Radicaal ( )zichtbaar - Stadsdeel West

Radicaal (
)zichtbaar
De zorgen om radicalisering van moslimmeiden in beeld
Uitgave van Vizea &
Stadsdeel West in Amsterdam 2013
Een publicatie voor professionals uit het
onderwijs, hulpverlening, jongerenwerk,
jeugdzorg, (geestelijke) gezondheidszorg,
politie, stedelijk beleid en maatschappelijk
middenveld.
Woord van Martien Kuitenbrouwer voorzitter Stadsdeel
West in Amsterdam
4
Radicaal (on)zichtbaar
6
‘Ik dacht: ik doe het zelf wel, ik heb niemand nodig.’
Het verhaal van Fatima Zahra
8
Feiten: Opzet en achtergrond onderzoek Radicaal (on)zichtbaar
14
‘Het maakt uit als je weet dat je altijd ergens terecht kunt.’ Het
verhaal van Salima
20
Feiten: resultaten en conclusies uit de vragenlijst
26
‘We werden allemaal verdacht van terrorisme.’
Het verhaal van Khadija
28
Feiten: Resultaten uit de narratief biografische interviews
32
Colofon
Feiten: nieuwe thema’s en factoren uit de interviews
35
Deze publicatie is tot stand gekomen op basis van het verkennende onderzoek Radicaal (on)zichtbaar van Vizea in opdracht
van de gemeente Amsterdam en de uitkomsten van de expertmeeting Radicaal (on)zichtbaar in samenwerking met Stadsdeel
West in Amsterdam. Deze publicatie mag zonder toestemming
verspreid worden.
Aanbevelingen: wat, hoe & wie
38
Handig om te weten in Amsterdam (West)
60
Publicatie
Tekst: Voorwoord: Design :
Drukwerk: Datum: A. Dijkman, Adviseur Vizea
M. Kuitenbrouwer, voorzitter Stadsdeel West in Amsterdam
IT-Matisering
Stadsdeel West in Amsterdam
2014
Onderzoek
Onderzoek & coördinatie:
Veldwerkers: Begeleidingscommissie: Drs. L. Wessels & MSc. A. Dijkman
Z. Madrhoume & N. Ramzi
S. Ait Taleb, H. el Maimouni,
Prof. Dr. T. Pels, Dr. R. Witte,
Dr. B. Amjarso, Drs. F. Venecourt
Expertmeeting
Stadsdeel West in Amsterdam: N. el Hakim, A. Chrifou
Vizea:
MSc. T. Duijnhoven &
MSc. A. Dijkman
Inhoud
Voorwoord
Stadsdeel West in Amsterdam
Voor de overheid is het niet altijd gemakkelijk om zich te verhouden tot
religieuze aspecten in de samenleving. Toch moet dat soms. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van radicalisering. Een open gesprek voeren
over radicalisering is al helemaal niet gemakkelijk. Omdat religie in de
eerste plaats een privé aangelegenheid is. Omdat er een taboe heerst
op radicalisering. Omdat het niet altijd herkend wordt. Helemaal lastig
wordt het als het om vrouwen gaat. Maar die vrouwen zijn er in onze
samenleving, ook in West. Vrouwen die vaak onzichtbaar blijven en
ergens in hun vaak jonge leven een weg inslaan die alleen nog maar
radicaler wordt. Waarin hun denken en handelen steeds extremer wordt
en waar er steeds minder ruimte is voor correctie. In stadsdeel West
hebben we ervoor gekozen maatschappelijke taboes niet uit de weg
te gaan. Door middel van het programma ‘Vrij West’ zwengelen we het
maatschappelijk debat aan over schurende onderwerpen. ‘Hoe vrij kun
je zijn als homo in West? ‘ Of ‘ in hoeverre moet je je bemoeien met discussies over hoofddoekjes in publieke functies? ‘. Of ‘ waarom worden
vooral Marokkaanse jongens aangetrokken tot criminaliteit? ‘ Zo ook de
discussie over radicalisering onder jonge moslima’s. Vizea verzamelde
verhalen van jonge vrouwen om inzicht te krijgen in hun belevingswereld. Wat beweegt hen? Met wie hebben ze contact? Hoe ziet hun
dagelijks leven eruit? We doen dat omdat we inzicht willen krijgen.
Omdat we willen begrijpen, omdat we willen voorkomen. Maar ook om
de discussie over de invloed van religie op jonge moslims genuanceerd
te kunnen voeren. Want alleen dan kunnen we een stap verder komen.
‘Een open gesprek voeren
over radicalisering is al
helemaal niet gemakkelijk’
Martien Kuitenbrouwer
Voorzitter Stadsdeel West
4
5
Wie wil er onzichtbaar zijn
voor anderen?
Radicaal
(on)zichtbaar
Waarschijnlijk niemand. Toch leven er in
Amsterdam jonge moslimvrouwen wier
verhalen niemand kent. Jonge vrouwen die soms radicaal denken en soms
radicaal handelen, maar die desondanks
door niemand echt gezien worden. Deze
vrouwen staan met stip op de agenda
van het publieke debat, als slachtoffer
van vermeende onderdrukking, als
aanhanger van radicaal gedachtegoed,
of als vertegenwoordiger van potentieel
maatschappelijk kapitaal. De definitie
van wie zij zijn, ligt vaak bij anderen
omdat ze worden gerepresenteerd in
dominante beelden die weinig ruimte
laten voor hun eigen woorden.
In Radicaal (on)zichtbaar staan de
verhalen van deze jonge vrouwen centraal. Het gaat om vrouwen die achter
de maatschappelijke beeldvorming
worstelen met complexe uitdagingen in
hun binnenwereld, en soms gewoonweg
met problemen die groter zijn dan het
eigen oplossend vermogen. De zichtbaarheid en duiding van die worsteling
is belangrijk omdat deze vrouwen op
sommige vlakken zeer kwetsbaar zijn,
ondanks hun potentie. Zingeving blijkt
vaak een coping mechanisme te zijn
om een problematische socialisatie of
ingrijpende levensgebeurtenissen het
hoofd te bieden. Professionals zoals u
die werkzaam zijn in het onderwijs, bij
de politie, in de jeugdzorg, in het jongerenwerk, of op het terrein van stedelijk beleid, dragen bij aan het voorkomen
en beperken van de risico’s die deze
vrouwen lopen. Daarom vindt u in deze
publicatie verhalen, feiten en
aanbevelingen. Deze worden ingeleid door een voorwoord van Martien
Kuitenbrouwer, voorzitter Stadsdeel
West in Amsterdam.
Radicaal (on)zichtbaar is tevens de
gelijk- namige titel van een verkennend
onderzoek naar mogelijke radicalisering
onder moslimmeiden in Amsterdam en
een aansluitende expertmeeting. Tijdens de expertmeeting zijn de inzichten
die opgedaan zijn in het onderzoek
gedeeld en besproken met professionals en zijn de aanbevelingen tegen het
licht van de professionele praktijk gehouden en aangescherpt. Het onderzoek
is uitgevoerd door Vizea Adviseurs in
opdracht van de gemeente Amsterdam,
de expertmeeting is mogelijk gemaakt
door Stadsdeel West in Amsterdam.
Het woord is verder aan de jonge
vrouwen uit het onderzoek, en aan u de
beslissing welke plaats hun woorden
krijgen op uw professionele agenda.
Veel leesplezier en inspiratie toegewenst bij het maken van die beslissing.
Stadsdeel West in Amsterdam
Vizea verbindt verschillende verhalen
7
‘Ik dacht: ik doe het zelf wel,
ik heb niemand nodig.’
Het verhaal van Fatima Zahra
Fatima Zahra is een
gefingeerde naam. Dit
verhaal is een weergave
van het interview met
respondent G uit het
onderzoek Radicaal
(on)zichtbaar.
‘Mijn naam is Fatima Zahra en van de tijd voordat ik naar Nederland kwam
kan ik me bijna niets meer herinneren. Ik herinner me alleen nog dat ik
vier jaar was, dat ik ontwaakte of zoiets, en dat ik dacht: hé, ik ben ik. Iets
draaide zich in mij om, zo voelde dat.
Als klein meisje kwam ik uit een grote familie met heel veel broers en zussen, maar emotioneel had ik niemand. Om de beurt ging er iemand weg,
telkens één van mijn zussen, totdat bijna iedereen weg was en alleen mijn
broer en grotere zus nog over waren. Ik had geen goede relatie met mijn
vader. Ik dacht dat hij mij niet begreep en ik begreep hem ook niet. Mijn
vader was heel dominant, ik snapte niet waarom hij er was. Ja, hij deed
boodschappen, maar dat was het. Toen ik ouder werd, werden de irritaties
groter, zo rond mijn veertiende. Ik had het gevoel dat niemand luisterde
naar mij als kind. Dat heb ik wel gemist. Dan ben je op jezelf aangewezen.
Ik heb een goede band met mijn moeder. Ze wil je wel begrijpen, maar
ze kan het niet. Mijn moeder heeft een ongelukkige val gemaakt en daar
blijvende beschadiging aan over gehouden. Ik kan haar niet verwijten dat
ze het emotioneel niet kon, mijn vader neem ik dat wel kwalijk. Ik leefde
echt in verschillende werelden. Thuis stap je in een andere wereld. Je laat
school, de straat en je vrienden achter als je thuiskomt. Je leeft onbewust,
want op dat moment ben je nog niet echt volwassen. Je kijkt niet verder
dan je neus lang is.
me voor mijn vader, ik durfde niks. Bijvoorbeeld strakke kleding dragen
naast hem, dat durfde ik niet, hij zag mij veranderen en ouder worden.
Als ik nu naar mijn vader kijk, zie ik dat hij nu wel heeft toegegeven aan
wat niet eigen is aan zijn cultuur. Ik was echt enorm brutaal. Ik had wel
angst, maar op een of andere manier groei je over die angst heen. Op mijn
veertiende ben ik van huis weggegaan. Ik dacht: wat hebben jullie voor
me gedaan? Waarvoor ben ik hier? Wat voor nut heeft het om überhaupt
te leven? Ik was op mijn veertiende depressief en begon al vrij jong met
me afvragen waarom die dingen mij moesten overkomen. De irritatie
tussen mijn vader en mij werd steeds groter, de bom ontplofte letterlijk. Ik
heb gevochten met mijn vader en teruggeslagen. Toen ben ik weggelopen
met de gedachte dat ik niet meer terug zou komen. Dan kom je op straat
en ik dacht: ik ga de wereld in en ik zie wel wat er gebeurt. Ik heb de hele
dag en nacht op straat rondgehangen. Daarna is het wel goed gekomen,
maar toen kwam het geloof om het hoekje kijken. Ik zocht iets dat ik kon
verbinden aan mijn gevoel. Ik was in alles wel geïnteresseerd, maar koos
voor de islam. Het is een mooi geloof maar je moet wel weten hoe je dat
moet aanpakken want er is niemand die je vertelt hoe je dat moet doen,
daar moet je zelf achterkomen.
Het begon onschuldig, door hier en daar een boekje te lezen. Verdiepen in
geloof begint heel langzaam, in het begin was ik alleen met mezelf en God
bezig. Pas toen ik bij een bepaalde groep en op internet ging rondhangen
kwam alles in een stroomversnelling. Ik raakte bevriend met een meisje
via Marokko.nl. Daar ben ik nog steeds bevriend mee. In de moskee kwam
ik allerlei soorten mensen tegen. Ik was eigenlijk een leek als het gaat om
hoe je je geloof moet aanpakken. Mijn kennis was niet toereikend, daarnaast zag ik bepaalde mensen opvallen. Met die mensen trek je op en zo
kom je ook weer bij andere mensen terecht. Ook via lezingen bijvoorbeeld.
De mensen die ik kende deden afstand van de hele samenleving, ze leefden
echt van dag tot dag.
Ik ben ook niet de heiligste geweest, ik heb veel dingen gedaan die niet
door de beugel kunnen. Ik kreeg het geloof niet echt mee van mijn ouders.
Ik zag mijn vader wel bidden, maar mijn vader zei nooit: ‘Je moet dit of dat
qua geloof.’ Hij was vooral dominant en streng op de regels, ik schaamde
8
9
Overgave aan God is op zich wel goed, maar als het verbonden is aan dit
soort negatief gedachtegoed is het gewoon gevaarlijk. Je komt in bepaalde kringen en omdat je een bepaalde basis in je jeugd niet hebt gehad ben
je op zoek naar vastigheid. Op dat moment dacht ik: deze mensen om me
heen daar heb ik een band mee. Dit zijn mijn soulmates, zij zijn mijn basis.
Je zoekt iets dat de leegte kan voeden. Zo doorloop je een heel proces. Ik
ging om met mensen die door de AIVD onder toezicht stonden. De AIVD
benaderde ook mijn vader om een interview met hem af te nemen, ze lieten
ook foto’s van mij zien.
‘Je probeert onzekerheid
te vullen met andere
zekerheid’
Ze waren heel intensief met hun geloof bezig en waren ontheemd
van de samenleving. We wilden niks met de kufaar (ongelovigen)
te maken hebben. De band tussen de broeders en zusters was
heel sterk. De overgave aan God was heel sterk en onze band
werd ook versterkt omdat we vaak bij elkaar zaten. Er was zoveel
overgave dat als er bij wijze van spreke geschreven zou staan:
spring van de dertiende verdieping, dan zouden we dat gedaan
hebben. Het ging zover dat we het hadden over het neerschieten
van ongelovigen op straat, het verwijderen van alle fitna (verleiding) op straat.
Op een gegeven moment ben ik getrouwd, via mijn vriendin van Marokko.
nl. Ik wilde niet trouwen, ik wilde die culturele mentaliteit niet, dus ik zei in
eerste instantie nee. In dezelfde tijd werd ik benaderd door een ronselaar.
Hij werd ook gevolgd door de AIVD en in de gaten gehouden. Volgens mij is
hij uiteindelijk ook berecht voor ronselen van jongeren voor de jihad (hier
vertaald als strijd). Hij bleef met me in contact, wilde met me trouwen
en we hebben nummers uitgewisseld. Op een gegeven moment wilde ik
het contact verbreken. Toen ik dat deed, stond hij opeens bij mijn ouders
voor de deur, hij wilde om mijn hand vragen. Ik woonde toen net weer drie
dagen thuis. Ik deed open en hij stond daar met suiker en bloemen. Mijn
vader was heel boos, zo boos dat de politie er bij moest komen. Sindsdien
hield de AIVD mij ook in de gaten. Ondertussen had ik ook contact met een
zuster die ook in de gaten werd gehouden. Ze vroeg of ik wilde trouwen. Ik
was toen achttien. Ik dacht: ach, waarom niet? Ondanks dat het iemand
van dezelfde afkomst als mij was. Het bleek dezelfde jongen voor wie mijn
vriendin ook al eens gevraagd had, maar met die vriendin had ik toen niet
zoveel contact meer. Op de dag dat zij zelf zou gaan trouwen, kwam ik
erachter dat ze ging trouwen met die ronselaar. Ze had geen idee wie hij
was, maar toen was het al te laat om haar nog te waarschuwen. Het huwelijk was totaal niet wat ze ervan had verwacht. Zij droeg een niqab, ging
niet naar school, zat alleen thuis te studeren. Bij hen werd ook een inbraak
gedaan door de AIVD.
Andere leden van de groep met wie ik omging kwamen bij ons thuis. Er was
een heel sterk superioriteitsgevoel aanwezig. Dat was op dat moment mijn
geloof. Eigenlijk voel je je te goed, verheven boven de ander die niet gelooft, je voelt dat je meer rechten hebt dan de ander. Dat is geen ideologie,
dat is gewoon ziekmakend, ook voor jezelf.
11
Er was ook sprake van hypocrisie. Ik rookte bijvoorbeeld, ik vond het heel
moeilijk om te stoppen. Je voelt je veel te goed voor een ander dus heb jij
meer recht op dingen, op alles eigenlijk. Hoe komt het dat je zo beïnvloedbaar bent? Ik miste heel veel in mijn leven dus het was niet moeilijk om te
zeggen dat ik beter was dan de rest. Je probeert onzekerheid te vullen met
andere zekerheid.
Onze groep is uiteindelijk uit elkaar gevallen, iedereen is veranderd. Op
een gegeven moment denk je: ik ben eigenlijk helemaal niet zo perfect. Je
streeft naar het perfecte maar op gegeven moment begint dat te knagen.
Iedereen had een imago in de groep. De één had de meeste kennis van het
verwerpen van afgoden, de ander kende de Koran uit zijn hoofd, weer een
ander wist alles over de onwenselijkheid van democratie. Het is allemaal
kennis die bedoeld is om je te verwijderen van je omgeving, van de samenleving. Ik ging bijvoorbeeld een ghimar (lange hoofddoek) dragen en daar
was mijn vader het niet mee eens. Je vervreemd ook van eigen familie, je
kijkt alleen maar naar de zondes van je familie, ze komen in een ander
daglicht te staan en je denkt: eigenlijk zijn het allemaal ongelovigen. Het
wordt je ingeprent dat je alles moet verwerpen wat in de weg staat van
God, zoals democratie, stemmen, je moet aan al die dingen voldoen. Je
gedachtegoed moet perfect zijn, als dat niet goed is, dan is je hele tawhied
(geloof in eenheid van God) niet meer geldig. Dat was veel belangrijker
dan of je bijvoorbeeld je wudu (kleine rituele wassing voor gebed) goed
had gedaan of niet. Onderling begonnen de mensen in de groep elkaar als
kafir (ongelovige) en murtadd (afvallige) te bestempelen. We lazen teksten
van bijvoorbeeld Mohammed ibn Abdul Wahab, we maakten misbruik
van bepaalde werken zoals Sayyid Qutb en Ibn Baaz, ze werden selectief
gebruikt.
Na de scheiding heb ik alle associaties tussen mij, mijn geloof, huwelijk
en omgeving verwijdert. Ik ben een hele andere kant uitgegaan. Ik was
zo teleurgesteld. Ik ben gaan drinken en uitgegaan, niemand stond klaar
voor me, wel mijn echte zussen maar niemand uit de groep. Ik wilde niet
aan vroeger denken. Mijn vader heeft mijn scheiding overigens wel goed
aangepakt. Hij heeft niet gezegd: ‘Zie je nou wel?’ Ik ben weer naar geloof
gaan zoeken, meer volwassen, rustiger. Een mens verlangt naar iets dat
diepgang heeft. Je weet dat het leven niet gemakkelijk is, dat je weg vinden ook niet makkelijk is. Je ouders horen je te helpen en te steunen. Het
is zo leeg als je je alleen maar strikt aan de regels houdt, alleen voor de
zaak vecht, voor Allah. Het doel heiligt de middelen niet alleen niet, maar
wat voor doel heb je eigenlijk? Als ik iets zou wensen voor die tijd? In mijn
jeugd heb ik iemand gemist die me in het leven maar ook spiritueel en religieus zou steunen. Dat zou ik hebben gewenst, dat er iemand was die aan
mijn zijde had gestaan, bij wie ik met mijn vragen terecht kon. Daarom is
het leven voor mij zo moeilijk geweest, ik dacht, ik doe het zelf wel, ik heb
niemand nodig. Ook al heb ik afstand tot dat radicale gedachtegoed, het
blijft wel altijd door mijn hoofd spelen. Wat is nou de waarheid? Ik twijfel
veel, aan alles, soms ook aan God, en God weet dat. Waarom zou ik me
daar voor moeten schamen? Door twijfel kom je bij de waarheid. Ik geloof
wel oprecht en ik wil verder met mijn geloof, toch blijf ik me afvragen: is
een hand geven oké? Of stemmen? Of advocaat zijn? Dat soort vragen. Ik
twijfel aan alles en ik pieker veel, maar ik laat het maar voor nu. Geloof is
iets persoonlijks, dat kun je niet claimen op zo’n radicale manier. Of ik een
goede of perfecte moslim ben maakt niet uit, ik ben gewoon moslim. Daarvoor hebben we vergeving gekregen, ik hoef niet perfect te zijn. Natuurlijk
wil ik wel dingen veranderen, maar laat iedereen in zijn waarde, uiteindelijk ben jij niet degene die de weegschaal weegt.’
Ik was nog steeds getrouwd maar mijn huwelijk was niet leuk en ging stuk.
Parallel daaraan verloor ik mijn contacten met de zusters en de broeders,
die verdwenen met mijn scheiding. Het begon steeds slechter met mij te
gaan. De emotionele beschikbaarheid die ik zo nodig had was daar ook
niet, iedereen koos uiteindelijk voor zichzelf. Mensen hebben elkaar uiteindelijk verraden in rechtbanken. Onze band?, zo diep was die dus niet. Ik
raakte weer in een depressie, mijn vader wilde me niet meer thuis hebben.
Ik raakte in een diep gat. Langzaam ben ik anders gaan kijken naar alles.
12
13
Feiten:
opzet en achtergrond
onderzoek Radicaal
(on)zichtbaar
12
Probleemverkenning en behoefte
gemeente Amsterdam
Recente signalen geven aan dat er
nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in
de rollen van vrouwen in radicale bewegingen. De gemeente Amsterdam gaf
daarom in 2011 onder andere aan dat zij
te weinig zicht heeft op moslima’s die
kampen met problemen die hen vatbaar
kunnen maken voor radicalisering. Daar
komt nog bij dat deze groep vaak lastig
te bereiken is. Hun problematiek is
niet duidelijk en uit eerder oriënterend
onderzoek blijkt dat deze groep een
tendens vertoont om hun problemen
te verinnerlijken. De mogelijkheid dat
velen van hen een emotionele, politieke
en identiteitsontwikkeling doormaken in een schaamte- en taboecultuur
maakt onderzoek en het duiden van de
problematiek nog lastiger. Voor een
compleet beeld van risico’s van radicalisering is een goed beeld van deze
groep essentieel.
De gemeente is ervan overtuigd dat
een onderzoek naar de omvang en
kenmerken van kwetsbare, geïsoleerde
en mogelijk radicaliserende moslima’s
helderheid kan verschaffen wat op zijn
beurt kan resulteren in een oplossingsgerichte aanpak. Om een doelgerichte
aanpak te verwezenlijken heeft de
gemeente Amsterdam belang bij een
onderzoeksteam dat toegang heeft tot
deze lastig te benaderen doelgroep
zodat op een effectieve manier het
probleem in beeld gebracht kan worden.
Het Informatie Huishouden (IHH) van
de bestuursdienst van de gemeente
Amsterdam heeft daarom Vizea de
opdracht verleend om onderzoek uit te
voeren en daarbij gebruik te maken van
haar specifieke netwerk en contacten.
Doelstellingen onderzoek:
1. Inzicht krijgen in de relatieve
omvang van de groep kwetsbare,
geïsoleerde en mogelijk radicaliserende moslima’s in Amsterdam;
2. Inzicht krijgen in de oorzaken die
leiden tot de problematiek van
kwetsbare, geïsoleerde en moge-
lijke radicaliserende moslima’s in
Amsterdam;
3. Zicht krijgen op veel voorkomende
kenmerken van kwetsbare,
geïsoleerde mogelijk radicaliserende moslima’s in Amsterdam;
4. Kennis verkrijgen over positieve en
negatieve invloeden van buitenaf en
de impact hiervan, zoals het aanbod
van radicaal gedachtegoed;
5. Het doen van suggesties en aanbevelingen voor beleid en verder
onderzoek.
15
Aard en methode van het onderzoek
Het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar is
verkennend van aard. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de rol,
positie en het gedrag van geradicaliseerde moslima’s in Nederland en
daarbuiten. Bestaand onderzoek gaat
vaak over radicalisering onder moslims,
ongeacht geslacht. Het behandelt vrouwen vaak niet als een groep met mogelijk aparte radicaliseringsfactoren. Dit
onderzoek is daarmee vernieuwend en
het is de eerste keer dat de gemeente
Amsterdam zo specifiek onderzoek laat
doen naar vrouwen en radicalisering.
Om de beperkte tijd en middelen zo
efficiënt mogelijk in te zetten is er voor
gekozen om het onderzoek in te delen
in twee fasen: een kwantitatief gedeelte
en een kwalitatief gedeelte. Ten eerste
het uitzetten van een vragenlijst onder
155 dames op basis van een doelgroepprofiel. Voor de vragenlijst is gebruik
gemaakt van vragen uit eerder onderzoek van Van den Bos (2009) en op basis
van de studie Salafisme in Nederland
van Roux et al (2010) Deze vragenlijst is
aangepast en aangevuld met additionele vragen die in de uiteindelijke
vragenlijst verwerkt zijn.
Het tweede gedeelte van het onderzoek
bestond uit het afnemen van twaalf
interviews bij respondenten die een
vragenlijst hadden ingevuld en bereid
waren hun verhaal te vertellen. Deze
dames zijn geselecteerd op mate van
een hoge score op de combinatie van
de factoren: geweldslegitimatie, lage
legitimiteit van autoriteiten en
superioriteitsgevoel.
16
De interviews zijn gehouden met
gebruik van een narratief biografisch
interviewmodel. Deze methode is
ontwikkeld door de socioloog Schütze
en vraagt de respondente om zelf het
verhaal van haar leven te vertellen. Het
voordeel hiervan is dat er volgens Schütze door de spontaniteit van het verhaal
zogenaamde ‘Zugzwänge’ (letterlijk
de dwang om een ‘zet’ te maken, denk
aan het schaken) tot het verdichten en
tot het detailleren. Vooral door deze
‘Zugzwänge‘ raken mensen ‘verstrikt’
in hun vertellen en verliezen daarbij de
controle over hun verhaal. De verteller
wordt meegesleept door zijn eigen verhaal en produceert op die manier meer
en andere informatie, een vollediger
beeld over zich zelf dan hij of zij van
plan was. Deze methode leidt daarmee
vaker tot een eerlijker en duidelijker
beeld van het leven van de respondent,
dan reguliere vraag- en antwoord
methodes.
Toegang tot respondenten
Elk onderzoek werkt met ‘materiaal’, de
informatie waar onderzoekers toegang
toe hebben. Bij dit onderzoek lag er een
grote uitdaging omdat de informatie
over radicalisering en over de rol van
vrouwen daarin, niet voor het oprapen
ligt en veelal onzichtbaar is: gedrag van
veel moslimvrouwen en in het bijzonder
die van radicaliserende moslimvrouwen,
vindt achter de voordeur plaats. Zonder
toegang tot deze vrouwen en relevante
netwerken valt er niets zinnigs zeggen
over het radicaliseringspotentieel van
moslima’s in Amsterdam.
Wat de resultaten van dit onderzoek
interessant en relevant maakt, is de
toegang die de onderzoekers hadden tot
de doelgroep. Vizea heeft deze vrouwen
kunnen bereiken en bevragen door de
inzet van veldwerkers met eigen ervaring in de doelgroep, een netwerk en
daarbij behorende toegang tot lezingen
van prekers en verschillende gesloten
fora voor vrouwen (thuis, in de moskee,
in praatgroepen, tijdens islamitische
feesten). Dat betekent dat Radicaal
(on)zichtbaar een ‘biased steekproef’,
selecte steekproef doet in positieve zin,
dieper de doelgroep in van mogelijk
kwetsbare, geïsoleerde en mogelijk
radicaliserende vrouwen.
Omvang kwetsbare, geïsoleerde en
mogelijk radicaliserende moslima’s
Op basis van dit onderzoek kan niet met
zekerheid worden vastgesteld wat het
aantal radicale moslima’s in Amsterdam
is. Elke poging om een omvang van deze
doelgroep te bepalen is moeilijk. Zoals
in hoofdstuk 6 Materiaal en Doelgroep
is beschreven, levert een algemene
schatting op basis van de gegevens van
de Veiligheids- en Diversiteitsmonitor 2010 van de Dienst Onderzoek en
Statistiek1 op, dat er in de leeftijdscategorie 13 tot 30 jaar in Amsterdam
maximaal 20.000 moslima’s zijn. We
gaan uit van deze leeftijdscategorie omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat in
deze leeftijdscategorie het radicaliseringspotentieel het grootst is. Bij een
steekproefmarge van 7 procent,
een betrouwbaarheidspercentage van
90% en een populatie van 20.000 is
een steekproef van 138 personen voldoende om representatief te zijn2. Met
155 ingevulde vragenlijsten is daarmee
aan deze voorwaarde voldaan. Deze
marges gelden echter voor een aselecte
steekproef en gezien het feit dat het bij
onderzoek Radicaal (on)zichtbaar om
een selecte steekproef gaat, is het extrapoleren van de uitslag naar de gehele
doelgroep van moslima’s in Amsterdam
in deze context weinigzeggend. De
selecte steekproef bestaat namelijk uit
respondenten die voldoen aan een voor
dit onderzoek vastgesteld profiel met
factoren die bij kunnen bijdragen aan
het radicaliseringpotentieel.
Ongeveer 1,3 procent (2 dames) van
de 155 dames scoort meer dan 3,0 op
de factor Directe geweldslegitimatie
(tegen 4 procent op exact 3.0). Het
percentage dames dat daadwerkelijk
aangeeft dat geweld gebruikt mag (4,2
procent) of moet (2.8 procent) worden
om de islam te verdedigen is relatief
klein. Een hoge score op geweldslegitimatie is echter niet voldoende om daadwerkelijk te radicaliseren en tot een
geweldsdaad te komen. De onderzochte
dames zijn niet allemaal noodzakelijkerwijs radicaal, maar in potentie wel het
meest ontvankelijk voor radicalisering,
gemeten aan de hand van de factor
Directe geweldslegitimatie.
1 Dienst Onderzoek en statistiek: Veiligheids en Diversiteits
Monitor, 2010.
2 Steekproefcalculator (www.AllesoverMarktonderzoek.nl)
17
Deze gegevens zijn gebaseerd op de
uitslag van het kwantitatieve gedeelte
van het onderzoek. Aan de hand van het
kwalitatieve gedeelte blijken echter dat
er meer factoren zijn die een rol kunnen
spelen bij radicalisering van meiden
en vrouwen (zie Hoofdstuk Resultaten
Interviews pagina 61). Deze factoren
zijn echter niet meegenomen in de vragenlijst omdat deze is gebaseerd op uitkomsten van eerder onderzoek. Nieuw
kwantitatief onderzoek zou moeten
uitwijzen in welke mate deze nieuwe
aanvullende factoren van belang zijn bij
een eventuele omvangsberekening.
Invalshoek en definities
Radicaal (on)zichtbaar is primair gebaseerd op een sociaalpsychologische
benadering. In de wetenschap van de
sociale psychologie staan verklaringsmodellen centraal die gaan over
emoties, zingevingsbehoeftes en identiteitsontwikkeling. Precies die onderwerpen die spelen bij jongeren in deze
fase van hun leven, de adolescentie.
In Processen van Radicalisering1 geven
Slootman en Tillie definities van
problematische radicalisering met hun
definitie van islamitisch radicalisme en
islamitisch extremisme. Een islamitische
radicaal, zo is de veronderstelling, is
sterker vatbaar voor gedachtegoed
dat aanzet tot geweld dan een gewone
gelovige die praktiserend is of orthodox. Dit omdat er sprake is van een
veel duidelijker en samenhangende
gevoelens en visies bij ‘niet-radicale’
gelovigen.
1 Processen van Radicalisering, Slootman en Tillie, 2006, p.
19.
18
In Radicaal (on)zichtbaar is de volgende
definitie gebruikt voor islamitisch radicalisme en islamitisch extremisme aan
de hand van de kenmerken zoals door
Slootman en Tillie hieronder beschreven.
Overtuigingen die islamitisch radicalisme kenmerken:
1. De islam ligt onder vuur en wordt
bedreigd;
2. Burgerlijke machthebbers hebben
bijgedragen aan deze dreiging/
marginalisering en moetendaarom
gewantrouwd worden; verzet tegen
hen is gerechtvaardigd;
3. Religieuze gezagsdragers berusten
in deze situatie en plegen daarom
verraad aan het geloof;
4. De grondslagen van het geloof
moeten worden hersteld door een
terugkeer naar de echte religieuze
normen en waarden en door een
letterlijke interpretatie van de
koran;
5. De eigen religie is superieur en
zou de grondslag moeten vormen
voor de samenleving en de leidraad
moeten zijn voor de politiek;
6. De ware gelovige moet een actieve
rol spelen bij het verwezenlijken
van deze samenleving, wat gezien
wordt als een urgente zaak.
Overtuigingen die islamitisch
extremisme kenmerken:
1. Het verwezenlijken van de ideale,
goddelijke, samenleving is het
hoogste doel (utopisme);
2. Het nastreven hiervan is een plicht
voor elke gelovige, wat alle middelen heiligt, inclusief geweld;
3. Tegenstellingen worden verabsoluteerd en de vijand wordt gedemoniseerd, doordat de activisten
zichzelf zien als de strijders van het
goede die het kwaad bestrijden
Verschil tussen orthodox en radicaal
Er is een verschil tussen iemand die
praktiserend is, orthodox (rechtzinnig in
de leer1 ) en een islamitisch radicaal of
islamitisch extremist. Het is belangrijk
om deze drie vormen niet op één hoop
te gooien. Zo kan iemand erg orthodox
zijn, zonder radicaal te zijn. En zo hoeft
een radicaal of extremist niet per se
ook orthodox in de leer te zijn. Dat kan
doordat de islamitisch radicaal of islamitische extremist selectief ‘shopt’ in het
geloof. Hij kan door andere moslims
als niet orthodox of traditiegetrouw
worden gezien.
1 H. Moors en M. Jacobs definiëren Orthodoxie als het
“[vasthouden] aan beginselen die vast staan, die een
waarheidsclaim inhouden en die met historische autoriteitsargumenten (tradities) zijn omkleed.(..) Orthodoxie bevat per
definitie een boodschap en het argument dat die boodschap
stevig wortelt in het verleden.” Moors, H en Jacobs, M. Aan de
hand van de imam, integratie en participatie van orthodoxe
moslims in Tilburg-Noord, IVA beleidsonderzoek en Advies,
Tilburg.
‘Het maakt uit als je weet dat
je altijd ergens terecht kunt.’
Het verhaal van Salima
Salima is een gefingeerde
naam. Dit verhaal is een
weergave van het interview met respondent I uit
het onderzoek Radicaal
(on)zichtbaar.
‘Ik ben Salima en sinds kort ben ik weer begonnen met een basisstudie
islam. Mensen weten niet wat islam is en dat vind ik jammer. Die kennis
is zoveel waard, er zijn zoveel vragen die daardoor opgehelderd kunnen
worden, en die onzekerheden kan wegnemen.
Als ik iets zeg of iets niet goedkeur, dan zegt mijn familie: ‘Maar vroeger
deed je dat wel.’ Zij zien niet dat ik veranderd ben. Het botst telkens
weer, vooral als het gaat om religie. Het verleden is het verleden in de
islam, maar mijn familie haalt mijn fouten steeds weer aan. Ik ben vooral
cultureel opgevoed. Niet bidden, hoewel we wisten dat het moest, maar
wel vasten, om met de armen mee te doen. Er was alleen sprake van halal
[toegestaan] en haram [verboden]. Met jongens mochten we niet omgaan.
Onze moeder heeft ons wel op de koranschool gezet. Ze wilde de islam
meegeven met Arabische lessen. Daar heb ik nu nog een beetje profijt van
hoewel mijn basis Arabisch wel is verwaterd. Maar ook daar misten we
kennis van de islam. Mijn ouders zijn hier opgegroeid. Mijn vriendinnen
hebben vaak veel oudere moeders en zij vinden mijn ouders zo begripvol
en modern. Mijn moeder is jong, we schelen maar twintig jaar. Mijn moeder was in haar houding heel strikt in onze culturele traditie maar ze zit
nu ook op islamles. Ik had het bijna opgegeven om op te boksen tegen het
verschil tussen cultuur en religie. Dan zei ik: ‘Mam dat klopt echt niet! Als
ze weer eens iets uitlegde aan mijn broertje wat niet klopte, bijvoorbeeld
dat Iblies [duivel] een engel was. En een keer toen mijn broertje al gebeden
had zei ze: ‘Waarom heb je niet op mij gewacht?’ , in plaats van hem te
ondersteunen. Waarom zegt ze niet gewoon: ‘Wat goed van je, zullen we de
volgende keer samen bidden?’
20
De rollen klopten niet meer thuis. Ik zorgde voor mijn familie, ik voedde mijn vader meer op dan andersom. Mijn zusje is op haar twaalfde
weggelopen. Zij heeft een eigen leven opgebouwd. Ze wordt er heel erg
op aangekeken. Een eigen leven opbouwen, wordt in onze cultuur niet
gewaardeerd. Daar erger ik me aan. Het hoort niet dat een meisje
wegloopt, maar mijn zus heeft haar redenen. Toen mijn zusje ongetrouwd
een kindje kreeg was er pas tijd om erover te praten met mijn moeder. We
zaten te wachten in het ziekenhuis omdat mijn moeder gevallen was bij
het schaatsen. Mijn moeder zei: ‘Je vader wil dat wij je zus niet meer zien.’
Ik vroeg: ‘Hoezo niet?’ En ik zei tegen mijn moeder: ‘Jij werkt toch voor
ons en jij onderhoudt ons gezin. Hij niet. Waarom gaat hij haar verstoten?
Dat recht heeft hij niet’ Mijn vader heeft verslavingen gehad en kwam in
aanrakingen met justitie. Waarom denk je dat mijn zus is ontspoord? Ik
zei tegen mijn moeder: ‘Het is absoluut onze plicht om contact te houden
met haar omdat ze ons zusje is en jouw dochter. En ze krijgt een kind dat
niets te maken heeft met deze ellende. Hij heeft wel recht op familie, maar
waar is mijn familie?’ Als we willen dat dat kind gelukkig wordt, vind ik
dat we een islamitische verantwoordelijkheid hebben.’ ‘Dat vind ik ook’,
zei mijn moeder. ‘Pappa heeft hier niets mee te maken. Die heeft geen
recht van spreken.’ Uiteindelijk kwam mijn zusje met haar kindje en mijn
vader is goed met haar kindje nu. Het is zo krom. Mijn andere zus en ik
zien haar niet veel want ze woont buiten Amsterdam. Mijn zusje heeft heel
veel narigheid meegemaakt. Alles wat ze heeft gedaan, hoe slecht het ook
is, het is ergens uit te herleiden en ik vind dat we er hoe dan moeten zijn
voor haar, want het is mijn zusje. Zij heeft ons nodig. Zij heeft er niet voor
gekozen. Ze heeft stomme dingen gedaan. Maar bepaalde dingen komen
uit een intens verdriet en intens onrecht dat haar is aangedaan.
‘Van niets naar heel veel islam’
Ik ben niet islamitisch opgevoed. Ik weet zeker dat we dan veel gelukkiger
geweest waren. Islam biedt de regels voor rust en een goed leven. Van onze
opvoeding klopt niets. We hebben als kinderen recht op rust, een goede
opvoeding, liefde, genegenheid en harmonie. Als er meer islam was, dan
hadden we een fijne opvoeding gehad, maar nu zijn we slechts cultureel
opgevoed. Bij een vriendin thuis waren ze wel religieus, ze deden alles
harmonieus samen. Bij ons was het altijd schreeuwen en ruzie, altijd strijd.
Ik heb het als een enorm gemis ervaren. Ik zoek mijn rust daarom in de
islam. Toen ik achttien was ben ik echt gebotst met mijn gezin en familie.
Ik moest van alles doen vanuit onze cultuur wat niet met de islam overeenkwam. En als ik dan vanuit de islam zei dat het niet kon, werd ik niet
gehoord. Mijn neef die samenwoont met een Nederlandse vriendin wordt
wel geaccepteerd. Dat is allemaal prima en oké, het is geen probleem,
het wordt gedoogd. Ze komen ook op feestjes en op bezoek. Maar als je
consequent bent, moet je dat ook afkeuren. Maar mijn zus die ongetrouwd
is en een kindje heeft gekregen, die krijgt kritiek. Dat is zo krom en dat
blijft maar terugkomen. Iets wat ik zo vervelend vind. In de islam is het:
meisje begaat zonde, jongen begaat zonde, dan zijn ze alle twee fout.
Maar in onze cultuur is alles anders. Daarom ben ik zelf gaan zoeken naar
kennis omdat ik het zo onrechtvaardig vind. Ik ben niet volwaardig naar de
culturele maatstaven volgens de familie. Ik ben de koppige, het buitenbeentje. Maar je komt niet zomaar los van je familie.
Vanaf mijn achttiende tot mijn eenentwintigste werd ik erg ziek, ik leed
onder andere aan een zware depressie. Het ging in één keer heel extreem
met mij. Ik begon een hoofddoek te dragen en heel groots te denken en
heel erg conservatief te worden. Ik leefde heel erg in mijn eigen wereld.
Van niets naar heel veel islam. Daarna heb ik dat een beetje afgebouwd
maar ik ben nog steeds zoekende naar kennis. Het laatste half jaar ben ik
weer gegroeid. Het gaat in ups en downs.
Toen ik psychisch zwaar ziek was, riep iedereen dat het zwarte magie en
tovenarij was. Ik geloof daar wel in maar ik werd bij zo’n kwakzalver
22
gebracht in het geboorteland van mijn grootouders. Er zijn wel
natuurlijke middelen zoals koranrecitaties, honing en olijfolie. Middelen
met een islamitische geneeswijze. Maar hij was een kwakzalver met rare
rituelen, zoals geslagen worden met schoentjes en moeten spugen in
bepaald voedsel. Daarna was ik anderhalf jaar ziek. Het werd van kwaad
tot erger en ik ben toen veel afgevallen. In Nederland werd ik naar nog
meer kwakzalvers gestuurd. Ik voelde me zo verraden, ik was zo boos op de
familie. Mijn moeder wist niet beter maar vader wist dat wel. ‘Dat is niet
correct islamistisch’, zei hij. Maar waarom heeft mijn vader dat toegelaten
als hij er ook niet in geloofde?! Toen ging ik koranverzen luisteren en daar
werd ik rustiger van. Nu, als ik weer ziek ben of me slecht voel, willen ze
me opnieuw daar naartoe sturen. Ik wil niet! Het klopt niet en het is niet
islamitisch verantwoord. Ik heb zo’n afkeer van onze cultuur en dat land
gekregen. Toen ik in de islam ging zoeken, voelde ik me dubbel bedrogen.
Zeker omdat ik gewoon ergens heel nuchter Hollands ben.
Ik vind dat moskeeën altijd open moeten zijn, toegankelijk voor vrouwen.
De Poldermoskee vond ik heel fijn. Ik kon er altijd heen en dat was fijn. De
conciërge liet me met rust. Bij een andere moskee ben ik met een vriendin
langsgegaan maar daar waren we niet welkom. Ook weer zoiets cultureels. In Nederland moeten de moskeeën altijd open zijn vind ik. Stel dat
ik in mijn depressieve fase had gedacht: ik trek het niet meer. Stel dat ik,
of iemand anders zelfmoordgedachten heeft, die heb ik trouwens niet,
maar daar is mijn familie wel bang voor, dat ik eerst even naar de moskee
wil en dan wordt geweigerd of dat de deur dicht is, of dat ik er niet in mag
omdat ik geen Arabisch spreek. Ik spreek alleen gebroken Arabisch, alleen
Berbers. Ik heb me soms zo eenzaam gevoeld. Ik kon wel naar de kerk. In
de kerk in de Kalverstraat ben ik wel welkom. En dan gaan onze ouders wel
lopen klagen dat onze jongeren ontspoord zijn.
Maar hebben jullie als ouders ooit wel eens in jullie kinderen geïnvesteerd? ‘Mijn kind heeft dit, mijn kind doet dat’, zeggen ze dan. Heb je ze
wel eens iets gevraagd? Iets ondernomen? Kinderen krijgen is leuk, maar
23
je moet ze wel opvoeden tot wie ze zijn. En de gemeenschap dan? Zorg voor
activiteiten in de moskee zodat jongeren niet hoeven te hangen op straat.
Maar ik voel me in de meeste moskeeën niet welkom. Ik voel me maar in
twee moskeeën welkom. Bijvoorbeeld in de Al Kabir Moskee, die man van
dat winkeltje doet dan open. Ik vind dat je altijd terecht moet kunnen in
de moskee. ‘s Avonds en ‘s ochtends. Nachtdiensten? Gewoon regelen. Met
salaris van de gemeenschap of subsidies. Ik weet niet of dat mogelijk is. Je
moet in de islam alles kunnen vragen, wat dat betreft is er geen schaamte. Als ik me zo eenzaam voel en ik vraag me af waar ik naar toe kan, dan
moet ik gewoon rust kunnen vinden in de moskee waar ik tot bezinning
kan komen. Waar je de drukte kunt ontsnappen. Dat is heel fijn. Daar is
toch genegenheid en soms met een groep erbij. Ik heb er altijd voor gepleit
dat de deur altijd open is. Dat er een organisatie is die daar echt voor gaat
staan. Misschien nu de Blauwe Moskee. Ik denk dat die wel toegankelijk
is, maar die is wel in West. Ik hoop dat het echt verandert, dat de gemeenschap echt daarin zijn verantwoordelijkheid neemt. Want als je niet weet
waar je terecht kunt dan ga je op straat hangen en iets stoms doen. Dat
zie ik bij jongeren. Als je niet voelt dat je ergens welkom bent, en geen
liefde en genegenheid kunt ontvangen dan ga je het op de raarste plekken
zoeken.
‘Alleen als je het gevoel hebt dat
je altijd ergens terecht kunt, geeft
dat een intense rust en een geliefd
gevoel. Heel anders dan dat iedereen je maar veroordeelt.’
24
Het maakt heel veel uit als je weet dat je altijd ergens terecht kan. Vooral
meisjes hebben heel veel problemen. Ik was zo boos en ging met moeder naar de moskee, toen heb ik geschreeuwd tegen de imam: ‘Ik heb een
rotfamilie. Mijn vader is een slechte man!’ Mijn moeder moest een beetje
lachen, maar hij was zo aardig en zei: ’Ga zitten.’ Dat heb ik twee keer
gehad. En er was een keer een imam die ging bemiddelen tussen mij en
mijn vader. Hij zei eerst: ‘Je moet geen ruzie maken met je vader, je vader
heeft veel aanzien in de islam.’ Mijn vader ging zielig doen. ‘Ze heeft een
fles naar me gegooid’, en hij zei nog veel meer dingen. Toen gooide ik
alles eruit tegen die imam: ‘Mijn vader zorgt niet voor ons, hij wil geen
boodschappen halen, maakt ruzie en hij beledigd mij.’ Het was zo fijn dat
de imam mij gelijk gaf. Ik voelde me zo gehoord. Ik wil gewoon kunnen
zeggen: ‘Mijn vader is een sukkel, een klootzak, want hij heeft dit gedaan
of ik heb dat probleem. Maar niemand denkt dat je dat tegen de imam kunt
zeggen, maar dat kan wel. En dat je dan gehoord wordt, dat helpt echt.
Ik hoop dat jongeren daar terecht kunnen en niet capriolen en stomme
dingen hoeven uithalen. Als ik had geweten dat ik altijd bij de moskee
terecht kon had ik dat zeker gedaan. Het moet meer bekend zijn dat je
daar een vangnet hebt. Die Hollandse instellingen, dat is prima, maar die
redeneren wel vanuit Nederlandse maatstaven. Maar een combinatie is
mogelijk, dat je ook met de imam kan praten en je hart kan luchten. Zelfs
als je zegt: ‘Ik heb iemand bestolen of vermoord, en ik weet niet wat ik
moet doen.’Alleen als je het gevoel hebt dat je altijd ergens terecht kunt,
geeft dat een intense rust en een geliefd gevoel. Heel anders dan dat iedereen je maar veroordeelt.’
25
Feiten: resultaten en conclusies uit
de vragenlijst
•
•
•
26
Onrechtvaardigheid: Het gevoel
van collectieve achterstelling, van
onrechtvaardigheid is zeer wijd
verbreid is onder de moslima’s
in Amsterdam: zij voelen zich als
groep gediscrimineerd (61,5%
procent), 72,5% procent is boos
over deze discriminatie en een deel
voelt zichzelf achtergesteld (18,1%
procent). Er is geen verband tussen
deze factor en de factor geweldslegitimatie gevonden.
Dreiging: het gevoel van bedreiging
is wijd verspreid. Maar liefst 60,5
procent van de moslima’s vindt dat
de islam in Nederland bedreigd
wordt. Slecht 11,6 procent vindt dat
de islam niet bedreigd wordt. 14,5
procent van de moslima’s voelt zich
persoonlijk onveilig in Amsterdam.
om gewelddadig gedrag te vertonen
en te legitimeren hang niet samen
met ideologisch referentiekader.
Met andere woorden, wanneer
moslima’s een sterker ideologisch
referentiekader hebben zorgt dit
er niet voor dat zij gewelddadiger
worden.
•
•
•
•
Ideologisch referentiekader:
Moslima’s hebben een sterker ideologisch referentiekader naarmate
ze meer onrechtvaardigheid en
meer dreiging ervaren en een lage
betrokkenheid bij de samenleving
hebben. Het hebben van minder respect voor autoriteiten houdt geen
verband met een sterker ideologisch referentiekader en andersom.
Moslima’s hebben een sterker ideologisch referentiekader naarmate
zij meer superioriteitsgevoel hebben. De bereidheid van moslima’s
•
Betrokkenheid bij de Nederlandse
samenleving: er is sprake van een
grote groep respondenten die zich
niet onderdeel voelt van de Nederlandse samenleving. Er is geen
verband met geweldslegitimatie
gevonden.
Legitimiteit Autoriteiten: De mate
van onrechtvaardigheids- en dreigingsgevoel heeft geen invloed op
de legitimiteit van autoriteiten. Meer dreigingsgevoel en
onrechtvaardigheidsgevoel leiden
dus niet tot een lagere legitimiteit
van autoriteiten bij deze moslima’s.
Naarmate de betrokkenheid bij
de samenleving lager is neem de
legitimiteit van de autoriteiten bij
de moslima’s enigszins af. Naarmate
de legitimiteit van de autoriteiten
afneemt neemt de geweldslegitimatie de moslima toe. Dit is de
enige factor van alle factoren die
een verband vertoond vertoont met
geweldslegitimatie.
•
Superioriteitsgevoel: Gevoelens
van superioriteit zijn alom aanwezig
in de populatie van moslima’s,
maar een lineair verband tussen
die gevoelens en geweldslegitimiteit kan niet worden aangetoond.
Wel staat deze factor in verband
met andere factoren zoals (dreigingsgevoel-redelijk, ideologisch
referentiekader-goed, een lage
legitimiteit van autoriteiten en
indirecte geweldslegitimatie).
•
Geweldslegitimatie: Er is weinig
sprake van geweldslegitimatie bij
de moslima’s. Bij de kleine groep
moslima’s die geweld wel legitiem
vinden en bereid zouden zijn om
geweld te gebruiken is er een
samenhang gevonden met een lage
ervaren legitimiteit van autoriteiten. Het kunnen verklaren van
gewelddadig gedrag (zonder het
noodzakelijkerwijs goed te keuren)
houdt geen verband met geweldslegitimatie.
27
Ik woon nu alleen nog met mijn broertje en mijn ouders thuis. Ik heb een
broer die in ons geboorteland woont en mijn zussen wonen verspreid. Ik
heb een hechte band met mijn familieleden. Ook al woont mijn ene zus
niet in Nederland, ik probeer natuurlijk altijd contact te houden, bijvoorbeeld via MSN of Skype. Ik zie haar niet zo vaak. Ze is een beetje, hoe moet
ik het zeggen? Eerst droeg ze een niqab (gezichtsluier), maar sinds kort
niet meer, in het land waar ze woont, is dat moeilijk geworden. Ik bezoek
haar wel vaak en dan hebben we het ook over de islam en gewoon over
dagelijkse dingen, school, werk, uiterlijk, dat soort dingen, gewoon wat
zussen doen. In ons gezin zijn er onderling veel verschillen, maar ondanks
dat zijn we toch hecht. Mijn zussen zijn niet zo serieus met school. Ze zijn
eigenlijk allemaal gestopt met school. Ik vind school gewoon heel erg
belangrijk. Dat is eigenlijk het enige waardoor je het ver kan schoppen. Ik
houd van lezen, ik houd van school, ik houd van studeren en ik houd van
nieuwe dingen leren. Ik ben veel bezig met islamitische boeken en school,
zelfs in mijn vrije tijd. Om ver te komen moet je dat soms doen.
‘We werden allemaal
verdacht van terrorisme.’
Het verhaal van Khadija
‘Ik ben Khadija en ik ben 21 jaar, opgegroeid in Amsterdam. Ik
was twee jaar oud toen ik naar Nederland kwam. Ik heb vier
zussen, een broertje en een broer en studeer aan het HBO. Ik ben
veel met de islam bezig, ik praktiseer. Ik ga niet zo vaak naar de
moskee, maar als ik ga dan is het echt voor een reden. Voor een
lezing of om Arabische les bij te wonen bijvoorbeeld. Soms neem
ik ook mijn zus mee of mijn moeder. Mijn ouders zijn ook islamitisch. Zelf ben ik ook islamitisch opgevoed. Niet dat mijn ouders
mij dwongen om bijvoorbeeld een hoofddoek te dragen of wat
dan ook, daar heb ik gewoon bewust voor gekozen.
Natuurlijk zijn er verschillende soorten stromingen in de islam,
maar binnen de grenzen van de islam ben ik vrij om te doen wat
ik wil en daar heb ik geen problemen mee.
28
Khadija is een gefingeerde
naam. Dit verhaal is een
weergave van het interview van respondent K uit
het onderzoek Radicaal
(on)zichtbaar.
Ik houd ook van omgaan met vrienden en met familie. Ik heb niet zoveel
vriendinnen, ik ben er een beetje kieskeurig ermee. Ik wil weten met wie
ik om ga en of het wel een goed persoon is. Ik selecteer nu mensen op
vertrouwen, mensen die je echt kunt vertrouwen. Het is wel belangrijk
dat mijn vriendin ook moslim is, want zij moet mij kunnen begrijpen en
andersom. Iemand die je steunt, iemand op wie je kunt rekenen. En als je
zo’n vriendin hebt, dan moet je ook echt blij zijn.
Ik begon met praktiseren toen ik zestien was. Het begon eigenlijk door
vragen van mijn broer en mijn zus. Die hadden zoiets van: ‘Vind je niet dat
het tijd is om een hoofddoek te dragen? Vind je niet dat het tijd is om meer
te verdiepen in je geloof?’ Mijn twee andere zussen woonden niet meer
thuis en in het begin hadden we veel meningsverschillen en ruzies over de
verschillende fases waarin we met ons geloof bezig waren. Er was nog net
geen sprake van geweld maar soms spraken we elkaar weken niet. Vooral
mijn broer wilde dan niet meer met mijn zussen praten.
29
Hij nam alles heel serieus en was altijd bezig met de islam. Hij ging altijd
naar de moskee. Hij ging vooral met zijn broeders om, en hij had er moeite
mee dat zijn zus dan geen hoofddoek droeg. Ik droeg eerst ook geen
hoofddoek, maar hij adviseerde mij. Omdat hij de islam als een soort van
oplossing zag voor alles wilde hij dat wij ons daar ook mee bezig hielden.
Hij vond het moeilijk om te praktiseren terwijl hij met ons samenleefde.
Hij bleef me stimuleren en zei dat geloof op nummer één moest staan. Ik
begon niet meteen met het dragen van een gewaad, bidden deed ik wel en
vasten doe ik ook, maar praktiseren vond ik wel moeilijk in het begin. Ik
moest afstand nemen van bepaalde mensen, en muziek luisteren deden
we ook niet meer. Want vaak had je dan van die seksueel getinte clips, dat
soort dingen. Mijn zus droeg een niqab en dat wilde mijn vader helemaal
niet en was daar heel streng in. Hij vond een niqab extreem en dat leverde
veel conflicten op.
Zoals ik al zei, het begon toen ik zestien was, en altijd steun had van mijn
broer om te gaan praktiseren en om boeken te lezen. Mijn zus steunde me
daar ook in, samen met vriendinnen. Soms kwamen we bij elkaar om te
spreken over islamitische zaken en als ik iets niet begreep dan kon ik het
altijd aan mijn zus of broer vragen. Mijn ouders hadden er wel echt moeite
mee dat we zoveel met de islam bezig waren, dat we ons zelf heel vaak
opsloten in onze kamer. Zij voelden zich buitengesloten en ze wilden graag
bij ons leven betrokken zijn. Maar als we probeerden uit te leggen waar we
mee bezig waren, dan liep dat vaak uit op ruzie. Vooral omdat mijn broer
zo extreem was en met extreme vrienden omging.
Op een dag zijn we allemaal opgepakt. We werden verdacht van terroristische activiteiten. Dat was puur omdat mijn broer met zulke jongens
omging. Het was de AIVD die achter alles zat. Die had onderzoek gedaan
naar ons. Het begon met afluisteren van simpele telefoongesprekken. We
hebben dat in verslagen teruggezien. Die telefoongesprekken gingen niet
eens over de islam maar over hoe laat kom je thuis? Dat soort simpele
dingen. Het was een hele nare ervaring. Maar dat is dus de reden dat mijn
30
broer is meegenomen. Ik heb zelf drie maanden vastgezeten, tegelijk met
de rest van ons gezin die op dat moment nog thuis woonden. Het was
ongeveer vijf uur in de ochtend en we hoorden de politie roepen: ‘Maak de
deur open!’ Volgens mij deden ze de inval bewust zo vroeg in de ochtend,
zodat ze er zeker van waren dat iedereen thuis zou zijn. En iedereen was
ook aanwezig. Ze legden niet eens uit waarvoor ze kwamen. Die inval
kwam voor ons helemaal vanuit het niets.
De vrienden van mijn broer hebben ons verraden. Er waren een paar van
zijn vrienden eerder opgepakt en die hebben ons bij de politie aangegeven.
Ik weet niet of hun hele familie ook opgepakt is. Ik ga nu niet meer met
mensen van toen om. Toen we uiteindelijk vrij werden gesproken bleek dat
we alleen waren opgepakt omdat mijn broer verdacht was. Maar er was
niks van al die verdenkingen waar. Het was gewoon zo onterecht dat we
zijn opgepakt. Het was puur op basis van horen zeggen en op basis van
gesprekken met mensen, maar er klopte niets van. Toen we vrij kwamen
wilde mijn vader gaan verhuizen. Hij wilde niet meer terug naar de plek
waar we woonden toen we werden opgepakt. Maar alles heeft mij sterker
gemaakt. Mijn ouders hadden daarna liever niet meer dat ik met moslims
om zou gaan, dat ik thuis zou blijven. Maar ik wilde naar school en met
mijn vriendinnen om blijven gaan.
Mijn broer is uitgezet op verdenking van terrorisme maar door zijn verblijf
in ons geboorteland ziet hij dingen nu anders en vind hij het makkelijker
om daar te leven. Hij is daar nu gewoon gewend. In Nederland had hij ook
niet zoveel, hij had wel zijn vrienden, maar hij was niet echt iemand die
bezig was met school. Hij hield meer van omgaan met vrienden en gezelligheid. Bijna niemand uit mijn omgeving weet wat ik heb meegemaakt.
Ik houd het meestal liever voor mezelf. Het was een fout van de AIVD, ik
heb niks gedaan. Voor mij is wat er gebeurd is geen reden om niet meer te
praktiseren.’
31
Feiten: Resultaten uit de narratief
biografische interviews
•
louter blootstelling aan geschriften
en (radicale) medegelovigen. Het
lijkt er eerder op dat veel van deze
dames na een moeilijk socialiseringsproces tot conservatieve
interpretaties komen met religie
als coping-mechanism voor (grote)
problemen in het leven.
•
Betrokkenheid bij de Nederlandse
samenleving: over de geïnterviewde dames zou voorzichtig
gezegd kunnen worden dat zij
redelijk betrokken zijn bij de
Nederlandse samenleving. De
meesten hebben werk of studeren.
Een enkeling is wegens omstandigheden thuis. Eén dame vindt
werk echt leuk, maar de meeste
dames zien werk als een noodzaak
om het hoofd financieel boven
water te houden. Behalve de betrokkenheid van een tweetal dames
bij een aantal religieuze sociale
organisaties (d.m.v. zelf lesgeven),
spreekt geen van de andere dames
over vrijwilligerswerk. De dames
voelen zich vaak eerst moslim en
dan Nederlander. Men identificeert
zich niet als allochtoon. De meeste
dames ervaren hun culturele achtergrond, bezien vanuit de islam, als
problematisch. Daarnaast hebben
ze het gevoel dat de Nederlandse
samenleving niet bij hen betrokken
is, dat ze uitgesloten worden en
dat er aan hen extra eisen aan hun
gesteld worden die niet gelden voor
andere Nederlanders.
De zeven factoren die gemeten zijn in de vragenlijst komen terug in de
interviews. Per factor wordt de meest opvallende uitkomst besproken:
•
•
32
Onrechtvaardigheid: de meeste
dames, een enkeling daargelaten, heeft het gevoel persoonlijk
gediscrimineerd te worden en niet
welkom te zijn in Nederland. Dat
gevoel correspondeert met het
gevoel van de gehele groep respondenten zoals blijkt uit de SPSS
analyse van de vragenlijst. Voor een
aantal dames is dat gevoel dermate
sterk dat zij emigratie serieus overwegen. Overigens onderkennen de
dames zelf dat emigreren nog niet
zo eenvoudig is.
Dreiging: bedreiging van de islam
en moslims wordt sterk gevoeld
door veel dames. Ook al wordt het
niet altijd als zodanig benoemd, de
dames lijken het gevoel te hebben
gevangen te zitten in een samenleving die hen niet als moslim
accepteert. Het lijkt deze dames
echter aan een reëel handelingsperpectief te ontbreken. Hierdoor
wordt het risico steeds groter
dat zij met de rug tegen de muur
komen te staan. Interventies om
betrokkenheid bij de samenleving
te vergroten en maatregelen om de
perceptie van de legitimiteit van de
autoriteiten te vergroten (de twee
factoren die het dichtst staan bij
geweldslegitimatie) lijken daarom
geboden.
•
Ideologisch referentiekader: bij
alle dames is er sprake van een zeer
sterke aanwezigheid van een ideologisch referentiekader. Religie,
zingevingsvragen en praktiseren
is voor alle dames zeer belangrijk.
Zelfs in het geval dat een respondent in kwestie, vanuit de eigen
optiek gezien, niet of nauwelijks
praktiseert, is er wel een groot verlangen dit alsnog te doen. Er komt
uit bestudering van de interviews
van de dames geen eenduidige
methode, plaats of religieuze
studievorm naar voren die verklaart
waarom deze dames vergeleken met de rest van de populatie
moslimvrouwen relatief intensief
praktiserend zijn. Het religieuze
referentiekader van de meeste
dames is vooral gericht op kleding
en de strikte omgang met mannen.
Het religieuze referentiekader lijkt
hiermee naast dichotoom, ook vrij
beperkt te zijn. Opvallend hierbij is
dat de onderwerpen die besproken
worden gaan over de representatie naar de buitenwereld. Zowel
op het gebied van kleding als de
omgang met mannen gaat het om
de representatie naar de sociale
omgeving. Conservatief gedachtegoed in termen van strikte (kleding)
voorschriften, kan, naar het lijkt,
niet goed verklaard worden door
•
•
•
•
•
34
Legitimiteit van autoriteiten: het
vertrouwen in de autoriteiten in
termen van ‘De Nederlandse politiek’ is laag. ‘Den Haag’ heeft het
specifiek op moslims gemunt, zo is
het gevoel. Over de gemeente en de
politie werd niets gezegd. Wel werd
er in enkele gevallen met waardering gesproken over de sociaalpsychologische opvang in de stad, ook
al was dat ‘niet genoeg.’ De indruk
ontstaat dat veel dames de weg
naar die instellingen niet weten
te vinden of niet willen vinden. Er
wordt soms een voorkeur uitgesproken voor behandeling in een (nog
niet of onvoldoende bestaande)
islamitische sociaal-maatschappelijke infrastructuur.
De dames voelen zich vooral vaker
superieur ten aanzien van familie,
dan ten opzichte van ‘de samenleving’ of de dominante ‘andere’
cultuur. Ook worden ze vaak heen
en weer geslingerd door gevoelens van ‘niet goed genoeg’ zijn
in het algemeen, voor Allah in het
bijzonder, het ondergeschikt zijn
aan familie, de eigen cultuur of man,
aan de ene kant, en de kracht en
positie die aan de vroomheid van
praktiseren wordt ontleend, aan de
andere kant. Het hebben van goed
werk, een leidende functie of een
functie in een religieuze organisatie
doet de dames zich goed voelen,
maar is geen bron van superioriteitsgevoel. Velen willen vooral met
rust gelaten worden in hun geloof.
•
Geweldslegitimatie: geen van
de dames spreekt zich uit over
geweld of geweldslegitimatie met
uitzondering van één geïnterviewde, die deel uitmaakte van een
radicaal-extremistische groep en in
dat groepsverband radicaliseerde
en sprak over een grote mate van
superioriteitsgevoel bij de groep,
het zich isoleren van familie en
samenleving. De structuur van de
groep doet denken aan die van
een sekte met een hoge mate van
groupthinking (het streven naar harmonie in denken binnen een groep
met een intolerantie voor ideeën
van binnen- of buitenaf die de
harmonie kunnen verstoren of voor
onzekerheid in denken of te volgen
strategie kan veroorzaken). Het
is onwaarschijnlijk dat dames die
geweld zouden willen gebruiken,
dit direct zouden willen vertellen.
Hier hierop expliciet doorvragen
zou misschien tot ‘dichtklappen’
hebben kunnen leiden. Dan zouden
ze misschien niet zo openhartig
hebben gesproken over de andere
persoonlijke onderwerpen die ter
sprake kwamen.
Feiten: nieuwe thema’s en factoren
uit de interviews
De interviews met deze lastig bereikbare groep heeft een schat aan informatie, nieuwe factoren en thema’s opgeleverd en daarmee nieuwe wegen van
onderzoek naar radicalisering mogelijk
gemaakt. Deze inzichten kunnen tot de
meting van nieuwe factoren leiden en
mogelijk tot aanpassingen in de preventie en aanpak van radicalisering.
Als we deze thema’s in een duidelijker
verband plaatsen ontstaat een beeld
van een proces waarin deze zes thema’s
interactie met elkaar aangaan. Het lijkt
erop dat deze dames onder enorme
psychische druk leven of leefden. De
dames zijn vaak kwetsbaar en emotioneel geïsoleerd en voelen zich aan hun
lot overgelaten. Dit resulteert in een
hypothese dat de vrouwen religie niet
alleen gebruiken voor algemene zingeving maar ook als het belangrijkste coping mechanism om houvast te vinden in
een (zeer) moeilijke situatie.
Zingeving: de dames hebben duidelijk
een sterke behoefte aan zingeving
en zijn op zoek naar hun identiteit.
Iedereen zoekt (in verschillende mate,
afhankelijk van persoonlijke psychologie en achtergrond) naar zingeving en
een eigen identiteit in het leven. Dat is
een basisbehoefte. De grote existentiële vragen in het leven (wie ben ik,
identiteit, rol, werk, toekomst, is er een
God?) zijn minder urgent als het leven
gemakkelijk verloopt; als er sprake
is van weinig problemen thuis, een
goede (psychische) gezondheid, een
goede vriendenkring, respect voor de
persoon, mogelijkheden tot ontwikkeling en liefde in verschillende vormen
etc. Het leven zit echter onvermijdelijk
vol tegenslagen en ook deze vormen
het karakter en de persoon. De vraag is
natuurlijk onder welke omstandigheden
deze onvermijdelijke tegenslagen
kunnen bijdragen aan een islamitisch
radicaliseringsproces? Naarmate de
problemen in het leven van een dame
groter zijn worden de identiteitsvragen
en zingevingsbehoeften groter. Die
moeten immers een tegenwicht bieden
aan die problemen. En die problemen
lijken er bij deze groep in overvloed te
zijn.
Socialisatie: de dames zijn allen
bezig met een levensbeschouwelijke
zoektocht. Daarbij worden ze niet of
onvoldoende gesteund door hun eigen
familie. Die kan geen inhoudelijke
begeleiding bieden. De opvoeding door
familie en door vrienden vertoont daarnaast vaak problematische kenmerken.
Een deel van de dames moet verplicht of
door omstandigheden (bijvoorbeeld een
zieke moeder of broer) veel verantwoordelijkheid en werk thuis overnemen in
de familie en voelt zich soms als vrouw
en als mens beperkt in haar ontplooiingsmogelijkheden.
35
De verplichtingen staan school of carrière in de weg. Die verplichting, rol en
druk komt zowel van de (brede) familie
als uit de cultuur en daar treedt vaak
een spanning op tussen genderrollen,
islam en cultuur. Soms zijn ouders
ziek, verslaafd, crimineel of afwezig
en vervullen daarmee geen gezonde
ouderfunctie. Door die problematische
thuissituatie en het gebrek aan steun
wordt de secundaire socialisering nog
belangrijker. En hier blijken de dames
vaak, al dan niet uit eigen keuze ter compensatie bloot worden gesteld aaneen
omgeving van ‘slechte vrienden’ zonder
toezicht; jongeren die soms drinken,
roken, blowen, drugs gebruiken, feesten
en seksueel ongeremd gedrag vertonen.
De dames geven zelf aan dat de thuissituatie hen daartoe dwingt of die keuze
vergemakkelijkt.
Ingrijpende levensgebeurtenissen:
de dames zijn blootgesteld aan ingrijpende gebeurtenissen die een grote
impact op hen hebben. Bijvoorbeeld
een ziekte (hartritmestoornis), het bijna
overlijden tijdens een problematische
bevalling, verkrachting, scheiding van
ouders, het zelf scheiden (op jonge
leeftijd), geweld in de familie, geweld in
de relatie, pesten op school, het overlijden van een broertje of een zusje waarvoor gezorgd werd, en het ontdekken
van de eigen homoseksuele identiteit.
Allemaal gebeurtenissen die op zich al
een grote impact op een persoon kunnen hebben.
36
Psychosociale problematiek: de
stress die de bovengeschetste situatie
oplevert gaat gepaard met, leidt tot,
of wordt versterkt door psychosociale
problemen, die primair uit de persoon
zelf komen of als reactie ontstaan op
de ervaren stress zoals: een borderline
diagnose en automutilatie, (zware)
depressies, faalangst, een burnout,
alcohol- en drugsmisbruik (vanaf jonge
leeftijd), risicovol (en onvrijwillig) seksueel gedrag (soms op jonge leeftijd) en
eenzaamheid.
Genegenheid: liefde van je omgeving
is een basisbehoefte voor iedereen. Bij
deze dames is er vooral ervaren gebrek
aan liefde van allereerst familie, maar
ook van vrienden of een partner. Men
voelt zich onzichtbaar, eenzaam en niet
begeleid in zingevingsvraagstukken.
Dat gebrek aan liefde wordt gecompenseerd door het zoeken van liefde
en aandacht op andere plekken dan
thuis. De verhouding tot de liefde en
tot relaties is vaak gecompliceerd: zo
zijn er relaties met getrouwde mannen,
seksueel misbruik en geweld in relaties,
het zich wegcijferen in relaties, vroeg
trouwen en scheiden, en een vroege
kinderwens, die ook in vervulling komt.
Daarnaast voelt een aantal dames zich
niet comfortabel in het bijzijn van
mannen. De vele verhalen over het
gebruik van de hoofddoek, wijde (kuise)
kleding, die lichaamsvormen verhullen
en het wel of niet geven van een hand
aan mannen zou ook als een verwijzing
kunnen worden gezien naar de natuurlijke focus van adolescenten op het
ontwikkelen van relatie met de andere
(of in één geval dezelfde) sekse.
Ook hier lijkt een culturele opvoedingscomponent of gebrek aan voorlichting
een rol te spelen, hoewel over dat laatste niet wordt geklaagd. Door zich zo te
kleden maken de dames zich opnieuw
onzichtbaar.
Stapeling: wat de hypothese van religiebeleving als coping mechanism nog
eens onderstreept is de aanwezigheid
van een grote opeenstapeling van
problemen bij bijna alle dames. Dat gaat
uit van het idee dat naarmate de problemen zich opstapelen de behoefte aan
compensatie toeneemt. Dat er sprake
van grote problemen is en dat men
religie als compensatiemechanisme
gebruikt, wordt ook meermalen door
de dames zelf aangegeven. Daarnaast
geven de meeste respondenten ook zelf
aan hierdoor zeer beïnvloedbaar te zijn
(geweest). Dit proces is chronologisch
gepresenteerd maar het is onwaarschijnlijk dat deze interactie trapsgewijs, lineair verloopt. Het is aannemelijk
dat de verschillende factoren versterkend op elkaar werken, maar daarvoor is
langer biografisch onderzoek nodig. Bij
geen van de dames is er sprake van een
religieuze of streng religieuze opvoeding maar eerder een gebrek daaraan.
Uit geen van de gesprekken blijkt dat
een strenge religieuze opvoeding
onderdeel heeft uitgemaakt van hun
opvoeding vanuit thuis. Dit is relevant
omdat het nogmaals de eerder ontkrachte notie onderschrijft dat het de
religieuze opvoeding in de familie is die
sterk bijdraagt, of een voorwaarde kan
zijn voor mogelijke radicalisering.
1. Ondersteun de behoefte om
vorm te geven aan zingeving:
emanciperende werking
Uit de data van het onderzoek blijkt dat er een grote behoefte
bestaat onder de respondenten om vorm en inhoud te geven
aan de eigen zingevingszoektocht. Daarbij zijn een aantal
elementen opvallend te noemen.
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling van een training (empowerment)
• Beleidsmatige invulling van scheiding kerk en staat
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
Aanbevelingen:
wat, hoe & wie
Het onderzoek Radicaal (on)zichtbaar richtte zich op de
omvang, kenmerken en oorzaken van eventuele radicalisering
van moslima’s in Amsterdam. De uitkomsten van het onderzoek leggen een aantal vraagstukken bloot die we hier als
aanbevelingen vormgeven. De initiële aanbevelingen uit het
onderzoek hebben recht proberen te doen aan de wens van de
gemeente Amsterdam en de resultaten van het onderzoek. Ze
zijn in de expertmeeting verder besproken en verdienen zeker
nog meer aanvulling vanuit de expertise vanuit uw eigen
beroepsgroep. Daarnaast is het belangrijk om de aanbevelingen in samenhang te zien. Het gevaar van het risico op radicalisering zit niet in de factoren als zodanig (deze zijn niet uniek
voor de onderzoeksgroep), maar veeleer in hun onderlinge
samenhang en vooral in de stapeling van de aanwezigheid van
verschillende factoren. De aanbevelingen moeten vooral als
richting worden gezien waar u als professional verder mee
aan de slag kunt.
•
•
Ten eerste dat het verlangen om meer vorm en inhoud te
geven aan religieuze zingeving, gepaard lijkt te gaan met
het nastreven van een ideaalbeeld van de perfecte
moslimvrouw. Uit de interviews blijkt keer op keer dat
meiden ontevreden zijn over de mate waarin ze praktiseren.
•
Het tweede punt dat opvalt, is dat er bij veel meiden
een onzekerheid lijkt te bestaan over de eigen keuzes in
religieuze handelingen. Het lijkt alsof bij het beargumenteren en maken van keuzes hoofdzakelijk autoriteit
gezocht wordt bij externen, vaak in de vorm van een
sheikh (vooral internationaal), of binnen de eigen sociale
context bij een broer of bevriende ‘broeder’.
•
Ten derde valt op dat de vormgeving aan de religieuze
zoektocht, zonder uitzondering, een houvast vormt in het
leven van de meiden. Voor het welzijn van deze meiden
zou aandacht voor hun zingevingszoektocht wel eens
heel belangrijk kunnen zijn. Het gaat dan niet om het
begeleiden bij een specifieke religieuze invulling, maar
om het begeleiden bij bewustwording en het leren maken
van doordachte eigen keuzes maar ook bewustwording
van de in het maatschappelijk consequenties van die
keuzes voor hun dagelijkse leven.
39
“
Ik kwam zwanger terug [uit Marokko] van
mijn dochtertje. Op mijn achttiende. Het was
een zware bevalling door een foutje van de
verloskundige. Ik was bijna dood. Daardoor ging
ik nadenken over zin van het leven. Ging ik op
onderzoek uit. In moskeeën. Ik wilde Arabische
les en meer koranstudie. Ik kreeg steun van
mijn vader. Daar voelde ik me het veiligste bij,
met de Koran. Ik ging proberen me aan de regels
te houden. Daardoor ging ik langere en wijdere
kleding dragen.
Quote respondent [geïnterviewde H]
•
•
40
”
Vanuit overheidswege zou een te strikte invulling van
scheiding kerk en staat, de ondersteuning van deze
meiden weleens in de weg kunnen staan. Ondersteuning
van deze meiden kan niet voorbij gaan aan het feit dat
de enorme behoefte om de zingevingszoektocht vorm te
geven een belangrijk onderdeel is van hoe zij in het leven
en de maatschappij (willen) staan. Bovendien gaat er een
enorme emanciperende werking uit van het zingevingsproces. Het overheersende maatschappelijke beeld is
vaak dat een intense beleving van de islam een onderdrukkende werking heeft, in tegenstelling wat de dames
zelf aangeven, namelijk dat zij er kracht putten en daarmee de moeilijkheden die op hun weg vinden het hoofd
kunnen bieden. Ondersteuning zou vooral constructief
zijn als het zich richt op het stimuleren van het positief
ervaren van de eigen autonomie, ook op levensbeschouwelijk vlak. Niet voor niets staan in de huidige
vrouwenemancipatienota van de gemeente Amsterdam,
zelfbewust opgroeien en zelfbeschikking, als speerpunten genoemd. Veel meiden geven aan bereid te zijn
anderen te helpen die vergelijkbare processen meemaken
of meegemaakt hebben. Investeren in deze meiden betekent dat hun maatschappelijke potentieel benut wordt
ten bate van henzelf en de meiden om hen heen.
“
Op het moment dat ik vraagtekens heb bij het
gedrag van een cliënte, neem ik contact op
met een organisatie die de ‘know how’ heeft
om met haar in gesprek te gaan. Of ik zoek
een voorbeeldfiguur die uit dezelfde situatie
is gekomen.’Professional jeugdwerk.
Quote expertmeeting
”
2. Opvoedingsondersteuning bij
problematische gezinssituaties:
constructieve communicatie
Een aanzienlijk deel van de (interview)respondenten heeft in
de opvoeding thuis een problematische socialisatie doorgemaakt. Er is binnen deze gezinnen niet alleen sprake van veel
en zware problematiek, maar vaak ook een opvallende opeenstapeling ervan. Bijvoorbeeld in een gezin waarbij aanraking
met justitie plaatsvindt, speelt bijvoorbeeld naast een scheiding ook nog seksueel misbruik. De problematiek die in deze
gezinnen speelt of heeft gespeeld, is veelvuldig te noemen en
heeft een grote impact op de socialisatie van de meiden.
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling pedagogische programma’s
• Beleidsmatige invulling van opvoedondersteuning
• Begeleiding vanuit jongerenwerk
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
41
•
•
“
Ten tweede geven de meiden bijna allemaal aan dat ze
vinden dat hun ouders te weinig kennis over de islam
hebben meegegeven. Een veelgehoorde klacht is dat ze
hun ouders cultureel moslim vinden en geen praktiserende moslims. Gebrek aan kennis hebben zij als een groot
gemis ervaren. Zij proberen die kennis buiten het gezin te
zoeken en in een aantal gevallen levert dat conflicten op.
Thuis had ik geen begeleiding. Er was geen eenduidige boodschap. Mijn vader zei: ‘Een minirok
is prima’, maar mijn moeder zei: ‘Je mag niet
meer met jongens spelen.
Quote respondent [geïnterviewde B]
•
42
Ten eerste is er sprake van gezinsmoeilijkheden zoals
(psychische) ziekte, dood van een broer of zus, ongewenste homoseksualiteit, een scheiding, aanraking met justitie, seksueel misbruik, mishandeling en verslavingsproblematiek. Veel van de respondenten voelden of voelen
zich nog steeds verantwoordelijk voor de gezinssituatie.
Bijvoorbeeld een respondente die na het overlijden van
haar broertje, naast haar werk ook nog voor haar eigen
en voor haar moeder zorgt en daardoor overbelast dreigt
te raken. Of een andere respondente die haar moeder
probeert te overtuigen het contact te verbreken met de
vader vanwege zijn veelvuldige aanraking met justitie.
”
Ten derde geven veel respondenten aan dat zij een grote
kloof ervaren tussen henzelf en hun ouders. Ze vinden
het moeilijk open met hun ouders te spreken over de
dingen die hen bezig houden, ze voelen zich vaak sociaal
onveilig (door autoritaire vader of moeder en spanningen
in het gezin) en hebben het gevoel dat ze wel als kind,
maar niet als individueel kind gezien worden, met individuele behoeftes en vragen.
•
Al deze ervaringen hebben bij de meiden een impact
gehad op hun socialisatieproces dat zich bij veel van hen
uit in sociaal psychische problematiek zoals verslaving,
depressie, faalangst, moeite om anderen te vertrouwen
en eenzaamheid. In veel gevallen hebben de meiden aan
het begin van hun puberteit ‘besloten’ dat ze het dan
maar alleen moeten doen. Veel meiden geven aan dat ze
daardoor kwetsbaar en beïnvloedbaar zijn (geweest), in
het bijzonder voor groepen waar extreme groepsloyaliteit
tegelijk opgaat met radicaal gedachtegoed.
•
Omdat de opvoeding thuis een belangrijke bron is voor
het socialisatieproces van de meiden zou extra aandacht
voor opvoedingsondersteuning van ouders weleens heel
belangrijk kunnen zijn. Vooral wanneer deze ondersteuning zich richt op het opbouwen van positieve ervaringen van het constructief kunnen communiceren met hun
kinderen.
•
3. Aandacht voor identiteitsontwikkeling en burgerschap:
regie op eigen toekomst in
Nederland
Veel van de (interview)respondenten zijn in Nederland
geboren of op vroege leeftijd naar Nederland gekomen met
hun ouders. Ze spreken uitstekend Nederlands, vinden zichzelf zeer goed geïntegreerd en vaak zelfs beter geïntegreerd
dan de meeste autochtone Nederlanders. Zo zijn de respondenten van mening dat zij de Nederlandse taal uitstekend
beheersen, een opleiding hebben genoten, hun (eventuele)
kinderen opvoeden, zorgen voor hun familie, werken voor hun
geld en zich keurig houden aan de wet. De letterlijke vraag die
de dames regelmatig stellen is: wat moet ik nog meer doen
om geaccepteerd te worden?
43
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling lesprogramma’s
• Beleidsmatige invulling burgerschap
• Begeleiding vanuit jongerenwerk
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
“
•
Wanneer we de uitkomsten van het onderzoek in ogenschouw nemen, is deze vraag niet verwonderlijk. In het
vaak ingewikkelde socialisatieproces van de dames staat
de behoefte aan erkenning steeds centraal. Het lijkt erop
alsof er een cumulatie plaatsvindt van de behoeftes om
goed genoeg te zijn in religieus opzicht en de noodzakelijke erkenning te krijgen van familie en sociale omgeving
maar ook door de maatschappij.
•
Opvallend is dat de meeste meiden, vooral degenen met
kinderen, zich ernstig zorgen maken over hun toekomst
in Nederland omdat zij het sterke gevoel hebben als
tweederangsburgers beschouwd te worden. Zij hebben
het gevoel met de rug tegen de muur te staan en twijfelen
of ze nog wel in Nederland willen blijven. Tegelijkertijd
geven zij ook aan dat ze nergens anders naar toe kunnen,
bijvoorbeeld omdat ze geen geld hebben, gebonden
zijn aan familie die zorg nodig heeft, kinderen die hier
naar school gaan of het feit dat ze hun moedertaal niet
goed genoeg beheersen om zich te kunnen redden in het
geboorteland van hun ouders.
Ondanks al deze onzekerheden en twijfels over de
toekomst (of juist misschien daardoor) staat één ding als
een paal boven water, namelijk dat de meiden zeggen
niet bereid te zijn concessies te doen aan hun geloofsbeleving. De meeste meiden zeggen dat ze in principe
in Nederland kunnen functioneren met behoud van hun
geloof, ook als zij er een strikte geloofsopvatting op na
houden, die zich bijvoorbeeld uit in het dragen van een
ghimar of niqab. Echter, wanneer zij voor de keuze gesteld
worden te tussen enerzijds principiële opvattingen over
hun geloof of deelname aan studie of werk (betaald of
onbetaald) zeggen zij te zullen kiezen voor hun geloof.
Dit is wellicht ook niet zo verwonderlijk gezien het feit
dat zij veel houvast hebben aan hun geloof. Veel van de
dames geven aan dat ze graag een Nederlandse cultuur en
samenleving zouden willen zien waar respect voor ieders
eigen keuzes gewoon is. ‘Ik heb respect voor ieder ander,
dus laat mij met mijn geloof met rust.’
•
Meer aandacht voor het vaak lastige proces van vrouwen
om zich in hun identiteitsontwikkeling te verhouden tot
hun sociale omgeving en de maatschappij zou hen kunnen helpen om dat nog meer bewust te doen op basis van
eigen overtuigingen en waarden. Vooral als de aandacht
gericht is op het positief ondersteunen van het nemen
van eigen regie voor de toekomst.
Ik had veel moeite met het opbouwen van een vriendenkring in Nederland. Daar waar ik vandaan kwam waren
we als broers en zussen. Daar was een soort liefde, en brood braken we met iedereen. Hier miste ik vrienden. Dat
heeft me heel ongelukkig gemaakt. Ik beschuldigde mijn ouders. Waarom zijn we daar niet gebleven? Ik kon het
daar met niemand over hebben. Ik werd veel gepest. Daar kon ik het ook met niemand over hebben. Mijn ouders
konden mij niet verdedigen want ze konden zich niet uiten, ze spraken geen Nederlands. Van beide kanten stond
ik echt in het midden, ik kon nergens heen. Ik moest alles zelf oplossen
Quote respondent [geïnterviewde D]
44
•
”
45
4. Aandacht voor sociale
kwetsbaarheid en isolement:
risico op verslaving, ronseling
en seksueel geweld
Een van de meest opvallende conclusies, is de uitgesproken
behoefte bij de meiden aan affectie, liefde en erkenning. Zij
zoeken hiernaar binnen de familiebanden, vriendschappen en
in de romantische liefde. De respondenten geven aan dat het
gebrek aan erkenning en liefde lijdt tot eenzaamheid en het
gevoel er alleen voor te staan. Dit gemis speelt bijna bij alle
(interview)respondenten en heeft hun ontwikkeling en welbevinden vaak in de weg gestaan. Het opvullen van dit gemis
is niet altijd bevorderlijk geweest voor het welzijn van de
meiden. Sociale kwetsbaarheid en isolement vormen in veel
gevallen een risico op persoonlijk en sociaal gebied.
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling methodiek (geestelijke)
gezondheidszorg en politie
• Beleidsmatige invulling emancipatie/ kwetsbaarheid
meisjes
• Begeleiding vanuit jongerenwerk
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
46
•
Veel respondenten proberen het gemis aan aandacht en
affectie op verschillende manieren te compenseren. Bijvoorbeeld door het gebruik van alcohol en drugs. Bij veel
van de meiden speelde dit in het verleden, maar vormt
het nog steeds een kwetsbaar punt. De alcohol en drugs
leid(d)en af van de echte behoefte aan erkenning en in
een extreem geval geleid tot verslavingsproblematiek.
•
•
Ten tweede is er de afleiding van het aangaan van
risicovolle (liefdes)relaties, wellicht in de hoop op echte
affectie. Er is sprake van mishandeling, kinderen van verschillende vaders (uit informele huwelijken), worsteling
met homoseksuele gevoelens en in een enkel geval zelfs
verkrachting. Daarnaast is de sterke behoefte aan liefde
en erkenning een risico voor het aangaan van informele
huwelijken, waar geen wettelijke rechten aan ontleend
kunnen worden.
•
Ten derde kan de behoefte aan liefde en erkenning leiden
tot het opzoeken van ‘foute vrienden’ of een radicale
groep waarbij extreme loyaliteit gevraagd en gegeven
wordt. De dynamiek van zo een groepsproces kan leiden
tot het overschrijden van de eigen grenzen uit angst voor
het verlies van vriendschap en affectie.
“
Als mensen vroeger tegen mij zeiden: ‘Ik heb
zo’n hartenpijn’, dan dacht ik: je spoort niet.
Maar nu snap ik het. Ik heb een trauma opgelopen door mijn huwelijk. Het was een schat
van een jongen, zo lief. Maar in één keer
veranderde hij van een lieve jongen in een
beest. Ik wist niet dat hij al twee keer eerder
was getrouwd. Ooit komt de prins op het witte
paard, maar die zal het moeilijk krijgen. Mijn
ouders hebben er ook een trauma aan overgehouden. Maar zij wisten het niet, zij konden
me niet helpen. Het heeft me wel dichter bij
het geloof gebracht. Ik heb weer wat vertrouwen. Ik belandde in een depressie, had
geen zin in het leven. Ik begin mijn leven
weer een beetje op te bouwen. Dat doe ik
vooral met behulp van mijn geloof, ik heb
geen hulp van mensen gehad.
Quote respondent [geïnterviewde F]
”
47
•
“
Het zou goed zijn om aandacht te hebben voor de ontwikkeling van deze meiden en de specifieke behoefte aan
liefde en erkenning. Wellicht is het niet overdreven te
stellen dat voor meisjes het socialisatieproces anders
verloopt dan bij jongens en dat voor meiden de vormgeving van de verhouding tot hun sociale omgeving wellicht
van grotere invloed op hun socialisatieproces is dan bij
jongens. Aandacht voor de kwetsbaarheid die daarvan uit
kan gaan is misschien wel essentieel voor het verkleinen
van de persoonlijke en sociale risico’s, zoals slachtoffer
worden van seksueel en fysiek geweld en ronseling voor
de ‘jihad’.
Ik denk dat je er rekening mee moet houden dat
pubers altijd bezig zijn met identiteitsvorming,
niet alleen islamitische meisjes doen dat. Ergens
is het voor deze meiden een geluk dat ze een houvast hebben aan hun geloof als dat in de juiste
banen kan worden geleid. Ik denk dat de begeleiding vooral plaats moet vinden via religieuze
organisaties en moskeeën, maar ook bij scholen
kan er aandacht voor zijn, bijvoorbeeld via een
vertrouwenspersoon. Professional onderzoek.
Quote expertmeeting
”
5. Verbeter signaleringsvermogen professionals: effect
van beeldvorming
48
Uit het onderzoek blijkt, zoals eerder aangegeven, een opeenstapeling van problematiek bij de respondenten. Sommigen
van hen zijn in aanraking geweest met instanties zoals Justitie
of Bureau Jeugdzorg. De meeste meiden hebben echter het
gevoel (gehad) dat zij niet zijn gezien en dat ze zich niet gesteund hebben gevoeld in de ingewikkelde socialisatie waarin
ze zaten. Ondanks de moeilijkheden thuis hebben de meeste
meiden ook gewoon regulier onderwijs in Nederland genoten.
Dat deze meiden er, in ieder geval voor hun gevoel, ondanks
de sociale omgeving redelijk alleen voor stonden zegt dat
de professionals die hun pad gekruist hebben een bijdrage
kunnen leveren.
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling van training docenten/
jongerenwerkers/ hulpverleners
• Beleidsmatige invulling onderwijs/ jongerenwerk/
hulpverlening
• Begeleiding vanuit jongerenwerk
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
•
Het is wellicht een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor meiden in kwetsbare
positie maar soms kan een professional een belangrijke
bijdrage leveren. Als iedereen over een probleem gaat,
gaat uiteindelijk niemand erover. Om een voorbeeld te
geven van hoe beeldvorming een rol kan spelen bij signalering van latente problematiek bij meiden noemen we
een voorbeeld van een van de interviewrespondenten.
Dit meisje ontdekte op haar negende dat zij op vrouwen
viel, een gegeven waarvan zij wist dat dat moeilijk lag
binnen de culturele en religieuze context van het gezin.
Als coping mechanisme is zij in de puberteit zeer strikt
gaan praktiseren. De school waar zij destijds op zat heeft
gezien dat zij veranderde in een teruggetrokken meisje
dat een ghimar ging dragen en dat mannen geen handen
meer wilde geven. In het gezin speelde de dodelijke
ziekte van een broertje een centrale rol en er was voor
deze respondente thuis verminderde aandacht. Daardoor
lukte het de respondente niet om goede schoolresultaten
te behalen.
49
“
Zij moest twee keer een klas overdoen met als resultaat
dat zij wel op school gehouden werd maar geen examen
meer kon doen. De school heeft vast willen voorkomen
dat de respondent uit beeld zou raken. Het is de respondente, onder het mom van geloofsdiscriminatie op haar
oude school (wat feitelijk niet aan de orde was) heeft zij
de worsteling om haar seksualiteit te erkennen verstopt
onder een religieuze dim ensie, die in de context van de
nieuwe school extra gecamoufleerd werd. Uiteindelijk is
deze respondente in de crisisopvang terechtgekomen.
Wellicht had het veel uitgemaakt als er mensen uit haar
omgeving waren geweest die door de eerste beeldvorming hadden heengekeken en niet een ‘radicaliserende’
moslima hadden gezien maar een puber die worstelde
met een ingewikkelde socialisatie en een ontluikende homoseksualiteit. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt
dat er achter de eerste indruk een wereld van onzichtbare
ontwikkelingen en problemen schuilgaat waarmee, vaak
in alle eenzaamheid, geworsteld wordt, met alle gevolgen
van dien.
Bij veel van de interviewrespondenten is een opeenstapeling
van psychosociale problematiek te vinden die vaak gepaard
gaat met een ingrijpende levensgebeurtenis. In sommige
gevallen worden, of zijn, de meiden begeleid door reguliere
hulpverlening zoals Bureau Jeugdzorg of individuele psychologen. Vaak sluit de reguliere hulpverlening niet aan bij de
culturele en religieuze dynamiek in het socialisatieproces van
deze dames.
Ik weet eigenlijk nog steeds niet wat mijn zoektocht is. Ik weet nog steeds niet wat ik precies wil en hoe ik het wil.
Ik weet dat ik niet op mannen val. Soms denk ik: je wilt je ouders trots hebben. Je wilt toch kinderen en tsja je hebt
nog nooit iets met een man gedaan. ‘Misschien moet je het nog een keer proberen’, zeggen machomannen. Soms
denk ik dat ik dat dan maar moet doen. Maar ik houd niet van mannen. Ik heb heel veel vragen die nog beantwoord moeten worden, nog moet ondervinden in mijn levensloop. Er is niet echt iets wat ik wil en waar ik aan
kan vasthouden. Het is heel veel aftasten en zoeken. Ik weet het niet, ik zit vol met vragen: zal ik ooit een normaal
leven leiden en wat is dat? En zal ik ooit de ware vinden? Daar zit ik mee. Zal ik ooit minder last hebben van mijn
borderline? Het lukt me niet om verliefd te worden op een man, maar heb ik dan wel een toekomst? Heb ik een
toekomst met een vrouw? Educatie en carrière maken is normaal. Een vaste baan, een vaste basis waar ik op kan
bouwen. Een huis maar dan niet alleen. Ik wil ook heel graag kinderen. Dat versta ik onder geluk. En geen last
hebben van mijn symptomen. Maar ja of dat haalbaar is, dat is de vraag.
Quote respondent
50
6. Aansluiting reguliere
hulpverlening: expertiseontwikkeling culturele en religieuze
dynamiek
”
51
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Inzet en ontwikkeling van training en methodiek
(geestelijke)gezondheidszorg
• Beleidsmatige invulling (geestelijke) gezondheidszorg
• In kaart brengen van aansluiting aanbod en vraag in de
(geestelijke)gezondheidszorg
• Begeleiding vanuit jongerenwerk
• Begeleiding vanuit levensbeschouwelijk werk
•
“
Aandacht voor expertiseontwikkeling bij de reguliere
hulpverlening over de specifieke context waarbinnen deze meiden zich socialiseren is belangrijk om
de hulpverlening effectief te laten zijn. Daarbij speelt
ook nog de vraag op welke wijze deze dames geholpen
kunnen worden wanneer zij niet de weg naar de reguliere
hulpverlening kunnen vinden. Veel van de problematiek
lijkt namelijk compleet onzichtbaar te zijn voor de buitenwereld. Hierdoor lijkt de potentiële kracht van deze
vrouwen verloren te gaan voor henzelf maar ook voor de
Nederlandse samenleving.
Ik heb een zusje verloren aan epilepsie. Ik ben
altijd bang voor de dood. Ik was vier jaar, zij twee
jaar. Ik kan me dat nog goed herinneren. Stel dat
ik doodga en ik heb niet gebeden, dan hang ik!
Daar wil ik niet aan denken. Vooral de basis is
belangrijk, het gebed. Een kennis van ons is in
Amsterdam doodgeschoten. En als je dan niets
aan de islam hebt gedaan... Ik moet er niet aan
denken. Niet alleen als je ziek en oud bent kun je
doodgaan. De dood kan onverwachts komen
Quote respondent [geïnterviewde C]
52
”
“
Als we ons zorgen maken over een meisje
of jongen dan benaderen we de familie vaak
vanuit het zorgperspectief. We proberen de
eigen kracht van de familie te versterken
en hen niet van ons te verwijderen. Meestal
gaan we op huisbezoek in burger en niet
in vol ornaat, dat helpt meestal om contact
te krijgen en zorgen te delen.’ Professional
Politie.
Quote expertmeeting
”
7. Publiek debat: niet belediging
maar delegitimatie van
autoriteiten vormt een risico
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er alleen een
verband bestaat tussen de factor Directe geweldslegitimatie
en de factor Lage legitimitatie van autoriteiten. Er bestaat
geen verband tussen de factoren Groepsdreiging of Onrechtvaardigheidsgevoel en Directe geweldslegitimatie. Dat is
opvallend te noemen omdat er vaak vanuit wordt gegaan dat
wanneer individuen en groepen zich beledigd voelen dit zou
kunnen leiden tot directe geweldslegitimatie. Dit is dus bij
deze onderzoekspopulatie niet het geval.
53
Aanbevelingen zijn te gebruiken bij:
• Beleidsmatige invulling burgerschap
• Politiek- bestuurlijke invulling burgerschap
• Ontwikkeling lesmateriaal democratie en burgerschap
•
•
54
Ter bevordering van sociale cohesie in de samenleving
zou terughoudendheid van deelnemers aan het publieke
debat over delegitimatie van autoriteiten en instituties
wellicht veel belangrijker kunnen zijn dan terughoudendheid over religie, of specifiek de islam. Wat niet
wegneemt dat fatsoen in het publieke debat de voorkeur
verdient boven een scheldpartij. Voorbeelden van het deligitimeren van autoriteiten en instituties in het publieke
debat is bijvoorbeeld de roep om het afschaffen van de
WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid)
door verschillende politici na het uitbrengen van het
voor hen onwelgevallig rapport ‘Dynamiek in islamitisch
activisme’ uit 2006. Of de openlijke twijfel van sommige
politici en opiniemakers aan het adres van de rechterlijke macht in Nederland. Dit zijn enkele voorbeelden die
lijken te passen in een bredere maatschappelijke tendens
om autoriteiten en democratische instituties steeds vaker
en zwaarder te bekritiseren en zelfs aan hun bestaansrecht te twijfelen. Dat betekent dat daarmee voeding
wordt gegeven aan personen die op ideologische basis,
of op welke basis dan ook, een weerstand tonen tegen
autoriteiten.
Toch is een lage legitimiteit van autoriteiten niet per
definitie problematisch te noemen. Het betekent in ieder
geval dat er sprake is van maatschappelijk bewustzijn
en interesse. Dit kan ook als maatschappelijk potentieel
gezien worden. Tillie en Slootman (2006) beschrijven in
hun aanbevelingen dan ook dat vertrouwen in politiek
bestuur belangrijk is voor het voorkomen van radicalisering. Zij beschrijven radicalisering namelijk als een proces
van delegitimatie, waarin het vertrouwen in de samenle
ving steeds verder afneemt.
Uit analyse van de vragenlijst blijkt dat de factor Betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving de enige factor
is die direct samenhangt met een lage legitimiteit van
autoriteiten. Dat onderstreept de noodzaak van het betrekken van deze dames bij de samenleving. Daarnaast is
het opvallend dat uit de vragenlijst blijkt dat het buitenlandbeleid van de Nederlandse overheid van invloed is
op de mate waarin de respondenten zich thuis voelen in
Nederland. Een groot deel van de dames kan zich niet
in het (huidige) buitenlandbeleid vinden. Zij hebben
het gevoel dat er met ‘twee maten gemeten’ wordt door
de Nederlandse regering richting ‘islamitische’ landen
zoals Afghanistan en Irak. Ook de houding van Nederland
ten opzichte van het Israëlisch-Palestijns conflict speelt
daarbij een rol. Meer aandacht voor en uitleg over het
Nederlands buitenlandbeleid zou wellicht een positieve
invloed kunnen hebben op legitimiteit van autoriteiten
bij de doelgroep.
“
Ik vraag me af of onze geheime diensten de
informatie die ze krijgen over radicalisering
wel goed kunnen duiden. Wordt er bijvoorbeeld alleen letterlijk vertaald of wordt de
context ook meegenomen? Ik maak me daar
wel zorgen om’. Professional beleid.
Quote expertmeeting
”
55
8. Versterking religieuze
infrastructuur: veilige religieuze
socialisatie
Veel van de meiden maken gebruik van de moskeeën in Amsterdam. Vooral voor het bezoeken van lezingen. Deze worden
vaak op vaste tijden gegeven op momenten dat de moskeeën
geopend zijn voor gebed of koranlessen, zoals op vrijdag of
zondag. Echter zijn de moskeeën niet altijd vanzelfsprekend
toegankelijk voor de vrouwen, bijvoorbeeld omdat de deur
van de (vaak aparte) vrouweningang gedurende doordeweekse dagen op slot is. De moskee lijkt daarmee een beperkte plek voor vrouwen om rust en steun te vinden. Veel van de
meiden geven aan daar wel behoefte aan te hebben. Ze geven
aan dat het ‘zusterschap’ naar de achtergrond verdwijnt zodra
de moskee uit beeld is. In sommige gevallen is naast de
lezingen ook ruimte voor het delen van ‘lotgenotenervaringen’, uit de verhalen die de meiden vertellen blijkt dat dit niet
altijd een positieve werking heeft. Omdat de negatieve ervaringen telkens opnieuw gedeeld worden, bestaat het reële
risico dat zij niet uit die negatieve spiraal geraken.
Aanbevelingen zijn concreet te gebruiken bij:
• Beleidsmatige invulling levensbeschouwelijke werk/
begeleiding
• Inzet en ontwikkeling van methodiek binnen levensbeschouwelijk werk
•
56
niet alleen in sociaal opzicht kunnen helpen om zich
minder geïsoleerd te voelen, maar ook om een transparante cultuur op gang te brengen waarbij ideeën en kennis
gedeeld kunnen worden en waar vrouwen aangemoedigd
worden om in alle veiligheid een actieve bijdrage te
leveren aan hun eigen (religieuze) socialisatie.
“
De rol van de moskee is voor deze meiden belangrijk. Ze zoeken een plek waar ze terecht
kunnen met hun verhaal en zouden dat kunnen doen bij de moskee. De moskee zou een
netwerk kunnen activeren voor deze meiden
of een imam kan een meisje doorverwijzen
naar hulpverlening.’ Professional jeugdwerk.
Quote expertmeeting
”
Een van de aanbevelingen van het onderzoek van Tillie en
Slootman (2006) is om de (etnische)organisatienetwerken
te versterken, oftewel een sterk middenveld te creëren,
met als doel het versterken van het maatschappelijk vertrouwen. We maken hier een nuancering dat niet alleen
organisatievorming op etnisch niveau versterkt zou moeten worden (daar is de laatste jaren veel aan gedaan) maar
vooral de religieuze infrastructuur. Dat zou deze meiden
57
“
Ik ben de oudste van familie en ik heb altijd veel op mijn schouders gekregen. Ik heb voor mijn moeder gezorgd
in toen zij ziek werd door borstkanker. In hetzelfde jaar kreeg ze een tweeling waarvan nu één is overleden.
Hij is altijd een beetje ziek geweest. Naarmate hij ouder werd kwamen er meer complicaties bij. Mijn moeder
was veel in het ziekenhuis. Mijn vader kon geen vrij krijgen en daarom moest ik meer thuis zitten. Dat leverde
vertraging van mijn studie op. Dat is heel erg jammer. Gelukkig heb ik nu een diploma op zak en kan ik er
mee werken. Ik heb ‘rhida’, tevredenheid. Vooral omdat ik gezorgd heb voor mijn moeder. Dat ik altijd bij haar
was, voor haar klaarsta. In moeilijke momenten en minder moeilijke momenten. Ik heb heel veel zorg van
mijn moeder afgenomen. We wisten dat het op een gegeven moment zou ophouden voor mijn broertje. Hij is
maar acht jaar geworden. Al die jaren in het ziekenhuis is een moeilijke periode geweest. Ik doe alles voor mijn
moeder. Nu ook. Ook al ben ik getrouwd. Mijn moeder wil dat ik ook alles doe voor mijn broertjes en zusjes
doe. Ik zet mezelf altijd op de laatste plaats, dat is stom van me. Op een gegeven moment ben ik zo uitgeput,
dan ben ik ziek. Het werd pas echt moeilijk toen ik mijn man naar Nederland had gehaald. Op vakantie had ik
natuurlijk geen verantwoordelijken. Hij kende me als een vrolijk persoon. Iemand die zich geen zorgen maakte.
Een vakantievierder. Toen hij hier kwam had hij opeens een heel andere vrouw voor zijn neus. ‘Ik dacht dat ik
getrouwd was met jou en niet dat jij getrouwd was met je ouders. Je moet aandacht aan mij schenken’, zei hij
tegen mij. Maar dat doe ik ook. Ik zei tegen hem dat hij zich mijn situatie moest indenken: ‘Mijn moeder steunt
op mij en ik zorg voor mijn zieke broertje.’ Nooit heeft hij het begrepen. Het is altijd een discussie geweest. Tot
de dag dat mijn broertje overleed. ‘Wanneer gaat dit ophouden? Wanneer ga jij je honderd procent voor mij
inzetten? Wanneer ga je hier mee ophouden? Laat je moeder voor haar kinderen zorgen. Straks heb je jij eigen
kinderen. Ga jij je in vieren opdelen?’ Dat zei hij allemaal. Als ik het kon zou ik het doen. Ik houd van mijn ouders, ik wilde hen tevreden stellen en mijn broertje, en het belangrijkste, Allah. Ik wil dat Allah tevreden met mij
is. Die rekent mij daarop af. Ik had geen antwoord op de vraag van mijn man: ‘wanneer houdt het op?’ Tot mijn
broertje doodging. ‘Nu heb je je antwoord, nu heb jij je leven, nu krijg je je honderd procent.’ Op die dag zei hij
sorry. Toen voelde hij zich schuldig.[begint te huilen]”
Quote respondent [geïnterviewde F]
58
”
59
Handig om te weten in Amsterdam (West)
Meld-en adviespunt Radicalisering Amsterdam/ IHH
Binnen de directie Openbare Orde en Veiligheid is begin 2005 de zogenoemde Informatiehuishouding Radicalisering ingericht (IHH). De IHH richt zich op het vergaren
van kennis, het verzamelen van signalen uit de stad (het vroegtijdig signaleren) en
het adviseren over en ondersteunen van interventies. Signalen komen binnen bij het
meld- en adviespunt.
Voor wie is het Meld- en adviespunt Radicalisering bedoeld?
Het Meld- en adviespunt is bedoeld voor professionals en sleutelfiguren die in hun
werk te maken kunnen krijgen met signalen van (mogelijke) radicalisering en polarisatie. Voorbeelden hiervan zijn docenten, jongerenwerkers, leerplichtambtenaren,
vrijwilligers van zelforganisaties, medewerkers van GGD
en GGZ enzovoorts.
Wanneer kan ik het Meld- en adviespunt Radicalisering inschakelen?
U kunt het Meld- en adviespunt benaderen bij zorg over signalen van (mogelijke)
radicalisering of polarisatie, als u een informatievraag heeft of als u behoefte heeft
om met een expert te sparren. Ook wanneer u advies of handvatten nodig heeft met
betrekking tot het signaleren en/ of omgaan met (mogelijke) radicalisering en polarisatie staat het Meld- en adviespunt voor u Klaar.
Het Meld- en adviespunt Radicalisering is telefonisch te bereiken tijdens kantooruren
op het volgende telefoonnummer: 020 552 26 84 of per email:
[email protected]
Voor meer informatie kunt u terecht op:
www.amsterdam.nl/radicalisering
Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
Het AMK is er voor iedereen met vragen, zorgen of meldingen over kindermishandeling. Het AMK geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt zo nodig de juiste hulp op gang. Daarnaast geeft het AMK informatie,
voorlichting en training over kindermishandeling.
Van wie ontvangt het AMK meldingen?
Iedereen die zich privé of beroepsmatig, zorgen maakt over een kind en denkt aan
kindermishandeling kan dit melden bij het AMK. Iemand met een vermoeden van kindermishandeling kan ook bellen met het AMK. Kinderen en jongeren kunnen ook over
hun eigen situatie bellen naar het AMK. Faxen of mailen kan ook.
Tel
Fax
Email
Web
60
020-3141714. Landelijke meldnummer: 0900 – 123 12 30
020-3141741
[email protected]
www.amk-nederland.nl
Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA)
Het Steunpunt Huiselijk Geweld is er voor slachtoffers, plegers, omstanders en
professionals. Iedereen kan bellen bij alle vormen van huiselijk geweld voor
advies, een luisterend oor of om een melding te doen. Het Steunpunt zorgt voor
een goede afstemming tussen alle instanties en organisaties die betrokken zijn bij
het stoppen van geweld in afhankelijkheidsrelaties in Amsterdam.
Bel voor advies, consult en/of informatie: 020 611 6022. De telefonische hulplijn
van het Steunpunt is zeven dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar.
Email: [email protected]
Meldpunt Eergerelateerd Geweld
Bij het Meldpunt Eergerelateerd Geweld kun je terecht voor advies en hulp bij
problemen rond de familie-eer. Eergerelateerd geweld’ is geweld dat wordt
gepleegd omdat de familie-eer is aangetast. Om de eer weer te zuiveren, worden
mannen of vrouwen uitgestoten, bedreigd of mishandeld. En in het ergste geval
zelfs vermoord.
Heb jij te maken met eergerelateerd geweld? Of ken je iemand die in de knel zit en
hulp zoekt? Bel voor advies of hulp het Meldpunt Eegerelateerd Geweld
020 611 60 22, zeven dagen per week, 24 uur per dag. Voor meer info bezoek de
website: www.blijfgroep.nl
Ouder – en Kindcentrum (OKC)
In de Ouder- en Kindcentra (OKC) werken verloskundigen, kraamzorg, het consultatiebureau en aanbieders van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. Ouders kunnen in een OKC terecht met alle vragen over gezondheid,
ontwikkeling en opvoeding van hun kind, vanaf het begin van de zwangerschap tot
19 jaar.
In Stadsdeel West zijn 3 Ouder-en Kindcentra:
OKC Tijl Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegelstraat 12
1055 CK Amsterdam
Telefoon: 020 – 58 10 820
OKC Westerpark
Westerpark 1a
1013 RR Amsterdam
Telefoon: 020 – 55 55 882
OKC Brederodestraat
Brederodestraat 108
1054 VH Amsterdam
Telefoon: 020 - 489 3809
61
Uitgave van Vizea & Stadsdeel West in Amsterdam
©2014