KINDERBOEKENWEEK 2014: 10 FEESTELIJKE TIPS!

KINDERBOEKENWEEK 2014:
TIP 1
10 FEESTELIJKE TIPS!
DIGIBORDLESSEN KINDERBOEKENFEEST VAN RIAN VISSER
(groep 1-2-3)
TIP 2
SAMEN LEZEN, SAMEN PRATEN EN SAMEN DOEN
VERWERKINGSSUGGESTIES BIJ “BIJNA JARIG’ VAN HARRIE GEELEN EN IMME DROS
(groep 1-2-3)
TIP 3
MUZIKALE LESIDEEËN
(groep 1 t/m 8)
TIP 4
FEESTBEEST!
(groep 3-4)
TIP 5
HOE WORDT EEN PRENTENBOEK GEMAAKT?
(groep 4 t/m 8)
TIP 6
FEEST! IN BEELD
(groep 5-6)
TIP 7
D’N HEILIGE LOSBOL
(groep 5-6)
TIP 8
FEEST- EN NAAMDAGEN!
(groep 6-7-8)
TIP 9
BEVRIJDINGSFEEST
(groep 6-7-8)
TIP 10
FEEST! IN GEDICHTEN
(groep 7-8)
VOORWOORD
Lang zal je lezen!
Dit jaar is het FEEST bij de Kinderboekenweek! Van 1 t/m 12 oktober 2014 vindt de 60e editie van de
Kinderboekenweek plaats. Voor Bibliotheek De Lage Beemden, KunstLokaal en het Gemeentearchief
een mooie kans om de krachten te bundelen om samen iets voor het onderwijs te betekenen!
Dit doen we in de vorm van deze “tipkaart”: 10 gevarieerde lesideeën rondom het Kinderboekenweek
thema Feest, om dit thema vanuit verschillende perspectieven te behandelen. Iedere tip is voorzien van
een korte omschrijving en het daadwerkelijke lesmateriaal (of een directe link om dit te downloaden).
Voor meer informatie over de tip, ondersteuning bij de uitvoering of uitbreidings- en
verdiepingsmogelijkheden, kunt u contact opnemen met de betreffende contactpersoon.
Veel lees-, kijk-, luister-, dicht- en knutselplezier!
Masha de Brouwer, Cultuurcoördinator KunstLokaal
Vanessa Jolink, Medewerker educatie Gemeentearchief Gemert-Bakel
Franka de Vries, Manager Jeugd & Jongeren Bibliotheek De Lage Beemden
TIP 1
DIGIBORDLESSEN KINDERBOEKENFEEST VAN RIAN VISSER
Doelgroep
Groep 1-2-3
Korte omschrijving
http://www.rianvisser.nl/kinderboekenweek/
De Kinderboekenweek is bij uitstek hét moment om kinderen te stimuleren meer te lezen en om ouders
bij het voorlezen te betrekken. In de digibordles Kinderboekenfeest houden we daarom een boekenfeest.
We lezen heel veel kinderboeken en bespreken onderwerpen zoals taart bakken, cadeautjes krijgen,
uitnodigingen maken, klas versieren, verkleden, etc. Met deze digibordles tovert u de klas om in een heus
kinderboekenfeest!
Gratis handleiding met werkbladen aan te vragen via [email protected]
http://www.rianvisser.nl/schrijfwedstrijd-2014/
Ook dit jaar is er weer een schrijfwedstrijd voor het basisonderwijs. Deze wedstrijd sluit aan bij het thema
van de Kinderboekenweek, die georganiseerd wordt door de CPNB. Het thema van de
Kinderboekenweek 2014 is Feest! De opdracht voor de schrijfwedstrijd is daarom: Schrijf een
feestverhaal.
Vorig jaar was groep 3 uit Handel een van de winnaars van deze wedstrijd.
Boekentips en webtips
Het boekenfeest, Rian Visser en Nicolle van den Hurk, Uitgeverij Zwijsen
Billy geeft een feestje, Catharina Valckx, Uitgeverij Gottmer
Een boek vol taart, Kleuters samenleesboek, Nicolle van den Hurk, Uitgeverij Zwijsen
Agent en Boef en het boefvangfeest, Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer, Uitgeverij Lannoo, verschijnt
augustus 2014
Kleine Ezel en jarige Jakkie, Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen, Uitgeverij Leopold,
www.leesplein.nl
http://www.kinderboekenweek.nl/
TIP 2
SAMEN LEZEN, SAMEN PRATEN EN SAMEN DOEN
Verwerkingssuggesties bij “Bijna jarig” van Harrie Geelen en Imme Dros
Doelgroep
Groep 1-2-3
Korte omschrijving
In Bijna jarig leeft Ella een week lang naar haar verjaardag toe. Ze weet dat haar cadeau op zolder staat,
maar ze mag niet kijken want het cadeau is nog geheim. Ze kan er alleen over praten met haar vriendin
Lucy. En proberen te raden wat het zou kunnen zijn, en uitnodigingen voor haar partijtje rondbrengen.
Imme Dros en Harrie Geelen slagen er uitstekend in de bijna ondraaglijke spanning te laten zien van
moeten wachten tot je jarig bent, de nieuwsgierigheid naar het cadeau, weten waar het staat maar niet
mogen kijken, het per ongeluk toch zien en vooral het hevige schuldgevoel daarover.
Boekentips en webtips
Woutertje Pieterse Prijs: lestips bij 20 winnende boeken:
http://www.woutertjepieterseprijs.nl/WPP/lestips/Alletips.pdf
Andere prentenboeken over jarig zijn:
Max Velthuijs: Kikker en een heel bijzondere dag, Leopold 1999, 3+.
Max Velthuijs: Een taart voor kleine Beer, De Vier Windstreken 1988, 2+.
Marianne Busser en Ron Schröder: Liselotje is jarig, in: Het grote Liselotje boek, illustraties
Dagmar Stam, Van Holkema & Warendorf 2005, 3+.
Ragnhild Scamell & Adrian Reynolds: Toby’s poppenhuis, Mercis Publishing 2000, 3+ (alleen in
de bibliotheek).
Elle van Lieshout & Erik van Os: Wie is er jarig? Illustraties Suzanne Diederen, Kimio 2005.
Jos van Hest & Saskia van der Valk: VerjaardagsVerhalen, illustraties Sylvia Weve, Gottmer
1998 (alleen in de bibliotheek).
Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken:
Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie:
Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinderen jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag
2007.
www.leesplein.nl
http://www.kinderboekenweek.nl/
door Lieke van Duin en Jos van Hest
Bijna Jarig
Imme Dros en Harrie Geelen, 2005
Boek
Als geen ander weet Imme Dros in de huid te kruipen van kleuters en te laten
voelen hoe belangrijk dagelijkse gebeurtenissen in het kleuterleven kunnen zijn.
Haar Ella, hoofdpersoon van Bijna jarig en verschillende andere prentenboeken, is
een meisje dat jarig worden, nieuwe schoenen krijgen, pap eten en naar een mooi
verhaal van de juf luisteren intens beleeft.
Imme Dros en Harrie
Geelen,
Bijna Jarig (2005)
Isbn: 90 451 02021
In Bijna jarig leeft Ella een week lang naar haar verjaardag toe. Ze weet dat haar
cadeau op zolder staat, maar ze mag niet kijken want het cadeau is nog geheim.
Ze kan er alleen over praten met haar vriendin Lucy. En proberen te raden wat het
zou kunnen zijn, en uitnodigingen voor haar partijtje rondbrengen.
Drie dagen voor haar verjaardag laat de timmerman een ladder staan. Ella en Lucy
klimmen erop, want dan kun je het bosje in de verte zien. Met de schommel kom je
nooit zo hoog. Boven aan de ladder komen ze op het platte dak. Daar kunnen ze
zomaar door het schuine dakraam naar binnen kijken, naar de zolder. Voordat Ella
er erg in heeft, heeft ze haar cadeau zien staan: een poppenhuis! Ella schrikt: Ze
heeft het geheim gezien! Ze voelt zich misselijk en ziek. Nu heeft zij een geheim
over het andere geheim. Maar het is niet leuk en spannend. Het is een akelig
rotgeheim. Opeens flapt ze eruit dat ze een poppenhuis voor haar verjaardag krijgt.
Mama vraagt of ze op zolder geweest is. Nee, mama. Echt niet. Eerlijk niet. Dat
klopt, maar voor Ella voelt het toch als jokken. Tenslotte maakt vriendinnetje Lucy
een tekening met de ladder, het platte dak, de zolder en het poppenhuis. Ella geeft
de tekening aan mama, die dan begrijpt dat het per ongeluk is gegaan.
Imme Dros en Harrie Geelen slagen er uitstekend in de bijna ondraaglijke spanning
te laten zien van moeten wachten tot je jarig bent, de nieuwsgierigheid naar het
cadeau, weten waar het staat maar niet mogen kijken, het per ongeluk toch zien en
vooral het hevige schuldgevoel daarover.
Op de meeste pagina’s staan acht korte zinnetjes. De vierkante illustraties van
Harrie Geelen zijn als schilderijtjes omlijst door een snelle penseellijn, waarbinnen
de verfstreken duidelijk zichtbaar zijn, bijna alsof ze nog nat zijn. Door dat
nadrukkelijke verfkarakter van de prenten heen zien je Ella bedrukt in een hoekje
zitten, wanhopig op bed liggen met haar gezicht in het kussen, eenzaam aan tafel
waar ze geen hap door haar keel krijgt, en ’s nachts wakker liggen van narigheid.
In de prenten komen aspecten naar voren die niet in de tekst staan; ze vertellen
het verhaal op hun eigen manier. Daardoor vullen ze het verhaal aan en geven het
een extra dimensie. Zo hebben tekst en beeld elk een gelijkwaardige inbreng en
zorgen samen voor een psychologisch rijk, warm en genuanceerd verhaal.
Leeftijd en (voor-)lezen
Bijna jarig is geschikt voor kinderen van vier tot en met zeven jaar. Laat de
kinderen dicht om u heen zitten bij het voorlezen, want het is het belangrijk dat ze
de prenten goed kunnen zien.
Opdrachten bij: Bijna Jarig
1
Voor wie verder wil lezen
Andere prentenboeken over het meisje Ella zijn:
Imme Dros en Harrie Geelen: Ik wil díe!, Unieboek 1991. Ella wil per se rode
schoenen, maar het laatste paar in de winkel is een maat te klein. Toch trekt
Ella ze aan en zegt dat ze passen. De volgende dag gaan ze naar oma.
Ella’s nieuwe schoenen gaan steeds meer pijn doen. Tenslotte huilt ze van
de pijn. De nieuwe schoenen gaan in de kast. Ella’s oude schoenen zijn niet
mooi meer. Maar ze kunnen nog best. Want ze zitten! En ze lopen!
Imme Dros en Harrie Geelen: Pareltjespap is pap voor prinsessen, Querido
2006. Ella houdt niet van eten, maar mama bedenkt steeds iets waardoor ze
toch haar bord leegeet. Op een dag krijgt ze pap met floddertjes. Dat vindt
ze vreselijk vies, maar als mama zegt dat het pareltjespap is, vindt ze dat
heel speciaal, want alleen prinsessen hebben parels. Met ogen dicht eet ze
haar bord leeg. Tegen vriendinnetje Lucy zegt ze dat het naar ijs met jam,
chocola en drop smaakt. Overigens spelen Ella en Lucy hier met het
poppenhuis uit Bijna jarig.
Imme Dros en Harrie Geelen: Het mooiste boek van de wereld, Querido
2003. Zilveren Griffel. De juf op school leest voor uit een boek waarin een
meisje rode schoentjes heeft. Ella gaat helemaal in het verhaal op, want zelf
heeft ze óók rode schoentjes, al zijn die te klein (zie Ik wil díe!). Ella droomt
van het meisje en van het boek, vooral als ze ziek wordt en niet kan horen
hoe het afloopt. Het boek is niet meer in de winkel en niet in de bibliotheek.
Gelukkig mag ze het boek lenen van de juf. Papa maakt er een kopie van,
zodat Ella haar eigen boek heeft.
Imme Dros en Harrie Geelen: Naar het ziekenhuis, Querido 2009. Ella moet
naar het ziekenhuis omdat ze een rare bobbel onder haar kin heeft. Een
fistel, zegt de dokter. Ella doet een sjaal om, want niemand mag het zien. Ze
is bang voor de operatie, maar gelukkig voelt ze er niets van. In het
ziekenhuis krijgt ze nieuwe vriendjes. En op school kan ze een stoer litteken
laten zien!
Prentenboeken van dezelfde auteurs waarin een jongen de hoofdrol speelt, zijn:
Imme Dros en Harrie Geelen: Morgen ga ik naar China, Querido 1995, 5+.
Zilveren Griffel. Prachtige monoloog van Jan die vreselijk boos is, naar
China wil en nooit meer terug wil komen. Want in China geven pappa’s hun
kind nooit een tik voor hun billen. Ontroerend detail: op de een na laatste
bladzijde zie je een traan bij Jan.
Imme Dros en Harrie Geelen: Pissebed Fred , Querido 2007, 4+. Bas van
vier woont op een flat. Alle kinderen uit zijn klas hebben een huisdier,
behalve hij. Bas gaat bij oma logeren, in een huis op de grond, met een tuin
erbij. Oma heeft geen poes of hond, maar in oma’s tuin vindt Bas een
pissebed. Hij vindt hem prachtig, net een ridder met een harnas, en noemt
hem Fred. Van een schoenendoos maakt Bas een huisje voor Fred, met een
bordje modder, een steen, klimop en kijkgaatjes. Nu heeft hij ook een
huisdier!
Een prentenboek van dezelfde auteurs waarin een meisje en een jongen de
hoofdrol spelen, is:
Imme Dros en Harrie Geelen: Het grote avonturenboek van Roosje,
Unieboek, 1998-2009, 5+. Bundeling van vier boekjes over Roosje en Bart:
Roosje kreeg een ballon, Roosje moet mee, Roosje kan veters en Roosje
wil dokter worden, bestaande uit humoristische, uit het kleuterleven
gegrepen schetsen waarin Roosje en Bart nu eens op elkaar zijn en dan
weer heftig ruzie hebben.
Opdrachten bij: Bijna Jarig
2
Andere prentenboeken over jarig zijn voor 3-7-jarigen:
Max Velthuijs: Kikker en een heel bijzondere dag, Leopold 1999, 3+. Op een
ochtend bedenkt Kikker dat het volgens Haas vandaag een bijzondere dag
is. Maar waarom eigenlijk? Hij vraagt het aan alle dieren, maar niemand
weet het. Op de deur van Haas zijn huis zit een briefje. Kikker kan niet
lezen, maar één woord herkent hij: FEEST. Haas is dus naar een feest waar
hij, Kikker, niet voor uitgenodigd is! Verdrietig gaat hij naar huis. Daar
hebben zijn vrienden een feest voorbereid, want Kikker is jarig!
Max Velthuijs: Een taart voor kleine Beer, De Vier Windstreken 1988, 2+.
Aandoenlijk verhaal waarin Varkentje een taart bakt voor de verjaardag van
kleine Beer, maar die grotendeels zelf opsnoept met Haas en Eend. Kleine
Beer is echter heel blij met wat er tenslotte nog van over is… Met recept
voor chocolade verjaardagstaart.
Marianne Busser en Ron Schröder: Liselotje is jarig, in: Het grote Liselotje
boek, illustraties Dagmar Stam, Van Holkema & Warendorf 2005, 3+. In dit
verhaal op rijm krijgt prinses Liselotje veel cadeaus, waaronder een
poppenhuis dat lijkt op het poppenhuis dat Ella krijgt.
Ragnhild Scamell & Adrian Reynolds: Toby’s poppenhuis, Mercis Publishing
2000, 3+ (alleen in de bibliotheek). Het jongetje Toby wil graag een
poppenhuis voor zijn verjaardag, maar zijn familie begrijpt dat niet. Dus krijgt
hij een parkeergarage, een kasteel, en een boerderij met dieren. Dan maakt
Toby zelf een poppenhuis van de dozen waar al die cadeaus in zaten,
waarna iedereen gelukkig is.
Een prentenboek over jarig zijn voor 2- tot 4-jarigen:
Elle van Lieshout & Erik van Os: Wie is er jarig? Illustraties Suzanne
Diederen, Kimio 2005. Vrolijk en simpel prentenboekje, met Lees- en
Speelbrief.
Een informatief verhalenboek over jarig zijn voor iedereen vanaf 8 jaar:
Jos van Hest & Saskia van der Valk: VerjaardagsVerhalen, illustraties Sylvia
Weve, Gottmer 1998 (alleen in de bibliotheek). Achtentwintig verhalen over
jarig zijn in achtentwintig landen. Aan elk verhaal gaat een stukje informatie
vooraf en in elk verhaal wordt beschreven hoe in het betreffende land een
verjaardag gevierd wordt.
Groepsgesprek over het boek
Voor een groepsgesprek over dit boek kan plaatsvinden, moet het zo voorgelezen
zijn dat alle kinderen de prenten goed hebben kunnen bekijken. Dat gaat het best
in een kleine groep. Lees het boek enkele malen voor. Laat daarna de kinderen
zelf ‘voorlezen’ bij de prenten. Ook al kunnen ze nog niet lezen, ze kunnen wel het
verhaal in eigen woorden vertellen bij de prenten. Daaruit blijkt al een stukje eigen
interpretatie. Dat kan vloeiend overgaan in een groepsgesprek. Laat de kinderen
eerst spontaan reageren. Ga dan vragen stellen:
Wat vond je leuk aan het boek? Of mooi? Of spannend?
Wat vond je niet leuk aan het boek? Of saai? Of lelijk? Of erg?
Wat begrijp je niet helemaal?
Vind je de plaatjes tekeningen of schilderingen? Welk plaatje heeft de
mooiste lijst? Op welk plaatje zie je de mooiste lucht?
Zag je ook dingen (patronen) die steeds terugkomen?
Als antwoord op de laatste vraag kunnen antwoorden komen als:
Opdrachten bij: Bijna Jarig
3
Alle plaatjes zijn even groot.
Om alle plaatjes zit een rand die een beetje beverig geschilderd is.
Er zijn allerlei patroontjes in de illustraties: ruitjes in het tafelkleed en op de
vloer, streepjes in de bank en in de schutting, rondjes op het behang,
steentjes in de muur, hartjes op Ella’s rok, stippen op het gordijn…
Alle zinnen zijn kort.
Er zijn veel praatzinnen bij, waarin iemand iets zegt.
Spelregels en tips:
De leerkracht heeft een open houding: er is niet één waarheid, één
oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de
diversiteit aan meningen en interpretaties.
De kinderen moeten het boek goed kennen voordat er een groepsgesprek
over gehouden kan worden. Ze kunnen hun mening dan uitleggen aan de
hand van fragmenten en illustraties uit het boek.
Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar
eigen stijl.
Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Geef de
kinderen het gevoel dat het belangrijk is wat ze zeggen.
Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar heen gepraat.
Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag
liever: ‘Waar zie je dat?’, ‘Hoe bedoel je dat?’, ‘Kun je dat laten zien?’ of
‘Vertel eens…’.
Laat het gesprek niet langer duren dan nodig. Het ene boek geeft meer
gespreksstof dan het andere.
Deze manier om een groepsgesprek te voeren werkt het best als er
regelmatig zo met elkaar wordt gepraat. Dan raken de kinderen eraan
gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een
volgend boek.
Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan
Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en
Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinderen jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007.
Praten
Over jarig zijn
Praat met elkaar over verjaardagen. Hoeveel jaar wordt Ella, denk je? Waar kun je
dat zien in het boek? Wie in de groep is er binnenkort jarig? Wie is er net jarig
geweest? Hoe vier je jouw verjaardag? Wat doe je dan op school en thuis? Een
gesprek over verjaardagsfeesten, verjaardagseten, over slingers en cadeautjes,
liedjes, traktaties, felicitaties.
Verjaardagen kunnen heel uiteenlopend gevierd worden. Dat hangt af van de
gebruiken, de rituelen, de regels, de cultuur op een school, in een gezin, in een
groep. Er zijn ook grote mensen en kinderen die hun verjaardag niet vieren. Is dat
erg?
Opdrachten bij: Bijna Jarig
4
Over dingen doen die niet mogen
Ella is de ladder op geklommen en ze heeft door het dakraam het poppenhuis op
zolder gezien. Ze heeft iets gedaan wat niet mag. Heeft haar vader of moeder
gezegd dat ze niet op een ladder mag klimmen? Of dat ze niet door het dakraam
mag kijken? Doet Ella dingen die niet mogen?
Voer een gesprek over wat kinderen niet mogen van hun moeder, vader, juf,
meester. Doe jij wel eens dingen die niet mogen? Hoe voelt dat? Waarom mag je
dat eigenlijk niet? Ben je het eens met je moeder, vader, juf of meester? Als je zelf
een kind had, zou jouw kind sommige dingen dan ook niet mogen?
Over geheimen
!
#
"
!
Praat met elkaar over geheimen, over leuke geheimen en rotgeheimen. Is het leuk
of vervelend om een geheim te hebben? Heb jij wel eens een geheim van jezelf
aan een ander verteld? Heb je wel eens van iemand anders een geheim gehoord?
Heb je wel eens een geheim doorverteld? Moet een geheim altijd een geheim
blijven? Mag je een geheim nooit doorvertellen? Hoe vertelt Ella haar geheim?
Denk je dat je eigen juf een geheim heeft? Wat zou het geheim van de juf zijn? Wie
wil zijn eigen geheim in geheimtaal aan de groep vertellen?
Opdrachten bij: Bijna Jarig
5
Over je schuldig voelen
$"
!
%
!
&
Ella heeft iets gedaan wat ze niet mag en daar heeft ze last van: ze voelt zich
schuldig. Praat met elkaar over je schuldig voelen. Zou jij je ook schuldig voelen als
je Ella was? Heb jij je wel eens schuldig gevoeld? Over wat? En hoe is dat
overgegaan? Als je je schuldig voelt, waar voel je dat dan het meest in je lijf?
Over het huis op de schutbladen
Is het huis op het schutblad een echt huis of een poppenhuis, denk je? Als je denkt
dat het een poppenhuis is, lijkt het dan op het poppenhuis dat Ella voor haar
verjaardag krijgt? Wat is er anders aan?
Stel je voor dat je het huis op het schutblad binnenkomt. Naar welke kamer zou je
dan het eerst gaan? Wat is het lekkerste plekje om te zitten? Lijkt het bed op jouw
bed? Ziet jullie wc er ook zo uit? Hebben jullie een bad of een douche? Zou je in
dat huis willen wonen?
Over de kleren van Ella
Bekijk samen alle platen waar Ella op te zien is. Ze heeft vaak een strik in haar
haar. Is dat altijd dezelfde? Ze heeft vaak een jurkje aan. Hetzelfde jurkje? Wat
voor kleren draagt Ella in het boek? Noem ze allemaal op, op de manier van: Ik ga
op reis en neem mee… Dus begin met: Ella heeft een blauwe jurk. Dan: Ella heeft
een blauwe jurk en een wit bloesje. Dan: Ella heeft een blauwe jurk, een wit bloesje
en een groene rok. Enzovoort.
Vind je de kleren van Ella leuk? Zou je ook zulke kleren willen dragen? Lijken de
kleren van Ella op de kleren van haar vriendin Lucy? Lijken de kleren van de
kinderen in jouw groep op de kleren van Ella?
Over de tekeningen
Kies samen de verdrietigste tekening van het boek uit. Waarom wint die tekening in
verdrietigheid? Ga ook samen op zoek naar de stilste tekening, de grappigste
tekening, de kinderachtigste tekening. Welke tekening zou jij het liefst gemaakt
willen hebben?
Opdrachten bij: Bijna Jarig
6
Voor kinderen die kunnen lezen: Op de omslag en de titelpagina (dat is de
bladzijde met de titel van het boek en de naam van de schrijfster) staat ook wie de
plaatjes heeft gemaakt. Hoe heet die meneer of mevrouw? Er staan ook twee
tekeningen in het boek die Lucy heeft gemaakt. Lijken die op de andere plaatjes of
zijn ze anders? Heeft Lucy die tekeningen echt zelf gemaakt?
Doen
Jezelf schilderen achter een raam
Dit is Ella achter een raam van haar huis. Schilder een raam van het huis waar jij
woont met jezelf erachter. Staan er bij jou ook planten op de vensterbank? Zijn er
ook gordijnen? Kijk naar de schilderingen in het boek: je ziet veel tegels en
steentjes, hokjes op gordijnen, rondjes op muren, stippen en strepen. Kijk op jouw
schildering waar je vierkantjes, rondjes, stippen of strepen kunt zetten. Maak van
alle schilderingen een tentoonstelling.
Zoeken en tellen
Bekijk de plaat op de voorkant en zoek in het boek dezelfde plaat op. Bekijk de
plaat op de achterkant; waar staat in het boek diezelfde plaat? Bekijk het plaatje op
de titelpagina. Waar in het boek zie je datzelfde plaatje terug?
Bekijk alle schilderingen van het boek, van kaft tot kaft. Hoeveel ladders tel je?
(Een stukje van een ladder telt ook voor ladder). Hoeveel schommels tel je?
Hoeveel bedden? Hoeveel wc’s? Hoeveel poppenhuizen?
Uitnodigingen maken
!
(
'
"
)
!
Opdrachten bij: Bijna Jarig
7
Geef de kinderen elk een correspondentiekaart waarop met feestletters een
uitnodiging geschreven staat: Kom je zondag op mijn verjaardag? Net als Ella
versieren de kinderen de kaart met vlaggen en taarten, feestslingers en pakjes,
glazen limonade en bordjes met lekkere hapjes. Maak van alle kaarten een
tentoonstelling.
Op een soortgelijke manier kunnen de kinderen ook felicitatiekaarten voor Ella
maken met Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag! erop.
Het boek een plek geven
Schrijf op bord een grote K. Vertel dat die K betekent: Kinderboek.
Schrijf op bord een grote G. Vertel dat die G betekent: Grotemensenboek.
Schrijf op bord een grote M. Vertel dat die M betekent: Meisjesboek.
Schrijf op bord een grote J. Vertel dat die J betekent: Jongensboek.
Vraag de kinderen om, zonder met elkaar te overleggen, één letter te kiezen die ze
het beste vinden passen bij het boek. Het gaat niet om ‘een goed antwoord’, maar
om hun mening.
Vraag de kinderen hun letter te noemen en turf de uitkomst op het bord.
Bespreek daarna de uitkomst; vraag de kinderen om hun motivatie en praat daar
op door. Waarom is het geen boek voor grote mensen? Omdat er plaatjes in
staan? Staan er nooit plaatjes in boeken voor grote mensen? Waarom is het (g)een
jongensboek? Omdat het verhaal over meisjes gaat? Zijn verhalen over meisjes
alleen leuk voor meisjes? Wordt het een jongensboek als Ella Steef zou heten en
een jongen zou zijn, ook op de plaatjes? (Zie onder ‘Voor wie verder wil lezen’ het
prentenboek Toby’s poppenhuis, over een jongen die een poppenhuis voor zijn
verjaardag vraagt.)
Gezichten trekken
Bekijk samen de plaat waarop Ella door het dakraam kijkt en haar handen voor
haar mond slaat. Wat voelt of denkt ze dan, denk je? Probeer ook zo’n gezicht te
trekken en hetzelfde te voelen. Lukt dat?
Bekijk de volgende plaat waarop Ella op de bank zit en niets meer wil. Doe alsof je
die Ella bent en trek het gezicht dat daarbij hoort. Hoe ziet dat eruit? Bekijk jezelf in
een spiegel. Hoe ziet het eruit als een ander kind zo’n gezicht trekt?
Bekijk de volgende plaat waarop Ella op bed ligt met haar gezicht in een kussen.
Hoe zou haar gezicht eruitzien? Doe dat na!
Opdrachten bij: Bijna Jarig
8
TIP 3
MUZIKALE LESIDEEËN
Doelgroep
Groep 1 t/m 8
Korte omschrijving
Bij feest hoort muziek. Daarom een aantal muzikale lesideeën om de zestigste verjaardag van de
Kinderboekenweek mee te vieren. Bij ieder lesidee past één van de kerntitels die het CPNB geselecteerd
heeft bij het thema. Veel plezier!
Deze lesideeën worden aangeboden door Kunstgebouw – www.kunstgebouw.nl
Boekentips en webtips
Kerntitels bij de lesideeën:
http://www.kinderboekenweek.nl/school/2014/algemene-lessuggesties.html
LESMATERIAAL MUZIKALE LESIDEEËN
Bij feest hoort muziek. Daarom trakteert Kunstgebouw u op een aantal muzikale lesideeën om de
zestigste verjaardag van de Kinderboekenweek mee te vieren. Veel plezier!
MUZIKALE HINKELBAAN
Groep 1 en 2
Zet op het schoolplein een baan uit met genummerde vakken 1 tot en met 6. Zet zes leerlingen op een rij
aan de kant, geef ze een nummer en geef ieder een verschillend instrument. Een zevende leerling gaat
over de hinkelbaan, afwisselend zacht op een voet of hard op beide voeten neerkomend. Deze
hinkelende leerling fungeert als het ware als dirigent van het orkest. Steeds als hij in een vak terecht
komt, reageert de leerling met het corresponderende nummer door op zijn instrument te spelen. Al naar
gelang hard of zacht. Doe de eerste keer zelf voor hoe je de muziek afwisselend kan maken. Na
ongeveer een minuut neemt degeen die gehinkeld heeft instrument nummer één over en schuift ieder
een plaats op. Als het spel eenmaal duidelijk is kunnen de leerlingen in groepjes van zeven zelfstandig
aan de slag. Kijk zelf van een afstand toe hoe het spel verloopt. U kunt eventueel het aantal velden van
de hinkelbaan aanpassen aan het aantal leerlingen van de groep.
Bijpassende boeken: Het grote vriendjesfeest* door Hans Kuyper, Telfeest!* door Jaak Dreesen
TOET TOEEEET PEP PEP
Groep 3 en 4
Deel het klankgedicht naar Paul van Ostaijen uit (zie bijlage). Lees het gedicht voor. Hou daarbij rekening
met de klank van de instrumenten.
Lees het eerste woord nog eens klassikaal hardop voor. Hoe hard moet het? En het volgende woord?
Hoe zie je dat? Vraag de leerlingen waarom er vetgedrukte, grote en kleine letters in het gedicht staan.
Gedichten gaan niet altijd over wat je ziet, denkt of voelt. Een gedicht kan ook over geluiden gaan. Dan
staat er bijvoorbeeld niet “Ik hoor het geluid van een trompet” maar “Toet toeeeet pep pep retteketet”.
Schrijf een aantal muziekinstrumenten op het bord en verzin er met de leerlingen karakteristieke geluiden
en klanken bij. Kies er een uit om klassikaal uit te proberen. Bedenk met de leerlingen welke geluiden en
klankwoorden bij dit instrument horen. Gebruik deze woorden voor het klankgedicht. Let op de compositie
– net als bij het voorbeeldgedicht – en maak ook gebruik van herhaling.
Deel grote vellen tekenpapier uit. De leerlingen kiezen zelf een instrument van het bord. Met stift of
kleurpotlood worden letters groot, klein, dik of dun geschreven.
Als de gedichten klaar zijn kunt u ze voorlezen als een compositie.
Bijpassende boeken: De fanfare van Flierefluitegem door Ann De Bode, Aadje Piraatje viert feest* door
Marjet Huibers
VAN HARTE GEFELICITEERD
Groep 5 en 6
Vraag de leerlingen zich het volgende voor te stellen. Je gaat naar een verjaardagsfeest en neemt een
zelfgebakken taart mee. “Dat ziet er goed uit,” zegt de jarige, “wil je mij het recept geven?” Je geeft het
recept, maar niet op een briefje. Je draagt het recept smakelijk voor. En je eindigt met te zeggen: “Van
harte gefeliciteerd.”
Maak groepjes van vier of vijf leerlingen. Iedere leerling heeft een eigen recept. In de groepjes oefenen
de leerlingen om het recept smakelijk voor te dragen. Als ieder aan de beurt geweest is, kiezen de
leerlingen wie namens het groepje de taart klassikaal mag aanbieden. De uitgekozene oefent nog een
keer, waarbij de anderen uit het groepje aanvullende suggesties mogen geven.
Bijpassende boeken: De verjaardag van de eekhoorn door Toon Tellegen, De boze heks geeft een feest*
door Hanna Kraan
EEN MOOI VERHAAL
Groep 7 en 8
Laat een afbeelding van een harp zien (zie bijlage) en vraag de leerlingen te fantaseren hoe dit
instrument zou kunnen zijn ontdekt. Benadruk dat het niet om de waarheid gaat, maar om een mooi
verhaal. Laat terwijl ze denken de harpmuziek horen (dit kunt u bijvoorbeeld via YouTube doen).
Maak groepjes van vier of vijf leerlingen en geef opdracht een mooi, leuk of spannend, maar in ieder
geval bijzonder, verhaal te maken. Geef ter inspiratie ieder groepje een afbeelding van een harp. De
leerlingen mogen zelf weten of ze het verhaal willen voorlezen of vertellen. In het eerste geval moet de
tekst worden uitgeschreven. Laat voor het vertellen de kernwoorden noteren.
De hele groep moet aan de presentatie meewerken. Dat betekent dat ze hetzij in koor vertellen, hetzij de
tekst per regel of alinea door een leerling laten vertellen. Ze kunnen ook de rollen verdelen.
Laat tijdens de optredens harpmuziek klinken. Bespreek ieder optreden kort na.
Bijpassende boeken: Mensen, draken en dolfijnen, wezens uit de Griekse mythologie door Simone
Kramer, Ik en de Rovers* door Siri Kolu
* Deze boeken zijn kerntitels, speciaal door CPNB geselecteerd bij het thema van de Kinderboekenweek:
Feest!
BIJLAGE:
LESIDEE GROEP 3-4: GEDICHT NAAR PAUL VAN OSTAIJEN
BIJLAGE:
LESIDEE GROEP 7-8: AFBEELDING HARP
TIP 4
FEESTBEEST!
Doelgroep
Groep 3-4
Korte omschrijving
In deze les gaan de kinderen een “Feestbeest” maken. Je start met het verkennen van het cultureel
verschijnsel “Feest” in een kringgesprek. Daarna bespreek je met de kinderen wat een beest nu een
‘feestbeest’ maakt. Na een inleefoefening gaan de kinderen zelf hun feestbeest verbeelden! Tot slot
bekijk je de beesten en reflecteer je samen op de werkjes.
Graag ondersteuning bij het maken van de feestbeesten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als
workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer
via [email protected]
Boekentips en webtips
Feestbeesten in de klas, Vivian den Hollander
LESMATERIAAL FEESTBEEST!
INTRO: KRINGGESPREK
TIP: Behandel onderstaande vragen steeds vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen
goed of fout is, maar vraag kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers
allerlei redenen waarom mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden.
Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen.
Leidende vragen:
Wat is “feest”?
Waarom vieren mensen feest?
Wanneer vier ik feest?
Welke soorten ‘feest’ zijn er?
Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’?
Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken?
Ga dan over op het verschijnsel “feestbeest” met behulp van de volgende vragen:
Welke beesten zijn, volgens jou, echte feestbeesten?
Waarom is dat voor jou een echt feestbeest? Wat vind je er zo feestelijk aan?
(kind noemt bijvoorbeeld een olifant) Is er een verschil tussen jouw ‘feestolifant’ en een gewone
olifant? Wat is het verschil? Of zijn alle olifanten voor jou feestbeesten?
Hoe wordt een beest eigenlijk een feestbeest? Kan een beest dat je geen feestbeest vindt, tóch
een feestbeest worden?
(waarschijnlijk noemen kinderen bij bovenstaande vraag cadeautjes, vlaggetjes, taart e.d. als
feestitems) Daag de kinderen uit nog meer te bedenken. Misschien heeft een feestolifant wel
feestelijk gekleurde poten met een leuk patroontje?
Op wat voor feestje zou je dit beest wel uit willen nodigen? (een verjaardag, feestje voor je
zwemdiploma, bruiloft etc.)
ZELF AAN DE SLAG!
De kinderen gaan nu hun eigen feestbeest maken. Je kunt hiervoor allerlei technieken
gebruiken, bijvoorbeeld tekenen/schilderen, boetseren met klei of knutselen met
afvalmaterialen.
Startoefening:
Doe allemaal je ogen dicht en doe ze pas open als ik het zeg.
Stel je voor: Je gaat naar een feestje. Wat voor feestje het is, mag je zelf bedenken. Je hebt net
je stukje taart op, als je ziet dat er een kring van mensen vormt. Ze kijken ergens naar… Dat lijkt
wel een beest! Wring jezelf een beetje tussen alle mensen door naar voren, zodat je het beest
goed kunt zien! Wat ziet dat beest er vrolijk uit! Het is geen gewoon beest, maar een feestbeest!
Het lijkt eigenlijk bijna niet meer op een beest dat je kent, zó feestelijk ziet ie eruit. Bekijk hem
maar eens goed. Ook van de achterkant. Hoe ziet hij eruit? Welke kleuren, welke vormen? Kijk
ook goed naar zijn kop, en zijn poten. Hoe zien die eruit? Ineens doet het beest iets heel raars,
wat ie normaal gesproken niet doet. Het is heel grappig en eigenlijk wel cool dat het beest dat
doet! Kijk nog maar eens goed! Heb je het allemaal goed gezien? Doe dan je ogen maar weer
open…
Kies een van de volgende verwerkingsvormen:
1. Tekenen: Teken het feest uit je gedachten, waar jouw feestbeest te gast is! Teken hoe
het feest eruit ziet én wat dat feestbeest voor speciaals doet! (misschien wel
skateboarden, of bellenblazen of een handstand… Alles kan!)
2. Boetseren met klei: Maak van klei het feestbeest uit jouw gedachten! Als de klei droog
is, kun je hem nog schilderen.
3. Knutselen van afvalmateriaal (iets moeilijker): Gebruik allerlei afvalmateriaal om jouw
feestbeest te maken! Start met een wat groter voorwerp (bijvoorbeeld een lege
wasmiddelfles, een oude gieter etc.)
(deze verwerkingsopdracht sluit ook aan bij de Dag van de Duurzaamheid op 10
oktober)
TIP: Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als
workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer
via [email protected]
TIP: Maak een feestelijke slinger van de feestbeest-tekeningen, of maak een feestdierentuin
van de klei- of afvaldieren.
EVEN TERUGBLIKKEN…
Bekijk met de kinderen verschillende werkstukken. Je kunt de volgende vragen gebruiken als leidraad
voor het gesprek:
Vind je de beesten feestelijk? Hoe weet je dat ze feestelijk zijn, waar zie je dan aan?
Wat valt op aan het hoofd, de poten, de ‘accessoires’?
Kun je aan de kleuren, of de vorm, zien dat het feestbeesten zijn? Waarom wel of niet? Wat
maakt een bepaalde vorm of kleur voor jou feestelijk/vrolijk?
Waarschijnlijk kun je na enkele besproken werkjes concluderen dat er overeenkomsten zijn tussen
alle feestelijke beesten, maar ook verschillen. Bespreek tot slot de volgende (verdiepings)vragen:
Wanneer zeg je nu van een feestbeest dat het vrolijk/feestelijk is?
Is het vrolijk/feestelijk als de maker, oftewel de kunstenaar, dat vindt?
Is het vrolijk/feestelijk als iemand die ernaar kijkt dat vindt? Is dat ook zo als maar één persoon
dat vindt? En bij twee?
En als iedereen het vindt, behalve één?
Als er op jouw verjaardagsfeestje zo’n feestbeest langskomt, wat zou je dan doen?
TIP 5
HOE WORDT EEN PRENTENBOEK GEMAAKT?
Doelgroep
Groep 4 t/m 8
Korte omschrijving
In deze les leer je hoe een prentenboek wordt gemaakt.
Download het lesmateriaal (in pdf) op http://www.schoolbordportaal.nl/storage/programmas/programma1922-app.pdf
Boekentips en webtips
Nippertje, Rian Visser en Noëlle Smit
http://www.prentenboek.nl/
http://www.bibliotheek.nl/prentenboek?page=1 (digitale prentenboeken)
http://prentenboek.yurls.net/nl/page/ (digitale prentenboeken)
TIP 6
FEEST! IN BEELD
Doelgroep
Groep 5-6
Groep 7-8
Korte omschrijving
In deze les ga je kijken naar manieren waarop het thema “Feest” is uitgebeeld in schilderijen. De les start
met een kringgesprek waarin je samen met de kinderen het cultureel verschijnsel “Feest” verkent. Daarna
bekijk je enkele zeer verschillende schilderijen waarop een feest afgebeeld is en bespreek je met de
kinderen datgene wat je ziet via een aantal beschouwende vragen. Als je wat dieper in wilt gaan op het
onderwerp, kun je na het bekijken van de schilderijen ook de verdiepende vragen behandelen. Ten slotte
gaan ze zelf aan de slag! Je kunt kiezen tussen twee verwerkingsopdrachten: een feestelijk zelfportret
maken (individueel) of een fotografieopdracht waarop je een feestelijk tableau vastlegt (klassikaal of in
groepjes)!
Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als
workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer
via [email protected].
Boekentips en webtips
Meer over beschouwen van (en filosoferen met) kunst:
http://www.cultuurplein.nl/primair-onderwijs/lesidee%C3%ABn/beeldend/beschouwen-en-reflecteren-metkinderen
http://www.hardenberg.nl/fileadmin/documenten/Kunst_in_Hardenberg/Kunstroute/Lesbrief_kunstbescho
uwingsgesprek.pdf
http://www.slo.nl/primair/publicaties/in_gesprek/
http://kmm.nl/school-project/1/13/Filosoferen-met-schilderijen
LESMATERIAAL FEEST! IN BEELD
TIP: In deze les ben je veel met de kinderen in gesprek a.d.h.v. de bijbehorende vragen. Behandel deze
vragen steeds vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen goed of fout is, maar vraag
kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers allerlei redenen waarom
mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden.
INTRO: KRINGGESPREK
Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen.
Leidende vragen:
Wat is feest?
Waarom vieren mensen feest?
Wanneer vier ik feest?
Welke soorten ‘feest’ zijn er?
Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’?
Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken?
BESCHOUWENDE VAN DE SCHILDERIJEN
In de pagina’s hierna vind je verschillende schilderijen waarop ‘feest’ uitgebeeld wordt. Bekijk de
schilderijen één voor één met de kinderen (of maak bij tijdgebrek een selectie).
Bespreek steeds per schilderij de volgende beschouwende vragen in de kring:
Hoe zie je ‘feest’ hierin terug?
(dingen die mensen doen, bepaalde voorwerpen, maar misschien ook wel kleurgebruik of andere
aspecten)
Waarom zou het feest zijn? Wat zou er gevierd (kunnen) worden?
Zijn er ook dingen in het schilderij die volgens jou niet zo ‘feestelijk’ aandoen?
Vind jij dit een feestelijk schilderij? Waarom wel of niet?
VERDIEPENDE VRAGEN
Als je alle (gewenste) schilderijen samen bekeken en besproken hebt, kun je onderstaande vragen
gebruiken om wat dieper in te gaan op het thema.
Vaak zeggen kinderen dat een schilderij ‘feestelijk’ is als het vrolijk is… Maar:
Wanneer zeg je nu van een schilderij dat het ‘vrolijk’ is?
Is een schilderij vrolijk als de kunstenaar dat vindt?
Is een schilderij vrolijk als iemand die ernaar kijkt dat vindt? Is dat ook zo als maar één persoon
dat vindt? En bij twee?
En als iedereen het vindt, behalve één?
ZELF AAN DE SLAG!
Er zijn twee opties voor deze verwerkingsopdracht:
-
Optie 1
een feestelijk zelfportret maken (individueel)
een feestelijk ‘tableau’ maken en dit vastleggen op foto (klassikaal of in groepjes)
Feestelijk zelfportret
Maak een zelfportret waar jij feestelijk op staat. Wat er gevierd wordt en wát dat portret nu feestelijk
maakt (de accessoires of juist het kleurgebruik) dat mag je zelf bepalen! Wees hierin lekker creatief!
Laat de kinderen eerst nadenken over waarom er ‘feest’ is, wat er te zien moet zijn op het portret
(feestelijke ‘accessoires’?), welke kleuren en/of technieken daar volgens hem/haar bij passen etc.
Probeer de kinderen verder te laten denken dan de standaard vlaggetjes en hoedjes.
Geef als leerkracht de kinderen verschillende mogelijkheden qua technieken: schilderen, plakken, stof
gebruiken, stempelen met materialen etc. Deze vrijheid ‘triggert’ de creativiteit omdat ieder materiaal weer
andere mogelijkheden met zich meebrengt.
Optie 2
Feestelijk tableau
Ontwerp met de klas een feestelijk tableau. Je kunt hiervoor een van de schilderijen als voorbeeld
nemen. Kleed het mooi aan, met de juiste setting, kleding en voorwerpen, en leg het geheel vast op foto.
Je kunt er ook voor kiezen om geen schilderij na te bootsen, maar zelf een setting te verzinnen. Wat
wordt er gevierd? Wie zijn daarbij aanwezig? Hoe zijn zij gekleed? Wat doen de personages en wat
gebeurt er op het moment van vastleggen/de foto? (Wordt er vrolijk geproost? Is men aan het dansen?
Etc.)
TIP: Graag ondersteuning bij deze verwerkingsopdrachten? Een kunstenaar van KunstLokaal kan dit als
workshop behandelen in uw klas. Neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer
via [email protected]
EVEN TERUGBLIKKEN…
Bij Feestelijk zelfportret:
Vind je dit een feestelijk portret? Hoe zie je dat het feestelijk is?
Kun je aan de gebruikte kleuren, of de vormen, zien dat het feestelijk is? Waarom wel of niet?
Wat maakt een bepaalde vorm of kleur voor jou feestelijk/vrolijk?
Welke technieken zijn er gebruikt om dit portret te maken? Welk effect hebben die?
Bij Feestelijk tableau:
Als deze foto in een museum zou hangen, zouden de mensen die het zien dan denken “Dat ziet
er feestelijk uit!”
Wat maakt het tableau zo feestelijk?
Zijn er ook dingen die, nu je de foto goed bekijkt, nóg feestelijker hadden gekund?
Word jij blij van dit feestelijke tableau?
BIJLAGE:
DE SCHILDERIJEN
“De boerenbruiloft” – Pieter Brueghel
Online bekijken: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/af/Pieter_Bruegel_the_Elder__Peasant_Wedding_-_Google_Art_Project.jpg
“Dansend paar” – Jan Steen
Online bekijken:
http://internationaljustice.rnw.nl/data/files/imagecache/rnw_slideshow/images/image/article/2011/11/steen
_dansend_paar_middelgroot.jpg
“Le Chahut” – Georges Seurat
Online bekijken: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/en/3/31/Georges_Seurat,_188990_Chahut,_Kr%C3%B6ller-M%C3%BCller_Museum,_Otterlo,_Netherlands.jpg
“Vrolijk feest” – Ad Verstijnen
Online bekijken: http://myshop.s3-external-3.amazonaws.com/shop1101100.pictures.1685g.jpg
TIP 7
D’N HEILIGE LOSBOL
Doelgroep
Groep 5-6
Korte omschrijving
De patroon van de Gemertse kermis is de Heilige Losbol. Op het Ridderplein in Gemert staat een beeld
van deze heilige. De heilige heeft de naam Dionisius. Hij was bisschop maar werd in 272 na christus
onthoofd. Hij werd na zijn dood heilig verklaard en sindsdien wordt hij afgebeeld als bisschop met zijn
hoofd in zijn hand. De vaste feestdag van deze heilige is 9 oktober. op die dag in 1683 werd de kerk in
Gemert opnieuw ingezegend. Dat was een groot feest dat daarna ieder jaar op die dag werd gevierd als
ker(k)mis. Tot 1925 werd in Gemert kermis gevierd op deze feestdag!
Bezoek het beeld op het Ridderplein met aansluitend een rondleiding in het gemeentearchief.
Voor meer informatie: www.gemeentearchiefgemert-bakel.nl of bel naar 0492-378575.
Met dank aan Ad Otten, heemkundekring De Kommanderij Gemert en Stichting Gemert Vrijstaat.
Boekentips en webtips
https://www.youtube.com/watch?v=d9LrUg642x4 Mysterie Heilige Losbol verteld door Ad Otten
http://www.heemkundekringgemert.nl/gemerts-heem/198-gh-2008-01-heilige-losbol-is-krimmeneel
http://www.heemkundekringgemert.nl/gemerts-heem/134-gh-2003-02-heilige-losbol-vroeger-patroon-vangemert-kermis
http://www.heemkundekringgemert.nl/Vrijstaat%20beeld%20Losbol%201.pdf
TIP 8
FEEST- EN NAAMDAGEN
Doelgroep
Groep 6-7-8
Korte omschrijving
We vieren er heel wat vanaf in Nederland, carnaval, kerstmis, carnaval en koningsdag. Maar waarom
vieren wij deze dagen? En wat vieren wij dan? Waarom valt Valentijnsdag altijd op 14 februari en
Sinterklaas op 5 december? Veel van onze feestdagen heeft een oorsprong in het geloof.
Maar wist je ook dat jij een naamheilige hebt? Dat is een heilige die bij je verjaardag hoort. Vroeger kreeg
je vaak de naam of doopnaam van deze heilige. Tijd om op onderzoek te gaan! Op de website
www.feestweetwatjeviert.nl kun je beginnen met je onderzoek!
Boekentips en webtips
http://www.feestweetwatjeviert.nl/ (met lespakket voor leraren)
www.schooltv.nl
www.volkscultuur.nl
Feest! Weet wat je viert, Anita Haverkamp, Saskia Waterman 2007
Wat feesten ons vertellen, Anita Haverkamp, 2013
Een wereld vol feesten, P. Steele
Nederlanders vieren feest, Nederlands openlucht museum.
TIP 9
BEVRIJDINGSFEEST
Doelgroep
Groep 6-7-8
Korte omschrijving
Dit jaar vieren we in zuidoost-Nederland dat we 70 jaar geleden bevrijd zijn. Dat werd toen natuurlijk
groots gevierd. Van het bevrijdingsfeest in 1944 zijn allerlei documenten bewaard gebleven zoals
kranten, foto’s en bewegend beeldmateriaal. In het gemeentearchief bewaren wij dit soort dingen. Kom
langs om deze te bekijken.
Boekentips en webtips
www.gemeentearchiefgemert-bakel.nl
http://omgveghel.wordpress.com/ (lesmateriaal Operation Market Garden)
http://liberationroute.nl/
http://www.wegnaardebevrijding.nl/
http://www.marketgarden70.nl/
TIP 10
FEEST! IN GEDICHTEN
Doelgroep
Groep 7-8
Korte omschrijving
Via dit lesmateriaal werken de kinderen toe naar het zelf schrijven van een gedicht! Je start met het
verzamelen en lezen van gedichten. Daarna houd je een kringgesprek waarin je samen met de kinderen
het cultureel verschijnsel “Feest” verkent. Vervolgens ga je via een aantal opdrachten de kinderen helpen
hun creativiteit te triggeren en inspiratie te verzamelen. Ten slotte bespreek je een aantal verschillende
dichtvormen met de kinderen en gaan zij zelf een gedicht schrijven. Hiervoor worden twee opties
aangegeven. Je kunt er een kiezen, of beide behandelen en de kinderen twee gedichten
Een leuke uitbreiding bij deze les: een workshop illustreren! Ieder kind maakt onder begeleiding van een
echte illustrator een leuke, passende illustratie bij zijn/haar eigen gedicht. Deze workshop is te boeken via
KunstLokaal; neem hiervoor contact op met Cultuurcöordinator Masha de Brouwer
([email protected]).
Boekentips en webtips
Er zit een feest in mij! (Querido’s Poëziespektakel 5) – samengest. door Ted van Lieshout
http://www.poezie-leestafel.info/themas-in-de-poezie
LESMATERIAAL FEEST! IN GEDICHTEN
DE GEDICHTENSLINGER
Verzamel met z’n allen zoveel mogelijk gedichten over ‘feest’. Deze gedichten kun je als een feestelijke
slinger door de klas hangen.
Lees ook samen met de kinderen gedichten over feest. Bijvoorbeeld uit Querido’s Poëziespektakel 5: “Er
zit een feest in mij!”
Vraag de kinderen welke gedichten hen aanspreken en waarom.
Concludeer ook dat gedichten dus helemaal niet per se hoeven te rijmen…! (wat veel mensen denken)
KRINGGESPREK
Houd met de kinderen een kringgesprek om het cultureel verschijnsel ‘Feest’ te verkennen.
Leidende vragen:
Wat is feest?
Waarom vieren mensen feest?
Wanneer vier ik feest?
Welke soorten ‘feest’ zijn er?
Welk gevoel krijg ik bij ‘feest’?
Waaraan kun je een feest herkennen? Wat zijn de kenmerken?
TIP: Behandel deze vragen vanuit een filosofisch perspectief. Dat wil zeggen dat er geen goed of fout is,
maar vraag kinderen wel om hun keuze uit te leggen. Vraag ook door: er zijn immers allerlei redenen
waarom mensen feest vieren, en allerlei manieren om je gevoel bij ‘feest’ te verwoorden.
KOM MAAR OP MET DIE INSPIRATIE! OEFENINGEN EN OPDRACHTEN
Oefening: Kijken in je hoofd
Vertel de kinderen dat ze gaan kijken in hun hoofd: ze gaan met hun ogen dicht in stilte fantaseren. Zeg
dan met een rustige stem en in een langzaam tempo deze of een soortgelijke tekst:
‘Doe je handen voor je gezicht en je ogen dicht. Het is nu donker in je hoofd. Voel dat je stil wordt van
binnen. Fantaseer dat je ergens bent, op een feestelijke plek. Maar geen gewoon feest. Het lijkt wel een
andere planeet! Loop in gedachten rond op die plek. Bekijk het allemaal. Zie je de kleuren? Je draait je
om. Daar zie je iets anders. Ook al zo mooi! Dit is jouw favoriete fantasiefeest? Wat zie je daar allemaal?
Maak er in gedachten een foto van. Onthoud heel goed wat je hebt gezien. Weet je het? Doe dan je ogen
maar weer open.’
Vertel elkaar wat je in je hoofd hebt gezien.
Optie 1:
Het fantastische feest!
(als je deze optie kiest, gaan de kinderen straks een gedicht schrijven over hun ideale fantasiefeest)
Creatieve denkoefening: Niets is onmogelijk!
Bedenk dingen die je normaal gesproken ziet op een feest. Op welke manier zouden deze dingen
ineens heel bijzonder zijn? (Voorbeeld: Stel dat je ranja drinkt op een feestje. Hoe maak je dat
specialer? Door te bedenken dat het uit een ranja-rivier komt bijvoorbeeld!)
Wat zou je zelf graag willen kunnen dat heel speciaal of zelfs onmogelijk is? (vliegen, veranderen
in een superheld, praten met dieren, onzichtbaar zijn etc.)
Wat zou grappig/opmerkelijk/ongewoon zijn als je mama, papa, opa of oma het zou doen?
(rappen, skateboarden, een reuze grote kauwgombel blazen etc.)
Optie 2:
Perspectief van het feestvoorwerp
(als je deze optie kiest, gaan de kinderen straks een gedicht schrijven over hun ideale feest vanuit de
ogen van een voorwerp op het feest )
Creatieve denkoefening: De kring van voorwerpen
Bedenk samen met de klas welke voorwerpen je allemaal kunt zien op een feest (gebakjes,
vorkjes, wijnglazen, slingers, cadeautjes, misschien wel een gitaar?!)
Vorm tweetallen. Iedere leerling neemt een feestvoorwerp in gedachten; hij/zij is vanaf dit
moment dit voorwerp!
De leerlingen gaan elkaar om de beurt vragen stellen om erachter te komen wat voor voorwerp
de ander is. De enige vraag die ze niet mogen stellen is “Welk voorwerp ben jij?” (of: “Ben jij een
vork? Ben jij een feestmuts?” Etc.)
Vragen die ze wel kunnen stellen zijn bijvoorbeeld: Hoe gaat het met je? Wat heb je vandaag al
meegemaakt? Wie (of: welke andere voorwerpen) heb je al ontmoet vandaag?
De antwoordende kinderen moeten hun fantasie gebruiken..! Ze mogen niet alleen met ‘ja’ en
‘nee’ antwoorden. Stimuleer ze om te denken en antwoorden alsof ze zelf dat voorwerp zijn. Er
mogen best hele verhalen uitkomen.
TIP: Als de kinderen dit moeilijk vinden, kun je hen laten oefenen door zelf een voorwerp in gedachten te
nemen. De kinderen mogen dan aan jou als leerkracht vragen stellen. Zo kun je laten zien hoe ze in hun
antwoord ‘hints’ kunnen geven over welk voorwerp ze zijn.
ZELF AAN DE SLAG!
Leg uit dat iedere leerling een gedicht gaat schrijven.
Optie 1:
Optie 2:
ze schrijven een gedicht over hun ideale fantasiefeest
ze schrijven een gedicht over een feest vanuit het perspectief van een voorwerp
Maak als leerkracht een keuze voor een van de vormen.
STAP 1: Maak samen met de kinderen een woordenwolk. Schrijf midden op het bord ‘Feest’ en laat de
kinderen associëren. Ze schrijven zelf ook mee op een A4tje.
STAP 2: Vertel nu als leerkracht iets over verschillende soorten gedichten. In de bijlage staan 5
soortengedichten beschreven:
Kwatrijn
Naamgedicht
Stapelgedicht
Ronddeel
Elfje
Leg globaal uit wat de verschillende dichtvormen betekenen.
Alle kinderen gaan straks hun eigen gedicht schrijven. Daarvoor kiezen ze één van deze dichtvormen.
STAP 3:
Ieder kind omcirkelt 5 tot 10 woorden van zijn woordenwolk. Deze woorden gaat hij/zij gebruiken
in het gedicht.
Ieder kind kiest een vorm gedicht uit
Ieder kind schrijft een gedichtje waarin de gekozen woorden voorkomen
Opmerking: Natuurlijk mag een kind later ook beslissen bepaalde woorden wel of niet (meer)
te gebruiken.
VARIANT VOOR KINDEREN DIE MEER STURING NODIG HEBBEN:
Een simpelere, meer gestuurde, opdracht om tot een gedicht te komen is de volgende:
Stel je voor:
Er is een groot feest geweest . De hele familie ligt al te slapen, maar de gebaksvorkjes liggen,
samen met de bordjes, wijnglazen en lege schaaltjes, op het aanrecht. Ze praten nog even na over
het feest van vanavond.
Maar waar hebben ze het dan over? Wat hebben zij tijdens het feestje gezien, gehoord, geroken?
En hoe voelen ze zich nu?
Leef je goed in en schrijf vijf regeltjes over de gebaksvorkjes. Doe dat op de volgende manier:
Regel 1
Een begroeting of een kreet, bijvoorbeeld “Hallo!” of “Tjongejonge…”
Regel 2
Wat hebben ze gezien?
Regel 3
Wat hebben ze gehoord?
Regel 4
Wat hebben ze geroken?
Regel 5
Hoe voelen ze zich nu?
Gebruik niet alleen losse woorden, maar maak voor iedere regel een korte zin.
Voorbeeld:
Tjongejonge
Zag je die snor van ome Hans?
Hap – ritsel - hap - ritsel…
Bierlucht, niet zo fris
Gelukkig geen gekriebel meer!
TIP: Je kunt kinderen ook zelf een item laten kiezen dat je op een feest ziet (vlaggetjes, bierglazen,
uitgepakte cadeautjes etc.)
TIP: Je kunt deze variant ook gebruiken als ‘warming up’ voor het stukje ‘Zelf aan de slag’.
OPTIONEEL: WORKSHOP ILLUSTREREN
Illustreren is meer dan alleen ‘een tekening maken’.
Haal een echte illustrator in de klas die de kinderen begeleidt in het illustreren van het eigen gedicht!
Neem hiervoor contact op met Masha de Brouwer, Cultuurcoördinator van KunstLokaal, via
[email protected].
BIJLAGE:
DICHTVORMEN
Een kwatrijn
Een kwatrijn is een gedichtje van 4 regels. Twee regels rijmen.
Regel 1 en regel 2 kunnen rijmen (rijmschema AABB). Maar regel 1 kan ook op regel 3 rijmen
(rijmschema ABAB).
Voorbeeld 1:
Er vliegt een grote luchtballon.
Hij vliegt naar de zon.
Ik zou ook wel even,
mee willen zweven.
Voorbeeld 2:
Er vliegt een grote luchtballon,
met hele mooie kleuren.
Hij vliegt naar de zon.
Wat zou er dan gebeuren?
Een naamgedicht
Een naamgedicht is een gedicht waarvan de eerste letters van elke nieuwe zin een woord
vormen. Als je die eerste letters achter elkaar zet, lees je waar het gedicht over gaat.
Voorbeeld 1:
M erel is een vogel
E n ook een mooie naam
R ekenen en taal vindt ze leuk
E n ’s avonds gaat ze rennen
L open op de atletiekbaan.
Voorbeeld 2:
B ootje van papier
O ver de oceaan
O ver grote golven
T erug varen naar Amerika.
Opmerking:
Als leerlingen een ‘naamgedicht’ schrijven, kunnen ze hun eigen naam gebruiken,
maar bijvoorbeeld ook een woord uit de woordenwolk.
Een stapelgedicht
In een stapelgedicht wordt de volgende zin steeds langer. Je begint steeds met hetzelfde stuk,
maar schrijft er een stuk achter. De laatste zin is anders is heel anders.
Voorbeeld:
De school is leuk
De school is leuk, ik speel in de hal
De school is leuk, ik speel in de hal met Roy
We spelen bij de voetbaltafel, het is 3-4.
Een ronddeel
Een rondeel is een gedicht met 8 regels.
Regel 1, 4 en 7 zijn hetzelfde.
Regel 2 en regel 8 zijn ook hetzelfde.
Voorbeeld:
(1) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft
(2) Ik maak mijn eigen verhaal
(3) Ik fantaseer over een verre reis
(4) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft
(5) Ik fiets de hele wereld rond
(6) Ik kom in heel veel landen
(7) Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet schrijft
(8) Ik maak mijn eigen verhaal.
Een elfje
Een elfje bestaat uit 11 woorden. Die elf woorden staan op 5 regels.
Op regel 1 staat 1 woord.
Op regel 2 staan 2 woorden.
Op regel 3 staan 3 woorden.
Op regel 4 staan 4 woorden.
Op regel 5 staat 1 woord.
Voorbeeld:
Kijk,
de spiegel,
wie zie ik,
iemand die ik ken,
mezelf.