124623 (14.2MB)

VAN IJZER TOT JADE
W . A . Ligtendag
_,
ri(
*
a
meetkundige
dienst
^
ref: W.A. Ligtendag (1990)
Van Uzer tol J a d e ;
Een r e c o n s t r u c t van de Zuidelijke Noordzeekust in de jaren 1600 en 1750
Meetkundige Dienst, nota MDLK-K-9041; 55 P + bijl.
Rijkswaterstaat, 's-Gravenhage.
Ten (verdere) geleide
Dat in Nederland prachtige kaarten worden geproduceerd is bekend. Dat historisch-geografen van deze producten prachtig gebruik maken, wordt met de voorliggende nota weer eens te meer bewezen. Niet alleen presenteert de auteur interessante detail situaties en reconstructies, ook is hij erin geslaagd het gestelde doel te
realiseren om de ontwikkeling van de Nederlandse kustlijn en van aansluitende kustgebieden voor een aantal
tijdstappen kwantitatief weer te geven.
O p deze manier komen de resultaten niet alleen op een aanschouwelijke manier beschikbaar, maar zijn ze
voor de kustmorfoloog ook direct te gebruiken voor toetsing van conceptuele of mathematische modellen. Zo
stelden Bakker en Smit (in: „Waarheden omtrent kustgedrag" - nota's RWS/GWAO-87.004 en GWAO-87.348)
op grond van de nu in deze nota gepubliceerde gegevens reeds vast dat het niet mogelijk was de ontwikkeling
van de Hollandse kust sinds 1600 met het veel toegepaste, op het principe van Pelnard-Considere gebaseerde, 1 -lijn model te berekenen. O m op deze tijdschaal kustlijn-reconstructies uit te voeren, en voorspellingen
te doen, moet kennelijk van andere (conceptuele) modellen en paradigma's worden uitgegaan.
Een ander, nu voor de hand liggend, maar nog uit te voeren onderzoek is het omzetten van de in deze nota
aangegeven kustlijnverandering in zandvolumina, bijv. 1 m kustlijnverandering ~ 10-20 m . Hierdoor zal het
mogelijk zijn een indruk te verkrijgen van een grootschalige zandbalans in ruimte en tijd.
Verwacht wordt dat ook andere aspecten uit deze nota tot nader onderzoek naar en beter begrip van het kustgedrag zullen leiden. Zo valt het relatief minder erosieve gedrag van de kust van Vlaanderen op, dat mogelijk
veroorzaakt kan zijn door een geringere golfenergie t.o.v. noordelijke kustgebieden.
Dit gedrag doet zich ook op nog langere termijn voor, zoals door Leenders beschreven in ,,2000 jaar kustontwikkeling van C a p Gris Nez tot Hoek van Holland", nota RWS/NZ-N86.10. Dit leidt er toe dit gedrag ook te
kunnen verklaren door een geringere relatieve zeespiegelrijzing c.q. geringere relatieve bodemdaling.
Een ander interessant aspect wordt door de auteur reeds aangegeven (§ 1.2). Het zou namelijk mogelijk zijn
om ook de diepteligging van de vooroever (onderwateroever) te reconstrueren.
3
Dit is van groot belang omdat uit een verkennende vergelijking van oude zeekaarten reeds is gebleken dat,
althans voor sommige kustvakken, de -10 m dieptelijn zich kustwaarts verplaatst (zie ook Knoester, nota
RWS/GWAO-90.010).
Vandaar een pleidooi voor een historische, marien-cartografische analyse.
Voor meer fenomenologisch onderzoek is van belang dat uit de nota blijkt dat het axioma van een oostwaartse
verplaatsing van de Waddeneilanden niet algemeen geldig is. Ook de in de tijd afnemende verhouding tussen
de lengte van de Waddeneilanden en de breedte van zeegaten verdient aandacht, zeker indien met behulp
van zgn. zeilaanwijzingen ook een indruk van de doorsnede van een zeegat kan worden verkregen.
Allemaal interessante aspecten, maar voor de dag van vandaag en van morgen is het van belang dat de nota
duidelijk illustreert dat de huidige erosieve trend van grote delen van de Nederlandse kust, een is die zich,
zij het in afnemende mate, al eeuwen voordoet. Het nu uit te voeren beleid om de kustlijn te handhaven betekent een doorbreken van die trend.
Een taak waar we voor staan!
—
—
—-
Het onderzoek werd mogelijk gemaakt door financiele ondersteuning vanwege de Rijkswaterstaat, directie Noordzee; de voortreffelijke uitgave van de nota en de productie van de kaart dankzij de medewerking van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Bij deze laatste dienst, afd.
Waterstaatskartografie, zijn maatvaste kopien van de afgebeelde kaarten voor verder onderzoek beschikbaar.
Samenvattingen van deze nota zijn/worden gepubliceerd in:
- Geografisch Tijdschrift 5, 1990
- Historisch-Geografisch Tijdschrift, (1991)
- Caert Thresoor, 1991
Vermeldenswaard ten slotte is dat de auteur een nota voorbereidt, getiteld ,,De kust in duistere eeuw e n " over de kustligging omstreeks het begin van de jaartelling, het jaar 800 en het jaar 1300.
J . Wiersma
proj. coord. Kustgenese
h
.v o OK T Septcntrw
« S X ~
\
"r
\
^
rijkswaterstaat
dienst getijdewateren
bibliotheeki
VAN IJZER TOT JADE
Een reconstructie van de zuidelijke Noordzeekust
in de jaren 1600 en 1750
W.A. Ligtendag
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam
Leg g i j ' t den zee ten laste
of den vlagenden wind
als peinzen u verstomt?
A. Roland Hoist
rijkswaterstaat, ' s - g r a v e n h a g e 1 9 9 0
1
colofon:
kartografie: meetkundige dienst, afdeling waterstaatskartografie
grafische verzorging: meetkundige dienst, afdeling grafische technieken
M D L K - K - 9041
foto omslag:
kaart van de Zeventien Provincien, uitgegeven door C.I. Visscher te Amsterdam in 1630
(U.B. Amsterdam, nr. O K 32).
2
Inhoudsopgave
Inleiding
5
1. De bronnen en hun bewerking
1.1. Inleiding
1.2. De verzamelde kaarten
1.3. De bewerking van de kaarten ten behoeve van de reconstructie van de kustlijnen
1.4. De overige bronnen
7
7
7
8
9
2. De betrouwbaarheid van de oude kaarten
2.1. Inleiding
2.2. De chronometrische nauwkeurigheid
2.3. De topografische nauwkeurigheid
2.4. De meetkundige nauwkeurigheid
11
11
11
12
12
3. De oude kaarten en de reconstructies
13
3.1. Inleiding
13
3.2. De Vlaamse kust
13
3.2.1. Inleiding
13
3.2.2. De kaarten van omstreeks 1600
13
3.2.3. De kaarten van omstreeks 1750
14
3.2.4. De reconstructies
16
3.2.5. De ontwikkeling van de Belgische kust
17
3.3. De kust van de Zeeuwse en de Zuidhollandse eilanden
17
3.3.1. Inleiding
17
3.3.2. De kaarten van omstreeks 1600
17
3.3.3. De kaarten van omstreeks 1750
21
3.3.4. De reconstructies
23
3.3.5. De ontwikkeling van de kust van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden . . . 23
3.4. De Delflandse kust
24
3.4.1. Inleiding
24
3.4.2. De kaarten van omstreeks 1600
24
3.4.3. De kaarten van omstreeks 1750
20
3.4.4. De reconstructies
26
3.4.5. De ontwikkeling van de Delflandse kust
26
3.5. De Rijnlandse kust
26
3.5.1. Inleiding
26
3.5.2. De kaarten van omstreeks 1600
26
3.5.3. De kaarten van omstreeks 1750
27
3.5.4. De reconstructies
27
3.5.5. De ontwikkeling van de Rijnlandse kust
27
3.6. De Kennemerlandse kust
27
3.6.1. Inleiding
27
3.6.2. De kaarten van omstreeks 1600
27
3.6.3. De kaarten van omstreeks 1750
28
3.6.4. De reconstructies
28
3.6.5. De ontwikkeling van de Kennemerlandse kust
28
3.7. De kust van de Kop van Noord-Holland
30
3.7.1. Inleiding
30
3.7.2. De reconstructie van de kustlijn van de Kop van Noord-Holland in 1600 . . . 30
3.7.3. De reconstructie van de kustlijn van de Kop van Noord-Holland in 1750 . . . 31
3.7.4. De ontwikkeling van de kust van de Kop van Noord-Holland
31
3.8. De kust van de Nederlandse waddeneilanden
31
3.8.1. Inleiding
31
3.8.2. De kaarten van omstreeks 1600
31
3.8.3. De kaarten van omstreeks 1750
33
3.8.4. De reconstructies
35
3.8.5. De ontwikkeling van de kust van de Nederlandse waddeneilanden
35
3.9. De kust van de Duitse waddeneilanden
35
3.9.1. De ontwikkeling van de kust van de Duitse waddeneilanden
35
4. Samenvatting en conclusies
37
Geraadpleegde literatuur
39
Afkortingen
40
Bijlage 1:
De geraadpleegde kaarten
Bijlage 2:
Verbalen van de landmeters van Rijnland Kl. Vis
en J . G . de Sauvage, 1776-1790
51
Bijlage 3:
Lijst van figuren
53
Bijlage 4:
De reconstructiekaarten op schaal 1 : 50.000
55
Los bijgevoegd: De reconstructiekaart op schaal 1 : 250.000:
Veranderingen in de Noordzeekust tussen 1600, 1750 en heden.
4
41
Inleiding
In opdracht van Rijkswaterstaat is door de auteur dezes, verbonden aan het Historisch-Geografisch
Seminarium van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam, een onderzoek
verricht naar de ligging van de Noordzeekust in de Nederlanden en Oost-Friesland in respectievelijk
de jaren 1600 en 1750. Dit onderzoek maakt deel uit van het project Kustgenese. De doelstelling van
dit project is om een mathematisch model te vervaardigen, waarmee de ontwikkeling van de zuidelijke
Noordzeekust - en met name het Nederlandse deel daarvan - op de lange termijn kan worden voorspeld. In dat kader bestaat er behoefte aan informatie over de kust in het verleden. Het voorliggende
rapport met de bijbehorende reconstructiekaarten op schaal 1:50.000 en 1:250.000 levert hieraan een
bijdrage.
In overleg met de Taakgroep 1000, een van de samenwerkingsverbanden van instanties die aan het
project Kustgenese deelnemen, is ervoor gekozen om voor de reconstructies het kusttraject tussen
Duinkerken en Wilhelmshaven in beschouwing te nemen. Eveneens in overleg met de genoemde
Taakgroep zijn de peildata 1600 en 1750 gekozen. Deze keuze is gebaseerd op de volgende overwegingen. Besloten werd dat in eerste instanties twee reconstructies zouden worden gemaakt en dat als
voornaamste bron voor deze reconstructies oude kaarten zouden worden benut.
Dit heeft als voordeel dat in vrij korte tijd relatief veel informatie over de ligging van de kust in het verleden kan worden verzameld. De oudste peildatum was daarmee bepaald. Uit de periode voor 1600
zijn niet genoeg grootschalige oude kaarten overgeleverd om op basis daarvan een voldoende betrouwbare reconstructie van de zuidelijke Noordzeekust te kunnen maken.
Daarenboven zijn de kaarten van voor ca. 1530 in meetkundig opzicht zeer onnauwkeurig als gevolg
van gebrekkige meetmethoden. De oudste Topografische Kaart van Nederland, de Topographische
en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, is vervaardigd tussen 1850 en 1864 . Vanaf die
tijd is de Nederlandse Noordzeekust zeer regelmatig en nauwkeurig in kaart gebracht. Het lag dus
voor de hand om als tweede peildatum een jaar te kiezen dat ongeveer halverwege de periode
1600-1864 ligt.
In de navolgende hoofdstukken zal verslag worden gedaan van het onderzoek. In hoofdstuk 1 zal worden uiteengezet op welke wijze het bronnenmateriaal is verzameld en hoe dat is bewerkt.
Hoofdstuk 2 zal handelen over de betrouwbaarheid van het overgrote deel van het bronnenmateriaal:
de oude kaarten.
Uiteraard zal hierin ook de betrouwbaarheid van de reconstructiekaarten ter sprake komen. In hoofdstuk 3 zullen de oude kaarten en de daarop gebaseerde reconstructies worden besproken en zal worden bekeken wat er op grond van deze reconstructies en enkele andere ons ter beschikking staande
gegevens over de kustontwikkeling sinds 1600 kan worden gezegd. In hoofdstuk 4 zal een en ander
kort worden samengevat en zullen enkele conclusies worden getrokken.
1
2
3
Zie het overzicht
Donkersloot-
van Donkersloot-
de Vrij, 1981 pp.
de Vrij, 1981, p. 25; Koeman,
Van der Linden,
1973.
57-127.
1983, pp. 40-51.
1. De bronnen en hun bewerking
1.1. Inleiding
Zoals reeds is vermeld, zijn de reconstructies in hoofdzaak gebaseerd op oude kaarten. In totaal zijn
er 135 kaarten verzameld. In het navolgende is soms onderscheid gemaakt in topografische overzichtskaarten, waarop een groot gebied is afgebeeld, en topografische kaarten van een beperkt gebied. Bij de laatstgenoemde categorie moet gedacht worden aan kaarten waarop meestal een gebied
van enkele tientallen vierkante kilometers of kleiner is weergegeven. Een gedetailleerder onderscheid
in kaartsoorten is voor ons doel niet noodzakelijk.
1.2. De verzamelde kaarten
In eerste instantie werd bij het inventariseren uitgegaan van de kaarten die worden genoemd in de
overzichtswerken van Donkersloot-de Vrij en K o e m a n . Het voornaamste selectiecriterium daarbij
was het jaar van opname en/of vervaardiging. Dat mocht in principe ten hoogste 25 jaar vroeger of
later vallen dan een der beide peildata. Hiermee kon echter niet worden volstaan. Donkersloot-de Vrij
heeft weliswaar alle topografische kaarten van voor 1750 in het Algemeen Rijksarchief en in de rijksarchieven in de provincies genventariseerd, maar heeft deze lang niet alle in haar boek opgenomen .
Bovendien ontbreekt daarin ook informatie over kaarten van na 1750. K o e m a n beschrijft wel een
aantal kaarten van na dat jaar, maar het betreft hier vrijwel uitsluitend gedrukte exemplaren. Daarom
werd dan ook door ons een aanvullende inventarisatie verricht.
In het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage werd de verzameling H i n g m a n en het relevante deel
van de verzameling L e u p e doorgenomen. Tevens werden in de rijksarchieven in de provincies Groningen, Friesland, Noord-Holland en Zeeland (gevestigd in de provinciehoofdsteden) de kaartencatalogi aldaar doorgenomen. O p deze wijze kon de inventaris van de voor ons doel in aanmerking
komende kaarten die reeds met behulp van Donkersloot-de V r i j en K o e m a n gemaakt was, aanzienlijk worden aangevuld. Tegelijkertijd werd een aantal kaarten dat op grond van de beschrijvingen
van Donkersloot-de V r i j en K o e m a n geselecteerd was, reeds op het oog ongeschikt bevonden als
bron voor een reconstructie van de kustlijn.
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
Van het in beschouwing nemen van zeekaarten is uiteindelijk afgezien. O p vrijwel alle zeekaarten wordt
de kustlijn slechts zeer schematisch weergegeven. Daarnaast is uit een eerste verkenning gebleken
dat een betrouwbare reconstructie van de vooroevers op basis van deze kaarten waarschijnlijk wel mogelijk, doch zeer tijdrovend is.
Van de meeste geselecteerde kaarten werden foto's besteld bij of gemaakt in de hiervoor genoemde
archieven alsmede de universiteitsbibliotheken van Amsterdam en Leiden. Voor de rest werden
facsimile-uitgaven gebruikt. Benadrukt dient te worden dat de kaartenverzamelingen van de beide universiteitsbibliotheken omwille van de beschikbare tijd niet systematisch zijn doorgenomen. Om dezelfde reden is afgezien van het betrekken van buitenlandse kaartenverzamelingen en van atlaskaarten
in het onderzoek. In bijlage 1 worden alle tijdens het onderzoek geraadpleegde kaarten opgesomd.
Niet van alle geselecteerde kaarten valt het tijdstip van opname in de periode 1575-1625 of 1725-1775.
Wanneer van een bepaald stuk van het kustgebied geen of zeer weinig kaarten uit een van beide perioden beschikbaar waren, werden soms ook oudere of jongere kaarten in beschouwing genomen.
Vrijwel geen van de gebruikte foto's en reproducties zijn op ware grootte. Daar de afwijking van het
oorspronkelijke formaat in bijna alle gevallen beperkt is, vormde dit voor de reconstructies echter geen
enkei' probleem. Als er opgave werd gedaan van de kaartschaal bleef die in alle gevallen bruikbaar,
omdat dit gebeurde met behulp van een schaalstok.
DonkerslootKoeman,
DonkerslootKoeman,
Hingman,
Leupe,
2871; Rozemond,
1867.
de Vrij, 1981.
1963.
DonkerslootKoeman,
de Vrij, 1981, pp. 3-4.
1963.
DonkerslootKoeman,
de Vrij, 1981.
1963.
de Vrij, 1981.
1963.
1996.
1.3. De bewerking van de kaarten ten behoeve van de reconstructie van de kustlijnen
Voor het merendeel van de gekozen kaarten is gepoogd om de erop weergegeven kustlijnen zo nauwkeurig mogelijk over te nemen op moderne topografische kaarten, daarbij rekening houdend met de
vertekeningen die in alle oude kaarten optreden. Na enig experimenteren bleek dat de Topografische
Kaart van Nederland op de schaal 1:100.000 niet geschikt was als werkkaart. Daarom werd voor het
Nederlandse deel van de kust gebruik gemaakt van de Topografische Kaarten van Nederland, schaal
1:25.000. Voor het Belgische en Duitse kustgebied werden respectievelijk als werkkaart gebruikt de
Topografische Kaart van Belgie 1:25.000 en de Topographische Karte 1:50.000. De bij dit rapport gevoegde reconstructiekaarten hebben de schaal 1:50.000. Om de ontwikkeling van het gehele hier behandelde kustgebied gedurende de periode 1600-heden gemakkelijker te kunnen overzien, is er ook
een overzichtskaart op schaal 1:250.000 bijgevoegd.
Daar de inhoud en de schaal van de benutte oude kaarten aanzienlijk varieert, konden ze niet alle op
dezelfde manier worden bewerkt. Toch kan er wel gesproken worden van een standaardbewerking.
De meeste kaarten hebben namelijk een schaal die kleiner is dan 1:5000 en groter dan ongeveer
1:40.000.
Voorbeelden bij uitstek zijn: de waterschapskaarten van Floris Balthasars en Balthasar Florisz., Jan
Jansz. Dou en Nicolaas en Jacob Cruquius, de Hattinga-kaarten en de Ferraris-kaart.
De meeste kaarten uit deze categorie werden op de volgende wijze bewerkt. O p de oude kaart werd
een punt van de kustlijn gekozen. Bij voorkeur was dat een punt waarvan redelijkerwijs mag worden
aangenomen dat de plaats ervan zo al niet door middel van meting dan toch in elk geval door middel
van een redelijke schatting is bepaald. Dergelijke punten zijn bijvoorbeeld te vinden bij dorpen die aan
zee gelegen zijn, bij duinovergangen, etc. De kans is vrij groot dat de landmeters op dit soort plaatsen
de kust in ieder geval met eigen ogen hebben aanschouwd.
Vervolgens werden 6 a 7 punten op de oude kaart gekozen die op de huidige kaart nog exact zijn
te localiseren. Niet zelden moesten daarbij oudere uitgaven van de topografische kaarten worden geraadpleegd, daar het landschap de laatste decennia zeer sterk veranderd is. Vooral is dat het geval
in de wat oudere ruilverkavelingsgebieden, zoals bijvoorbeeld het eiland Walcheren. In het geval dat
het een vrij kleinschalige oude kaart betrof (waarop dus een vrij groot gebied is afgebeeld) moesten
de punten zich niet al te ver van het te localiseren punt van de kustlijn bevinden. Dit in verband met
de mogelijkheid dat verschillende delen van zo'n oude kaart een verschillende gemiddelde schaal
hebben. Aan de andere kant hebben wij de eis gesteld dat de punten minimaal zo'n 250 meter van
elkaar verwijderd moesten liggen.
Een volgende stap was dat alle onderlinge afstanden van de punten op zowel de oude kaart als de
werkkaart tot op 0.5 mm nauwkeurig werden bepaald. Zo kon van elke afstand de schaal worden berekend.
Om er zeker van te zijn dat er bij de punten niet onverhoopt een was die als gevolg van een flinke
meetfout of van een foute schatting door de vervaardiger van de oude kaart op een volstrekt verkeerde
plaats was ingetekend of die door ons op de werkkaart verkeerd gelokaliseerd was, werd de volgende
procedure gevolgd.
Er werd een datamatrix gemaakt, waarbij zowel voor de rijen als boven de kolommen de punten A,
B, C, etc. werden ingevuld. In de cellen werden de waarden voor de schaal, geldend voor de afstand
tussen de betreffende punten ingevuld. Per kolom (dus voor de afstanden van een punt tot alle andere
punten) werd dan de gemiddelde schaal en de standaardafwijking berekend. Punten die verkeerd op
de oude kaart zijn ingetekend of die door ons verkeerd waren gelokaliseerd, vielen op door een grotere
standaardafwijking en soms ook door een afwijkende gemiddelde schaal. Dergelijke punten werden
door ons geelimineerd. Met de overgebleven punten werd vervolgens een nieuwe datamatrix geconstrueerd en werden dezelfde berekeningen opnieuw uitgevoerd om te controleren of de resulterende waarden redelijk met elkaar overeenkwamen.
Van alle afstanden tussen de overgebleven punten werd dan de gemiddelde schaal bepaald. Deze
schaal werd beschouwd als de beste benadering van de gemiddelde schaal waarop de oude kaart
of het betreffende deelgebied ervan - is afgebeeld. Het bleek overigens dat bij sommige kaarten deze
schaal aanzienlijk afweek van de door de kaartvervaardiger door middel van een schaalstok aangegeven schaal.
O p de oude kaarten werden de afstanden gemeten van de gelokaliseerde punten tot het gekozen punt
van de kustlijn. Deze afstanden werden vermenigvuldigd met de reeds bepaalde gemiddelde schaal
en gedeeld door 25.000 of 50.000 (al naar gelang de topografische kaart waarmee gewerkt werd).
14
1 4
Wij wijzen er hier nogmaals op dat de gebruikte
Strikt genomen
reproducties.
zouden
Gemakshalve
duiden
moeten
maken
meestal een iets andere schaal hadden dan het
tussen enerzijds
we echter hier en in het navolgende
aan. Wanneer we dus hierna spreken
ben we het over waarden
foto's en reproducties
we hier dus onderscheid
over de gemiddelde
die betrekking
hebben
de kaart zelf en anderzijds
ook de foto's en reproducties
schaal, de standaardafwijking
op de foto's en reproducties
met de term
en de vanatiecoefficient,
en niet op de kaarten
ongineel
de foto s en
zelf.
,,kaart"
dan heb-
Op de werkkaart werd vanuit elk gelokaliseerd punt de zo verkregen waarde uitgemeten met een passer. Vervolgens werden de snijpunten van de cirkelbogen beschouwd. Deze vielen uiteraard nooit alle
samen, maar vormden een puntenwolk. De mate van concentratie van deze punten gaf een indicatie
voor de meetkundige betrouwbaarheid van de betreffende oude kaart.
Het probleem om de puntenwolk te reduceren tot het te bepalen punt van de kustlijn is als volgt aangepakt. Bekeken werd waar de snijpunten lagen van de 3 a 4 cirkelbogen behorend bij de gelokaliseerde
punten die het dichtst bij (meestal + 1 a 3 km) het gezochte punt van de kustlijn gesitueerd waren.
Het midden van dit puntenwolkje werd beschouwd als het gezochte punt. Deze reductie van het aantal
in beschouwing genomen punten is gebaseerd op de overweging dat, naarmate de door de landmeter
te meten of te schatten afstand kleiner was, de fout die hij eventueel heeft gemaakt in absolute zin in
het algemeen ook kleiner was. Bovendien blijft bij korte afstanden ook beperkt de fout die mogelijk
optreedt als gevolg van het feit dat de door ons bepaalde gemiddelde schaal enigszins afwijkt van de
schaal die in werkelijkheid door de landmeter is gehanteerd.
Meestal werden op deze wijze 2 of meer punten van de kustlijn tegelijk bepaald. In het geval dat een
kaart relatief kleinschalig was en er dus enkele tientallen kilometers kustlijn op afgebeeld waren, werd
de zojuist beschreven serie metingen en berekeningen meermalen verricht voor verschillende delen
van de kaart.
Een aantal kaarten is op een andere wijze bewerkt. Dit gebeurde wanneer de aard van de informatie
op de kaart (of in een enkel geval ook in de bijbehorende beschrijving) daartoe aanleiding gaf. Zo is
bijvoorbeeld kaart nr. 74 (bijlage 1; 2 exemplaren; zie figuur 1) vervaardigd om naast de breedte van
de duinen de breedte van het strand tussen Huisduinen en Callantsoog weer te geven. O p beide
exemplaren is daarom op drie plaatsen de afstand van de (nog steeds aanwezige) Zanddijk tot de
hoogwaterlijn opgegeven. Het zal duidelijk zijn dat bij deze exemplaren de bovenbeschreven werkwijze niet gevolgd behoefde te worden.
Een derde categorie kaarten leende zich - vanwege de te kleine schaal, de kaartinhoud of een te grote
onnauwkeurigheid in meetkundig opzicht - niet voor metingen en berekeningen, maar heeft niettemin
bij de reconstructies dienst gedaan. Wanneer kaarten op andere dan bovenbeschreven wijze zijn bewerkt, zal dat in hoofdstuk 3 aangegeven worden. Daar zal eveneens worden vermeld welke van de
uitgekozen kaarten uiteindelijk niet geschikt bleken voor ons doel.
1.4. De overige bronnen
Naast de kaarten zijn ook enkele geschreven archiefstukken geraadpleegd. O p 2 stukken na waren
dit beschrijvingen bij een kaart. Zoals hierna nog zal blijken, geven deze beschrijvingen meestal veel
extra informatie. Helaas zijn in het verleden bij het inventariseren van de archiefbestanden de kaarten
dikwijls afzonderlijk van de beschrijvingen in een aparte verzameling opgeborgen, zonder dat genoteerd is in welke archieven de beschrijvingen zich bevinden. Het zou al veel tijd en moeite kosten om
slechts een klein deel van de nog niet gelokaliseerde beschrijvingen terug te vinden, laat staan een
aanzienlijk percentage. Vandaar dat geen pogingen in deze richting zijn gedaan. Slechts de enkele
beschrijvingen die zich nog bij de kaarten bevonden, alsmede enige inmiddels door anderen teruggevonden beschrijvingen zijn geraadpleegd. Het is te hopen dat er in de toekomst systematisch gezocht
gaat worden naar kaartbeschrijvingen. De informatieve waarde van vele oude kaarten zou daardoor
aanzienlijk worden verhoogd.
Ter aanvulling en controle van de reconstructies is ook de literatuur geraadpleegd. In de relatief korte
tijd die ons ter beschikking stond, kon niet alle relevante literatuur worden bestudeerd. Wij willen hier
dan ook benadrukken dat er een selectie is gemaakt.
De meeste literatuur die betrekking heeft op oude kaarten gaat in op de uiterlijke aspecten van de kaarten, op de wijze van vervaardiging en/of op de vervaardiger(s) zelf. Dikwijls komt de inhoud slechts
zijdelings aan bod. In een aantal door ons geraadpleegde publicaties wordt echter belangrijke inhoudelijke informatie over de kaarten meegedeeld en zijn soms ook reconstructies van delen van de kust
a f g e b e e l d . Om te voorkomen dat we bij de bewerking van de oude kaarten benvloed zouden worden door deze reconstructies zijn ze, behalve voor het Duitse kustgebied, pas achteraf geraadpleegd
en vervolgens vergeleken met onze werkkaarten.
15
Zie bijv. Westenberg,
1961; Schoorl,
1973 en Klijn,
1981.
Figuur 1.
Kaart van de Zanddijk over het Koegras en van de stranden en duinen daar ten
westen gelegen, vervaardigd door A. Kickert, 7 755 (zie bijlage 1, nr. 74).
2. De betrouwbaarheid van de oude kaarten
2.1. Inleiding
De betrouwbaarheid van een kaart is recht evenredig met haar nauwkeurigheid. Aan het begrip nauwkeurigheid zijn in dit verband drie aspecten te o n d e r s c h e i d e n namelijk:
1.
de chronometrische nauwkeurigheid: hierbij gaat het om de vraag in hoeverre een kaart de actuele situatie van het tijdstip van vervaardiging weergeeft.
2.
de topografische nauwkeurigheid: de vraag welke informatie de kaart precies geeft over het afgebeelde gebied staat hier centraal.
3.
de meetkundige nauwkeurigheid: daarbij is van belang in hoeverre de punten, lijnen en vlakken
op de kaart in de juiste verhoudingen zijn afgebeeld.
16
In het navolgende zullen wij deze aspecten nader aan de orde stellen.
2.2. De chronometrische nauwkeurigheid
In het verleden werd bij de vervaardiging van kaarten dikwijls gebruik gemaakt van reeds eerder gemaakte exemplaren.
Delen van een kaart of erop afgebeelde elementen die voor het vervaardigingsdoel niet of weinig van
belang waren, werden dikwijls niet gemeten. Soms werden ze op basis van schattingen ingetekend,
maar soms ook werden ze ontleend aan oudere kaarten.
Uit wat ons tijdens de bewerking van de kaarten is gebleken, zijn het vooral de overzichtskaarten die
vervaardigd zijn met gebruikmaking van oudere kaarten. Zo is bijvoorbeeld voor de VisscherRomankaart van Zeeland uit 1654/55 (bijlage 1; nr. 10) onder meer gebruik gemaakt van de kaart van
Walcheren van Christoffel Bernards uit 1641 (bijlage 1; nr. 17; zie figuur 3), voor de kaart van Beeldsnijder van Noord-Holland uit 1575
(bijlage 1; nr. 54) van die van Adriaan Anthonisz. van de Hondsbossche en de Zijpe uit 1572 (bijlage
1; nr. 63) en voor de kaart van Pieter Bruijnsz. van Zuid-Holland uit 1591 (bijlage 1; nr. 44) mogelijk
van een verder onbekende kaart uit 1 5 3 1 .
Daarom zijn er uiteindelijk ook weinig overzichtskaarten voor de reconstructies gebruikt. En in de gevallen dat ze toch zijn benut, is dat met de nodige omzichtigheid gebeurd.
Binnen de overzichtskaarten is er echter een soort kaarten waarvan bekend is dat er geen of vrijwel
geen anachronismen in voorkomen, daar ze zijn gebaseerd op metingen van de kaartmaker zelf. Het
betreft hier de kaarten van de Hoogheemraadschappen (bijlage 1; nr 40, 42, 49, 50 en 58). Natuurlijk
hebben we hierbij alleen de eerste uitgaven van deze kaarten op het oog.
Latere uitgaven kunnen vele anachronismen vertonen, zeker als het gaat om de ligging van de kustlijn.
Zo is bijvoorbeeld de derde uitgave van de kaart van Rijnland (bijlage 1; nr 50) wel ingrijpend gewijzigd
ten opzichte van de eerste en tweede uitgave, maar niet voor wat betreft de kuststrook.
Ontlening aan oudere kaarten heeft in veel mindere mate plaatsgevonden bij de kaarten van een beperkt gebied. Of beter gezegd, er zal wellicht bij het vervaardigen van deze kaarten ook wel naar oudere exemplaren gekeken zijn, maar daarbij zijn er voor zover ons gebleken is - geen of veel minder
anachronismen in de nieuwe kaart terechtgekomen dan meestal bij de overzichtskaarten het geval is.
Dit is te verklaren uit het feit dat het af te beelden gebied niet zo groot was dat het door een landmeter
niet in betrekkelijk korte tijd goed kon worden verkend. Niettemin zijn er voorbeelden aan te wijzen van
kaarten van een beperkt gebied die anachronismen vertonen als gevolg van ontlening. Voorbeelden
zijn de kaarten van Adriaan Anthonisz. van de Wieringerwaard uit 1611 en van zijn zoon Anthonis Andriaansz. Metius van Callantsoog uit 1618 (nr. 69) die volgens S c h o o r l beide teruggaan op een nog
slechts in kopie bekende kaart van eerstgenoemde landmeter uit 1571. Van de kaarten van een beperkt gebied mag dus ook niet voetstoots aangenomen worden dat ze in chronometrisch opzicht wel
nauwkeurig zullen zijn.
17
18
19
° Blakemore
1
Donkersloot-
en Harley,
1980; Koenders,
1986, p. 65.
de Vrij, 1981, p. 135.
In het geval van de kaart van het Hoogheemraadschap
20 jaar. Het is daarom
niet uitgesloten
weliswaar geen oudere kaarten klakkeloos gekopieerd,
p. 148).
9
Schoorl,
1973. p. 91, noot 23.
van de Uitwaterende
Sluizen (bijlage
1; nr. 58) duurde de opname
dat de kaart bij de uitgave op details al niet meer up-to-date
was. Bovendien
maar er is wel gebruik van gemaakt (zie bijv. Donkersloot-
zo'n
zijn er
de Vrij, 1981,
Samenvattend kan worden gesteld dat er bij het merendeel van de door ons bewerkte kaarten in principe rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat ze in chronometrisch opzicht niet geheel
nauwkeurig zijn, ook voor wat betreft de weergave van de kustlijn. Toch kan van een aantal hiervan
wel aannemelijk worden gemaakt dat ze chronometrisch nauwkeurig zijn. Dat zal in het volgende
hoofdstuk gebeuren.
2.3. De topografische nauwkeurigheid
Voor ons doel is de topografische nauwkeurigheid van de kaarten de minst belangrijke. Immers, op
alle kaarten die gebruikt zijn, wordt een kustlijn afgebeeld. Hoeveel topografische details er op het landinwaartse deel van de kaarten worden weergegeven, is niet belangrijk zolang er voldoende nog localiseerbare punten zijn te vinden. Toch kunnen we niet helemaal voorbijgaan aan de topografische
nauwkeurigheid. Het is namelijk van belang hoe gedetailleerd de kustlijn zelf is weergegeven en met
name of duidelijk is of de hoogwaterlijn dan wel de laagwaterlijn is afgebeeld.
Op de meeste kaarten is slechts een kustlijn getekend. Dikwijls is niet aangegeven of het om de hoogof de laagwaterlijn gaat. In een aantal gevallen konden op grond van indirecte aanwijzigingen uit het
kaartbeeld sterke vermoedens worden geuit of kon soms zelfs worden vastgesteld welke lijn is afgebeeld. Wanneer dit niet mogelijk was, is steeds aangenomen dat de hoogwaterlijn is aangegeven. In
het algemeen kan worden gesteld dat naarmate de kaarten jonger zijn, de kustlijn in meer detail wordt
weergegeven en het ook frequenter duidelijk is welke kustlijn getekend is. De kaarten uit de 18e eeuw
vertonen ook in meer gevallen zowel een hoog- als een laagwaterlijn dan de kaarten uit de eeuw ervoor. De topografische nauwkeurigheid van de kaarten neemt dus met de tijd toe. Natuurlijk zijn er
uitzonderingen op deze regel. Deze zullen in het volgende hoofdstuk ter sprake komen.
2.4. De meetkundige nauwkeurigheid
Bij de vervaardiging van de meeste oude kaarten zijn lang niet alle afgebeelde lijn-, punt- en vlakelementen in het terrein gemeten. De vervaardiging van een kaart was, als het om een gebied van enige
omvang ging, een tijdrovend en kostbaar karwei, zodat men zich meestal beperkte tot het inmeten van
de voor het karteringsdoel belangrijke zaken. Van de overige weergegeven elementen probeerde men
in het gunstigste geval de plaats zo goed mogelijk te schatten. Vandaar dat het van groot belang is
te weten met welk oogmerk een oude kaart vervaardigd is. Doordat, zoals al is opgemerkt, veel kaartbeschrijvingen nog steeds spoorloos zijn, kon het doel van de kaart lang niet in alle gevallen onomstotelijk worden vastgesteld.
In het geval dat een punt van een oude kaart tegenwoordig nog localiseerbaar is, kon dikwijls wel worden bepaald of het een gemeten (of een goed geschat!) dan wel een slecht geschat punt betrof. Vaak
hadden de laatstgenoemde punten een veel hogere standaardafwijking en een afwijkende gemiddelde schaal (als bedoeld in paragraaf 1.3). Het zal echter duidelijk zijn dat het voor niet meer localiseerbare punten, zoals die van voormalige kustlijnen, vrijwel nooit mogelijk is om op grond van metingen uit
te maken of het een al dan niet gemeten punt is, vooral ook omdat alle nog wel te localiseren punten
aan een zijde (nl. landinwaarts) van die punten van de kustlijn gelegen zijn.
Omdat dus in de meeste gevallen noch door middel van metingen noch door gebruikmaking van achtergrondinformatie met zekerheid kon worden vastgesteld of de kustlijn al dan niet gemeten is, moeten
we voorzichtig zijn met het opgeven van harde nauwkeurigheidsmarges voor de gereconstrueerde
kustlijnen. Er kunnen getallen voor deze marges worden berekend op grond van de cijfers verkregen
uit de metingen van de nog localiseerbare punten; maar dat zou een valse indruk geven van de werkelijke marges. De voor de reconstructies gebruikte nog localiseerbare punten zijn namelijk alle door de
landmeters gemeten (of goed geschat). De berekende getallen zouden dus alleen weergeven wat de
marges zijn in het geval de kustlijn inderdaad gemeten is.
Daar komt nog bij dat wanneer dergelijke getallen worden opgegeven, geen rekening wordt gehouden
met eventuele chronometrische en topografische onnauwkeurigheden.
Niet alleen om deze redenen hebben wij ervan afgezien om voor de kustlijnen op de reconstructiekaarten nauwkeurigheidsmarges te berekenen. Ook het feit dat verreweg de meeste kaarten niet exact op
de peildata zijn gemaakt, heeft hierbij meegespeeld; de ligging van de kust kan in de periode tussen
de peildatum en het jaar van opname nog enigszins veranderd zijn. In het volgende hoofdstuk zullen
in plaats van nauwkeurigheidsmarges van elke oude kaart - voor zover van toepassing - steeds de volgende gegevens worden vermeld:
- de gemiddelde schaal van de kaart of van het betreffende kaartdeel.
- de standaardafwijking als bedoeld in paragraaf 1.3.
- de variatiecoefficient .
Tevens zullen, waar mogelijk, aanvullende opmerkingen over de meetkundige nauwkeurigheid worden gemaakt. Met behulp van deze gegevens en die met betrekking tot de chronometrische en topografische nauwkeurigheid kan een indruk worden verkregen van de betrouwbaarheid van de
gereconstrueerde kustlijnen.
20
De variatiecoefficient
is de standaardafwijking
gedeeld
door de gemiddelde
schaal:
3. De oude kaarten en de reconstructies
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk zullen de gebruikte oude kaarten worden besproken. Over een aantal kaarten kunnen
slechts enkele algemene opmerkingen worden gemaakt, maar van het merendeel worden daarnaast
meer gedetailleerde gegevens vermeld. Tevens wordt uiteengezet op welke wijze wij via de gegevens
uit de oude kaarten en eventueel uit de literatuur tot de reconstructiekaarten gekomen zijn. Hierbij zullen wij ormwille van de duidelijkheid het te behandelde gedeelte van de Noordzeekust opsplitsen in de
volgende deeltrajecten.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
de
de
de
de
de
de
de
de
Vlaamse kust
kust van de Zeeuwse en de Zuidhollandse eilanden.
Delflandse kust
Rijnlandse kust
Kennemerlandse kust
kust van de Kop van Noord-Holland
kust van de Nederlandse waddeneilanden
kust van de Duitse waddeneilanden.
Tenslotte zal aan de hand van deze kaarten worden geschetst hoe het betreffende deel van de Noordzeekust zich sinds 1600 heeft ontwikkeld. De nummering van de kaarten stemt overeen met die in bijlage 1.
3.2. De Vlaamse kust
3.2.1. Inleiding
Zoals in paragraaf 1.2 reeds is vermeld, zijn alleen Nederlandse kaartenverzamelingen geraadpleegd.
Dit houdt natuurlijk in dat we voor de Belgische kust relatief weinig kaarten in het onderzoek hebben
kunnen betrekken. Niettemin bleek het mogelijk om ook voor dit deel van de Noordzeekust redelijk
betrouwbare reconstructies te maken.
3.2.2. De kaarten van omstreeks 1600
Voor de reconstructie van de kustlijn in 1600 stonden ons slechts twee kaarten ter beschikking; een
kopie van de kaart van het Vrije van Brugge uit 1571 door Pieter Pourbus (bijlage 1, nr. 2) en een kaart
van de Zwinstreek uit 1627 (bijlage 1, nr. 1).
Hoewel De S m e t de kopie van de kaart van Pourbus onnauwkeurig acht, leert een vergelijking van
deze kopie met afbeeldingen van een meer betrouwbare kopie uit 1 6 0 1 dat ze toch wel zodanig is
gekopieerd dat ze voor ons doel bruikbaar is. De kustlijn van Vlaanderen in 1600 op de reconstructiekaarten is dan ook grotendeels gebaseerd op deze kaart.
We mogen er vanuit gaan dat het origineel in chronometrisch opzicht nauwkeurig was. Het is namelijk
bekend dat Pourbus voor deze kaart uitvoerige veldwaarnemingen heeft g e d a a n . Ook in meetkundig opzicht was deze kaart naar de toenmalige maatstaven uitzonderlijk nauwkeurig . Dat we desondanks de ligging van de kustlijn niet door middel van de hiervoor beschreven methode hebben
bepaald, is te wijten aan twee factoren. In de eerste plaats het al gememoreerde feit dat het hier gaat
om een niet zeer nauwkeurige kopie, in de tweede plaats de omstandigheid dat de kustlijn wat
schetsmatig is aangegeven. We hebben ons daarom beperkt tot een zo goed mogelijke schatting van
de kustlijn.
De kaart van de Zwinstreek (bijlage 1, nr. 1) uit 1627 bleek in meetkundig opzicht zeer onnauwkeurig.
De variatiecoefficient bedroeg 0.176. De eigen ervaring heeft geleerd dat kaarten r.iet een variatiecoefficient groter dan ongeveer 0.1 zich niet lenen voor nauwkeurige reconstructies op basis van metingen
en berekeningen.
21
2 2
23
24
De Smet, 1947, p. 33, noot 1.
O.a. in De Smet, 1939; De Smet, 1947; Gottschalk
De Smet, 1947, pp.
34-36.
De Smet, 1947, p. 3 3 .
198; Verhulst,
1964.
Niettemin kon ook deze kaart dienen om de ligging van de kustlijn in de buurt van het Zwin in 1600
te schatten, zodat er voor dit gebied controle op de door Pourbus getekende kustlijn mogelijk was.
Beide lijnen stemmen redelijk met elkaar overeen.
Naast de genoemde kaarten werden ook de door Laurent gepubliceerde foto's van kaarten uit de
Belgische archieven geraadpleegd. Aan de hand daarvan was het mogelijk om een en ander nog verder te controleren. Zo kon bijvoorbeeld de ligging van de hoogwaterlijn in 1604 voor Oostende worden
bepaald aan de hand van de stadsplattegrond van Van Deventer en een kaart van Pierre L e p o i v r e .
Wij vonden echter geen aanleiding om onze reconstructie te wijzigen.
25
26
3.2.3. De kaarten van omstreeks 1750
Voor de reconstructie van de kustlijn in 1750 stond ons een unieke kaart ter beschikking: de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van graaf de Ferraris tussen 1771 en
1777 (bijlage 1, nr. 3). Qua mate van detail en uitvoering is deze manuscriptkaart te vergelijken met
de huidige topografische kaarten. Zowel de hoog- als de laagwaterlijn is erop weergegeven. Ook aan
de grote chronometrische nauwkeurigheid van de kaart behoeft geen twijfel te bestaan. En hoewel er
voorafgaand aan de opname geen triangulatienet is ingemeten , is de kaart in vergelijking met de
meeste andere door ons geraadpleegde kaarten in meetkundig opzicht van zeer goede kwaliteit. Gezien de mate van detail waarin ook de kuststrook zelf is weergegeven, moet men aannemen dat de
hoog- en de laagwaterlijn met behulp van metingen op de kaart zijn ingetekend. Het zal daarom duidelijk zijn dat op deze kaart de bovenbeschreven methode is toegepast. Daarbij werden de volgende
gegevens met betrekking tot de meetkundige nauwkeurigheid verkregen:
27
28
Tabel 1: de gemiddelde schaal, de standaardafwijking en de variatiecoefficient van een aantal afstanden tussen nog heden te localiseren punten op de Ferraris-kaart, uitgesplitst in deelgebieden.
gemiddelde schaal
standaard afwijking
variatiecoefficient
De Panne e.o.
1:24644
1684
0.068
Koksijde e.o.
1:25861
567
0.022
Nieuwpoort e.o.
1:25389
1324
0.052
Middelkerke e.o.
1:25626
723
0.028
Oostende e.o.
1:25155
502
0.020
Bredene e.o.
1:25450
97
0.004
Blankenberge e.o.
1:25196
157
0.006
Knokke-Heist e.o.
1:25337
1379
0.054
Deelgebied
Naast de Ferraris-kaart werd nog een zestal andere kaarten geraadpleegd (bijlage 1, nr. 4, 5, 6, 7,
8 en 9). Van deze kaarten bleken de nrs. 4, 5 en 8 uiteindelijk niet erg geschikt voor ons doel. Kaart
nr. 4 (zie figuur 2) bleek bij nadere beschouwing de toestand in 1706 weer te geven en is dus te oud.
Aan kaart nr. 5 werden om dezelfde reden geen metingen verricht.
Laurent,
1986.
Laurent,
1986, pp.
Wij maakten
gebruik
44-51.
van de
De Smet, 1966, p. 355.
tacsimile-uitgave
Figuur 2.
Plan van de Gelegenhyd der stad Ostende [in 1706], uitgegeven
C. Mortier, tussen 1721 en ca. 1778 (zie bijlage 1, nr. 4).
door J. Covens en
15
Kaart nr. 8 heeft een te kleine schaal en geeft bovendien waarschijnlijk een situatie weer die aanzienlijk
ouder is dan 1748. Althans, die indruk krijgt men wanneer men het kaartbeeld voor wat betreft de situatie rond het fort St. Paul ten noordoosten van Knokke vergelijkt met dat van kaart nr. 5 en 6.
Mogelijk wordt (voor dit deel van de kust) de situatie uit het begin van de jaren '20 van de 18e eeuw
weergegeven.
Kaart nr. 9, de kaart van Staats-Vlaanderen uit 1745, vervaardigd door W.T. Hattinga, is door de auteur
zelf opgemeten, maar hij heeft daarbij ook gebruik gemaakt van al bestaande kaarten . Voor wat betreft het op de kaart meest westelijke, in de toenmalige Oostenrijkse Nederlanden gelegen gebied nemen Hoogendoorn-Beks en Hattinga V e r s c h u r e aan dat de topografie voor een deel is
overgenomen uit kaart nr. 5. Dit lijkt inderdaad het geval te zijn. Toch is het bedoelde gebied op kaart
nr. 9 niet zonder meer gekopieerd van kaart nr. 5; zo heeft Hattinga bijvoorbeeld de schorren en slikken langs het Zwin anders begrensd. Maar of hij het kaartbeeld ook verder westwaarts up-todate heeft
gebracht, lijkt zeer twijfelachtig. Niet alleen vertonen beide kaarten daar zeer sterke overeenkomsten,
men dient zich bovendien te bedenken dat deze streek ver buiten StaatsVlaanderen lag. Vandaar dat
de kaart van Staats-Vlaanderen alleen gebruikt is om de kustlijn bij de Zwinmonding te reconstrueren.
De voor dit gebied geldende gemiddelde schaal was 1:94343, de standaardafwijking en de variatiecoefficient bedroegen respectievelijk 5072 en 0.054.
Kaart nr. 6 is vervaardigd met het doel de exacte plaats aan te geven van een gestrand Engels schip.
In verband daarmee zijn enkele afstanden tussen een aantal punten in de nabijheid van dit schip gemeten. De gemiddelde schaal waarop deze afstanden afgebeeld zijn was 1:32065, de standaardafwijking bedroeg 1855, de variatiecoefficient 0.057. Omdat het voor het doel van de kaart niet van belang
was om de verder van het schip verwijderd liggende topografische elementen in meetkundig opzicht
nauwkeurig af te beelden, verwachtten wij dat de kaart alleen in de omgeving van het schip (d.w.z.
bij de Zwinmonding) betrouwbaar zou zijn.
Dat bleek inderdaad het geval te zijn. De afstand van de kerk van Knokke tot de kerk van Westkappelle
bleek bijvoorbeeld op de schaal 1:27735 te zijn afgebeeld. Vandaar dat ook deze kaart alleen gebruikt
is voor de reconstructie van de kustlijn langs de Zwinmonding.
Kaart nr. 7 is een relatief grootschalige kaart, waarop een zo klein gebied is afgebeeld, dat het niet
goed mogelijk was om de bovenbeschreven methode erop toe te passen; te weinig punten waren nog
localiseerbaar. Maar juist omdat de kaart zo grootschalig is, kon volstaan worden met het overnemen
van de schaal zoals die door middel van een schaalstok op de kaart is aangegeven. O p deze manier
kon de ligging van zowel de hoog- als de laagwaterlijn in 1752 voor Oostende worden bepaald.
Ook bij de reconstructie van de Vlaamse kustlijn in 1750 konden de door Laurent gepubliceerde
kaartfoto's ons verder helpen. Met behulp van een kaart van Blankenberge uit 1765 en een kaart van
de kuststreek tussen Blankenberge en Knokke uit 1 7 5 8 kon de aan de hand van de Ferraris-kaart
gereconstrueerde kustlijn tussen de twee laatstgenoemde plaatsen worden gecontroleerd. Ook ditmaal bestond er geen aanleiding om onze reconstructie te wijzigen.
De boven besproken kaarten dateren geen van alle exact uit een van de beide peiljaren. Meestal ligt
het tijdstip van vervaardiging hier zelfs relatief ver van verwijderd. Voor dit deel van de Noordzeekust
vormt dit echter geen groot probleem.
Wanneer men alle door ons gebruikte kaarten met elkaar vergelijkt, dan blijkt dat de kustlijn zich hier
sinds 1600 eigenlijk maar weinig heeft verplaatst. Vandaar dat de kaarten in principe geacht werden
de situatie op een van de beide peildata weer te geven. De fout die men met deze veronderstelling
maakt, is verwaarloosbaar klein.
29
30
31
32
3.2.4. De reconstructies
De reconstructie van de Vlaamse kustlijn voor het jaar 1600 is slechts gebaseerd op schattingen aan
de hand van enkele kaarten van rond die tijd. Voor het deel van de kust tussen Nieuwpoort en de huidige Franse grens stonden ons zelfs helemaal geen kaarten ter beschikking. Aangenomen is dat dit stuk
van de kust tussen 1600 en 1750 hetzelfde gedrag heeft vertoond als het kusttraject ten oosten van
Nieuwpoort. Het zal dus duidelijk zijn dat onze reconstructie van de hoogwaterlijn in 1600 slechts een
zeer globale is. Dit is echter niet het geval met de reconstructie voor het jaar 1750. Met name dankzij
de Ferrariskaart kon zowel de hoog- als de laagwaterlijn vrij nauwkeurig worden bepaald. Alleen in de
buurt van de Zwinmonding werden deze lijnen op basis van twee andere kaarten bepaald (bijlage 1,
nr. 6 en 9). Daarvoor waren twee redenen. In de eerste plaats heeft de kust zich in deze omgeving
wat meer dan elders verplaatst, zodat we hier moesten uitgaan van iets dichter bij 1750 vervaardigde
kaarten. Ten tweede lijken de hoog- en de laagwaterlijn bij de Zwinmonding op de Ferraris-kaart vrij
schetsmatig te zijn getrokken.
2
9
on
Koeman,
1983, p. 156.
Hoogendoorn-Beks
en Hattinga
3 1
Laurent,
1986.
3
Laurent,
1986, pp. 78-79 en
2
Verschure,
146-147.
1977.
3.2.5. De ontwikkeling van de Belgische kust
Zoals reeds vermeld blijkt uit de reconstructiekaarten dat de Belgische kust sinds 1600 weinig verandering heeft ondergaan.
Omdat de kustlijn van 1600 slechts een globale reconstructie is, kunnen we niets zeggen over de detailontwikkelingen tussen 1600 en 1750, maar vast staat dat in die periode de kustlijn vrij stabiel was.alleen voor de voormalige Zwinmonding kunnen we met zekerheid zeggen dat de kust zich uitbouwde.
Tussen 1750 en heden kunnen we de ontwikkelingen meer in detail vatten. De hoogwaterlijn tussen
de Franse grens en Nieuwpoort heeft zich gedurende deze periode zo'n 100 a 300 m zeewaarts verplaatst. Tussen Nieuwpoort en Wenduine is de hoogwaterlijn op de meeste plaatsen ongeveer 100 m
landinwaarts komen te liggen. Tussen Wenduine en Zeebrugge heeft de hoogwaterlijn zich niet noemenswaardig verplaatst. Tussen Knokke en Heist heeft de hoogwaterlijn zich 100 a 500 m zuidoostwaarts verplaatst. Te oosten van Knokke vond een verdere uitbouw van de kust plaats als gevolg van
de dichtslibbing en verzanding van het Zwin. De laagwaterlijn heeft zich hier echter enkele honderden
meters landinwaarts verplaatst.
3.3. De kust van de Zeeuwse en de Zuidhollandse eilanden
3.3.1. Inleiding
Wij hebben getracht om voor beide peildata de grenzen tussen land en water in het gehele Deltagebied zo goed mogelijk weer te geven. Maar omdat enerzijds voor het doel van de reconstructies met
name de duinkust van belang is en anderzijds een zeer nauwkeurige reconstructie van alle kustlijnen
in dit gebied te tijdrovend zou zijn, hebben we alleen de duinkust gereconstrueerd met behulp van
de in paragraaf 1.3 beschreven methode. De overige kustlijnen zijn op het oog overgenomen uit oude
kaarten en uit de literatuur.
3.3.2. De kaarten van omstreeks 1600
Hoewel we over enkele kaarten beschikken die de duinkust bij C a d z a n d weergeven en die dateren
van enkele decennia voor 1600 (de nrs. 12, 13 en 14) was het toch niet mogelijk om voor dat traject
tot een betrouwbare kustlijn te komen. In de eerste plaats geven de kaarten alleen een zeer schetsmatig beeld, waarbij bovendien nog komt dat de kaarten v a n ' s Grooten (de nrs. 13 en 14) voor wat betreft
Cadzand en omgeving getrouwe kopieen lijken te zijn van de kaart van Zeeland van Van Deventer
(nr. 12). In de tweede plaats heeft de Allerheiligenvloed van 1570 de duinen op het eiland Cadzand
en op het ten oosten daarvan gelegen eiland Wulpen sterk aangetast zodat de situatie zoals weergegeven op de kaarten van Van Deventer e n ' s Grooten niet mag worden vooruit geprojecteerd naar
het jaar 1600. In de derde plaats lag in 1600 het grootste gedeelte van West-ZeeuwsVlaanderen en
overigens ook het grootste deel van Oost-ZeeuwsVlaanderen drijvende als gevolg van oorlogshandelingen. Aangezien ook Cadzand en Wulpen genundeerd waren, was er in 1600 geen sprake van
een duinkust, maar waarschijnlijk van enkele stroken duin temidden van aan getijde-invloed
blootstaand land. Het is zelfs niet uitgesloten dat in 1600 de duinen hier waren opgeruimd als gevolg
van de getijwerking. Vandaar dat er van afgezien is om de kustlijn van West-Zeeuws-Vlaanderen in
1600 te reconstrueren.
Voor een reconstructie van de Walcherse kust in 1600 stond ons, behalve de reeds genoemde kaarten
van Van Deventer (nr. 12) e n ' s Grooten (nrs. 13 en 14), een kaart van Christoffel Bernards uit 1641
ter beschikking. Het origineel van deze kaart is in 1940 verbrand, maar er bestaan enkele kopieen.
De meest volledige is die van D.W.C. of A. Hattinga uit 1741-1742 (nr. 17; zie figuur 3). Volgens
Donkersloot-de V r i j zijn de Hattinga-kopieen onzorgvuldig. Nu mag het misschien waar zijn dat de
gehanteerde tekenstijl op de kopiekaart een andere is dan die van het origineel en het is zeker zo dat
er enkele elementen van na 1641 zijn toegevoegd, maar de kaart is zeker niet onzorgvuldig gekopieerd. Wanneer we het eiland Walcheren op de Visscher-Romankaart van Zeeland (nr. 10), dat eveneens gekopieerd van de kaart van B e r n a r d s , vergelijken met de Hattinga kopie, dan blijkt dat
beide kaartbeelden afgezien van de tekenstijl zeer goed met elkaar overeenstemmen. Dat betekent
dat de Hattinga-kopie noch in meetkundig, noch in topografisch opzicht belangrijke verschillen met het
origineel in zich kan bergen. We gaan er dan ook vanuit dat de weergave van de kustlijn op de kopiekaart goed overeenstemt met die op het origineel.
33
34
35
36
37
Gottschalk,
1958, pp.
210-212.
Gottschalk,
1958, pp.
213-221.
Gottschalk,
1984, p. 3.
DonkerslootGrooten,
de Vn/, 1981, p. 4
1973.
Figuur 3. Kaart van Walcheren, vervaardigd door D.W.C. of A. Hattinga,
(zie bijlage 1, nr. 17).
18
1741-1742, naar origineel van C. Bernards uit 1641
Daar het origineel door Bernards op basis van eigen waarnemingen is vervaardigd, mag verondersteld
worden dat de kaart in chronometrisch opzicht nauwkeurig is. Wat betreft de topografische nauwkeurigheid kan vrijwel met zekerheid worden gezegd dat de laagwaterlijn is afgebeeld. Gezien de gedetailleerde weergave van de diverse groepen hoofden, die verspreid langs de Walcherse kust lagen, mag
worden aangenomen dat Bernards ook de kust met eigen ogen aanschouwd heeft. We nemen dan
ook aan dat hij de kustlijn heeft ingetekend op grond van metingen. Dit ondanks het feit dat een nauwkeurige weergave van de kust voor het doel van de kaart - het weergeven van de dijken, wegen, hoofdwatergangen en van de verschillende parochie- en blokgrenzen - niet absoluut noodzakelijk was. Een
indruk van de meetkundige nauwkeurigheid van de kaart verkrijgt men met behulp van de volgende
gegevens:
Tabel 2: de gemiddelde schaal, de standaardafwijking en de variatiecoefficient van een aantal afstanden tussen nog heden te localiseren punten op de kaart van Christoffel Bernards, uitgesplitst in deelgebieden.
Deelgebied
gemiddelde schaal
standaard afwijking
variatiecoefficient
Domburg e.o.
1:26699
794
0.030
Westkapelle e.o.
1:26745
729
0.027
Zoutelande e.o.
1:26728
473
0.018
Koudekerke e.o.
1:26833
321
0.012
Vrouwenpolder e.o.
1:26778
783
0.029
De schaalstokken op de kaart geven overigens beide een iets te kleine schaal aan; resp. 1:27480 en
1:27170.
Behalve van de kaart van Bernards hebben we gebruik gemaakt van een kaart van de kuststrook van
Westkapelle tot even voorbij Vlissingen, daterend uit 1635 (nr. 16; zie figuur 4). Ook deze kaart is
slechts in de vorm van een kopie overgeleverd. De kopie dateert uit 1750. Ze is met veel zorg vervaardigd. We gaan er dan ook vanuit dat ze het kaartbeeld van het origineel goed weergeeft. Over het
doel van de kaart is niets bekend, maar in elk geval worden de ambachten, de wegen, de hoofdwateringen, de bebouwing en het grondgebruik in detail weergegeven; het lijkt erop dat de kaart in chronometrisch opzicht nauwkeurig is. Ook op deze kaart is de kustlijn waarschijnlijk op basis van metingen
ingetekend, want ook in dit geval zijn hoofden en zelfs laagten in het strand weergegeven. Gezien de
breedte van het strand moet worden aangenomen dat de laagwaterlijn is afgebeeld. Voor de omgeving van Westkapelle en Vlissingen verkregen we met betrekking tot de nauwkeurigheid de volgende
waarden:
gemiddelde schaal
standaardafwijking
variatiecoefficient
Westkapelle
Vlissingen
1:22528
299
0.013
1:22853
404
0.018
De reeds genoemde kaarten van Van Deventer (nr. 12) e n ' s Grooten (nrs. 13 en 14) zijn ook voor
Walcheren schetsmatig. Ze zouden niets relevants hebben toegevoegd aan de informatie die we uit
de beide zojuist beschreven kaarten verkregen hebben. Vandaar dat we ze voor Walcheren niet hebben gebruikt.
Minder goed materiaal is aanwezig als het gaat om de reconstructie van de Schouwse duinkust in
1600. Hiervoor zijn we aangewezen op de Roman-Visscherkaart (nr. 10). De kaarten v a n ' s Grooten
(nrs. 13 en 15) en Van Deventer (nrs. 12 en 47) zijn voor Schouwen te schetsmatig voor ons doel. De
Roman-Visscherkaart geeft van Schouwen een veel minder gedetailleerd beeld dan van Walcheren.
Dit tamelijk schetsmatige karakter in combinatie met de relatief kleine schaal heeft ons doen afzien van
het verrichten van metingen. Kaart nr. 19 vertoont een stuk van de meest noordoostelijke duinen van
Schouwen. Bij nadere bestudering bleek dit deel van de kaart meetkundige zeer onnauwkeurig te zijn.
Figuur 4. Kaart van 't Resort van Vlissingen, vervaardigd
(zie bijlage 1, nr. 16).
20
door J. Massol, 1750, naar het origineel van Dirk [..!..) uit 7635
Deze kaart werd ook gebruikt om de westpunt van Goeree in 1600 te tekenen. Daar ze op terreinopnamen gebaseerd is, mogen we aannemen dat ze in chronometrisch opzicht nauwkeurig is. Voor de
Goereese kust geeft de kaart de meetkundige verhoudingen hoogstwaarschijnlijk waarheidsgetrouwer
weer dan voor Schouwen, want het doel van deze kaart was om de plaat de Springen, die de westpunt
van de kust vormde, in de juiste maten weer te geven.
Bij gebrek aan localiseerbare punten kon de meetkundige nauwkeurigheid echter niet worden gecontroleerd. De afgebeelde laagwaterlijn is op de werkkaart overgenomen door de op kaart nr. 19 vermelde schaal om te rekenen naar de schaal van de werkkaart.
Kaart nr. 18 geeft een deel van de hoogwaterlijn van de zuidkant van Goeree weer. Ook deze kaart
is op terreinopname gebaseerd. De kustlijn verliep vlak langs nog localiseerbare dijken, zodat ze vrij
nauwkeurig op de werkkaart kon worden overgenomen. Op de Roman-Visscherkaart (nr. 10) wordt
de zuidwestpunt van Goeree nog juist afgebeeld. De weergave is echter zeer onnauwkeurig; het als
een groot duingebied getekende areaal bestond in werkelijkheid uit twee door een polder van elkaar
gescheiden duinenreeksen. Hetzelfde geldt voor de kaart van Colom (nr. 11) en trouwens ook voor
die van Van Deventer (nrs. 12 en 47) e n ' s Grooten (nrs. 13, 15 en 46). Deze kaarten zijn dan ook
niet gebruikt bij de reconstructie van de Goereese kust.
De kaarten nr. 20 en nr. 21 (zie figuur 5) geven een deel van de - naar we aannemen - hoogwaterlijn
van de westkant van Voorne weer. Beide kaarten zijn het resultaat van waarnemingen ter plaatse. In
beide gevallen hadden deze waarnemingen ook betrekking op de kustzone zelf, zodat we kunnen aannemen dat de kustlijnen ingemeten zijn. De lijnen zijn dan ook met behulp van metingen op de werkkaart overgebracht. Kaart nr. 20 had een gemiddelde schaal van I: 8140, een standaardafwijking van
115 en een variatiecoefficient van 0.014. Voor kaart nr. 21 waren deze cijfers respectievelijk 1: 13563,
261 en 0.019. De via deze kaarten verkregen kustlijn wijkt sterk af van de kustlijn in 1606, zoals die
door Cruquius (nr. 31) gereconstrueerd is aan de hand van de kaart van Delfland en De Been van
Wena (nr. 32). We komen hier later nog op terug. Overzichtskaarten zoals die van Van Deventer en
's Grooten zijn voor de reconstructie van de Voornse kust niet gebruikt.
3.3.3. De kaarten van omstreeks 1750
Voor het grootste deel van de kust van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden stonden ons kaarten
van de Hattinga's ter beschikking om de situatie in 1750 te reconstrueren (kaart nr. 22 tot en met nr.
26). Hoewel de gebruikte Hattinga-kaarten overzichtskaarten zijn, zijn ze in meetkundig opzicht toch
zo nauwkeurig dat de bovenbeschreven methode er met succes op toegepast kon worden. Wat betreft
de chronometrische nauwkeurigheid van deze kaarten kan vermeld worden dat die groot is, want de
kaarten zijn gebaseerd op eigen metingen . O p alle kaarten wordt steeds de laagwaterlijn afgebeeld.
De volgende cijfers met betrekking tot de meetkundige betrouwbaarheid van de kaarten werden door
ons gevonden:
38
Tabel 3: De gemiddelde schaal, de standaardafwijking en de variatiecoefficient van een aantal afstanden tussen nog heden te localiseren punten op verschillende kaarten van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden door de Hattinga's.
Deelgebied
gemiddelde schaal
standaard afwijking
variatiecoefficient
Kaart nr. 22
(Cadzand)
1:38751
3523
0.091
Kaart nr. 23
(Walcheren)
Vrouwenpolder e.o
Domburg e.o.
Westkapelle e.o.
Zoutelande e.o.
1:16827
1:16230
1:16068
1:16705
497
557
692
582
0.030
0.034
0.043
0.035
Kaart nr. 24
(Schouwen)
Westenschouwen e.o.
Renesse e.o.
1:45047
1:43564
1536
3238
0.034
0.074
1:38701
3556
0.092
Kaart nr. 25
(Goeree)
Keuning,
1958; Koeman.
1983, p. 162.
Figuur 5. Kaart van de Gorsen en strangen bij Rockanje, vervaardigd door J.C. Koutter, 1608 (zie bijlage 1, nr. 21).
22
Aan kaart nr. 26 is niet gemeten. Deze is alleen gebruikt om de zuidwestpunt van Goeree, die op kaart
nr. 25 niet afgebeeld is, op de reconstructiekaart de juiste vorm te geven.
Naast de Hattinga-kaarten zijn nog enkele andere kaarten van rond 1750 gebruikt. Voor Goeree kan
de noordkust gedetailleerd gereconstrueerd worden aan de hand van kaart nr. 28. O p deze kaart is
de laagwaterlijn afgebeeld. De gemiddelde schaal is: 1:29511, de standaardafwijking 651, de variatiecoefficient 0.022.
De kaart is gebaseerd op terreinverkenningen. O p kaart nr. 29 is een deel van de hoogwaterlijn van
de zuidkust van Goeree afgebeeld. Aangezien het hierbij gaat om dijken die vrijwel alle nog bestaan,
vormde de reconstructie van deze lijn geen probleem.
Kaart nr. 27 bleek bij vergelijking met nr. 23 de kustzone zeer schematisch weer te geven. De kaart
had dan ook als doel om een meer zuidelijk gelegen gebied in de juiste verhoudingen te tonen.
Voor de reconstructie van de Voornse kust in 1750 is gebruik gemaakt van de kaarten nr. 30, 31 en
33. Kaart 30 is gebaseerd op opnamen ter plaatse. Zowel de hoog- als de laagwaterlijn is weergegeven. De gemiddelde schaal bedraagt 1:13211, de standaardafwijking 1118 en de variatiecoefficient
0.085. De beide andere kaarten zijn te kleinschalig en te schetsmatig om er de beschreven methode
met succes op te kunnen toepassen.
3.3.4. De reconstructies
Zoals reeds vermeld is er van afgezien om de West-Zeeuwsvlaamse kustlijn voor het jaar 1600 te reconstrueren.
Enerzijds omdat in die tijd vele polders ingebroken waren, zodat een werkelijkheidsgetrouwe reconstructie niet te maken is.
Anderzijds omdat er toen in dit gebied hoogstwaarschijnlijk weinig of geen duinen waren. De reconstructie van de Walcherse kust in 1600 is gebaseerd op de kaarten nr. 16 en 17. Deze leveren informatie over de laagwaterlijn. Aangenomen is dat deze lijn zich tussen 1600 - 1 6 3 5 , respectievelijk 1600
-1641 in ongeveer hetzelfde tempo in dezelfde richting heeft verplaatst als in de periode 1635 - 1750,
respectievelijk 1641 - 1750. De kustlijn van Schouwen in 1600 is gebaseerd om de RomanVisscherkaart (nr. 10) en voor wat betreft het zuidwestelijk deel mede op gegevens van F o k k e r en
W i l d e r o m . Gezien de datering van deze kaart en gezien het feit dat we er geen metingen aan hebben verricht, moet de hoogwaterlijn op de reconstructiekaart slechts worden gezien als een indicatie
voor de toenmalige toestand. Dit laatste is ook het geval met de laagwaterlijn van Goeree. In de eerste
plaats is onbekend hoe groot de meetkundige nauwkeurigheid van kaart nr. 19 is. In de tweede plaats
dateert deze kaart uit 1648. Bij gebrek aan andere gegevens hebben we echter aangenomen dat de
met behulp van kaart nr. 19 gereconstrueerde laagwaterlijn ongeveer gelijk is aan die in 1600. De
hoogwaterlijn van Voorne in 1600 daarentegen kon vrij goed worden gereconstrueerd met behulp van
de kaarten nr. 20 en nr. 21. We zijn er vanuit gegaan dat op geen van beide kaarten de situatie ten
opzichte van 1600 veel is veranderd.
39
40
Voor alle Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden behalve Voorne kon de duinkust (laagwaterlijn) in 1750
nauwkeurig worden gereconstrueerd. Met behulp van vooral de Hattinga-kaarten. De hoogwaterlijn
van Voorne kon wat minder nauwkeurig worden bepaald. Aangenomen is dat de situatie in 1729 (kaart
nr. 31), 1733 (kaart nr. 30) en 1739 (kaart nr. 33) niet veel afweek van die in 1750.
3.3.5. De ontwikkeling van de kust van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden
De gehele hier behandelde kuststreek vertoont tussen 1600 en heden een flinke teruggang. In WestZeeuws-Vlaanderen bedraagt de teruggang tussen 1750 en heden gemiddeld zo'n 400 m. Deze is
het gevolg van het inbreken en verloren gaan van polders. De Walcherse kust verplaatst zich, behalve
vlakbij Vlissingen, sinds 1600 ook relatief snel landinwaarts. Bij Domburg heeft de grootste teruggang
plaatsgevonden; ongeveer 1 km. De kust van Schouwen vertoont hetzelfde beeld. Ook hier heeft de
kustlijn zich tot maximaal 1 km landinwaarts verplaatst. De kust van Goeree spant de kroon voor wat
betreft de kusterosie. De kustlijn ligt nu zo'n 4 km verder landinwaarts dan in 1600. Dit is het gevolg
van het verdwijnen van de plaat de Springen. De duinen zijn hier in veel mindere mate aangetast. De
kust van Voorne is eveneens aan erosie onderhevig geweest, maar hier bedraagt de teruggang sinds
1600 gemiddeld slechts zo'n 500 m.
Fokker,
Wilderom,
1909.
1964.
3.4. De Delflandse kust
3.4.1. Inleiding
Voor de Delflandse kust zijn niet alleen een aantal oude kaarten verzameld, maar ook enkele oude reconstructiekaarten van de kustlijn. Kennelijk heeft men in Delfland al eerder belang gesteld in onderzoek naar de kustontwikkeling. In het onderstaande zal de nauwkeurigheid van deze kaarten ter
sprake komen.
3.4.2. De kaarten van omstreeks 1600
Voor het intekenen van de Delflandse kust op de reconstructiekaart zijn 13 kaarten geraadpleegd. Uit
de oudste kaarten (de nrs. 44, 43, 46 en 47) blijkt duidelijk dat in de 16e eeuw de zandplaat de Beer
nog niet aan de Delflandse kust was aangegroeid. Rond 1600 begint dit proces van a a n g r o e i . O p
de kaart van Delfland van Floris Balthasarsz. en Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1611 (nr. 40)
wordt de Beer voor het eerst vermeld en afgebeeld. De reeds aangeduide vier oudste kaarten zijn alle
te kleinschalig of te schetsmatig om er metingen en berekeningen aan te kunnen verrichten. Ook de
kaart van Colom (nr. 11) bleek te schetsmatig. Deze kaarten zijn dan ook voor het verder noordelijk
gelegen kustgebied van West-Nederland buiten beschouwing gelaten. De oudste kaart waarop de beschreven methode is toegepast, is de kaart van de Been van Wena uit 1606 (nr. 32).
De gemiddelde schaal van het kustgebied op deze kaart bedraagt 1:45480, de standaardafwijking
2470 en de variatiecoefficient 0.054. Aan kaart nr. 40 zijn op dezelfde wijze metingen en berekeningen
verricht. De cijfers met betrekking tot de meetkundige nauwkeurigheid die deze kaart opleverde waren
als volgt: de gemiddelde schaal 1:28482, de standaardafwijking 2103 en de variatiecoefficient 0.074.
De beide aan de hand van deze kaarten ingetekende hoogwaterlijnen bleken op een bepaald punt
bijna een halve kilometer uit elkaar te liggen hoewel de kaarten maar 5 jaar verschillen in ouderdom.
Naar onze mening is de met behulp van kaart nr. 40 ingetekende lijn de beste benadering van de werkelijkheid. Kaart nr. 40 is dan qua meetkundige nauwkeurigheid wel niet beter dan kaart nr. 32, qua
topografische en waarschijnlijk qua chronometrische nauwkeurigheid is ze dat wel. Ze is gebaseerd
op eigen terreinopnamen en is vrij gedetailleerd. Kaart nr. 32 daarentegen is vrij schetsmatig en het
is zeer wel denkbaar dat de kustlijn door de Been van Wena slechts op grond van ruwe schattingen
is getekend. Het eerder genoemde verschil van onze reconstructie van de kustlijn van Voorne met die
van Cruquius op grond van kaart nr. 32 valt op die manier goed te verklaren. Bovendien weten we
niets over de manier waarop deze kaart tot stand is gekomen.
41
Vergelijking van de kustlijn op kaart nr. 41 met die op kaart nr. 40 leerde dat de eerstgenoemde of
een situatie van ver voor 1600 weergeeft of zeer onnauwkeurig is ingetekend. Kaart nr. 41 is daarom
verder niet in onze beschouwing betrokken.
Kaart nr. 39 bleek geen localiseerbaar punt te bevatten, aan de hand waarvan een reconstructie van
de kustlijn kon worden gemaakt. Bij kaart nr. 38 was dat echter wel het geval. Deze kaart, die zeer
grootschalig is, is gebaseerd op terreinmetingen.
Deze dienden om eigendomsgrenzen in de duinen bij Scheveningen vast te leggen. Wegens de relatief grote schaal moest en kon ook gebruik worden gemaakt van de via de schaalstok opgegeven
schaal.
Met behulp daarvan kon de hoogwaterlijn in 1661 bij Scheveningen worden bepaald. Aan de hand
van kaart nr. 34 kon deze worden gecontroleerd. Met behulp van deze grootschalige kaart kon de afstand tussen de kerk van Scheveningen en de hoogwaterlijn worden bepaald.
De oude reconstructiekaarten van Bloteling (nr. 35 en 37; zie figuur 6) bleken bij nadere beschouwing
niet al te betrouwbaar. Uit kaart nr. 35 blijkt dat Bloteling de kustlijnen uit 1606, 1611, 1665, 1674 en
1712/13 heeft verkregen door simpelweg een of twee afstanden op de door hen gebruikte oude kaarten te meten en die via de door middel van de schaalstokken aangegeven schaal om te rekenen naar
de schaal van zijn werkkaarten. Bovendien blijken zijn verschillende werkkaarten kleine verschillen te
vertonen voor wat betreft de ligging van de gereconstrueerde kustlijnen. Daarom is er van afgezien
om deze reconstructies in de onze te betrekken.
3.4.3. De kaarten van omstreeks 1750
De kaart van het Hoogheemraadschap Delfland van Nicolaas en Jacob Cruquius, opgenomen tussen
1701 en 1710 (nr. 42) is in topografisch opzicht zeer nauwkeurig. Dit uit zich onder andere in het feit
dat zowel de hoog- als de laagwaterlijn is afgebeeld.
De kaart is gebaseerd op metingen ter plaatse. De meetkundige nauwkeurigheid van de kaart is groot:
de gemiddelde schaal bedraagt 1:9924, de standaardafwijking 224 en de variatiecoefficient 0.011.
Zie ook Engelbrecht,
1934
Figuur 6. Kaart van de zeewering omtrent 's-Gravenzande en van de verandering der stranden van 1606-1765,
na 1839, naar de originelen van J. Bloteling uit 1739 (zie bijlage 1, nr. 37).
vervaardigd
25
Kaart nr. 36 geeft de situatie in 1737 weer. Hetzelfde is het geval met een van de exemplaren van kaart
nr. 37. Zoals reeds vermeld zijn de reconstructies van voormalige kustlijnen op de laatstgenoemde
kaart niet betrouwbaar. De reconstructielijn op kaart nr. 36 is daarom buiten beschouwing gebleven.
Een naderhand ingeschetste kustlijn van 1765 op kaart nr. 36 is daarentegen wel in onze reconstructie
betrokken. Beide kaarten zijn ongetwijfeld gebaseerd op waarnemingen ter plaatse. De metingen en
berekeningen die aan beide kaarten verricht zijn, leverden de volgende cijfers op: kaart nr. 36 had
als gemiddelde schaal 1:23200, als standaardafwijking 427 en als variatiecoefficient 0.018, het bedoelde exemplaar van kaart nr. 37 had de schaal van 1:17055, standaardafwijking 199 en variatiecoefficient 0.012.
Daarnaast werden nog gebruikt de kaarten nr. 31 en nr. 33. Wegens hun relatief kleine schaal en hun
enigszins schetsmatig karakter zijn er geen metingen en berekeningen volgens de beschreven methode op toegepast. Kaart nr. 45 is uiteindelijk niet gebruikt, daar na vergelijking met de reeds beschreven
kaarten bleek dat deze de situatie zeer vertekend weergeeft.
3.4.4. De reconstructies
De hoogwaterlijn van de Delflandse kust in 1600 is gereconstrueerd met behulp van met name de kaart
van Delfland uit 1611 (nr. 40). Daarbij is aangenomen dat de kustlijn zich tussen 1600 en 1611 niet
noemenswaardig heeft verplaatst. De hoogwaterlijn langs de mond van de Maas is zo goed mogelijk
ingetekend aan de hand van de kaart van de Been van Wena (nr. 32). De hoogwaterlijn in 1750 is
gebaseerd op de kaarten nr. 42, nr. 36 en nr. 37. We zijn ervan uitgegaan dat de kustlijn zich tussen
1737 en 1765 gelijkmatig heeft verplaatst. De kaarten nr. 31 en nr. 33 zijn gebruikt om de zuidwaartse
uitgestrektheid van de plaat de Beer te bepalen.
3.4.5. De ontwikkeling van de Delflandse kust
Gedurende de periode 1600 - heden is de Delflandse kust flink aan erosie onderhevig geweest. De
erosie was het hevigst in het zuiden. Dat laatste geldt zowel voor de periode 1600 - 1 7 5 0 als voor 1750
- heden. Gedurende de eerstgenoemde periode was de kustafslag per jaar groter dan in de tijd daarna. De kust v o o r ' s Gravenzande is sinds 1600 ongeveer 1400 m achteruit gezet, waarvan 1100 m
gedurende de periode 1600 - 1 7 5 0 . Voor de kust bij Scheveningen zijn deze bedragen respectievelijk
250 m en zo'n 50 m. Rond 1600 hechtte de zandplaat de Beer zich tegen de noordelijke Maasoever,
op de plaats waar de Maas in zee uitmondde. Deze zandplaat is in de loop van de tijd steeds verder
uitgegroeid en strekte zich in 1750 zo'n 4,5 km zuidwaarts van de huidige gegraven Maasmonding uit.
3.5. De Rijnlandse kust
3.5.1. Inleiding
Voor de Rijnlandse kust konden de kustlijnen op de twee peildata op drie verschillende plaatsen worden bepaald; bij Katwijk, bij Noordwijk en bij Zandvoort. Hieruit blijkt al dat de oude kaarten van dit
deel van de kust die voor ons doel geschikt waren, zeer schaars waren. Toch kon op grond van deze
schaarse informatie de ligging van de kustlijnen worden gereconstrueerd, zij het niet zonder enkele
aannames te moeten doen.
3.5.2. De kaarten van omstreeks 1600
De kaart van J a c o b Coenraadsz. van het gebied tussen Katwijk en Noordwijk uit 1571 (nr. 48) is door
ons niet gebruikt. Deze kaart had namelijk tot doel de afmetingen van een aantal percelen correct weer
te geven en boven de schaalstok staat vermeld: ,,hoewel dese passer hier gestelt es, soe en houdt
die geheele caert geen proportie, dan allewelcke die landen die gemeten zijn". Het stuk kust dat op
de kaart is ingetekend, is niet ingemeten en dus niet betrouwbaar afgebeeld. De kaart van Rijnland
door Floris Balthasarsz. en Balthasar Florisz. uit 1610/15 (nr. 49) is gebaseerd op eigen terreinopnamen. Evenals bij de kaart van Delfland (nr. 40) is aangenomen dat de hoogwaterlijn is afgebeeld. De
gemiddelde schaal van deze kaart in de kuststrook bedraagt 1:29411, de standaardafwijking 1165 en
de variatiecoefficient 0.040. Aan de hand van deze kaart werd de ligging van de hoogwaterlijn voor
Katwijk en voor Noordwijk bepaald.
De kaart van Zandvoort van Verbeek uit 1717 (nr. 53) is grootschalig. Een aantal afstanden en hoeken
tussen punten op deze kaart is gemeten en de uitkomsten staan op de kaart vermeld.
Het bleek dat de kaart vrij afstands- en hoekgetrouw is getekend.
Vandaar dat de afstand van de kerk van Zandvoort tot de - naar we aannemen - hoogwaterlijn kon
worden bepaald.
3.5.3. De kaarten van omstreeks 1750
Vreemd genoeg was de oogst aan betrouwbare kaarten van de Rijnlandse kust van omstreeks 1750
nog minder dan aan kaarten van rond 1600. Zoals reeds vermeld, geeft de derde editie van de kaart
van Rijnland van Dou en van Broeckhuysen (nr. 50) uit 1746 een sterk gewijzigd kaartbeeld te zien,
maar voor wat betreft de kust geeft ze de situatie nog steeds weer zoals de eerste druk.
De enige geschikte kaarten die we in de archieven aantroffen, waren twee kaarten van Katwijk (nr. 51
en nr. 52). Beide kaarten zijn kopieen van een kaart die is opgemeten en getekend door Melchior
Bolstra in 1749. Uit kaart nr. 51 valt op te maken dat de ligging van de kustlijn is ingemeten. O p deze
kaart is de afstand van een (nu verder afgegraven) zanderij tot de voet van de duinen vermeld. De
op grond van de beide kaarten gereconstrueerde kustlijnen stemden goed met elkaar overeen.
3.5.4. De reconstructies
De hoogwaterlijn van de Rijnlandse kust in 1600 is gereconstrueerd met behulp van de kaarten nr.
49 en nr. 53. Daar de kustlijn van Rijnland slechts weinig en langzaam is afgenomen, mogen we gevoeglijk aannemen dat de veranderingen in der periode 1600 - 1615, respectievelijk 1600 - 1 6 1 7 zeer
klein zijn geweest.
We zijn er dan ook vanuit gegaan dat de hoogwaterlijn, zoals aan de hand van de beide kaarten gereconstrueerd, de situatie in 1600 goed weergeeft.
De hoogwaterlijn van 1750 kon alleen ter plaatse van Katwijk nauwkeurig worden bepaald. Het verloop
van deze lijn ten zuiden van Katwijk is gebaseerd op de veronderstelling dat de tendens zoals die zich
voordeed in Delfland, namelijk dat de erosie in de periode 1600 - 1750 groter was dan daarna, ook
hier optrad. Voor de hoogwaterlijn ten noorden van Katwijk is aangenomen dat de terugschrijding van
de kust sinds 1600 in een vrij gelijkmatig tempo heeft plaatsgevonden.
3.5.5. De ontwikkeling van de Rijnlandse kust
De Rijnlandse kust is sinds 1600 per saldo achteruitgegaan. De erosie is echter van beperkte aard geweest. Dit blijkt ook al uit het feit dat het Romeinse bouwwerk de Brittenburg al ruim voor 1600 als gevolg van erosie uit de duinen te voorschijn was gekomen en op het strand lag, maar nog in de 18e
eeuw bij laag water zichtbaar w a s . Aan de zuidkant bedroeg de achteruitgang van de kust in totaal
zo'n 150 m, aan de noordkant ongeveer 50 m. Bij Noordwijk was de erosie het grootst; ongeveer 200
m. De kustlijn voor en vlak ten zuiden van Katwijk is sinds 1750 zo'n 100 m zeewaarts verschoven.
Ongetwijfeld heeft dit te maken met de aanleg van het uitwateringskanaal tussen 1804 en 1 8 0 7 . De
stenen hoofden boden voor een beperkte zone van de kust beschutting, zodat hier aangroei plaatsvond. Voor het overige deel van de Rijnlandse kust kunnen we de ontwikkeling niet opsplitsen in twee
perioden. Daarvoor ontbreken de benodigde gegevens.
42
43
3.6. De Kennemerlandse kust
3.6.1. Inleiding
Voor de Kennemerlandse kust staan ons meer gegevens ter beschikking dan voor die van Rijnland.
We troffen in de archieven zelfs een oude reconstructiekaart aan. Echter, het probleem waarmee we
hier te maken kregen, was dat alle gegevens slechts betrekking hadden op het noordelijk deel van
de Kennemerlandse kust. Ook hier konden we er dus niet onderuit om enkele aannames te doen.
3.6.2. De kaarten van omstreeks 1600
De kaart van Beeldsnijder uit 1575 (nr. 54) is grootschalig, schetsmatig en, zoals al werd opgemerkt,
in elk geval ten dele klakkeloos gekopieerd van andere kaarten. We hebben daarom van het gebruik
van deze kaart afgezien.
De kaart van Langedijk van het gebied tussen Wijk aan Zee en Egmond uit 1614 (nr. 55) bleek voor
ons doel evenmin bruikbaar.
Het schetsmatige karakter van deze kaart komt tot uiting in de volgende cijfers: de gemiddelde schaal
bedraagt 1:14969, de standaardafwijking 2346 en de variatiecoefficient 0.16.
Een andere kaart van Langedijk uit 1620 (nr. 56) daarentegen leverde wel bruikbare informatie op.
De afstand van een nog te localiseren grenssteen tot de (vermoedelijke) hoogwaterlijn, alsmede de
richting van deze lijn is op de kaart vastgelegd.
Di/kstra en Ketelaar,
Beekman.
1965.
1929. p. 12.
Zodoende kon de ligging van de hoogwaterlijn in 1620 ten zuiden van Egmond worden bepaald.
Kaart nr. 57 is een zorgvuldig getekende kopie van een vrij grootschalige kaart. Ongetwijfeld is deze
kaart gemaakt op basis van waarnemingen in het terrein. De volgende cijfers met betrekking tot de
meetkundige nauwkeurig werden gevonden: gemiddelde schaal 1:10885, standaardafwijking 355 en
variatiecoefficient 0.033. Op basis van deze kaart kon de hoogwaterlijn voor Egmond in 1665 worden
bepaald.
Tenslotte konden we ook nog beschikken over de kaart van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen door Dou van rond 1670 (nr. 58). Deze kaart is eveneens gebaseerd op terreinopnamen.
Aangenomen is dat de hoogwaterlijn is afgebeeld.
De gemiddelde schaal van het kustgebied op deze kaart bedroeg 1:23200, de standaardafwijking 427
en de variatiecoefficient 0.018. Door middel van deze kaart werd de kustlijn voor Wijk aan Zee en Egmond aan Zee bepaald. De situatie voor Egmond aan Zee op de kaart van Dou is duidelijk van na
1665, want op kaart nr. 57 ligt de kustlijn enkele tientallen meters westelijker.
3.6.3. De kaarten van omstreeks 1750
De kaart van J . Rollerus van de heerlijkheid Castricum van rond 1735 (nr. 59; zie figuur 7) bleek voor
ons doel te schetsmatig. De gemiddelde schaal bedroeg 1:20182, de standaardafwijking 2004, de variatiecoefficient 0.100. Dit tesamen met het feit dat de meeste lijnen en vlakken erg gestileerd zijn weergegeven en de omstandigheid dat de nog localiseerbare punten ver van de kust gelegen zijn, heeft
ons doen afzien van het gebruiken van deze kaart.
Kaart nr. 60, eveneens van Rollerus, was wel bruikbaar. Op deze grootschalige kaart kon nauwkeurig
de afstand van de kerk van Egmond tot de hoogwaterlijn in 1717 worden bepaald. Deze afstand kon
eveneens worden bepaald op kaart nr. 61, een reconstructiekaart uit 1865. Daarop wordt de actuele
ligging van de hoogwaterlijn vergeleken met die uit 1717 (gebruikmakend van kaart nr. 60) en uit 1686
(eveneens op basis van een kaart van Rollerus). De gereconstrueerde hoogwaterlijnen voor Egmond
bleken goed te kloppen met die van S c h o o r l .
44
3.6.4. De reconstructies
De hoogwaterlijn in 1600 van het deel van de Kennemerlandse kust ten zuiden van Egmond is afgeleid
van de gereconstrueerde hoogwaterlijnen op basis van de kaarten nr. 53, nr. 56 en nr. 58.
Omdat de hoogwaterlijn op die plaatsen weinig is verschoven ten opzichte van de huidige
hoogwaterlijn mag worden aangenomen dat de op grond van deze drie kaarten gereconstrueerde
lijnen de hoogwaterlijn van 1600 goed benaderen. De hoogwaterlijn van 1600 in de omgeving van Egmond is gebaseerd op de gereconstrueerde hoogwaterlijnen op basis van de kaarten nr. 56, 57, 58
en 61.
Daarbij zijn we er vanuit gegaan dat de kustlijn zich hier tussen 1600 en 1665 1.1 m per jaar oostwaarts
verplaatste .
De hoogwaterlijn in 1750 in de omgeving van Egmond is gebaseerd op de kaarten nr. 60 en 61 en
tevens op de reeds genoemde gegevens van Schoorl. Voor de kust ten zuiden van Egmond waren
geen gegevens voor 1750 voorhanden. Aangenomen is dat de hoogwaterlijn in dat jaar ongeveer gelijk aan de huidige verliep, daar ook de hoogwaterlijn van 1600 voor het traject ZandvoortCastricum
vrijwel samenvalt met de huidige hoogwaterlijn.
45
46
3.6.5. De ontwikkeling van de Kennemerlandse kust
De erosie aan de Kennemerlandse kust sinds 1600 is nog minder geweest dan aan de Rijnlandse. Van
Zandvoort tot Castricum is de hoogwaterlijn voor zover we konden nagaan sinds 1600 min of meer
op dezelfde plaats gebleven. Hierbij laten we dan de aangroei van de kust ten zuiden van Wijk aan
Zee sinds 1879 voor het gemak even buiten beschouwing. Ten noorden van Castricum is de kust sinds
1600 aan erosie onderhevig geweest. Voor Egmond aan Zee is de hoogwaterlijn in deze periode q
290 m oostwaarts verplaatst, waarvan zo'n 160 m gedurende het tijdvak 1600 - 1750.
Schoorl,
1968.
De zeewaartse
Noordzeekanaal
verplaatsing
van de hoogwaterlijn
met de bijbehorende
voor en ten zuiden van Wijk aan Zee is een gevolg
havendammen
in
Schoorl (1968, p. 133). Uit de grafiek op p. 134 valt af te leiden dat de erosie eventueel
periode,
maar veiligheidshalve
hebben
van de aanleg van het
1865-1879.
we een wat lager getal
aangehouden.
iets groter kan zijn geweest in deze
'
*
•
4
"
_
;
'
Figuur 7. Kaart van de heerlijkheid
..—Tp^
IIIIIII
van Castricum, vervaardigd
•
•~~TTmro)iwiMiii>
wil,,,,
Hr^^^""""*^^
'
door J. Rollerus, ca. 1735 (zie bijlage 1, nr. 59).
29
3.7. De kust van de Kop van Noord-Holland
3.7.1. Inleiding
De Kop van Noord-Holland is zeer goed gedocumenteerd in oude kaarten. Niet alleen zijn er oude
reconstructiekaarten van kustlijnen, ook zijn oude kaarten voorhanden waarop de actuele ligging van
de kustlijn ten opzichte van nu nog bestaande punten is aangegeven. Bovendien zijn door S c h o o r l
en W e s t e n b e r g al reconstructietekeningen van voormalige kustlijnen gemaakt. In deze publicaties
zijn de meeste door ons gebruikte kaarten ook uitvoerig besproken. Wij zullen ons hier daarom beperken tot enkele aanvullende opmerkingen.
47
48
3.7.2. De reconstructie van de kustlijn van de Kop van NoordHolland in 1600
Voor de reconstructie van de hoogwaterlijn in de buurt van de Hondsbossche zeewering in 1600 werd
gebruik gemaakt van de kaarten nr. 62 tot en met 66. Deze kaarten geven verschillende stadia in de
ontwikkeling van de Hondsbossche weer. Uit de vergelijking van deze kaarten bleek niet alleen dat
de kaart van Van Deutecum uit 1600 (nr. 64) goed in die ontwikkeling paste, zodat ze hoogstwaarschijnlijk up-to-date was, maar ook dat ze er qua meetkundige nauwkeurigheid uitspringt (zie de onderstaande tabel).
Tabel 4: de gemiddelde schaal, de standaardafwijking en de variatiecoefficient van een aantal afstanden tussen nog heden te localiseren punten op een drietal kaarten van de Hondsbossche
en omgeving.
gemiddelde schaal
standaard afwijking
variatieschaalcoefficient
Kaart nr. 62
1:27806
1046
0.038
Kaart nr. 63
1:53033
2682
0.051
Kaart nr. 64
1:42798
444
0.010
Kaart nr. 58
1:40754
1104
0.027
49
50
Vergelijking met de reconstructies van W e s t e n b e r g en S c h o o r l van de Hondsbossche zeewering
in 1600 leerde dat die goed overeen kwamen met de onze.
Voor de reconstructie van de hoogwaterlijn van 1600 ten noorden van de Hondsbossche tot aan den
Helder werden de kaarten nr. 58 en nr. 67 tot en met 73 geraadpleegd. De meeste kaarten waren
niet geschikt om er de beschreven methode op toe te passen, maar konden tesamen met de kaarten
nr. 81 tot en met 85 wel dienst doen om de achtereenvolgende dijktraces te reconstrueren.
Aanvullende gegevens werden verkregen uit de publicaties van Westenberg en S c h o o r l . O p deze
wijze kon de hoogwaterlijn in 1600 worden bepaald. Ook deze stemde goed overeen met die van
Westenberg . Voor de kaart van Dou van het hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen (nr.
58) werden de volgende waarden met betrekking tot de meetkundige nauwkeurigheid gevonden; voor
de omgeving van Callantsoog was de gemiddelde schaal 1:41538, de standaardafwijking 1230 en de
variatiecoefficient 0.030, voor de omgeving van Huisduinen waren deze waarden respectievelijk
1:40762, 2596 en 0.066.
51
53
Schoorl,
1973; Schoorl,
1981.
Westenberg,
1961
Westenberg,
1961, fig. 12 en 17.
Schoorl,
1981, p. 105.
Westenberg,
Schoorl,
1956; Westenberg,
1973.
Westenberg,
1961, fig. 15 en 16.
1961.
52
3.7.3. De reconstructie van de kustlijn van de Kop van NoordHolland in 1750
De hoogwaterlijn in 1750 voor de Hondsbossche is bepaald aan de hand van de kaarten nr. 75, 76
en 77. Daar deze kaarten relatief grootschalig zijn en de kust sinds 1730 niet erg ver meer is teruggeweken, kon volstaan worden met het hanteren van de via de schaalstokken opgegeven schalen. Aangezien de Hondsbossche in de 18e eeuw zeer langzaam landinwaarts week als gevolg van erosie aan
de voorkant en herhaalde versterking aan de achterkant , kon de ligging van de hoogwaterlijn in
1750 worden bepaald door aan te nemen dat de dijk tussen 1745 en 1793 met een gelijkmatige snelheid is achteruit gegaan, rekening houdend met het feit dat in 1745 een nieuwe wakerdijk achter die
van 1730 (kaart nr. 75) is a a n g e l e g d . De hoogwaterlijn ten noorden van Callantsoog, ten oosten van
het Koegras, kon vrij nauwkeurig worden bepaald aan de hand van kaart nr. 74 (2 exemplaren; zie
figuur 1). Voor de noordelijk daarvan gelegen kust tot den Helder stonden de kaarten nr. 78 tot en
met 80 tot onze beschikking. Ten noorden van Huisduinen was de hoogwaterlijn toen al vrijwel gelijk
aan de huidige.
54
55
3.7.4. De ontwikkeling van de kust van de Kop van Noord-Holland
Sinds 1600 is de kust van de Kop van Noord-Holland aan een aanzienlijke erosie onderhevig geweest.
De vele in de loop van de tijd aangelegde dijken hebben dit proces voor de vorige eeuw niet tot staan
kunnen brengen. De erosie was het grootst gedurende de periode 1600 - 1750. Ter plaatse van de
Hondsbossche zeewering ging toen ongeveer 700 m land verloren, ter plaatse van het Koegras gemiddeld zo'n 600 m en helemaal in het noorden plusminus 1500 m. Terwijl in het noorden na 1750
geen land meer in zee verdween, vond er verder zuidelijk nog wel afslag van de kust plaats; ter plaatse
van het Koegras ongeveer 375 m en voor de Hondsbossche zo'n 250 m.
3.8. De kust van de Nederlandse waddeneilanden
3.8.1. Inleiding
De reconstructie van de kustlijnen van de Nederlandse waddeneilanden is, in tegenstelling tot de hiervoor behandelde delen van de kust, niet vrijwel uitsluitend gebaseerd op kaarten van een beperkt gebied, maar ook op topografische overzichtskaarten. Deze kaarten moesten worden gebruikt omdat er
voor de periode rond 1600 niet voldoende grootschalige kaarten voorhanden zijn om een reconstructie
van alle waddeneilanden te maken. Het spreekt vanzelf dat het resultaat hiervan was dat de gereconstrueerde kustlijnen sterk wisselen in mate van nauwkeurigheid. In het onderstaande zal dit nader
aan de orde worden gesteld.
3.8.2. De kaarten van omstreeks 1600
De hoogwaterlijn van Texel is gereconstrueerd aan de hand van een kaart van Langedijk uit 1595 (nr.
86). Deze kaart is vervaardigd in verband met een opmeting van de zeedijk. Het toenmalige dijktrace
kon zonder veel moeite-worden gereconstrueerd. De kaart heeft een gemiddelde schaal van 1:24692,
een standaardafwijking van 2039 en een variatiecoefficient van 0.083. Kaart nr. 87, daterend uit 1594,
leverde voor de westkust van Texel een heel andere kustlijn op; deze ligt bijna een kilometer verder
dan de kustlijn op basis van kaart nr. 86. Aangezien op kaart nr. 87 de kustzone zeer schematisch
is afgebeeld, gaan we ervan uit dat kaart nr. 86 een veel betere benadering van de werkelijkheid geeft.
De noordpunt van Texel is op kaart 87 niet weergegeven. De reconstructie daarvan stoelt op de kaarten nr. 11, 47, 88 en 89 en op gegevens uit het nog niet gepubliceerde werk van S c h o o r l .
De hoogwaterlijn in 1600 van Vlieland is gebaseerd op kaart nr. 90 en 91. Van beide kaarten is bij
gebrek aan verdere aanknopingspunten de schaalstok gebruikt om de kustlijnen op de werkkaart in
te kunnen tekenen. Kaart nr. 90 is weliswaar een analoge kaart aan nr. 87, maar heeft een veel grotere
schaal (zie figuur 8). Aangenomen mag daarom worden dat de nauwkeurigheid iets groter is. Daarnaast werden gegevens uit het werk van Schoorl gebruikt .
De zuidelijke hoogwaterlijn van Terschelling in 1600 kon vrij goed worden gereconstrueerd aan de
hand van een kaart van Sybrandt Hanssen van rond 1600 (nr. 92). Het toenmalige dijktrace is nog
deels voorhanden. Verder stonden ons de kaarten nr. 93 en 94 ter beschikking. Hierop worden Terschelling en Ameland afgebeeld. Na een groot aantal metingen en berekeningen aan kaart nr. 93
bleek dat het Bildt vrij goed is afgebeeld, maar dat het gebied er om heen, dus ook de beide eilanden,
vertekend is weergegeven.
56
57
Westenberg,
1961, p. 46
Westenberg,
1961, fig. 12 E en 12 F.
Schoorl,
in
voorbereiding.
Schoorl,
in
voorbereiding.
58
Dit klopt overigens met de veronderstelling van A v i s dat de kaart vervaardigd is in verband met de
inpoldering van het Buiten Bildt. Of de kaart door J a c o b van Deventer is gemaakt, wagen wij te betwijfelen, gezien de verschillen met diens gewestelijke kaart van Friesland (nr. 95). Kaart nr. 93 kon dus
door ons niet worden gebruikt, evenmin als kaart nr. 94, die na vergelijking met kaart nr. 93 voor wat
betreft de eilanden nog onnauwkeuriger is. Vandaar dat de kaarten nr. 88 en 95 in de beschouwing
zijn betrokken, overigens zonder er metingen aan te verrichten.
De reconstructie van de hoogwaterlijn van Ameland voor 1600 moest geheel worden gebaseerd op
overzichtskaarten, met name de kaarten nr. 88, 95, 96 en 97. Hetzelfde geldt voor het na 1600 verdwenen eiland Bosch en voor Rottummeroog. Voor de bepaling van de kustlijn van Schiermonnikoog in
1600 beschikten wij over een anonieme kaart van rond die tijd (nr. 98). Deze kaart is zeer schetsmatig,
maar in combinatie met gegevens uit het artikel van Reitsma en B a k k e r was het mogelijk om de
hoogwaterlijn voor 1600 te schetsen.
59
3.8.3. De kaarten van omstreeks 1750
Voor de reconstructie van de hoogwaterlijn van Texel in 1750 stonden ons verschillende kaarten ter
beschikking (nr. 99 tot en met 103). Al deze kaarten waren van een zodanig grote schaal dat er geen
of niet voldoende nog localiseerbare punten op werden aangetroffen, zodat er met de schaalaanduiding op de kaart moest worden gewerkt. De kaarten zijn alle gebaseerd op (ten dele zeer gedetailleerde) metingen. O p kaart nr. 99 tot en met 102 is zowel de hoog- als de laagwaterlijn afgebeeld, op kaart
nr. 103 alleen een laagwaterlijn.
De hoogwaterlijn in 1750 van Vlieland is bepaald met behulp van de kaarten nr. 104 tot en met 111
(zie figuur 9). Ook bij deze kaarten is gebruik gemaakt van de schaalaanduidingen op de kaart zelf
om dezelfde reden als zojuist vermeld. Om de juiste locatie en verbreiding van het Vliehors te kunnen
intekenen, is op de kaarten 104, 105 en 106 de afstand van de Wimpel op Eijerland (Noord-Texel) tot
deze plaat bepaald. Met behulp van de overige kaarten is daarna de hoogwaterlijn in 1750 van het
gehele eiland vrij nauwkeurig bepaald. Bij de kaarten nr. 107 en 109 troffen wij beschrijvingen aan.
Met name de beschrijving bij de laatste kaart was voor ons zeer nuttig. Met behulp daarvan kon de
ligging van de hoogwaterlijn langs de zuidoostpunt van Vlieland nauwkeurig worden bepaald. Onze
reconstructies van de kustlijnen van Vlieland kwamen goed overeen met die op de door Van der
B u r g t en de V r i e s gepubliceerde kaart.
De reconstructie van de hoogwaterlijn in 1750 van Terschelling is gebaseerd op de kaarten nr. 112
en 113. Beide zijn gebaseerd op terreinopnamen. O p deze kaarten is zowel de hoog- als de laagwaterlijn aangegeven. Kaart 113 was zo grootschalig dat ook hier met de schaalstok moest worden gewerkt.
Kaart 114 leverde de volgende gegevens op met betrekking tot de meetkundige nauwkeurigheid: gemiddelde schaal: 1:51882, standaardafwijking 776, variatiecoefficient 0.015.
De hoogwaterlijn in 1750 van Ameland werd op de werkkaart ingetekend met behulp van kaart nr.
114. De gemiddelde schaal van deze kaart bedraagt 1:43716, de standaardafwijking 1398 en de variatiecoefficient 0.032. Ook deze kopiekaart van de Hattinga's is dus in meetkundig opzicht tamelijk nauwkeurig. De laagwaterlijn is op deze kaart aangegeven, maar het verloop van de hoogwaterlijn kan bij
benadering worden vastgesteld. Omdat voor alle overige waddeneilanden de hoogwaterlijn is gereconstrueerd, is dat ook voor deze kaart gebeurd.
De Schiermonnikoogse hoogwaterlijn in 1750 is bepaald met behulp van de kaarten nr. 115, 116 en
117 in combinatie met door Reitsma en B a k k e r vermelde gegevens. De kaarten nr. 115 en 116 zijn
zeer schetsmatig. Ze zijn gebaseerd op waarnemingen ter plaatse. Bij gebrek aan voldoende localiseerbare punten is de hoogwaterlijn van kaart 117 met behulp van de opgegeven schaal op de werkkaart overgebracht.
Voor de bepaling van de hoogwaterlijn van Rottummeroog in 1750 zijn de kaarten nr. 118 en 119 gebruikt. Ook hier deed zich het probleem voor dat geen van beide kaarten voldoende localiseerbare
punten opleverden om er de beschreven methode op toe te passen. Om kaart nr. 118 op de werkkaart
te kunnen projecteren (onder gebruikmaking van de op de kaart opgegeven schaal) moest zelfs gebruik worden gemaakt van de oudste topografische kaart. Kaart 119 gaat vergezeld van een beschrijving. Aan de hand daarvan was het mogelijk de hoogwaterlijn van deze kaart redelijk nauwkeurig op
de werkkaart over te nemen.
60
61
62
Avis, 1934, p. 411.
Reitsma en Bakker,
Van der Burgt,
1986.
1936, p. 818.
De Vries, 1946, p. 20
Reitsma en Bakker,
1986.
1
Figuur 9. Kaart van het eiland Vlieland, vervaardigd naar het origineel van J. Peereboom uit 1795 (zie bijlage 1, nr. 110).
34
3.8.4. De reconstructies
Uit de beide vorige paragrafen zal duidelijk zijn geworden dat de gereconstrueerde hoogwaterlijnen
voor de Nederlandse waddeneilanden niet allemaal even hard zijn. Bij gebrek aan voldoende gegevens moest dikwijls de aanname worden gedaan dat ontwikkelingen die zich in de periode na 1750
voordeden ook voor die tijd plaatsgevonden hebben. Voor Texel kon zowel de situatie in 1600 als in
1750 redelijk nauwkeurig worden getekend, voor Vlieland leverde de situatie in 1750 ook weinig problemen op. Bij de overige kustlijnen moet rekening worden gehouden met relatief grote nauwkeurigheidsmarges.
3.8.5. De ontwikkeling van de kust van de Nederlandse waddeneilanden
In verband met de grotere nauwkeurigheidsmarges waarmee voor dit deel van onze reconstructie rekening gehouden moet worden, kunnen we slechts een tweetal algemene ontwikkelingen signaleren.
In de eerste plaats vertonen alle eilanden sinds 1600 per saldo een teruggang van het naar de Noordzee toegekeerde deel van de kustlijn. Het tempo van terugschrijding is echter per eiland verschillend.
In de tweede plaats vertonen Ameland, Schiermonnikoog en Rottummeroog afslag aan de westzijde
en aangroei aan de oostzijde. Hierbij verschilt het tempo per eiland. De drie andere eilanden vertonen
deze tendens niet.
3.9. De kust van de Duitse waddeneilanden
In tegenstelling tot de hiervoor behandelde kustgedeelten is de reconstructie van het Duitse deel van
de Noordzeekust slechts voor een klein deel gebaseerd op primair bronnenmateriaal. Dit heeft zijn reden in het feit dat er in de Nederlandse archieven maar weinig kaarten aanwezig waren van het Noordduitse kustgebied. Het is daarom een gelukkig omstandigheid dat er reeds reconstructiekaarten
voorhanden zijn van de Noordduitse kust tot aan de Elbe. Deze zijn gepubliceerd in de periode 1961
- 1982 door de Forschungsstelle fur Insel und Kstenschutz op Norderney.
De door ons geraadpleegde kaarten zijn samengesteld door Homeier . Ze zijn niet alleen gebaseerd
op oude kaarten, maar ook op schriftelijke bronnen, die in vergelijking met het Nederlandse waddengebied al vroeg rijkelijk voorhanden zijn.
Homeier heeft de situatie in 1650, 1750, 1860 en 1960 gereconstrueerd. De reconstructie van 1750
is na controle met behulp van de kaarten nr. 120 (zie figuur 10) tot en met 124 overgenomen. De situatie in 1600 is gereconstrueerd door uit te gaan van Homeier's reconstructie voor 1650. Met behulp
van de door Homeier vermelde gegevens in de toelichtingen bij de kaarten en enkele oude overzichtskaarten (nr. 125 tot en met 128) is getracht de situatie in 1600 zo goed mogelijk weer te geven.
63
3.9.1. De ontwikkeling van de kust van de Duitse waddeneilanden
De Duitse waddeneilanden vertonen erosie aan de naar de Noordzee gewende kant. Een geleidelijke
verplaatsing naar het oosten valt ook hier te constateren; alle eilanden eroderen aan de westzijde en
groeien aan de andere kant aan, zij het ook nu weer in een verschillend tempo. Is er in het Nederlandse
deel een waddeneiland verloren gegaan, hier zijn het er twee.
Homeier,
1962-1982.
Figuur 10. Kaart van het eiland Borkum, vervaardigd
(zie bijlage 1, nr. 120).
36
door W. Blanken Jzn, 1808 naar het origineel van J.H. Magott uit 1755
4. Samenvatting en conclusies
Voor de reconstructie van de zuidelijke Noordzeekust in 1600 en 1750 zijn oude kaarten verzameld
en bestudeerd. De op deze kaarten weergegeven kustlijnen werden beoordeeld op hun betrouwbaarheid en al dan niet overgebracht op een werkkaart op schaal 1:25.000. De manier waarop dit in de
meeste gevallen gebeurde, is beschreven in paragraaf 1.3. Op basis van de gegevens op de werkkaarten zijn vervolgens reconstructiekaarten van de kustlijnen in 1600 en 1750 op schaal 1:50.000 en
een overzichtskaart op schaal 1:250.000 gemaakt. In hoofdstuk 2 wordt de betrouwbaarheid van oude
kaarten in het algemeen aan de orde gesteld. Geconcludeerd wordt dat er voor de gereconstrueerde
kustlijnen geen in cijfers uit te drukken betrouwbaarheidsmarges te geven zijn, doch dat er wel indicates te geven zijn voor de betrouwbaarheid van de oude kaarten en dus voor de reconstructies. In
hoofdstuk 3 wordt dat laatste vervolgens gedaan.
In grote lijnen kan de ontwikkeling van het door ons beschouwde deel van de Noordzeekust sinds
1600 als volgt worden gekarakteriseerd. Sinds 1600 is vrijwel het hele traject onderhevig geweest aan
erosie. De kusterosie was beperkt in het Belgische deel en in het midden van de Hollandse kust. In
Zeeland en in het zuidelijk en het noordelijk deel van de Hollandse kust was de erosie aanzienlijk. Ook
de waddeneilanden werden aangetast, hoewel niet alle in dezelfde mate. De erosie was vrijwel overal
groter in de periode 1600 - 1750 dan in de tijd daarna.
Tijdens het onderzoek bleek duidelijk dat de erosie niet geleidelijk plaatsvond, maar schoksgewijs tijdens stormen.
Wanneer gedurende rustige perioden per saldo niet meer zand sedimenteerde dan er tijdens stormen
verdween, resulteerde dit in erosie. Duidelijk blijkt dit uit enkele kaarten, waarop de ligging van de kust
gedurende meerdere jaren na elkaar is ingetekend (zo bijvoorbeeld kaart nr. 106 en nr. 129). Een afwisseling van afslag en sedimentatie, die per saldo resulteerde in erosie blijkt ook uit enkele geraadpleegde stukken uit het Oud Archief van het Hoogheemraadschap Rijnland, waarin gerapporteerd
wordt door de landmeter Klaas Vis over de toestand van het strand voor Katwijk en Noordwijk (zie bijlage 2).
Tenslotte willen we er nog op wijzen dat ons gebleken is dat al sinds 1600 de mens op vele plaatsen
bezig is geweest om de kusterosie te vertragen of, zo mogelijk, een halt toe te roepen.
Pas in de loop van de vorige eeuw werd hij daarin redelijk succesvol. Men dient zich dus te realiseren
dat de kustontwikkeling sinds 1600 op veel plaatsen geenszins een natuurlijke is geweest. Al in de 18e
eeuw werd bijvoorbeeld zandsuppletie toegepast, zij het op kleine schaal en waarschijnlijk alleen maar
op bedreigde plaatsen voor of vlakbij de kustdorpen (zie bijlage 2).
Geraadpleegde literatuur
Avis, J . G . , Het auteurschap van de 16de-eeuwse kaarten van het Friesche Bilt. Tijdschrift voor Geschiedenis, 11, 1934, pp. 403-415.
Beekman, A . A . , Aan den Mond van den ouden Rijn. T.K.N.A.G., 2e serie, 1929, pp 177-185.
Blakemore, M . J . en J . B . Harley, Concepts in the History of Cartography. Cartographica 17, 1980, pp.
54-75.
Burgt, J . H . van der, Veranderingen in den zeebodem van het zeegat van het Vlie en in de kustlijn der
waddeneilanden Vlieland en Terschelling. T.K.N.A.G., 2e serie, 1936, pp. 802-823.
Donkersloot-de Vrij, U . M . , Topografische kaarten van Nederland voor 1750. Handgetekende en gedrukte kaarten - aanwezig in de Nederlandse rijksarchieven - toegelicht en beschreven. Groningen,
1981.
Dijkstra, H. en F . C . J . Ketelaar, Brittenburg. Raadsels rond een verdwenen ruine. Bussum, 1965.
Engelbrecht, W.A., Het ontstaan van den Hoek van Holland. Rotterdams Jaarboekje, 4e reeks, 2e
jaargang, 1934, pp. 55-64.
Fokker, A . J . F . , Schouwen voor 1600. Zierikzee, 1909 (deel I).
Gottschalk, M . K . E . , Historische Geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, deel II; van het begin der
15e eeuw tot de inundaties tijdens de 80-jarige oorlog. Assen, 1958.
Gottschalk, M . K . E . , De Vier Ambachten en het land van Saaftinge in de middeleeuwen. Assen, 1984.
Grooten, J . , De Visscher-Romankaart van Zeeland, 1655. Alphen aan den Rijn, 1973.
Hingman, J . H . , Inventaris der verzameling kaarten berustende in het Rijksarchief, tweede gedeelte.
's-Gravenhage 1871.
Homeier, H., zu Beiheft Niedersachsische Kuste, Historische Karte 1:50.000, nrs. 1-11. Norderney,
1962-1982.
Hoogendoorn-Beks, W . J . M . en J . C . M . Hattinga Verschure, De Hattinga's en hun topografische atlassen. Inleiding bij de facsimile-uitgave: Topografische kaarten en plattegronden van de Hattinga's,
1724-1755. Alphen aan den Rijn, 1977.
Keuning, J . , De Hattinga's. T.K.N.A.G., 2e serie, 1958, pp.106-119.
Klijn, J . A . , Nederlandse kustduinen. Geomorfologie en bodems. Wageningen, 1981.
Koeman, C , Handleiding voor de studie van de topografische kaarten van Nederland, 1750-1850.
Groningen, 1963.
Koeman, C , Geschiedenis van de kartografie van Nederland. Zes eeuwen land- en zeekaarten en
stadsplattegronden. Alphen aan den Rijn, 1983.
Koenders, M., Het kaartbeeld van de Friese waddeneilanden, ca. 1540-1860: de ontwikkeling van de
nauwkeurigheid. Caert-Thresoor, 5, 1986, pp. 65-71.
Laurent, R., De havens aan de kust en aan het Zwin (doorheen oude plannen en luchtfoto's). Brussel,
1986.
Leupe, P.A., Inventaris der verzameling kaarten, berustende in het Rijksarchief, eerste gedeelte. 'sGravenhage, 1867.
Linden, J . A . van der, Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden. Bussum,
1973.
Reitsma, D. en J . Bakker, Landgebruik op Schiermonnikoog vroeger en nu. Waddenbulletin, jaargang 21, 1986, pp. 94-100.
R o z e m o n d , A . J . H . , Inventaris der verzameling kaarten berustende in het Algemeen Rijksarchief zijnde
het eerste en tweede supplement op de collectie Hingman. 's-Gravenhage, 1969.
Schoorl, H., Het kladboek van een adspirant-landmeter en de kustafslag bij Egmond aan Zee sedert
1665. Alkmaars jaarboekje, jaargang 4, 1968, pp. 128-136.
Schoorl, H., Zeshonderd jaar water en land. Bijdrage tot de historische geografie en hydrografie van
de Kop van Noord-Holland in de periode ca. 1150-1750. Groningen, 1973.
Schoorl, H., Petten en de Hondsbossche Zeewering in kaart, beeld en reconstructie (1466-1614). Holland, 13, 1981, pp. 91-113.
Schoorl, H., De convexe kustboog. Texel, Vlieland en Terschelling (in voorbereiding).
Smet, A . d e , Histoire du Zwyn, Zoute, 1939.
Smet, A.de, A note on the cartographic work of Pierre Pourbus, painter of Bruges. Imago Mundi, IV,
1947, pp. 33-36.
Smet, A. de, Le General-Comte de Ferraris et la carte des Pays-Bas autrichiens. Industrie, XX, 1966,
pp. 475-487.
Verhulst, A . , Het landschap in Vlaanderen in historisch perspectief. Antwerpen, 1964.
Vries, V. de, Historische Geografie van de westpunt van Vlieland, T.K.N.A.G., 2e serie, 1946, pp. 8-48
en 565-601.
Westenberg, J . , Oude kaarten en de geschiedenis van het voormalig eiland Huisduinen. T.K.N.A.G.
2e serie, 1956, pp. 223-240.
Westenberg, J . , Oude kaarten en de geschiedenis van de Kop van Noord-Holland. Verh. der Kon.
Ned. Acad. v. Wetensch., afd. Natuurkunde, eerste reeks, deel XXIII, nr. 2, Amsterdam, 1961.
Wilderom, M.H., Tussen Afsluitdammen en Deltadijken, deel 1; Noord-Zeeland (Schouwen-Duiveland,
Tholen en St.Philipsland), Middelburg 1964.
Afkortingen
A.R.A.:
R.A.Z.:
R.A.N.H.:
R.A.F.:
R.A.G.:
U.B.:
Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage.
Rijksarchief Zeeland, Middelburg.
Rijksarchief Noord-Holland, Haarlem.
Rijksarchief Friesland, Leeuwarden.
Rijksarchief Groningen, Groningen.
Universiteitsbibliotheek.
Bijlage 1
De geraadpleegde kaarten
De navolgende kaarten zijn gerangschikt in min
3 behandeld worden.
Achtereenvolgens worden vermeld: titel, auteur
blijfplaats. Over het merendeel van de kaarten
(1871); Koeman (1963) en Donkersloot-de Vrij
of meer dezelfde volgorde als waarin ze in hoofdstuk
en/of uitgever, jaar van opname en/of uitgave en verzijn gedetailleerder gegevens te vinden in: Hingman
(1981).
1.
Kaerte van Sluys, het Zwin, ende de schansen aen weder syden
Claes Jansz. Visscher (uitg.) 1627
A.R.A.: VTH 3706
R.A.Z.: Catalogus Unger nr. 675
2.
Carte geographique et heraldique du Franc de Bruges
Pierre Pourbus 1571
Opm. kopie van een kopie (1601) uit 1850
Historisch Geografisch Seminarium, Amsterdam Origineel: Brangwyn museum, Brugge, (fragment) Kopie uit 1601: Stadhuis van Brugge
3.
Carte de Cabinet des Pays-Bas autrichiens
Joseph de Ferraris 1771-1777
Koninklijke Bibliotheek, Brussel; Staatsarchiv, Wenen; Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage.
Facsimile-uitgave, Brussel (1965-1976)
4.
Plan van de Gelegenhyd der stad Ostende
Johannes Covens en Cornelis Mortier (uitg.) Tussen 1721 en ca. 1778 (zie Donkersloot-de Vrij,
1981, p. 194)
Opm. De kaart geeft de situatie van 1706 weer (zie Laurent, 1986, pp. 56-57) A.R.A.; VTHR 625
5.
Carte particulire des limistes en Flandre
Nicolas Suly 1716
Opm. Kopie door D.W.C. Hattinga, 1745 R.A.Z.; Atlas van Staats-Vlaanderen, deel I, no. 22-24
Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
6.
Caart van de Riviere het Zwin
P. Wiltschut 1740
Opm. Deze kaart is een kopie (zie Donkersloot-de Vrij, 1981, p. 113). Ze geeft de situatie in
1737 weer A.R.A.; Genie-archief (OSK), situatiekaart V 76
7.
Kaart van de stad en haven van Ostende
Anonymus 1752
A.R.A.; VTH 3795
8.
Carte particulire de la partie Occidentale du Flandre Hollandais etc.
Johannes Covens en Cornelis Mortier (uitg.) ca. 1748 R.A.Z.; Verzameling De Waard, nr. 1287
9.
Kaarte van Staats-Vlaanderen...
W.T. Hattinga 1745
R.A.Z.; Atlas van Staats-Vlaanderen, deel 1, nr. 5 en 6 Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn,
1977
10.
Zelandiae comitatus novissima
tabula Zacharias Roman 1654/55
R.A.Z.; Catalogus Unger nr. 95. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1973
11.
't Graafschap Holland
J a c o b Colom 1639
U B Amsterdam. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1979
42
12.
Zeeland,
J a c o b van Deventer 1546
Biblioteca Nazionale, Florence. Facsimile-uitgave, 's-Gravenhage, 1941
13.
Zuidhollandse eilanden, Zeeland, westelijk deel van Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen
Christiaan's Grooten 1568-1573
Koninklijke Bibliotheek, Brussel, Atlas nr. 21596 Facsimile-uitgave, Leiden, 1961
14.
Zeeland, Ooster- en Westerschelde, Zeeuws-Vlaanderen,
Christiaan 's Grooten 1568-1573
Koninklijke Bibliotheek, Brussel, Atlas nr. 21596 Facsimile-uitgave, Leiden, 1961
15.
Zuidelijk Zuid-Holland, Schouwen-Duiveland, Noordwest-Noord-Brabant
Christiaan's Grooten 1568-1573
Koninklijke Bibliotheek, Brussel, Atlas nr. 21596 Facsimile-uitgave, Leiden, 1961
16.
't Resort van Vlissingen,
Dirk [..?..] 1635
Opm. Kopie door J . Massol, 1750 R.A.Z.; Verzameling De Waard, nr. 150
17.
Walcheren,
Christoffel Bernards 1641
Opm. Kopie door D.W.C. of A. Hattinga, 1741-1742 R.A.Z.; Atlas Hattinga Zeeland, deel I, nr.
6 en 7
18.
Caerte ende meetinge van seeckeren duyn gelegen in West-Voorne genaemt den Westduyne ...
J a c o b Cornelisz. Kouter 1610
A.R.A.; VTH 2216
19.
Caerte van de santplaet genaempt de Springer..[bij Goeree]
Cornelis Lenaertszoon Koutter 1648
A.R.A.; VTH 1175
20.
Kaart van de gorzen en duinen gelegen aan de polders van Klein Oosterland en van Oostvoorn
Leenaert Corneliszoon Koutter 1626
A.R.A.; VTH 2031
21.
Gorsen en strangen bij Rockanje,
Jacob Corneliszoon Koutter 1608
A.R.A.; VTH 2030
22.
Kaarte v a n ' t Land van Cadsand, Prins Willemspolder, etc
W.T. Hattinga 1745
Opm. Kopie door D.W.C. Hattinga, 1746 R.A.Z.; Atlas van Staats-Vlaanderen, deel il, no. 20
Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
23.
Kaerte van het eijland Walcheren,
D.W.C. en A. Hattinga 1750
R.A.Z.; Atlas van Zeeland, deel I, no. 9-17. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
24.
Kaarte van het westelijk gedeelte van Schouwen en Duyveland
D.W.C. en A. Hattinga 1752
R.A.Z.; Atlas van Zeeland, deel II, no. 2. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
25.
Kaarte van het Eyland Goederede of West Voorn, en den Hals
D.W.C. en A. Hattinga 1753
A.R.A.; Atlas van Zeeland, deel IV, no. 22. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
26.
Kaarte van de provintie Zeeland en der selver stroomen
D.W.C. en A. Hattinga 1753
R.A.Z.; Kaartenverzameling De Waard nr. 55
27.
Kaart van de landen, vroonen en duinen onder de heerlijkheid van den Vrouwenpolder
A. Blaaukamer 1772
A.R.A.; VTH 2879
28.
Kaart van de zeewerken aan de noordzijde van het eiland Goeree, ten westen van de haven
J . Sandifort 1750
A.R.A.; VTH 197
29.
Kaart van de dijken en paalhoofden aan de zuidzijde van Goeree
Anonymus 1748
A.R.A.; VTH 196
30.
Plaan van de fortificatie wercken der stede Briel, mitsgaders de landen die daar omme zijn
gelegen
J . P . Prevoost 1725
A.R.A.; Genie-archief (OSPV), situatieplans van vestingen B 56
31.
Het Eijlandt West-Voorn of Goedereede met de dieptens en droogtens ronds-omme tot aan den
Hoek van Hollandt, etc.
N. Cruquius 1733
A.R.A.; VTHR 4592
32.
Eygentlicke afbeeldinge van ... het Hooge Heemraetschap van Delfflant...
M. de Been van Wena 1606'
Facsimile-uitgave Hoogheemraadschap van Delfland
33.
Caart van de Merwede strekkende van de Noordzee tot omtrent Swarte Waal en Maassluis
M. Bolstra 1738-1739
A.R.A.; VTH 815
34.
Caerte van de Straet wegh soo die gemaeckt is van den Hage tot a e n ' t Zee Strang
J . van Swieten kort na 1665
A.R.A.; VTHR 4344
35.
Kaart van het strand bij Monster e n ' s Gravenzande met een vergelijking tussen de breedte van
het strand in de jaren 1611 en 1674
J . Bloteling 1739
Opm. Kopiekaart A.R.A.; VTHR 4469
36.
Kaart van het strand bij Hoek van Holland tot Ter Heide
P. van Marum 1740
A.R.A.; VTHR 4470
37.
Kaart van de zeewering omtrent 's-Gravenzande en van de verandering der stranden van
1606-1765
J . Bloteling O p m . 6 exemplaren
A.R.A.; VTH 182
38.
Kaart van de duinen in Delfland omtrent het dorp Scheveningen
Pieter Floris van der Salm 1661
A.R.A.; VTHR 3925
39.
Kaart van een perceel duinen, genaamd de gemeene jurisdictie, gelegen op de grenzen van
Delfland en Rijnland
Floris Jacobsz. 1602
A.R.A.; VTH 84
43
40.
Ware afbeeldinghe vant dijckgraefschap van Delfland...
Floris Balthasars en Balthasar Florisz. van Berckenrode 1611
A.R.A.; VTH 2338. Facsimile-uitgave Alphen aan den Rijn, 1972
41.
Kaart van Delfland en een gedeelte van Schieland
Floris Jacobsz. q 1630
A.R.A.; VTH 2340
42.
't Hooge Heemraedschap van Delfland
Nicolaas en J a c o b Cruquius 1701-1710
A.R.A.; VTH-H. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1977
43.
Descriptie locael vant meerdeel van Hollant ende bisonder van Delflant, Schielandt, Rijnlandt,
Kenemerlandt ende meer conuicine lande daeraen palende...
J . Liefrinck 1578
Opm. Kopie uit 1873 R.A.N.H.; A (492.61)3
44.
Beschrivinghe van Zuijt Hollant met een deel vanden Ghestichte streckende van Utrecht tot de
Noortzee ende v a n ' t U e to over Maes tot den Briel...
Pieter Bruijnsz. 1591
R.A.N.H.; A (492.61) 1
1
44
45.
De tegenwoordige gedaante van het eyland Roozenburg met zijne onlangs aangedijkte polders...als mede de tegenwoordige gesteltheydt en aanwasch van den Hoek van Holland
J . Quack 1740
Opm. Heruitgave van een kaart uit 1665 U.B. Amsterdam
46.
Zuidelijk deel van Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, westelijk deel van Gelderland, noordoostelijk deel van Zeeland, noordwestelijk deel van Noord-Brabant
Christiaan's Grooten 1568-1573
Koninklijke Bibliotheek, Brussel, Atlas nr. 21596 Facsimile-uitgave, Leiden, 1961
47.
Hollandt,
Jacob van Deventer 1537
Origineel verloren gegaan. Facsimile-uitgave, 's-Gravenhage, 1941
48.
Het gebied tussen Katwijk en Noordwijk
J a c o b Coenraadsz. 1571
A.R.A.; VTH 2294
49.
Het hoogheemraadschap Rijnland
Floris Balthasars en Balthasar Florisz. van Berckenrode 1610-1615
U.B. Amsterdam. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1972
50.
't Hooge Heemraad-schap van Rhijnland
Jan Jansz. Dou en Steven van Broeckhuysen 1642-1646
Archief van het Hoogheemraadschap Rijnland
51.
Kaart van enige percelen duin, gelegen tussen de beide Katwijken
Melchior Bolstra 1749
Opm.: Kopie uit 1772 door D. Klinkenberg A.R.A.; VTH 81
52.
Kaart van landen, huizen en tuinen te Katwijk aan Zee
D. Klinkenberg 1774
A.R.A.; VTHR 4174
53.
Kaart van het dorp Zandvoort met de omliggende duinen en landen
J.D. Verbeek 1617
A.R.A.; VTH 2537
54.
Land caerte ende water caerte van Noort Hollandt ende West-Vrieslandt met d'aenliggende
landen.
Joost Jansz. Beeldsnijder 1575
A.R.A.; VTH 2462. Facsimile-uitgave, Purmerend, 1971
55.
Het gebied tussen Wijk aan Zee en Egmond
G.D. Langedijk 1614
Opm. Kopie uit 1797 door W. van Regenmortel A.R.A.; VTH 39
56.
Het gebied tussen Egmond aan Zee, Heiloo en Akersloot
G.D. Langedijk 1620
A.R.A.; VTH 38
57.
Afbeeldingh v a n ' t Graafschap van Egmont mitsgaders een gedeelte van de Heerlijkheid van
Wimmenum alsmede van de Heerlijkheit van Heylo
Jan Dirksz. Zoutman 1665
Opm. Kopie door C . J . Stellingwerf, 1849 R.A.N.H.; A (492.629.029)7
58.
't Hoogh-heemraetschap van de Uyterwaterende sluysen inde Kennemerlandt ende WestVrieslandt
Jan Jansz. Dou 1661-1680
A.R.A.; VTH-K. Facsimile-uitgave, Alphen aan den Rijn, 1970
59.
De heerlijkheid van Castricum
J . Rollerus ca. 1735
A.R.A.; VTHR 4218
60.
Plattegrond van het dorp Egmond
J . Rollerus 1719
A.R.A.; VTH 3375
61.
Plan van de situatie van het dorp Egmond op Zee in de jaren 1686, 1717 en 1864
Anonymus 1864
A.R.A.; VTH 3376
62.
De Zijpe
Pater Marten ca. 1563/64
A. R.A.; VTH 2472
63.
Caerte vant Hontbos ende Zijplant met huere omleggende landen
Adriaan Anthonisz. 1572
R.A.N.H.; A (492.631.285)21
64.
De Zijpe
B. van Deutecum 1600
U.B. Amsterdam, kaart O K 67
65.
Kaart van Out Petten en Nieuw Petten
C. J . Visscher 1608
R.A.N.H.; A (492.629.121.1)1
66.
De Zijpe
J.D. Zoutman 1665
A.R.A.; VTH 2477
67.
Het gebied tussen Huisduinen en den Helder e.o.
L. Pietersz. 1577
Opm. 2 exemplaren (2e exemplaar is een foto van de kaart in de Archives Nationales te Parijs)
R.A.N.H.; A (492.629.042) 1 en 2
68.
Chaerte van de hermetingge vant Nieuwelant
G.D. Langendijk 1599
A.R.A.; VTH 2478
45
46
69.
Callantsoog
A.A. Metius 1618
U.B. Leiden, coll. Bodel Nijenhuis, port. 31, nr. 110
70.
Kaart van de dijken en zeeweringen van Huisduinen en den Helder
D. Abbestee 1661
A.R.A.; VTH 100
71.
Kaart van de dijken en hoofden aan het Marsdiep.
D. Abbestee 1664
A.R.A.; VTH 101
72.
Kaart van de zeeweringen omtrent Huisduinen en den Helder
D. Abbestee 1666
A.R.A., VTH 102
73.
Kaart van de zeeweringen omtrent Huisduinen en den Helder
D. Abbestee 1675
A.R.A.; VTH 105
74.
Kaart van de Zanddijk over het Koegras en van de stranden en duinen daar ten westen gelegen
A. Kickert 1755/56
Opm. 2 exemplaren A.R.A.; VTH 175
75.
Dijkgraaf en Hoogheemraetschap der zeeweringen van den Honsbossche en duynen tot
Petten
J . Spruytenburgh 1730
U.B. Amsterdam
76.
De Hondsbossche zeewering
J . Sabrier en J . Nierop 1793
R.A.N.H.; D (492.631.149.7)5
77.
Kaart van de Hondsbossche en Pettemer zeewering met reconstructies voor 1730 en 1841
G. Timmerman 1847
R.A.N.H.; A (492.631.149.7)20
78.
Kaart van de dijken van Huisduinen en den Helder
P. Muller en J . Wentel 1722
A.R.A.; VTH 110
79.
Kaart van de zeedijk voor Huisduinen en den Helder
F. de Mutsert Aartsz. 1749
A.R.A.; VTH 127
80.
Kaart van de zeedijk van Huisduinen en den Helder
J . Peereboom Bzn. 1805
Opm. : Kopie uit 1805 A.R.A.; VTH 162
81.
Kaart van de situatie der kusten en dijken van Huisduinen en den Helder van 1572-1811
Anonymus 1811
A.R.A.; VTH 171
82.
Kaart van de afneming der landen van Huisduinen en den Helder sedert 1571-1750
J . Wonder Muller 1750
A.R.A.; VTH 128
83.
Kaart van de zeeweringen van Huisduinen en den Helder, met reconstructies van de kust vanaf
1571
P. Muller 1702
Opm.: Kopie A.R.A.; VTH 108
84.
Kaart van de oude en nieuwe dijken van Huisduinen en den Helder met reconstructies sinds
1661
Anonymus 1726
A.R.A.; VTH 112
85.
Kaart van de zeeweringen van Huisduinen en den Helder en het afnemen der stranden van
1571-1774
L. den Berger 1778
A.R.A.; VTH 158
86.
Texel
Gerardus Theodorus Langedijk 1595
A.R.A.; VTH 2663
87.
Een gedeelte van Texel
Pieter Bruijnsz. 1594
A.R.A.; VTH 2662
88.
Zuiderzee en Waddenzee, Noord-Holland, Friesland en de kust van Gelderland
Christiaan's Grooten 1568-1573
Koninklijke Bibliotheek, Brussel; Atlas 21596, nr. 1 Facsimile- uitgave, Leiden, 1961
89.
Holland
Willem Jansz. Blaeu 1608
Geografisch Instituut Utrecht. Facsimile-uitgave, 's-Gravenhage, 1951
90.
Het westelijk deel van Vlieland
Pieter Bruijnsz. 1594
A.R.A.; VTH 2715
91.
Caarte van Oostvlielant en Wester Schelling ent zeegat tusschen beijden
Isaac Haringhuijsen, Adriaan van Twuijver en Abram Bluze 1688
A.R.A.; VTH 2716
92.
Kaart van het eiland Terschelling
Sybrandt Hanssen rond 1600
A.R.A.; VTH 2730
93.
Het noordwestelijk deel van Friesland met Griend, Terschelling en Ameland
Anonymus 1545
A.R.A.; VTH 3044
94.
Noordwest-Friesland met de eilanden Terschelling en Ameland
J a c o b Heeres 1556
A.R.A.; VTH 3043
95.
Friesland
J a c o b van Deventer 1545
Opm. Origineel verloren gegaan. Facsimile-uitgave, 's-Gravenhage, 1941
96.
Frisia Occidentalis
Gerard Mercator 2e helft 16e eeuw R.A.G.; stamnummer 957
97.
Kaart van Groningen en Friesland
Nicolaas Visscher 1628
Facsimile-uitgave, Assen, 1943
98.
Schiermonnikoog met een gedeelte van de Lauwerszee
Anonymus rond 1600
R.A.G.; cat. Noordhoff nr. 24
47
99.
48
Kaart van het Horntje op het eiland Texel met peilingen
J . Wonder Muller, Matthijs den Berger 1749-1753 en 1754-1757
A.R.A.; VTH 2684
100.
Kaart van het Horntje en van de dijkage van de polder het Nieuwe-land op het eiland Texel
Matthijs den Berger 1751
A.R.A.; VTH 2680
101.
Kaart van het Eyerland
Matthijs den Berger 1753
A.R.A.; VTH 2683
102.
Kaart van de zandplaat, gelegen aan de zuidwestkant van het eiland Texel, genaamd Kaap en
Toorn
J . Wonder Muller en Matthijs den Berger 1749
Opm. Kopie A.R.A.; VTH 2676
103.
Kaart van de zandplaat de Horst, gelegen voor het eiland Texel
Majoor ing. Mayboom 1757
Opm. Kopie A.R.A.; VTH 2685
104.
Caart waarin vertoond word een gedeelte van Westvlieland ende het Eyerland
Z. Wolfsen, M. Walraven 1717
Opm. Kopie A.R.A.; Aanwinsten 1901: XLVII-4
105.
Caart van Westvlielandt waarin vertoond word (de breeten en diepten van het Eyerlandse Gat)
den staat der zeeweringe.
Maurits Walraven, Willem Vleertman, Pieter Willemsz. Muller en Jan Wentel 1722
A.R.A.; VTH 2717
106.
Kaart van het Eyerlandse strand en van de zandplaat ten westen van Vlieland
Matthijs den Berger 1749
A.R.A.; VTH 2677
107.
Caerte van een gedeelte van het westeynde van West-vlielandt, alwaer voor desen het dorp
heeft gestaen en nu door de zee vernielt is...
J . Wonder Muller 1734
R.A.N.H.; Gecomm. Raden van de Staten van Holland, West-Friesland en het Noorderkwartier,
inv. nr. 3, deel Q (17341737), folio 88
108.
Kaart van West-Vlieland
Jan Harge 1750
A.R.A.; VTH 2720
109.
Kaart van Oost-Vlieland
Jan Harge 1753
A.R.A.; VTH 2721
110.
Kaart van het eiland Vlieland
J . Peereboom 1795
Opm. Kopie A.R.A.; VTH 2725
111.
Afbeeldinge vant eyland Vlieland
J . de Boer 1757
R.A.F.; stamnummer 13.215
112.
Kaart van het eiland Terschelling
J . Peereboom Bz. 1794
A.R.A.; VTH 2736
113.
Kaarte van het West End van het eijland Ter Schellingh, streckende van het soo genaamde
makkelijk oud tot en met den Nieuwen Wijk.
Frans de Mutsert Aartsz. 1749, A.R.A.; VTH 2732
114.
Kaart van Ameland
P. de la Rive 1731
O p m . Kopie door D.W.C. Hattinga, 1749 R.A.G., Atlas der Frontieren, deel 3, no. 42 en 43
115.
Schiermonnikoog
Hendrik Lammertsz. 1702, R.A.F.
116.
Schiermonnikoog
C o p p e n Lambert Stachouwer 1769, R.A.F.
117.
Schiermonnikoog
L. den Berger 1809, U.B. Amsterdam
118.
Kaart van het eiland Rottum
L. den Berger 1809, A.R.A.; VTH 3098
119.
Kaart van het eiland Rottummeroog
G. Manting 1779, A.R.A.; VTH 3099
120.
Kaart van het eiland Borkum
J . H . Magott 1755
Opm. Kopie door W. Blanken J z n . uit 1808 A.R.A.; VTHR 4396
121.
Kaart van het eiland Juist
J.F. Horst 1739, A.R.A.; VTHR 4398
122.
Kaart van het eiland Baltrum
J.F. Horst 1738
Opm. Kopie door W. Blanken J z n . uit 1808 A.R.A.; VTHR 4397
123.
Kaart van het eiland Spiekeroog
J.F. Horst rond 1738'
Opm. Kopie door W. Blanken J z n . uit 1808 A.R.A.; VTHR 4400
124.
Kaart van het eiland Langeroge
J.F. Horst 1738
Opm.: kopie door W. Blanken J z n . uit 1808 A.R.A.; VTHR 4399
125.
Groningen, Eemsmonding, Oost-Friesland, Jade, waddeneilanden van Schiermonnikoog tot
Wangeroog
Christiaan 's Grooten 1568-1573
Kon. Bibliotheek, Brussel: Atlas 21596, nr. 2. Facsimile-uitgave, Leiden, 1961
126.
Descriptio Phrisiae Orientalis
Christiaan's Grooten 1579
Opm. Kaart nr. 29 uit de Madrileense Atlas (deel 2) R.A.G., stamnummer 2025; 1 en 2
127.
Vera descriptio populorum Phrysiae...
Christiaan's Grooten na 1581
Opm. Kaart nr. 11 uit de Madrileense Atlas (deel 1) R.A.G., stamnummer 2024; 1 en 2
128.
Nova descriptio Orientalis et Occidentalis Frisiae...
David Fabricius van Esentz 1610, R.A.G.; stamnummer 223
129.
Situatiekaart van het oostelijk gedeelte van het eiland Vlieland, dienende tot aanwijzing der veranderingen, welke dit gedeelte van oktober 1814 tot September 1817 heeft ondergaan
S. Tierens 1817, A.R.A.; VTHR, 706
49
Bijlage 2
Oud Archief Rijnland, nr. 10605; Verbalen van de landmeters van Rijnland Kl. Vis en J . G . de Sauvage,
1776-1790.
Folio 10.
Rapport van een gedaane inspectie weegens den toestand van het
strand voor het dorp van Catwijk aan Zee en het Malle gatt, gedaan op
ordre van de Wel Edele Heeren Commissarissen Hoogheemraaden van
Rhijnland door den ordinaris landmeeter Klaas Vis, ende bode Kelder op
den 27ste january 1777.
Wel Edele Heeren,
Na dat den ondergeschreeven op den 20ste van de maand november 1776 in loco hadde geinspecteerd en opgenomen den helm die kortelings te vooren tot aanwinning van stuijf-zand voor het dorp
van Catwijk en het Malle gatt was geplant, had bevonden dat het strand er voor de huijswerven die
door den storm en hooge zee van den 14e november 1775 als toen meede veel was afgenomen en
ingekort weederom merkelijk waar verbreed en aangewonnen.
Dog dat men bij een volgende inspectie van twee daegen daarnae bevond dat door den storm en
hooge zeewater op den 20 en 21 november 1776 voorgevallen het strand langs den Noordzee en dus
meede voor het dorp van Catwijk en voor de huijswerven weederom merkelijk te zijn afgenomen en
op plaatsen tot teegens den grond van huijze of gebouwen aan de grond als neergestord of door de
zeegolven weggeslaegen zooals men ook bij meeting bevond nog maar 11 a 12 voet voorland dat
voor de muur van het kerkhoff als met een steylen kant was blijven staan, daar men op andere plaatsen
zag dat de zee afslag vant water als tot teegens den grond van eenige huijzen had aangestaan, waardoor die voorgrond van 1 tot Vfo I roeden was afgevloeit en weggenomen.
Bij deeze inspectie ingevolge de veelgeEerde beveelen van u wel Edelhds, in het hoofd deezer gemeld
heeft men nu zulks nog bevonden, als meede dat op eenige plaatzen de voorgronden wel eenigzints
waaren verbreed en opgehoogd, dewijl er nog hier en daar smalle en inkillende huijswerven zijn, als
ook meede voor het kerkhoff daar de gronden nog niet zijn aangebreet geworden, dat al schoon men
voor een inundatie van het zeewater voor het dorp van Catwijk en het Malle gatt bij de voorsz. stormwinden en hoog zeewater als nog niet te vreezen had men egter niet buijten gevaar blijven, dat bij
zoortgelijke dog onverhoopte stormwinden en hooge zee zoo als in november 1775 en 1776 aldaar
heeft plaats gehad de voorgronden die als nog met steijle kante zijn nog meerder zouden kunnen inkorten, waardoor de gebouwen dan ligtelijk zoude moeten instorten.
Waarom den ondergeschreeven onder het welneemen van Uwel Edeles niet ondienstig (maar nodig)
vermeene te zijn dat voor de smalle en inkillende huijswerven en gelijk meede voor de muur van het
kerkhoff te Catwijk aan zee (vermits de strandgrond aldaar immers zoo laag dan op andere plaatse
aan strand en ook veeltijds vogtiger is, men daarom ook minder aanwinning door't stuijf-zand kan bekomen) dat zoo als meermaelen is gedaan door aanbrenging van zand of andere bequame specie,
de voorgronden met een behoorlijke afdorceering wierden aangebreed en door helm als stroo planting
daar op te doen aangroijen, de verdere aanwinning van stuijfzand aldaar op af te wagten waar meede
men meend de huyswerven en gronden weederom zullen worden aangebreed, en bij ordinaris zeevloed te zijn gesecureert.
Hoope hiermeede aan de veel G e Eerde / beveelens van Uwel Edelheeds te hebben voldaan, die de
eer heeft van te blijven
Wel Edele Heeren
Uwel Edelheedns Onderdanigen
Dienaar
Leijden, den eerste
februarij 1777
is geteekent Klaas Vis
Folio 68
Verbaal van de inspectie weegensde gesteltheijd van het strand en voor
de dorpen van Catwijk en Noortwijk aan Zee, ter geleegenheijd van de
harde noord en noorweste winden die op den 25 en 26 february deezes
jaars 1780 hebben gewaeijd, en daardoor meer dan aan ordinaris hooge
vloed veroorzaakt, dewijle de Noordzee als toentertijd op deeze kust
heeft aangewoed. Gedaan door den Heer J . Gael, secretaris van Rhijnland geadsisteerd met Klaas Vis, ordinaris landmeeter des zelfs lands, op
den 28ste daaraan volgende.
Nae bekomen berigt dat door de harde Noord en Noordwesten winden die op dato voorschreeven
hebben gewaaijd op plaatse langs deeze strande als meede voor de dorpen van Catwijk en Noortwijk
aan zee bij een hooge en meer dan een ordinaris vloed het strand aldaar te zijn afgenomen als ook
dat de voorgronden van de huijswerven veeldeels waaren ingekort, hebben dadelijk daarvan inspectie
genomen dan bevond dezelve niet zoo nadeelig als de berigten daarvan hadden bekomen.
Voor het dorp van Catwijk aan zee konden men wel is waar daar eenig afneeming van verneemen,
terwijl de uitsteekende huysgronden door het hooge zeewater hier en daar was ingekort onderwijle
men ook vernam daar de gronden, dewelke wat meerder binnenwaarts en die van een meerder afdorceering waaren de zee aldaar weynig of geen nadeel hadden bijgebragt en gelijk men ook konde zien,
dat de tee van de duynen buyten de huyswerven ter weederzijden van Catwijk geleegen/ meede dog
niet veel waaren afgevloeit.
Maar voor het dorp van Noortwijk bevond men dat door de hooge zee, de grond voor de huijs werven
geleegen, doorgaans meerder was ingekort. J a zelfs op plaatzen tot digt bij de huijzen genadert t geene door afzakking van de gronden nog staat toe te neemen omdat die gronden tans tot steijl en met
geene genoegzaame afdorceering word bevonden van boven bij vakken door afscheuringe verminderen moet en gelijk men ook de tee van de duijnen ter weeder-zijden buyten de huys gronden geleegen
van meerder afneeming dan bij Catwijk door het zeewater bevond te weezen afgespoelt. Zijn reeden
men van gedagten zoude weezen dat hoe eerder te beeter, de gronden voor de huijswerven voor Catwijk en Noortwijk geleegen, nae maete dezelve door het zeewater waare ingekort, ofte te zijn afgenomen, door het aanvoeren van zand, zoo als meermaelen is geschiet zoude behooren te worden
aangebreed.
Dusdanig dat de afdorceering van die gronden op ieder voethoogte niet minder dan twee voet in aanleg heeft, men meend dat dan die gronden weederom nae behooren zullen weezen aangebreed om
vervolgens met helm en stroo te kunnen worden beplant en als dan door het aanstuijven van zand
nog meerder aanwinning van voorgrond zal bekomen, en dewijle het strandgrond te Noortwijk hooger
en ook veel drooger dan te Catwijk aan Zee word bevonden, men daar om ook een meerder aanstuijving van zand te wagten heeft.
Men zoud op eerst gemelde plaats de aanwinning van zand dan ook nog veel helpen contribueeren,
als er even buijten de tee van de aangebreede grond voor de huyswerven geleegen een greppel of
geul wijd 3 a 3 + en diep 2 a 3 voet wierde gemaakt, welke greppel men meend binne korte zal worden
volgestoven, en die dan ook telkens zoude moeten worden opgemaakt, daardoor eene merkelijke
vang en aan \ winning van stuyfzand bekomen, en langs dan weederom het strand en voor de huyswerven geleegen met behoorlijke afdorceeringe te zien aangebreed onderwijle het niet te raaden zoude weezen om zonder het aanbrengen van zand het alleen op de aanstuijving te laaten berusten
dewijle de aanwinning van het stuyfzand dat men bij langzaamerhand verkrijgen moet, niet zoo haast
kan bijkoomen, als door een enkelde hooge zee binnen korte tijd kan worden afgenomen, en temeer
omdat de afdorceering van die gronden op plaatsen [min...en?] in eertans door de hooge zee is afgenomen het gevaarlijker zoude zijn als wanneer een zelfde hooge water op de steijle voorgronden quam
aanwoelen, maar te dugten was, dat dezelve zeer haast zoude neerstorten. J a een veel meerder nadeel aan de huyzen en gebouwen zoude kunnen aanbrengen waar uit zeer ligtelijk was op te maaken
dat de voorgronden hoe vroeger te beeter door het aanbrengen van zand, met behoorlijke afdorceeringe zullen dienen te worden aangebreed.
Aldus geinspecteerd en bevonden,
ten daegen en jaeren als boven.
Klaas Vis.
Bijlage 3
Lijst van figuren
1.
Kaart van de Zanddijk over het Koegras en van de stranden en duinen daar ten westen gelegen,
vervaardigd door A. Kickert, 1755 (zie bijlage 1, nr. 74).
2.
Plan van de Gelegenhyd der stad Ostende [in 1706], uitgegeven door J . Covens en C. Mortier,
tussen 1721 en ca. 1778 (zie bijlage 1, nr. 4).
3.
Kaart van Walcheren, vervaardigd door D.W.C. of A. Hattinga, 1741 -1742, naar het origineel van
C. Bernards uit 1641 (zie bijlage 1, nr. 17).
4.
Kaart v a n ' t Resort van Vlissingen, vervaardigd door J . Massol, 1750, naar het origineel van Dirk
[..?..] uit 1635 (zie bijlage 1, nr. 16).
5.
Kaart van de Gorsen en strangen bij Rockanje, vervaardigd door J . C . Koutter, 1608 (zie bijlage
1, nr. 21).
6.
Kaart van de zeewering omtrent 's-Gravenzande en van de verandering der stranden van
1606-1765, vervaardigd na 1839, naar de originelen van J . Bloteling uit 1739 (zie bijlage 1, nr.
37).
7.
Kaart van de heerlijkheid van Castricum, vervaardigd door J . Rollerus, ca. 1735 (zie bijlage 1,
nr. 59).
8.
Kaart van het westelijk deel van Vlieland, vervaardigd door P. Bruijnsz., 1594 (zie bijlage 1, nr.
90).
9.
Kaart van het eiland Vlieland, vervaardigd naar het origineel van J . Peereboom uit 1795 (zie bijlage 1, nr. 110)
10.
Kaart van het eiland Borkum, vervaardigd door W. Blanken Jzn., 1808, naar het origineel van J . H .
Magott uit 1755 (zie bijlage 1, nr. 120).