CONCEPT NATIONALE STANDAARD DNS SSB 008: 2014 Eerste concept editie 2014-05-13 Gedragscode Organische Land- en Tuinbouw Referentie nummer DNS SSB 008: 2014 © SSB 2014 DNS SSB 008: 2014 (Deze bladzijde is bewust onbeschreven gelaten) ii © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Inhoudsopgave Blz. Introductie .......................................................................................................................................................... iv Leden Technische Commissie ....................................................................................................................... viii 1 Scope ...................................................................................................................................................... 1 2 Definities................................................................................................................................................. 1 3 3.1 3.2 Principes en doelen van organische tuin- en landbouw ................................................................... 7 De principes van organische landbouw .............................................................................................. 7 Doelen van organische productie en verwerking .............................................................................. 8 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 Principes voor organische productie en verwerking ...................................................................... 10 Organische ecosystemen ................................................................................................................... 10 Beheer van ecosystemen ................................................................................................................... 10 Behoud van grond en water ............................................................................................................... 10 Gebruik en beheer van waterbronnen ............................................................................................... 11 Voorkomen van verzilting ................................................................................................................... 11 Gentechnologie ................................................................................................................................... 12 Verlichten van de effecten van klimaatverandering ........................................................................ 12 Producten uit het wild en beheer van gemeenschappelijke of overheidsgrond .......................... 12 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 Principes voor gewasproductie ......................................................................................................... 14 Vereisten voor de omschakeling ....................................................................................................... 14 Gemengde en parallelle productie ..................................................................................................... 14 Instandhouding van organisch beheer ............................................................................................. 14 Gewasproductie ................................................................................................................................... 14 Keuze van gewassen en soorten ....................................................................................................... 15 Lengte van omschakelingsperiode (planten en plantproducten) .................................................. 15 Teelt en vermenigvuldiging van planten ........................................................................................... 16 Diversiteit in gewasproductie ............................................................................................................ 17 Vruchtbaarheid en bemesting van de bodem................................................................................... 17 Beheersing van ongedierte, ziekten, plagen en onkruid ................................................................. 19 Vermijden van verontreiniging ........................................................................................................... 20 Annex A (informatief) Meststoffen en bodemverbeteraars ............................................................................... 22 Annex B (informatief) Gewasbeschermers en groeimiddelen .......................................................................... 24 Annex C (informatief) Voedermiddelen en voederadditieven ........................................................................... 26 Annex D (informatief) Procedure voor het evalueren van additionele inputs voor organische landbouw ........ 29 Annex E (informatief) Toegestane stoffen en producten .................................................................................. 33 Annex F (informatief) Evaluatie van additieven, verwerkingsmiddelen, schoonmaak- en ontsmettingsproducten .......................................................................................................................... 38 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden iii DNS SSB 008: 2014 Introductie Deze Gedragscode voor de organische land- en tuinbouw in Suriname is samengesteld door de Commissie Organische Standaarden, ingesteld door het Surinaams Standaarden Bureau (SSB) op 18 december 2012. Deze Gedragscode beschrijft de principes van de productie van organische land- en tuinbouw, opslag, transport en etikettering. "Organisch" is een begrip dat aangeeft dat voedsel of andere landbouwproducten zijn geproduceerd volgens bij wet goedgekeurde methoden. Deze methoden zijn een integratie van culturele, biologische en mechanische maatregelen. Op deze manier worden de kringloop van middelen, de bevordering van ecologische balans en het behoud van biodiversiteit gestimuleerd. Er worden geen kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen of gentechnologie gebruikt. Samengevat omvatten de Organische Gedragscode de volgende voorschriften: 1) Vóór de oogst van een organisch geteeld gewas mogen op het land gedurende 3 jaar vóór deze oogst geen verboden substanties zijn gebruikt. 2) Bodemvruchtbaarheid en gewasnutriënten worden gemanaged door middel van ploegen teeltmethoden, gewasrotaties en groenbemesters, aangevuld met dierlijke mest, gewasresten en toegestane synthetische materialen. 3) Ziekten, plagen en onkruid worden voornamelijk onder controle gehouden door middel van management methoden waaronder fysieke, mechanische en biologische controle methoden. Wanneer deze maatregelen niet voldoende blijken te zijn kan gebruik worden gemaakt van bij wet toegestane biologische, botanische of synthetische middelen. 4) Waar beschikbaar moeten de organische land- en tuinbouw ondernemingen organische zaden en ander plantmateriaal gebruiken. 5) Het gebruik van genetisch gemanipuleerd materiaal is verboden. Doelen De doelen van de Gedragscode zijn: iv 1) Consumenten beschermen tegen misleiding en fraude en niet-geverifieerde beweringen voor producten. 2) Producenten van organische voedselproducten beschermen tegen het onjuist presenteren van andere landbouwproducten als organisch. 3) Garanderen dat alle fasen van de productie, samenstelling, opslag, transport en marketing onderworpen zijn aan inspectie en aan deze richtlijnen voldoen. 4) Harmoniseren van regels voor de productie, certificering, identificatie en etikettering van organische voedselproducten. 5) Internationale richtlijnen verschaffen voor controle systemen voor organisch voedsel om erkenning van nationale systemen als gelijkwaardig te vergemakkelijken voor importen. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 6) Beschermen en verbeteren van organische land- en tuinbouw in Suriname om bij te dragen tot nationaal en internationaal behoud van ecosystemen en biodiversiteit. Lokale aanpassingen In deze richtlijnen wordt middels de context aangegeven dat één van meerdere mogelijkheden wordt aanbevolen als zeer geschikt, en wel zonder andere te noemen of buiten te sluiten, of aan te geven dat een zekere aanpak de voorkeur verdient maar niet noodzakelijkerwijs vereist is. Er wordt ook op dezelfde wijze aangegeven welke vereisten strikt opgevolgd moeten worden om te voldoen aan de Gedragscode en waarvan geen enkele afwijking is toegestaan, tenzij afgesproken door alle betrokken partijen. In de eerste fase van de introductie van de Gedragscode in Suriname worden de volgende zaken erkend: 1) De Gedragscode dient periodiek herzien en bijgewerkt te worden teneinde rekening te houden met technische ontwikkelingen en de ervaring met hun implementatie. 2) De Gedragscode doet geen afbreuk aan de implementatie van meer beperkende en gedetailleerde regels. Dit om geloofwaardig te blijven voor de consument, om bedrog te voorkomen en om zulke regels op producten uit andere landen toe te passen op basis van reciprociteit. 3) Deze Gedragscode bevat de principes voor organische productie op het niveau van productie, samenstelling, opslag, transport, etikettering en marketing, en verschaft een indicatie van aanvaarde en toegestane inputs voor bemesting en bewerking van de grond, beheersing van ziekten en plagen, en voedseladditieven en hulpmiddelen bij de verwerking. Voor de etikettering wordt het gebruik van termen die impliceren dat organische productiemethoden zijn gebruikt, beperkt tot producten die geleverd zijn door organische producenten onder de supervisie van een certificeringinstituut of certificeringautoriteit. Omschrijving organische land- en tuinbouw Organische land- en tuinbouw is één van de vele methoden die het milieu helpen behouden. Organische productiesystemen zijn gebaseerd op specifieke en nauwkeurige Gedragscode voor de productie die als doel hebben het bouwen aan optimale agro-ecosystemen die sociaal, ecologisch en economisch duurzaam zijn. Termen zoals ‘biologisch’ en ‘ecologisch’ worden ook gebruikt in een poging om het organisch systeem duidelijker te omschrijven. De vereisten voor organische voedselproducten verschillen van die voor andere landbouwproducten in die zin dat organische productiemethoden een wezenlijk onderdeel zijn van de identificatie en etikettering en van beweringen over dergelijke producten. ‘Organisch’ is een term die aangeeft dat de betreffende producten zijn vervaardigd volgens de Gedragscode voor organische productie en als zodanig zijn gecertificeerd door een daartoe aangewezen certificeringinstituut of certificeringautoriteit. Organische landbouw is gebaseerd op het minimaliseren van het gebruik van externe inputs, waarbij het gebruik van kunstmest en synthetische pesticiden vermeden wordt. Organische landbouw kan niet garanderen dat producten geheel vrij zijn van resten daarvan vanwege de algemene vervuiling van het milieu. Echter worden methoden gebruikt om de vervuiling van lucht, bodem en water te verminderen. Telers, verwerkers en verkopers van organisch voedsel houden zich aan de Gedragscode om de zuiverheid van organische land- en tuinbouwproducten te behouden. Het voornaamste doel van organische land- en tuinbouw is het optimaliseren van de gezondheid en productiviteit van onderling afhankelijke gemeenschappen van bodemleven, planten, dieren en mensen. Organische land- en tuinbouw is een holistisch productiesysteem dat de gezondheid van agro- en ecosystemen bevordert en verbetert, waaronder biodiversiteit, biologische kringlopen en biologische activiteit in bodems. Het benadrukt beheersmethoden in plaats van het gebruik van inputs van buiten de boerderij, en houdt daarbij rekening met het feit dat plaatselijke omstandigheden plaatselijk aangepaste systemen vereisen. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden v DNS SSB 008: 2014 Dit wordt waar mogelijk bereikt door het gebruik van culturele, biologische en mechanische methoden in tegenstelling tot kunstmatige materialen, om zo een specifieke functie binnen het systeem te vervullen. Een organisch productiesysteem is ontworpen om: 1) De biologische diversiteit binnen het gehele systeem te bevorderen. 2) Biologische activiteit in bodems te verhogen. 3) De vruchtbaarheid van de bodem op lange termijn te behouden. 4) Afval van plantaardige en dierlijke oorsprong te recyclen teneinde voedingsstoffen terug te winnen voor de bodem, en zo het gebruik van niet-hernieuwbare hulpbronnen te minimaliseren. 5) Afhankelijk te zijn van hernieuwbare hulpbronnen in plaatselijk georganiseerde landbouwsystemen. 6) Een goed gebruik van bodem, water en lucht te bevorderen alsook om alle vormen van vervuiling daarvan die mogelijk veroorzaakt kunnen worden door landbouwmethoden te minimaliseren. 7) Landbouwproducten te verwerken met nadruk op zorgvuldige methoden teneinde de organische zuiverheid en eigenschappen van het product in alle fasen te behouden. 8) Geïntroduceerd te worden op bestaande boerderijen gedurende een overgangsperiode, waarvan de duur bepaald wordt door specifieke plaatselijke factoren zoals de bodemgeschiedenis en de gewassen die geteeld zullen worden. Certificering Het concept van nauw contact tussen de consument en producent bestaat al lange tijd. Een grotere vraag, de toegenomen economische belangen in productie en de groter wordende afstand tussen producent en consument heeft de introductie van externe controle en certificeringprocedures bevorderd. Een wezenlijk onderdeel van certificering is inspectie van het organisch beheersysteem. Procedures voor certificering zijn voornamelijk gebaseerd op een jaarlijks rapport over de land- of tuinbouw onderneming zoals opgesteld door het bedrijf in samenwerking met het inspectie instituut. Evenzo worden op het niveau van verwerking standaarden ontwikkeld op basis waarvan de verwerkingsbedrijven en fabriekscondities kunnen worden geïnspecteerd en geverifieerd. Waar de inspectie verricht wordt door het certificeringinstituut of de certificeringautoriteit, moet er een duidelijke scheiding zijn tussen de inspectie- en certificering functies. Om hun integriteit te behouden mogen certificeringautoriteiten of certificeringinstituten geen economische belangen hebben bij de te certificeren bedrijven. Behalve een klein aantal landbouwproducten dat rechtstreeks door boeren aan consumenten wordt verkocht, vinden de meeste producten hun weg naar de consument via gevestigde handelskanalen. Om misleiding van de consument op de markt te beperken zijn specifieke matregelen nodig om ervoor te zorgen dat handels- en verwerkingsondernemingen effectief gecontroleerd kunnen worden. Het reguleren van een proces, en niet zozeer een eindproduct, vereist daarom verantwoorde actie van alle betrokken partijen. Vereisten voor import dienen gebaseerd te zijn op de principes van reciprociteit en transparantie zoals vervat in de Codex Alimentarius document "Principles for Food Import and Export Inspection and Certification". Bij het toelaten van importen van organische producten beoordelen landen gewoonlijk de procedures en standaarden die worden toegepast door het exporterend land. vi © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 De rol van het Surinaams Standaarden Bureau Het Surinaams Standaarden Bureau (SSB) zal deze Gedragscode regelmatig herzien vanuit het besef dat organische productiesystemen, principes en standaarden zich blijven ontwikkelen. SSB zal dit herzieningsproces aanvangen door de stakeholders uit te nodigen om voorstellen in te dienen met betrekking tot herziening van deze Gedragscode. Bron Bij het samenstellen van deze Gedragscode is gebruik gemaakt van: CARICOM Regional Organization for Standards and Quality, (CROSQ): Code of Practice for Organically Produced Foods 1(DCS/CRCP 9:201x), mei 2011. 1 Ten tijde van de formulering van deze nationale standaard was de CARICOM standaard "Code of Practice for Organically Produced Foods" nog in ontwikkeling. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden vii DNS SSB 008: 2014 Leden Technische Commissie Het Surinaams Standaarden Bureau (SSB) heeft conform zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in de Standaardenwet van 20 augustus 2004 (Staats Blad 2004 no. 121, zoals gewijzigd bij S.B. 2012 no. 42), houdende vaststelling van regels betreffende standaarden voor goederen en geaccepteerde werkwijzen/processen, een commissie van deskundigen benoemd. De commissie die aan de formulering van deze standaard heeft gewerkt ziet er als volgt uit: VOORZITTER ORGANISATIE Mw. Maureen Silos, Ph.D. The Caribbean Institute LEDEN Mw. Gerda Beckles – Kajuffa Stichting Agrarische Vrouwen Dhr. Stanley Oosthuizen Inter – American Institute for Cooperation on Agriculture (IICA) Office Suriname Mw. Dayenne Wielingen Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB) Mw. Razia Gaffar-Alli, BSc. Surinaams Standaarden Bureau (SSB) (technisch secretaris) Overeenkomstig de procedures van standaardisatie dient er elke vijf (5) jaar een verplichte herziening van de standaard plaats te vinden en even zoveel keren daarvoor als noodzakelijk. viii © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden ix CONCEPT NATIONALE STANDAARD DNS SSB 008: 2014 Gedragscode – Organische Land- en Tuinbouw 1 Scope Deze Gedragscode beschrijft de vereisten voor organische land- en tuinbouw en verschaft een mechanisme om de verwachtingen voor organische productie te beschrijven. Het is van toepassing op elke operator die betrokken is bij activiteiten in elke fase van de productie, voorbereiding en distributie van organische of daaraan gerelateerde producten. Indien het toegepast wordt stelt het producenten ook in staat om hun producten als organisch aan te duiden. Een product zal beschouwd worden als verwijzingen hebbend naar organische productiemethoden wanneer het in de etikettering of beweringen (inclusief advertentiemateriaal, handelsdocumenten, of haar ingrediënten), beschreven wordt met woorden zoals ‘organisch’, ‘biodynamisch’, ‘biologisch’, of woorden van soortgelijke strekking, inclusief verkleinwoorden die aan de koper suggereren dat het product of haar ingrediënten vervaardigd zijn volgens organische methoden. Zonder afbreuk te doen aan nationale bepalingen is deze Gedragscode van toepassing op de productie, bewerking, marketing, etikettering, inspectie en controle, inclusief wetgeving voor voedselproducten. De vereisten in deze Gedragscode zijn een aanvulling en toevoeging op andere wettelijke vereisten betreffende gezondheid, landbouw, milieu, voedsel en productie op nationaal niveau. Deze Gedragscode bevat ook specificaties voor toegestane inputs en goedgekeurde producten. 2 Definities De volgende definities zijn van toepassing in deze Gedragscode: 2.1 accreditatie de procedure waarbij een gezaghebbend lichaam formeel erkent dat een lichaam of persoon in staat is om specifieke taken uit te voeren 2.2 allopathisch de behandeling van een ziekte met gebruikmaking van middelen waarvan de effecten verschillen van die van de symptomen van die ziekte 2.3 ayurvedische geneeskunde de traditionele Indiase geneeskunde 2.4 bevoegde autoriteit een overheidsinstituut dat de rechtsbevoegdheid heeft om de competentie van een inspectie- en/of certificeringlichaam om inspectie- en certificeringdiensten te verlenen; voor organische productie mag de bevoegde autoriteit deze functie delegeren aan een particulier instituut © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 1 DNS SSB 008: 2014 2.5 bereiding/verwerking de handelingen voor het conserveren en/of verwerken van landouwproducten, alsook de verpakking en/of wijzigingen aangebracht aan de etikettering met betrekking tot de presentatie van de organische productiemethode van verse, geconserveerde en/of verwerkte producten 2.6 bestraling (ioniserende straling) straling met hoge energie voortkomend uit radio-nucleotiden, die in staat is om de moleculaire structuur van een voedselproduct te veranderen met als doel het beheersen van microben, ziekteverwekkers, parasieten en ongedierte in voedsel, het bewaren van voedsel of het remmen van fysiologische processen zoals ontkieming of rijping 2.7 biodiversiteit de verscheidenheid van levensvormen en ecosystemen op aarde. Dit omvat ook genetische diversiteit (diversiteit binnen soorten), diversiteit van soorten (aantal en verscheidenheid van soorten) en diversiteit van ecosystemen (totaal aantal soorten ecosystemen) 2.8 boerderij de totale oppervlakte van grond die beheerd wordt door één boer of een collectief van boerderijen, inclusief alle landbouwactiviteiten of ondernemingen 2.9 bufferzone een duidelijk omschreven en identificeerbaar gebied dat grenst aan een locatie voor organische productie dat is ingesteld om de toepassing van, of contact met, verboden stoffen uit een naburig gebied te beperken Een bufferzone dient van voldoende grootte te zijn of voldoende andere kenmerken te hebben (bijvoorbeeld windschermen of een afvoerkanaal) om de mogelijkheid van onopzettelijk contact met verboden stoffen die worden toegepast in naburige gebieden te beperken in een gebied dat onderdeel is van een gecertificeerd bedrijf. 2.10 certificering/gecertificeerd de procedure waarmee een derde partij een schriftelijke garantie geeft dat een duidelijk geïdentificeerd proces methodisch beoordeeld is zodat voldoende zekerheid wordt geboden dat specifieke producten aan specifieke vereisten voldoen 2.11 certificeringlichaam/certificeringorgaan het lichaam dat aangewezen is om certificering te verlenen en de verantwoordelijkheid heeft om te verifiëren dat een product dat verkocht of geëtiketteerd wordt als ‘organisch’, vervaardigd, verwerkt en geïmporteerd is volgens deze richtlijnen. Dit apart van standaardbepaling en inspectie 2.12 certificeringmerk een teken, symbool of logo van een certificeringlichaam dat een product identificeert als te zijn gecertificeerd volgens de regels van een programma van dat certificeringlichaam 2.13 certificeringprogramma een systeem gebruikt door een certificeringlichaam met haar eigen regels, procedures en beheer voor het toepassen van certificering of conformiteit 2 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 2.14 conventioneel elk materiaal, elke productie- of verwerkingsmethode welke niet gecertificeerd is als organisch of ‘in omschakeling’ naar organisch 2.15 cultuur een micro-organisme, weefsel of orgaan dat op of in een voedingsstof groeit 2.16 desinfecteren het verlagen van het aantal mogelijk schadelijke micro-organismen in het milieu naar een niveau dat de voedselveiligheid of geschiktheid niet in gevaar brengt door middel van fysieke of chemische methoden 2.17 etikettering elk geschreven, gedrukt of aanschouwelijk materiaal dat voorkomt op het etiket van het voedselproduct of product, het voedselproduct of product vergezelt, of wordt tentoongesteld nabij het voedselproduct of product, inclusief die welke als doel verkoop of promotie hebben 2.18 gemengde productie/gemengd bedrijf elk bedrijf waarbij maar een deel van de boerderij of verwerkingseenheid is gecertificeerd als organisch. De rest van het bedrijf kan zijn: a) niet-organisch, b) in omschakeling of c) organisch maar niet gecertificeerd. Zie ook parallelle productie. 2.19 genetische diversiteit de variabiliteit onder levende organismen uit landbouw, bos en water ecosystemen; dit omvat de diversiteit binnen en tussen soorten 2.20 genetisch gemanipuleerd/gemodificeerd organisme (GGO) een plant, dier of microbe die veranderd is door gentechnologie. GGO's en producten die daaruit voortkomen worden geproduceerd door middel van technieken waarmee het genetisch materiaal veranderd is op een manier die niet natuurlijk gebeurt door paring en/of natuurlijke herschikking 2.21 genetische hulpbronnen genetisch materiaal met feitelijke of potentiële waarde 2.22 gentechnologie/genetische modificatie technieken technieken uit de moleculaire biologie (zoals herschikking van DNA) waardoor het genetisch materiaal van planten, dieren, cellen en micro-organismen en andere biologische eenheden wordt veranderd op manieren of met resultaten die niet verkregen hadden kunnen worden met natuurlijke paring en vermenigvuldiging of natuurlijke herschikking Technieken van genetische modificatie omvatten, maar zijn niet beperkt tot, herschikking van DNA, celfusie, micro- en macro injectering, inkapseling, verwijdering en verdubbeling van genen. Organismen die het resultaat zijn van technieken zoals vermeerdering, transductie en natuurlijke hybridisatie worden niet gerekend tot genetisch gemodificeerde organismen. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 3 DNS SSB 008: 2014 2.23 GGO gebruik het gebruik van GGO's en afgeleiden daarvan zoals levensmiddelen, voedselingrediënten (inclusief additieven en smaakstoffen), hulpmiddelen voor verwerking (inclusief extractiemiddelen), producten voor bescherming van planten, meststoffen, bodemverbeteraars, zaden, en plantaardig materiaal voor vermeerdering 2.24 groenbemester een gewas dat wordt geplant met als doel verbetering van de bodem; deze kunnen spontaan opkomende gewassen, planten of onkruid zijn 2.25 Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP) methodiek voor het systematisch en gestructureerd identificeren, evalueren en beheersen van (potentiële) gevaren die de voedselveiligheid significant kunnen beïnvloeden 2.26 homeopathische behandeling behandeling van ziekte gebaseerd op de toediening van geneesmiddelen die zijn vervaardigd door middel van opeenvolgende verdunningen van een substantie die in grotere hoeveelheden dezelfde symptomen als de ziekte veroorzaakt in gezonde individuen 2.27 ingrediënt elke substantie, inclusief een voedseladditief, die gebruikt wordt voor de vervaardiging of bereiding van een voedselproduct en die aanwezig is in het eindproduct, hoewel mogelijk in een veranderde vorm 2.28 inspectie het onderzoek van voedsel of systemen voor de controle van voedsel, grondstoffen, verwerking en distributie, inclusief testen van het product gedurende de vervaardiging of van het eindproduct, teneinde te verifiëren dat zij voldoen aan de gestelde vereisten NOOT Voor organisch voedsel omvat inspectie ook een onderzoek van het productie- en verwerkingssysteem. 2.29 jaarzaailing een plant die groeit uit zaad dat haar levenscyclus voltooit of een oogstbare opbrengst produceert in hetzelfde oogstjaar of seizoen waarin het is geplant 2.30 landbouwproduct/product van agrarische oorsprong elk product of handelswaar, ruw of verwerkt, inclusief elke handelswaar voortkomend uit vee, dat op de markt gebracht wordt voor menselijke consumptie (met uitzondering van water, zout en additieven) of voer voor dieren 2.31 leefgebied/habitat het gebied waarin een plant of dier onder natuurlijke omstandigheden leeft. Het gebied waarin een soort voorkomt. Wordt ook gebruikt om verschillende soorten leefgebied aan te geven, bijvoorbeeld zeekust, rivieroever, bos, grasland 2.32 marketing opslaan of tentoonstellen voor verkoop, aanbieden voor verkoop, verkopen, leveren of brengen op de markt in welke vorm dan ook 4 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 2.33 media (meervoud)/medium (enkelvoud) de substantie waarin een organisme, weefsel of orgaan leeft 2.34 natuurlijke vezel een niet-synthetische vezel van plantaardige of dierlijke oorsprong 2.35 omschakelingsperiode de tijdsperiode tussen de start van organisch beheer en de certificering van gewassen als organisch 2.36 ontsmetten producten of plekken waarmee zij in contact komen op afdoende wijze behandelen met een proces dat effectief de aantallen groeicellen van micro-organismen die een gevaar zouden kunnen vormen voor de volksgezondheid en van andere ongewenste micro-organismen vernietigt of aanzienlijk vermindert, maar zonder het product of de veiligheid daarvan voor de consument nadelig te beïnvloeden 2.37 operator een individu of bedrijfsonderneming die ervoor verantwoordelijk is dat producten voldoen aan vereisten voor certificering 2.38 organisch een etiketteringterm die aangeeft dat producten zijn vervaardigd volgens organische productiestandaarden en als zodanig zijn gecertificeerd door een daartoe ingesteld lichaam of autoriteit 2.39 organisch product een product dat vervaardigd, verwerkt en/of behandeld is in navolging van organische standaarden 2.40 organisch zaad en plantmateriaal zaad en plantmateriaal dat geproduceerd wordt volgens gecertificeerde organische methoden 2.41 organisch systeemplan een plan voor het beheer van een organische productie- of verwerkingsbedrijf dat is overeengekomen tussen de producent of verwerker en het certificeringinstituut en geschreven plannen omvat betreffende alle aspecten van productie en verwerking die zijn beschreven in deze Gedragscode 2.42 parallelle productie elke productie waarbij dezelfde operator dezelfde producten teelt, vervaardigt of verwerkt volgens zowel een gecertificeerd organisch systeem als een niet-gecertificeerd of niet-organisch systeem. Een situatie met een ‘organische’ en ‘in omschakeling’ productie van hetzelfde product is ook parallelle productie. Parallelle productie is een speciaal geval van gemengde productie 2.43 plantenbeschermingsproduct elke stof die gebruikt wordt om ziekten of plagen te voorkomen, te vernietigen, aan te trekken, af te stoten of te beheersen, inclusief ongewenste planten- of diersoorten gedurende de productie, opslag, transport, distributie en verwerking van voedsel en landbouwproducten © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 5 DNS SSB 008: 2014 2.44 primair bronorganisme specifieke plant, dier of microbe die een zekere input of ingrediënt produceert, of de bron is van een secundair organisme en input of ingrediënt 2.45 productie de handelingen die worden uitgevoerd om landbouwproducten te leveren in de staat waarin zij voorkomen op de boerderij, inclusief de eerste verpakking en etikettering van het product 2.46 schoonmaakmiddelen stoffen en preparaten die gebruikt worden voor het schoonmaken van bepaalde producten (zie Annex E) 2.47 stroom de fysieke beweging van verboden substanties van de beoogde locatie naar een organisch bedrijf of onderdeel daarvan 2.48 synthetisch vervaardigd door middel van chemische en industriële processen; kan producten omvatten die niet in de natuur worden gevonden of nabootsingen van producten uit natuurlijke bronnen (maar niet verkregen uit natuurlijke grondstoffen) 2.49 teelt de selectie van planten of dieren voor vermeerdering of vermenigvuldiging en/of verdere ontwikkeling van gewenste eigenschappen in komende generaties 2.50 uitzondering de toestemming die verleend wordt aan een bedrijf door een certificeringlichaam om niet te hoeven voldoen aan de normale vereisten van de standaarden; uitzonderingen worden verleend op basis van duidelijke criteria, op duidelijke gronden en voor een beperkte tijd 2.51 verificatie een systematisch en functioneel onafhankelijk onderzoek om vast te stellen als de activiteiten en hun resultaten voldoen aan de gestelde doelen 2.52 verificatiespoor documentatie die voldoende is om de bron, overdracht van eigendomsrecht en transport na te gaan van elk landbouwproduct dat beschreven is als ‘100% organisch,’ van de organische ingrediënten van elk landbouwproduct dat beschreven is als ‘organisch’ of ‘gemaakt met organische (specifieke ingrediënten)’ of van elk landbouwproduct dat minder dan 70% organische ingrediënten bevat die als organisch geïdentificeerd zijn op de lijst van ingrediënten 2.53 vermenging fysiek contact tussen onverpakte organisch vervaardigde en niet-organisch vervaardigde producten tijdens de productie, verwerking, transport, opslag of afhandeling, anders dan tijdens de vervaardiging van een product dat ingrediënten van beide soorten bevat 2.54 vermeerdering het maken van zaad of plantmateriaal om de voorraad voor toekomstige beplanting te vergroten 6 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 2.55 vervuiling verontreiniging van organische producten of grond, of contact met elk materiaal dat het product ongeschikt kan maken voor certificering als organisch 2.56 vermenigvuldiging de productie van planten door middel van geslachtelijke (dat wil zeggen zaad) of niet-geslachtelijke (dat wil zeggen stekken, wortelverdeling) methoden 2.57 verwerkingsmiddel elke stof of materiaal, exclusief apparatuur of gereedschappen, dat op zichzelf niet geconsumeerd wordt als een voedselingrediënt, dat doelbewust gebruikt wordt voor de verwerking van grondstoffen, voedselproducten of hun ingrediënten om aan een bepaald technisch doel te voldoen gedurende behandeling of verwerking en kan resulteren in de niet opzettelijke, maar onvermijdelijke aanwezigheid van resten of derivaten in het eindproduct 2.58 voedseladditief een verrijking, supplement of andere substantie die aan levensmiddelen kan worden toegevoegd om de kwaliteit, consistentie, kleur, smaak, geur, of andere technische eigenschap zo lang mogelijk te behouden 2.59 voorverpakte levensmiddelen elk afzonderlijk product bedoeld voor presentatie als zodanig aan de uiteindelijke consument, bestaand uit een levensmiddel en de verpakking waarin het is gedaan voordat het ten verkoop wordt aangeboden, ongeacht als de verpakking het product geheel of gedeeltelijk bedekt, maar in elk geval op zodanige wijze dat de inhoud niet veranderd kan worden zonder de verpakking to openen of te veranderen 2.60 wildoogst elke plant of deel van een plant dat verzameld of geoogst wordt op een locatie die niet in cultuur gebracht is of op enig andere manier beheerd wordt NOOT Deze definities hebben als doel het verduidelijken van begrippen die gebruikt worden in deze tekst. Hierbij dient aangetekend te worden dat er hiernaast ook organische termen bestaan die gebruikt zullen worden om een standaard woordenlijst samen te stellen die bedoeld is om de interpretatie van organische standaarden die nu ontwikkeld worden richting te helpen geven. 2.61 wisselbouw/gewasrotatie een methode waarbij de soorten of families van gewassen die geteeld worden op een specifiek veld in een gepland patroon of volgorde gewisseld worden zodat de cycli van onkruid, ongedierte en ziekten verbroken worden en de vruchtbaarheid van de bodem en organische massa behouden wordt. 3 3.1 Principes en doelen van organische tuin- en landbouw De principes van organische landbouw Organische landbouw is gebaseerd op: a) Het principe van gezondheid b) Het principe van ecologie c) Het principe van eerlijkheid © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 7 DNS SSB 008: 2014 d) Het principe van zorg e) Het principe van cultuur en tradities Elk principe wordt hieronder beschreven en verklaard. De principes dienen als een geheel toegepast te worden. Zij zijn geformuleerd als ethische principes om te inspireren tot actie. 3.1.1 Het principe van gezondheid Gezondheid. Organische land- en tuinbouw ondersteunt en verbetert de gezondheid van de bodem die gezonde planten voortbrengt om de levens van mensen en hun omgeving te verbeteren, als één en ondeelbaar. 3.1.2 Het principe van ecologie Ecologie. Organische land- en tuinbouw is gebaseerd op levende ecologische systemen en cycli, werkt met deze, volgt die na en helpt die in stand te houden. 3.1.3 Het principe van eerlijkheid Eerlijkheid. Organische landbouw bouwt aan relaties die eerlijkheid verzekeren met betrekking tot het gemeenschappelijk milieu en levenskansen. De sleutelrol van boeren en plattelandsgemeenschappen wordt erkend en de winsten worden eerlijk met hen verdeeld. 3.1.4 Het principe van zorg Zorg. Organische landbouw wordt uitgeoefend op een zorgvuldige en verantwoorde manier om gezondheid en welzijn van huidige en toekomstige generaties en het milieu te beschermen. 3.1.5 Het principe van cultuur en tradities Cultuur en tradities. Surinaamse organische landbouw erkent de waarde van de bijdrage van traditionele landbouw. 3.2 Doelen van organische productie en verwerking 3.2.1 Principes van organische productie Organische productiesystemen worden geleid door de volgende principes en resultaten: a) Productie van voedsel dat van nature veilig en van hoge kwaliteit en voedingswaarde is. b) Optimale productie output, met rationeel en minimaal gebruik van inputs. c) Gebruik van recycling en biologische cycli binnen het systeem. d) Bescherming en verbetering van de biodiversiteit binnen de boerderij en omliggende gebieden. e) Herstel van grond en bodem en beste werkwijze voor het milieu. 3.2.2 Doelen van organische productie De voornaamste doelen van organische productie en verwerking omvatten: a) 8 Het produceren van voldoende hoeveelheden voedsel, vezel en andere producten van hoge kwaliteit. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 b) Werken op zodanige wijze dat het verenigbaar is met de natuurlijke cycli en systemen van de bodem, planten en dieren in het gehele productiesysteem. c) Erkennen van de grotere sociale- en milieueffecten op en binnen het organisch productie- en verwerkingssysteem. d) Het behouden en verbeteren van de lange termijn vruchtbaarheid en biologische activiteit in bodems door gebruik te maken van plaatselijk aangepaste culturele, biologische en mechanische methoden in tegenstelling tot afhankelijkheid van inputs. e) Het behouden en bevorderen van de landbouwkundige en natuurlijke biodiversiteit op de boerderij en omgeving door gebruik te maken van duurzame productiesystemen en het beschermen van de leefomgeving van planten- en dieren. f) Het behouden, bewaren en/of doen toenemen, waar nodig, van de genetische diversiteit door middel van aandacht voor het beheer van genetische hulpbronnen op de boerderij. g) Het bevorderen van het verantwoord gebruik en behoud van water en al het leven daarin. h) Het zo veel mogelijk gebruiken van hernieuwbare hulpbronnen in productie- en verwerkingssystemen en vermijden van vervuiling en verspilling. i) Het bevorderen van plaatselijke en regionale productie en distributie. j) Het scheppen van een harmonieus evenwicht tussen gewasproductie en veeteelt. k) Het verschaffen van leefomstandigheden die dieren in staat stellen om de basisaspecten van hun gedrag te uiten. l) Degenen die betrokken zijn bij organische productie en verwerking een kwaliteit van leven bieden binnen een veilige en gezonde werkomgeving die aan hun basisbehoeften voldoet. m) Het ondersteunen van de vestiging van een volledige keten voor productie, verwerking en distributie die zowel sociaal rechtvaardig en ecologisch verantwoord is. n) Het erkennen van het belang van inheemse kennis en traditionele landbouwsystemen, deze beschermen en daarvan leren. o) Het bevorderen van plaatselijke en regionale productie en distributie. p) Het beperken van de schadelijke gevolgen van landbouw in relatie tot klimaatsverandering en het verschaffen van strategieën voor het aanpassen van productiesystemen aan de effecten van klimaatsverandering. q) Het bevorderen van verstandig gebruik van land, water en vegetatie en het minimaliseren van de effecten op ecosystemen buiten de boerderij. r) Het verschaffen van evenwichtige voedingsstoffen, optimaliseren van kansen om voedingsstoffen te circuleren op de boerderij, en het recyclen van voedingsstoffen en energie die de boerderij of andere boerderijen verlaten in voedsel- en vezelproducten die niet geconsumeerd zijn (dat wil zeggen: organisch afval dat energie en voedingsstoffen bevat), met als doel voeden van het bodemecosysteem. s) Het bieden van haalbare alternatieven voor het gebruik van GGO's en andere inputs en methoden gebaseerd op gentechnologie. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 9 DNS SSB 008: 2014 4 Principes voor organische productie en verwerking 4.1 Organische ecosystemen 4.1.1 Algemeen principe a) Organische teelt bevordert de kwaliteit van ecosystemen. b) Organische methoden behouden en verbeteren de bodem, behouden de waterkwaliteit en gebruiken water efficiënt en verantwoord. c) Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) en producten die geproduceerd worden uit of door GGO's passen niet in het concept van organische productie en het beeld van de consument van organische producten. Zij mogen daarom niet gebruikt worden in organische landbouw of voor de verwerking van organische producten. d) Organisch beheer behoudt en voorkomt verval van biotische en abiotische hulpbronnen, waaronder gebieden gebruikt als weidegrond, voor visserij, bossen, voor bijenteelt alsook nabijgelegen land, lucht en water. 4.2 Beheer van ecosystemen a) Operators dienen maatregelen te nemen om landschappen te behouden en verbeteren en de kwaliteit van de biodiversiteit te verhogen. b) Verwijderen van primaire ecosystemen is verboden. c) Ten minste tien procent van de boerderij/productie eenheid dient onderdeel te zijn van een biodiversiteitprogramma. Biodiversiteitgebieden kunnen de volgende gebieden omvatten: natuurlijke braakakkers waarop niet gegraasd wordt; hagen; ecologisch diverse (uitgebreide) randgebieden; veelvuldig gebruikte agro-bosbouw systemen; natuurlijke, niet-commerciële bossen; waterwegen, poelen, bronnen, sloten, overstroomd land, moerasland, zwampen en andere waterrijke gebieden die niet voor intensieve landbouw of aquacultuur gebruikt worden; corridors die verbindingen vormen tussen natuurlijke leefgebieden. d) De operator moet maatregelen treffen om het binnendringen van plagen, ziekten en onkruid te beperken. 4.3 a) Behoud van grond en water Operators dienen specifieke maatregelen te identificeren en uit te voeren om gronderosie te voorkomen die passen bij de plaatselijke klimaatsomstandigheden en bodem, hellingen en landgebruik. Deze maatregelen zullen de volgende omvatten, waar mogelijk: i) Beperken van het verlies van bovengrond door minimale grondbewerking, contourbouw, en selectie van gewassen. ii) Behouden van beplanting om de bodem te beschermen en gebruik maken van andere methoden om grond te behouden. iii) Voorkomen dat organisch materiaal verbrand wordt, behalve wanneer dit nodig is om de verspreiding van ziekten tegen te gaan of om ontkieming van zaad te stimuleren. iv) Het bebouwen van steile heuvels met jaargewassen vermijden tenzij gepaste maatregelen worden getroffen om bodemerosie te voorkomen. b) 10 Het bewerken van land door verbranding moet beperkt blijven en is alleen toegestaan als het onderdeel is van een ononderbroken traditioneel landbouwsysteem, bijvoorbeeld voor controle op binnendringende © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 soorten, en dan alleen onder streng toezicht teneinde de bodem (bovengrond en humus) en biodiversiteit te beschermen. Dit is geen beperking op kookvuurtjes of gecontroleerde branden om plagen te bestrijden. c) Systemen voor de productie, verwerking en behandeling van gewassen dienen voedingsstoffen, organisch materiaal en andere middelen die uit de bodem zijn verwijderd door het oogsten daarvan doen terugkeren door middel van recycling, regeneratie en toevoeging van organisch materiaal en voedingsstoffen aan de bodem. d) Tenminste dezelfde hoeveelheid voedingsstoffen die door het oogsten verwijderd is dient te worden teruggegeven aan het land door middel van mulch, groenbemestinggewassen, groene mest of compost. e) Peulvruchtsoorten met diepe wortels kunnen ook gebruikt worden om de vruchtbaarheid van de bodem te behouden of te verhogen. f) Regelmatige bodemanalyses dienen verricht te worden om aan te tonen dat de bodemvruchtbaarheid (organisch materiaal en bodembiologie) niet afneemt. g) Waar klimatologische omstandigheden of andere factoren permanente groenbemestinggewassen niet laten groeien, mag plantaardige of kunstmatige mulch gebruikt worden. Dit dient na het groei- of oogstseizoen verwijderd te worden. 4.4 Gebruik en beheer van waterbronnen a) Operators dienen technieken te gebruiken die water besparen, zoals vergroten van de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem, timing van beplanting en geschikt ontwerp, efficiëntie en schema voor irrigatie. b) Operators dienen water en inputs toe te dienen op een manier die water niet vervuilt door middel van het wegstromen naar oppervlaktewater of het doorsijpelen naar grondwater. c) Operators dienen systemen te installeren die het verantwoord gebruik van en recycling van water mogelijk maken zonder vervuiling of besmetting door chemicaliën of ziekteverwekkers. d) Operators dienen systemen te plannen en te ontwerpen die water verantwoord gebruiken en op een wijze die geschikt is voor plaatselijk klimaat en geografie. e) Organische managementplannen dienen effecten op waterbronnen te voorspellen, aan te pakken en te verlichten, inclusief maar niet beperkt tot toediening van mest, dichtheid van vee of gewassen, toepassing van oplosbare meststoffen, en afvalwater van verwerkingsfaciliteiten. f) Operators dienen duurzaam beheer van hulpbronnen en het gemeenschappelijk goed te respecteren. g) Operators mogen waterbronnen niet uitputten of overmatig exploiteren, maar moeten actie ondernemen om de waterkwaliteit te behouden. Waar mogelijk zullen zij regenwater recyclen en watergebruik controleren. h) Water dat gebruikt wordt voor irrigatie mag geen gevaar vormen voor de voedselveiligheid vanwege giftige stoffen. Waar er bezorgdheid wordt geuit met betrekking tot veiligheid of kwaliteit, kan een monitoring- of testprogramma geëist worden door de operator dat de veiligheid van het water verifieert. 4.5 Voorkomen van verzilting a) Als irrigatie wordt toegepast, dient de kwaliteit van het irrigatiewater zorgvuldig bewaakt te worden. Watertests dienen uitgevoerd te worden om ervoor te zorgen dat het zoutgehalte niet hoger is dan algemeen aanvaarde normen. b) Er dient gezorgd te worden voor voldoende afwatering om opeenhoping van zouten in de bodem te voorkomen. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 11 DNS SSB 008: 2014 c) Regelmatige bodemanalyses dienen verricht te worden om zoutniveaus in de bodem te meten. d) Om waterbronnen te behouden dienen irrigatiesystemen die water besparen, zoals druppelirrigatie, gebruikt te worden. 4.6 Gentechnologie a) Het opzettelijk gebruik van of onachtzaam introduceren van GGO's of hun afgeleiden in organische systemen of producten is verboden. Dit omvat dieren, zaad, voortplantingsmateriaal en inputs zoals voedsel, meststoffen, bodemveredelaars, micro-organismen, vaccins of middelen om de oogst te beschermen. b) Organisch verwerkte producten mogen geen ingrediënten, additieven of verwerkingsmiddelen gebruiken die afgeleid zijn van GGO's. c) Inputs, verwerkingsmiddelen en ingrediënten dienen teruggevoerd te kunnen worden tot het bronorganisme waaruit zij zijn geproduceerd om te verifiëren dat zij niet voortkomen uit GGO's. d) Op boerderijen met gemengde (inclusief parallelle) productie is het gebruik van GGO's niet toegestaan in elke productie activiteit. Besmetting van organische producten door GGO's zal een verlies van certificering betekenen. 4.7 Verlichten van de effecten van klimaatverandering a) Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, bijvoorbeeld wind- en zonne-energie, dient overwogen te worden om aan de energiebehoeften van organische boerderijen, verwerkingseenheden en andere activiteiten te voldoen. b) Operators moeten bronnen van broeikasgassen in hun bedrijven identificeren en trachten om deze te minimaliseren waar mogelijk. c) Bij het selecteren van gewassen moet hun vermogen om zich aan te passen aan klimaatverandering in overweging worden genomen. d) Als erkenning van de energie inputs en broeikasgasuitstoot die gepaard gaat met de productie van middelen die gebruikt worden voor de vervaardiging en verwerking van organische producten, dienen operators de middelen die gebruikt worden bij de productie en verwerking van organische producten te verminderen, recyclen of opnieuw te gebruiken om de efficiëntie van het gebruik van middelen te verhogen. 4.8 Producten uit het wild en beheer van gemeenschappelijke of overheidsgrond a) Gebieden die gecertificeerd zullen worden met het etiket ‘Geoogst uit het wild’ dienen duidelijk aangegeven en aanwijsbaar te zijn op een kaart van de regio. Het productiegebied dient groot en apart genoeg te zijn om het risico op vermenging met niet-gecertificeerde productie te verminderen. b) Wilde oogstgebieden dienen op een redelijke afstand te zijn van conventionele boerderijen of daarmee gepaard gaande methoden die een besmettingsrisico zouden kunnen vormen. Deze afstand dient niet minder dan 10 meter te zijn. c) De grootte van bufferzones tussen wilde en conventionele landbouwgebieden zal afhankelijk zijn van de aard van de mogelijke risico’s en de geoogste producten, alsook van plaatselijke omstandigheden. d) Wilde producten mogen alleen verkregen worden uit gebieden waarin geen verboden stoffen zijn toegepast. e) De oogst dient te geschieden binnen een beheerssysteem dat op voortdurende basis wordt geverifieerd als te zijn niet schadelijk voor het natuurlijk ecosysteem waarin de geoogste producten worden geteeld. 12 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Van de operators wordt geëist dat zij deze gebieden voortdurend verifiëren als van nature zelfvoorzienend en herstellend. f) Het oogsten mag niet gepaard gaan met het volledig verwijderen van flora of het kaalplukken van fruitbomen, waarbij het vermogen van het betreffende gebied om op natuurlijke wijze te functioneren als een compleet ecosysteem zou kunnen worden aangetast. g) Het productiemilieu dient het bijeenbrengen van soorten wilde geoogste producten en inheemse soorten zodanig te bevorderen dat het natuurlijk milieu waarin deze soorten zijn geëvolueerd zo goed mogelijk wordt nagebootst. Deze methoden zouden kunnen leiden tot het bevorderen en koesteren van een breed scala aan flora en fauna dat op natuurlijk wijze zou voorkomen binnen deze ecosystemen. h) De operator en de mensen die oogsten, verzamelen of in het wild oogsten dienen te voldoen aan alle plaatselijke en nationale regelgeving met betrekking tot het gebruik van gemeenschappelijke en overheidsgronden. i) De operator die het oogsten of verzamelen van producten uit gemeenschappelijke bronnen beheert dient bekend te zijn met het vastgestelde verzamel- of oogstgebied. j) Operators dienen maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat wilde, sedentaire waterdieren alleen worden verzameld in gebieden waarvan het water niet verontreinigd is door stoffen die verboden zijn in deze standaard. k) De wilde gebieden bestemd voor oogst mogen niet begraasd worden door conventioneel vee. l) Operators dienen elke autoriteit te identificeren die een grondeigendomsrecht of bestuurs- of toezichthoudende rol kan hebben over het gebied om toestemming te verkrijgen om het gebied te betreden en daar te oogsten en te verzamelen. Zij dienen op basis van goede wil samen te werken met deze autoriteiten en waar nodig te betalen voor oogst/toegangsrechten. m) Operators dienen elke wettelijke regel en traditionele regels/controles/taboes te identificeren die betrekking hebben op toegang tot, beheer van en oogst- en verzamelactiviteiten in het gebied en zich daaraan te houden. n) De operator dient instructies te geven aan de verzamelaars en plaatselijke agenten (tussenpersonen) die op z’n minst het verzamelgebied aangeven en hen informeren over de Gedragscode en andere vereisten voor certificatie. De verzamelaars en tussenpersonen dienen verklaringen te ondertekenen waarin staat dat zij deze instructies hebben opgevolgd. De operator moet een dossier van deze instructies en verklaringen bijhouden. o) De operator moet een dossier bijhouden van alle verzamelaars en de hoeveelheden die van elk van hen is gekocht. p) Elke plaatselijke agent (tussenpersoon) dient een contract te hebben met de operator, die een dossier van deze contracten moet bijhouden. q) Producten die volledig bestaan uit in het wild geoogste bestanddelen mogen het etiket ‘wilde oogst’ krijgen. Producten die uit een mengsel van wilde oogst en organisch bestaan mogen het etiket ‘organisch’ krijgen, maar niet ‘wilde oogst’. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 13 DNS SSB 008: 2014 5 Principes voor gewasproductie 5.1 a) Vereisten voor de omschakeling Er dient een periode van organisch beheer in acht genomen te worden van tenminste 12 maanden voor eenjarige planten en 18 maanden voor meerjarige planten dat voldoet aan alle vereisten van deze Gedragscode voordat het eindproduct beschouwd kan worden als ‘In omschakeling naar organisch.’ Een uitzondering op deze vereiste kan verleend worden als er verifieerbaar bewijs is van het onafgebroken gebruik van traditionele methoden zonder gebruik van niet-toegestane inputs of activiteiten. Een overgangsplan zal worden opgesteld om de stappen en het tijdsbestek van de omschakeling van het gehele bedrijf naar organisch vast te leggen. Het plan dient ook de grenzen en bufferzones van het bedrijfsgebied vast te stellen. NOOT Minimale overgangsperiodes voor grond en gewassen worden genoemd in 5.6. b) De start van de overgangsperiode zal berekend worden vanaf de datum van de aanvraag aan het certificerend lichaam, of anders vanaf de datum van de laatste toepassing van niet toegestane inputs, onder voorwaarde dat de operator kan aantonen dat er vanaf die datum is voldaan aan de vereisten van de Gedragscode. c) Een volledige omschakelingsperiode zal niet vereist zijn als de facto aan de volledige Gedragscode is voldaan voor tenminste drie jaar, en waar dit onafhankelijk geverifieerd kan worden. Verificatie door middel van een officiële inspectie dient te geschieden voor de eerste oogst. d) Een periode van tenminste drie jaar dient verlopen te zijn vanaf de laatste toepassing van niet-toegestane inputs voordat volwaardige certificering kan worden verkregen. 5.2 Gemengde en parallelle productie a) In geval de volledige boerderij niet overgeschakeld heeft (gemengde productie) dienen de organische en conventionele delen van de boerderij duidelijk en voortdurend gescheiden te zijn en dit wordt geverifieerd door middel van inspectie. b) Van parallelle productie is sprake als gedurende hetzelfde seizoen vergelijkbare gecertificeerde en nietgecertificeerde producten, of producten die gecertificeerd zijn als organisch of als in overgang naar organisch worden geproduceerd in dezelfde productie-eenheid. Als deze niet van elkaar onderscheiden kunnen worden door hun uiterlijke verschijning en verschil in soort, zal dit niet toegestaan worden. c) Als boerderijen doen aan gemengde (inclusief parallelle) productie is het gebruik van GGO's verboden in elke productieactiviteit. Boerderijen kleiner dan 1 hectare mogen niet doen aan gemengde productie en mogen maar een niveau van organische certificering hebben. Een uitzondering op dit vereiste kan verleend worden om het voortdurend eigendom en beheer van niet-organische dieren toe te staan indien deze bestemd zijn voor eigen gebruik door de operator. 5.3 a) 5.4 Instandhouding van organisch beheer Land dat is overgeschakeld naar organische productie mag niet wisselen (telkens overgaan) van organische naar conventionele productie. Gewasproductie Algemeen principe: a) Organische landbouw geeft microscopisch plantaardig of dierlijk materiaal terug aan de bodem om de vruchtbaarheid en biologische activiteit daarvan te verhogen of ten minste te behouden. b) Productie van natuurlijk, veilig, hoge kwaliteit en voedingswaarde. 14 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 c) Optimale output productie met rationeel en minimaal gebruik van inputs. d) Gebruikmaken van recyclen en biologische cycli in het landbouwsysteem. e) Bescherming en versterking van de biodiversiteit op de boerderij en in nabijgelegen gebieden. f) Regeneratie van gronden en bodems en beste landbouwmethoden voor het milieu. 5.5 Keuze van gewassen en soorten a) Organisch zaad en plantmateriaal van geschikte variëteiten en kwaliteit dient gebruikt te worden. Als deze niet commercieel verkrijgbaar zijn, zijn toegestane tijdsperioden voor het gebruik van niet organisch zaad van toepassing. b) Als organisch zaad en plantmateriaal niet verkrijgbaar zijn, mogen conventionele materialen gebruikt worden onder voorwaarde dat deze niet behandeld zijn geweest met pesticiden die anders niet zijn toegestaan in deze standaard. c) Indien onbehandeld conventioneel zaad en plantmateriaal niet verkrijgbaar zijn, mag chemisch behandeld zaad en plantmateriaal gebruikt worden, onder voorwaarde dat: i) Het certificeringlichaam zich ervan verzekerd heeft dat voldoende hoeveelheden van een gelijkwaardig organisch geproduceerde of onbehandelde variëteit niet verkrijgbaar zijn; ii) De zaailing sedert het zaaien niet behandeld zal worden met een product dat niet genoemd is in Annex B; iii) De producent van de zaailingen voldoet aan de vereisten van deze of een gelijkwaardige organische standaard; iv) Na het planten dienen de zaailingen tenminste zes weken voor de oogst organisch behandeld te worden; v) Elk product dat ingrediënten bevat die voortkomen uit zulke zaailingen zal niet gecertificeerd worden als organisch; vi) Het certificeringlichaam zal tijdslimieten en voorwaarden vaststellen voor uitzonderingen die het gebruik van chemisch behandelde zaden en plantmateriaal toestaan. d) 5.6 Zaden, zaailingen van eenjarige planten en plantmateriaal die behandeld zijn met verboden stoffen mogen gebruikt worden om een organisch gewas te produceren als de toepassing van deze stoffen verplicht is onder de fytosanitaire regels van de overheid. Voor dit gebruik is goedkeuring van het certificeringlichaam vereist. Lengte van omschakelingsperiode (planten en plantproducten) a) Plantproducten uit eenjarige planten verkregen, worden alleen als organisch beschouwd als een overgangsperiode van tenminste 24 maanden is verlopen vóór het zaaien/planten. In het geval van meerjarige planten (met uitzondering van weiland en grasland), is een periode van tenminste 36 maanden voor de oogst vereist. Het certificeringlichaam kan onder bepaalde omstandigheden beslissen om deze periode te verlengen of te verkorten, met inachtneming van eerder gebruik van de grond. b) Een overgangsperiode van tenminste 24 maanden dient in acht genomen te worden voordat weiland, grasland en de producten die daarvan geoogst worden beschouwd mogen worden als organisch. Het certificeringlichaam kan onder bepaalde omstandigheden beslissen om deze periode te verlengen of te verkorten, met inachtneming van eerder gebruik van de grond. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 15 DNS SSB 008: 2014 c) Het certificeringlichaam kan de omschakelingsperiode verlengen afhankelijk van omstandigheden zoals eerder gebruik van de grond, beheerscapaciteit van de operator en milieu factoren. d) Indien omschakelingsperioden langer dan die genoemd in 5.1 nodig zijn, en etikettering van het product als ‘product van organische landbouw in het proces van omschakeling’ of een soortgelijke omschrijving is toegestaan, dient aan de vereisten van de Gedragscode voor tenminste 12 maanden vóór deze etikettering voldaan te zijn. 5.7 Teelt en vermenigvuldiging van planten a) Om als organische variëteit beschouwd te kunnen worden mogen planten alleen vermenigvuldigd en geteeld worden met de methoden die in deze Gedragscode genoemd worden. Alle vermenigvuldigingsmethoden behalve reageerbuiscultivering vallen onder gecertificeerd organisch beheer. Het gebruik van GGO's en/of producten die uit zulke organismen voortkomen is verboden. b) Organisch zaad en plantmateriaal dienen met organische methoden vermenigvuldigd te worden en wel gedurende één generatie voor eenjarige planten en twee groeiseizoenen of 12 maanden voor meerjarige planten, om het even welke periode langer is, voordat deze gecertificeerd worden als organisch zaad en plantmateriaal. c) De volgende methoden en materialen zijn toegestaan voor organische plantenteelt: i) gecombineerde teelt ii) kruisen van variëteiten iii) overbruggingskruising iv) terugkruisen van hybriden met vruchtbaar F1 v) temperatuurbehandeling vi) enten vii) snoeien viii) onbehandeld stuifmeel d) De volgende selectie technieken zijn toegestaan: i) massa selectie ii) stamselectie iii) selectie op locatie iv) verandering van omgeving v) verandering van zaaitijd vi) oorbed methode vii) kruistesten viii) indirecte selectie ix) DNA diagnostische methoden 16 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 e) Toegestane onderhouds- en vermenigvuldigingsmethoden zijn onder meer de volgende: i) geslachtelijke voortplanting ii) ongeslachtelijke voortplanting iii) gedeelde knollen iv) lobben, doppen, gedeelde bollen, teeltbollen, bolsegmenten v) scheuten, zijwortels, bijbollen, uitlopers, etc. vi) spruiten, enten, loten vii) wortelstokken viii) meristeem cultuur 5.8 Diversiteit in gewasproductie a) Diversiteit in plantproductie en -activiteit dient gegarandeerd te worden door minimale gewasrotatie vereisten en/of variëteit aan planten. Minimale gewasrotatie van eenjarige gewassen zal vereist worden tenzij de operator diversiteit in plantproductie door andere methoden aantoont. b) Tussenbouw, nabij elkaar planten of gewasrotatie dient toegepast te worden voor eenjarige gewassen. Gewasrotatie kan ook groenbemesting, peulgewassen en planten met diepe wortels omvatten. c) Bij meerjarige gewassen die als monocultuur worden geteeld zal tussenbouw van andere gewassen worden toegepast. Waar dit niet mogelijk is mogen andere methoden om diversiteit te garanderen worden toegepast. d) Waar mogelijk moet de grond met diverse gewassen bedekt zijn gedurende een zo lang mogelijke periode van het jaar. e) Waar klimatologische omstandigheden of andere factoren een permanente plantbedekking niet toestaan mag plant- of kunstmulch gebruikt worden. Dit moet na het groeiseizoen of de oogst verwijderd worden. 5.9 a) Vruchtbaarheid en bemesting van de bodem De vruchtbaarheid en biologische activiteit van de bodem zal onderhouden of verhoogd worden door: i) Teelt van peulgewassen, groenbemesting of planten met diepe wortels in een gepast meerjarig gewasrotatie programma. ii) Het gebruik van mest afkomstig van organisch vee in lijn met de bepalingen van deze Gedragscode. iii) Het gebruik van ander organisch materiaal, wel of niet gecomposteerd, afkomstig van bedrijven die dit produceren in lijn met deze standaard. b) Materiaal afkomstig van microben, planten of dieren dient de basis te vormen voor het bemestingsprogramma. c) Voedingsstoffen en meststoffen dienen toegepast te worden op een manier die bodem, water en biodiversiteit beschermen. d) Materiaal dat wordt gebruikt voor de bodem of gewassen dient te voldoen aan de bepalingen in Annex A en B. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 17 DNS SSB 008: 2014 e) Verse dierenmest dient gecomposteerd te worden tenzij: i) Het wordt toegepast op land dat wordt gebruikt voor een gewas dat niet bedoeld is voor menselijke consumptie. ii) Het niet binnen minder dan 120 dagen voor de oogst wordt toegepast in het geval van een gewas waarvan de eetbare delen in rechtstreeks contact komen met de bodem of bodemdeeltjes. iii) Het niet binnen minder dan 90 dagen voor de oogst wordt toegepast in het geval van een gewas waarvan de eetbare delen niet in rechtstreeks contact komen met de bodem of bodemdeeltjes. f) Mest van buiten het bedrijf moet gecomposteerd worden en mag alleen gebruikt worden in hoeveelheden die geen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. g) Gecomposteerd dierlijk en plantaardig materiaal moet geproduceerd worden via een proces dat: i) Een eerste C:N (Carbon:Nitrogen) verhouding van tussen 25:1 en 40:1 vaststelt. ii) Een temperatuur van tussen 55ºC en 77ºC drie dagen in stand houdt in een gesloten of open stapel. iii) Of een temperatuur van tussen 55ºC en 77ºC 15 dagen in stand houdt in een gelaagd systeem, gedurende welke periode het materiaal tenminste vijfmaal gekeerd wordt. h) Het gebruik van mest dat menselijke uitwerpselen (ontlasting en urine) bevat is verboden voor gewassen bestemd voor menselijke consumptie. i) Alleen de voedingsstoffen of bodemverbeteraars genoemd in Annex A zijn toegestaan voor organische productie van gewassen. Deze dienen te worden gebruikt conform de beperkingen op hun gebruik die zijn genoemd in Annex D. j) De operator mag de volgende zaken niet gebruiken: i) Elke meststof of gecomposteerd plantaardig of dierlijk materiaal dat een kunststof bevat die niet genoemd is in Annex C als toegestaan in de organische productie van gewassen. ii) Slib in afvalwater (van biologische oorsprong). iii) As van de verbranding van plantaardig of dierlijk materiaal, met uitzondering van as van hout, zoals genoemd in Annex A. k) Operators mogen het afval van gewassen niet verbranden, maar verbranding is wel toegestaan om de verspreiding van ziekten tegen te gaan of ontkieming van zaad te stimuleren. l) Minerale meststoffen mogen alleen gebruikt worden in een programma dat de behoeften van de bodem op de lange termijn aanpakt, samen met andere technieken zoals toevoeging van organisch materiaal, groenbemesting, gewasrotatie en stikstofbinding door planten. m) Minerale meststoffen dienen toegepast te worden in de vorm waarin zij op natuurlijke wijze zijn samengesteld en gewonnen, en hun oplosbaarheid mag niet verhoogd worden door chemische behandeling, behalve door toevoeging van water en vermenging met andere natuurlijk voorkomende en toegestane inputs. n) Onder uitzonderlijke omstandigheden, en na bestudering van alle relevante informatie, en met inachtneming van Annex D, kan de relevante autoriteit uitzonderingen toestaan op deze regels. Deze uitzonderingen zullen niet van toepassing zijn op minerale meststoffen die stikstof bevatten. o) Chilisalpeter en alle andere synthetische nitraat meststoffen, inclusief ureum, zijn verboden. 18 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 p) Voor de productie van champignons en andere eetbare paddenstoelen zijn alleen de volgende voedingsbodems toegestaan: i) Mest en dierlijke uitwerpselen van bedrijven die aan deze organische standaarden voldoen. ii) Niet-organische mest en uitwerpselen die voldoen aan Annex A en tenminste 25% van de voedingsbodem vormen op basis van het gewicht van alle bestanddelen voor compostering (exclusief bedekkingmateriaal en toegevoegd water), en alleen als organisch geproduceerde meststoffen niet beschikbaar zijn. iii) Organisch geproduceerde landbouwproducten (bijvoorbeeld stro). iv) Turf dat niet chemisch behandeld is. v) Hout dat na geveld te zijn niet chemisch behandeld is. vi) Minerale producten genoemd in Annex A. vii) Water en grond. 5.10 Beheersing van ongedierte, ziekten, plagen en onkruid a) Alle organische productiesystemen dienen positieve processen/mechanismen te bevatten voor de beheersing van ongedierte, onkruid en ziekten onder normale omstandigheden. Operators dienen methoden te gebruiken om ongedierte, onkruid en ziekten te voorkomen. Deze omvatten, indien van toepassing: i) Gewasrotatie en beheer van voedingsstoffen voor de bodem en gewassen. ii) Maatregelen om overbrengers van ziekten, onkruidzaden en habitat van plaagorganismen te verwijderen. iii) Culturele maatregelen die de gezondheid van gewassen bevorderen, inclusief selectie van plantensoorten en variëteiten op hun geschiktheid voor specifieke omstandigheden en weerstand tegen heersende ziekten, plagen, en onkruid. iv) Bescherming en stimulering van natuurlijke vijanden van ziekten en plagen door middel van voorzieningen die hen helpen (bijvoorbeeld hagen, broedplaatsen, introductie van roofvijanden). v) Niet-synthetische middelen zoals lokaas, vallen en afweermiddelen. vi) Niet-chemische methoden om onkruid te bestrijden zoals bedekken met mulch, maaien, begrazing door vee, vuur, hitte of elektrisch wieden. b) Als de methoden genoemd in paragraaf 5.10a van dit hoofdstuk niet voldoende blijken te zijn om ongedierte, onkruid of ziekten te bestrijden of te beheersen, mag een biologisch of botanisch middel of een synthetische stof die genoemd wordt in Annex B gebruikt worden om ongedierte, onkruid of ziekten te voorkomen, te bestrijden of te beheersen. De voorwaarden voor het gebruik van de stof dienen onderdeel te zijn van het organisch systeem plan. c) Indien het ecosysteem of de kwaliteit van organische producten in gevaar zou kunnen komen, zullen de Procedure voor het evalueren van additionele inputs voor organische landbouw (Annex D) en andere relevante criteria gebruikt worden om vast te stellen als het product acceptabel is. d) Elke samengestelde input mag alleen actieve ingrediënten uit Annex B bevatten, en alle andere bestanddelen dienen te voldoen aan de criteria van Annex D. Samengestelde producten die alleen actieve ingrediënten uit Annex B bevatten maar andere bestanddelen bevatten die niet onderzocht en/of © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 19 DNS SSB 008: 2014 toegestaan zijn door het certificeringlichaam op basis van de bovenstaande criteria mogen niet gebruikt worden. e) Indien meststoffen worden gebruikt wordt regelmatige toediening van kleine hoeveelheden aanbevolen in plaats van onregelmatige toepassing van grote hoeveelheden. Bijvoorbeeld, bij de teelt van gember kan in plaats van stoom/vlammen het gebruik van bacteriën of gespecialiseerde planten overwogen worden voor de verwijdering van rondwormen. 5.11 Vermijden van verontreiniging a) De operator dient gebruik te maken van maatregelen zoals barrières en bufferzones om mogelijke verontreiniging te vermijden en de hoeveelheid verontreinigende stoffen in organische producten te beperken. Deze kunnen zijn rijwegen en braakland, boom- en struikzones langs grenzen, en/of gewassen of producten langs relevante grenzen die als niet - gecertificeerd beschouwd zullen worden. b) In het geval dat waterverontreiniging of door water overdraagbare organismen een risico vormen kunnen gepaste methoden en technieken zoals afvoerkanalen, greppels, afvloeiing en/of watergebieden vereist zijn om verontreiniging te voorkomen. c) Onder bepaalde omstandigheden kunnen omgevings- of milieu factoren zodanig zijn dat deze de certificering van operators en bedrijven beletten, waar het blijkt dat men aantoonbaar niet in staat zal zijn om vervuilingrisico’s op zodanige wijze te beheersen dat verontreiniging van gecertificeerde producten en het systeem vermeden wordt. Nauwgezette en voortdurende monitoring en testen van residuen kan vereist zijn als dit een punt van zorg is. d) In het geval van redelijk vermoeden van verontreiniging zal het certificeringlichaam een onderzoek van de relevante producten en mogelijke bronnen van verontreiniging (grond, water, lucht en inputs) laten verrichten om de mate van verontreiniging te bepalen, en gepaste actie ondernemen, zoals vaststellen van de bronnen, rekening houden met achtergrond verontreiniging en andere relevante factoren. e) Voor synthetische bedekkingen, mulch, wol, insectennetten en verpakkingen zijn alleen producten op basis van polyethyleen, polypropyleen of andere polycarbonaten toegestaan. Deze dienen na gebruik van de grond verwijderd te worden en mogen niet op de boerderij verbrand worden. f) Alle apparatuur en uitrusting van conventionele landbouwsystemen dient zorgvuldig ontdaan te worden van mogelijk verontreinigde stoffen voordat deze gebruikt worden op organisch beheerde terreinen. 20 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Annexen Inleiding op de annexen In de organische landbouw wordt de bodemvruchtbaarheid behouden door het recyclen van mineralen en organisch materiaal, waarbij voedingsstoffen worden gegeven aan gewassen via de activiteit van microorganismen in de bodem. Plagen, ziekten en onkruid kunnen beheerst worden door cultuur maatregelen. Organisch voedsel wordt voornamelijk verwerkt met biologische, mechanische en fysieke middelen. De volgende annexen worden gebruikt als richtlijn, en zijn niet bedoeld om allesomvattend te zijn. Annex D wordt gebruikt om producten genoemd in Annexen A, B en C te evalueren. Annex F wordt gebruikt om producten genoemd in Annex E te evalueren. In overweging nemende factoren zoals besmetting, risico op voedingsstoftekorten, invoer van inputs van buiten de boerderij en uitputting van natuurlijke hulpbronnen, wordt het gebruik van vele van deze inputs reeds beperkt. Wanneer er twijfel bestaat over het opnemen van producten in de annexen moet het voorzorgsprincipe worden toegepast. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 21 DNS SSB 008: 2014 Annex A (informatief) Meststoffen en bodemverbeteraars Beschrijving 1. Plantaardige en dierlijke oorsprong Boerderij mest, drijfmest en urine Pluimveemest Voorwaarden voor gebruik As van mestverbranding Bij de bron gescheiden menselijke uitwerpselen uit gescheiden bronnen die gecontroleerd worden op besmetting Wormuitwerpselen en wormcompost Bloedmeel, vleesmeel, been, beenmeel Hoef- en hoornmeel, veermeel, vis en visproducten. Vloeibare visproducten Biologisch afbreekbare bijproducten van plantaardige of dierlijke oorsprong, bijv. bijproducten van verwerking van voedsel, voer, oliezaad, distilleerderijen of textielverwerking. Afval van gewassen en groenten, muls, groenbemesters, stro Hout, bast, zaagsel, houtkrullen, houtas, houtskool Zeewier en zeewierproducten Plantaardige preparaten vloeibare meststoffen en extracten, zoals Compost gemaakt uit ingrediënten genoemd in deze annex, gebruikt paddenstoel afval, humus uit wormen en insecten Stedelijk compost uit gescheiden bronnen die worden gecontroleerd op besmetting humuszuren 2. Minerale oorsprong Fosfaatslakken Kalkrijke en magnesium verbeteraars Kaliumchloride 22 Alleen na composteren/fermenteren Alleen uit pluimveeproductie zonder gebruik van hormonen en andere groeistoffen gebruikt in fabrieksboerderijen Verboden Mogen niet rechtstreeks toegepast worden op eetbare delen Alleen na goedkeuring door de bevoegde nationale autoriteit; beperkt tot lokale consumptie Alleen na goedkeuring door de bevoegde nationale autoriteit; beperkt tot lokale consumptie pH mag aangepast worden met zwavel-, citroen- of fosforzuur. De hoeveelheid zuur mag het minimale dat nodig is om het pH niveau tot 3.5 te verlagen niet overschrijden Alleen van plantaardige oorsprong Alleen uit hout dat niet chemisch behandeld is Indien geëxtraheerd, zie plantaardige producten hieronder Extractieprocessen beperkt tot het gebruik van kalium hydroxide of natrium hydroxide; hoeveelheid oplosmiddel is beperkt tot die hoeveelheid voor extractie Natuurlijk voorkomende voorraden. Slechts water en alkali extracten Verboden tenzij het voorkomt uit gemijnde bronnen en gebruikt wordt op een wijze die chloride ophoping in de bodem minimaliseert © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Beschrijving Kalksteen, gips, mergel, marl, krijt, suiker, bietsuiker kalk, calciumchloride Magnesium rots, kieseriet en Epsom zout (magnesiumsulfaat) Mineraal kalium (bijv. sulfaat van potas, kainiet, sylvaniet) Natuurlijke fosfaten Verpulverde rots, steenmeel Klei (bijv. bentoniet, perliet, vermiculiet, zeoliet) Ligninesulfonaat Sporen elementen Zwavel Sulfaten, carbonaten, oxides, of silicaten van zink, koper, ijzer mangaan, molybdeen, selenium en kobalt Natriumnitraat Oplosbare boriumproducten 3. Microbiologisch Biologisch afbreekbare bijproducten van microbiologische oorsprong, bijv. bijproducten van brouwerij of destilleerderij. Microbiologische preparaten op basis van natuurlijk voorkomende organismen 4. Andere stoffen Arsenicum Loodzouten Natrium fluoraluminaat (gemijnd) Strychnine Nicotinesulfaat (tabakstof) © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden Voorwaarden voor gebruik Toegestaan met aangetoond tekort in de bodem Verkregen uit natuurkundige processen maar niet verrijkt door chemische processen Cadmiumgehalte 90 mg/kg P205 of minder Chelaatvormer, stofverminderaar, drijfmiddel Voldoet aan EEC Directive 89/530 Voldoet aan EEC Directive 89/284 Niet gebruiken als ontbladermiddel, herbicide of uitdroogmiddel. Die gemaakt uit nitraten of chloriden zijn verboden. Tekorten in de bodem moeten worden aangetoond met tests. Verboden tenzij het gebruik wordt beperkt tot niet meer dan 20% van de totale stikstofbehoefte van het gewas Niet gebruiken als ontbladermiddel, herbicide of uitdroogmiddel. Die gemaakt uit nitraten of chloriden zijn verboden. Tekorten in de bodem moeten worden aangetoond met test. Verboden Verboden Verboden Verboden Verboden 23 DNS SSB 008: 2014 Annex B (informatief) Gewasbeschermers en groeimiddelen Beschrijving 1. Plantaardige en dierlijke oorsprong Algenpreparaten Bijenwas Chitine nematiciden (natuurlijke oorsprong) Koffiedik Graan gluten meel (onkruidbestrijding) Melkproducten (bijv. melk, caseïne) Gelatine Lecithine Natuurlijke zuren (bijv. azijn) Neem (Azadirachta indica) Plant oliën Plant preparaten Plantaardige afweermiddelen Propolis Pyrethrum (Chrysanthemum cinerariaefolium), gewoonlijk met een synergist, zoals plantaardige olie. Kassia (Quassia amara) Rotenone (Derris elliptica, Lonchocarpus spp. Thephrosia spp.) Ryania (Ryania speciosa) Sabadilla Vitamine D3 2. Minerale oorsprong Chloride van kalk Klei (bijv. bentoniet, perliet, vermiculiet. zeoliet) Diatomeeënaarde Lichte mineraal oliën (paraffine) Kalkzwavel (Calcium polysulfide) Kaliumbicarbonaat Kaliumpermanganaat Ongebluste kalk Silicaten (bijv. natrium silicaten, kwarts) Natriumbicarbonaat Zwavel 3. Micro-organismen Schimmelpreparaten Bacteriële preparaten (bijv. Bacillus thuringiensis, ) Vrijlaten van parasieten, roofdieren en gesteriliseerde insecten Virale preparaten (bijv. granulosis virus) 4. Andere Biodynamische preparaten Ammonium Kooldioxide Ethyl alcohol Ethyleen 24 Voorwaarden voor gebruik Snoeimiddel Insecticide De synergist piperonylbutoxide is verboden. Rodenticide Als insecticide, en bij bestrijding van plantenziekten Als insecticide, en bij bestrijding van plantenziekten Bestrijding van plantenziekten Als insecticide, en bij bestrijding van plantenziekten Alleen voor verdrijven van grote dieren, geen contact met bodem of eetbare delen van gewas. Voor regulering van ananas bloei © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Beschrijving Waterstof peroxide Homeopathische en Ayurvedische preparaten Zeezout en brak water Soda Zachte zeep Voorwaarden voor gebruik Bestrijding van plantenziekten Boorzuur Koper (koperhydroxide, koperoxide, koperoxychloride, kopersulfaat, gebluste kalk) Zwaveldioxide 5. Vallen, barrières, afweermiddelen Fysieke methoden, bijv. chromatische mechanische vallen Netten Mulch Feromonen ( Ammonium carbonaat, etc.) © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden Voor onderhoud van boerderij, als insecticide op siergewassen. Structurele ongedierte bestrijding, geen rechtstreeks contact met voedsel of gewassen. Moet gebruikt worden op een manier die de ophoping van koper in de bodem minimaliseert. Verboden als herbicide. Rodenticide, alleen ondergronds (rookbommen) vallen, Op basis van petroleum anders dan polyvinyl chloride (PVC) Kranten- of ander gerecycled papier zonder glanslaag of kleurinkt. Alleen in vallen en dispensers 25 DNS SSB 008: 2014 Annex C (informatief) Voedermiddelen en voederadditieven C.1 Voedermiddelen van plantaardige, dierlijke en minerale oorsprong Materiaal beschrijving Voorwaarden voor gebruik 1. Voedermiddelen van plantaardige oorsprong Granen, graankorrels en daarvan afgeleide producten en bijproducten, inclusief de volgende stoffen: haverkorrels, havervlokken, havervoermeel, haverschillen en haverzemelgrint; gerstkorrels, gersteiwit en gerstevoermeel; rijstkorrels, gebroken rijst, rijstvoermeel, en rijstkiemkoek; gierstkorrels; roggekorrels, roggevoermeel, roggegries en roggezemelgrint; sorghumkorrels; tarwekorrels, tarwevoermeel , tarwezemelgrint, tarweglutenvoer, tarwegluten en tarwekiemen; speltkorrels; triticalekorrels; maïskorrels, maïszemelgrint, maïsvoermeel ,maiskiemkoek en maïsgluten; moutkiemen; bierbostel. Oliehoudende zaden en oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, inclusief de volgende producten: raapzaad, raapzaadkoek en raapzaadschillen; sojabonen, getoaste sojabonen, sojabonenkoek en sojabonenschillen; zonnebloemzaad en zonnebloemkoek; katoenzaad en katoenzaadkoek; lijnzaad en lijnzaadkoek; sesamzaad en sesamzaadkoek; palmpitkoek; knolraapzaadkoek en knolraapzaadschillen; pompoenzaadkoek; olijfpulpkoek (uit de fysieke extractie van olijven). Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met inbegrip van de volgende producten: kikkererwtenzaad; linzenwikkezaad; zaailathyruszaad na een passende hittebehandeling; erwtenzaad, erwtenslijpmeel, en erwtenzemelen; tuinboonzaad, tuinboonmeel en tuinboonzemelen; paardenbonenzaad; wikkezaad en lupinezaad. Knollen en wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met inbegrip van de volgende producten: suikerbietenpulp, gedroogde bieten, aardappelen, zoete aardappelen; maniokwortel/cassave, aardappelvezels (bijproduct van de extractie van aardappelzetmeel), aardappelzetmeel, aardappeleiwit en tapioca. Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, inclusief de volgende producten: peulen van johannesbrood, citruspulp, appelpulp, tomatenpulp, en druivenpulp. Voedergewassen (foerage) en ruwvoedergewassen (ruwe vezels), met inbegrip van de volgende producten: luzerne, luzernemeel, klaver, klavermeel, gras (verkregen uit voedergewassen), grasmeel, hooi, kuilgras, van graan afkomstig stro en wortelknollen van voedergewassen 26 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Materiaal beschrijving Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met inbegrip van de volgende producten: melasse als bindmiddel in mengvoeders; zeewier meel (verkregen door het drogen en malen van zeewier dat is gewassen om het jodiumgehalte te verlagen), poeders en extracten van planten, eiwithoudende extracten (uitsluitend bestemd voor jonge dieren), kruiden en specerijen. 2. Voedermiddelen van dierlijke oorsprong Voorwaarden voor gebruik 2.1 Melk en melkproducten, inclusief de volgende stoffen: melk, melkpoeder, magere melk, rauwe mageremelkpoeder, karnemelk, karnemelkpoeder, wei, weipoeder, suikerarme weipoeder, eiwithoudende weipoeder (geëxtraheerd door fysische behandeling), caseïnepoeder en lactose poeder. 2.2 Vis, andere zeedieren, en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met inbegrip van de volgende producten: vis, visolie en niet geraffineerd levertraan; langs enzymatische weg verkregen autolysaten, hydrolysaten en proteolysaten van vis, weekdieren en schaaldieren, al dan niet in oplosbare vorm, alleen te verstrekken aan jonge dieren; vismeel. 3.Voedermiddelen van minerale oorsprong Melkvervangers die geen antibiotica bevatten kunnen alleen in noodsituaties worden gebruikt. Natrium: ongeraffineerd zeezout, ruw steenzout, natriumsulfaat, natriumcarbonaat, natriumbicarbonaat, natriumchloride. Calcium: roodwier en kalkwier, schelpen van waterdieren (ook inktvisbeen), calciumcarbonaat, calcium lactaat, calcium gluconaat. Fosfor: bicalciumfosfaat zijn de precipitaten van beenderen, gedefluorideerd dicalciumfosfaat, gedefluorideerd monocalciumfosfaat. Magnesium: watervrije magnesia, magnesiumsulfaat, magnesiumchloride, magnesiumcarbonaat. Zwavel: natriumsulfaat C.2 Voederadditieven Materiaal Beschrijving, samenstellingseisen Voorwaarden voor gebruik 1. Voederadditieven Sporenelementen, waaronder de volgende stoffen: IJzer: Ferro (-II)- carbonaat, Ferro(-II)- sulfaatmonohydraat, Ferro(-III)- oxide, Jodium: Calciumjodaat, watervrij; Calcium jodaat, hexahydraat; Kaliumjodide. Kobalt: Kobalt(-II)-sulfaat monohydraat en/of heptahydraat; Basisch kobalt(-II)-carbonaat, monohydraat. Koper: Koper(-II)-oxide, basisch koper(-II)- carbonaat, monohydraaten Koper(-II)-sulfaat, pentahydraat. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 27 DNS SSB 008: 2014 Materiaal Beschrijving, samenstellingseisen Voorwaarden voor gebruik Mangaan: Manganose(-II)- carbonaat; Mangaanoxide en mangaan(-III)-oxide, Mangaan (-II)- sulfaat, mono- en/of tetrahydraat. Zink: zinkcarbonaat, zinkoxide, zinksulfaat mono- en/of heptahydraat. Molybdeen: ammoniummolybdaat, natriummolybdaat. Selenium:natriumselenaat, natriumseleniet. Vitaminen, provitaminen en in chemische termen gedefinieerde stoffen met een gelijkaardige werking. Vitaminen D Aspirine Enzymen Micro-organismen. Materiaal Beschrijving, samenstellingseisen Vitaminen die zijn toegestaan krachtens Richtlijn 70/524/EEC, en/of de Amerikaanse FDA. Bij voorkeur afgeleid van grondstoffen die van nature in voeders voorkomen, dan wel synthetische vitamines die identiek zijn aan natuurlijke vitamines, enkel bestemd voor dieren met één maag. Max 200.000 IU / kg Goedgekeurd voor gebruik in de gezondheidszorg om ontsteking te verminderen. Enzymen die zijn toegestaan krachtens Richtlijn 70/524/EEC. Micro-organismen die zijn toegestaan krachtens Richtlijn 70/524/EEC. Voorwaarden voor gebruik Conserveermiddelen, waaronder de volgende stoffen: Mierenzuur Azijnzuur Alleen voor de bereiding kuilvoer Alleen voor kuilvoer Melkzuur Alleen voor kuilvoer Propionzuur Alleen voor kuilvoer van Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen, met inbegrip van de volgende stoffen: Colloïdale siliciumdioxide Diatomeenaarde Sepioliet Bentoniet Kaoliniethoudende klei Vermiculiet Perliet Technische hulpmiddelen voor diervoeders, met inbegrip van de volgende stoffen: Zeezout, ruw steenzout, enzymen, gisten, wei, suiker, suikerbietenpulp, tarwemeel, melasse, en melkzuur-, azijnzuur, mierenzuur- en propionzuurbacteriën. Glucose 28 Technische hulpmiddelen voor de bereiding van kuilvoer (silovoer). © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Annex D (informatief) Procedure voor het evalueren van additionele inputs voor organische landbouw Annexen A, B en C betreffen producten voor bemesting, beheersing van plantenziekten en –plagen, en voedingsmateriaal en voedingsadditieven in de organische landbouw. Annex D beschrijft de criteria om andere inputs voor agrarische productie en verwerking te evalueren. D.1 Checklist voor aanpassing van de lijst van toegestane stoffen voor bemesting en grondbemesting Criteria ter overweging 4.1.1 Het materiaal is essentieel voor het bereiken en in stand houden van de bodemvruchtbaarheid of om aan specifieke voedingsbehoeften te voldoen, voor specifieke grondbemestings- en rotatiedoelen waaraan niet voldaan kan worden door de methoden beschreven in hoofdstuk 6 of door andere producten genoemd in Annex A; en 4.1.2 De ingrediënten zijn van plantaardige, dierlijke, microbiële of minerale oorsprong die de volgende processen mogen ondergaan: • fysiek (mechanisch, warmte) • behandeling met enzymen • microbieel (compostering, vertering); en 4.1.3 Hun gebruik mag niet resulteren in, of bijdragen aan onaanvaardbare effecten op, of besmetting van het milieu, inclusief bodemorganismen; en 4.1.4 Hun gebruik mag een onaanvaardbaar effect hebben op de kwaliteit en veiligheid van het eindproduct. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden Opmerkingen 29 DNS SSB 008: 2014 D.2 Checklist voor aanpassing van de lijst van toegestane stoffen voor bestrijding van plantenziekten, plagen en onkruid Criteria ter overweging 4.2.1 Het materiaal is essentieel voor de bestrijding van een schadelijk organisme of bepaalde ziekte waarvoor andere biologische, fysieke of gewasmanagement technieken niet beschikbaar zijn; en 4.2.2 De stoffen (actieve samenstelling) dienen van plantaardige, dierlijke, microbiële of minerale oorsprong te zijn die de volgende processen mogen ondergaan: • fysiek • behandeling met enzymen • microbieel; en 4.2.3 Hun gebruik mag niet resulteren in, of bijdragen aan onaanvaardbare effecten op, of besmetting van het milieu. 4.2.4 Natuuridentieke stoffen zoals feromonen, die chemisch zijn gesynthetiseerd mogen overwogen worden als deze stoffen in hun natuurlijke vorm niet voldoende beschikbaar zijn, met dien verstande dat de voorwaarden voor hun gebruik niet rechtstreeks of indirect bijdragen aan besmetting van het milieu of product. Opmerkingen Inputs dienen regelmatig geëvalueerd en tegen alternatieven afgewogen te worden. Dit proces van regelmatige evaluatie moet resulteren in organische productie die vriendelijk is voor mens, dier, milieu en ecosysteem. D.3 Criteria voor evaluatie van additionele inputs voor organische landbouw D.3.1 Noodzaak Elke input moet nodig zijn. Dit wordt onderzocht in de context waarin het product gebruikt zal worden. Argumenten om de noodzaak van een input te bewijzen worden gebaseerd op criteria zoals opbrengst, productkwaliteit, milieuveiligheid, milieubescherming, landschap, welzijn van mens en dier. Het gebruik van een input kan beperkt worden tot: Specifieke gewassen (in het bijzonder meerjarige gewassen). Specifieke regio’s. Specifieke omstandigheden waaronder de input gebruikt mag worden. D.3.2 Oorsprong en productiewijze D.3.2.1 Oorsprong De oorsprong van de input dient gewoonlijk als volgt te zijn (in volgorde van voorkeur): Organisch – plantaardig, dierlijk, microbieel Mineraal Niet-natuurlijke producten die chemisch gesynthetiseerd en identiek aan natuurlijke producten zijn mogen gebruikt worden. Waar er enige keuze is, hebben hernieuwbare inputs de voorkeur. De volgende beste keuze is inputs van minerale oorsprong, en de derde keuze is inputs die chemisch identiek zijn aan natuurlijke producten. Er kunnen ecologische, technische of economische argumenten in overweging genomen worden bij het toestaan van chemisch identieke inputs. 30 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 D.3.2.2 Productiewijze De ingrediënten van de inputs mogen de volgende processen ondergaan: Mechanisch Natuurkundig Behandeling met enzymen Actie van micro-organismen D.3.2.3 Chemisch (bij wijze van uitzondering en beperkt) Verzameling De verzameling van de grondstoffen voor de input mag de stabiliteit van het natuurlijk leefmilieu of het voortbestaan van elke soort binnen het verzamelgebied niet beïnvloeden. D.3.3 Milieu D.3.3.1 Milieuveiligheid De input mag niet schadelijk zijn voor of een blijvend negatief effect op het milieu hebben. De input mag ook niet leiden tot onaanvaardbare vervuiling van oppervlakte- of grondwater, lucht of bodem. Alle fasen gedurende verwerking, gebruik en afbraak dienen geëvalueerd te worden. De volgende kenmerken worden hierbij in overweging genomen: D.3.3.2 Afbreekbaarheid Alle inputs dienen afbreekbaar te zijn tot CO₂, H₂O en/of hun minerale vorm. Inputs met een hoge acute toxiciteit voor organismen waarop zij niet gericht zijn dienen een maximale halfwaardetijd van vijf dagen te hebben. Natuurlijke stoffen die gebruikt worden als inputs en niet als giftig beschouwd worden hoeven niet binnen een beperkte tijd afbreekbaar te zijn. D.3.3.3 Acute toxiciteit voor niet-gerichte organismen Als inputs een relatief hoge toxiciteit hebben voor organismen waarop zij niet gericht zijn, zijn beperkingen op hun gebruik nodig. Er dienen maatregelen genomen te worden om het behoud van deze niet-gerichte organismen te garanderen. Maximale hoeveelheden voor gebruik moeten vastgesteld worden. Als het niet mogelijk is om adequate maatregelen te nemen, is gebruik van de input niet toegestaan. D.3.3.4 Lange-termijn chronische toxiciteit Inputs die zich ophopen in organismen of systemen van organismen en inputs die mutageen of kankerverwekkend zijn, of waarvan dat vermoed wordt, mogen niet gebruikt worden. Indien er enig risico is dienen voldoende maatregelen genomen te worden om elk risico tot aanvaardbare niveaus terug te brengen en om langdurige negatieve milieueffecten te voorkomen. D.3.3.5 Chemisch behandelde producten en zware metalen Inputs mogen geen schadelijke hoeveelheden van kunstmatige chemicaliën bevatten (xenobiotische producten). Chemisch gesynthetiseerde producten zijn alleen aanvaardbaar als ze natuuridentiek zijn. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 31 DNS SSB 008: 2014 Minerale inputs mogen zo min mogelijk zware metalen bevatten. Vanwege een gebrek aan alternatieven en het jarenlang traditioneel gebruik daarvan in de organische landbouw zijn koper en koperzouten voorlopig toegestaan. Het gebruik van koper in elke vorm in de organische landbouw dient echter beschouwd te worden als tijdelijk en wordt beperkt met het oog op milieueffecten. D.3.4 Menselijke gezondheid en kwaliteit D.3.4.1 Menselijke gezondheid Inputs mogen niet schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. Alle fasen gedurende verwerking, gebruik en afbraak worden in overweging genomen. Er dienen maatregelen genomen te worden om elk risico te verminderen en standaarden dienen vastgesteld te worden voor inputs gebruikt in organische productie. D.3.4.2 Productkwaliteit Inputs mogen geen negatieve effecten hebben op de kwaliteit van het product – bijvoorbeeld smaak, behoud van kwaliteit, visuele kwaliteit. D.3.5 Ethische aspecten – welzijn van dieren Inputs mogen geen negatief effect hebben op het natuurlijk gedrag of fysieke functies van de dieren die gehouden worden op de boerderij. D.3.6 Sociaaleconomische aspecten D.3.6.1 Perceptie van consument Inputs mogen geen weerstand of tegenstand van consumenten van organische producten oproepen. Consumenten kunnen een input beschouwen als schadelijk voor het milieu of de menselijke gezondheid, hoewel dit wetenschappelijk niet bewezen is. Inputs mogen niet in strijd zijn met een algemeen gevoel van of mening over wat natuurlijk of organisch is – bijvoorbeeld genetische manipulatie. D.3.7 Materialen gebruikt in organische vezelverwerking Naast de voorgaande toepasbare criteria zijn de volgende additionele overwegingen van toepassing op stoffen die worden gebruikt om vezels te verwerken en te behandelen: 32 Stoffen zijn alleen toegestaan als zij biologisch afbreekbaar zijn en algemeen beschouwd worden als veilig en hypoallergeen. Stoffen zijn verboden als zij kankerverwekkend, mutageen, teratogeen, giftig zijn of geproduceerd zijn door genetisch aangepaste organismen of ioniserende bestraling. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Annex E (informatief) Toegestane stoffen en producten E.1 Lijst van toegestane additieven en verwerkingsmiddelen Als de stoffen genoemd in deze annex in de natuur gewonnen kunnen worden, gaat de voorkeur uit naar natuurlijke bronnen. Stoffen van gecertificeerde organische oorsprong genieten voorkeur 2. Internationaal Nummer Systeem INS 170 INS 181 INS 184 INS 220 INS 270 INS 290 INS 300 Productnaam Additief Calciumcarbonaat Tannine Looizuur X X X X X INS 306 INS 322 INS 330 Zwaveldioxide Melkzuur Kooldioxide Ascorbinezuur Tocoferol, gemengde natuurlijke concentraten Lecithine Citroenzuur INS 331 Natriumcitraat X INS 332 INS 333 INS 334 INS 335 INS 336 INS 339 Kaliumcitraat Calciumcitraten Wijnsteenzuur Natriumtartraat Kaliumtartraat Natriumfosfaten Monocalciumfosfaat Natriumalginaat Kaliumalginaat Agar-agar Carrageen Johannesbroodpitmeel Guargom Tragacanth gom X X X X X X INS 341 INS 401 INS 402 INS 406 INS 407 INS 410 INS 412 INS 413 X X X X X X X X Verwerkings middel X X X Voorwaarden voor gebruik Alleen voor wijn Hulpmiddel bij filtering van wijn Alleen voor wijn met vermelding “gemaakt van organische druiven”, met dien verstande dat de totale sulfietconcentratie minder dan 100ppm is. X X Antioxidant in vetten en oliën X X Voor reguleren van zuurgehalte, als sequestrant, emulgator, stabilisator. Voor reguleren van zuurgehalte, als sequestrant, stabilisator. X X X Alleen voor wijn Alleen voor melkproducten. Alleen voor “bakmeel” X X X 2 Voedseladditieven mogen dragers bevatten die geëvalueerd zullen worden. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 33 DNS SSB 008: 2014 Internationaal Nummer Systeem INS 414 INS 415 INS 440 Verwerkings middel Productnaam Additief X X X INS 471 INS 500 INS 501 Arabische gom Xanthaangom Pectine Mono- en di-glyceriden van vetzuren Natriumcarbonaten Kaliumcarbonaten INS 503 Ammoniumcarbonaten X INS 504 INS 508 INS 509 INS 511 Magnesium carbonaten Kaliumchloride Calcium chloride Magnesiumchloride X X X X INS 516 INS 518 Calciumsulfaat Magnesiumsulfaat X X INS 524 Natriumhydroxide X X INS 526 Calciumhydroxide X X INS 550 X X INS 551 INS 553 Natriumsilicaat Siliciumdioxide, amorf Talk INS 558 INS 901 INS 903 Bentoniet Bijenwas Carnaubawas INS 917 INS 938 INS 941 INS 948 Onveranderd Emulgator, stabilisator X X Alleen voor graanproducten, banketbakkersproducten, taarten en biscuits Alleen in landbouwproducten met vermelding “gemaakt met organische …” verboden in landbouwproducten met vermelding “organisch”. Geleermiddel X X X Alleen voor sojabonen producten Voor sojaproducten, banketbakkersproducten en in bakkersgist Als verstevigingsmiddel Voor suikerverwerking en oppervlakte behandeling van traditionele bakkersproducten. Verboden voor gebruik bij het loogschillen van vruchten en groenten. Voedseladditief voor tortilla maïsmeel. Hulpmiddel bij de verwerking van suiker. Voor verwerking van boomvruchten en vezels Anti klontermiddel. X X X X Kaliumjodide Argon Stikstof Zuurstof Actieve kool Caseïne X X X X Maïzena (inheems) Diatomeeënaarde Eiwit albumine X Ethanol 34 X X X Voorwaarden voor gebruik Alleen voor groenteproducten vruchten- en Behandeling van meel. Alleen in landbouwproducten met vermelding “gemaakt met organische …” Verboden in landbouwproducten met vermelding “organisch”. X X X X X X X Alleen voor wijn Alleen indien niet beschikbaar in organische vorm. Alleen voor zoetstoffen en wijn Alleen voor wijn Alleen als ontsmettingen schoonmaakmiddel. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Internationaal Nummer Systeem Productnaam Ethyleen Gelatine Glycerine Gommen (Arabische, guar, broodboomvrucht, johannesbroodpitmeel) Waterstofperoxide Vislijm Kaolien Additief X Verwerkings middel X X X X X X X Kelp Lecithine (ongebleekt) Ozon Perliet Preparaten van schors X Tocoferol X Gist X Voorwaarden voor gebruik Voor rijpen van tropisch fruit na de oogst Alleen voor wijn, fruit en groente Alleen geproduceerd door hydrolyse van vetten en oliën. Alleen met water geëxtraheerd. Alleen indien niet beschikbaar in organische vorm. Per NOP (National Organic Program) Alleen voor wijn Als een verdikkingsmiddel en voedingssupplement. Alleen indien niet beschikbaar in organische vorm. Alleen indien niet beschikbaar in organische vorm. X X X X Alleen voor suiker Getrokken uit plantaardige olie als rosmarijn extracten geen geschikt alternatief zijn. Alleen niet-synthetische. Kweek op petrochemisch substraat en sulfiet van afvaldrank is verboden. E.1.1 Smaakstoffen: Organische smaakstofextracten (inclusief vluchtige oliën) Vluchtige (essentiële) oliën geproduceerd met behulp van oplosmiddelen zoals olie, water, ethanol, kooldioxide en mechanische en natuurkundige processen Natuurlijke rooksmaak Natuurlijke smaakstoffen worden alleen goedgekeurd op basis van de procedure voor het evalueren van additieven, verwerkingsmiddelen, schoonmaak- en ontsmettingsproducten (Annex F). E.1.2 Preparaten van micro-organismen en enzymen voor voedselverwerking: Deze mogen gebruikt worden als ingrediënt of verwerkingsmiddel met goedkeuring op basis van de procedure voor het evalueren van additieven, verwerkingsmiddelen, schoonmaak- en ontsmettingsproducten (Annex F). Gecertificeerd organische micro-organismen Preparaten van micro-organismen © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 35 DNS SSB 008: 2014 Enzymen en enzympreparaten getrokken uit eetbare, niet-giftige planten, niet-ziekteverwekkende zwammen, of niet-ziekteverwekkende bacteriën. E.1.3 Kleurstoffen: Kleuren alleen uit niet-synthetische bronnen. E.2 Lijst van goedgekeurde producten voor schoonmaak en ontsmetting Deze lijst is van toepassing op de schoonmaak en ontsmetting van gebouwen, uitrusting, gereedschappen, transportdragers en transportcontainers gebruikt bij het hoeden van vee, voor opslag van producten, en de verwerking en verpakking van organische producten. Beschrijving Kalium en natrium zeep Water en stoom Kalkmelk Gebluste kalk Ongebluste kalk Natronloog Kaliloog Waterstofperoxide Natuurlijke essences van planten Citroenzuur, perazijnzuur, mierenzuur, melkzuur, oxaalzuur en azijnzuur Alcohol (ethanol, isopropanol) Chloor (calciumhypochloriet, chloordioxide, natriumhypochloriet) Chloorhexidine Kopersulfaat Glycerine Jodium Ivermectine Lidocaïne Magnesiumsulfaat Minerale olie Salpeterzuur Fosforzuur Procaïne Oxytocine Voorwaarden voor gebruik Niet toegestaan voor het uitbranden van fysieke veranderingen of het reukloos maken van dierlijk afval. Toegestaan voor chirurgische procedures uitgevoerd door dierenarts, en als tepelbad indien alternatieve bacteriedodende middelen of fysieke barrières niet effectief meer zijn. Uitwendige behandeling van vee, als uitwendig parasietendodend middel alleen. Toegestaan als tepelbad voor vee, moet geproduceerd zijn door hydrolyse van vetten of oliën. Toegestaan voor spoedbehandeling van melk- en fokvee indien het preventief beheer van het goedgekeurd organische systeemplan plagen niet voorkomt. Verboden voor slachtvee. Alleen toegestaan voor plaatselijke verdoving. Gebruik vereist een wachttijd van 90 dagen na toediening voor slachtvee en 7 dagen na toediening voor melkvee. Uitwendige behandeling van vee, parasietendodend middel alleen. als uitwendig Alleen voor plaatselijke verdoving. Gebruik vereist een wachttijd van 90 dagen voor slachtvee en 7 dagen voor melkvee. Alleen toegestaan voor therapeutisch gebruik na partus. Formaldehyde 36 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 Beschrijving Natriumcarbonaat Strychnine © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden Voorwaarden voor gebruik Verboden 37 DNS SSB 008: 2014 Annex F (informatief) Evaluatie van additieven, verwerkingsmiddelen, schoonmaak- en ontsmettingsproducten Inleiding Additieven, verwerkingsmiddelen, smaak- en kleurstoffen worden geëvalueerd op basis van deze annex. De volgende aspecten en criteria dienen gebruikt te worden voor evaluatie van additieven en verwerkingsmiddelen in organische voedselproductie. F.1 Noodzaak Additieven en verwerkingsmiddelen zijn alleen toegestaan in organisch voedselproducten als elk additief of verwerkingsmiddel essentieel is voor de productie en : De authenticiteit van het product wordt gerespecteerd. Het product niet zonder hun geproduceerd of geconserveerd kan worden. F.2 Criteria voor de goedkeuring van additieven en verwerkingsmiddelen Additieven en verwerkingsmiddelen mogen goedgekeurd worden indien: Er geen andere aanvaardbare technologieën beschikbaar zijn om het organisch product te produceren of conserveren. Er gebruik gemaakt wordt van additieven of verwerkingsmiddelen die fysieke of mechanische schade aan het voedsel beperken als vervanging voor andere technologieën die bij gebruik in zulke schade zouden resulteren. De hygiëne van het product niet zo effectief gegarandeerd kan worden door andere methoden (zoals kortere distributietijd of verbetering van opslagfaciliteiten). Er geen natuurlijke voedselbronnen beschikbaar zijn van aanvaardbare kwaliteit en kwantiteit die het gebruik van additieven of verwerkingsmiddelen kunnen vervangen. Additieven of verwerkingsmiddelen geen afbreuk doen aan de authenticiteit van het product. De additieven of verwerkingsmiddelen de consument niet verwarren door de indruk te wekken alsof het eindproduct van hogere kwaliteit is dan wordt gerechtvaardigd door de kwaliteit van de grondstoffen. Dit verwijst vooral, maar niet uitsluitend, naar kleur- en smaakstoffen. Additieven en verwerkingsmiddelen geen afbreuk doen aan de algehele kwaliteit van het product. 38 © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden DNS SSB 008: 2014 F.3 Procedure voor het gebruik van additieven en verwerkingsmiddelen F.3.1 In plaats van additieven of verwerkingsmiddelen te gebruiken, is de geprefereerde eerste keus: Voedsel geteeld onder organische condities die worden gebruikt als een heel product of worden verwerkt – bijvoorbeeld meel gebruikt als een verdikkingsmiddel of plantaardige olie als een losmiddel. Voedsel of grondstoffen van plantaardige en dierlijke oorsprong die alleen met mechanische of eenvoudige fysieke middelen worden geproduceerd – bijvoorbeeld zout. F.3.2 De tweede keus is: Stoffen geïsoleerd uit voedsel en fysiek of door enzymen geproduceerd – bijvoorbeeld zetmeel, tartraten, pectine. Gezuiverde producten uit grondstoffen van niet-agrarische oorsprong en micro-organismen – bijvoorbeeld acerola fruit extract, enzymen en micro-organisme preparaten zoals startcultures. F.3.3 In organische voedselproductie zijn de volgende categorieën additieven en verwerkingsmiddelen niet toegestaan: "Natuuridentieke" stoffen. Synthetische stoffen die hoofdzakelijk beschouwd worden als onnatuurlijk of als een "nieuwe samenstelling" van voedselstoffen, zoals zetmeel verbonden met andere stoffen. Additieven of verwerkingsmiddelen verkregen uit genetische manipulatie. Synthetische kleurstoffen en conserveermiddelen. Dragers en conserveermiddelen gebruikt bij de vervaardiging van additieven en verwerkingsmiddelen zullen in overweging genomen worden. © SSB 2014 – Alle rechten voorbehouden 39
© Copyright 2024 ExpyDoc