INSCHA T T I N G VAN DE KWEL VERANDERING LANGS HET KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND ALS CEVOLG VAN DE VERBE TERINCSU~ERKEN DBWIRIZA notitie 87.028X 6 . P. C . Steenkomp Dordrecht, mei 7987 Dienst BinnenwaterenlRIZA Hoofdafdeling Watersystemen Afdeling Delta (WSDI INHOUD blz. 1. Algemeen 1 2. Geohydrologische beschrijving van het kanaalgebied 3 3. Analytische berekeningen van de kwel vanuit het Kanaal door Zuid-Beveland 4. Konklusies Bijlagen 1. 2. - Schematisch profiel van de ondergrond van Zeeland tot 300 m. De opbouw van de holocene afzettingen in het kanaalgebied. Appendix I :.Afleiding kwelformules en potentiaalverlopen. Referenties 1. Toelichting bij de geologische kaart van Nederland. 1 : 50.000, Blad Beveland. Rijksgeologische Dienst, 1978. 2. Algemeen rapport met betrekking tot de geotechnische aspekten van het projekt "Verbetering van het Kanaal door Zuid-Beveland". LGM.CO-243750/60. 3. Kwelberekening Yerseke Moer. Provinciale Waterstaat Zeeland, nota 86-03. 18 1. ALGEMEEN In deze notitie is getracht een inschatting te geven van de verandering van de kwel vanuit het Kanaal door Zuid-Beveland als gevolg van de vbrbeteringswerken aan het kanaal en de verlaging van de polderpeilen. In verband hiermee zijn de volgende waterstaatkundige veranderingen van belang: - - - a. Een verdieping van het kanaal van NAP 5 2 6 m tot NAP 7,5 m. Daardoor worden weerstandslagen weggenomen, hetgeen een toename van de kwel naar de aanliggende lager gelegen polder- en natuurgebieden tot gevolg zal hebben. Eventuele aanslibbing van de bodem van het kanaal kan vervolgens weer de kwel doen afnemen. b. Een verbreding van het kanaal in westelijke richting. De huidige bodembreedte is circa 40 m, de toekomstige 100 m. Deze ingreep heeft een verplaatsing van de kwelzone in westelijke richting tot gevolg. c. Het verleggen van het kanaaltrace nabij de Ooster- en Westerschelde. Hierdoor kunnen gebieden onder invloed van kwel komen, terwijl dat in de oorspronkelijke toestand (To-situatie) niet of in mindere mate het geval is. d. Het in open verbinding brengen van het kanaal met de Oosterschelde. In de To-situatie varieert het peil op het kanaal als gevolg vai het schutbedrijf te Wemeldinge en Hansweert met dezelfde frekwentie als het getij op de Ooster-'en Westerschelde. De amplitude is echter geringer (circa 30 cm). Ten opzichte van het getij op de Ooster- en Westerschelde is er een naijling van ongeveer een kwart getijperiode (3 uur en 15 minuten) De gemiddelde waterstand op het kanaal is ongeveer NAP + 0,15 m. In de toekomstige situatie zal het peilverloop op het kanaal vrijwel overeenkomen met dat op de Oosterschelde. Het gemiddelde get>ijverschil te Yerseke zal circa 2,80 m bedragen, de gemiddelde waterstand zal circa NAP of iets hoger zijn. . Ten opzichte van de huidige toestand zal dus een gemiddelde verlaging van het kanaalpeil van 10 Z 15 cm optreden. Ten aanzien van het chloridegehalte van het kanaalwater kan gesteld worden dat hierin geen wezenlijke verandering is te verwachten. Afgezien van de hiervoor genoemde effekten zal het in open verbinding brengen van het kanaal met de Oosterschelde een afname van de kwel tot gevolg hebben. e. De konstruktie van de nieuwe kanaaldijken; deze zijn hoger en breder dan de huidige .waterkering. Door het aanbrengen van afdichtende kleilagen alsmede als gevolg van de grotere breedte en het lagere gemiddelde peil, op het kanaal zal in de nieuwe situatie de kwel door de kanaaldijken geringer zijn dan in de huidige toestand. f. In het kader van ruilverkavelingen zullen de polderpeilen langs het kanaal worden verlaagd. Daardoor is een toename van de kwel te verwachten. In het volgende wordt een geohydrologische beschrijving gegeven van het kanaalgebied; vervolgens zijn enige analytische berekeningen uitgevoerd voor sterk geschematiseerde situaties. De berekeningsresultaten mogen niet in absolute zin worden gebruikt; onderlinge vergelijking van de resultaten voor de huidige en toekomstige toestand kan enig inzicht verschaffen in de verandering van de kwelintensiteit. 2. GEOHYDROLOGISCHE BESCHRIJVING VAN HET KANAALGEBIED Bijlage 1 toont een schematisch profiel van de ondergrond van Zeeland (ref. 1) iiet profiel loopt in Zuid-Beveland in de direkte nabijheid van het Kanaal door Zuid-Beveland. Uit het profiel blijkt, dat de formaties in de diepere ondergrond een in noordelijke richting dalende tendens vertonen. Voor geohydrologische beschouwingen is de bovenkant van het oligoceen van belang. Deze en de'daaronder gelegen tertiaire formaties bestaan voornamelijk uit stugge, zandige kleien, waarin de grondwaterstroming in relatie tot de kwel uit het Kanaal door Zuid-Beveland van geen belang is. Figuur 1 geeft een beeld van.de diepteligging van de bovenkant van de oligocene afzettingen (ref. 1). . - figuur 1 : Diepteligging in m NAP van de bovenkant van Be midden-oligocene afzettingen (Formatie van Rupel). Uit figuur 1 blijkt, dat de basis voor geohydrologische beschouwingen bij Hansweert op circa NAP 90 m ligt en in noordelijke richting daalt tot circa NAP - 105 m bij Wemeldinge. Boven dit niveau komen van onder naar boven respektievelijk miocene en pliocene formaties voor uit het tertiair en pleistocene en holocene afzettingen uit het kwartair (zie bijlage I). De miocene afzettingen bestaan uit kwarcs- en glauconietzanden * ) met soms iets grind. De bovenkant van het mioceen verloopt van 55 m bij Hansweert tot circa NAP 90 m bij Wemeldincirca NAP ge. De boven de miocene afzettingen gelegen pliocene formaties zijn eveneens zandig ontwikkeld (glauconiethoudend zand met veel schelpresten, plaatselijk slibhoudend). De bovenkant van de pliocene afzettingen ligt bij Hansweert op circa NAP 35 m en bij 60 m. De pleistocene afzettingen zijn Wemeldinge op circa NAP opgebouwd uit sterk zandige kleien en zand, de bovenkant ligt bij Hansweert op circa NAP 20 m en bij Wemeldinge op circa NAP 30 m. De bovengenoemde formaties zijn tot aan het maaiveld afgedekt door holocene deklagen, die plaatselijk door geulen tot op de onderliggende zandige lagen zijn doorsneden. De geulen zijn gevuld met zandige formaties. Het holocene pakket bestaat in principe uit twee mariene pakketten gescheiden door een veenlaag (Hollandveen). Het basisveen ontbreekt in het grootste deel van het kanaalgebied. Alleen even ten westen van Hansweert komt dit plaatselijk voor (zie figuur 2) 1 - - - - - - - . *) glauconiet = groen gekleurd mineraal, dat ontstaat op de bodem van zeeen, vooral daar waar de sedimentatie zeer langzaam verloopt. fisuur 2 : Verbreiding van het basisveen. ... Bijlage 2 geeft een beeld van de opbouw van de bovenste formaties in het kanaalgebied. Er is sprake van een 7-tal verschiklende profielen; het grootste deel van het gebied komt overeen met profie1 4. Van onder naar boven bestaat dit profiel uit fijnzandige en kleiige afzettingen van Calais, Hollandveen en zware zeekleiafzettingen (afzettingen van Duinkerke 11). De profielen 1, 3, 5 en 7 komen vrijwel overeen met profiel 4. De afzettingen van ~uinkerkebestaan-hierechter uit minder zware kleien tot lichte zavel, afgewisseld met zandige lagen. In de profielen 2 en 6 ontbreken het Hollandveen en de afzettingen van Calais. Deze kreekopvullingen bestaan tot op het pleistocene zand uit zandige afzettingen'van Duinkerke. Zij fungeren als infiltratiegebieden van neerslagwater in de diepere ondergrond. De klei- en veenlagen in het holocene pakket mogen voor geohydrologische beschouwingen als slechtdoorlatend voor de grondwaterstroming worden opgevat. De zandige afzettingen van Calais in het holocenepakket en de daaronder gelegen formaties tot op het oligoceen mogen als doorlatend worden aangemerkt. De onderkant van het slechtdoorlatende pakket ligt over het grootste deel van Get kanaalgebied op NAP 4 2 4 , 5 m; nabij Wemeldinge echter dieper (max. tot NAP 9 m) evenals bij Hansweert (max. NAP, 9 m) (ref. 2 ) . In de huidige toestand ligt de bodem vanhet kanaal dus vrijwel overal dieper dan de onderkant van het slechtdoorlatende pakket. In de loop der jaren zal zich op de bodem als gevolg van het bezinken van slibdeeltjes een zekere weerstand hebben opgebouwd. Voor geohydrologische beschouwingen kan de ondergrond'alsvolgt globaal worden ingedeeld: - - - - een afdekkend pakket van 4 2 5 m dikte (plaatselijk 9 m) doorsneden door met zandig materiaal gevulde geulen; een eerste watervoerend pakket; een scheidende laag met een bovenkant op circa NAP 4 0 m; de onderbegrenzing van deze laag is niet exact bekend; een tweede watervoerend pakket tussen de scheidende laag en 90 de geohydrologische basis (bovenkant oligoceen op NAP B 105 m). - - 3. ANALYTISCHE BEREKENINGEN VAN DE KWEL VANUIT HET KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND. De kwel vanuit het Kanaal door' Zuid-Beveland kan worden ingeschat met het volgende analytische model (fiquur 3 ) . fiquur 3 Bovenstaande figuur toont een geschematiseerde dwarsdoorsnede over een kanaal met een bodemweerstand C1 en een peil Aande linkerzijde bevindt zich een (oneindig uitgestrekt) poldergebied met een polderpeil $2 en een weerstand C2; rechts bevindt zich een poldergebiedmet een polderpeil $3 en een weerstand C3. Onder hetgehele gebied is een watervoerend.pakket aanwezig met een doorlatendheid kD. De kanaalbreedte is 2b, de kanaaldijken worden als ondoorlatend beschouwd. Voor het symmetrische geval, waarin $2 = $3 en C2 = Cj, kan de kwel naar de polders (eenzijdig) worden berekend met: Het verloop van de waterspanningen in het watervoerend pakket kan worden berekend met: . voor het gebied onder het kanaal en: f ($1-$2) = $2 + l+f b-x - .e l 2 voor het gebied onder de polder. De wegzijging vanuit het kanaal is: 9~ = 2.q In bovenstaande formules is: In appendix I zijn de formules afgeleid. De formules geven een analytische oplossing voor een geschematiseerde situatie. De waarde van de berekeningsresultaten hangt af van de betrouwbaarheid van de aangehouden schematisatie en van de ingevoerde parameters (kD- en C-waarden); vooral deze laatste vormen veela1 een zwak punt in geohydrologische berekeningen. Dit geldt zeker ook voor het onderhavige geval. Indien de resultaten alleen in relatieve zin worden gebruikt, is het genoemde bezwaar niet zo groot. Volgens de grondwaterkaart van Nederland varieert de doorlatendheid in het eerste watervoerende pakket in het kanaalgebied tussen circa 100 en 450 m2/etm (zie onderstaande figuur 4). figuur 4 : kD eerste watervoerende pakket in m2/etm. Bij de kwelberekeningen wordt verondersteld dat de kwelstroming voornamelijk plaatsvindt in het eerste watervoerende pakket. De bovenkant van de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerende pakket (NAP 40 m) wordt dus als waterdichte basis beschouwd. - Gegevens over de weerstand van het afdekkende pakket zijn schaars. In het Deltarapport wordt voor Zuid-Beveland een C-waarde van 250 2 500 etm genoemd. De grondwaterkaart van Nederland geeft een veel hogere waarde aan, namelijk > 1.500 etm (pompproef ten behoeve van de bouw van de Vlake-tunnel). Gezien de opbouw van de holocene deklaag lijkt een gemiddelde waarde in de orde 1.000 etm redelijk vo6r vergelijkende kwelberekeningen. Over de bodemweerstand van het kanaal zijn geen gegevens bekend. Voor de huidige toestand is deze weerstand ingeschat op grond van een vergelijking van berekende en waargenomen verhanglijnen. Bij de berekening is gebruik gemaakt van de formules ( 2 ) en (3). In eerste instantie zijn de volgende waarden aangehouden: kD = 250 ma/etm C2 = C3 = 750 etm 40 m kanaalbreedte = gem. kanaalpeil = NAP + 0,15 m polderpeil = NAP 1,80 m grondwaterstanden d.d. 30 september 1983 in de bovenste filters van de putten 69 en 70 - Voor de C-waarde van de kanaalbodem is respektievelijk de waarde 20, 40 of 60 etm gekozen. In tabel 1 zijn de berekeningsresultaten weergegeven (x' = afstand vanaf de oever). Tabel 1. =1 in etm @ X' X in m in m in m t.0.v. NAP . 20 40 60 0 10 20 120 220 420 820 1.020 0 10 20 120 220 420 820 1.020 0 10 20 120 220 420 820 1.020 - 20 10 0 100 200 400 800 1.000 - 20 10 0 100 200 400 800 1.000 - 20 10 0 100 200 400 800 1.000 - - -- -- -- 0,55 0,56 0,58 0,83 1,03 1,31 1,61 1,68 0,88 0,89 0,90 1,09 1,23 1,44 1,66 1,71 1,07 1,08 1,09 1,24 1,35 1,52 1,69 1,73 idem, na korrektie op dichtheid -- - -- - 0,46 0,47 0,49 0,74 0,94 1,22 1,52 1,59 0,79 0,80 0,81 1,OO 1,14 1,35 1,57 1,62 0,98 0,99 1,OO 1,15 1,26 1,43 1,60 1,64 De berekende stijghoogteverlopen zijn vergeleken met het stijghoogteverloop, zoals dat is weergegeven op het isohypsenbeeld voor NAP 6 m voor 30 september 1983 in het midden van het kanaal aan de oostelijke oever (zie nota DZW 51.005.08). Bij de konstruktie van dit beeld is evenwel een korrektie voor 6 m en stijgde dichtheid toegepast. Voor een diepte van NAP hoogten in de orde van NAP 1,00 m bedraagt deze korrektie circa 9 cm (dichtheid grondwater ter plaatse circa 1.018 kg/m3). Voor de.vergelijking moeten de berekende stijghoogten dus met circa 9 cm worden verhoogd (zie ook tabel 1). - - - In figuur 5 is de vergelijking tussen berekening en waarneming grafisch weergegeven. w verhonglijn op grond ron woornemmgrn 0 L D 5 w ? w w -' 1.50 figuur 5 Uit figuur 5 blijkt, dat met een C1-waarde van 30 etm de bere-. kende verhanglijn tot een afstand van 400 2 500 m uit de kanaaloever goed zou aansluiten op de gemeten verhanglijn. Op grotere afstand van de kanaaloever is de overeenkomst minder goed. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat het polderpeil op grotere afstand van de oever hoger is dan het bij de berekeningen aangehouden peil (NAP 1,80 m). De onderlinge verschillen tussen de met de verschillende C1-waarden berekende verhanglijnen worden met toenemende afstand geringer. - De kwelberekening voor de huidige toestand is uitgevoerd met een C1-waarde .van 30 etm. ' Opgemerkt wordt, dat de waarde voor C2 = C3 = 750 etm inligt tussen de in eerdergenoemde referenties vermelde waarden. De kwel uit het kanaal kan worden berekend met formule (1). Indien voor het gehele kanaaltrajekt de geohydrologische situatie (weerstanden, lagenopbouw, polderpeilen) homogeen wordt verondersteld, bedraagt met: M) = Cl C2 = C3 kanaalbreedte kanaalpeil polderpeil = = = = = 250 30 750 40 NAP + NAP - ma/etm etm; Xl = 87 m etm; X2 = X3 = 433 m m 0,15 m 1,80 m de kwel in dehuidige toestand: (met een totale kanaallengte van 8.000 m dus een kwelverlies van 9.600 m3/etm of O,11 m3/s). In de toekomstige toestand zal het kanaal een bodembreedte van 7,50 m. De iiodemweercirca 100 m hebben en een diepte van NAP stand zal daardoor in eerste instantie vrijwel geheel verdwijnen. Door dichtslibben kan vervolgens weer een zekere weerstand worden opgebouwd. Het gemiddelde kanaalpeil zal in de toekomst circa NAP bedragen, terwijl de polderpeilen zullen worden verlaagd. - Met behulp van fonnule (1) kan de verandering van de kwel als gevolg van elke afzonderlijke invloed of kombinaties daarvan worden ingeschat. De volgende situaties zijn berekend: a. b. c. d. e. huidige toestand (zie hiervoor) ; een verdieping van het kanaal waarbij de bodemweerstand van 30 etm afneemt tot 1 etm; een verbreding van het kanaal van 40 naar 100 m; een verlaging van het kanaalpeil van NAP + 0,15 m naar NAP; 1,80 m naar een verlaging van het polderpeil van NAP 2,20 m; NAP - - f. g. h. i. kombinatie van b en c (verbreding + verdieping kanaal); kombinatie van b, c en d (verbreding + verdieping + nieuw kanaalpeil op NAP); kombinatie van b, c, d.en e: toekomstige toestand zonder toename kanaalbodemweerstand; als h, maar met een toenemende kanaalbodemweerstand van 1 tot 50 etm. . In onderstaande tabel zijn de berekeningsresultaten weergegeven. Tabel 2. situatie a. huidige toestand (To) b. verdieping kanaal c. verbreding kanaal van 40 tot 100 m d. verlaging kanaalpeil van NAP + 0,15 m tot NAP e. verlaging polderpeil van NAP-1,80 m naar NAP-2,20 m f. verbreding + verdieping kanaal g. verbreding + verdieping + nieuw kanaalpeil h. verbreding + verdieping + nieuw kanaalpeil + nieuw polderpeil (zonder toename kanaalbodemweerstand) i. als h, maar met toenemende kanaalbodemweerstand van 1 tot 50 etm totale kwel in m3/etm.m' toename t.0.v. 0 1,20 2,16 1,0 x 1,8 x 1,62 1,4 x 1,11 0,9 x 1,45 1,2 x 2,17 1,8 x 2,OO 1,7 x 2,45 2,O x 2,45/1,60 2,0/1,3 x * In figuur 6 is de voor de toekomstige toestand berekende kwel als funktie van de kanaalbodemweerstand weergegeven. kono01bodemweer610nd in e t m . f iguur 6 Opmerkingen: 1. Bij de berekening van de kwel voor de situaties met verdiepte kanaalbodem is verondersteld dat de bodemweerstand van het kanaal 1 etm bedraagt. Hiermee is enigszins rekening gehouden met een zekere weerstand voor het uit het kanaal infiltrerende water. Voor een kanaal zonder bodemweerstand kan de radiale weerstand worden ingeschat met: Ahrad - 1 %ot ' TI? 4D ‘ In -B hierin: qtot = de totale wegzijging uit het kanaal; = de doorlatendheid van de ondergrond; k = de dikte van het watervoerend pakket; D B = de kanaalbreedte. Met: = 2,4 6,25 = 40 = 100 qtot k = D B m3/etm.m8 m/etm m m is: (voo'rhet 40 m brede kanaal Ahrad = 0,17 m) Met deze waarde zou het potentiaalverschil tussen kanaal- en polderpeil in de gehanteerde kwelformules moeten worden verminderd, indien rekening wordt gehouden met de radiale weerstand. De invloed op de berekeningsresultaten is echter gering en derhalve is de radiale weerstand, mede gezien de onzekerheden in de overige parameters, buiten beschouwing gelaten. 2. Met behulp van formule ( 2 ) kan het verloop van de waterspanningen in het watervoerend pakket onder het kanaal worden berekend In de volgende tabel 3 zijn de resultaten weergegeven indien: . C1 C2 = C3 kanaalbreedte kanaalpeil polderpeil = = = = 30 etm 750 etm 40 m NAP + 0,15 m NAP 1,80 m - Tabel 3. . @ X in m t.0.v. in m NAP 0 *) -10 / +10 -20 / +20 - 0,74 0,75 0,77 idem, na korrektie op dichtheid - - 0,65 0,66 0,68 0 is as kanaal x = +20 en x = -20 is rand kanaal * ) x = Uit de tabel blijkt, dat het verloop van de waterspanningen in breedterichting onder het kanaal een geringe opbolling vertoont. Tussen het midden en de rand van het kanaal is het potentiaalverschil circa 3 cm. 3. De uitkomst van de kwelberekeningen is sterk afhankelijk van de grootte van de kanaalbodemweerstand. Als deze in de huidige toestand geringer is dan bij de berekeningen in deze notitie is aangehouden, zal de huidige kwel groter zijn en derhalve de relatieve toename van de kwel in de toekomstige toestand geringer. In een nota van de Provinciale Waterstaat Zeeland (ref. 3) is voor de bodemweerstand van het Kanaal door ZuidBeveland voor de huidige toestand een waarde van 20 etm aangehouden en voor de toekomstige toestand een waarde van 8,6 etm. Tevens is als kanaalpeil in de huidige toestand een gemiddelde waarde van NAP + 0,55 m aangehouden (in deze notitie NAP + 0,15 m). Uitgaande van deze waarden is voor een toekomstig gemiddeld kanaalpeil op NAP en verdieping en verbreding van het kanaal een kwel naar Yerseke Moer berekend die in dezelfde orde ligt als in de huidige toestand. Dit resultaat wijkt a£ van de konklusie in deze notitie (een toename van de kwel uit het kanaal tot circa 2 maal de kwel in de huidige toestand). Voor een deel is het verschil toe te schrijven aan het verschil in de aangehouden kanaalpeilen in de huidige toestand; voor het andere deel aan de aangehouden bodemweerstanden van het kanaal. 4. KONKLUSIES De volgende konklusies kunnen worden getrokken: - In de eindsituatie is een toename van de kwel te verwachten met een faktor 2. De belangrijkste oorzaak van deze toename is het verdiepen van het kanaal, waardoor de huidige bodemweerstand vrijwel geheel verdwijnt. Het verlagen van de polderpeilen heeft slechts een betrekkelijk geringe toename van de kwel tot gevolg. De verlaging van het kanaalpeil van NAP + 0,15 m naar NAP geeft slechts een geringe reduktie van de totale kwel. Door het dichtslibben van de kanaalbodem of het aanbrengen van een weerstandbiedende laag kan de kwel worden beperkt. Als in de nieuwe situatie de kanaalbodemweerstand weer zou toenemen tot dezelfde waarde als in de huidige toestand (30 etm), dan -is de kwel in de nieuwe toestand een faktor 1,5 groter dan in de huidige toestand. I SCHEMATISCH PROPIEL VAN DE ONDERGROND VAN ZEELAND TOT 100 1 RIJKSWATERSTAAT ~ i e n s <Binnenwateren/RIZA Hoofdafdeling Watersystemen notitie bi jlage I DE OPBOUW VAN DE HOLOCENE AFZETTINGEN IN HET KANAALGEBIED RIJKSWATERSTAAT ~ienst'Binnenwateren/RIZA Hoofdafdeling Watersystemen - notitie bi jlage 2 APPENDIX I AFLEIDING KWELFORMULES EN POTENTIAALVERLOPEN (ir. M.A.M. A. Mann, DBW/RIZA) Algemeen geval Uit ( 4 ) volgt: $ (x)-$~= k ~ - .d2$ c (x) met: $*(XI = $ volgt uit (5): Algemene v o m : (6) en $* (x) = X.1 A = -\rlcDc d2$*!x) (8) X Y = ),ay" De oplossing van deze DV is: (9) y = ae De oplossing van (5) is .dus: @I (x) = $, + + ae -x/~ Be + -x/~ Be (10) (11) .- B. Bijzonder g e v a l Kwelstroming v a n u i t e e n kanaal met breedte 2b; symmetrisch g e v a l . voor h e t p o l d e r g e b i e d ( x L b ) gelden de randvoorwaarden: uit ( l l ) , ( 1 3 ) en ( 1 4 ) v o l g t : $ ( b ) '= $ 2 '+ 6 e -b/ X2 = $lb ( 15) b/ dus : U i t (14), (15) en (11) v o l g t : B = ($b-$2) . e X2 (16) Voor h e t gebied onder h e t k a n a a l ( 0 5 x 5 b ) gelden de randvoorwaarden : qlx) = U i t ( I ) en (11) v o l g t : U i t ( 1 9 ) e n (21) v o l g t : I <.e kD 0=-kD dus : U i t (20) en- (11) v o l g t : - ( x/ B x / '1 - 5'" '1 ) a 5 - 51 (22) (23) a = B + @ ( b )= @ l US: -XI' x/ @ ( X I = @ l+ f@b-@l) b/ a ( e 51 ' l + e eb/'l + e + e @b-@l b/' -b/ e l + e a = B = e (21) -b/ ' 1 -b/ '2) = @b (24) ' 1 [O 5 x 5 b] (26) [ O 5 x 2 bl (27) 1 U i t (26) e n (1) v o l g t : kD q(x) = X 1 e b e "1 + e -x/ '1 -b/ e '1 D e p o t e n t i a a l @bv o l g t u i t g e l i j k s t e l l i n g van @ ( x )voor x = b voor h e t gebied onder h e t k a n a a l e n onder de p o l d e r . U i t (18) e n ( 2 7 ) v o l g t voor x = b : -b/X Met: b = tgh X- -b/ 1 A1 volgt uit (28): m -m = m -m 2 tgh b A1 1 Hieruit volat: Stel, (31) kan dan geschreven worden als: mb m2 = + fml + Voor het gebied onder de polder geldt dus: f (ml-m2) q(x) (b-x)/ 2 m2 + I+f . kD . f (ml-m2) . e (b-x)2/ A = l+f = e (34) (35) 2 Met: f = 2 tgh b 1 [x 2 bl (32) Voor het gebied onder het kanaal geldt: -x/ e 1 $(XI = ' -b/x eb / ~ l+ e -x/, ) k~(@~-@~) 1 m1 - 1 - 2 l+f eX/hl XIXI q(x) = ~~(l+f) eb'~l X2 Met: f = X;.tgh b 1 + (36) -e + . (37) -b/X 1 [O 2 x 2 bl (32) De kwel v a n u i t h e t k a n a a l n a a r de p o l d e r ( e e n z i j d i g ) v o l g t u i t (35) o f ( 3 7 ) m e t x = b : of: of: q ( b ) = kD 1 q(b) = . @ l +-@f b tgh X 1 kD(@1-@2) 3- 1 A l( b tgh, i X; + / tgh A1 tgh + p 1 i I ' of:
© Copyright 2024 ExpyDoc