Werkzaamheden van de Raad van juni

Bericht
Samenvatting van de werkzaamheden van de Raad van het IBR van 13, 25 en 26 juni 2014
Normen, adviezen en omzendbrieven – De Raad heeft het ontwerp van omzendbrief met betrekking tot
de verduidelijking van de termen “relevante ethische voorschriften” van de internationale standaard
ISQC 1 goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van advies met betrekking tot de wet van 25 april 2014, die een aantal
wijzigingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de
internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen doorvoert, goedgekeurd. Meer
specifiek gaat het om de uitbreiding van de alarmbelprocedure tot de vzw's, ivzw’s en stichtingen (artikel
138 van het Wetboek van vennootschappen), de bijeenroeping van de algemene vergadering (vzw), het
algemeen leidinggevend orgaan (ivzw) of de raad van bestuur (stichting) en ten slotte de aanwezigheid van
de commissaris op de algemene vergaderingen.
De Raad heeft het ontwerp van mededeling inzake de wet van 15 mei 2014 (houdende diverse
bepalingen) betreffende de opheffing van de leeftijdsgrens voor de bedrijfsrevisoren (Belgisch
Staatsblad 16 juni 2014) goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van mededeling met betrekking tot het Wetboek van economisch recht
goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van bericht ter bevordering van de bemiddeling, dat werd gepubliceerd op de
website van het IBR, goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van toelichting inzake de opdrachten voor de bedrijfsrevisor, de externe
accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkende boekhouder of de externe erkende
boekhouder-fiscalist in het kader van de artikelen 10, 12 en 17 van de wet betreffende de continuïteit
van de ondernemingen goedgekeurd. Deze toelichting werd aan de Hoge Raad voor de Economische
Beroepen en aan FOD Economie meegedeeld.
De Raad heeft het ontwerp van gemeenschappelijk bericht van het IBR en het IREFI met betrekking tot
de actualisatie van de gegevens opgenomen in het openbaar register en de erkenningen van de FSMA
en/of de NBB goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van gemeenschappelijk bericht van het IBR en het IAB betreffende de strijd
tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en de betaling in contanten
goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van antwoord inzake de IAASB “Exposure draft ISA 720 (Revised) The
Auditor’s responsibilities relating to other information”, goedgekeurd.
Boekhoudkundige aangelegenheden – De Raad heeft kennis genomen van de commentaren
geformuleerd door de Commissie Boekhoudkundige aangelegenheden omtrent de CBN-ontwerpadviezen
over “Boekhoudkundige verwerking van subsidies waarvan de toekenning niet gegarandeerd is
(eventuele rechten)”.
PCAOB – De Raad heeft kennis genomen van het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 77decies van
de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van
het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op
20 mei 2014, inzake de samenwerking tussen het bevoegd orgaan van publiek toezicht in België en de
bevoegde autoriteiten van derde landen. In navolging van dit KB zal een “Statement of Protocol” moeten
worden ondertekend tussen de Kamer van verwijzing en instaatstelling en de Public Company Accounting
Oversight Board (PCAOB) alvorens de PCAOB in België kan overgaan tot “joint inspections”, in
samenwerking met de KVI.
Erkenningsprocedures FSMA/NBB – De Raad heeft samen met de Voorzitter en Ondervoorzitter van
het IREFI contacten gehad met vertegenwoordigers van de NBB en de FSMA aangaande de (toekomstige)
erkenningsprocedures die respectievelijk van kracht (zullen) zijn bij FSMA en NBB met de daaraan
gekoppelde bijscholingsverplichtingen.
Single audit – Op 6 juni 2014 werd de afsprakennota inzake audit in de Vlaamse administratie en de
lokale besturen door de Voorzitter van het Rekenhof, door de Voorzitters van de auditcomités van de
Vlaamse administratie en de lokale besturen, door de Voorzitter en Ondervoorzitter van het IBR, en
door de leidend ambtenaar van Audit Vlaanderen ondertekend. Het gaat om een aangepaste versie van
de afsprakennota van 26 januari 2011 gezien de sinds dan gewijzigde wettelijke en reglementaire
context.
Commissies en werkgroepen – De Raad werd gevat met een vraag inzake de problematiek omtrent het
typeverslag dat uitgevaardigd wordt door bedrijfsrevisoren voor ondernemingen in de diamantsector.
De Raad besliste om een werkgroep op te richten onder voorzitterschap van P. LELEU en onder toezicht
van de Commissie normen, met het oog op het uitwerken van de te hanteren rechtsleer en de daaraan
gekoppelde uit te brengen commissarisverslagen.
De Raad werd tevens gevat door een vraag vanwege de Vlaamse Federatie van de NGO’s aangaande de
opdrachten uit te voeren bij NGO’s. De Raad besliste om een werkgroep op te richten samengesteld uit
vertegenwoordigers van de DGD (Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire
Hulp), de Vlaamse en Waalse Federatie van de NGO’s en bedrijfsrevisoren actief binnen deze sector,
met het oog op de aanpassing van de mededeling van het IBR van januari 2010 en het uitwerken van een
modelverslag.
Toezicht – In navolging van de beslissing van de Raad van januari 2014 om de analyse inzake de link
tussen het niveau van de erelonen en de kwaliteit van de auditwerkzaamheden te hervatten werd op
voorstel van de Commissie van toezicht beslist om (i) een brief te richten naar de bedrijfsrevisoren met
betrekking tot mandaatmeldingen van 2013, waarvan de behandeling werd opgeschort wegens het
onderzoek gevoerd door de Belgische Mededingingsautoriteit, zonder dat daarop een antwoord van hen
wordt verwacht, (ii) een brief te richten naar de bedrijfsrevisoren met betrekking tot mandaatmeldingen van
2014 die tot de laagste percentageklasse van de door de Commissie geanalyseerde vennootschappen
behoren en (iii) in een latere fase een samenvattende brief te richten naar de bedrijfsrevisoren met
betrekking tot mandaatmeldingen van 2014 die tot één van de laagste percentageklassen van de door de
Commissie geanalyseerde mandaten behoren.
Jaarlijkse strategische vergadering – Op 25 en 26 juni heeft de Raad een strategische vergadering
gehouden te Groot-Bijgaarden, met de deelname van Erevoorzitter en FEE Voorzitter A. KILESSE,
kaderleden van het Instituut en, voor een onderdeel van de vergadering, de verantwoordelijken voor de
auditwerkzaamheden van verschillende bedrijfsrevisorenkantoren. In het verlengde van de strategische
vergadering van 2013 werden de volgende thema’s en actieplannen behandeld:
1.
de communicatie en de aantrekkelijkheid van het beroep. Het vereenvoudigen en consolideren
van de communicatie van het Instituut naar de confraters toe en de aanwezigheid van het Instituut
op de sociale netwerken werden besproken. De eerste fase van het actieplan kan als volgt worden
samengevat: (i) het bundelen van de mededelingen en e-mails in een Nieuwsbrief, om de 14 dagen
uitgegeven door het IBR en het ICCI, (ii) het oprichten van een LinkedIn -groep en (iii) het
2.
3.
4.
5.
toevoegen van een User Feedback-functie op specifieke pagina’s van IBR- en ICCI-website (met
als doel het verzamelen van feedback van de gebruikers van onze website en het verder verbeteren
van de kwaliteit ervan);
de hervorming van de toegang tot het beroep. De overwegingen kunnen als volgt worden
samengevat: (i) de toelatingsexamens voortaan te kunnen spreiden over de volledige looptijd van
de stage en (ii) het creëren van een bekwaamheidsexamen type A en B (license to practice of niet).
De invoering van deze mogelijke wijzigingen zal in de komende maanden door de Raad worden
besproken;
de audithervorming ingevolge de Europese richtlijn en verordening van april 2014. De
richtlijn en de verordening bieden een aantal keuzemogelijkheden. Na analyse en overleg, stelt de
Raad de volgende keuzemogelijkheden voor: (i) met betrekking tot de looptijd van het mandaat, het
behoud van de termijn van drie jaar en desgevallend verlengen naar vijf jaar om de termijn van het
dubbel mandaat te kunnen laten samenvallen met de looptijd van de externe rotatie voor de
organisaties van openbaar belang, die door de verordening op tien jaar werd vastgelegd, (ii) kiezen
voor de verlenging van het mandaat (door middel van openbare aanbesteding of college) bovenop
de termijn van tien jaar, (iii) de lijst van de verboden non-auditdiensten niet uit te breiden en de
optie lichten die het mogelijk maakt om fiscale diensten aan te bieden mits deze niet als materieel
worden beschouwd, (iv) behoud van het principe “an audit is an audit” en aldus het promoten van
een kwaliteitsvolle audit voor alle entiteiten en (v) behoud van het huidig systeem van publicatie
van tuchtsancties. Deze principes zullen worden voorgelegd aan de overheidsdiensten die instaan
voor de verplichte omzetting – tegen uiterlijk juni 2016 – van de Europese richtlijn en verordening
naar Belgisch recht;
de potentiële evoluties van het model van publiek toezicht, waarbij het door de Raad
weerhouden scenario erin bestaat te opteren voor een maximale delegatie door de bevoegde
autoriteit van taken die verband houden met het beheer van het register, de stage en de vorming,
alsook met het initiatiefrecht en de redactie van het normatief kader (handhaving van de huidige
situatie). De taken die verband houden met de goedkeuring van het normatief kader en de
organisatie van de tuchtorganen zouden ook ongewijzigd blijven. Ten slotte zouden de opdrachten
van toezicht en kwaliteitscontrole onder de ultieme verantwoordelijkheid en
beslissingsbevoegdheid vallen van het bevoegd orgaan (buiten de beroepsgroep), dat de uitvoering
van zijn taken zal opdragen aan externe inspecteurs (desgevallend bijgestaan door experten
bedrijfsrevisoren) voor wat de organisaties van openbaar belang betreft, en aan bedrijfsrevisoren
voor wat de andere entiteiten betreft. Deze principes zullen ook worden voorgelegd aan de
overheidsdiensten die instaan voor de verplichte omzetting;
de rol van de bedrijfsrevisor in de publieke sector, met als voornaamste actiepunten: (i) een
duidelijke mededeling inzake de minimumvereisten bij de uitvoering van opdrachten in de
publieke sector, (ii) de ontwikkeling van één of meerdere “grille(s)” die het standaard aantal te
presteren uren opgeeft en (iii) het creëren van een observatorium inzake aanbestedingen.
Daniel KROES
Voorzitter
Dit bericht vormt niet de notulen van de beslissingen van de Raad. Enkel de notulen, zoals die worden goedgekeurd
door de Raad, gelden als dusdanig.