Download - Samenlevingsopbouw Vlaanderen

COLOFON
Samenstelling
Bernadette Verreth
Een uitgave van
Samenlevingsopbouw Vlaanderen
Vooruitgangstraat 323 bus 2
1030 Brussel
Tel: 02/201 05 65
Fax: 02/201 05 14
[email protected]
www.samenlevingsopbouw.be
Brussel, september 2014
Onbekend is onbemind
VOORWOORD
Welkom bij Samenlevingsbouw
Je bent sinds kort aan de slag als opbouwwerker, buurtwerker of stafmedewerker bij een
instituut voor Samenlevingsopbouw.
Wist je dat je ruim 300 collega’s hebt die zich dagelijks inzetten in meer dan 150 projecten in
Vlaanderen en Brussel? Jaarlijks bereiken we duizenden mensen die het om financiële, sociale
of andere redenen moeilijk hebben.
Dat is een erg diverse groep: mensen in armoede, werklozen, alleenstaanden, maar ook
mensen zonder wettig verblijf, sociale huurders, woonwagenbewoners, enzovoort.
Samenlevingsopbouw zegt “neen” tegen achterstelling en uitsluiting van deze mensen in onze
samenleving en maakt werk van oplossingen.
Onbekend is onbemind. Ja toch?
Daarom stellen we de sector Samenlevingsopbouw graag aan je voor.
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
INHOUD
WIE WE ZIJN
1. Onze missie
2. Referentiekader Samenlevingsopbouw
WAT WE DOEN
1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015
2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem
DE SECTOR SAMENLEVINGSOPBOUW
1.
2.
3.
4.
Structuur van de sector
Adressen
Regelgeving
Sociaal overleg
GESCHIEDENIS EN REALISATIES
1. De geschiedenis van de sector in een notendop
2. Realisaties van Samenlevingsopbouw
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
SAMENLEVINGSOPBOUW? NOOIT VAN GEHOORD!
“Ik ben Jenny, 55 jaar. Ik ben alleenstaand en woon in een appartementje in een sociaal
woonblok in de Kempen. Al tien jaar ben ik medewerker bij het project ‘Energie en
Armoede’. Elektriciteit, gas, een mens kan niet zonder. En als ze je afsluiten omdat je je
factuur niet kan betalen, dan sta je letterlijk in de kou … De voorbije tien jaar hebben we
met het project een hele weg afgelegd. ‘Energie en Armoede’ kreeg een voet tussen de
deur bij de energiesector en bij het Vlaams Parlement en de minister. Zij houden nu
rekening met onze ervaringen en adviezen als ze beslissingen nemen.
Ook voor mezelf betekent het project heel veel. Als je niet veel geld hebt, dan kom je niet
gemakkelijk buiten. Je zondert je af. Je voelt jezelf minder dan de anderen, want je hebt
de middelen niet om ‘mee te doen’. Meewerken in het project heeft me sterker gemaakt.
Ik ben ‘franker’ geworden. Ik durf mijn mening zeggen op een vergadering en naar het
OCMW stappen met mijn vragen. Vroeger had ik dat nooit gedurfd.”
De Grondwet is duidelijk: elke Belg is gelijk voor de wet. Maar ook dit klinkt bekend in de
oren: “Wie veel heeft, krijgt makkelijk meer. Wie weinig heeft, krijgt zelden meer.”
We starten onze levenswandel niet met dezelfde bagage. De één vertrekt fluitend met
een kleurrijke rugzak volgepropt met kansen en uitdagingen. Bij de ander is de rugzak al
van meet af aan versleten en beduimeld, en stelt de inhoud niet veel voor. Toch dromen
we allemaal van een ‘goed leven’. Helaas is dat niet voor iedereen weggelegd. En dat
maakt mensen kwetsbaar.
Jij kent die mensen ook. Ze wonen in elke stad, in elk dorp. Misschien denk je nu aan de
ouders van dat klasgenootje dat nooit meekan op schoolreis. Of aan de bewoners van
die grijze hoogbouw in de buurt. Of aan de slapende daklozen in een Brussels station
waar je ’s morgens langsloopt op weg naar je werk.
In Vlaanderen zijn er mensen die daar wakker van liggen. Opbouwwerkers, buurtwerkers
en heel veel vrijwilligers zeggen “neen” tegen achterstelling en uitsluiting van mensen in
onze samenleving. En ze maken werk van oplossingen: betaalbare kwaliteitsvolle
woningen, een job voor wie op de gewone arbeidsmarkt geen kans maakt, een
ontmoetingsplaats voor bewoners in een multiculturele buurt, informatie voor ouders over
de vele reglementen op school, een speelpleintje en meer groen in de woonomgeving, …
Dat is Samenlevingsopbouw.
5
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
WIE WE ZIJN
1. Onze missie
2. Het Referentiekader Samenlevingsopbouw
6
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
1. Onze missie
Iedereen heeft recht op een goeie job, sociale bescherming, behoorlijke huisvesting, een
gezond leefmilieu, cultuur en ontspanning.
Toch zijn er in onze samenleving mensen voor wie deze basisrechten grotendeels dode
letter blijven. Dagelijkse beslommeringen over geldgebrek, een zwakke gezondheid,
problemen met openbare instanties, maken dat ze de pedalen kwijt geraken. Zij worden op
het tweede plan geschoven door maatschappelijke mechanismen die uitsluiting en
achterstelling veroorzaken en in stand houden.
Het zijn deze maatschappelijk kwetsbare groepen die Samenlevingsopbouw in het vizier
heeft. Samen met hen werken we aan veranderingen die de situatie waarin ze leven en hun
positie in de maatschappij verbeteren.
2. Referentiekader Samenlevingsopbouw
Het referentiekader zegt wie we zijn.
Het gaat over de identiteit van de sector.
Drie elementen bepalen die identiteit: onze maatschappelijke opdracht (missie), onze
kernopdrachten en onze werkprincipes. Het referentiekader beschrijft deze drie elementen.
We gebruiken het referentiekader ook om onze praktijk te toetsen. Om af en toe eens stil te
staan bij de vraag: doen we (nog) wat we moeten doen?
Alle medewerkers in de sector moeten het referentiekader kennen en gebruiken. Dat is
nodig om ons werk goed te doen. Het referentiekader helpt bij de werkbegeleiding, plannen
en evalueren van projecten, maar ook bij beslissingen over opdrachten of convenanten.
Het referentiekader is dus een nuttig werkinstrument.
De inhoud biedt bovendien een houvast om te communiceren over ons werk met mensen
die Samenlevingsopbouw (nog) niet kennen.
In de brochure Aan de slag met het Referentiekader Samenlevingsopbouw vind je
de integrale tekst van het referentiekader en nuttig tips voor communicatie.
Elke medewerker in de sector krijgt een exemplaar van dit werkinstrument. Gebruik het!
7
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Maatschappelijke opdracht
Onze maatschappelijke opdracht is het realiseren van het recht op een menswaardig leven
voor iedereen. We pakken situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting
aan en zetten daarbij in op grondrechten (recht op arbeid, op sociale zekerheid, op
behoorlijke huisvesting , op een gezond leefmilieu, op culturele en maatschappelijke
ontplooiing en op onderwijs). Onze doelgroep zijn mensen in maatschappelijk kwetsbare
posities.
Werkdomeinen
Samenlevingsopbouw hanteert twee invalshoeken:


aan de slag met een doelgroep met een gemeenschappelijke
achterstellingsproblematiek;
aan de slag in een aandachtsgebied: werken aan een aangepast aanbod voor
kwetsbare bewoners, organisatie van het samenleven, vormgeving en beheer van
de leefomgeving met en door bewoners
Kernopdrachten
Samenlevingsopbouw wil structurele veranderingen die een oplossing bieden voor
gemeenschappelijke problemen van achterstelling en uitsluiting. En het ondersteunt en
versterkt kwetsbare groepen om daarin zelf een rol op te nemen.
Om die opdracht te realiseren, heeft elke praktijkwerker twee kernopdrachten:


een agogische kernopdracht: maatschappelijk kwetsbare groepen ondersteunen in
hun strijd tegen uitsluiting en achterstelling, en hen sterker maken zodat ze opnieuw
kunnen participeren in alle domeinen van de samenleving, ook aan het beleid;
een politieke kernopdracht: om structureel te werken aan oorzaken van uitsluiting
en achterstelling doen we ‘aan politiek’. Dit met een dubbel doel: een beleid dat
luistert naar kwetsbare groepen (een participatief gecorrigeerd beleid) en een beleid
dat een sociale politiek voert (een sociaal gecorrigeerd beleid).
Werkprincipes
Praktijkwerkers betrekken de doelgroep voor het volle pond. We werken niet voor hen, maar
samen met hen. Participatie staat voorop.
Samenlevingsopbouw werkt samen met partners die gelijkaardige doelstellingen nastreven.
8
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
WAT WE DOEN
1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015
2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem
9
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
In hun meerjarenplan geven de instituten voor Samenlevingsopbouw aan hoe ze de
opdrachten uit het decreet gedurende een periode van zes jaar zullen invullen.
Bij elk programma van hun meerjarenplan (2009-2015) hoort een reeks projecten. De acht
regionale instituten zetten jaarlijks samen ruim 150 projecten op in Vlaanderen en Brussel.
Een overzicht van de projecten die in uitvoering zijn in de sector, kan je online raadplegen
via www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD – Projecten in uitvoering
Over sommige projecten bestaat een publicatie of dvd. Een overzicht vind je op
www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD - Downloads
Samenlevingsopbouw in beeld: de praktijk van de kust tot Limburg (2009) is
een box met 2 dvd’s. Dvd 1 biedt een algemene kennismaking met de sector. Dvd 2 zoomt
in op 9 praktijken die exemplarisch zijn voor het opbouwwerk en buurtwerk.
Alle filmpjes vind je op www.samenlevingsopbouw.be, AANBOD - Downloads
10
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
1. Krachtlijnen uit de meerjarenplannen 2009-2015
Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen
De Vlaamse Wooncode zegt dat iedereen recht heeft op een woning die kwalitatief goed en
betaalbaar is, en die woonzekerheid biedt in een leefbare woonomgeving. Voor
maatschappelijk kwetsbare groepen op de sociale en private huismarkt, is dit recht niet altijd
gegarandeerd.
Daarom werkt Samenlevingsopbouw aan concrete oplossingen op het terrein. Maar
evengoed zetten we beleidsmakers op alle politieke niveaus ertoe aan een sociaal
woonbeleid te voeren. We zoeken steeds naar de meest geschikte manieren om kwetsbare
groepen rechtstreeks in die dialoog te betrekken.
We werken samen met kwetsbare huurders en eigenaars aan het verbeteren van de
woonkwaliteit, het betaalbaar maken van wonen en aan woonzekerheid.
Bewonersparticipatie in de sociale huisvesting is ook een belangrijk thema. Andere thema’s
zijn: discriminatie op de private woningmarkt, energiearmoede en woonkwaliteit, of de
woonproblematiek van bijvoorbeeld kamerbewoners, thuislozen en woonwagenbewoners.
Verder verkent Samenlevingsopbouw nieuwe pistes zoals alternatieve woonvormen of
alternatieve vormen van eigendomsverwerving (bv. collectieve spaarfondsen en
aankoopprojecten).
Samen staan we sterker! Daarom bundelen collega-opbouwwerkers uit alle instituten de
krachten in het samenwerkingsverband Wonen. Ervaringen worden samengelegd,
praktijkontwikkeling en beleidsbeïnvloedend werk worden gezamenlijk opgenomen.
Iedereen energie
Steeds meer gezinnen kunnen hun energiefactuur nog nauwelijks betalen. Zij wonen in
energieverslindende huizen waardoor de energiekosten hoog oplopen.
Het project Energie en Armoede volgt het sociaal beleid inzake energie nauwgezet op en
streeft naar een ‘recht op energie’. Alhoewel de sociale maatregelen in Vlaanderen goed zijn
uitgebouwd, schiet een aantal maatregelen zijn doel compleet voorbij en ontzegt mensen in
armoede het recht op energie. Het project vertrekt vanuit de ervaringen van mensen in
armoede en formuleert beleidsadviezen.
Andere projecten willen de kansen van mensen in armoede op energiezuinig wonen
vergroten. Zij werken aan de kwaliteitsverbetering van de woningen, aan
gedragsverandering en aan een betere afstemming van de regelgeving op de leefsituatie
van mensen in armoede. De sociale energieconsulenten Woonkwaliteit informeren en
11
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
begeleiden mensen in armoede. De knelpunten en drempels die ze vaststellen, worden
vertaald in beleidsaanbevelingen.
Maatschappelijke dienstverlening op maat
Kwetsbare groepen ondervinden heel wat moeilijkheden bij de toegang tot en het gebruik
van maatschappelijke diensten. Er zijn de te hoge drempels, een te grote administratieve
rompslomp, gebrek aan informatie, gebrek aan vertrouwen, gebrek aan samenwerking
tussen diensten, ongelijke behandeling.
Samenlevingsopbouw wil bouwstenen van kwalitatieve maatschappelijke dienstverlening
aanreiken aan OCMW’s en andere hulpverleningsinstanties. Al vele jaren ontwikkelt de
sector goede praktijk zoals zorgnetwerken en dorpsrestaurants op het platteland,
ontmoetingshuizen en wijkcentra in de steden.
Het samenwerkingsverband in de sector over dit thema werkt aan een toegankelijk en
kwalitatief dienstverleningsaanbod, waarin de participatie van maatschappelijk kwetsbare
groepen gegarandeerd is. Het Vlaams project ‘Lokaal proactief kader’ (2012-2014) speelt in
op het probleem van ‘onderbescherming’. Dit betekent dat mensen die recht hebben op
maatschappelijke dienstverlening die om één of andere reden niet ontvangen.
Recht op arbeid en inkomen
Arbeid is een cruciale schakel in de maatschappelijke integratie van kwetsbare groepen.
Werk betekent: inkomen, erbij horen, respect verdienen. Er moeten nieuwe vormen van werk
gecreëerd worden zodat iedereen menswaardig kan leven en zich nuttig maken voor de
samenleving. Buurtdiensten zijn daar een voorbeeld van. Zij zorgen voor zinvolle en
kwaliteitsvolle tewerkstelling op maat. En ze spelen productief in op lokale noden in de buurt.
Het activeringsbeleid met als doel mensen te integreren in de samenleving is een nobel
principe, maar blijkt in de praktijk niet vanzelfsprekend. Samenlevingsopbouw zoekt naar
alternatieven die het activeringsbeleid bijsturen in de richting van stimuli tot actieve
integratie, en losgekoppeld van het recht op inkomen.
Onderwijs als sociale hefboom
Het onderwijs is één van de meest cruciale instituties die van invloed zijn op
maatschappelijke achterstelling. De kloof tussen de wereld van de school en die van de
kansarme gezinnen blijft problematisch.
Samenlevingsopbouw draagt bij tot het versterken van de inbreng van maatschappelijk
kwetsbare ouders, kinderen en jongeren in het onderwijs. En tot het beter laten aansluiten
van het onderwijssysteem bij de behoeften van deze maatschappelijk kwetsbare groepen.
12
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
De projecten zijn gericht op het bevorderen van gelijke onderwijskansen en het bestrijden
van achterstelling.
Het discussietraject ‘Gelijke onderwijskansen: een zaak van iedereen’ (2011-2013) bepleit
een betere inbedding van de school in de lokale samenleving.
Gezondheidszorg ook voor kwetsbare groepen
De ongelijkheden in de gezondheid tussen arm en rijk, en tussen hoog- en laaggeschoolden
nemen toe. Ze zijn vooral te wijten aan processen van armoede en sociale uitsluiting. Ook
de psychische gezondheidsproblematiek komt sterk in beeld bij kansengroepen.
Samenlevingsopbouw maakt werk van het recht op gezondheid. De sector pleit voor een
meer toegankelijke (geestelijke) gezondheidszorg voor kwetsbare groepen. En voor
maatregelen voor gezondheidspromotie en ziektepreventie die afgestemd zijn op deze
groepen.
Leefbaarheid en samenleven
De slechte kwaliteit van woningen, een onaangename woonomgeving,
samenlevingsconflicten of de aanwezigheid van veel kansengroepen, tasten de
levenskwaliteit van de bewoners aan. Het slechte imago dat een buurt opbouwt, versterkt de
negatieve spiraal.
Deze spiraal ombuigen vereist zowel investeringen in de woonomgeving als bij de bewoners
zelf.
Bij projecten voor het bevorderen van de fysieke en/of sociale leefbaarheid in
aandachtsgebieden ligt het accent onder meer op:
 leefbaarheidkwesties in de stad én op het platteland, bv. samenlevingsconflicten,
vergrijzing, wegtrekken van basisvoorzieningen op het platteland
 het bevorderen van het intercultureel en het intergenerationeel samenleven in wijken
en buurten
 het versterken van sociale netwerken bij kwetsbare groepen
13
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
2. Opbouwwerk en buurtwerk geven mensen een stem
Een opbouwwerkproject
Een groep bewoners heeft een probleem
Wij werken aan situaties die voor een groep mensen een probleem vormen: een lastige
verhuis omdat een sociale woonwijk wordt gerenoveerd, moeilijke contacten tussen
kansarme ouders en de school, conflicten of eenzaamheid in een buurt, te weinig betaalbare
huizen in de streek, de sluiting van een camping met bewoners die niet weten waarheen …
De groep is expert
Wij pakken een probleem samen met de mensen aan. Participatie staat voorop. De
doelgroep is expert. Ook kansarme mensen kunnen meepraten, meedenken, meebeslissen.
De opbouwwerkers begeleiden en geven steun als dat nodig is. Ze luisteren, brengen
mensen samen, helpen het probleem formuleren, zoeken mee naar een oplossing,
mobiliseren de nodige partners, helpen de oplossing waarmaken, houden de zaak nog een
tijdje in het oog.
We springen niet meteen in de diepte
We werken overdacht en systematisch. Eerst wordt de zaak grondig verkend en voorbereid.
Dat maakt de slaagkansen veel groter.
We brengen alle partners rond de tafel
Voor een grondige aanpak zijn soms veel partners nodig. Dat kunnen een gemeentebestuur,
een sociale huisvestingsmaatschappij of het OCMW zijn. Maar ook de politie, de
Boerenbond, de schooldirectie, een Marokkaanse zelforganisatie …
Met een tijdelijk project naar een duurzaam resultaat
Na één, twee, zes jaar gaan de opbouwwerkers weg. Maar ze laten de zaak niet in de steek.
Ze hebben mee gezorgd voor een duurzaam resultaat: een wijkcomité of een buurthuis, een
ontmoetingscentrum voor senioren, een laagdrempelige buurtdienst, een kringloopcentrum
met opleiding en werk voor laaggeschoolden, een draaiboek voor huurderparticipatie in een
sociale huisvestingsmaatschappij, een structurele maatregel van de gemeente of de
Vlaamse overheid …
14
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Buurtwerk
De officiële opdracht van de sector Samenlevingsopbouw is ‘opbouwwerk’. Daarvoor zijn we
erkend en kunnen we rekenen op Vlaamse subsidies. Maar een aantal regionale instituten
heeft ook buurtwerkers in dienst. Die werken niet in tijdelijke projecten, maar ‘vast’ in een
wijk. Vanuit een buurthuis ontwikkelen ze een resem activiteiten met de bewoners. Ook hier
gaat bijzondere aandacht naar mensen die extra steun kunnen gebruiken.
Elkaar ontmoeten en steun vinden als het nodig is
Samen praten, eten, de krant lezen, feesten. Mensen met een probleem kunnen rekenen op
hulp. Buurtwerkers wijzen mensen de weg door de doolhof van diensten. Zij merken het als
steeds weer dezelfde problemen opduiken en signaleren die aan de gemeente of het
OCMW. Of ze zorgen voor een opbouwwerkproject om het probleem aan te pakken.
Nieuwe dingen leren en doen
In het buurthuis of wijkcentrum maken mensen kennis met nieuwe dingen en uitdagingen. Ze
nemen deel aan een info-avond over gezondheid, nemen het woord op een vergadering,
gaan voor het eerst naar de schouwburg, schrijven zich in voor een cursus van Open
School. Mensen leren ook om te gaan met de diversiteit in hun omgeving. Want samenleven
loopt nu eenmaal niet van een leien dakje.
Meewerken aan een betere wijk
Het buurtkrantje houdt bewoners op de hoogte over wat reilt en zeilt in hun buurt. Ze worden
ook uitgenodigd om actief mee te werken. Vrijwilligers hebben in het buurtwerk een heel
centrale plek. Iedereen kan meedoen, volgens eigen voorkeur, capaciteiten en tempo.
Het buurtwerk is de motor voor lokale democratie. Bewoners geven hun mening over wat
goed is in de buurt en over wat beter kan. De buurtwerkers zorgen er voor dat die stem
doorklinkt tot bij het beleid.
15
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
DE SECTOR VANDAAG
1.
2.
3.
4.
Structuur
Adressen
Regelgeving
Sociaal overleg
16
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
1. Structuur
De sector Samenlevingsopbouw bestaat uit:



8 regionale instituten: 5 provinciale en 3 grootstedelijke (Antwerpen, Brussel, Gent)
het ondersteuningsinstituut: Samenlevingsopbouw Vlaanderen
de belangenbehartiger: Beleidsgroep sector Samenlevingsopbouw
In de 9 instituten samen zijn ruim 300 mensen aan de slag. Tweederde van hen wordt
tewerkgesteld met decretale middelen. De rest wordt betoelaagd met andere (tijdelijke)
middelen.
Regionale instituten voor Samenlevingsopbouw
De regionale instituten zijn verantwoordelijk voor de planning, uitvoering en evaluatie van de
programma’s en projecten opgenomen in het meerjarenplan. Zij ondersteunen de
opbouwwerkers en buurtwerkers die werken in de lokale projecten. En zij verlenen advies en
ondersteuning aan derden in hun werkgebied.
De eerste instituten dateren van 1983; het ‘jongste’ instituut startte in 2001.
Elk regionaal instituut heeft een coördinator, educatieve en administratieve medewerkers,
opbouwwerkers en soms ook buurtwerkers.
Het aantal personeelsleden varieert sterk per instituut. Deze situaties zijn historisch
gegroeid.
Het ondersteuningsinstituut
Samenlevingsopbouw Vlaanderen ondersteunt de werking en de medewerkers van de
regionale instituten. Het organiseert vorming, doet aan onderzoek en methodiekontwikkeling,
zet thematische werkingen op, verricht beleidswerk, verspreidt informatie en documentatie
en behartigt de internationale contacten.
Het instituut heeft een coördinator, 10 stafmedewerkers en 4 administratieve medewerkers.
Samenwerking tussen de instituten
De 8 regionale instituten en Samenlevingsopbouw Vlaanderen werken samen over concrete
thema’s zoals wonen, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, platteland. Ze
overleggen over vorming, communicatiestrategieën en beleidsbeïnvloeding.
17
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
De belangenbehartiger
De Beleidsgroep sector Samenlevingsopbouw neemt de belangenbehartiging van de sector
op. Dit heeft te maken met de regelgeving (decreet) en het innemen van sectorstandpunten.
De leden zijn de 8 regionale instituten. Samenlevingsopbouw Vlaanderen is waarnemend lid.
De Beleidsgroep heeft 1 medewerker.
www.samenlevingsopbouw.be
De portaalsite brengt je bij de mensen die actief zijn in de sector Samenlevingsopbouw in
Vlaanderen en Brussel, en bij de initiatieven die ze opzetten.
2. Adressen
Samenlevingsopbouw Vlaanderen
Vooruitgangstraat 323 bus 2, 1030 Brussel
tel: 02/201 05 65 | fax: 02/201 05 14
[email protected]
oprichtingsdatum: 19 maart 1983
Samenlevingsopbouw Antwerpen stad
Gasstraat 12-14, 2060 Antwerpen
tel: 03/325 67 00 | fax: 03/326 11 15
[email protected]
oprichtingsdatum: 27 juni 1983
Samenlevingsopbouw Brussel
Henegouwenkaai 29, 1080 Brussel
tel: 02/203 34 24 | fax: 02/203 50 64
[email protected]
oprichtingsdatum: 13 oktober 1983
18
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen
Torhoutsesteenweg 100 A, 8200 Brugge
tel: 050/39 37 71 | fax: 050/38 17 34
[email protected]
oprichtingsdatum: 10 december 1984
RIMO Limburg
Marktplein 9/21, 3550 Heusden-Zolder
tel: 011/22 21 96 | fax: 011/22 94 31
[email protected]
oprichtingsdatum: 22 mei 1985
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen
Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent
tel: 09/265 84 70 | fax: 09/265 84 79
[email protected]
oprichtingsdatum: 9 juli 1985
RISO Vlaams-Brabant
Eenmeilaan 2, 3010 Kessel-Lo
tel: 016/44 15 90 | fax: 016/44 15 91
[email protected]
oprichtingsdatum: 17 september 1985
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie
Brusselsepoortstraat 8, 2800 Mechelen
tel: 015/20 13 75 | fax: 015/29 03 17
[email protected]
oprichtingsdatum: 28 oktober 1986
Samenlevingsopbouw Gent
Blaisantvest 70, 9000 Gent
tel: 09/223 95 15 | fax: 09/239 96 72
[email protected]
oprichtingsdatum: 1 januari 2001
19
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
3. Regelgeving
Het decreet Maatschappelijk Opbouwwerk
In Vlaanderen en Brussel worden 9 instituten voor Samenlevingsopbouw erkend en
gesubsidieerd door de minister van Welzijn. De spelregels zijn vastgelegd in het ‘Decreet
Maatschappelijk Opbouwwerk’ van 26 juni 1991.
Een overzicht van de regelgeving Samenlevingsopbouw is te vinden op www.juriwel.be
Het meerjarenplan
Het meerjarenplan is de basis voor de erkenning en subsidiëring van de acht regionale
instituten en van Samenlevingsopbouw Vlaanderen. Daarin geven de instituten aan hoe ze
hun opdrachten, zoals die omschreven worden in het decreet, gedurende een periode van
zes jaar invullen.
Jaarlijks wordt het meerjarenplan geconcretiseerd in een jaarplan met doelstellingen,
projecten en andere activiteiten.
De lopende meerjarenplannen gaan over de periode 2009-2015.
De bevoegde minister en administratie
De sector Samenlevingsopbouw valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
De bevoegde administratie is het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
– departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin – afdeling Welzijn en Samenleving
(www.welzijnensamenleving.be).
20
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
4. Sociaal overleg
Overleg Werkgevers Opbouwwerk (OWO)
Het overleg telt 9 leden: 1 gemandateerde afgevaardigde per instituut.
Het OWO is gemandateerd om namens de werkgevers in de sector besluitvormend te
vergaderen. Het bepaalt de werkgeversstandpunten die ingebracht worden in SOCIARE –
de federatie van werkgevers sociaal-cultureel werk – en in het overleg met de Sectoriële
Syndicale Afvaardiging.
OWO stuurt een vertegenwoordiger naar het Paritair Comité 329, bevoegd voor de socioculturele sector.
Sectorale Syndicale Afvaardiging (SSA)
De Sectorale Syndicale Afvaardiging werd opgericht in mei 1990, en is de
vertegenwoordiger van het personeel bij de werkgevers.
De SSA onderhandelt met de werkgevers over de inhoud van het arbeidsreglement, het
sluiten van CAO’s, regelingen die betrekking hebben op de werkomstandigheden (bv.
verplaatsingen). Bovendien waakt de SSA over de toepassing van de sociale wetgeving en
de afgesproken arbeidsregelingen. De SSA staat de werknemer bij in geschillen met de
werkgever.
De voorbije 20 jaar was de SSA onder meer betrokken bij de opmaak van taak- en
functieprofielen, een basisarbeidsreglement (met procedure bij dreigend ontslag), de
loonharmonisering, de regularisatie van nepstatuten, de arbeidsduurvermindering voor
oudere werknemers, de flexi-uren en bijkomende tewerkstelling in het kader van de sociale
maribel.
De SSA telt 12 leden, 6 effectieven en 6 plaatsvervangers. Zij hebben een mandaat voor 4
jaar.
21
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
GESCHIEDENIS EN REALISATIES
1. De geschiedenis in een notendop
2. Realisaties van Samenlevingsopbouw
22
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
1. De geschiedenis in een notendop
De sectorstructuur zoals we die vandaag kennen, kwam tot stand in 1983 op initiatief van de
toenmalige liberale minister van Cultuur Karel Poma.
Hij wou de vele werkvormen van Samenlevingsopbouw samenbrengen in een overzichtelijk
geheel. Vóór 1983 was de ‘sector’ een lappendeken van kleinschalige initiatieven, gerund
door vrijwilligers en in het beste geval een beroepskracht die ‘zijn winkel’ vrij autonoom
beheerde.
De pioniersjaren: de jaren 60 (van vorige eeuw)
De eerste initiatieven dateren van de jaren 60, de gouden welvaartsjaren toen de
verzorgingsstaat in volle ontwikkeling was. Het initiatief kwam meestal van particuliere zijde.
Een gekend voorbeeld is Jan Hardeman die in 1965-’66 het Opbouwwerk Heuvelland startte
in de Westhoek. Hij wou dit verarmde plattelandsgebied nieuw leven inblazen.
Gaandeweg toonde het ministerie van Cultuur belangstelling voor deze initiatieven en
keerde het wat subsidies uit.
Meerdere werkvormen
In de beginperiode bestaan een viertal werkvormen: het buurtopbouwwerk, het territoriale
opbouwwerk, het categorale opbouwwerk en het functionele opbouwwerk.
Buurtopbouwwerk
De werkvorm bouwde voort op de in de jaren 50 ontstane sociale arbeid van progressieve
religieuzen in oude stadsbuurten. Buurthuizen groeiden uit tot ontmoetingsplaatsen voor
armen en boden hulp waar mogelijk.
Eind jaren 60 – begin jaren 70 werden de eerste geschoolde sociale werkers aangetrokken.
De klemtoon kwam meer te liggen op de lamentabele woon- en leefomstandigheden in
stedelijke volkswijken. De buurtwerkers organiseerden de bewoners van die wijken. Ze
bepleitten sociaal verantwoorde stadsvernieuwing en toegankelijke, laagdrempelige
voorzieningen.
Begin jaren 70 werden de termen ‘kansarmen’ en ‘kansarmoede’ geïntroduceerd. Deze
termen verwezen naar de marginalisering van bepaalde groepen in de welvaartstaat. Niet de
onaangepastheid of de onwil van de mensen voedde dit proces, zo werd gesteld, maar de
(kansen)ongelijkheid qua inkomen, arbeid, onderwijs en vorming, huisvesting. Het antwoord
op die problematiek moest ‘integraal’ zijn. Naast de politieke maatregelen kon het
buurtopbouwwerk instaan voor deskundige hulp en educatie. En voor het betrekken van
23
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
kansarmen bij acties om het wijkleven nieuw leven in te blazen, hun woonsituatie te
verbeteren of voorzieningen beter af te stemmen op hun noden.
Territoriaal opbouwwerk
Dit opbouwwerk ontstond iets later dan het buurtwerk en werd gekenmerkt door een grote
diversiteit.
Het gemeentelijk opbouwwerk had betrekking op één gemeente. Men wou samen met de
plaatselijke bevolking de dialoog aangaan met het gemeentebestuur, met organisaties en
inspraakorganen over problemen die zich op gemeentelijk vlak stelden. Men mikte daarbij op
bevolkingsgroepen die traditioneel niet aan de besluitvorming participeerden.
Het streekopbouwwerk manifesteerde zich op bovenlokaal niveau en trad in relatie met
verschillende gemeentebesturen. Samen met de traditionele besluitvormers, met plaatselijke
groepen en bewoners werden gedocumenteerde gesprekstafels opgezet over
streekproblemen. De bedoeling was de streek nieuwe kansen te geven en te dynamiseren.
Zowel op gemeentelijk- als op streekniveau ging het om heel uiteenlopende onderwerpen en
problemen: van welzijnsbeleid en socio-culturele infrastructuur tot sociaal-economische
ontwikkelingen, leefmilieu en toerisme. Daarover werden allerlei soorten activiteiten
ontwikkeld: onderzoek, planning, overleg, sociale actie ...
Categoraal opbouwwerk
Nog in de jaren 70 kwamen binnen het opbouwwerk ook nieuwe initiatieven van welzijnszorg
op gang. Het categoraal opbouwwerk richtte zich tot specifieke bevolkingsgroepen zoals
thuislozen, etnisch-culturele minderheden, woonwagenbewoners en homo’s.
Naast de zorg sensibiliseerden de initiatiefnemers ook de publieke opinie om de eenzijdige
beeldvorming over deze mensen te doorbreken. Bij de overheid bepleitten ze financiering en
aangepaste voorzieningen voor bijzondere doelgroepen.
Functioneel opbouwwerk
Halverwege de jaren 70 kregen nieuwe werkvormen en voorzieningen een officiële
erkenning en betoelaging: autonome centra voor maatschappelijk werk, diensten geestelijke
gezondheidszorg, jongeren adviescentra, onthaaltehuizen voor thuislozen … De
welzijnszorg werd een bonte en onoverzichtelijke lappendeken. Onder de noemer
‘functioneel opbouwwerk’ poogden stedelijke en regionale welzijnsraden daar iets aan te
doen. Welzijnswerkers gingen aan tafel zitten om meer samenwerking en coördinatie te
bereiken in het versnipperde en verzuilde welzijnsland. De eerste systematische sociale
kaarten en welzijnsgidsen dateren van die tijd.
Begin jaren 80 stond op de cultuurbegroting zowat 60 miljoen BFR (1,5 miljoen euro)
ingeschreven voor de betoelaging van het opbouwwerk. Dit geld ging naar: 40 buurtwerken,
een 25-tal instellingen voor territoriaal opbouwwerk, een 15-tal organisaties voor categoraal
opbouwwerk, enkele welzijnsraden en hun federaties. Vanaf 1981 werd ook het Centrum
voor Methodiekontwikkeling in de Samenlevingsopbouw (CEMOSO) betoelaagd. Het kleine
24
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
centrum (1 onderzoeker!) had als opdracht het zeer diverse werkveld door te lichten en de
kwaliteit te bevorderen.
De herstructurering in 1983
In 1983 ging cultuurminister Poma over tot de herstructurering van de samenlevingsopbouw.
Dit na lange en soms felle discussies met het werkveld. De operatie leidde tot een scherpere
omlijning van de taak van het opbouwwerk, de invoering van een nieuw methodisch kader
(projectmatig werken) en een organisatorische schaalvergroting (pooling).
Projectmatig werken
Het opbouwwerk moest tastbare oplossingen bereiken voor collectieve problemen in
buurten, wijken of streken. Daartoe zou het verpakt worden in goed afgebakende en in tijd
en ruimte begrensde initiatieven, in professioneel begeleide ‘projecten’. De afronding van
een project zou ook een punt zetten achter de permanente beschikbaarheid van de
opbouwwerker en hem of haar weer vrijmaken om elders een nieuw initiatief te starten.
Schaalvergroting
Opbouwwerkers mochten zich dus vooral niet settelen in hun buurthuis of jarenlang blijven
werken voor één en hetzelfde streekplatform. Ze moesten een flexibel interventieteam
vormen, opererend vanuit regionale ‘uitzendbureaus’.
De bestaande organisaties gingen voor het merendeel op in 5 provinciale en 2
grootstedelijke ‘Regionale Instituten voor Samenlevingsopbouw’ (RISO’s). Deze instituten
zouden de planning, de inhoudelijke en methodische ondersteuning en de opvolging van
projecten voor hun rekening nemen.
De sector Samenlevingsopbouw kreeg ook een nieuwe bovenbouw. In plaats van de
federaties per werkvorm en CEMOSO kwam er één Vlaams ondersteuningsinstituut:
VIBOSO (Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van de Samenlevingsopbouw).
Het kreeg als taak: methodiekontwikkeling, thematisch onderzoek,
deskundigheidsbevordering en belangenbehartiging.
Scherpere taakomlijning
De herstructurering ging gepaard met een uitzuivering. Wat niet paste in het schema kon
niet langer rekenen op toelagen uit het budget Samenlevingsopbouw. Categorale en
welzijnsraden werden overgeheveld naar het ministerie van Welzijn. Het buurtwerk verloor
zijn erkenning.
25
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
1991, eindelijk een decreet
De herstructurering veroorzaakte veel commotie, maar resulteerde na enkele jaren toch in
een scherper geprofileerde werking. VIBOSO (nu: Samenlevingsopbouw Vlaanderen)
ontwikkelde een projectmethode, met opnieuw meer aandacht voor de educatieve inslag en
het procesmatig karakter van het opbouwwerk. De afzonderlijke projecten kregen een plaats
in ruime, thematische programma’s op halflange termijn.
Meer middelen
De sector kreeg ook financieel meer armslag. Het budget voor Samenlevingsopbouw steeg
van 84,4 miljoen BFR in 1983 (een goeie 2 miljoen euro) tot circa 150 miljoen BFR in 1996
(3,5 miljoen euro).
Vandaag (2014) bedraagt het sectorbudget zo’n 10 miljoen euro.
Sinds 2005 is er een enveloppe-financiering. Dat betekent dat elk instituut een bepaald
bedrag aan subsidies krijgt. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de
personeelsformatie. De verantwoordelijkheid voor de besteding van de subsidies ligt bij de
organisatie. Minimaal 75% van de subsidies (70% voor Samenlevingsopbouw Vlaanderen)
moet aan personeelskosten worden besteed.
Decreet
Het decreet Maatschappelijk Opbouwwerk dateert van 26 juni 1991.
Inmiddels was de sector in zijn geheel overgeheveld van Cultuur naar het Vlaams ministerie
van Welzijn (administratief in 1985, politiek in 1988).
Het decreet consolideerde in grote mate de herstructurering. Nieuw was de normstelling dat
projecten en programma’s voor Samenlevingsopbouw voortaan moesten inhaken op
processen en mechanismen van maatschappelijke achterstelling.
Begin jaren 90 verschenen de eerste beleidsnota’s over armoedebestrijding van de Vlaamse
overheid. Samenlevingsopbouw moest zich inschakelen in dat beleid. Bijna uitsluitend
programma’s ter bestrijding van kansarmoede werden nog erkend. De sector, die al jaren
grote aandacht besteedde aan dit thema en het zelfs op de politieke agenda hielp plaatsen,
vond zijn werkgebied hierdoor te sterk en onnodig ingeperkt. Het bleef een bredere
actieradius bepleiten, met uiteraard in eerste instantie aandacht van maatschappelijk
kwetsbare doelgroepen.
26
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
2. Realisaties van Samenlevingsopbouw
Wonen en woonomgeving
De kwaliteit van wonen en de woonomgeving zijn van oudsher belangrijke aandachtspunten
voor Samenlevingsopbouw.
In de jaren 70 klaagde de sector al de achteruitgang aan van volksbuurten in de oude
stadskernen en in de omliggende 19e-eeuwse gordels. Er werd actie gevoerd tegen een
ondoordachte saneringspolitiek en de sociale verdringing die er het gevolg van was.
In de jaren 80 speelde Samenlevingsopbouw een eersterangsrol bij de organisatie van
bewonersinspraak in het kader van het Stadsherwaarderingsbesluit.
Om de belangen van huurders te behartigen werden Huurdersyndicaten en
Huurdercoöperatieven opgericht.
Nog in de jaren 80 ontstonden de eerste Woonwinkels in Antwerpen en Gent op initiatief
van het opbouwwerk. Inmiddels is er in meerdere gemeenten een Woonwinkel of
Woonwijzer.
Samenlevingsopbouw ligt ook aan de basis van Sociale Verhuurkantoren en
Huurderbonden. Begin jaren 90 bundelden de Huurdersbonden, SVK’s, het Algemeen
Welzijnswerk en het opbouwwerk de krachten en richtten het Vlaams Overleg
Bewonersbelangen (VOB) op (sinds 1/9/2012: Vlaams Huurderplatform).
In de jaren 90 is Samenlevingsopbouw nauw betrokken bij de inspanningen om de
woningmarkt toegankelijker te maken voor mensen met een laag inkomen en
maatschappelijk kwetsbare groepen in het algemeen.
Het betrekt deze doelgroepen bij renovatieprojecten, de ontwikkeling van aangepaste
woonvormen, en het medebeheer van woongebouwen. Een woonproject gaat in die periode
vaak samen met het aanbieden van een opleiding en werkervaring aan laaggeschoolde
werklozen (in het kader van renovatiewerken).
Samenlevingsopbouw is begaan met de woonsituatie van gemeubelde kamerbewoners
(vnl alleenstaande mannen met materiële, psychische en sociale problemen). Er werden
stedelijke en gemeentelijke reglementen opgesteld en eigenaars werden tot positieve
medewerking aangezet. In 1997 keurde het Vlaams Parlement een decreet goed met
kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers.
In het kader van het Sociaal Impulsfonds (1996-1999) is Samenlevingsopbouw betrokken bij
het opstellen van wijkontwikkelingsplannen en het organiseren van
bewonersparticipatie.
27
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Sinds het midden van de jaren 90 tot vandaag volgt Samenlevingsopbouw de problematiek
op van het permanent campingwonen en zoekt mee naar alternatieven. Het
Kampeerdecreet van 1993 verbiedt het permanent wonen op een camping.
Begin 2000 krijgt ‘bewonersparticipatie in de sociale huisvesting’ stilaan meer
beleidsaandacht. In 2005 wordt VIVAS (Vereniging Inwoners Van Sociale woningen)
opgestart door Samenlevingsopbouw. Het is de verdienste van VIVAS dat
‘bewonersparticipatie’ vandaag ingeschreven staat in de gewijzigde Vlaamse Wooncode en
in het nieuw Kaderbesluit Sociale Huur. In 2012 werd VIVAS betrokken bij het
visitatiesysteem voor de prestatiebeoordeling van sociale huisvestingsmaatschappijen.
VIVAS heeft ook een vertegenwoordiger in de Vlaamse Woonraad, een adviesorgaan
voorde Vlaamse minister van Wonen.
Op provinciaal, stedelijk en gemeentelijk vlak speelt Samenlevingsopbouw een rol in
overlegorganen waarin de overheid, woningbouwmaatschappij en het welzijnswerk overleg
plegen over het lokaal of bovenlokaal sociaal woonbeleid.
Werkloosheid en tewerkstelling
Vanaf het begin van de jaren 80 is Samenlevingsopbouw actief bezig met de werkloosheidsen arbeidsproblematiek. De werking evolueerde van: werklozenwerkingen, via specifieke
opleidings- en werkervaringsprojecten voor laaggeschoolden (eind jaren 80), naar
bezoldigde tewerkstelling (eind jaren 90) in sociale werkplaatsen en sociale
economieprojecten, tot de buurtdiensten (2003).
De sector volgde het beleid inzake langdurige werkloosheid op de voet. Opleidings- en
tewerkstellingsinitiatieven in de sociale sector zijn regionaal en op Vlaams niveau
gegroepeerd in het Samenwerkingsverband Sociale Werkplaatsen (SSW) en in het
Steunpunt Lokale Netwerken (SLN). Mede door de inspanningen van
Samenlevingsopbouw kon de sociale sector een plaats veroveren in de beleidscommissies
van de Subregionale TewerkstellingsComité’s en van de Vlaamse regering.
Voorzieningen
Een flink deel van de inspanningen van Samenlevingsopbouw was, en is nog steeds, gericht
op de welzijnsproblematiek van maatschappelijk kwetsbare groepen. Het doel is:
afstemming van het aanbod en de werking van bestaande diensten op de specifieke noden
van de doelgroepen. En een dienstverlening ontplooien die zoveel mogelijk een beroep doet
op de zelfwerkzaamheid van de gebruikers en hen ook medezeggenschap verleent.
Een voorbeeld zijn de Lokale dienstencentra. Vlaanderen telt momenteel zo’n 180
dienstencentra, de meeste verbonden aan een OCMW. Ze zijn in de jaren 70 gegroeid uit de
buurtwerking in de grote steden.
28
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Het opbouwwerk is ook al decennia lang gangmaker van overleg en samenwerking tussen
organisaties voor welzijnswerk. Bv. projecten die leiden tot plaatselijk armoedeoverleg, een
gemeentelijke welzijnsraad.
Onderwijs(opbouwwerk)
Eind jaren 90 keurde de Vlaamse regering een visietekst goed over (wat toen nog heette)
‘schoolopbouwwerk’. Daar werd echter tot op vandaag geen erkenning of subsidiëring aan
verbonden.
Met het decreet Gelijke Onderwijskansen (2002) werden Lokale Overleg Platforms (LOP)
opgericht. Samenlevingsopbouw Vlaanderen kreeg een gedetacheerde leerkracht
toegewezen voor de ondersteuning van de onderwijsopbouwwerkers in de LOP’s. Dit
contract wordt nog steeds jaarlijks verlengd.
Mobiliteit
Samenlevingsopbouw en de De Lijn werkten samen een openbaarvervoersysteem uit,
gesneden op maat van dunbevolkte plattelandsstreken: de Belbus. De eerste belbus ging
van start eind 1991 in Veurne-Alveringem-Roesbrugge (Westhoek). Vandaag (in 2012) telt
Vlaanderen 123 belbusgebieden.
Participatie(methoden)
Samenlevingsopbouw slaagde er in om ‘participatie’ als een recht en een werkprincipe te
doen opnemen in beleidsdocumenten, regelgeving en reglementering.
Bijvoorbeeld:
 sociale huisvesting: bewonersparticipatie is ingeschreven in de Vlaamse Wooncode
en het Kaderbesluit Sociale Huur, het is een element van evaluatie door de
visitatiecommissie (erkenningsbesluit SHM, oktober 2010)
 buurtdiensten: participatie van de werknemers
Bewonersparticipatie vormt, althans in beginsel, één van de bestanddelen van programma’s
van armoedebestrijding en stedelijke vernieuwing, die lokale besturen opzetten met behulp
van de door de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking gestelde fondsen. Om de
participatie van bewoners te organiseren en te begeleiden, deden lokale besturen een
beroep op Samenlevingsopbouw.
29
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014
Onbekend is onbemind
Bijvoorbeeld:
 eind jaren 80: VFIA en VFIK: fondsen van de Vlaamse overheid voor lokale
armoedebestrijding
 van 1996 tot 2002: Sociaal Impulsfonds (SIF): fonds van de Vlaamse overheid
dat zowel armoedebestrijding als stedelijke vernieuwing beoogde
 decreet Lokaal Sociaal Beleid (2004): doelgroepen betrekken bij het lokale
beleid
Lokale besturen gingen onder impuls van Samenlevingsopbouw meer rekening houden met
de verzuchtingen en wensen van maatschappelijk kwetsbare groepen. Zij kregen
instrumenten aangereikt om deze groepen een stem te geven bij de vorming van het lokaal
(sociaal) beleid.
Bijvoorbeeld:
 Samenlevingsopbouw stelde een ‘participatiekoffer’ ter beschikking om aan de
slag te gaan met de minder mondige burgers bij de opbouw van het lokaal
sociaal beleid (2004)
 ook bij stedelijke vernieuwing zorgde het opbouwwerk voor vernieuwing inzake
participatiemethoden (tweede helft jaren 90): LENS-methode, Planning for
Real, DIP-methode, Dorp InZicht, Bewonersplatform
Verenigingen waar armen het woord nemen
Het decreet armoedebestrijding (2003) erkent en subsidieert het Netwerk tegen Armoede
(voorheen: Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen) en
verenigingen waar armen het woord nemen. Er bestaat een historische band tussen de
armenverenigingen en Samenlevingsopbouw. Verschillende verenigingen zijn destijds
ontstaan uit projecten van Samenlevingsopbouw. Ook vandaag nog ondersteunen de
regionale instituten voor Samenlevingsopbouw op vele plaatsen verenigingen.
30
Wegwijs in Samenlevingsopbouw - 2014