blijven gaan. Mijn broer is uitgezet op verdenking van terrorisme maar door zijn verblijf in ons geboorteland ziet hij dingen nu anders en vind hij het makkelijker om daar te leven. Hij is daar nu gewoon gewend. In Nederland had hij ook niet zoveel, hij had wel zijn vrienden, maar hij was niet echt iemand die bezig was met school. Hij hield meer van omgaan met vrienden en gezelligheid. Bijna niemand uit mijn omgeving weet wat ik heb meegemaakt. Ik houd het meestal liever voor mezelf. Het was een fout van de AIVD, ik heb niks gedaan. Voor mij is wat er gebeurd is geen reden om niet meer te praktiseren.’ 31 Feiten: Resultaten uit de narratief biografische interviews • louter blootstelling aan geschriften en (radicale) medegelovigen. Het lijkt er eerder op dat veel van deze dames na een moeilijk socialiseringsproces tot conservatieve interpretaties komen met religie als coping-mechanism voor (grote) problemen in het leven. • Betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving: over de geïnterviewde dames zou voorzichtig gezegd kunnen worden dat zij redelijk betrokken zijn bij de Nederlandse samenleving. De meesten hebben werk of studeren. Een enkeling is wegens omstandigheden thuis. Eén dame vindt werk echt leuk, maar de meeste dames zien werk als een noodzaak om het hoofd financieel boven water te houden. Behalve de betrokkenheid van een tweetal dames bij een aantal religieuze sociale organisaties (d.m.v. zelf lesgeven), spreekt geen van de andere dames over vrijwilligerswerk. De dames voelen zich vaak eerst moslim en dan Nederlander. Men identificeert zich niet als allochtoon. De meeste dames ervaren hun culturele achtergrond, bezien vanuit de islam, als problematisch. Daarnaast hebben ze het gevoel dat de Nederlandse samenleving niet bij hen betrokken is, dat ze uitgesloten worden en dat er aan hen extra eisen aan hun gesteld worden die niet gelden voor andere Nederlanders. De zeven factoren die gemeten zijn in de vragenlijst komen terug in de interviews. Per factor wordt de meest opvallende uitkomst besproken: • • 32 Onrechtvaardigheid: de meeste dames, een enkeling daargelaten, heeft het gevoel persoonlijk gediscrimineerd te worden en niet welkom te zijn in Nederland. Dat gevoel correspondeert met het gevoel van de gehele groep respondenten zoals blijkt uit de SPSS analyse van de vragenlijst. Voor een aantal dames is dat gevoel dermate sterk dat zij emigratie serieus overwegen. Overigens onderkennen de dames zelf dat emigreren nog niet zo eenvoudig is. Dreiging: bedreiging van de islam en moslims wordt sterk gevoeld door veel dames. Ook al wordt het niet altijd als zodanig benoemd, de dames lijken het gevoel te hebben gevangen te zitten in een samenleving die hen niet als moslim accepteert. Het lijkt deze dames echter aan een reëel handelingsperpectief te ontbreken. Hierdoor wordt het risico steeds groter dat zij met de rug tegen de muur komen te staan. Interventies om betrokkenheid bij de samenleving te vergroten en maatregelen om de perceptie van de legitimiteit van de autoriteiten te vergroten (de twee factoren die het dichtst staan bij geweldslegitimatie) lijken daarom geboden. • Ideologisch referentiekader: bij alle dames is er sprake van een zeer sterke aanwezigheid van een ideologisch referentiekader. Religie, zingevingsvragen en praktiseren is voor alle dames zeer belangrijk. Zelfs in het geval dat een respondent in kwestie, vanuit de eigen optiek gezien, niet of nauwelijks praktiseert, is er wel een groot verlangen dit alsnog te doen. Er komt uit bestudering van de interviews van de dames geen eenduidige methode, plaats of religieuze studievorm naar voren die verklaart waarom deze dames vergeleken met de rest van de populatie moslimvrouwen relatief intensief praktiserend zijn. Het religieuze referentiekader van de meeste dames is vooral gericht op kleding en de strikte omgang met mannen. Het religieuze referentiekader lijkt hiermee naast dichotoom, ook vrij beperkt te zijn. Opvallend hierbij is dat de onderwerpen die besproken worden gaan over de representatie naar de buitenwereld. Zowel op het gebied van kleding als de omgang met mannen gaat het om de representatie naar de sociale omgeving. Conservatief gedachtegoed in termen van strikte (kleding) voorschriften, kan, naar het lijkt, niet goed verklaard worden door • • • • • 34 Legitimiteit van autoriteiten: het vertrouwen in de autoriteiten in termen van ‘De Nederlandse politiek’ is laag. ‘Den Haag’ heeft het specifiek op moslims gemunt, zo is het gevoel. Over de gemeente en de politie werd niets gezegd. Wel werd er in enkele gevallen met waardering gesproken over de sociaalpsychologische opvang in de stad, ook al was dat ‘niet genoeg.’ De indruk ontstaat dat veel dames de weg naar die instellingen niet weten te vinden of niet willen vinden. Er wordt soms een voorkeur uitgesproken voor behandeling in een (nog niet of onvoldoende bestaande) islamitische sociaal-maatschappelijke infrastructuur. De dames voelen zich vooral vaker superieur ten aanzien van familie, dan ten opzichte van ‘de samenleving’ of de dominante ‘andere’ cultuur. Ook worden ze vaak heen en weer geslingerd door gevoelens van ‘niet goed genoeg’ zijn in het algemeen, voor Allah in het bijzonder, het ondergeschikt zijn aan familie, de eigen cultuur of man, aan de ene kant, en de kracht en positie die aan de vroomheid van praktiseren wordt ontleend, aan de andere kant. Het hebben van goed werk, een leidende functie of een functie in een religieuze organisatie doet de dames zich goed voelen, maar is geen bron van superioriteitsgevoel. Velen willen vooral met rust gelaten worden in hun geloof. • Geweldslegitimatie: geen van de dames spreekt zich uit over geweld of geweldslegitimatie met uitzondering van één geïnterviewde, die deel uitmaakte van een radicaal-extremistische groep en in dat groepsverband radicaliseerde en sprak over een grote mate van superioriteitsgevoel bij de groep, het zich isoleren van familie en samenleving. De structuur van de groep doet denken aan die van een sekte met een hoge mate van groupthinking (het streven naar harmonie in denken binnen een groep met een intolerantie voor ideeën van binnen- of buitenaf die de harmonie kunnen verstoren of voor onzekerheid in denken of te volgen strategie kan veroorzaken). Het is onwaarschijnlijk dat dames die geweld zouden willen gebruiken, dit direct zouden willen vertellen. Hier hierop expliciet doorvragen zou misschien tot ‘dichtklappen’ hebben kunnen leiden. Dan zouden ze misschien niet zo openhartig hebben gesproken over de andere persoonlijke onderwerpen die ter sprake kwamen. Feiten: nieuwe thema’s en factoren uit de interviews De interviews met deze lastig bereikbare groep heeft een schat aan informatie, nieuwe factoren en thema’s opgeleverd en daarmee nieuwe wegen van onderzoek naar radicalisering mogelijk gemaakt. Deze inzichten kunnen tot de meting van nieuwe factoren leiden en mogelijk tot aanpassingen in de preventie en aanpak van radicalisering. Als we deze thema’s in een duidelijker verband plaatsen ontstaat een beeld van een proces waarin deze zes thema’s interactie met elkaar aangaan. Het lijkt erop dat deze dames onder enorme psychische druk leven of leefden. De dames zijn vaak kwetsbaar en emotioneel geïsoleerd en voelen zich aan hun lot overgelaten. Dit resulteert in een hypothese dat de vrouwen religie niet alleen gebruiken voor algemene zingeving maar ook als het belangrijkste coping mechanism om houvast te vinden in een (zeer) moeilijke situatie. Zingeving: de dames hebben duidelijk een sterke behoefte aan zingeving en zijn op zoek naar hun identiteit. Iedereen zoekt (in verschillende mate, afhankelijk van persoonlijke psychologie en achtergrond) naar zingeving en een eigen identiteit in het leven. Dat is een basisbehoefte. De grote existentiële vragen in het leven (wie ben ik, identiteit, rol, werk, toekomst, is er een God?) zijn minder urgent als het leven gemakkelijk verloopt; als er sprake is van weinig problemen thuis, een goede (psychische) gezondheid, een goede vriendenkring, respect voor de persoon, mogelijkheden tot ontwikkeling en liefde in verschillende vormen etc. Het leven zit echter onvermijdelijk vol tegenslagen en ook deze vormen het karakter en de persoon. De vraag is natuurlijk onder welke omstandigheden deze onvermijdelijke tegenslagen kunnen bijdragen aan een islamitisch radicaliseringsproces? Naarmate de problemen in het leven van een dame groter zijn worden de identiteitsvragen en zingevingsbehoeften groter. Die moeten immers een tegenwicht bieden aan die problemen. En die problemen lijken er bij deze groep in overvloed te zijn. Socialisatie: de dames zijn allen bezig met een levensbeschouwelijke zoektocht. Daarbij worden ze niet of onvoldoende gesteund door hun eigen familie. Die kan geen inhoudelijke begeleiding bieden. De opvoeding door familie en door vrienden vertoont daarnaast vaak problematische kenmerken. Een deel van de dames moet verplicht of door omstandigheden (bijvoorbeeld een zieke moeder of broer) veel verantwoordelijkheid en werk thuis overnemen in de familie en voelt zich soms als vrouw en als mens beperkt in haar ontplooiingsmogelijkheden. 35 De verplichtingen staan school of carrière in de weg. Die verplichting, rol en druk komt zowel van de (brede) familie als uit de cultuur en daar treedt vaak een spanning op tussen genderrollen, islam en cultuur. Soms zijn ouders ziek, verslaafd, crimineel of afwezig en vervullen daarmee geen gezonde ouderfunctie. Door die problematische thuissituatie en het gebrek aan steun wordt de secundaire socialisering nog belangrijker. En hier blijken de dames vaak, al dan niet uit eigen keuze ter compensatie bloot worden gesteld aaneen omgeving van ‘slechte vrienden’ zonder toezicht; jongeren die soms drinken, roken, blowen, drugs gebruiken, feesten en seksueel ongeremd gedrag vertonen. De dames geven zelf aan dat de thuissituatie hen daartoe dwingt of die keuze vergemakkelijkt. Ingrijpende levensgebeurtenissen: de dames zijn blootgesteld aan ingrijpende gebeurtenissen die een grote impact op hen hebben. Bijvoorbeeld een ziekte (hartritmestoornis), het bijna overlijden tijdens een problematische bevalling, verkrachting, scheiding van ouders, het zelf scheiden (op jonge leeftijd), geweld in de familie, geweld in de relatie, pesten op school, het overlijden van een broertje of een zusje waarvoor gezorgd werd, en het ontdekken van de eigen homoseksuele identiteit. Allemaal gebeurtenissen die op zich al een grote impact op een persoon kunnen hebben. 36 Psychosociale problematiek: de stress die de bovengeschetste situatie oplevert gaat gepaard met, leidt tot, of wordt versterkt door psychosociale problemen, die primair uit de persoon zelf komen of als reactie ontstaan op de ervaren stress zoals: een borderline diagnose en automutilatie, (zware) depressies, faalangst, een burnout, alcohol- en drugsmisbruik (vanaf jonge leeftijd), risicovol (en onvrijwillig) seksueel gedrag (soms op jonge leeftijd) en eenzaamheid. Genegenheid: liefde van je omgeving is een basisbehoefte voor iedereen. Bij deze dames is er vooral ervaren gebrek aan liefde van allereerst familie, maar ook van vrienden of een partner. Men voelt zich onzichtbaar, eenzaam en niet begeleid in zingevingsvraagstukken. Dat gebrek aan liefde wordt gecompenseerd door het zoeken van liefde en aandacht op andere plekken dan thuis. De verhouding tot de liefde en tot relaties is vaak gecompliceerd: zo zijn er relaties met getrouwde mannen, seksueel misbruik en geweld in relaties, het zich wegcijferen in relaties, vroeg trouwen en scheiden, en een vroege kinderwens, die ook in vervulling komt. Daarnaast voelt een aantal dames zich niet comfortabel in het bijzijn van mannen. De vele verhalen over het gebruik van de hoofddoek, wijde (kuise) kleding, die lichaamsvormen verhullen en het wel of niet geven van een hand aan mannen zou ook als een verwijzing kunnen worden gezien naar de natuurlijke focus van adolescenten op het ontwikkelen van relatie met de andere (of in één geval dezelfde) sekse. Ook hier lijkt een culturele opvoedingscomponent of gebrek aan voorlichting een rol te spelen, hoewel over dat laatste niet wordt geklaagd. Door zich zo te kleden maken de dames zich opnieuw onzichtbaar. Stapeling: wat de hypothese van religiebeleving als coping mechanism nog eens onderstreept is de aanwezigheid van een grote opeenstapeling van problemen bij bijna alle dames. Dat gaat uit van het idee dat naarmate de problemen zich opstapelen de behoefte aan compensatie toeneemt. Dat er sprake van grote problemen is en dat men religie als compensatiemechanisme gebruikt, wordt ook meermalen door de dames zelf aangegeven. Daarnaast geven de meeste respondenten ook zelf aan hierdoor zeer beïnvloedbaar te zijn (geweest). Dit proces is chronologisch gepresenteerd maar het is onwaarschijnlijk dat deze interactie trapsgewijs, lineair verloopt. Het is aannemelijk dat de verschillende factoren versterkend op elkaar werken, maar daarvoor is langer biografisch onderzoek nodig. Bij geen van de dames is er sprake van een religieuze of streng religieuze opvoeding maar eerder een gebrek daaraan. Uit geen van de gesprekken blijkt dat een strenge religieuze opvoeding onderdeel heeft uitgemaakt van hun opvoeding vanuit thuis. Dit is relevant omdat het nogmaals de eerder ontkrachte notie onderschrijft dat het de religieuze opvoeding in de familie is die sterk bijdraagt, of een voorwaarde kan zijn voor mogelijke radicalisering. 1. Ondersteun de behoefte om vorm te geven aan zingeving: emanciperende werking Uit de data van het onderzoek blijkt dat er een grote behoefte bestaat onder de respondenten om vorm en inhoud te geven aan de eigen zingevingszoektocht. Daarbij zijn een aantal elementen opvallend te noemen. Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling van een training (empowerment) • Beleidsmatige invulling van scheiding kerk en staat • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk Aanbevelingen: wat, hoe & wie Het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar richtte zich op de omvang, kenmerken en oorzaken van eventuele radicalisering van moslima’s in Amsterdam. De uitkomsten van het onderzoek leggen een aantal vraagstukken bloot die we hier als aanbevelingen vormgeven. De initiële aanbevelingen uit het onderzoek hebben recht proberen te doen aan de wens van de gemeente Amsterdam en de resultaten van het onderzoek. Ze zijn in de expertmeeting verder besproken en verdienen zeker nog meer aanvulling vanuit de expertise vanuit uw eigen beroepsgroep. Daarnaast is het belangrijk om de aanbevelingen in samenhang te zien. Het gevaar van het risico op radicalisering zit niet in de factoren als zodanig (deze zijn niet uniek voor de onderzoeksgroep), maar veeleer in hun onderlinge samenhang en vooral in de stapeling van de aanwezigheid van verschillende factoren. De aanbevelingen moeten vooral als richting worden gezien waar u als professional verder mee aan de slag kunt. • • Ten eerste dat het verlangen om meer vorm en inhoud te geven aan religieuze zingeving, gepaard lijkt te gaan met het nastreven van een ideaalbeeld van de perfecte moslimvrouw. Uit de interviews blijkt keer op keer dat meiden ontevreden zijn over de mate waarin ze praktiseren. • Het tweede punt dat opvalt, is dat er bij veel meiden een onzekerheid lijkt te bestaan over de eigen keuzes in religieuze handelingen. Het lijkt alsof bij het beargumenteren en maken van keuzes hoofdzakelijk autoriteit gezocht wordt bij externen, vaak in de vorm van een sheikh (vooral internationaal), of binnen de eigen sociale context bij een broer of bevriende ‘broeder’. • Ten derde valt op dat de vormgeving aan de religieuze zoektocht, zonder uitzondering, een houvast vormt in het leven van de meiden. Voor het welzijn van deze meiden zou aandacht voor hun zingevingszoektocht wel eens heel belangrijk kunnen zijn. Het gaat dan niet om het begeleiden bij een specifieke religieuze invulling, maar om het begeleiden bij bewustwording en het leren maken van doordachte eigen keuzes maar ook bewustwording van de in het maatschappelijk consequenties van die keuzes voor hun dagelijkse leven. 39 “ Ik kwam zwanger terug [uit Marokko] van mijn dochtertje. Op mijn achttiende. Het was een zware bevalling door een foutje van de verloskundige. Ik was bijna dood. Daardoor ging ik nadenken over zin van het leven. Ging ik op onderzoek uit. In moskeeën. Ik wilde Arabische les en meer koranstudie. Ik kreeg steun van mijn vader. Daar voelde ik me het veiligste bij, met de Koran. Ik ging proberen me aan de regels te houden. Daardoor ging ik langere en wijdere kleding dragen. Quote respondent [geïnterviewde H] • • 40 ” Vanuit overheidswege zou een te strikte invulling van scheiding kerk en staat, de ondersteuning van deze meiden weleens in de weg kunnen staan. Ondersteuning van deze meiden kan niet voorbij gaan aan het feit dat de enorme behoefte om de zingevingszoektocht vorm te geven een belangrijk onderdeel is van hoe zij in het leven en de maatschappij (willen) staan. Bovendien gaat er een enorme emanciperende werking uit van het zingevingsproces. Het overheersende maatschappelijke beeld is vaak dat een intense beleving van de islam een onderdrukkende werking heeft, in tegenstelling wat de dames zelf aangeven, namelijk dat zij er kracht putten en daarmee de moeilijkheden die op hun weg vinden het hoofd kunnen bieden. Ondersteuning zou vooral constructief zijn als het zich richt op het stimuleren van het positief ervaren van de eigen autonomie, ook op levensbeschouwelijk vlak. Niet voor niets staan in de huidige vrouwenemancipatienota van de gemeente Amsterdam, zelfbewust opgroeien en zelfbeschikking, als speerpunten genoemd. Veel meiden geven aan bereid te zijn anderen te helpen die vergelijkbare processen meemaken of meegemaakt hebben. Investeren in deze meiden betekent dat hun maatschappelijke potentieel benut wordt ten bate van henzelf en de meiden om hen heen. “ Op het moment dat ik vraagtekens heb bij het gedrag van een cliënte, neem ik contact op met een organisatie die de ‘know how’ heeft om met haar in gesprek te gaan. Of ik zoek een voorbeeldfiguur die uit dezelfde situatie is gekomen.’Professional jeugdwerk. Quote expertmeeting ” 2. Opvoedingsondersteuning bij problematische gezinssituaties: constructieve communicatie Een aanzienlijk deel van de (interview)respondenten heeft in de opvoeding thuis een problematische socialisatie doorgemaakt. Er is binnen deze gezinnen niet alleen sprake van veel en zware problematiek, maar vaak ook een opvallende opeenstapeling ervan. Bijvoorbeeld in een gezin waarbij aanraking met justitie plaatsvindt, speelt bijvoorbeeld naast een scheiding ook nog seksueel misbruik. De problematiek die in deze gezinnen speelt of heeft gespeeld, is veelvuldig te noemen en heeft een grote impact op de socialisatie van de meiden. Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling pedagogische programma’s • Beleidsmatige invulling van opvoedondersteuning • Begeleiding vanuit jongerenwerk • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk 41 • • “ Ten tweede geven de meiden bijna allemaal aan dat ze vinden dat hun ouders te weinig kennis over de islam hebben meegegeven. Een veelgehoorde klacht is dat ze hun ouders cultureel moslim vinden en geen praktiserende moslims. Gebrek aan kennis hebben zij als een groot gemis ervaren. Zij proberen die kennis buiten het gezin te zoeken en in een aantal gevallen levert dat conflicten op. Thuis had ik geen begeleiding. Er was geen eenduidige boodschap. Mijn vader zei: ‘Een minirok is prima’, maar mijn moeder zei: ‘Je mag niet meer met jongens spelen. Quote respondent [geïnterviewde B] • 42 Ten eerste is er sprake van gezinsmoeilijkheden zoals (psychische) ziekte, dood van een broer of zus, ongewenste homoseksualiteit, een scheiding, aanraking met justitie, seksueel misbruik, mishandeling en verslavingsproblematiek. Veel van de respondenten voelden of voelen zich nog steeds verantwoordelijk voor de gezinssituatie. Bijvoorbeeld een respondente die na het overlijden van haar broertje, naast haar werk ook nog voor haar eigen en voor haar moeder zorgt en daardoor overbelast dreigt te raken. Of een andere respondente die haar moeder probeert te overtuigen het contact te verbreken met de vader vanwege zijn veelvuldige aanraking met justitie. ” Ten derde geven veel respondenten aan dat zij een grote kloof ervaren tussen henzelf en hun ouders. Ze vinden het moeilijk open met hun ouders te spreken over de dingen die hen bezig houden, ze voelen zich vaak sociaal onveilig (door autoritaire vader of moeder en spanningen in het gezin) en hebben het gevoel dat ze wel als kind, maar niet als individueel kind gezien worden, met individuele behoeftes en vragen. • Al deze ervaringen hebben bij de meiden een impact gehad op hun socialisatieproces dat zich bij veel van hen uit in sociaal psychische problematiek zoals verslaving, depressie, faalangst, moeite om anderen te vertrouwen en eenzaamheid. In veel gevallen hebben de meiden aan het begin van hun puberteit ‘besloten’ dat ze het dan maar alleen moeten doen. Veel meiden geven aan dat ze daardoor kwetsbaar en beïnvloedbaar zijn (geweest), in het bijzonder voor groepen waar extreme groepsloyaliteit tegelijk opgaat met radicaal gedachtegoed. • Omdat de opvoeding thuis een belangrijke bron is voor het socialisatieproces van de meiden zou extra aandacht voor opvoedingsondersteuning van ouders weleens heel belangrijk kunnen zijn. Vooral wanneer deze ondersteuning zich richt op het opbouwen van positieve ervaringen van het constructief kunnen communiceren met hun kinderen. • 3. Aandacht voor identiteitsontwikkeling en burgerschap: regie op eigen toekomst in Nederland Veel van de (interview)respondenten zijn in Nederland geboren of op vroege leeftijd naar Nederland gekomen met hun ouders. Ze spreken uitstekend Nederlands, vinden zichzelf zeer goed geïntegreerd en vaak zelfs beter geïntegreerd dan de meeste autochtone Nederlanders. Zo zijn de respondenten van mening dat zij de Nederlandse taal uitstekend beheersen, een opleiding hebben genoten, hun (eventuele) kinderen opvoeden, zorgen voor hun familie, werken voor hun geld en zich keurig houden aan de wet. De letterlijke vraag die de dames regelmatig stellen is: wat moet ik nog meer doen om geaccepteerd te worden? 43 Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling lesprogramma’s • Beleidsmatige invulling burgerschap • Begeleiding vanuit jongerenwerk • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk “ • Wanneer we de uitkomsten van het onderzoek in ogenschouw nemen, is deze vraag niet verwonderlijk. In het vaak ingewikkelde socialisatieproces van de dames staat de behoefte aan erkenning steeds centraal. Het lijkt erop alsof er een cumulatie plaatsvindt van de behoeftes om goed genoeg te zijn in religieus opzicht en de noodzakelijke erkenning te krijgen van familie en sociale omgeving maar ook door de maatschappij. • Opvallend is dat de meeste meiden, vooral degenen met kinderen, zich ernstig zorgen maken over hun toekomst in Nederland omdat zij het sterke gevoel hebben als tweederangsburgers beschouwd te worden. Zij hebben het gevoel met de rug tegen de muur te staan en twijfelen of ze nog wel in Nederland willen blijven. Tegelijkertijd geven zij ook aan dat ze nergens anders naar toe kunnen, bijvoorbeeld omdat ze geen geld hebben, gebonden zijn aan familie die zorg nodig heeft, kinderen die hier naar school gaan of het feit dat ze hun moedertaal niet goed genoeg beheersen om zich te kunnen redden in het geboorteland van hun ouders. Ondanks al deze onzekerheden en twijfels over de toekomst (of juist misschien daardoor) staat één ding als een paal boven water, namelijk dat de meiden zeggen niet bereid te zijn concessies te doen aan hun geloofsbeleving. De meeste meiden zeggen dat ze in principe in Nederland kunnen functioneren met behoud van hun geloof, ook als zij er een strikte geloofsopvatting op na houden, die zich bijvoorbeeld uit in het dragen van een ghimar of niqab. Echter, wanneer zij voor de keuze gesteld worden te tussen enerzijds principiële opvattingen over hun geloof of deelname aan studie of werk (betaald of onbetaald) zeggen zij te zullen kiezen voor hun geloof. Dit is wellicht ook niet zo verwonderlijk gezien het feit dat zij veel houvast hebben aan hun geloof. Veel van de dames geven aan dat ze graag een Nederlandse cultuur en samenleving zouden willen zien waar respect voor ieders eigen keuzes gewoon is. ‘Ik heb respect voor ieder ander, dus laat mij met mijn geloof met rust.’ • Meer aandacht voor het vaak lastige proces van vrouwen om zich in hun identiteitsontwikkeling te verhouden tot hun sociale omgeving en de maatschappij zou hen kunnen helpen om dat nog meer bewust te doen op basis van eigen overtuigingen en waarden. Vooral als de aandacht gericht is op het positief ondersteunen van het nemen van eigen regie voor de toekomst. Ik had veel moeite met het opbouwen van een vriendenkring in Nederland. Daar waar ik vandaan kwam waren we als broers en zussen. Daar was een soort liefde, en brood braken we met iedereen. Hier miste ik vrienden. Dat heeft me heel ongelukkig gemaakt. Ik beschuldigde mijn ouders. Waarom zijn we daar niet gebleven? Ik kon het daar met niemand over hebben. Ik werd veel gepest. Daar kon ik het ook met niemand over hebben. Mijn ouders konden mij niet verdedigen want ze konden zich niet uiten, ze spraken geen Nederlands. Van beide kanten stond ik echt in het midden, ik kon nergens heen. Ik moest alles zelf oplossen Quote respondent [geïnterviewde D] 44 • ” 45 4. Aandacht voor sociale kwetsbaarheid en isolement: risico op verslaving, ronseling en seksueel geweld Een van de meest opvallende conclusies, is de uitgesproken behoefte bij de meiden aan affectie, liefde en erkenning. Zij zoeken hiernaar binnen de familiebanden, vriendschappen en in de romantische liefde. De respondenten geven aan dat het gebrek aan erkenning en liefde lijdt tot eenzaamheid en het gevoel er alleen voor te staan. Dit gemis speelt bijna bij alle (interview)respondenten en heeft hun ontwikkeling en welbevinden vaak in de weg gestaan. Het opvullen van dit gemis is niet altijd bevorderlijk geweest voor het welzijn van de meiden. Sociale kwetsbaarheid en isolement vormen in veel gevallen een risico op persoonlijk en sociaal gebied. Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling methodiek (geestelijke) gezondheidszorg en politie • Beleidsmatige invulling emancipatie/ kwetsbaarheid meisjes • Begeleiding vanuit jongerenwerk • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk 46 • Veel respondenten proberen het gemis aan aandacht en affectie op verschillende manieren te compenseren. Bijvoorbeeld door het gebruik van alcohol en drugs. Bij veel van de meiden speelde dit in het verleden, maar vormt het nog steeds een kwetsbaar punt. De alcohol en drugs leid(d)en af van de echte behoefte aan erkenning en in een extreem geval geleid tot verslavingsproblematiek. • • Ten tweede is er de afleiding van het aangaan van risicovolle (liefdes)relaties, wellicht in de hoop op echte affectie. Er is sprake van mishandeling, kinderen van verschillende vaders (uit informele huwelijken), worsteling met homoseksuele gevoelens en in een enkel geval zelfs verkrachting. Daarnaast is de sterke behoefte aan liefde en erkenning een risico voor het aangaan van informele huwelijken, waar geen wettelijke rechten aan ontleend kunnen worden. • Ten derde kan de behoefte aan liefde en erkenning leiden tot het opzoeken van ‘foute vrienden’ of een radicale groep waarbij extreme loyaliteit gevraagd en gegeven wordt. De dynamiek van zo een groepsproces kan leiden tot het overschrijden van de eigen grenzen uit angst voor het verlies van vriendschap en affectie. “ Als mensen vroeger tegen mij zeiden: ‘Ik heb zo’n hartenpijn’, dan dacht ik: je spoort niet. Maar nu snap ik het. Ik heb een trauma opgelopen door mijn huwelijk. Het was een schat van een jongen, zo lief. Maar in één keer veranderde hij van een lieve jongen in een beest. Ik wist niet dat hij al twee keer eerder was getrouwd. Ooit komt de prins op het witte paard, maar die zal het moeilijk krijgen. Mijn ouders hebben er ook een trauma aan overgehouden. Maar zij wisten het niet, zij konden me niet helpen. Het heeft me wel dichter bij het geloof gebracht. Ik heb weer wat vertrouwen. Ik belandde in een depressie, had geen zin in het leven. Ik begin mijn leven weer een beetje op te bouwen. Dat doe ik vooral met behulp van mijn geloof, ik heb geen hulp van mensen gehad. Quote respondent [geïnterviewde F] ” 47 • “ Het zou goed zijn om aandacht te hebben voor de ontwikkeling van deze meiden en de specifieke behoefte aan liefde en erkenning. Wellicht is het niet overdreven te stellen dat voor meisjes het socialisatieproces anders verloopt dan bij jongens en dat voor meiden de vormgeving van de verhouding tot hun sociale omgeving wellicht van grotere invloed op hun socialisatieproces is dan bij jongens. Aandacht voor de kwetsbaarheid die daarvan uit kan gaan is misschien wel essentieel voor het verkleinen van de persoonlijke en sociale risico’s, zoals slachtoffer worden van seksueel en fysiek geweld en ronseling voor de ‘jihad’. Ik denk dat je er rekening mee moet houden dat pubers altijd bezig zijn met identiteitsvorming, niet alleen islamitische meisjes doen dat. Ergens is het voor deze meiden een geluk dat ze een houvast hebben aan hun geloof als dat in de juiste banen kan worden geleid. Ik denk dat de begeleiding vooral plaats moet vinden via religieuze organisaties en moskeeën, maar ook bij scholen kan er aandacht voor zijn, bijvoorbeeld via een vertrouwenspersoon. Professional onderzoek. Quote expertmeeting ” 5. Verbeter signaleringsvermogen professionals: effect van beeldvorming 48 Uit het onderzoek blijkt, zoals eerder aangegeven, een opeenstapeling van problematiek bij de respondenten. Sommigen van hen zijn in aanraking geweest met instanties zoals Justitie of Bureau Jeugdzorg. De meeste meiden hebben echter het gevoel (gehad) dat zij niet zijn gezien en dat ze zich niet gesteund hebben gevoeld in de ingewikkelde socialisatie waarin ze zaten. Ondanks de moeilijkheden thuis hebben de meeste meiden ook gewoon regulier onderwijs in Nederland genoten. Dat deze meiden er, in ieder geval voor hun gevoel, ondanks de sociale omgeving redelijk alleen voor stonden zegt dat de professionals die hun pad gekruist hebben een bijdrage kunnen leveren. Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling van training docenten/ jongerenwerkers/ hulpverleners • Beleidsmatige invulling onderwijs/ jongerenwerk/ hulpverlening • Begeleiding vanuit jongerenwerk • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk • Het is wellicht een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor meiden in kwetsbare positie maar soms kan een professional een belangrijke bijdrage leveren. Als iedereen over een probleem gaat, gaat uiteindelijk niemand erover. Om een voorbeeld te geven van hoe beeldvorming een rol kan spelen bij signalering van latente problematiek bij meiden noemen we een voorbeeld van een van de interviewrespondenten. Dit meisje ontdekte op haar negende dat zij op vrouwen viel, een gegeven waarvan zij wist dat dat moeilijk lag binnen de culturele en religieuze context van het gezin. Als coping mechanisme is zij in de puberteit zeer strikt gaan praktiseren. De school waar zij destijds op zat heeft gezien dat zij veranderde in een teruggetrokken meisje dat een ghimar ging dragen en dat mannen geen handen meer wilde geven. In het gezin speelde de dodelijke ziekte van een broertje een centrale rol en er was voor deze respondente thuis verminderde aandacht. Daardoor lukte het de respondente niet om goede schoolresultaten te behalen. 49 “ Zij moest twee keer een klas overdoen met als resultaat dat zij wel op school gehouden werd maar geen examen meer kon doen. De school heeft vast willen voorkomen dat de respondent uit beeld zou raken. Het is de respondente, onder het mom van geloofsdiscriminatie op haar oude school (wat feitelijk niet aan de orde was) heeft zij de worsteling om haar seksualiteit te erkennen verstopt onder een religieuze dim ensie, die in de context van de nieuwe school extra gecamoufleerd werd. Uiteindelijk is deze respondente in de crisisopvang terechtgekomen. Wellicht had het veel uitgemaakt als er mensen uit haar omgeving waren geweest die door de eerste beeldvorming hadden heengekeken en niet een ‘radicaliserende’ moslima hadden gezien maar een puber die worstelde met een ingewikkelde socialisatie en een ontluikende homoseksualiteit. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er achter de eerste indruk een wereld van onzichtbare ontwikkelingen en problemen schuilgaat waarmee, vaak in alle eenzaamheid, geworsteld wordt, met alle gevolgen van dien. Bij veel van de interviewrespondenten is een opeenstapeling van psychosociale problematiek te vinden die vaak gepaard gaat met een ingrijpende levensgebeurtenis. In sommige gevallen worden, of zijn, de meiden begeleid door reguliere hulpverlening zoals Bureau Jeugdzorg of individuele psychologen. Vaak sluit de reguliere hulpverlening niet aan bij de culturele en religieuze dynamiek in het socialisatieproces van deze dames. Ik weet eigenlijk nog steeds niet wat mijn zoektocht is. Ik weet nog steeds niet wat ik precies wil en hoe ik het wil. Ik weet dat ik niet op mannen val. Soms denk ik: je wilt je ouders trots hebben. Je wilt toch kinderen en tsja je hebt nog nooit iets met een man gedaan. ‘Misschien moet je het nog een keer proberen’, zeggen machomannen. Soms denk ik dat ik dat dan maar moet doen. Maar ik houd niet van mannen. Ik heb heel veel vragen die nog beantwoord moeten worden, nog moet ondervinden in mijn levensloop. Er is niet echt iets wat ik wil en waar ik aan kan vasthouden. Het is heel veel aftasten en zoeken. Ik weet het niet, ik zit vol met vragen: zal ik ooit een normaal leven leiden en wat is dat? En zal ik ooit de ware vinden? Daar zit ik mee. Zal ik ooit minder last hebben van mijn borderline? Het lukt me niet om verliefd te worden op een man, maar heb ik dan wel een toekomst? Heb ik een toekomst met een vrouw? Educatie en carrière maken is normaal. Een vaste baan, een vaste basis waar ik op kan bouwen. Een huis maar dan niet alleen. Ik wil ook heel graag kinderen. Dat versta ik onder geluk. En geen last hebben van mijn symptomen. Maar ja of dat haalbaar is, dat is de vraag. Quote respondent 50 6. Aansluiting reguliere hulpverlening: expertiseontwikkeling culturele en religieuze dynamiek ” 51 Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Inzet en ontwikkeling van training en methodiek (geestelijke)gezondheidszorg • Beleidsmatige invulling (geestelijke) gezondheidszorg • In kaart brengen van aansluiting aanbod en vraag in de (geestelijke)gezondheidszorg • Begeleiding vanuit jongerenwerk • Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk • “ Aandacht voor expertiseontwikkeling bij de reguliere hulpverlening over de specifieke context waarbinnen deze meiden zich socialiseren is belangrijk om de hulpverlening effectief te laten zijn. Daarbij speelt ook nog de vraag op welke wijze deze dames geholpen kunnen worden wanneer zij niet de weg naar de reguliere hulpverlening kunnen vinden. Veel van de problematiek lijkt namelijk compleet onzichtbaar te zijn voor de buitenwereld. Hierdoor lijkt de potentiële kracht van deze vrouwen verloren te gaan voor henzelf maar ook voor de Nederlandse samenleving. Ik heb een zusje verloren aan epilepsie. Ik ben altijd bang voor de dood. Ik was vier jaar, zij twee jaar. Ik kan me dat nog goed herinneren. Stel dat ik doodga en ik heb niet gebeden, dan hang ik! Daar wil ik niet aan denken. Vooral de basis is belangrijk, het gebed. Een kennis van ons is in Amsterdam doodgeschoten. En als je dan niets aan de islam hebt gedaan... Ik moet er niet aan denken. Niet alleen als je ziek en oud bent kun je doodgaan. De dood kan onverwachts komen Quote respondent [geïnterviewde C] 52 ” “ Als we ons zorgen maken over een meisje of jongen dan benaderen we de familie vaak vanuit het zorgperspectief. We proberen de eigen kracht van de familie te versterken en hen niet van ons te verwijderen. Meestal gaan we op huisbezoek in burger en niet in vol ornaat, dat helpt meestal om contact te krijgen en zorgen te delen.’ Professional Politie. Quote expertmeeting ” 7. Publiek debat: niet belediging maar delegitimatie van autoriteiten vormt een risico Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er alleen een verband bestaat tussen de factor Directe geweldslegitimatie en de factor Lage legitimitatie van autoriteiten. Er bestaat geen verband tussen de factoren Groepsdreiging of Onrechtvaardigheidsgevoel en Directe geweldslegitimatie. Dat is opvallend te noemen omdat er vaak vanuit wordt gegaan dat wanneer individuen en groepen zich beledigd voelen dit zou kunnen leiden tot directe geweldslegitimatie. Dit is dus bij deze onderzoekspopulatie niet het geval. 53 Aanbevelingen zijn te gebruiken bij: • Beleidsmatige invulling burgerschap • Politiek- bestuurlijke invulling burgerschap • Ontwikkeling lesmateriaal democratie en burgerschap • • 54 Ter bevordering van sociale cohesie in de samenleving zou terughoudendheid van deelnemers aan het publieke debat over delegitimatie van autoriteiten en instituties wellicht veel belangrijker kunnen zijn dan terughoudendheid over religie, of specifiek de islam. Wat niet wegneemt dat fatsoen in het publieke debat de voorkeur verdient boven een scheldpartij. Voorbeelden van het deligitimeren van autoriteiten en instituties in het publieke debat is bijvoorbeeld de roep om het afschaffen van de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) door verschillende politici na het uitbrengen van het voor hen onwelgevallig rapport ‘Dynamiek in islamitisch activisme’ uit 2006. Of de openlijke twijfel van sommige politici en opiniemakers aan het adres van de rechterlijke macht in Nederland. Dit zijn enkele voorbeelden die lijken te passen in een bredere maatschappelijke tendens om autoriteiten en democratische instituties steeds vaker en zwaarder te bekritiseren en zelfs aan hun bestaansrecht te twijfelen. Dat betekent dat daarmee voeding wordt gegeven aan personen die op ideologische basis, of op welke basis dan ook, een weerstand tonen tegen autoriteiten. Toch is een lage legitimiteit van autoriteiten niet per definitie problematisch te noemen. Het betekent in ieder geval dat er sprake is van maatschappelijk bewustzijn en interesse. Dit kan ook als maatschappelijk potentieel gezien worden. Tillie en Slootman (2006) beschrijven in hun aanbevelingen dan ook dat vertrouwen in politiek bestuur belangrijk is voor het voorkomen van radicalisering. Zij beschrijven radicalisering namelijk als een proces van delegitimatie, waarin het vertrouwen in de samenle ving steeds verder afneemt. Uit analyse van de vragenlijst blijkt dat de factor Betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving de enige factor is die direct samenhangt met een lage legitimiteit van autoriteiten. Dat onderstreept de noodzaak van het betrekken van deze dames bij de samenleving. Daarnaast is het opvallend dat uit de vragenlijst blijkt dat het buitenlandbeleid van de Nederlandse overheid van invloed is op de mate waarin de respondenten zich thuis voelen in Nederland. Een groot deel van de dames kan zich niet in het (huidige) buitenlandbeleid vinden. Zij hebben het gevoel dat er met ‘twee maten gemeten’ wordt door de Nederlandse regering richting ‘islamitische’ landen zoals Afghanistan en Irak. Ook de houding van Nederland ten opzichte van het Israëlisch-Palestijns conflict speelt daarbij een rol. Meer aandacht voor en uitleg over het Nederlands buitenlandbeleid zou wellicht een positieve invloed kunnen hebben op legitimiteit van autoriteiten bij de doelgroep. “ Ik vraag me af of onze geheime diensten de informatie die ze krijgen over radicalisering wel goed kunnen duiden. Wordt er bijvoorbeeld alleen letterlijk vertaald of wordt de context ook meegenomen? Ik maak me daar wel zorgen om’. Professional beleid. Quote expertmeeting ” 55 8. Versterking religieuze infrastructuur: veilige religieuze socialisatie Veel van de meiden maken gebruik van de moskeeën in Amsterdam. Vooral voor het bezoeken van lezingen. Deze worden vaak op vaste tijden gegeven op momenten dat de moskeeën geopend zijn voor gebed of koranlessen, zoals op vrijdag of zondag. Echter zijn de moskeeën niet altijd vanzelfsprekend toegankelijk voor de vrouwen, bijvoorbeeld omdat de deur van de (vaak aparte) vrouweningang gedurende doordeweekse dagen op slot is. De moskee lijkt daarmee een beperkte plek voor vrouwen om rust en steun te vinden. Veel van de meiden geven aan daar wel behoefte aan te hebben. Ze geven aan dat het ‘zusterschap’ naar de achtergrond verdwijnt zodra de moskee uit beeld is. In sommige gevallen is naast de lezingen ook ruimte voor het delen van ‘lotgenotenervaringen’, uit de verhalen die de meiden vertellen blijkt dat dit niet altijd een positieve werking heeft. Omdat de negatieve ervaringen telkens opnieuw gedeeld worden, bestaat het reële risico dat zij niet uit die negatieve spiraal geraken. Aanbevelingen zijn concreet te gebruiken bij: • Beleidsmatige invulling levensbeschouwelijke werk/ begeleiding • Inzet en ontwikkeling van methodiek binnen levensbeschouwelijk werk • 56 niet alleen in sociaal opzicht kunnen helpen om zich minder geïsoleerd te voelen, maar ook om een transparante cultuur op gang te brengen waarbij ideeën en kennis gedeeld kunnen worden en waar vrouwen aangemoedigd worden om in alle veiligheid een actieve bijdrage te leveren aan hun eigen (religieuze) socialisatie. “ De rol van de moskee is voor deze meiden belangrijk. Ze zoeken een plek waar ze terecht kunnen met hun verhaal en zouden dat kunnen doen bij de moskee. De moskee zou een netwerk kunnen activeren voor deze meiden of een imam kan een meisje doorverwijzen naar hulpverlening.’ Professional jeugdwerk. Quote expertmeeting ” Een van de aanbevelingen van het onderzoek van Tillie en Slootman (2006) is om de (etnische)organisatienetwerken te versterken, oftewel een sterk middenveld te creëren, met als doel het versterken van het maatschappelijk vertrouwen. We maken hier een nuancering dat niet alleen organisatievorming op etnisch niveau versterkt zou moeten worden (daar is de laatste jaren veel aan gedaan) maar vooral de religieuze infrastructuur. Dat zou deze meiden 57 “ Ik ben de oudste van familie en ik heb altijd veel op mijn schouders gekregen. Ik heb voor mijn moeder gezorgd in toen zij ziek werd door borstkanker. In hetzelfde jaar kreeg ze een tweeling waarvan nu één is overleden. Hij is altijd een beetje ziek geweest. Naarmate hij ouder werd kwamen er meer complicaties bij. Mijn moeder was veel in het ziekenhuis. Mijn vader kon geen vrij krijgen en daarom moest ik meer thuis zitten. Dat leverde vertraging van mijn studie op. Dat is heel erg jammer. Gelukkig heb ik nu een diploma op zak en kan ik er mee werken. Ik heb ‘rhida’, tevredenheid. Vooral omdat ik gezorgd heb voor mijn moeder. Dat ik altijd bij haar was, voor haar klaarsta. In moeilijke momenten en minder moeilijke momenten. Ik heb heel veel zorg van mijn moeder afgenomen. We wisten dat het op een gegeven moment zou ophouden voor mijn broertje. Hij is maar acht jaar geworden. Al die jaren in het ziekenhuis is een moeilijke periode geweest. Ik doe alles voor mijn moeder. Nu ook. Ook al ben ik getrouwd. Mijn moeder wil dat ik ook alles doe voor mijn broertjes en zusjes doe. Ik zet mezelf altijd op de laatste plaats, dat is stom van me. Op een gegeven moment ben ik zo uitgeput, dan ben ik ziek. Het werd pas echt moeilijk toen ik mijn man naar Nederland had gehaald. Op vakantie had ik natuurlijk geen verantwoordelijken. Hij kende me als een vrolijk persoon. Iemand die zich geen zorgen maakte. Een vakantievierder. Toen hij hier kwam had hij opeens een heel andere vrouw voor zijn neus. ‘Ik dacht dat ik getrouwd was met jou en niet dat jij getrouwd was met je ouders. Je moet aandacht aan mij schenken’, zei hij tegen mij. Maar dat doe ik ook. Ik zei tegen hem dat hij zich mijn situatie moest indenken: ‘Mijn moeder steunt op mij en ik zorg voor mijn zieke broertje.’ Nooit heeft hij het begrepen. Het is altijd een discussie geweest. Tot de dag dat mijn broertje overleed. ‘Wanneer gaat dit ophouden? Wanneer ga jij je honderd procent voor mij inzetten? Wanneer ga je hier mee ophouden? Laat je moeder voor haar kinderen zorgen. Straks heb je jij eigen kinderen. Ga jij je in vieren opdelen?’ Dat zei hij allemaal. Als ik het kon zou ik het doen. Ik houd van mijn ouders, ik wilde hen tevreden stellen en mijn broertje, en het belangrijkste, Allah. Ik wil dat Allah tevreden met mij is. Die rekent mij daarop af. Ik had geen antwoord op de vraag van mijn man: ‘wanneer houdt het op?’ Tot mijn broertje doodging. ‘Nu heb je je antwoord, nu heb jij je leven, nu krijg je je honderd procent.’ Op die dag zei hij sorry. Toen voelde hij zich schuldig.[begint te huilen]” Quote respondent [geïnterviewde F] 58 ” 59 Handig om te weten in Amsterdam (West) Meld-en adviespunt Radicalisering Amsterdam/ IHH Binnen de directie Openbare Orde en Veiligheid is begin 2005 de zogenoemde Informatiehuishouding Radicalisering ingericht (IHH). De IHH richt zich op het vergaren van kennis, het verzamelen van signalen uit de stad (het vroegtijdig signaleren) en het adviseren over en ondersteunen van interventies. Signalen komen binnen bij het meld- en adviespunt. Voor wie is het Meld- en adviespunt Radicalisering bedoeld? Het Meld- en adviespunt is bedoeld voor professionals en sleutelfiguren die in hun werk te maken kunnen krijgen met signalen van (mogelijke) radicalisering en polarisatie. Voorbeelden hiervan zijn docenten, jongerenwerkers, leerplichtambtenaren, vrijwilligers van zelforganisaties, medewerkers van GGD en GGZ enzovoorts. Wanneer kan ik het Meld- en adviespunt Radicalisering inschakelen? U kunt het Meld- en adviespunt benaderen bij zorg over signalen van (mogelijke) radicalisering of polarisatie, als u een informatievraag heeft of als u behoefte heeft om met een expert te sparren. Ook wanneer u advies of handvatten nodig heeft met betrekking tot het signaleren en/ of omgaan met (mogelijke) radicalisering en polarisatie staat het Meld- en adviespunt voor u Klaar. Het Meld- en adviespunt Radicalisering is telefonisch te bereiken tijdens kantooruren op het volgende telefoonnummer: 020 552 26 84 of per email: [email protected] Voor meer informatie kunt u terecht op: www.amsterdam.nl/radicalisering Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het AMK is er voor iedereen met vragen, zorgen of meldingen over kindermishandeling. Het AMK geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt zo nodig de juiste hulp op gang. Daarnaast geeft het AMK informatie, voorlichting en training over kindermishandeling. Van wie ontvangt het AMK meldingen? Iedereen die zich privé of beroepsmatig, zorgen maakt over een kind en denkt aan kindermishandeling kan dit melden bij het AMK. Iemand met een vermoeden van kindermishandeling kan ook bellen met het AMK. Kinderen en jongeren kunnen ook over hun eigen situatie bellen naar het AMK. Faxen of mailen kan ook. Tel Fax Email Web 60 020-3141714. Landelijke meldnummer: 0900 – 123 12 30 020-3141741 [email protected] www.amk-nederland.nl Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) Het Steunpunt Huiselijk Geweld is er voor slachtoffers, plegers, omstanders en professionals. Iedereen kan bellen bij alle vormen van huiselijk geweld voor advies, een luisterend oor of om een melding te doen. Het Steunpunt zorgt voor een goede afstemming tussen alle instanties en organisaties die betrokken zijn bij het stoppen van geweld in afhankelijkheidsrelaties in Amsterdam. Bel voor advies, consult en/of informatie: 020 611 6022. De telefonische hulplijn van het Steunpunt is zeven dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. Email: [email protected] Meldpunt Eergerelateerd Geweld Bij het Meldpunt Eergerelateerd Geweld kun je terecht voor advies en hulp bij problemen rond de familie-eer. Eergerelateerd geweld’ is geweld dat wordt gepleegd omdat de familie-eer is aangetast. Om de eer weer te zuiveren, worden mannen of vrouwen uitgestoten, bedreigd of mishandeld. En in het ergste geval zelfs vermoord. Heb jij te maken met eergerelateerd geweld? Of ken je iemand die in de knel zit en hulp zoekt? Bel voor advies of hulp het Meldpunt Eegerelateerd Geweld 020 611 60 22, zeven dagen per week, 24 uur per dag. Voor meer info bezoek de website: www.blijfgroep.nl Ouder – en Kindcentrum (OKC) In de Ouder- en Kindcentra (OKC) werken verloskundigen, kraamzorg, het consultatiebureau en aanbieders van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. Ouders kunnen in een OKC terecht met alle vragen over gezondheid, ontwikkeling en opvoeding van hun kind, vanaf het begin van de zwangerschap tot 19 jaar. In Stadsdeel West zijn 3 Ouder-en Kindcentra: OKC Tijl Uilenspiegel Tijl Uilenspiegelstraat 12 1055 CK Amsterdam Telefoon: 020 – 58 10 820 OKC Westerpark Westerpark 1a 1013 RR Amsterdam Telefoon: 020 – 55 55 882 OKC Brederodestraat Brederodestraat 108 1054 VH Amsterdam Telefoon: 020 - 489 3809 61 Uitgave van Vizea & Stadsdeel West in Amsterdam ©2014
© Copyright 2025 ExpyDoc