KINDERBOEKENWEEK 2014: TIP 1 10 FEESTELIJKE TIPS! DIGIBORDLESSEN KINDERBOEKENFEEST VAN RIAN VISSER (groep 1-2-3) TIP 2 SAMEN LEZEN, SAMEN PRATEN EN SAMEN DOEN VERWERKINGSSUGGESTIES BIJ “BIJNA JARIG’ VAN HARRIE GEELEN EN IMME DROS (groep 1-2-3) TIP 3 MUZIKALE LESIDEEËN (groep 1 t/m 8) TIP 4 FEESTBEEST! (groep 3-4) TIP 5 HOE WORDT EEN PRENTENBOEK GEMAAKT? (groep 4 t/m 8) TIP 6 FEEST! IN BEELD (groep 5-6) TIP 7 D’N HEILIGE LOSBOL (groep 5-6) TIP 8 FEEST- EN NAAMDAGEN! (groep 6-7-8) TIP 9 BEVRIJDINGSFEEST (groep 6-7-8) TIP 10 FEEST! IN GEDICHTEN (groep 7-8) VOORWOORD Lang zal je lezen! Dit jaar is het FEEST bij de Kinderboekenweek! Van 1 t/m 12 oktober 2014 vindt de 60e editie van de Kinderboekenweek plaats. Voor Bibliotheek De Lage Beemden, KunstLokaal en het Gemeentearchief een mooie kans om de krachten te bundelen om samen iets voor het onderwijs te betekenen! Dit doen we in de vorm van deze “tipkaart”: 10 gevarieerde lesideeën rondom het Kinderboekenweek thema Feest, om dit thema vanuit verschillende perspectieven te behandelen. Iedere tip is voorzien van een korte omschrijving en het daadwerkelijke lesmateriaal (of een directe link om dit te downloaden). Voor meer informatie over de tip, ondersteuning bij de uitvoering of uitbreidings- en verdiepingsmogelijkheden, kunt u contact opnemen met de betreffende contactpersoon. Veel lees-, kijk-, luister-, dicht- en knutselplezier! Masha de Brouwer, Cultuurcoördinator KunstLokaal Vanessa Jolink, Medewerker educatie Gemeentearchief Gemert-Bakel Franka de Vries, Manager Jeugd & Jongeren Bibliotheek De Lage Beemden TIP 1 DIGIBORDLESSEN KINDERBOEKENFEEST VAN RIAN VISSER Doelgroep Groep 1-2-3 Korte omschrijving http://www.rianvisser.nl/kinderboekenweek/ De Kinderboekenweek is bij uitstek hét moment om kinderen te stimuleren meer te lezen en om ouders bij het voorlezen te betrekken. In de digibordles Kinderboekenfeest houden we daarom een boekenfeest. We lezen heel veel kinderboeken en bespreken onderwerpen zoals taart bakken, cadeautjes krijgen, uitnodigingen maken, klas versieren, verkleden, etc. Met deze digibordles tovert u de klas om in een heus kinderboekenfeest! Gratis handleiding met werkbladen aan te vragen via [email protected] http://www.rianvisser.nl/schrijfwedstrijd-2014/ Ook dit jaar is er weer een schrijfwedstrijd voor het basisonderwijs. Deze wedstrijd sluit aan bij het thema van de Kinderboekenweek, die georganiseerd wordt door de CPNB. Het thema van de Kinderboekenweek 2014 is Feest! De opdracht voor de schrijfwedstrijd is daarom: Schrijf een feestverhaal. Vorig jaar was groep 3 uit Handel een van de winnaars van deze wedstrijd. Boekentips en webtips Het boekenfeest, Rian Visser en Nicolle van den Hurk, Uitgeverij Zwijsen Billy geeft een feestje, Catharina Valckx, Uitgeverij Gottmer Een boek vol taart, Kleuters samenleesboek, Nicolle van den Hurk, Uitgeverij Zwijsen Agent en Boef en het boefvangfeest, Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer, Uitgeverij Lannoo, verschijnt augustus 2014 Kleine Ezel en jarige Jakkie, Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen, Uitgeverij Leopold, www.leesplein.nl http://www.kinderboekenweek.nl/ TIP 2 SAMEN LEZEN, SAMEN PRATEN EN SAMEN DOEN Verwerkingssuggesties bij “Bijna jarig” van Harrie Geelen en Imme Dros Doelgroep Groep 1-2-3 Korte omschrijving In Bijna jarig leeft Ella een week lang naar haar verjaardag toe. Ze weet dat haar cadeau op zolder staat, maar ze mag niet kijken want het cadeau is nog geheim. Ze kan er alleen over praten met haar vriendin Lucy. En proberen te raden wat het zou kunnen zijn, en uitnodigingen voor haar partijtje rondbrengen. Imme Dros en Harrie Geelen slagen er uitstekend in de bijna ondraaglijke spanning te laten zien van moeten wachten tot je jarig bent, de nieuwsgierigheid naar het cadeau, weten waar het staat maar niet mogen kijken, het per ongeluk toch zien en vooral het hevige schuldgevoel daarover. Boekentips en webtips Woutertje Pieterse Prijs: lestips bij 20 winnende boeken: http://www.woutertjepieterseprijs.nl/WPP/lestips/Alletips.pdf Andere prentenboeken over jarig zijn: Max Velthuijs: Kikker en een heel bijzondere dag, Leopold 1999, 3+. Max Velthuijs: Een taart voor kleine Beer, De Vier Windstreken 1988, 2+. Marianne Busser en Ron Schröder: Liselotje is jarig, in: Het grote Liselotje boek, illustraties Dagmar Stam, Van Holkema & Warendorf 2005, 3+. Ragnhild Scamell & Adrian Reynolds: Toby’s poppenhuis, Mercis Publishing 2000, 3+ (alleen in de bibliotheek). Elle van Lieshout & Erik van Os: Wie is er jarig? Illustraties Suzanne Diederen, Kimio 2005. Jos van Hest & Saskia van der Valk: VerjaardagsVerhalen, illustraties Sylvia Weve, Gottmer 1998 (alleen in de bibliotheek). Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinderen jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007. www.leesplein.nl http://www.kinderboekenweek.nl/ door Lieke van Duin en Jos van Hest Bijna Jarig Imme Dros en Harrie Geelen, 2005 Boek Als geen ander weet Imme Dros in de huid te kruipen van kleuters en te laten voelen hoe belangrijk dagelijkse gebeurtenissen in het kleuterleven kunnen zijn. Haar Ella, hoofdpersoon van Bijna jarig en verschillende andere prentenboeken, is een meisje dat jarig worden, nieuwe schoenen krijgen, pap eten en naar een mooi verhaal van de juf luisteren intens beleeft. Imme Dros en Harrie Geelen, Bijna Jarig (2005) Isbn: 90 451 02021 In Bijna jarig leeft Ella een week lang naar haar verjaardag toe. Ze weet dat haar cadeau op zolder staat, maar ze mag niet kijken want het cadeau is nog geheim. Ze kan er alleen over praten met haar vriendin Lucy. En proberen te raden wat het zou kunnen zijn, en uitnodigingen voor haar partijtje rondbrengen. Drie dagen voor haar verjaardag laat de timmerman een ladder staan. Ella en Lucy klimmen erop, want dan kun je het bosje in de verte zien. Met de schommel kom je nooit zo hoog. Boven aan de ladder komen ze op het platte dak. Daar kunnen ze zomaar door het schuine dakraam naar binnen kijken, naar de zolder. Voordat Ella er erg in heeft, heeft ze haar cadeau zien staan: een poppenhuis! Ella schrikt: Ze heeft het geheim gezien! Ze voelt zich misselijk en ziek. Nu heeft zij een geheim over het andere geheim. Maar het is niet leuk en spannend. Het is een akelig rotgeheim. Opeens flapt ze eruit dat ze een poppenhuis voor haar verjaardag krijgt. Mama vraagt of ze op zolder geweest is. Nee, mama. Echt niet. Eerlijk niet. Dat klopt, maar voor Ella voelt het toch als jokken. Tenslotte maakt vriendinnetje Lucy een tekening met de ladder, het platte dak, de zolder en het poppenhuis. Ella geeft de tekening aan mama, die dan begrijpt dat het per ongeluk is gegaan. Imme Dros en Harrie Geelen slagen er uitstekend in de bijna ondraaglijke spanning te laten zien van moeten wachten tot je jarig bent, de nieuwsgierigheid naar het cadeau, weten waar het staat maar niet mogen kijken, het per ongeluk toch zien en vooral het hevige schuldgevoel daarover. Op de meeste pagina’s staan acht korte zinnetjes. De vierkante illustraties van Harrie Geelen zijn als schilderijtjes omlijst door een snelle penseellijn, waarbinnen de verfstreken duidelijk zichtbaar zijn, bijna alsof ze nog nat zijn. Door dat nadrukkelijke verfkarakter van de prenten heen zien je Ella bedrukt in een hoekje zitten, wanhopig op bed liggen met haar gezicht in het kussen, eenzaam aan tafel waar ze geen hap door haar keel krijgt, en ’s nachts wakker liggen van narigheid. In de prenten komen aspecten naar voren die niet in de tekst staan; ze vertellen het verhaal op hun eigen manier. Daardoor vullen ze het verhaal aan en geven het een extra dimensie. Zo hebben tekst en beeld elk een gelijkwaardige inbreng en zorgen samen voor een psychologisch rijk, warm en genuanceerd verhaal. Leeftijd en (voor-)lezen Bijna jarig is geschikt voor kinderen van vier tot en met zeven jaar. Laat de kinderen dicht om u heen zitten bij het voorlezen, want het is het belangrijk dat ze de prenten goed kunnen zien. Opdrachten bij: Bijna Jarig 1 Voor wie verder wil lezen Andere prentenboeken over het meisje Ella zijn: Imme Dros en Harrie Geelen: Ik wil díe!, Unieboek 1991. Ella wil per se rode schoenen, maar het laatste paar in de winkel is een maat te klein. Toch trekt Ella ze aan en zegt dat ze passen. De volgende dag gaan ze naar oma. Ella’s nieuwe schoenen gaan steeds meer pijn doen. Tenslotte huilt ze van de pijn. De nieuwe schoenen gaan in de kast. Ella’s oude schoenen zijn niet mooi meer. Maar ze kunnen nog best. Want ze zitten! En ze lopen! Imme Dros en Harrie Geelen: Pareltjespap is pap voor prinsessen, Querido 2006. Ella houdt niet van eten, maar mama bedenkt steeds iets waardoor ze toch haar bord leegeet. Op een dag krijgt ze pap met floddertjes. Dat vindt ze vreselijk vies, maar als mama zegt dat het pareltjespap is, vindt ze dat heel speciaal, want alleen prinsessen hebben parels. Met ogen dicht eet ze haar bord leeg. Tegen vriendinnetje Lucy zegt ze dat het naar ijs met jam, chocola en drop smaakt. Overigens spelen Ella en Lucy hier met het poppenhuis uit Bijna jarig. Imme Dros en Harrie Geelen: Het mooiste boek van de wereld, Querido 2003. Zilveren Griffel. De juf op school leest voor uit een boek waarin een meisje rode schoentjes heeft. Ella gaat helemaal in het verhaal op, want zelf heeft ze óók rode schoentjes, al zijn die te klein (zie Ik wil díe!). Ella droomt van het meisje en van het boek, vooral als ze ziek wordt en niet kan horen hoe het afloopt. Het boek is niet meer in de winkel en niet in de bibliotheek. Gelukkig mag ze het boek lenen van de juf. Papa maakt er een kopie van, zodat Ella haar eigen boek heeft. Imme Dros en Harrie Geelen: Naar het ziekenhuis, Querido 2009. Ella moet naar het ziekenhuis omdat ze een rare bobbel onder haar kin heeft. Een fistel, zegt de dokter. Ella doet een sjaal om, want niemand mag het zien. Ze is bang voor de operatie, maar gelukkig voelt ze er niets van. In het ziekenhuis krijgt ze nieuwe vriendjes. En op school kan ze een stoer litteken laten zien! Prentenboeken van dezelfde auteurs waarin een jongen de hoofdrol speelt, zijn: Imme Dros en Harrie Geelen: Morgen ga ik naar China, Querido 1995, 5+. Zilveren Griffel. Prachtige monoloog van Jan die vreselijk boos is, naar China wil en nooit meer terug wil komen. Want in China geven pappa’s hun kind nooit een tik voor hun billen. Ontroerend detail: op de een na laatste bladzijde zie je een traan bij Jan. Imme Dros en Harrie Geelen: Pissebed Fred , Querido 2007, 4+. Bas van vier woont op een flat. Alle kinderen uit zijn klas hebben een huisdier, behalve hij. Bas gaat bij oma logeren, in een huis op de grond, met een tuin erbij. Oma heeft geen poes of hond, maar in oma’s tuin vindt Bas een pissebed. Hij vindt hem prachtig, net een ridder met een harnas, en noemt hem Fred. Van een schoenendoos maakt Bas een huisje voor Fred, met een bordje modder, een steen, klimop en kijkgaatjes. Nu heeft hij ook een huisdier! Een prentenboek van dezelfde auteurs waarin een meisje en een jongen de hoofdrol spelen, is: Imme Dros en Harrie Geelen: Het grote avonturenboek van Roosje, Unieboek, 1998-2009, 5+. Bundeling van vier boekjes over Roosje en Bart: Roosje kreeg een ballon, Roosje moet mee, Roosje kan veters en Roosje wil dokter worden, bestaande uit humoristische, uit het kleuterleven gegrepen schetsen waarin Roosje en Bart nu eens op elkaar zijn en dan weer heftig ruzie hebben. Opdrachten bij: Bijna Jarig 2 Andere prentenboeken over jarig zijn voor 3-7-jarigen: Max Velthuijs: Kikker en een heel bijzondere dag, Leopold 1999, 3+. Op een ochtend bedenkt Kikker dat het volgens Haas vandaag een bijzondere dag is. Maar waarom eigenlijk? Hij vraagt het aan alle dieren, maar niemand weet het. Op de deur van Haas zijn huis zit een briefje. Kikker kan niet lezen, maar één woord herkent hij: FEEST. Haas is dus naar een feest waar hij, Kikker, niet voor uitgenodigd is! Verdrietig gaat hij naar huis. Daar hebben zijn vrienden een feest voorbereid, want Kikker is jarig! Max Velthuijs: Een taart voor kleine Beer, De Vier Windstreken 1988, 2+. Aandoenlijk verhaal waarin Varkentje een taart bakt voor de verjaardag van kleine Beer, maar die grotendeels zelf opsnoept met Haas en Eend. Kleine Beer is echter heel blij met wat er tenslotte nog van over is… Met recept voor chocolade verjaardagstaart. Marianne Busser en Ron Schröder: Liselotje is jarig, in: Het grote Liselotje boek, illustraties Dagmar Stam, Van Holkema & Warendorf 2005, 3+. In dit verhaal op rijm krijgt prinses Liselotje veel cadeaus, waaronder een poppenhuis dat lijkt op het poppenhuis dat Ella krijgt. Ragnhild Scamell & Adrian Reynolds: Toby’s poppenhuis, Mercis Publishing 2000, 3+ (alleen in de bibliotheek). Het jongetje Toby wil graag een poppenhuis voor zijn verjaardag, maar zijn familie begrijpt dat niet. Dus krijgt hij een parkeergarage, een kasteel, en een boerderij met dieren. Dan maakt Toby zelf een poppenhuis van de dozen waar al die cadeaus in zaten, waarna iedereen gelukkig is. Een prentenboek over jarig zijn voor 2- tot 4-jarigen: Elle van Lieshout & Erik van Os: Wie is er jarig? Illustraties Suzanne Diederen, Kimio 2005. Vrolijk en simpel prentenboekje, met Lees- en Speelbrief. Een informatief verhalenboek over jarig zijn voor iedereen vanaf 8 jaar: Jos van Hest & Saskia van der Valk: VerjaardagsVerhalen, illustraties Sylvia Weve, Gottmer 1998 (alleen in de bibliotheek). Achtentwintig verhalen over jarig zijn in achtentwintig landen. Aan elk verhaal gaat een stukje informatie vooraf en in elk verhaal wordt beschreven hoe in het betreffende land een verjaardag gevierd wordt. Groepsgesprek over het boek Voor een groepsgesprek over dit boek kan plaatsvinden, moet het zo voorgelezen zijn dat alle kinderen de prenten goed hebben kunnen bekijken. Dat gaat het best in een kleine groep. Lees het boek enkele malen voor. Laat daarna de kinderen zelf ‘voorlezen’ bij de prenten. Ook al kunnen ze nog niet lezen, ze kunnen wel het verhaal in eigen woorden vertellen bij de prenten. Daaruit blijkt al een stukje eigen interpretatie. Dat kan vloeiend overgaan in een groepsgesprek. Laat de kinderen eerst spontaan reageren. Ga dan vragen stellen: Wat vond je leuk aan het boek? Of mooi? Of spannend? Wat vond je niet leuk aan het boek? Of saai? Of lelijk? Of erg? Wat begrijp je niet helemaal? Vind je de plaatjes tekeningen of schilderingen? Welk plaatje heeft de mooiste lijst? Op welk plaatje zie je de mooiste lucht? Zag je ook dingen (patronen) die steeds terugkomen? Als antwoord op de laatste vraag kunnen antwoorden komen als: Opdrachten bij: Bijna Jarig 3 Alle plaatjes zijn even groot. Om alle plaatjes zit een rand die een beetje beverig geschilderd is. Er zijn allerlei patroontjes in de illustraties: ruitjes in het tafelkleed en op de vloer, streepjes in de bank en in de schutting, rondjes op het behang, steentjes in de muur, hartjes op Ella’s rok, stippen op het gordijn… Alle zinnen zijn kort. Er zijn veel praatzinnen bij, waarin iemand iets zegt. Spelregels en tips: De leerkracht heeft een open houding: er is niet één waarheid, één oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de diversiteit aan meningen en interpretaties. De kinderen moeten het boek goed kennen voordat er een groepsgesprek over gehouden kan worden. Ze kunnen hun mening dan uitleggen aan de hand van fragmenten en illustraties uit het boek. Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl. Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Geef de kinderen het gevoel dat het belangrijk is wat ze zeggen. Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar heen gepraat. Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag liever: ‘Waar zie je dat?’, ‘Hoe bedoel je dat?’, ‘Kun je dat laten zien?’ of ‘Vertel eens…’. Laat het gesprek niet langer duren dan nodig. Het ene boek geeft meer gespreksstof dan het andere. Deze manier om een groepsgesprek te voeren werkt het best als er regelmatig zo met elkaar wordt gepraat. Dan raken de kinderen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek. Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinderen jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007. Praten Over jarig zijn Praat met elkaar over verjaardagen. Hoeveel jaar wordt Ella, denk je? Waar kun je dat zien in het boek? Wie in de groep is er binnenkort jarig? Wie is er net jarig geweest? Hoe vier je jouw verjaardag? Wat doe je dan op school en thuis? Een gesprek over verjaardagsfeesten, verjaardagseten, over slingers en cadeautjes, liedjes, traktaties, felicitaties. Verjaardagen kunnen heel uiteenlopend gevierd worden. Dat hangt af van de gebruiken, de rituelen, de regels, de cultuur op een school, in een gezin, in een groep. Er zijn ook grote mensen en kinderen die hun verjaardag niet vieren. Is dat erg? Opdrachten bij: Bijna Jarig 4 Over dingen doen die niet mogen Ella is de ladder op geklommen en ze heeft door het dakraam het poppenhuis op zolder gezien. Ze heeft iets gedaan wat niet mag. Heeft haar vader of moeder gezegd dat ze niet op een ladder mag klimmen? Of dat ze niet door het dakraam mag kijken? Doet Ella dingen die niet mogen? Voer een gesprek over wat kinderen niet mogen van hun moeder, vader, juf, meester. Doe jij wel eens dingen die niet mogen? Hoe voelt dat? Waarom mag je dat eigenlijk niet? Ben je het eens met je moeder, vader, juf of meester? Als je zelf een kind had, zou jouw kind sommige dingen dan ook niet mogen? Over geheimen ! # " ! Praat met elkaar over geheimen, over leuke geheimen en rotgeheimen. Is het leuk of vervelend om een geheim te hebben? Heb jij wel eens een geheim van jezelf aan een ander verteld? Heb je wel eens van iemand anders een geheim gehoord? Heb je wel eens een geheim doorverteld? Moet een geheim altijd een geheim blijven? Mag je een geheim nooit doorvertellen? Hoe vertelt Ella haar geheim? Denk je dat je eigen juf een geheim heeft? Wat zou het geheim van de juf zijn? Wie wil zijn eigen geheim in geheimtaal aan de groep vertellen? Opdrachten bij: Bijna Jarig 5 Over je schuldig voelen $" ! % ! & Ella heeft iets gedaan wat ze niet mag en daar heeft ze last van: ze voelt zich schuldig. Praat met elkaar over je schuldig voelen. Zou jij je ook schuldig voelen als je Ella was? Heb jij je wel eens schuldig gevoeld? Over wat? En hoe is dat overgegaan? Als je je schuldig voelt, waar voel je dat dan het meest in je lijf? Over het huis op de schutbladen Is het huis op het schutblad een echt huis of een poppenhuis, denk je? Als je denkt dat het een poppenhuis is, lijkt het dan op het poppenhuis dat Ella voor haar verjaardag krijgt? Wat is er anders aan? Stel je voor dat je het huis op het schutblad binnenkomt. Naar welke kamer zou je dan het eerst gaan? Wat is het lekkerste plekje om te zitten? Lijkt het bed op jouw bed? Ziet jullie wc er ook zo uit? Hebben jullie een bad of een douche? Zou je in dat huis willen wonen? Over de kleren van Ella Bekijk samen alle platen waar Ella op te zien is. Ze heeft vaak een strik in haar haar. Is dat altijd dezelfde? Ze heeft vaak een jurkje aan. Hetzelfde jurkje? Wat voor kleren draagt Ella in het boek? Noem ze allemaal op, op de manier van: Ik ga op reis en neem mee… Dus begin met: Ella heeft een blauwe jurk. Dan: Ella heeft een blauwe jurk en een wit bloesje. Dan: Ella heeft een blauwe jurk, een wit bloesje en een groene rok. Enzovoort. Vind je de kleren van Ella leuk? Zou je ook zulke kleren willen dragen? Lijken de kleren van Ella op de kleren van haar vriendin Lucy? Lijken de kleren van de kinderen in jouw groep op de kleren van Ella? Over de tekeningen Kies samen de verdrietigste tekening van het boek uit. Waarom wint die tekening in verdrietigheid? Ga ook samen op zoek naar de stilste tekening, de grappigste tekening, de kinderachtigste tekening. Welke tekening zou jij het liefst gemaakt willen hebben? Opdrachten bij: Bijna Jarig 6 Voor kinderen die kunnen lezen: Op de omslag en de titelpagina (dat is de bladzijde met de titel van het boek en de naam van de schrijfster) staat ook wie de plaatjes heeft gemaakt. Hoe heet die meneer of mevrouw? Er staan ook twee tekeningen in het boek die Lucy heeft gemaakt. Lijken die op de andere plaatjes of zijn ze anders? Heeft Lucy die tekeningen echt zelf gemaakt? Doen Jezelf schilderen achter een raam Dit is Ella achter een raam van haar huis. Schilder een raam van het huis waar jij woont met jezelf erachter. Staan er bij jou ook planten op de vensterbank? Zijn er ook gordijnen? Kijk naar de schilderingen in het boek: je ziet veel tegels en steentjes, hokjes op gordijnen, rondjes op muren, stippen en strepen. Kijk op jouw schildering waar je vierkantjes, rondjes, stippen of strepen kunt zetten. Maak van alle schilderingen een tentoonstelling. Zoeken en tellen Bekijk de plaat op de voorkant en zoek in het boek dezelfde plaat op. Bekijk de plaat op de achterkant; waar staat in het boek diezelfde plaat? Bekijk het plaatje op de titelpagina. Waar in het boek zie je datzelfde plaatje terug? Bekijk alle schilderingen van het boek, van kaft tot kaft. Hoeveel ladders tel je? (Een stukje van een ladder telt ook voor ladder). Hoeveel schommels tel je? Hoeveel bedden? Hoeveel wc’s? Hoeveel poppenhuizen? Uitnodigingen maken ! ( ' " ) ! Opdrachten bij: Bijna Jarig 7 Geef de kinderen elk een correspondentiekaart waarop met feestletters een uitnodiging geschreven staat: Kom je zondag op mijn verjaardag? Net als Ella versieren de kinderen de kaart met vlaggen en taarten, feestslingers en pakjes, glazen limonade en bordjes met lekkere hapjes. Maak van alle kaarten een tentoonstelling. Op een soortgelijke manier kunnen de kinderen ook felicitatiekaarten voor Ella maken met Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag! erop. Het boek een plek geven Schrijf op bord een grote K. Vertel dat die K betekent: Kinderboek. Schrijf op bord een grote G. Vertel dat die G betekent: Grotemensenboek. Schrijf op bord een grote M. Vertel dat die M betekent: Meisjesboek. Schrijf op bord een grote J. Vertel dat die J betekent: Jongensboek. Vraag de kinderen om, zonder met elkaar te overleggen, één letter te kiezen die ze het beste vinden passen bij het boek. Het gaat niet om ‘een goed antwoord’, maar om hun mening. Vraag de kinderen hun letter te noemen en turf de uitkomst op het bord. Bespreek daarna de uitkomst; vraag de kinderen om hun motivatie en praat daar op door. Waarom is het geen boek voor grote mensen? Omdat er plaatjes in staan? Staan er nooit plaatjes in boeken voor grote mensen? Waarom is het (g)een jongensboek? Omdat het verhaal over meisjes gaat? Zijn verhalen over meisjes alleen leuk voor meisjes? Wordt het een jongensboek als Ella Steef zou heten en een jongen zou zijn, ook op de plaatjes? (Zie onder ‘Voor wie verder wil lezen’ het prentenboek Toby’s poppenhuis, over een jongen die een poppenhuis voor zijn verjaardag vraagt.) Gezichten trekken Bekijk samen de plaat waarop Ella door het dakraam kijkt en haar handen voor haar mond slaat. Wat voelt of denkt ze dan, denk je? Probeer ook zo’n gezicht te trekken en hetzelfde te voelen. Lukt dat? Bekijk de volgende plaat waarop Ella op de bank zit en niets meer wil. Doe alsof je die Ella bent en trek het gezicht dat daarbij hoort. Hoe ziet dat eruit? Bekijk jezelf in een spiegel. Hoe ziet het eruit als een ander kind zo’n gezicht trekt? Bekijk de volgende plaat waarop Ella op bed ligt met haar gezicht in een kussen. Hoe zou haar gezicht eruitzien? Doe dat na! Opdrachten bij: Bijna Jarig 8 TIP 3 MUZIKALE LESIDEEËN Doelgroep Groep 1 t/m 8 Korte omschrijving Bij feest hoort muziek. Daarom een aantal muzikale lesideeën om de zestigste verjaardag van de Kinderboekenweek mee te vieren. Bij ieder lesidee past één van de kerntitels die het CPNB geselecteerd heeft bij het thema. Veel plezier! Deze lesideeën worden aangeboden door Kunstgebouw – www.kunstgebouw.nl Boekentips en webtips Kerntitels bij de lesideeën: http://www.kinderboekenweek.nl/school/2014/algemene-lessuggesties.html LESMATERIAAL MUZIKALE LESIDEEËN Bij feest hoort muziek. Daarom trakteert Kunstgebouw u op een aantal muzikale lesideeën om de zestigste verjaardag van de Kinderboekenweek mee te vieren. Veel plezier! MUZIKALE HINKELBAAN Groep 1 en 2 Zet op het schoolplein een baan uit met genummerde vakken 1 tot en met 6. Zet zes leerlingen op een rij aan de kant, geef ze een nummer en geef ieder een verschillend instrument. Een zevende leerling gaat over de hinkelbaan, afwisselend zacht op een voet of hard op beide voeten neerkomend. Deze hinkelende leerling fungeert als het ware als dirigent van het orkest. Steeds als hij in een vak terecht komt, reageert de leerling met het corresponderende nummer door op zijn instrument te spelen. Al naar gelang hard of zacht. Doe de eerste keer zelf voor hoe je de muziek afwisselend kan maken. Na ongeveer een minuut neemt degeen die gehinkeld heeft instrument nummer één over en schuift ieder een plaats op. Als het spel eenmaal duidelijk is kunnen de leerlingen in groepjes van zeven zelfstandig aan de slag. Kijk zelf van een afstand toe hoe het spel verloopt. U kunt eventueel het aantal velden van de hinkelbaan aanpassen aan het aantal leerlingen van de groep. Bijpassende boeken: Het grote vriendjesfeest* door Hans Kuyper, Telfeest!* door Jaak Dreesen TOET TOEEEET PEP PEP Groep 3 en 4 Deel het klankgedicht naar Paul van Ostaijen uit (zie bijlage). Lees het gedicht voor. Hou daarbij rekening met de klank van de instrumenten. Lees het eerste woord nog eens klassikaal hardop voor. Hoe hard moet het? En het volgende woord? Hoe zie je dat? Vraag de leerlingen waarom er vetgedrukte, grote en kleine letters in het gedicht staan. Gedichten gaan niet altijd over wat je ziet, denkt of voelt. Een gedicht kan ook over geluiden gaan. Dan staat er bijvoorbeeld niet “Ik hoor het geluid van een trompet” maar “Toet toeeeet pep pep retteketet”. Schrijf een aantal muziekinstrumenten op het bord en verzin er met de leerlingen karakteristieke geluiden en klanken bij. Kies er een uit om klassikaal uit te proberen. Bedenk met de leerlingen welke geluiden en klankwoorden bij dit instrument horen. Gebruik deze woorden voor het klankgedicht. Let op de compositie – net als bij het voorbeeldgedicht – en maak ook gebruik van herhaling. Deel grote vellen tekenpapier uit. De leerlingen kiezen zelf een instrument van het bord. Met stift of kleurpotlood worden letters groot, klein, dik of dun geschreven. Als de gedichten klaar zijn kunt u ze voorlezen als een compositie. Bijpassende boeken: De fanfare van Flierefluitegem door Ann De Bode, Aadje Piraatje viert feest* door Marjet Huibers VAN HARTE GEFELICITEERD Groep 5 en 6 Vraag de leerlingen zich het volgende voor te stellen. Je gaat naar een verjaardagsfeest en neemt een zelfgebakken taart mee. “Dat ziet er goed uit,” zegt de jarige, “wil je mij het recept geven?” Je geeft het recept, maar niet op een briefje. Je draagt het recept smakelijk voor. En je eindigt met te zeggen: “Van harte gefeliciteerd.” Maak groepjes van vier of vijf leerlingen. Iedere leerling heeft een eigen recept. In de groepjes oefenen de leerlingen om het recept smakelijk voor te dragen. Als ieder aan de beurt geweest is, kiezen de leerlingen wie namens het groepje de taart klassikaal mag aanbieden. De uitgekozene oefent nog een keer, waarbij de anderen uit het groepje aanvullende suggesties mogen geven. Bijpassende boeken: De verjaardag van de eekhoorn door Toon Tellegen, De boze heks geeft een feest* door Hanna Kraan EEN MOOI VERHAAL Groep 7 en 8 Laat een afbeelding van een harp zien (zie bijlage) en vraag de leerlingen te fantaseren hoe dit instrument zou kunnen zijn ontdekt. Benadruk dat het niet om de waarheid gaat, maar om een mooi verhaal. Laat terwijl ze denken de harpmuziek horen (dit kunt u bijvoorbeeld via YouTube doen). Maak groepjes van vier of vijf leerlingen en geef opdracht een mooi, leuk of spannend, maar in ieder geval bijzonder, verhaal te maken. Geef ter inspiratie ieder groepje een afbeelding van een harp. De leerlingen mogen zelf weten of ze het verhaal willen voorlezen of vertellen. In het eerste geval moet de tekst worden uitgeschreven. Laat voor het vertellen de kernwoorden noteren. De hele groep moet aan de presentatie meewerken. Dat betekent dat ze hetzij in koor vertellen, hetzij de tekst per regel of alinea door een leerling laten vertellen. Ze kunnen ook de rollen verdelen. Laat tijdens de optredens harpmuziek klinken. Bespreek ieder optreden kort na. Bijpassende boeken: Mensen, draken en dolfijnen, wezens uit de Griekse mythologie door Simone Kramer, Ik en de Rovers* door Siri Kolu * Deze boeken zijn kerntitels, speciaal door CPNB geselecteerd bij het thema van de Kinderboekenweek: Feest! BIJLAGE: LESIDEE GROEP 3-4: GEDICHT NAAR PAUL VAN OSTAIJEN BIJLAGE: LESIDEE GROEP 7-8: AFBEELDING HARP TIP 4 FEESTBEEST! Doelgroep Groep 3-4 Korte omschrijving In deze les gaan de kinderen een “Feestbeest” maken. Je start met het verkennen van het cultureel verschijnsel “Feest” in een kringgesprek. Daarna bespreek je met de kinderen wat een beest nu een ‘feestbeest’ maakt. Na een inleefoefening gaan de kinderen zelf hun feestbeest verbeelden! Tot slot bekijk je de beesten en reflecteer je samen op de werkjes. Graag ondersteuning bij het maken van de feestbeesten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer via [email protected] Boekentips en webtips Feestbeesten in de klas, Vivian den Hollander LESMATERIAAL FEESTBEEST! INTRO: KRINGGESPREK TIP: Behandel onderstaande vragen steeds vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen goed of fout is, maar vraag kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers allerlei redenen waarom mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden. Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen. Leidende vragen: Wat is “feest”? Waarom vieren mensen feest? Wanneer vier ik feest? Welke soorten ‘feest’ zijn er? Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’? Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken? Ga dan over op het verschijnsel “feestbeest” met behulp van de volgende vragen: Welke beesten zijn, volgens jou, echte feestbeesten? Waarom is dat voor jou een echt feestbeest? Wat vind je er zo feestelijk aan? (kind noemt bijvoorbeeld een olifant) Is er een verschil tussen jouw ‘feestolifant’ en een gewone olifant? Wat is het verschil? Of zijn alle olifanten voor jou feestbeesten? Hoe wordt een beest eigenlijk een feestbeest? Kan een beest dat je geen feestbeest vindt, tóch een feestbeest worden? (waarschijnlijk noemen kinderen bij bovenstaande vraag cadeautjes, vlaggetjes, taart e.d. als feestitems) Daag de kinderen uit nog meer te bedenken. Misschien heeft een feestolifant wel feestelijk gekleurde poten met een leuk patroontje? Op wat voor feestje zou je dit beest wel uit willen nodigen? (een verjaardag, feestje voor je zwemdiploma, bruiloft etc.) ZELF AAN DE SLAG! De kinderen gaan nu hun eigen feestbeest maken. Je kunt hiervoor allerlei technieken gebruiken, bijvoorbeeld tekenen/schilderen, boetseren met klei of knutselen met afvalmaterialen. Startoefening: Doe allemaal je ogen dicht en doe ze pas open als ik het zeg. Stel je voor: Je gaat naar een feestje. Wat voor feestje het is, mag je zelf bedenken. Je hebt net je stukje taart op, als je ziet dat er een kring van mensen vormt. Ze kijken ergens naar… Dat lijkt wel een beest! Wring jezelf een beetje tussen alle mensen door naar voren, zodat je het beest goed kunt zien! Wat ziet dat beest er vrolijk uit! Het is geen gewoon beest, maar een feestbeest! Het lijkt eigenlijk bijna niet meer op een beest dat je kent, zó feestelijk ziet ie eruit. Bekijk hem maar eens goed. Ook van de achterkant. Hoe ziet hij eruit? Welke kleuren, welke vormen? Kijk ook goed naar zijn kop, en zijn poten. Hoe zien die eruit? Ineens doet het beest iets heel raars, wat ie normaal gesproken niet doet. Het is heel grappig en eigenlijk wel cool dat het beest dat doet! Kijk nog maar eens goed! Heb je het allemaal goed gezien? Doe dan je ogen maar weer open… Kies een van de volgende verwerkingsvormen: 1. Tekenen: Teken het feest uit je gedachten, waar jouw feestbeest te gast is! Teken hoe het feest eruit ziet én wat dat feestbeest voor speciaals doet! (misschien wel skateboarden, of bellenblazen of een handstand… Alles kan!) 2. Boetseren met klei: Maak van klei het feestbeest uit jouw gedachten! Als de klei droog is, kun je hem nog schilderen. 3. Knutselen van afvalmateriaal (iets moeilijker): Gebruik allerlei afvalmateriaal om jouw feestbeest te maken! Start met een wat groter voorwerp (bijvoorbeeld een lege wasmiddelfles, een oude gieter etc.) (deze verwerkingsopdracht sluit ook aan bij de Dag van de Duurzaamheid op 10 oktober) TIP: Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer via [email protected] TIP: Maak een feestelijke slinger van de feestbeest-tekeningen, of maak een feestdierentuin van de klei- of afvaldieren. EVEN TERUGBLIKKEN… Bekijk met de kinderen verschillende werkstukken. Je kunt de volgende vragen gebruiken als leidraad voor het gesprek: Vind je de beesten feestelijk? Hoe weet je dat ze feestelijk zijn, waar zie je dan aan? Wat valt op aan het hoofd, de poten, de ‘accessoires’? Kun je aan de kleuren, of de vorm, zien dat het feestbeesten zijn? Waarom wel of niet? Wat maakt een bepaalde vorm of kleur voor jou feestelijk/vrolijk? Waarschijnlijk kun je na enkele besproken werkjes concluderen dat er overeenkomsten zijn tussen alle feestelijke beesten, maar ook verschillen. Bespreek tot slot de volgende (verdiepings)vragen: Wanneer zeg je nu van een feestbeest dat het vrolijk/feestelijk is? Is het vrolijk/feestelijk als de maker, oftewel de kunstenaar, dat vindt? Is het vrolijk/feestelijk als iemand die ernaar kijkt dat vindt? Is dat ook zo als maar één persoon dat vindt? En bij twee? En als iedereen het vindt, behalve één? Als er op jouw verjaardagsfeestje zo’n feestbeest langskomt, wat zou je dan doen? TIP 5 HOE WORDT EEN PRENTENBOEK GEMAAKT? Doelgroep Groep 4 t/m 8 Korte omschrijving In deze les leer je hoe een prentenboek wordt gemaakt. Download het lesmateriaal (in pdf) op http://www.schoolbordportaal.nl/storage/programmas/programma1922-app.pdf Boekentips en webtips Nippertje, Rian Visser en Noëlle Smit http://www.prentenboek.nl/ http://www.bibliotheek.nl/prentenboek?page=1 (digitale prentenboeken) http://prentenboek.yurls.net/nl/page/ (digitale prentenboeken) TIP 6 FEEST! IN BEELD Doelgroep Groep 5-6 Groep 7-8 Korte omschrijving In deze les ga je kijken naar manieren waarop het thema “Feest” is uitgebeeld in schilderijen. De les start met een kringgesprek waarin je samen met de kinderen het cultureel verschijnsel “Feest” verkent. Daarna bekijk je enkele zeer verschillende schilderijen waarop een feest afgebeeld is en bespreek je met de kinderen datgene wat je ziet via een aantal beschouwende vragen. Als je wat dieper in wilt gaan op het onderwerp, kun je na het bekijken van de schilderijen ook de verdiepende vragen behandelen. Ten slotte gaan ze zelf aan de slag! Je kunt kiezen tussen twee verwerkingsopdrachten: een feestelijk zelfportret maken (individueel) of een fotografieopdracht waarop je een feestelijk tableau vastlegt (klassikaal of in groepjes)! Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer via [email protected]. Boekentips en webtips Meer over beschouwen van (en filosoferen met) kunst: http://www.cultuurplein.nl/primair-onderwijs/lesidee%C3%ABn/beeldend/beschouwen-en-reflecteren-metkinderen http://www.hardenberg.nl/fileadmin/documenten/Kunst_in_Hardenberg/Kunstroute/Lesbrief_kunstbescho uwingsgesprek.pdf http://www.slo.nl/primair/publicaties/in_gesprek/ http://kmm.nl/school-project/1/13/Filosoferen-met-schilderijen LESMATERIAAL FEEST! IN BEELD TIP: In deze les ben je veel met de kinderen in gesprek a.d.h.v. de bijbehorende vragen. Behandel deze vragen steeds vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen goed of fout is, maar vraag kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers allerlei redenen waarom mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden. INTRO: KRINGGESPREK Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen. Leidende vragen: Wat is feest? Waarom vieren mensen feest? Wanneer vier ik feest? Welke soorten ‘feest’ zijn er? Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’? Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken? BESCHOUWENDE VAN DE SCHILDERIJEN In de pagina’s hierna vind je verschillende schilderijen waarop ‘feest’ uitgebeeld wordt. Bekijk de schilderijen één voor één met de kinderen (of maak bij tijdgebrek een selectie). Bespreek steeds per schilderij de volgende beschouwende vragen in de kring: Hoe zie je ‘feest’ hierin terug? (dingen die mensen doen, bepaalde voorwerpen, maar misschien ook wel kleurgebruik of andere aspecten) Waarom zou het feest zijn? Wat zou er gevierd (kunnen) worden? Zijn er ook dingen in het schilderij die volgens jou niet zo ‘feestelijk’ aandoen? Vind jij dit een feestelijk schilderij? Waarom wel of niet? VERDIEPENDE VRAGEN Als je alle (gewenste) schilderijen samen bekeken en besproken hebt, kun je onderstaande vragen gebruiken om wat dieper in te gaan op het thema. Vaak zeggen kinderen dat een schilderij ‘feestelijk’ is als het vrolijk is… Maar: Wanneer zeg je nu van een schilderij dat het ‘vrolijk’ is? Is een schilderij vrolijk als de kunstenaar dat vindt? Is een schilderij vrolijk als iemand die ernaar kijkt dat vindt? Is dat ook zo als maar één persoon dat vindt? En bij twee? En als iedereen het vindt, behalve één? ZELF AAN DE SLAG! Er zijn twee opties voor deze verwerkingsopdracht: - Optie 1 een feestelijk zelfportret maken (individueel) een feestelijk ‘tableau’ maken en dit vastleggen op foto (klassikaal of in groepjes) Feestelijk zelfportret Maak een zelfportret waar jij feestelijk op staat. Wat er gevierd wordt en wát dat portret nu feestelijk maakt (de accessoires of juist het kleurgebruik) dat mag je zelf bepalen! Wees hierin lekker creatief! Laat de kinderen eerst nadenken over waarom er ‘feest’ is, wat er te zien moet zijn op het portret (feestelijke ‘accessoires’?), welke kleuren en/of technieken daar volgens hem/haar bij passen etc. Probeer de kinderen verder te laten denken dan de standaard vlaggetjes en hoedjes. Geef als leerkracht de kinderen verschillende mogelijkheden qua technieken: schilderen, plakken, stof gebruiken, stempelen met materialen etc. Deze vrijheid ‘triggert’ de creativiteit omdat ieder materiaal weer andere mogelijkheden met zich meebrengt. Optie 2 Feestelijk tableau Ontwerp met de klas een feestelijk tableau. Je kunt hiervoor een van de schilderijen als voorbeeld nemen. Kleed het mooi aan, met de juiste setting, kleding en voorwerpen, en leg het geheel vast op foto. Je kunt er ook voor kiezen om geen schilderij na te bootsen, maar zelf een setting te verzinnen. Wat wordt er gevierd? Wie zijn daarbij aanwezig? Hoe zijn zij gekleed? Wat doen de personages en wat gebeurt er op het moment van vastleggen/de foto? (Wordt er vrolijk geproost? Is men aan het dansen? Etc.) TIP: Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer via [email protected] EVEN TERUGBLIKKEN… Bij Feestelijk zelfportret: Vind je dit een feestelijk portret? Hoe zie je dat het feestelijk is? Kun je aan de gebruikte kleuren, of de vormen, zien dat het feestelijk is? Waarom wel of niet? Wat maakt een bepaalde vorm of kleur voor jou feestelijk/vrolijk? Welke technieken zijn er gebruikt om dit portret te maken? Welk effect hebben die? Bij Feestelijk tableau: Als deze foto in een museum zou hangen, zouden de mensen die het zien dan denken “Dat ziet er feestelijk uit!” Wat maakt het tableau zo feestelijk? Zijn er ook dingen die, nu je de foto goed bekijkt, nóg feestelijker hadden gekund? Word jij blij van dit feestelijke tableau? BIJLAGE: DE SCHILDERIJEN “De boerenbruiloft” – Pieter Brueghel Online bekijken: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/af/Pieter_Bruegel_the_Elder__Peasant_Wedding_-_Google_Art_Project.jpg “Dansend paar” – Jan Steen Online bekijken: http://internationaljustice.rnw.nl/data/files/imagecache/rnw_slideshow/images/image/article/2011/11/steen _dansend_paar_middelgroot.jpg “Le Chahut” – Georges Seurat Online bekijken: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/en/3/31/Georges_Seurat,_188990_Chahut,_Kr%C3%B6ller-M%C3%BCller_Museum,_Otterlo,_Netherlands.jpg “Vrolijk feest” – Ad Verstijnen Online bekijken: http://myshop.s3-external-3.amazonaws.com/shop1101100.pictures.1685g.jpg TIP 7 D’N HEILIGE LOSBOL Doelgroep Groep 5-6 Korte omschrijving De patroon van de Gemertse kermis is de Heilige Losbol. Op het Ridderplein in Gemert staat een beeld van deze heilige. De heilige heeft de naam Dionisius. Hij was bisschop maar werd in 272 na christus onthoofd. Hij werd na zijn dood heilig verklaard en sindsdien wordt hij afgebeeld als bisschop met zijn hoofd in zijn hand. De vaste feestdag van deze heilige is 9 oktober. op die dag in 1683 werd de kerk in Gemert opnieuw ingezegend. Dat was een groot feest dat daarna ieder jaar op die dag werd gevierd als ker(k)mis. Tot 1925 werd in Gemert kermis gevierd op deze feestdag! Bezoek het beeld op het Ridderplein met aansluitend een rondleiding in het gemeentearchief. Voor meer informatie: www.gemeentearchiefgemert-bakel.nl of bel naar 0492-378575. Met dank aan Ad Otten, heemkundekring De Kommanderij Gemert en Stichting Gemert Vrijstaat. Boekentips en webtips https://www.youtube.com/watch?v=d9LrUg642x4 Mysterie Heilige Losbol verteld door Ad Otten http://www.heemkundekringgemert.nl/gemerts-heem/198-gh-2008-01-heilige-losbol-is-krimmeneel http://www.heemkundekringgemert.nl/gemerts-heem/134-gh-2003-02-heilige-losbol-vroeger-patroon-vangemert-kermis http://www.heemkundekringgemert.nl/Vrijstaat%20beeld%20Losbol%201.pdf TIP 8 FEEST- EN NAAMDAGEN Doelgroep Groep 6-7-8 Korte omschrijving We vieren er heel wat vanaf in Nederland, carnaval, kerstmis, carnaval en koningsdag. Maar waarom vieren wij deze dagen? En wat vieren wij dan? Waarom valt Valentijnsdag altijd op 14 februari en Sinterklaas op 5 december? Veel van onze feestdagen heeft een oorsprong in het geloof. Maar wist je ook dat jij een naamheilige hebt? Dat is een heilige die bij je verjaardag hoort. Vroeger kreeg je vaak de naam of doopnaam van deze heilige. Tijd om op onderzoek te gaan! Op de website www.feestweetwatjeviert.nl kun je beginnen met je onderzoek! Boekentips en webtips http://www.feestweetwatjeviert.nl/ (met lespakket voor leraren) www.schooltv.nl www.volkscultuur.nl Feest! Weet wat je viert, Anita Haverkamp, Saskia Waterman 2007 Wat feesten ons vertellen, Anita Haverkamp, 2013 Een wereld vol feesten, P. Steele Nederlanders vieren feest, Nederlands openlucht museum. TIP 9 BEVRIJDINGSFEEST Doelgroep Groep 6-7-8 Korte omschrijving Dit jaar vieren we in zuidoost-Nederland dat we 70 jaar geleden bevrijd zijn. Dat werd toen natuurlijk groots gevierd. Van het bevrijdingsfeest in 1944 zijn allerlei documenten bewaard gebleven zoals kranten, foto’s en bewegend beeldmateriaal. In het gemeentearchief bewaren wij dit soort dingen. Kom langs om deze te bekijken. Boekentips en webtips www.gemeentearchiefgemert-bakel.nl http://omgveghel.wordpress.com/ (lesmateriaal Operation Market Garden) http://liberationroute.nl/ http://www.wegnaardebevrijding.nl/ http://www.marketgarden70.nl/ TIP 10 FEEST! IN GEDICHTEN Doelgroep Groep 7-8 Korte omschrijving Via dit lesmateriaal werken de kinderen toe naar het zelf schrijven van een gedicht! Je start met het verzamelen en lezen van gedichten. Daarna houd je een kringgesprek waarin je samen met de kinderen het cultureel verschijnsel “Feest” verkent. Vervolgens ga je via een aantal opdrachten de kinderen helpen hun creativiteit te triggeren en inspiratie te verzamelen. Ten slotte bespreek je een aantal verschillende dichtvormen met de kinderen en gaan zij zelf een gedicht schrijven. Hiervoor worden twee opties aangegeven. Je kunt er een kiezen, of beide behandelen en de kinderen twee gedichten Een leuke uitbreiding bij deze les: een workshop illustreren! Ieder kind maakt onder begeleiding van een echte illustrator een leuke, passende illustratie bij zijn/haar eigen gedicht. Deze workshop is te boeken via KunstLokaal; neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer ([email protected]). Boekentips en webtips Er zit een feest in mij! (Querido’s Poëziespektakel 5) – samengest. door Ted van Lieshout http://www.poezie-leestafel.info/themas-in-de-poezie LESMATERIAAL FEEST! IN GEDICHTEN DE GEDICHTENSLINGER Verzamel met z’n allen zoveel mogelijk gedichten over ‘feest’. Deze gedichten kun je als een feestelijke slinger door de klas hangen. Lees ook samen met de kinderen gedichten over feest. Bijvoorbeeld uit Querido’s Poëziespektakel 5: “Er zit een feest in mij!” Vraag de kinderen welke gedichten hen aanspreken en waarom. Concludeer ook dat gedichten dus helemaal niet per se hoeven te rijmen…! (wat veel mensen denken) KRINGGESPREK Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen. Leidende vragen: Wat is feest? Waarom vieren mensen feest? Wanneer vier ik feest? Welke soorten ‘feest’ zijn er? Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’? Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken? TIP: Behandel deze vragen vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen goed of fout is, maar vraag kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers allerlei redenen waarom mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden. KOM MAAR OP MET DIE INSPIRATIE! OEFENINGEN EN OPDRACHTEN Oefening: Kijken in je hoofd Vertel de kinderen dat ze gaan kijken in hun hoofd: ze gaan met hun ogen dicht in stilte fantaseren. Zeg dan met een rustige stem en in een langzaam tempo deze of een soortgelijke tekst: ‘Doe je handen voor je gezicht en je ogen dicht. Het is nu donker in je hoofd. Voel dat je stil wordt van binnen. Fantaseer dat je ergens bent, op een feestelijke plek. Maar geen gewoon feest. Het lijkt wel een andere planeet! Loop in gedachten rond op die plek. Bekijk het allemaal. Zie je de kleuren? Je draait je om. Daar zie je iets anders. Ook al zo mooi! Dit is jouw favoriete fantasiefeest? Wat zie je daar allemaal? Maak er in gedachten een foto van. Onthoud heel goed wat je hebt gezien. Weet je het? Doe dan je ogen maar weer open.’ Vertel elkaar wat je in je hoofd hebt gezien. Optie 1: Het fantastische feest! (als je deze optie kiest, gaan de kinderen straks een gedicht schrijven over hun ideale fantasiefeest) Creatieve denkoefening: Niets is onmogelijk! Bedenk dingen die je normaal gesproken ziet op een feest. Op welke manier zouden deze dingen ineens heel bijzonder zijn? (Voorbeeld: Stel dat je ranja drinkt op een feestje. Hoe maak je dat specialer? Door te bedenken dat het uit een ranja-rivier komt bijvoorbeeld!) Wat zou je zelf graag willen kunnen dat heel speciaal of zelfs onmogelijk is? (vliegen, veranderen in een superheld, praten met dieren, onzichtbaar zijn etc.) Wat zou grappig/opmerkelijk/ongewoon zijn als je mama, papa, opa of oma het zou doen? (rappen, skateboarden, een reuze grote kauwgombel blazen etc.) Optie 2: Perspectief van het feestvoorwerp (als je deze optie kiest, gaan de kinderen straks een gedicht schrijven over hun ideale feest vanuit de ogen van een voorwerp op het feest ) Creatieve denkoefening: De kring van voorwerpen Bedenk samen met de klas welke voorwerpen je allemaal kunt zien op een feest (gebakjes, vorkjes, wijnglazen, slingers, cadeautjes, misschien wel een gitaar?!) Vorm tweetallen. Iedere leerling neemt een feestvoorwerp in gedachten; hij/zij is vanaf dit moment dit voorwerp! De leerlingen gaan elkaar om de beurt vragen stellen om erachter te komen wat voor voorwerp de ander is. De enige vraag die ze niet mogen stellen is “Welk voorwerp ben jij?” (of: “Ben jij een vork? Ben jij een feestmuts?” Etc.) Vragen die ze wel kunnen stellen zijn bijvoorbeeld: Hoe gaat het met je? Wat heb je vandaag al meegemaakt? Wie (of: welke andere voorwerpen) heb je al ontmoet vandaag? De antwoordende kinderen moeten hun fantasie gebruiken..! Ze mogen niet alleen met ‘ja’ en ‘nee’ antwoorden. Stimuleer ze om te denken en antwoorden alsof ze zelf dat voorwerp zijn. Er mogen best hele verhalen uitkomen. TIP: Als de kinderen dit moeilijk vinden, kun je hen laten oefenen door zelf een voorwerp in gedachten te nemen. De kinderen mogen dan aan jou als leerkracht vragen stellen. Zo kun je laten zien hoe ze in hun antwoord ‘hints’ kunnen geven over welk voorwerp ze zijn. ZELF AAN DE SLAG! Leg uit dat iedere leerling een gedicht gaat schrijven. Optie 1: Optie 2: ze schrijven een gedicht over hun ideale fantasiefeest ze schrijven een gedicht over een feest vanuit het perspectief van een voorwerp Maak als leerkracht een keuze voor een van de vormen. STAP 1: Maak samen met de kinderen een woordenwolk. Schrijf midden op het bord ‘Feest’ en laat de kinderen associëren. Ze schrijven zelf ook mee op een A4tje. STAP 2: Vertel nu als leerkracht iets over verschillende soorten gedichten. In de bijlage staan 5 soortengedichten beschreven: Kwatrijn Naamgedicht Stapelgedicht Ronddeel Elfje Leg globaal uit wat de verschillende dichtvormen betekenen. Alle kinderen gaan straks hun eigen gedicht schrijven. Daarvoor kiezen ze één van deze dichtvormen. STAP 3: Ieder kind omcirkelt 5 tot 10 woorden van zijn woordenwolk. Deze woorden gaat hij/zij gebruiken in het gedicht. Ieder kind kiest een vorm gedicht uit Ieder kind schrijft een gedichtje waarin de gekozen woorden voorkomen Opmerking: Natuurlijk mag een kind later ook beslissen bepaalde woorden wel of niet (meer) te gebruiken. VARIANT VOOR KINDEREN DIE MEER STURING NODIG HEBBEN: Een simpelere, meer gestuurde, opdracht om tot een gedicht te komen is de volgende: Stel je voor: Er is een groot feest geweest . De hele familie ligt al te slapen, maar de gebaksvorkjes liggen, samen met de bordjes, wijnglazen en lege schaaltjes, op het aanrecht. Ze praten nog even na over het feest van vanavond. Maar waar hebben ze het dan over? Wat hebben zij tijdens het feestje gezien, gehoord, geroken? En hoe voelen ze zich nu? Leef je goed in en schrijf vijf regeltjes over de gebaksvorkjes. Doe dat op de volgende manier: Regel 1 Een begroeting of een kreet, bijvoorbeeld “Hallo!” of “Tjongejonge…” Regel 2 Wat hebben ze gezien? Regel 3 Wat hebben ze gehoord? Regel 4 Wat hebben ze geroken? Regel 5 Hoe voelen ze zich nu? Gebruik niet alleen losse woorden, maar maak voor iedere regel een korte zin. Voorbeeld: Tjongejonge Zag je die snor van ome Hans? Hap – ritsel - hap - ritsel… Bierlucht, niet zo fris Gelukkig geen gekriebel meer! TIP: Je kunt kinderen ook zelf een item laten kiezen dat je op een feest ziet (vlaggetjes, bierglazen, uitgepakte cadeautjes etc.) TIP: Je kunt deze variant ook gebruiken als ‘warming up’ voor het stukje ‘Zelf aan de slag’. OPTIONEEL: WORKSHOP ILLUSTREREN Illustreren is meer dan alleen ‘een tekening maken’. Haal een echte illustrator in de klas die de kinderen begeleidt in het illustreren van het eigen gedicht! Neem hiervoor contact op met Masha de Brouwer, Cultuurcoördinator van KunstLokaal, via [email protected]. BIJLAGE: DICHTVORMEN Een kwatrijn Een kwatrijn is een gedichtje van 4 regels. Twee regels rijmen. Regel 1 en regel 2 kunnen rijmen (rijmschema AABB). Maar regel 1 kan ook op regel 3 rijmen (rijmschema ABAB). Voorbeeld 1: Er vliegt een grote luchtballon. Hij vliegt naar de zon. Ik zou ook wel even, mee willen zweven. Voorbeeld 2: Er vliegt een grote luchtballon, met hele mooie kleuren. Hij vliegt naar de zon. Wat zou er dan gebeuren? Een naamgedicht Een naamgedicht is een gedicht waarvan de eerste letters van elke nieuwe zin een woord vormen. Als je die eerste letters achter elkaar zet, lees je waar het gedicht over gaat. Voorbeeld 1: M erel is een vogel E n ook een mooie naam R ekenen en taal vindt ze leuk E n ’s avonds gaat ze rennen L open op de atletiekbaan. Voorbeeld 2: B ootje van papier O ver de oceaan O ver grote golven T erug varen naar Amerika. Opmerking: Als leerlingen een ‘naamgedicht’ schrijven, kunnen ze hun eigen naam gebruiken, maar bijvoorbeeld ook een woord uit de woordenwolk. Een stapelgedicht In een stapelgedicht wordt de volgende zin steeds langer. Je begint steeds met hetzelfde stuk, maar schrijft er een stuk achter. De laatste zin is anders is heel anders. Voorbeeld: De school is leuk De school is leuk, ik speel in de hal De school is leuk, ik speel in de hal met Roy We spelen bij de voetbaltafel, het is 3-4. Een ronddeel Een rondeel is een gedicht met 8 regels. Regel 1, 4 en 7 zijn hetzelfde. Regel 2 en regel 8 zijn ook hetzelfde. Voorbeeld: (1) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (2) Ik maak mijn eigen verhaal (3) Ik fantaseer over een verre reis (4) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (5) Ik fiets de hele wereld rond (6) Ik kom in heel veel landen (7) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft (8) Ik maak mijn eigen verhaal. Een elfje Een elfje bestaat uit 11 woorden. Die elf woorden staan op 5 regels. Op regel 1 staat 1 woord. Op regel 2 staan 2 woorden. Op regel 3 staan 3 woorden. Op regel 4 staan 4 woorden. Op regel 5 staat 1 woord. Voorbeeld: Kijk, de spiegel, wie zie ik, iemand die ik ken, mezelf.
© Copyright 2024 ExpyDoc