Technisch bulletin 77: Pompsets voor VBB

Technisch Bulletin 77
datum
04 februari 2014
POMPSETS VOOR VBB-SYSTEMEN
Leeswijzer
In vele VBB systemen wordt een hybride oplossing toegepast als het gaat om de toepassing van de
normen. Dat op zich is niet verwonderlijk gezien de achtergrond van veel gebruikte normen (NFPA
– Amerikaans, VAS - Nederlands gebaseerd op Engels, NEN – EN Europese consensus).
Dit leidt in een aantal gevallen tot situaties waarvoor een nadere interpretatie en/of overweging
noodzakelijk is. Voor wat betreft de watervoorziening geeft dit Technisch Bulletin (TB) daar een
antwoord op, c.q. invulling aan.
In dit TB hebben we het navolgende in ogenschouw genomen:
Een pompset is een zelfopofferend onderdeel van de brandbeveiligingsinstallatie waarbij het niet
de bedoeling is dat bij het uitvoeren van testen en inspecties schade ontstaat aan de pompset.
In dit TB is een splitsing gemaakt tussen enerzijds het ontwerp en aanleg en anderzijds het
gebruik. Dit kan leiden tot enkele dubbelingen qua informatie.
In hoofdstuk 1 worden de onderwerpen beschreven met betrekking tot ontwerp en aanleg, in
hoofdstuk 2 komen de onderwerpen ten aanzien van beheer aan de orde. In een separaat
document, TB 77 Deskundigenbericht is per onderwerp de belangrijkste achtergrondinformatie
opgenomen waarin ook veelal de motivatie is terug te vinden van de gestelde voorwaarden/eisen
die in dit TB voorkomen.
In vervolg op dit TB is het noodzakelijk een aantal andere onderwerpen ter hand te nemen. Ten
tijde van het verschijnen van dit TB wordt al gewerkt aan:
• (Nood)stroomaggregaten als energievoorziening voor brandbluspompen;
• Listing;
• Waterkoeling;
• Carterdampen/emissies;
• Brandstofopslag.
Demarcatie
Het in dit TB gestelde is het minimale niveau dat vereist is binnen het certificatieschema
waaronder dit TB wordt toegepast.
Termen en definities
Afpersdruk
Druk welke componenten kortstondig (tijdens afpersen) kunnen weerstaan. Deze
druk ligt boven de systeemdruk relatief t.o.v. de atmosferische druk
CCA
Cold cranking amperés. Stroom die een accu bij -18 oC kan leveren bij een vast
gestelde procedure
Dooddruk
Pompdruk bij gesloten persafsluiter met inachtneming van optredende
speeddroop, dit is de maximaal voorkomende pompdruk (Churn pressure)
relatief t.o.v. de atmosferische druk
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
1
ECM
Koelvloeistof
Koelwater
Non-critical
sensor
Persdruk
Pompcurve
Pompdruk
Pomprating
PRE
Primary sensor
PRV
PSV
Redundant
sensor
Systeemcurve
Systeemdruk
VBB
Voordruk
Werkdruk
Zuigdruk
(Electronic Control Module), gemonteerd op de dieselmotor
Het in de dieselmotor aanwezige koelmiddel
Water dat wordt afgetakt van de perszijde van de pomp voor koeling van de
pomp en het koelen van het koelsysteem van de diesel
Een sensor die wel aanwezig is maar niet kritisch is voor de goede werking
Manometrische druk aan de perszijde van de pomp.
Pompdruk als functie van de flow door de pomp (capaciteit).
Het door de pomp opgewekte drukverschil tussen de perszijde en de zuigzijde
relatief t.o.v. de atmosferische druk
Capaciteit waarop de pomp wordt ontworpen en optimaal presteert
Pressure Reducing Valve, Deze reduceert de druk in het systeem door het
“knijpen” van de pompflow
De sensor die standaard als eerste gebruikt wordt
Pressure Relief Valve, Bij het overschrijden van de ingestelde druk stort een
PRV een deel van de pompflow over.
Pressure Sustaining Valve, Deze regelt de gewenste systeemdruk door het
overstorten van een deel van de pompflow.
Een sensor die als reserve aanwezig is (en daarmee bij goede werking van de
primary sensor overbodig of redundant) en gebruikt kan worden bij het falen van
de primary sensor
Systeemdruk als functie van flow door de pomp = pompcurve + voordruk
Druk aan de perszijde van de pomp = voordruk + pompdruk relatief t.o.v. de
atmosferische druk
Vastopgestelde Brandblus- en Beheerssystemen
Druk aan de zuigzijde van de pomp relatief t.o.v. de atmosferische druk
Druk waarop componenten ontworpen zijn en waar deze continue aan
blootgesteld kunnen worden, zoals aangegeven door de fabrikant relatief t.o.v.
de atmosferische druk
Manometrische druk aan de zuigzijde van de pomp.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
2
Inhoudsopgave
1. Ontwerp en aanleg (tot en met ingebruikname)
1.1
Uitvoering
1.1.1
ECM (Electronic Control Module) op dieselmotoren
1.1.2
Drukbegrenzing
1.1.3
Accu's
1.1.4
Overspeed
1.2
Activiteiten
1.2.1
Controles tijdens inbedrijfstellen
1.2.2
Testen/inspectie digitaal geregelde dieselpompsets.
1.2.3
Testen/inspectie dieselpompsets voorzien van drukregeling
4
4
4
4
5
6
6
6
8
10
2 Beheer
2.1
2.1.1
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.2.1
2.2.3
2.2.4
11
11
11
11
11
11
11
14
15
Uitvoering
Brandstof
Activiteiten
Onderhoud accu's
Testen
Periodiek testen pompset
Testen tijdens inspectie digitaal geregelde dieselpompsets.
Testen pompset aangesloten op DWL (drinkwaterleiding)
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
3
1. ONTWERP EN AANLEG (tot en met ingebruikname)
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de eisen die worden gesteld bij het ontwerpen en de aanleg
van pompsets en de bijbehorende componenten die worden toegepast. Tevens wordt ingegaan op
de diverse aspecten die tijdens het in bedrijfstellen de aandacht behoeven.
1.1
UITVOERING
1.1.1
ECM (Electronic Control Module) OP DIESELMOTOREN
Het dubbel (redundant) uitvoeren van de ECM op dieselmotoren voor aandrijving van
brandbluspompen heeft geen toegevoegde waarde en is daarom niet verplicht.
Indien gekozen wordt voor een enkelvoudige ECM moet de uitvoering ervan voldoen aan de
vereisten zoals hierna is omschreven. Wordt gekozen voor een dubbele ECM dan moet de
uitvoering voldoen aan hetgeen in de van toepassing zijnde sprinklervoorschriften staat vermeld.
Minimale vereisten aan ECM
Beveiligingen in een ECM die het motorvermogen reduceren om de motor te beschermen, zijn niet
toegestaan in een brandbluspomptoepassing.
De voeding van een ECM moet minimaal 24 Volt zijn en moet in 5-voud worden uitgevoerd:
• 1 x van batterijset A
• 1 x van batterijset B
• 1 x van lader A
• 1 X van lader B
• 1 x van dynamo van de dieselmotor
Daarnaast moet de voeding naar de ECM bewaakt worden zodat bij een storing een technisch
alarm wordt gegenereerd.
De ECM moet worden beveiligd tegen spanningspieken en polariteitswisselingen
Elke sensor (zender/pick-up) die verbonden is met de ECM en van invloed is op het vermogen en
toerental van de motor moet dubbel worden uitgevoerd en wel zodanig dat de secundaire sensor
de functie automatisch overneemt bij falen van de primaire sensor.
De leverancier van de pompset moet schriftelijk bevestigen, dat bij inbedrijfstelling de ECM zo is
geprogrammeerd dat de motor op nominaal toerental blijft doorlopen als alle sensoren, met
uitzondering van de toerentalsensor, uitvallen.
De toerentalsensor moet daarom ook dubbel zijn uitgevoerd.
1.1.2
•
•
•
DRUKBEGRENZING
Als dooddruk + voordruk hoger is dan de componentenkeur (werkdruk), dan moet
drukbegrenzing worden toegepast
De systeemdruk bij normaal werkende drukbegrenzing moet beneden de componentenkeur
(werkdruk) zijn.
De drukbegrenzing moet fail safe zijn uitgevoerd, d.w.z. bij falen hiervan moet de installatie
automatisch de maximum druk in stand houden.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
4
•
Bij falende drukbegrenzing moet dooddruk + voordruk lager zijn dan de afpersdruk.
Indien niet aan het voorgaande kan worden voldaan, dan moet een PRV (Pressure Relief Valve)
worden toegepast.
Om te bepalen of de systeemdruk bij falende drukbegrenzing beneden de afpersdruk blijft, moet
de fabrikant de pompcurve inclusief speeddroop opgeven; daarbij moet de installateur tevens de
maximum voordruk opgeven.
1.1.2.1
Drukbegrenzing d.m.v. toerentalregeling
Een drukbegrenzing via een toerentalregeling moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
• Het druk-toeren regelsysteem kan alleen het toerental (en dus druk) verlagen t.o.v. het
nominale toerental.
• Het nominale toerental moet onafhankelijk van het druk-toeren regelsysteem worden
bepaald.
• Fail safe uitvoering, d.w.z. bij falen van de druk-toeren regeling moet de dieselmotor op het
nominale toerental gaan draaien.
• Drukbegrenzing moet in staat zijn om na een verstoring binnen vijf seconden de druk binnen
+/- 0,3 bar rond de gewenste systeemdruk te brengen.
• De druksensor moet verticaal worden gemonteerd op dezelfde locatie als de persmanometer.
• Druk-toeren regeling moet voorzien zijn van een diagnosesysteem dat falen waarneemt en
signaleert. Minimaal moet hierbij worden gedacht aan overdruk, het falen van sensors en het
niet aanwezig zijn van voldoende spanning.
• Indien de druk-toeren regeling de enige geïnstalleerde voorziening voor begrenzing van de
systeemdruk is (en er dus geen PRV aanwezig is), moet het systeem minimaal worden
afgeperst op de maximale systeemdruk die optreedt bij afgeschakelde toerenregeling.
• In geval van een elektrisch gevoede en/of elektronische controller moet de voeding
hiervan 5-voudig uitgevoerd zijn, overeenkomstig de voeding van een ECM.
Op
•
•
•
•
de naamplaat van de toerentalregeling moeten de volgende gegevens worden geplaatst.
Ingestelde druk in bar.
Maximum systeemdruk bij uitgeschakelde regeling, bij opgegeven maximum voordruk.
Nominaal toerental.
Softwareversie & datum van wijziging.
1.1.2.2
Drukbegrenzing d.m.v. kleppen
In gevallen waarbij drukbegrenzing noodzakelijk is kan dit gerealiseerd worden middels een PRE
aan de perszijde van de pomp direct aangesloten in de hoofdleiding.
Een PSV mag niet worden uitgevoerd als een pilot gestuurde klep.
Een PRV mag worden uitgevoerd als pilot gestuurde klep bij VBB-installaties indien deze in de
uitvoering ‘fail safe to close’ is. Dit houdt in dat bij falen van deze klep deze volledig dicht blijft.
Uitdrukkelijk wordt gesteld dat een pilot gestuurde overstortklep niet mag worden gebruikt om de
druk te regelen.
1.1.3
ACCU'S
De onderstaande punten moeten worden meegenomen in het ontwerp:
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
5
•
De motorleverancier moet de koudstartstroom in CCA opgeven en de daarvoor toegepaste
norm.
De te selecteren accucapaciteit volgens de norm die van toepassing is op het ontwerp van
de pompset
Het accu-ladergedrag moet aan de IUoU DIN 41772/3/4 voldoen
Het snelladen (boost) voor loodzuur accu's mag niet boven de 14,4V per accu uitkomen
(explosie gevaar)
Het elektrolytniveau en het soortelijke gewicht moet via de vuldoppen bij open accu's of een
ingebouwde zuurweger ("oog") bij gesloten accu's gecontroleerd kunnen worden.
•
•
•
•
Toegestaan zijn zowel nikkel-cadmium- als de lood-zwavelzuur-startaccu’s.
De accucapaciteit moet zodanig gekozen worden dat deze de vereiste startstroom gedurende de
vereiste startduur kan leveren. De vereiste startstroom wordt bepaald door de combinatie van de
toegepaste dieselmotor en daaraan gekoppelde pomp. De vereiste starttijd wordt bepaald door
het aantal ontwerp startpogingen en duur vanuit het geldende voorschrift. In de praktijk is de
vereiste accucapaciteit alleen proefondervindelijk te bepalen.
Nikkel-cadmium-accu's worden vaak alleen ingezet wanneer deze voorgeschreven staan, zoals in
installaties volgens de oude VAS voorschriften en in warme omgevingen.
1.1.4
OVERSPEED
De kans op optreden van overspeed bij de huidige generatie dieselmotoren is dusdanig klein dat
bij het bepalen van de maximum systeemdruk hiermee geen rekening hoeft te worden gehouden.
1.2
ACTIVITEITEN
1.2.1
CONTROLES TIJDENS INBEDRIJF STELLEN
De leverancier van de pompset moet een inbedrijfstellingsprotocol hebben gebaseerd op de van
toepassing zijnde norm. Herbij dienen de instelwaarden (voor zover van toepassing) bekend te
zijn. Tevens dienen eventuele acceptabele toleranties bekend te zijn.
Bij het in bedrijf stellen van een pompset moeten minimaal de volgende zaken worden
uitgevoerd.
Dieselpompset
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Controle pompset, uitlaat en filters op beschadigingen etc.
Controle ventilatieroosters (o.a. of de roosters vrij van obstakels zijn en functioneren)
pompruimte.
Controle vloeistofniveaus (koelvloeistof, olie, accu, brandstof en watervoorraad).
Controle motorvoorverwarming.
Controle Voltage accu’s en voedingsspanning.
Controle van de ruw koelwatertemperatuur tussen watervoorraad en warmtewisselaar
(en controleer het drukverschil bij retour naar de tank van koelwater).
Controle oliedruk.
Controle be-/ontluchting brandstoftank (bij vullen brandstof).
Controle motortemperatuur.
Controle van alle signaleringen en sensoren, inclusief het binnen komen op de
schakelkast.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
6
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Controle pomp:
o Uitlijning;
o Asafdichtingen.
o Afstelling glandpakking.
o Constructie zuigleiding (positie zuigafsluiter, horizontale instroming,
luchtzakken, etc.).
o Goede werking koelsysteem.
Controle elektrische aansluitingen en schakelingen (schakelkast, batterijen).
Functionele beproeving van alle overige functies op de schakelkast op beiden accusets.
Meten lager- en/of glandtemperatuur pomp.
Controle overspeed.
Controle steunen/bevestiging aan fundatie.
Testen automatische start op drukval en laag waterpeil primingtank (indien van
toepassing)
Controle pompcurve (capaciteit, pompdruk, toerental, speeddroop).
Testen handstart.
Testen handstart en noodstart.
Testen startpogingen.
Na alle testen nogmaals controle van de uitlijning.
Vastleggen draaiuren.
Controle eventuele overstortvoorziening.
Controle onderdrukbeveiliging bij aansluiting op de DWL.
Elektrische pompset
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Controle pompset op beschadigingen etc.
Meten lagertemperatuur.
Meten isolatieweerstand motor.
Controle elektrische aansluitingen en schakelingen (schakelkast, bekabeling).
Controle van alle signaleringen en sensoren, inclusief het binnen komen op de
schakelkast.
Controle pomp:
o Uitlijning;
o Asafdichtingen.
o Afstelling glandpakking.
o Constructie zuigleiding (positie zuigafsluiter, horizontale instroming,
luchtzakken, etc.).
o Goede werking koelsysteem.
Functionele beproeving van alle overige functies op de schakelkast
Controle steunen/bevestiging aan fundatie.
Testen automatische start op drukval en laag waterpeil primingtank (indien van
toepassing)
Controle pompcurve (capaciteit, druk toerental).
Testen handstart.
Na alle testen nogmaals controle van de uitlijning.
Controle instelling onderdrukbeveiliging bij aansluiting op de DWL.
Controle eventuele overstortvoorziening
Algemeen
De volgende waarden dienen door de leverancier bij de inbedrijfstelling te worden vast gelegd als
referentiewaarden bij onderhoud.
Bij dieselgedreven pomp:
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
7
•
•
•
Oliedruk.
Temperatuur koelwater.
Koelwaterdruk.
Bij dieselgedreven en elektrisch gedreven pomp:
• Gemeten druk en toerental bij het 100%-punt (rating van de pomp).
1.2.2
TESTEN/INSPECTIE DIGITAAL GEREGELDE DIESELPOMPSETS.
Het testen (en inspecteren) van een pompset moet eventuele gebreken in functionaliteit
vroegtijdig duidelijk maken zodat acties kunnen worden ondernomen. Een pompset is per definitie
een zelfopofferend onderdeel van de brandbeveiligingsinstallatie. Het is niet de bedoeling dat bij
testen en inspecties schade ontstaat aan de pompset. In de navolgende paragrafen worden de
aanvullende testen/inspectie werkzaamheden voor digitaal geregelde dieselpompsets beschreven.
Conform NFPA 25 (2011 edition) artikel 8.3.3.8, inclusief toelichting, moeten de volgende
onderdelen worden getest bij een digitaal geregelde diesel.
• De back-up ECM moet getest door de hoofd-ECM uit te zetten hetgeen moet leiden tot een
alarm. De back-up moet alle functies overnemen zodat bij een hierna volgende start de
motor normaal functioneert. Een tweede ECM is niet noodzakelijk en daarom is deze test
in veel gevallen niet nodig, met uitzondering van het alarm bij het afschakelen van de
ECM.
• Het losnemen van iedere sensor die verbonden is met de ECM. Deze moeten worden getest
door de bedrading van de sensor los te koppelen, waarbij de motor zowel moet blijven
functioneren, alsook kunnen starten. Hiertoe moet de achterliggende beveiliging van de
sensor zijn uitgeschakeld of de sensor zelf dubbel zijn uitgevoerd. Binnen de werkgroep is
gesteld dat enkel de toerentalsensor kritisch is, voor het laten doorlopen van de motor, en
daarom dubbel uitgevoerd moet worden. In de praktijk is dit bij alle digitaal geregelde
dieselmotoren zo uitgevoerd.
1.2.2.1
Test-/inspectiewerkwijze
1.2.2.1.1 Testen dieselmotoren met enkele ECM
•
•
•
•
Het testen of het wegvallen van de ECM wordt gesignaleerd als storing door de ECM af te
zetten. Normaliter kan een ECM niet worden uitgezet. Hiervoor moet de voeding worden
losgenomen en zal bij een startpoging een storing via de schakelkast (CAN module) worden
gedetecteerd.
Check alarmeringen en voedingen.
Het testen van de opstartcyclus van de motor door het automatisch, op drukval in het
systeem, in laten komen van de pomp.
Uitvoeren van capaciteitsmeting, waarbij wordt gecontroleerd of het ingestelde toerental
en de speeddroop overeenkomen met de gespecificeerde waarden.
1.2.2.1.2 Testen dieselmotoren met dubbele ECM
Zie inleiding en onderstaande tabel
Tests
ECM
A
Primary On
Primary
Non-Critical
Redundant
Sensors
Sensors
Sensors
On
Off
Off
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
8
B
Primary On
Off
Off
On
C
Alternate On
Off
Off
On
D
Altemate On
On
Off
Off
E
Altemate On
Off
On
On
Ondanks dat 1 ECM acceptabel is worden er toch nog dieselmotoren met dubbele ECM’s
geplaatst (NFPA/FM installaties).
1.2.2.1.3 Testen sensoren
Het testen van de sensoren door het signaal vanaf de sensor naar de ECM te onderbreken.
• De toerentalsensor is dubbel uitgevoerd. Het wegvallen van één van de sensoren mag niet
leiden tot het niet blijven lopen van de motor. Het op drukval starten van de pomp bij
losgekoppelde toerentalsensoren kan onacceptabele schade aan de startmotor tot gevolg
hebben en moet daarom niet worden getest zonder de aanwezigheid van gekwalificeerd
personeel van de pompleverancier.
Opm. veiligst en eenvoudigst is het los nemen van een van de sensoren voordat de motor
gestart wordt. Als de motor aanslaat is gecheckt of deze met de andere sensor zowel
start als blijft lopen. Dit kan voor de startmotor geen kwaad, het starten zal wel wat
langer duren.
• De oliedruksensor bij stilstaande en bij draaiende motor. Het wegvallen van het signaal
mag niet leiden tot het niet starten respectievelijk het niet blijven lopen van de motor.
Opm. Ook hier geldt dat losnemen voor motorstart het veiligst en eenvoudigst is. Het
losnemen van de sensor zal door de ECM als zodanig worden herkend, maar zal in veel
gevallen echter geen laag oliedruksignaal generen. Of de oliedrukbeveiliging is
uitgeschakeld kan derhalve niet getest worden. Hiervoor zal het signaal “gefaked”
moeten worden (met een speciale stekker o.i.d.).
• De koelwatersensor bij stilstaande en bij draaiende motor. Het wegvallen van het signaal
mag niet leiden tot het niet starten respectievelijk het niet blijven lopen van de motor.
Opm. Ook hier geldt dat losnemen voor motorstart het veiligst en eenvoudigst is. Het
losnemen van de sensor zal door de ECM als zodanig worden herkend, maar zal in
sommige gevallen echter geen hoog-koelwatertemperatuur-alarm generen. Of de
koelwatertemperatuurbeveiliging is uitgeschakeld kan dan niet getest worden. In dat
geval zal het signaal “gefaked” moeten worden.
• Test of de ECM goed werkt op uitsluitend de secundaire voeding (= dynamo) door het
losnemen van beide accu’s en laders.
1.2.2.1.4 Startpogingen
Voor het testen van de startpogingen moet het contact uitgeschakeld blijven, omdat anders de
motor aanslaat. Dit kan door het losnemen van het contactrelais, of door een voorziening te
maken op de schakelkast (verende drukknop).
1.2.2.2
Aandachtspunten
Het is de bedoeling dat het wegvallen van signalen wordt beproefd door daadwerkelijk de
verbinding tussen de sensor en de ECM te onderbreken. Dit mag niet softwarematig worden
beproefd. Het kan daarvoor nodig zijn extra voorzieningen aan te brengen op de pompset.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
9
Bij omgebouwde pompen (voor drukregeling) moet extra aandacht worden besteed aan de
aangebrachte componenten zoals de montage van de verbindingsstang tussen de actuator en de
brandstofpomp.
1.2.3
TESTEN/INSPECTIE DIESELPOMPSETS voorzien van drukregeling
Bij een dieselpompset voorzien van een drukregeling moet het volgende getest worden:
• Losnemen druksensor aan perszijde pomp wat tot gevolg moet hebben dat de
oorspronkelijke pompcurve wordt gevolgd en er een foutmelding wordt gegenereerd.
• Losnemen aansturing actuator (bij mechanische motor). Ook hier moet de pomp op de
oorspronkelijke curve gaan draaien en moet een foutmelding worden gegenereerd.
Vanwege de hoge drukken en toerentallen die bij het uitschakelen van de drukregeling op kunnen
treden verdient het aanbeveling deze testen alleen bij goed doorgewarmde motor en goed
ingeblokt systeem uit te voeren.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
10
2
BEHEER
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beheersaspecten van een pompset voor VBB-systemen.
Hierbij is onderscheid gemaakt in de uitvoering en activiteiten
2.1
UITVOERING
2.1.1
BRANDSTOF
De kwaliteit van de toe te passen brandstof moet altijd aan EN590 voldoen.
De brandstoftank en eventuele voorraadtanks moeten zodanig worden opgesteld dat ze niet aan
direct zonlicht (opwarming) of andere warmtebronnen worden blootgesteld.
Tevens geldt dat geen onnodig grote hoeveelheden brandstof moeten worden opgeslagen.
2.2
ACTIVITEITEN
2.2.1
ONDERHOUD ACCU'S
Het onderstaande betrekken in het jaarlijks onderhoud:
• Onderhoud uitvoeren volgens EN12845 (+NEN 1073) en/of volgens NFPA25 (2011) tabel
8.5.3.
• Meet, wanneer mogelijk, het soortelijk gewicht van het elektrolyt. De dichtheid moet
minimaal 1,28kg/l loodzuur zijn.
• Controleer het vloeistof niveau elektrolyt in de accu's.
• Loodzuur accu's vervangen bij 2 jaar, nikkelcadmium bij 10 jaar.
• Zorg er voor dat de acculaders de juiste laadspanning/stroom afgeven.
• Controleren of de acculaders niet een te hoge boost spanning afgeven (maximaal 14,4V)
per accu
• Controleer tijdens de startcyclus de onderspanning per accu (moet tijdens starten
minimaal 9V bedragen)
• Leg de bovengenoemde en gemeten waardes per accu vast in het logboek van de VBBinstallatie.
2.2.2
TESTEN
2.2.2.1
Periodiek Testen pompset
Tijdens de wekelijkse of tweewekelijkse test van een pompset moeten minimaal de volgende
zaken worden uitgevoerd.
Dieselpompset
• Controle pompset, uitlaat en filters.
• Controle elektrische aansluitingen (schakelkast, batterijen).
• Controle verwarming (instelling en beschikbaarheid) en ventilatie (o.a. of de roosters vrij
van obstakels zijn en functioneren) pompruimte.
• Controle niveau vloeistoffen (koelvloeistof, olie, accu, brandstof en watervoorraad).
• Testen automatische start op drukval en controle inschakeldrukken.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
11
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Belast laten draaien van de pomp gedurende minimaal 20 minuten.
Controleren opvoerhoogte bij:
o Dooddruk (niet mogelijk bij een overstort of toerendruk geregelde pomp)
o Pomprating.
Controleren werking eventuele overdrukvoorzieningen. Dit betreft niet de
veiligheidsvoorzieningen die zijn ingesteld boven de normaal voorkomende drukken en
derhalve niet functioneel beproefd kunnen worden.
Controleren werking koelsysteem dieselmotor (koelwaterdruk en verschildruk).
Controleren werking koelsysteem pomp d.m.v. controle van de elektrische of mechanische
klep en het stromen van water.
Controle acculaadsysteem.
Testen handstart (na opwarmen motor). Dit is niet de noodstart.
Beducht zijn op abnormale zaken (slecht lopende motor, slecht uitgelijnde pomp).
Controle schakeldrukken jockeypompset.
Elektrische pompset
• Controle pompset.
• Controle elektrische aansluitingen (schakelkast, voedingkabel, zekeringen).
• Testen automatische start op drukval en controle inschakeldrukken.
• Controle verwarming pompruimte.
• Controle inschakeldrukken jockeypomp.
Voor de navolgende punten geldt een minimale frequentie van 1 maal per 4 weken
• belast laten draaien van de pomp gedurende minimaal 10 minuten.
• Controleren opvoerhoogte en opgenomen stroom bij:
o Dooddruk (niet mogelijk bij een overstort of toerendruk geregelde pomp)
o Pomprating.
• Controleren werking eventuele overdrukvoorzieningen. Dit betreft niet de
veiligheidsvoorzieningen die zijn ingesteld boven de normaal voorkomende drukken en
derhalve niet functioneel beproefd kunnen worden.
• Controleren werking koelsysteem pomp d.m.v. controle van de elektrische of mechanische
klep en het stromen van water.
• Testen handstart (nooit de noodstart!).
• Beducht zijn op abnormale zaken (slecht lopende motor, slecht uitgelijnde pomp).
2.2.2.2
Controles tijdens jaarlijks onderhoud
De leverancier van de pompset moet een onderhoudsprotocol hebben gebaseerd op de van
toepassing zijnde norm. Hierbij dienen eventueel acceptabele toleranties op instelwaarden
bekend te zijn.
Bij het jaarlijkse onderhoud moeten minimaal de volgende zaken worden uitgevoerd.
Dieselpompset
•
•
•
•
•
Controle pompset, uitlaat en filters op beschadigingen etc.
Controle elektrische aansluitingen en schakelingen (schakelkast, batterijen).
Controle ventilatieroosters (o.a. of de roosters vrij van obstakels zijn en functioneren)
pompruimte.
Controle vloeistofniveaus (koelvloeistof, olie, accu, brandstof en watervoorraad).
Controle van alle signaleringen en sensoren, inclusief het binnenkomen op de
schakelkast.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
12
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Controle pomp:
o Uitlijning;
o Pakkingen.
Onderhoud motor conform het door de fabrikant (samensteller pompset)
voorgeschreven onderhoudsprogramma.
Controle motorvoorverwarming.
Controle Voltage accu’s en voedingspanning.
Vervangen accu’s conform vast gestelde frequentie.
Controle ruw koelwatertemperatuur tussen watervoorraad en warmtewisselaar (en
controleer drukverschil bij retour naar de tank van koelwater).
Controle oliedruk.
Controle be-/ontluchting brandstoftank (bij vullen brandstof).
Water aftappen uit de brandstoftank.
Controle van alle signaleringen en sensoren, inclusief het binnen komen op de
schakelkast.
Functionele beproeving van alle overige functies op de schakelkast op beiden accusets.
o Asafdichtingen.
o Goede werking koelsysteem.
Meten lager- en/of glandtemperatuur pomp.
Controle overspeed.
Controle steunen/bevestiging aan fundatie.
Onderhoud overdrukvoorzieningen (schoon maken stuurleidingen etc.).
Vervangen accu’s conform vast gestelde frequentie.
Testen automatische start op drukval en laag waterpeil primingtank (indien van
toepassing).
Testen handstart en noodstart.
Testen startpogingen.
Controle pompcurve (capaciteit, druk en toerental).
Controleren draaiuren.
Controle voedingsspanning batterijen
Controle eventuele overstortvoorziening.
Controle onderdrukbeveiliging bij aansluiting op de DWL.
Elektrische pompset
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Controle pompset op beschadigingen etc.
Onderhoud motor conform het door de fabrikant (samensteller pompset)
voorgeschreven onderhoudsprogramma.
Controle elektrische aansluitingen en schakelingen.
Meten lagertemperatuur.
Meten isolatieweerstand motor.
Controle elektrische aansluitingen en schakelingen (schakelkast, bekabeling).
Functionele beproeving van alle overige functies op de schakelkast.
Controle pomp:
o Uitlijning;
o Pakkingen.
o Afstelling glandpakking.
o Goede werking koelsysteem.
Controle steunen/bevestiging aan fundatie.
Testen automatische start op drukval en laag waterpeil primingtank (indien van
toepassing)
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
13
•
•
•
•
•
Testen handstart.
Controle pompcurve (capaciteit, druk en toerental).
Onderhoud overdrukvoorzieningen (schoon maken stuurleidingen etc.).
Controle eventuele overstortvoorziening.
Controle onderdrukbeveiliging bij aansluiting op de DWL.
Algemeen
De volgende waarden dienen te worden vergeleken met de referentiewaarden welke bij de
inbedrijfstelling zijn vast gelegd:
Bij dieselgedreven pompen:
• Oliedruk.
• Temperatuur koelwater.
• Koelwaterdruk.
Bij diesel- en elektrisch gedreven pompen:
• Gemeten druk en toerental bij het 100%-punt (rating van de pomp).
2.2.3
TESTEN TIJDENS INSPECTIE DIGITAAL GEREGELDE
DIESELPOMPSETS.
Onderstaande geeft de aanvullende testen voor digitaal geregelde dieselpompsets weer.
2.2.3.1
Test tijdens inspectie
2.2.3.1.1 Testen dieselmotoren met enkele ECM
•
•
Het testen van de opstartcyclus van de motor door het automatisch, op drukval in het
systeem, in laten komen van de pomp.
Uitvoeren van capaciteitsmeting, waarbij gecheckt wordt of het ingestelde toerental en de
speeddroop overeenkomen met de gespecificeerde waarden.
2.2.3.1.2 Testen dieselmotoren met dubbele ECM
Conform NFPA 25 (2011 edition) artikel 8.3.3.8, inclusief toelichting, moet in geval er een dubbele
ECM is geplaatst, het volgende jaarlijks worden getest bij een digitaal geregelde diesel.
• De back-up ECM door de hoofd-ECM uit te zetten. Dit moet leiden tot een alarm. De backup moet alle functies overnemen zodat bij een hierna volgende start de motor normaal
functioneert.
Verder moet ook de goede werking van de pompset getest worden onder de condities zoals in
onderstaande tabel is weergegeven:
Primary
Non-Critical
Redundant
Sensors
Sensors
Sensors
Primary On
On
Off
Off
B
Primary On
Off
Off
On
C
Alternate On
Off
Off
On
D
Altemate On
On
Off
Off
E
Altemate On
Off
On
On
Tests
ECM
A
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
14
2.2.3.1.3 Startpogingen
•
Voor het testen van de startpogingen moet het contact uitgeschakeld blijven, daar anders
de motor aanslaat. Dit kan door het losnemen van het contactrelais, of door een
voorziening te maken op de schakelkast (verende drukknop).
2.2.3.2
Test-/inspectiewerkwijze dieselmotoren voorzien van drukregeling
Additioneel aan bovenstaande moeten de volgende testen worden uitgevoerd.
• Het wegvallen van het signaal van de eerste druksensor (bij twee druksensoren
gemonteerd) mag geen gevolgen hebben voor de werking van de pomp.
• Het wegvallen van alle signalen van de druksensor(en) bij lopende motor moet tot gevolg
hebben dat de ‘oorspronkelijke’ pompcurve gevolgd wordt.
Het verdient aanbeveling de druksensor los te nemen bij capaciteiten rond de 80% om al
te grote toerentalsprongen en resulterende drukstoten te vermijden.
In geval van drukregeling gelden bepalingen uit het voorschrift ten aanzien van speeddrop niet.
Door de regeling zal deze groter zijn dan toegestaan in het voorschrift. Speeddroop kan wel bij
capaciteiten > 100% gecheckt worden.
Tijdens uitvoering capaciteitsmeting check op:
• Afregeldruk.
• Regelgedrag bij variërende capaciteiten.
• Toerental bij capaciteiten > 100%, moet nominaal zijn.
2.2.4
TESTEN POMPSET aangesloten op DWL (Drinkwaterleiding)
De testen moeten met dezelfde frequentie worden uitgevoerd als installaties die niet op de DWL
zijn aangesloten. Ten aanzien van het testen van op de DWL aangesloten pompen gelden de
volgende minimale verplichtingen.
Na 1 januari 2011 aangelegde installaties
Bij iedere test moet de volledige capaciteit worden beproefd met afname uit de DWL.
Voor 1 januari 2011 aangelegde installaties.
• Testen door de beheerder waarbij eventueel, in overleg met de pompleverancier, bij een
lager debiet wordt getest.
Ieder half jaar moet aanvullend op bovenstaande een capaciteitsmeting worden uitgevoerd
waarbij de volledige pompcurve wordt beproefd (m.u.v. tabelinstallaties waarvoor de daarbij
beschreven capaciteiten getest dienen te worden).
Alternatieven voor de test bij bestaande installaties
Het uitvoeren van de (twee)wekelijkse test door de beheerder kan voor bestaande installaties
eventueel op een alternatieve wijze plaats vinden.
1. Het uitvoeren van de test bij een lager debiet.
Indien moet worden getest met een lager debiet dan het 100% punt van de pomp moet in overleg
met de pompleverancier worden vast gesteld welke capaciteit minimaal vereist is voor deze
periodieke testen. Veelal geldt hierbij 25-30% van de rated capacity. Aandachtspunt hierbij is wel
dat het krachtenspel (en dus slijtage) in een pomphuis veelal het laagst is rond het 100% punt.
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
15
2. Het uitvoeren van de test door het rondpompen van water uit een beperkte watervoorraad
Indien de beschikbare capaciteit voor testen onvoldoende is kan een beperkte watervoorraad
waaruit water wordt rondgepompt worden aangebracht. Aandachtspunten hierbij zijn de
zuigcondities en het opwarmen van het water. Indien de voorraad water te klein is zal de
koelcapaciteit van het water afnemen en loopt de koeling van de pomp en eventueel aanwezige
dieselmotor gevaar.
Opstellers
Dit Technisch Bulletin 77 Pompsets voor VBB-systemen is onder verantwoordelijkheid van de
Commissie van Deskundigen Blussystemen opgesteld door een werkgroep bestaande uit:
• René Dirven
• Sjaak Blom
• Alex Zomer
• Gerben van Hal
• André Sikkink
• Dirk-Jan de Jong
• Dick van der Donk
• Emiel Verbruggen
Goedgekeurd door de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging op 04-02-2014
© Het CCV
16