kompas voor de arbeidsmarkt sprinten door de Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg 2014 2018 inhoud 333 voorwoord de wereld om ons heen verandert 5 politiek: hervormingen & bezuinigingen economie: conjunctuur en bedrijvendynamiek demografie: vergrijzing 7 6 7 7 van onderwijs naar arbeidsmarkt 26 huidige spanning op de Limburgse arbeidsmarkt arbeidsmarktinstroom versus baanopeningen perspectieven voor schoolverlaters perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichting knelpunten voor werkgevers 27 27 28 29 32 de vraag naar arbeid in Limburg 10 de Limburgse economie in een notendop de Limburgse werkgelegenheid in 2013 de Limburgse werkgelegenheid na 2013 de Limburgse werkgelegenheid na 2013: ontwikkelingen per sector vacatures: de onvervulde vraag naar arbeid 11 uitdagingen voor de Limburgse arbeidsmarkt 36 11 dynamiek en onzekerheid uitdagingen 36 het aanbod op de arbeidsmarkt 18 de potentiële beroepsbevolking daalt de arbeidsparticipatie neemt toe ontwikkeling beroepsbevolking ontwikkeling werkloosheid reserves onderwijsdeelnemers in Limburg 20 12 12 15 20 21 22 23 24 36 333 voorwoord 333 Voor u ligt de Sprinter RAIL 2014. Deze geeft u inzage in de vraag en van werknemers vraagt. En een vergrijzende beroepsbevolking en het aanbod op de Limburgse arbeidsmarkt en geeft prognoses voor daarmee een gepaard gaande vervangingsvraag die op korte en lange de komende jaren. RAIL biedt een belangrijk vertrekpunt voor actie termijn gevolgen hebben voor de Limburgse arbeidsmarkt. en beleid voor alle betrokkenen op de arbeidsmarkt en daarmee een Al deze ontwikkelingen vragen om continue afstemming tussen houvast in een steeds grilliger wordende arbeidsmarkt. partijen aan de vraag en aanbod kant van de arbeidsmarkt. Een goede samenwerking, afstemming en aansluiting tussen bedrijfsleven We zien een toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt. Naast en onderwijs zijn meer dan ooit van belang voor het aantrekken van het economisch tij en demografische ontwikkelingen, hebben nieuwe bedrijvigheid en groei van werkgelegenheid. Door een goede bezuinigingen en hervormingen van de Rijksoverheid, zoals de aansluiting van het onderwijs op de behoeften van het regionale verhoging van de AOW-leeftijd en invoering van de Participatiewet, bedrijfsleven kunnen we zorgen voor kwalitatief goede instroom en een belangrijke invloed op de vraag naar en het aanbod van arbeid. scholing van zittend personeel. Hierin heeft elke partij zijn eigen Hierdoor is het beeld op de arbeidsmarkt heel uiteenlopend. Zo zien verantwoordelijkheid maar in de samenwerking en afstemming ligt we op korte termijn overschotten in de zorg ontstaan waar tot voor vaak het succes. Het Techniekplan Limburg is hier een mooi voorbeeld kort nog tekorten werden voorspeld. Andere sectoren zullen ten van. gevolge van een forse vervangingsvraag op korte en langere termijn wel tekorten kennen. Deze grilligheid brengt veel onzekerheid met RAIL biedt een goede dataverzameling die essentieel is voor inzicht in zich mee en vraagt een steeds grotere flexibiliteit van werknemers. vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Maar meer dan dat zit de waarde Een belangrijke uitdaging is dan ook het bevorderen van de regionale van RAIL vooral in het verdiepen van de dialoog tussen partijen op de mobiliteit in en tussen sectoren. arbeidsmarkt. Een dialoog die moet leiden tot continue afstemming tussen vraag en aanbod. Dit is in toenemende mate belangrijk omdat Beschikbaarheid van voldoende goed opgeleid personeel is essentieel de verschillen tussen vraag en aanbod in de tijd en per sector sterk voor de economische ontwikkeling van Limburg. Zonder kenniswerkers fluctueren. De website www.railsite.nl is geactualiseerd en voorzien geen nieuwe bedrijvigheid, zonder goede vakkrachten geen toepassing van nieuwe data waarmee u zelf de gewenste overzichten en cijfers van productie met als gevolg stagnatie van de economische groei. kunt generen. Deze beschikbaarheid is echter geen vanzelfsprekendheid, dat moeten we ons goed realiseren. We hebben te maken met een transformatie Ik beveel RAIL 2014-2018 dan ook warm aan bij eenieder die op dit naar een kenniseconomie die andere competenties en kwaliteiten speelveld een rol heeft. Bert Kersten gedeputeerde provincie limburg 5 de wereld om ons heen verandert beïnvloedende factoren • De hervormingen van het kabinet Rutte-Asscher hebben (op termijn) gevolgen voor de Limburgse arbeidsmarkt. • Tot 2025 neemt de Limburgse bevolking geleidelijk af met bijna 38.000 mensen (3%). Dit heeft effect op zowel de vraag naar als het aanbod van arbeid. • De prognoses van RAIL 2014 gaan uit van 0,5% economische groei in 2014 en naar verwachting blijft de economische groei ook op middellange termijn (2015-2018) met gemiddeld 1,25% beperkt. • Europees gezien staat Limburg op plaats 17 van de 262 regio’s als het gaat om de concurrentiepositie. politiek: hervormingen & bezuinigingen In de prognoseperiode (2013-2018) worden – naast forse bezuinigingen - een groot aantal hervormingen doorgevoerd die (in)direct van invloed zijn op de Limburgse arbeidsmarkt. Te noemen zijn de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de invoering van de verdere aanscherping van de WWB, de Wet Werk en Zekerheid en de Participatiewet. Ook bezuinigingen en hervormingen op specifieke beleidsterreinen, zoals in het openbaar bestuur en zorg en welzijn, hebben ingrijpende gevolgen voor de arbeidsmarkt. In het verlengde hiervan is te wijzen op de geplande decentralisatie van taken naar gemeenten. De daadwerkelijke effecten van (de precieze uitwerking en uitvoering van) deze hervormingen op de Limburgse arbeidsmarkt zijn op voorhand moeilijk in te schatten. Gezien de relatieve politieke instabiliteit van ons land - zie de vele kabinetswisselingen in het afgelopen decennium, het zwevend electoraat en minder stabiele coalitievormen zoals gedoogconstructies en/of afhankelijkheid van ‘constructieve oppositiepartijen’ - is ook de continuïteit van het (ingezette) beleid op de (middel)lange termijn niet zeker. economie: conjunctuur en bedrijvendynamiek Vergeleken met het Nederlands gemiddelde kent Limburg een relatief laag regionaal product en een relatief lage economische groei. Verder is de provincie nog steeds tamelijk conjunctuurgevoelig. Ook remt de stagnerende bevolkingsgroei – zeker in tijden van laagconjunctuur - de economische groei. Vanuit Europees perspectief doet Limburg het relatief goed: het staat op de 17de van de 262 plaatsen op de EU Regional Competitiveness Index 2013. De basis voor de prognoses in RAIL 2014 is de Decemberraming 2013 van het Centraal Planbureau (CPB). Daarin staat dat de Nederlandse economie in 2014 met een half procent zal groeien. De uitvoer is de belangrijkste aanjager van deze groei. Naar verwachting van het ING Economisch Bureau blijft het regionale groeicijfer in Limburg ook in 2014 achter bij het landelijke. Op middellange termijn (2015-2018) blijft de economische groei naar verwachting beperkt, zowel landelijk als in Limburg. Hoewel economische componenten als uitvoer, investeringen en consumentenbestedingen verbeteren, zet het herstel niet echt door. Daarnaast zetten de bezuinigingen van het kabinet RutteAsscher een rem op de economische groei. De bedrijvendynamiek – de ‘demografie’ van het bedrijfsleven - wordt bepaald door nieuwe vestigingen (starters, nieuwe nevenvestigingen) en opheffingen van vestigingen (staken van bedrijven, faillissementen). In 2013 nam het aantal vestigingen in Limburg licht af van 83.327 naar 83.171. Relatief het sterkst was de daling in Noord-Limburg en het minst sterk in Zuid-Limburg. Tegelijkertijd heeft de crisis geleid tot een toename van het aantal zzp’ers. Veelal gaat het om zogenaamde ‘gedwongen’ zzp’ers: werknemers die geen andere keuze hebben dan als zzp’ers aan de slag te gaan. Dit geeft aan dat de afname van het aantal vestigingen in Limburg vooral bij grotere bedrijven heeft plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit het feit dat het aantal faillissementen de laatste jaren sterk is gestegen. Volgens het CBS werden in 2013 in Limburg 758 faillissementen uitgesproken. Nederland telde in 2013 12.306 faillissementen, het hoogste aantal sinds de start van de waarneming in 1951. De meeste faillissementen waren er in de handel en de bouw. demografie: vergrijzing De bevolkingskrimp heeft zeer grote invloed op de Limburgse arbeidsmarkt. Naar verwachting daalt de Limburgse bevolking tussen 2013 en 2025 met ruim 3%, dat is een afname van bijna 38.000 mensen. De bevolking krimpt in deze jaren in zowel Noord-, Midden- als Zuid-Limburg. De (relatieve) daling is het grootst in Zuid-Limburg met 5%: dat zijn ruim 32.000 personen. Als de bevolking krimpt, daalt het aanbod van arbeid. Tegelijk verandert de vraag naar arbeid door de vergrijzing, ontgroening en door verschuivingen in consumptieve bestedingen. Er komt bijvoorbeeld meer vraag naar personeel in zorg en welzijn, terwijl de vraag naar arbeidskrachten in onderwijs en kinderopvang afneemt. Minder inwoners betekent ook minder vraag naar producten en diensten. Hierdoor kan de vraag naar arbeid in bepaalde sectoren en regio’s dalen. 7 levenslang leren is belangrijk Het aantal banen voor hoger opgeleiden neemt toe, maar nog steeds bevindt het grootste deel van de Limburgse werkgelegenheid zich op het middelbaar niveau. Het mbo leidt op voor beroepen op dat niveau en zorgt ook voor doorstroom naar het hoger beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs biedt bij voorkeur die opleidingen aan die ook daadwerkelijk kans op een baan in het betreffende beroep bieden. Daarvoor werkt het nauw samen met het bedrijfsleven en met individuele bedrijven die stageplaatsen aanbieden. Peter Thuis is sinds april 2014 voorzitter van het College van Bestuur van Gilde Opleidingen. Gilde Opleidingen is het Regionaal Opleidingencentrum (ROC) voor Noord- en Midden-Limburg. Voor hem is zicht op het arbeidsmarktperspectief van zijn studenten van groot belang. De perspectieven die RAIL laat zien bieden hem belangrijke aanknopingspunten. RAIL kan trends op de arbeidsmarkt laten zien, maar ook waar de werkgelegenheid op het mbo-niveau vooral zit. Daar zijn steeds gediplomeerde medewerkers nodig, ook als het, zoals nu in de zorg, even wat minder gaat. Het ROC probeert de trends te volgen, maar kan niet van de ene op de andere dag vanwege grilligheden op de arbeidsmarkt het aanbod omgooien. Het ROC is verder afhankelijk van de middelen en de medewerking die het krijgt van het Rijk. RAIL kan ook helpen bij de inrichting van de studiekeuzevoorlichting. Je moet overigens de waarde daarvan niet overschatten. “Leerlingen en ouders denken zelf na”, zegt Thuis. Leerlingen weten vaak zelf ook wel waar de kansen liggen. Ouders hebben vaak ook een flinke vinger in de pap en die sturen hun kinderen toch het liefst naar opleidingen voor beroepen waar ze later hun brood mee kunnen verdienen. RAIL biedt basiscijfers op een bepaald abstractieniveau. Je moet je als opleider wel bewust zijn dat de praktijk altijd meer kanten heeft. Sectoren verschillen qua arbeidsmarktdynamiek. Zo was jarenlang het beeld dat een opleiding tot kapper niet erg kansrijk was, terwijl Gilde Opleidingen zag dat bijna alle gediplomeerde studenten werk wisten te vinden. Een ander voorbeeld is dat er veel mensen als logistieke planners werken, terwijl ze daar niet voor hebben geleerd. Er is voor mbo-ers dan veel meer perspectief dan je zou denken. En door de crisis in de bouw zijn er nu weinig leerlingen metselen en timmeren. Bouwopleidingen van de ROC’s hebben relatief veel studenten op het hoogste mboniveau: die studeren voor kaderfuncties en niet om zelf te gaan metselen en timmeren. Als de bouw straks dan weer aantrekt, heb je alsnog te weinig gediplomeerde bouwvakkers. De Limburgse mboinstellingen hebben op basis van eigen cijfers over de deelname aan opleidingen en met gebruik van rapporten als RAIL, factsheets voor verschillende opleidingsrichtingen gemaakt. “RAIL biedt met haar inzicht in de arbeidsmarkt handelingsperspectief en een basis voor afspraken.” Het Limburgse heeft al langer geleden afgesproken om niet elkaars vaarwater te gaan zitten. Je moet niet gaan concurreren met gemeenschapsgeld. Daarom hebben de drie ROC’s en het AOC afspraken gemaakt over het opleidingenaanbod in de provincie. Zij steken hun energie in de kwaliteit van de opleidingen en in de spreiding en bereikbaarheid voor leerlingen en bedrijven. Levenslang leren is belangrijk. De werkloosheid neemt toe, laat RAIL zien. Het zou goed zijn als werknemers opleidingen volgen wanneer ze nog aan het werk zijn. Op dit moment lijken werknemers wel veel trainingen te volgen, maar dat zijn meestal korte scholingen. Werkenden moeten juist kwalificerende opleidingen volgen, zoals dat in het mbo al langer gebeurt en ook in het hbo steeds meer mogelijk wordt. Dat maakt ze langer en breder inzetbaar en zorgt ervoor dat er op termijn genoeg hoger opgeleiden zijn. Peter Thuis voorzitter college van bestuur van gilde opleidingen de vraag naar arbeid in Limburg arbeidsplaatsen, vacatures en baanopeningen tussen nu en 2018 Limburg in 2013 • werkgelegenheid: • Limburg kent in 2013 516.780 bezette arbeidsplaatsen. • Naar sector: De drie sectoren met de meeste werkgelegenheid in Limburg zijn de zorg en welzijn, detail- & autohandel en zakelijke dienstverlening. Alle industriële sectoren (voedingsindustrie, chemie, metaalindustrie, overige industrie) zijn samen goed voor ruim 73.000 arbeidsplaatsen. In Limburg zijn vergeleken met Nederland veel arbeidsplaatsen in de industrie (14% tegenover 10%). • Naar beroep: In Limburg werken de meeste mensen in de economisch-administratieve beroepen. Vergeleken met Nederland zijn deze beroepen echter ondervertegenwoordigd. • Naar opleidingsniveau: Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden (HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd (27% provinciaal, tegenover 32% landelijk). • Naar bedrijfsgrootte: in 2013 telt Limburg ruim 48.000 vestigingen met slechts één werkzame persoon (tegenover ruim 46.000 in 2011), dit betreft voor een deel zzp’ers. Dat is ruim 60% van alle vestigingen in Limburg. • Naar leeftijd: 16% van de werkzame personen in Limburg is ouder dan 55 ((tegenover landelijk 15%). De sectoren met relatief de meeste 55-plussers zijn het onderwijs en de overheid. • vacatures: • Ontstane vacatures: In 2013 ontstonden er in Limburg 31.160 nieuwe vacatures, ten opzichte van 36.080 in 2012. De meeste vacatures ontstonden in de groot- en detailhandel. • Openstaande vacatures: In Limburg stonden er op 31 december 2013 4.330 vacatures open. Dat is een daling van 21,7% ten opzichte van 2012. De sector groot- en detailhandel kende het grootste aantal openstaande vacatures (827). Limburg vanaf 2013 • werkgelegenheid: • In 2014 daalt het aantal arbeidsplaatsen in Limburg naar verwachting met 1%. • Tot 2018 daalt de Limburgse werkgelegenheid: per saldo met 2,2% tot 505.600 arbeidsplaatsen in 2018. • Naar sector: de werkgelegenheid gaat het hardst groeien in de sector groothandel, de sector bouw, de sector cultuur, recreatie en overige diensten, en de sector zakelijke dienstverlening. Sterkste dalers zijn bij ongewijzigd beleid de overheid, landbouw en visserij, en de financiële dienstverlening. In 2013 kende Limburg 516.780 bezette arbeidsplaatsen van minimaal 1 uur per week (inclusief zelfstandigen). Daarvan was ruim de helft in Zuid-Limburg (268.780). Noord-Limburg was in 2013 goed voor 139.590 arbeidsplaatsen, gevolgd door MiddenLimburg (108.410). In dit hoofdstuk komt de vraag naar arbeid aan bod. Centraal staan de structuur van de huidige werkgelegenheid, de openstaande vacatures en de toekomstige vraag naar arbeid. de Limburgse economie in een notendop In Limburg is, net als landelijk, een langdurige trend zichtbaar van verdienstelijking van de economie. Met andere woorden, het aandeel van de agrarische sector en de industriële sectoren in de totale regionale werkgelegenheid neemt af, terwijl het werkgelegenheidsaandeel van de commerciële en nietcommerciële diensten groeit. Hierdoor is de Limburgse economie een stuk minder conjunctuurgevoelig geworden. Desondanks is de industrie in Limburg anno 2013 echter nog steeds relatief sterk vertegenwoordigd en is ook de transportsector een belangrijke werkgever binnen de provincie. Daarbij past de kanttekening dat ook minder conjunctuurgevoelige en conjunctuurneutrale sectoren, in tijden van laagconjunctuur en als gevolg van overheidsbeleid, te maken krijgen met een werkgelegenheidsdaling. Een voorbeeld hiervan vormt de overheidssector zelf. de Limburgse werkgelegenheid in 2013 sectoren De drie sectoren met het grootste aantal arbeidsplaatsen in Limburg zijn de zorg en welzijn (18,3%, 94.400 arbeidsplaatsen), detailhandel & autohandel (12,3%, 63.700 arbeidsplaatsen) en zakelijke dienstverlening (9,8%, 50.600 arbeidsplaatsen). De industriële sectoren (voedingsindustrie, chemie, metaalindustrie, overige industrie) zijn samen goed voor 73.000 arbeidsplaatsen. Dat is 14% van de totale werkgelegenheid. In Limburg zijn vergeleken met Nederland veel arbeidsplaatsen in de industrie (14% tegenover 10%). beroepen De meeste mensen in Limburg zijn werkzaam in economischadministratieve beroepen (31%), gevolgd door technische en industriële beroepen (17%). Daarnaast werken er relatief veel mensen in verzorgende en dienstverlenende beroepen, medische en paramedische beroepen en elementaire beroepen (alle 9%). Vergeleken met het heel Nederland zijn in de provincie de economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd (31% provinciaal, tegenover 35% landelijk) en de elementaire beroepen en de verzorgende en (para)medische beroepen iets oververtegenwoordigd (beide 9%, tegenover 7% landelijk). opleidingsniveau Van de werkzame beroepsbevolking in Limburg heeft 5% alleen basisonderwijs gevolgd, 19% een opleiding op VMBO niveau en 37% een opleiding op MBO-niveau gevolgd. Van de werkenden is 27% hoger opgeleid (HBO/WO). Vergeleken met Nederland (32%) zijn hoger opgeleiden (HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd. bedrijfsgrootte Verdeeld naar bedrijfsomvang is het grootbedrijf (100 of meer werkzame personen) goed voor de meeste werkgelegenheid in Limburg (40%), gevolgd door het middenbedrijf (10-99 werkzame personen; 33%) en het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen; 27%). Hiermee wijkt de provincie nauwelijks af van het landelijke beeld. Verder telt Limburg in 2013 ruim 48.000 vestigingen met slechts één werkzame persoon (tegenover ruim 46.000 in 2011). Het betreft hier grotendeels zzp’ers. leeftijd In Limburg is 16% van de werkzame personen 55-plusser (tegenover landelijk 15%). Meest vergrijsd in Limburg zijn de sectoren onderwijs (25% 55-plusser), openbaar bestuur (21%), landbouw (21%) en overige industrie (20%). Verder scoren energie (18%), chemie (17%) en vervoer en opslag (17%) op dit punt bovengemiddeld. 11 figuur 1. Ontwikkeling werkgelegenheid naar sector in Limburg, 2013 en 2018 0 12 de Limburgse werkgelegenheid na 2013 grootste stijgers Als gevolg van de economische crisis is de werkgelegenheid in Limburg in de periode 2008-2013 flink gedaald. Deze daling was relatief sterker dan landelijk. In 2013 daalde de totale werkgelegenheid in Limburg met 2,7% van 530.960 naar 516.780 bezette arbeidsplaatsen, dat is een afname van ruim 14.000 arbeidsplaatsen. Landelijk was de daling 1,2%. De Nederlandse economie lijkt zich na de crisis van 2008-2013 enigszins te herstellen. In Limburg leidt dat vooralsnog echter niet tot banengroei. Volgens de Decemberraming van het CPB blijft de werkgelegenheid in de periode 2014-2018 verder dalen. In 2014 zijn er in Limburg naar verwachting 511.660 arbeidsplaatsen, dat is 1% minder dan in 2013. In 2018 daalt het aantal arbeidsplaatsen verder naar 505.600 (2,2% minder dan in 2013). Toch valt de totale afname van de werkgelegenheid in vergelijking met de periode 2008-2013 mee. Landelijk blijft het werkgelegenheidspeil tot en met 2018 vrijwel stabiel. In de periode 2014-2018 gaat de werkgelegenheid naar verwachting het sterkst toenemen in de sectoren: de Limburgse werkgelegenheid na 2013: ontwikkelingen per sector Het totaal aantal arbeidsplaatsen in Limburg blijft tussen 2013 en 2018 redelijk stabiel. Er zijn weliswaar sectoren waar de werkgelegenheid groeit en sectoren waar de werkgelegenheid krimpt, toch vallen de ontwikkelingen per sector redelijk mee. • groothandel De groothandel kende in 2013 27.180 bezette arbeidsplaatsen. In de periode 2014-2018 neemt deze sector elk jaar gemiddeld met 0,6% in omvang toe. In 2018 zijn er ongeveer 28.000 arbeidsplaatsen in deze sector. Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door het (lichte) economische herstel. • bouw Na een flinke daling vanaf 2009 gaat in de periode 2014-2018 het aantal arbeidsplaatsen in de bouw jaarlijks met 0,6% groeien. In 2018 kent de bouwsector ongeveer 23.400 arbeidsplaatsen, ten opzichte van 24.270 in 2013. Doordat de bouw conjunctureel gevoelig is, profiteert de sector de komende jaren bovengemiddeld van het lichte economische herstel. • cultuur, recreatie en overige diensten Tussen 2014 en 2018 groeit het aantal banen in deze sector elk jaar gemiddeld met 0,6%. In 2018 kent de sector bijna 12.300 bezette arbeidsplaatsen. • zakelijke dienstverlening De zakelijke dienstverlening neemt in de periode 2014-2018 jaarlijks toe met gemiddeld 0,4%, tot 51.500 arbeidsplaatsen in 2018. 2013 2018 landbouw, bosbouw en visserij voedings- en genotsmiddelenindustrie . 10 0 0 0 0 0 0 00 0 0 00 00 0.00 0.00 0.0 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.0 0 8 4 5 6 3 7 2 9 1 18.350 16.400 5.590 5.500 chemische, aardolie, farma en kunststof 12.430 12.300 metaalindustrie 27.660 27.000 overige industrie 27.350 25.800 delfstoffenwinning en openbaar nut 5.170 4.900 bouwnijverheid 22.760 23.400 groothandel 27.180 27.900 detailhandel en autohandel 63.670 62.900 horeca 28.490 28.600 27.060 27.100 informatie en communicatie 10.020 10.000 financiele dienstverlening 14.270 13.100 zakelijke dienstverlening 50.580 51.500 openbaar bestuur 26.670 23.700 onderwijs 32.730 30.000 zorg en welzijn 94.370 92.600 cultuur, sport, recreatie en overige diensten 22.460 23.000 vervoer en opslag totaal 516.780 505.600 bron: CBS, LISA, VRL; Etil/Panteia. 13 14 grootste dalers vacatures: de onvervulde vraag naar arbeid In de volgende sectoren daalt de werkgelegenheid naar verwachting in de periode 2014-2018 het meest: Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen waarvoor - binnen of buiten een onderneming of instelling - personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden. In RAIL 2014 maken we gebruik van het totaal aantal vacatures op basis van de informatie van het UWV. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen nieuw ontstane en openstaande vacatures. • overheid De werkgelegenheid in de sector overheid daalt tussen 2014 en 2018 (elk jaar gemiddeld met 2,2%) tot 23.700 arbeidsplaatsen in 2018. Deze krimp is met name het gevolg van bezuinigingen binnen de overheidssector. • landbouw en visserij Het aantal banen in de landbouw en visserij zal in de jaren 2014-2018 jaarlijks afnemen met 2,1%. Hierdoor bestaat de werkgelegenheid in deze sector in 2018 uit ongeveer 16.400 arbeidsplaatsen. • financiële dienstverlening In 2013 waren er 14.270 arbeidsplaatsen in deze sector. In 2018 zal dit dalen tot 13.130 arbeidsplaatsen. Dat is een gemiddelde afname van 1,6% per jaar. • onderwijs In het onderwijs zal in de periode 2014-2018 sprake zijn van een gemiddelde jaarlijkse afname van 1,7%. Dat leidt tot 29.980 arbeidsplaatsen in 2018, ten opzichte van 32.700 in 2013. • zorg en welzijn De sector zorg en welzijn is altijd een belangrijke banenmotor geweest voor de Limburgse economie. Door het overheidsbeleid en de hiermee gepaard gaande bezuinigingen neemt de werkgelegenheid in deze sector af. Binnen de sector groeit de zorg voorlopig nog wel, tot 69.740 arbeidsplaatsen in 2018. De welzijnssector krimpt tot 22.830 arbeidsplaatsen in 2018. Dat is elk jaar gemiddeld een afname van 3,9% in de jaren 2014-2018. nieuw ontstane vacatures In Limburg ontstonden er in 2013 31.230 nieuwe vacatures. In 2012 waren dat er nog 36.170, dat is een daling van 13,6%. Het aantal nieuwe vacatures was het grootst in de sector groot- en detailhandel (8.400), gevolgd door horeca (4.440) en zorg en welzijn (3.520). Ook waren er relatief veel nieuwe vacatures in de industriesectoren, namelijk 2.700. openstaande vacatures Naast stroomcijfers (nieuw ontstane vacatures) zijn ook standcijfers (openstaande vacatures) relevant. De daling van het aantal openstaande vacatures ten opzichte van het jaar daarvoor was in Limburg in 2013 21,7%, van 4.850 naar 4.330. De sectoren met het grootste aantal openstaande vacatures in 2013 zijn dezelfde als voor het aantal ontstane vacatures, namelijk groot- en detailhandel (827), horeca (545), zorg en welzijn (535) en industrie (520). 15 samen een kop koffie kan veel voor de mensen betekenen Het Werkbedrijf van het UWV helpt werkgevers aan personeel en ondersteunt werkzoekenden bij het vinden van een baan. Het verricht ook de registratie voor het krijgen van een uitkering. En net als RAIL zorgt het UWV ook zelf voor arbeidsmarktinformatie. Rob Schwillens is de vestigingsmanager van het UWV Werkbedrijf in Zuid-Limburg. Nadat hij het Mobiliteitscentre Automotive (MCA) dat werknemers van Nedcar rond 2006-7 van werk naar werk hielp tot een succes had gebracht was hij een tijd manager mobiliteitscentra op landelijk niveau. Inmiddels is hij weer terug in het Limburgse en heeft hij de niet eenvoudige taak om met zijn organisatie een groeiend aantal werklozen aan het werk te krijgen. RAIL laat de krimp duidelijk zien. De werkloosheid is voorlopig niet weg. Schwillens ziet wel de nodige lichtpuntjes: de ontwikkeling van de WW lijkt mee te vallen en de komst van Action en de ontwikkelingen bij Nedcar brengen de nodige nieuwe banen (respectievelijk 600 tot 700 en eerst 500 en daarna meer) met zich mee. Toch zitten er nog 50.000 mensen in de bijstand en 30.000 in de WW. Vaak hebben die een economisch-administratieve opleiding en zijn niet meer de jongsten. Zaak is in ieder geval de jeugd aan het werk te krijgen nu het weer wat aantrekt. De arbeidsmarkt wordt steeds flexibeler. Een individueel bedrijf kan geen werk meer garanderen. Dat vraagt om samenwerkingsverbanden, waarbij men steeds meer over het muurtje van de eigen sector heen moet kijken. En niet alleen moet kijken en praten, maar vooral ook doen. Het vrijblijvende moet ervan af. Schwillens voorziet coöperaties van bedrijven die gezamenlijk werknemers werk garanderen. Dat moet beginnen bij de grote bedrijven, maar zal op termijn ook het MKB moeten betrekken, want daar zit nu eenmaal de meeste werkgelegenheid. Gemeenten, provincie en UWV moeten deze processen ondersteunen en misschien opstarten, maar het bedrijfsleven moet het doen. Je zou dit verder kunnen faciliteren door niet per bedrijfstak, maar op regionaal niveau een cao af te sluiten. Opleiden is vaak een probleem. Iemand die met ontslag wordt bedreigd zou bijvoorbeeld met een opleiding voor procesoperator een goed positie op de arbeidsmarkt kunnen verwerven. Dan kost dat 3 tot 4 jaar. Dat betekent dat er aan de eind van de rit wel een baangarantie moet zijn. Anders willen het huidige bedrijf en de werknemer zelf (financieel) niet hun nek uitsteken. Idealiter gaat men trouwens al in een nieuwe sector aan het werk, terwijl men daarnaast de opleiding volgt. “Je hebt betrouwbare getallen nodig om de zij-instroom van werkzoekenden te organiseren” RAIL heeft de opdracht niet alleen de arbeidsmarktonderzoekers van cijfers te voorzien maar een wetenschappelijke basis te vormen voor concrete afspraken en projecten. Er zijn bijvoorbeeld de nodige mensen nodig voor de topsectoren. Als het om forse aantallen gaat die de ROC’s niet kunnen leveren, moet je denken aan zij-instroom. En die zij-instromers zijn dan de werkzoekenden. Automatiseren is niet heilig. Nog steeds verdwijnen er door digitalisering forse aantallen arbeidsplaatsen, ook bij de overheid. Je zou dan toch eens wat kritischer moeten kijken waar de kosten liggen. Als mensen langdurig in de WW belanden en daarna in de bijstand kost dat de samenleving ook veel geld. Misschien zijn er ook scenario’s te verzinnen waarbij het werk niet wordt weggeautomatiseerd en deze mensen langer in dienst kunnen blijven. En als een zorghulp in de bijstand net zo veel kost als een die aan het werk is, dan is het laatste toch beter? “Samen een kop koffie kan veel voor de mensen betekenen” Dat geldt ook voor UWV zelf. De inschrijving gebeurt nu elektronisch. Voor mensen die daar niet mee uit de voeten konden is een team van trainees ingericht dat de mensen persoonlijk helpt. Vervolgens blijkt echter dat bij het persoonlijk contact allerlei zaken boven tafel komen die kunnen helpen bij de bemiddeling naar werk. Niet alleen problemen zoals schulden, maar ook kansen zoals belangstelling om bij bepaalde bedrijven met vacatures aan de slag te gaan. De vraag “Zitten die dan nog op mij te wachten?” is dan een eerste stap naar een nieuwe baan. Rob Schwillens vestigingsmanager uwv werkbedrijf, zuid-limburg het aanbod op de arbeidsmarkt wie werkt of kan werken? • De potentiële beroepsbevolking (alle personen van 15 tot 65 jaar) bestond in 2013 in Limburg uit 734.000 personen. Tot 2018 wordt een daling verwacht van in totaal bijna 34.000 personen. • De bruto arbeidsparticipatie is in Limburg 69% tegenover landelijk 72%. De arbeidsparticipatie in Limburg neemt nog steeds toe en dit zet tot 2018 door. • In 2013 telt de Limburgse beroepsbevolking (iedereen die een baan van minstens 12 uur per week heeft of actief zoekt) 507.000 personen. Deze daalt tot 2018 met ruim 11.000 personen tegenover een groei landelijk. • Belangrijke bronnen van aanbod van arbeidskrachten voor de Limburgse arbeidsmarkt zijn: …het onderwijs: Het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het middelbaar onderwijs daalt, terwijl het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het hoger onderwijs stijgt. Naar verwachting zet deze trend de komende jaren door. In 2013 waren er in Limburg 734.000 mensen tussen de 15 en 65 jaar, de potentiële beroepsbevolking. In totaal boden daarvan 507.000 personen zich actief aan op de arbeidsmarkt, de beroepsbevolking. figuur 2. Samenstelling Limburgse potentiële beroepsbevolking in 2013* potentiële beroepsbevolking 734.000 beroepsbevolking (heeft/zoekt werk > 12 uur/week) 507.000 …buitenlandse arbeidsmigranten: arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa vormen een substantieel arbeidspotentieel, met name in Noord- en Midden-Limburg. Verder is de afgelopen jaren het aantal arbeidsmigranten uit Zuid-Europa toegenomen, dit betreft ook deels hoger opgeleiden. Veranderingen in wetgeving leiden er vooralsnog niet toe dat deze reserves opdrogen. …werklozen: in Limburg waren er in 2013 42.000 werklozen. Dit aantal stijgt naar verwachting nog verder tot ruim 45.000 werklozen in 2014. Bij de inzetbaarheid van werklozen voor tekortsectoren telt niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het aanbod op de Limburgse arbeidsmarkt is samengesteld en hoe het zich de komende jaren gaat ontwikkelen. werkzame beroepsbevolking (heeft werk > = 12 uur/week) 465.000 werkloze beroepsbevolking (zoekt werk > = 12 uur/week) niet-beroepsbevolking 227.000 42.000 niet werkenden …overige reserves: in Limburg zijn ongeveer 15.000 mensen die aangeven wel werk te willen maar niet actief op zoek zijn naar werk. De overige reserves vormen samen met de werklozen het onbenut arbeidsaanbod. 269.000 onbenut arbeidsaanbod (wil > = 12u pw werken) 57.000 wil of kan niet werken (>12 uur/week) 212.000 reden: ziekte/AO ( 30%) opleiding/studie (35%) vut (14%) zorgtaken (9%) anders (12%) * De aantallen van de niet-werkenden zijn geraamd en gebaseerd op de verdelingen van 2012. bron: CBS, Etil/Panteia. 19 20 In onderstaand schema wordt de Limburgse potentiële beroepsbevolking uitgesplitst in een aantal groepen met een uiteenlopende binding met de arbeidsmarkt. Het dichtst bij de arbeidsmarkt staat de werkzame beroepsbevolking, in totaal 465.000 personen. De grootste afstand hebben mensen die om diverse redenen, zoals ziekte, studie of zorgtaken, niet willen of kunnen werken. In totaal gaat het om 212.000 personen. de potentiële beroepsbevolking daalt de arbeidsparticipatie neemt toe ontwikkeling beroepsbevolking De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking volgt de ontwikkeling van de totale bevolking. In Limburg is sinds 1997 een structurele afname van de potentiële beroepsbevolking te zien. Naar verwachting zet deze dalende trend de komende jaren voort en krimpt de Limburgse potentiële beroepsbevolking tussen 2013 en 2018 met bijna 34.000 mensen. Een dalende potentiële beroepsbevolking is eveneens zichtbaar in andere perifere provincies in Nederland. In met name regio’s in de Randstad neemt de groep 15-65 jarigen nog toe. Om de krimp in de potentiële beroepsbevolking te kunnen compenseren is de ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie van belang. Bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de (werkzame én werkloze) beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. De bruto arbeidsparticipatie stijgt al jaren, zowel in Nederland als in Limburg. Hoewel de verschillen kleiner worden, ligt de bruto arbeidsparticipatie in Limburg structureel onder het landelijk niveau. Verklaringen zijn met name het lagere opleidingsniveau en de sterkere mate van vergrijzing van de beroepsbevolking in de provincie. In 2013 bedroeg de bruto arbeidsparticipatie in Limburg 69% tegenover landelijk 72%. In Noord-Limburg was de arbeidsparticipatie dat jaar 72%, in Midden- en Zuid-Limburg respectievelijk 71% en 67%. De verwachting is dat de bruto-participatie de komende jaren verder stijgt, zij het in een minder snel tempo dan voorheen. Deze stijging komt met name doordat meer vrouwen en ouderen – met name de 55-65 jarigen - gaan participeren. Het aandeel dat doorwerkt tot (na) hun 65ste, neemt toe. De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie. Sinds 1996 laat de beroepsbevolking in Nederland een stijgende trend zien. Dat gold – tot aan het begin van de crisis in 2008 - ook voor Limburg, zij het minder sterk dan landelijk. In de periode 2008-2012 was hier echter krimp van de beroepsbevolking waarneembaar. Die kwam vooral voor rekening van Midden- en met name Zuid-Limburg, In Noord-Limburg was in deze jaren nog wel sprake van groei. Naar verwachting is de komende jaren de toename van de arbeidsparticipatie in Nederland als geheel sterker dan het effect van een krimpende potentiële beroepsbevolking. De Nederlandse beroepsbevolking groeit in de periode 2013-2018 dan ook verder. Voor Limburg is in dezelfde periode – door de minder gunstige demografische ontwikkelingen - verdergaande krimp te verwachten. Dat geldt naast Midden- en Zuid-Limburg nu ook voor Noord-Limburg. figuur 3. Ontwikkeling van de beroepsbevolking in Nederland, Limburg en de drie deelgebieden, 2008-2018 (indexcijfers; 2008 =100) 104 103 102 101 100 99 98 97 96 95 2008 nederland 2009 2010 limburg 2011 2012 2013 noord-limburg 2014 2015 2016 midden-limburg 2017 2018 zuid-limburg bron: CBS, Etil/Panteia. 21 22 reserves Naast de beroepsbevolking zijn er diverse groepen die mogelijk beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt: • uitkeringsgerechtigden (waaronder ook werkzoekenden): In de jaren 2008 tot 2013 volgt Limburg qua aantallen uitkeringsgerechtigden de landelijke trends. Dat wil zeggen een sterke toename van het aantal WW-uitkeringen, een (vooralsnog) relatief lichte toename van het aantal WWB uitkeringen (inclusief WIJ- en exclusief IOAW/IOAZuitkeringen) en een verdergaande daling van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In het derde kwartaal van 2013 waren er in Limburg 26.800 WW-uitkeringen en 25.600 WWB-uitkeringen en 70.400 arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Van alle WWuitkeringsgerechtigden is in Limburg 4,6% jonger dan 25 jaar en 44,7% 50-plusser. Zowel in Limburg als landelijk is in 2014 een forse nieuwe instroom in de WW te verwachten. Aangezien de ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen doorgaans met vertraging doorwerkt in de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen – werklozen komen immers pas na een tijd(je) WW in de bijstand terecht - is een verdere stijging van het aantal bijstandsuitkeringen te verwachten. In de jaren 2015-2018 heeft de aantrekkende economie naar verwachting een dempend effect op de toename van het aantal WW- en WWB-uitkeringen. Voorgenomen wijzigingen in wet- en regelgeving (zoals de Wet Werk en Zekerheid, Participatiewet en de verdere aanscherping van de WWB) zullen leiden tot een extra afname van het beroep op een Wajong-, WWB- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. • stille reserves: Het onbenut arbeidsaanbod is dat deel van de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking dat 12 uur of meer per week wil werken (zie figuur 2). Deze groep vormt (in theorie) een groot arbeidspotentieel. In Limburg zijn er ongeveer 57.000 mensen die behoren tot het onbenut arbeidsaanbod. Van het onbenut arbeidsaanbod is een deel uitkeringsgerechtigd. Een ander deel is dat niet (bijvoorbeeld omdat de partner een inkomen heeft) en daardoor niet bekend bij de uitkeringsinstanties. Deze laatste groep, vaak aangeduid met stille reserves, wordt door de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen steeds kleiner. • mobiele reserves: Het potentieel aanbod van (tijdelijke) arbeidsmigranten, vooral uit Midden- en Oost-Europa en met name Polen, en de inzet daarvan op de arbeidsmarkt in Nederland is substantieel. Voor gebieden als Noord- en Midden-Limburg geldt dit - door de oververtegenwoordiging aldaar van sectoren als land- en tuinbouw en logistiek/distributie – nog sterker. De verwachting dat de Polen na openstelling van de Duitse grenzen (per 1 mei 2011) en de hardere opstelling van recente Nederlandse kabinetten Nederland massaal de rug zouden toekeren, is vooralsnog niet uitgekomen. Per 1 januari 2014 zijn de grenzen ook voor Roemenen en Bulgaren volledig opengesteld. Over de effecten hiervan voor de Limburgse arbeidsmarkt is op dit moment nog weinig te zeggen. Als gevolg van de crisis hebben de afgelopen jaren ook steeds meer Zuid-Europeanen (met name Spanjaarden) in Limburg hun heil gezocht (deels gaat het daarbij ook om hoger opgeleiden). Daarnaast zijn er in de provincie de nodige Aziatische kennismigranten. Precieze gegevens over aantallen arbeidsmigranten ontbreken. ontwikkeling werkloosheid De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. Voor het bepalen van het werkloosheidspercentage gaat RAIL uit van de CBS-definitie oftewel de werkloze beroepsbevolking als percentage van de totale beroepsbevolking. In het eerste decennium van deze eeuw was de werkloosheid in Limburg steeds hoger dan landelijk. In 2011 werd een omslagpunt bereikt; in dat jaar was het werkloosheidspercentage in Limburg voor het eerst lager dan landelijk. De algemene trend in de jaren 2008-2012 in Limburg was een stijging van de werkloosheid in 2009 en 2010, een daling in 2011 en weer een stijging in 2012 en 2013. De werkloosheidspercentages bedroegen in 2013: • Limburg: 8,3% (gelijk aan landelijk) • Noord-Limburg: 6,9% • Midden-Limburg: 7,5% • Zuid-Limburg: 9,2% Absoluut gezien is het aantal werklozen in Limburg behoorlijk gestegen van 28.000 in 2012 naar 42.000 werklozen in 2013. In 2013 en de eerste maanden van 2014 is de werkloosheid snel gestegen. Op middellange termijn (2015-2018) is – mede door de aantrekkende economie – een afvlakking van de groei van de werkloosheid te verwachten. Limburg en de drie deelgebieden volgen daarbij in grote lijnen de landelijke trend. In de hele prognoseperiode (2013-2018) blijft het werkloosheidspercentage in Limburg onder het landelijke niveau. De werkloosheid in ZuidLimburg blijft beduidend hoger dan in beide andere deelgebieden en ligt daarmee hoger dan landelijk. Verwacht wordt dat er in 2018 in Limburg 43.930 werklozen zijn. Dat is 8,9% procent van de beroepsbevolking, tegenover landelijk 9,5%. In Noord-, Middenen Zuid-Limburg bedragen de werkloosheidspercentages naar verwachting respectievelijk 8,1% (10.550), 8,1% (8.550) en 9,6% (24.840). figuur 4. Ontwikkeling van het werkloosheidspercentage in Nederland, Limburg en de drie deelgebieden, 2008-2018 12 % 10 % 8% 6% 4% 2% 0% 2008 2009 nederland 2010 limburg 2011 2012 2013 noord-limburg 2014 2015 2016 midden-limburg 2017 2018 zuid-limburg bron: CBS, Etil/Panteia. 23 24 onderwijsdeelnemers in Limburg Er komen voortdurend nieuwe mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt, hun aantal wordt voornamelijk bepaald door recent gediplomeerden uit het onderwijs. Daarom hieronder enkele trends in de huidige onderwijsdeelname in Limburg: voortijdig schoolverlaters Nog steeds zijn er leerlingen die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie, de voortijdig schoolverlaters (vsv’ers). Na een stijging in 2009/10 (tegen de landelijke trend in) laat het aantal nieuwe vsv-ers in voortgezet onderwijs en het mbo in Limburg de laatste jaren weer een daling zien. In 2011/12 kwamen er in Limburg 2.551 nieuwe vsv-ers bij; dat is 11% lager dan een jaar eerder. mbo Volgens cijfers van het DUO en CBS daalt het aantal leerlingen in het MBO. Het aantal in Limburg woonachtige MBO-leerlingen is in 2012/13 afgenomen met 4,4% tot 32.300. Deze daling gold voor alle onderwijssectoren, maar was naar verhouding het sterkst voor zorg en welzijn en groen. Economie en techniek lieten een minder sterke daling zien. Van het totaal aantal deelnemers volgde ongeveer 72% een BOL-opleiding en de overige 28% volgde een BBL-opleiding. Het aantal BBL-leerlingen in 2012/13 daalde met ongeveer 14% en het aantal BOL-leerlingen nam af met 3%. De sterke daling van het aantal BBL-leerlingen is met name het gevolg van de conjuncturele ontwikkelingen. Qua aantallen deelnemers zijn in 2012/13 zorg en welzijn en economie de belangrijkste sectoren (33% en 31%) op enige afstand gevolg door techniek (25%). Veruit de meeste MBOdeelnemers volgen een opleiding op niveau 3 of 4. Van de mbo-gediplomeerden in Limburg van 2011/12 is in 2012/13 om en nabij 60% ingestroomd op de arbeidsmarkt. De rest ging een vervolgopleiding in het MBO doen of stroomde door naar het HBO (inclusief Associate Degree). MBO-gediplomeerden in de richting economie stromen naar verhouding het vaakst door naar een vervolgopleiding op een hoger MBO-niveau of HBO. De arbeidsmarktrelevantie van MBO-opleidingen wordt steeds belangrijker. Daarom heeft het ROA een indicator voor de doelmatigheid van het regionale MBO-opleidingsaanbod ontwikkeld (zie ook ROA, ‘Doelmatigheid in de regio’). De doelmatigheid van een regio wordt bepaald door te kijken naar een drietal onderwerpen: de verschillende opleidingen die in een regio worden aangeboden, hoe groot de deelname is aan deze opleidingen en in welke mate de opleidingen aansluiten op regionale arbeidsvraag nu en in de toekomst. De doelmatigheid van (de drie deelgebieden van) Limburg wijkt niet af van het landelijk beeld. hoger onderwijs Het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het hoger onderwijs stijgt. In 2011/12 ging het om 24.600 deelnemers in het HBO (2,4% meer dan een jaar eerder) en 13.100 deelnemers in het WO (+4,2%). In 2013/14 is de nieuwe instroom in het HBO landelijk met 5,8% toegenomen. De stijging van het aantal nieuwe instromers was het sterkst in de sector gezondheidszorg (+11%) gevolgd door techniek (+7%). Binnen gezondheidszorg is met name HBO-verpleegkunde populair. Opvallend is verder - na een jarenlange daling - de stijging van de nieuwe instroom van pabo-studenten. Door de geografische ligging van de provincie en gezien het feit dat zich in Limburg relatief de meeste internationale universiteiten en hogescholen bevinden (zoals Maastricht University, Zuyd Hogeschool en de Fontys-vestiging in Venlo) kennen de Limburgse instellingen naar verhouding veel buitenlandse studenten (met name Duitsers en Belgen, maar ook Aziaten). De meeste buitenlandse studenten verlaten na afronding van hun studie Limburg en Nederland en gaan weer terug naar het land van herkomst. trends in onderwijs Volgens de referentieraming 2013 van het ministerie van OC&W gaat landelijk door de vanaf 2000 in gang gezette geboortedaling de komende jaren het aantal leerlingen in het primair onderwijs geleidelijk dalen. Het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs zal in de komende jaren nog licht groeien en vanaf 2016 in navolging van het primair onderwijs dalen. In het MBO blijft het aantal deelnemers tot 2020 vrijwel constant en in het hoger onderwijs gaan de studentenaantallen nog tot 2025 licht toenemen. Gezien de demografische ontwikkelingen vinden in Limburg deze ontwikkelingen in aantallen onderwijsdeelnemers eerder plaats dan in de rest van Nederland. 25 van onderwijs naar arbeidsmarkt kansen en knelpunten voor scholieren en ondernemers 333 • Huidige spanning: net als in 2012 was de arbeidsmarkt in Limburg in 2013 als zeer ruim te kenschetsen. • De spanning over vijf jaar: de totale arbeidsmarktinstroom in de periode 2013-2018 bedraagt in Limburg 73.100 en het totaal aantal baanopeningen in diezelfde periode ligt op 58.200. De komende jaren is de arbeidsmarktinstroom dus groter dan het aantal baanopeningen. • De vooruitzichten op de arbeidsmarkt in termen van perspectieven en discrepanties lopen behoorlijk uiteen voor de verschillende opleidingstypen en beroepsklassen. Zo zijn er in bepaalde richtingen en op bepaalde niveaus nog behoorlijke tekorten te verwachten (bijvoorbeeld in de hogere technische richtingen) naast overschotten in andere richtingen (bijvoorbeeld de welzijnsrichtingen). Naast de kwantitatieve discrepanties heeft de Limburgse arbeidsmarkt ook nog altijd te maken met kwalitatieve discrepanties: de kwaliteiten van het aanbod sluiten niet altijd (goed) aan op de behoeften van werkgevers. Dit hoofdstuk belicht de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt nu en over vijf jaar. De toekomstige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt vanuit twee gezichtspunten benaderd, namelijk vanuit gediplomeerde schoolverlaters en werkgevers. Deze informatie kan helpen om onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten, en zo discrepanties tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verminderen. Naast schoolverlaters zijn er ook andere aanbodscategorieën op de arbeidsmarkt. Hoewel deze groepen niet worden meegenomen in de berekeningen, kan deze informatie ook voor hen interessant zijn en indicaties geven waar kansen liggen op de arbeidsmarkt. huidige spanning op de Limburgse arbeidsmarkt De Spanningsindicator Arbeidsmarkt van UWV geeft inzicht in de huidige spanning op de arbeidsmarkt in Limburg. Deze wordt berekend door het aantal openstaande vacatures te delen door het aantal bij UWV ingeschreven niet-werkende werkzoekenden die korter dan een half jaar werkloos zijn. Er wordt een vijfpuntsschaal gehanteerd: zeer ruim, ruim, gemiddeld, krap, zeer krap. Net als in 2012 was de arbeidsmarkt in Limburg in 2013 als zeer ruim te kenschetsen (in 2011 was de typering nog ruim). In 2013 was de arbeidsmarkt zeer ruim voor alle beroepsgroepen, met uitzondering van de informaticaberoepen en de (para)medische beroepen (typering: ruim). arbeidsmarktinstroom versus baanopeningen Voor een prognose van de toekomstige spanning op de arbeidsmarkt sluit RAIL 2014 aan bij De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018 van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Door de arbeidsmarktinstroom en het aantal baanopeningen op de Limburgse arbeidsmarkt tegen elkaar af te zetten is een cijfermatige inschatting te maken van de verwachte spanning op de arbeidsmarkt over vijf jaar. arbeidsmarktinstroom De arbeidsmarktinstroom is het toekomstig aanbod van nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. De totale arbeidsmarktinstroom op HAVO/VWO, MBO- en HBO-niveau in de periode 2013-2018 bedraagt in Limburg 73.100. Ongeveer 24% van de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. De verdeling van de arbeidsmarktinstroom over de verschillende opleidingsniveaus is als volgt: HAVO/VWO 6.800 (9%), MBO 44.900 (62%) en HBO 21.400 (29%). baanopeningen Tegenover de arbeidsmarktinstroom staan de baanopeningen. Hiermee wordt de toekomstige vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt bedoeld. Met andere woorden: baanopeningen zijn het aantal vrijgekomen banen de komende jaren, in dit geval de periode 2013-2018. De baanopeningen worden bepaald door de som van de uitbreidingsvraag (als gevolg van een toe- of afname van het aantal banen van werknemers) en de vervangingsvraag (als gevolg van pensionering, arbeidsongeschiktheid of het zich (tijdelijk) terugtrekken van de arbeidsmarkt, waardoor personeel vervangen moet worden). Het aantal baanopeningen kan worden uitgedrukt in beroepsklassen of opleidingstypen. Het beeld in Limburg van de baanopeningen naar opleidingstypen HAVO/VWO, MBO- en HBO-niveau (hierin zijn basisonderwijs en WO dus niet meegenomen) in de periode 2013-2018 is als volgt samen te vatten: • Het totaal aantal baanopeningen naar opleidingstype in de periode 2013-2018 in Limburg bedraagt 58.200. Dat is ongeveer 19% van de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. Dit betekent dat getalsmatig de arbeidsmarktinstroom het aantal baanopeningen met bijna 15.000 overtreft. Met name op MBOen HBO-niveau zijn getalsmatig overschotten te verwachten. 27 28 • In deze periode ontstaan absoluut gezien de meeste baanopeningen in de opleidingstypen: 1) MBO economie (11.000); 2) MBO techniek (10.700); 3) MBO sociaal-cultureel (7.600); 4) MBO gezondheidszorg (4.700); 5) HBO onderwijs (4.300). • Uitgedrukt als percentage van de werkgelegenheid in 2012 ontstaan de meeste nieuwe baanopeningen in de opleidingstypen: 1) MBO gezondheidszorg (30%); 2) MBO groen (24%) en 3) HBO Onderwijs (23%). In Limburg ziet verder het aantal baanopeningen naar elementaire, lagere, middelbare en hogere beroepsklassen (het gaat om alle beroepsniveaus behalve wetenschappelijk) er als volgt uit: • Het totaal aantal baanopeningen in de periode 2013-2018 in Limburg bedraagt in totaal 99.600. Dat is 23% van de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. Dit aantal ligt hoger dan de baanopeningen naar opleidingstype, omdat hier ook de elementaire en lagere beroepsklassen zijn meegeteld. • Absoluut gezien ontstaan in deze periode de meeste baanopeningen in: 1) lagere administratieve, commerciële beroepen (15.700); 2) elementaire beroepen (14.900); 3) middelbare technische beroepen (10.300); 4) middelbare administratieve, commerciële beroepen (9.200); 5) lagere technische beroepen (9.100). • Procentueel gezien gaat het om de beroepsklassen: 1) lagere docenten sportvakken (81% van de werkgelegenheid in 2012); 2) hogere wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen (66%); 3) wetenschappelijke pedagogische beroepen (54%). perspectieven voor schoolverlaters Voor jonge mensen die een opleiding volgen of nog moeten kiezen, is het belangrijk te weten hoe op termijn hun kansen zijn op een baan die aansluit bij hun opleiding. Die kansen worden uitgedrukt in de Indicator Perspectief op Baan (IPB), een verhoudingsgetal tussen aanbod en vraag. Groot aanbod bij normale vraag leidt tot beperkte kansen op de arbeidsmarkt. Beperkt aanbod bij grote vraag leidt tot grote kansen voor schoolverlaters. Het is op basis van de beschikbare data niet mogelijk onderscheid te maken tussen de verschillende MBO-niveaus. Uit ander onderzoek en de in het kader van RAIL 2014 gehouden expertinterviews, komt naar voren dat de baanperspectieven voor gediplomeerde schoolverlaters op MBO-niveau 4 in het algemeen veel gunstiger zijn dan die op lagere niveaus (met name op MBO-niveau 1 en 2). In Limburg hebben schoolverlaters met een HAVO/VWO-diploma redelijke vooruitzichten. Voor gediplomeerden van het MBO en HBO zijn er grote verschillen tussen opleiding(srichting)en. De arbeidsmarktperspectieven lopen daarbij uiteen van slecht tot goed. Voor de opleidingen die zich richten op de economische of sociaal-culturele sectoren is de toekomstige arbeidsmarktsituatie voor schoolverlaters ongunstig, ongeacht het opleidingsniveau. De arbeidsmarktperspectieven van technisch opgeleiden zijn naar verwachting redelijk voor HBO en matig voor MBO. Het perspectief voor MBO techniek is echter een verzameling van meerdere onderliggende opleidingsniveaus en –categorieën. Door de onderliggende mbo-opleidingen uit te splitsen, komen relatief grote verschillen in perspectief naar voren. Zo blijkt dat het perspectief voor mbo vliegtuigtechniek slecht is, terwijl het perspectief voor mbo fijnmechanische techniek te kwalificeren is als goed. Feit blijft wel dat overall de vooruitzichten voor techniek duidelijk minder gunstig zijn dan twee jaar geleden. Dit is te verklaren door: 1) de verwachte matige economische groei; 2) de lagere vervangingsvraag door het langer doorwerken van oudere werknemers; 3) de toename van de arbeidsmarktinstroom van afgestudeerden van HBO techniek door een gestegen populariteit van deze opleidingen. In het algemeen hebben de gediplomeerden in groene opleidingsrichtingen een goed perspectief, zowel op MBO- als HBO-niveau. Dit geldt ook voor gediplomeerde schoolverlaters van de opleidingen HBO onderwijs en MBO gezondheidszorg. Voor de (para)medische opleiding op HBO-niveau is het perspectief echter matig. De grootste overschotten zullen in Limburg ontstaan aan mensen met een opleiding MBO sociaal-cultureel, HBO economie, HBO sociaal-cultureel, MBO economie, HBO paramedisch, MBO techniek en HBO techniek. perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichting RAIL heeft ook het perspectief op een baan voor de diverse MBOopleidingsrichtingen bekeken. Om deze perspectieven goed te kunnen interpreteren staat in tabel 2 de werkgelegenheid in 2012 per MBO-opleidingsrichting erbij vermeld. Uit de analyse blijkt duidelijk dat de arbeidsmarktperspectieven eind 2018 nogal uiteenlopen. MBO-opleidingsrichtingen met goede perspectieven en veel werkgelegenheid in Limburg zijn MBO voeding, natuur en milieu, MBO werktuigbouw en mechanische techniek en MBO verpleging. Minder gunstig zijn de vooruitzichten in de richtingen MBO sociaal-pedagogisch en welzijn, MBO bouw, MBO verzorging en MBO handel. RAIL gebruikt een specifieke methode om de Limburgse arbeidsmarkt te analyseren. In andere arbeidsmarktonderzoeken gebeurt dat op een andere manier. Zo doen bijvoorbeeld de samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven ook onderzoek naar de kans op werk in het MBO. Ieder kenniscentrum geeft daarbij een eigen invulling aan het tabel 1. Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, Limburg, eind 2018 465.000 slecht 465.000 matig 465.000 redelijk 465.000 goed MBO sociaal-cultureel HBO economie HBO sociaal-cultureel MBO techniek MBO economie HBO paramedisch HBO techniek HAVO/VWO HBO groen MBO gezondheidszorg HBO onderwijs MBO groen bron:CBS, ROA; Etil/Panteia. 29 tabel 2. Perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichtingen, Nederland en Limburg, eind 2018 30 arbeidsmarktonderzoek. De inzichten van de kenniscentra worden gebundeld in de SBB-Barometer (december 2013). Om de RAIL perspectieven uit tabel 2 in een breder kader te plaatsen, komen hieronder de belangrijkste bevindingen per sector aan bod: • zorg, welzijn en sport (calibris): Het dreigende personeelstekort in de zorg lijkt van de baan te zijn. Door het bezuinigingsbeleid dreigen personeelsoverschotten te ontstaan, vooral op de lagere mboniveaus. Naar studenten verpleegkunde niveau 4 is wel nog vraag, maar er dreigt een personeelsoverschot op niveau 3 (verzorgende) en niveau 1 (zorghulp). Ook in de kinderopvang en welzijn worden overschotten verwacht. Dit bevestigt de eerder genoemde perspectieven. • voedsel, natuur en leefomgeving (aequor): De werkloosheid onder gediplomeerden van de groene mboopleidingen is toegenomen. De meeste gediplomeerden voeding vinden een baan. • installatie-, elektro- en metaaltechniek (kenteq): Het perspectief voor gekwalificeerd technisch personeel blijft op langere termijn gunstig, omdat de instroom van gediplomeerden beperkt is en er veel werknemers moeten worden vervangen. • economisch administratief, ict en veiligheid (ecabo): Economisch-administratieve richtingen bieden de komende jaren minder kans op werk dan in 2013 door economische ontwikkelingen, automatisering en bezuinigingen. De kansen zijn beter op de hogere mbo-niveaus. Zo blijkt dat in de richting ICT de kansen op mbo-niveau 4 voldoende zijn, maar minder gunstig op mbo-niveau 2 en 3. • handel, textiel en mode (kc handel): De detailhandel (vooral non-food) staat onder druk maar heeft nog altijd behoefte aan personeel. Vooral jongeren hebben goede kansen op werk. In de groothandel zijn voor de meeste opleidingen wel goede baankansen voor gediplomeerden. Dit geeft dus een positiever beeld dan het eerder vermelde perspectief. • bouw en infra (fundeon): Voor de bouw lijkt 2013 het zwaarste crisisjaar. Pas vanaf 2015 zal met name de woningbouwproductie flink toenemen. Dan neemt ook de vraag naar jonge, gekwalificeerde mensen toe. Omdat de bouw vergrijst en oudere, ontslagen werknemers niet allemaal terugkeren in de bouw, is de kans groot dat bij aantrekkende productie een tekort aan vakmensen ontstaat. Dit nuanceert het genoemde perspectief in tabel 2. • proces-, laboratoriumtechniek en fotonica (pmlf): De kans op werk voor gediplomeerde operators is in veel regio’s voldoende tot goed. Vooral gediplomeerden operator B, operator C of allround operationele techniek hebben voldoende kans op een baan. In de voedingsmiddelenindustrie is nog voldoende vraag naar Operator A. werkgelegenheid in Limburg 2012 mbo opleidingsrichtingen nederland limburg voeding, natuur en milieu groene ruimte laboratorium bouw grond-, weg- en waterbouw installatietechniek werktuigbouw en mechanische techniek fijnmechanische techniek motorvoertuigentechniek en tweewielers vliegtuigtechniek operationele techniek elektrotechniek grafische techniek procestechniek brood en banket levensmiddelentechniek/vleesverwerking vervoer dokters-, tandarts- en dierenartsassistent apothekersassistent verpleging gezondheidstechniek sociaal-pedagogisch en welzijn verzorging uiterlijke verzorging horeca beweging en therapie administratie en logistiek / geld-, bank- en verzekeringwezen en belastingen handel secretariaat toerisme en recreatie facilitaire dienstverlening ICT openbare orde en veiligheid goed redelijk goed matig redelijk slecht goed goed matig matig goed goed slecht matig goed redelijk slecht goed zeer goed goed slecht slecht matig matig slecht matig goed redelijk goed matig redelijk redelijk goed goed matig slecht matig redelijk redelijk matig goed slecht slecht goed zeer goed goed slecht slecht matig slecht slecht redelijk 7.200 2.300 1.100 7.900 1.400 2.800 9.400 1.400 5.600 200 500 10.700 2.100 3.500 1.700 1.100 2.900 2.400 2.200 8.600 400 9.800 17.800 6.500 6.800 1.900 redelijk matig goed slecht matig slecht matig 21.700 14.000 6.100 2.500 2.900 2.300 4.500 redelijk matig goed slecht redelijk slecht slecht bron: CBS, ROA; Etil/Panteia. 31 32 knelpunten voor werkgevers • De komende jaren krijgen werkgevers te maken met Er is ingeschat hoe groot de kansen voor werkgevers zijn om de juiste mensen te vinden voor hun organisatie. Daarbij is gekeken naar de vraag en het aanbod qua opleidingsachtergrond binnen beroepen. Het beeld voor Limburg is als volgt: grote krapte in een behoorlijk aantal beroepsgroepen op alle niveaus. • Voor technische beroepen krijgen werkgevers te maken met grote krapte op alle opleidingsniveaus. • Voor commerciële, administratieve beroepen is vrijwel • Voor (para)medische beroepen krijgen werkgevers in geen krapte op middelbaar en hoger niveau. Op lager niveau ontstaat echter wel grote krapte voor deze beroepen. • In de verzorgende beroepen is op middelbaar en hoger niveau (vrijwel) geen sprake van krapte, terwijl op lager niveau grote krapte verwacht wordt. Limburg te maken met grote krapte op lager en middelbaar niveau. Voor hoger (para)medische beroepen is echter sprake van vrijwel geen krapte. In wetenschappelijke (para)medische beroepen worden landelijk dan wel weer grote knelpunten verwacht. Tabel 3. Personeelskrapte voor lagere en middelbare beroepsgroepen, typering IPK, Nederland, Limburg eind 2018 opleidingstypering elementaire beroepen lagere niet-specialistische beroepen lagere docenten sportvakken lagere agrarische beroepen lagere wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen lagere technische beroepen lagere transportberoepen lagere (para)medische beroepen lagere administratieve,commerciële beroepen e.d. lagere beveiligingsberoepen lagere verzorgende beroepen middelbare docenten transport-, sportvakken middelbare agrarische beroepen middelbare wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen middelbare technische beroepen middelbare transportberoepen e.d. middelbare (para)medische beroepen middelbare administratieve,commerciële beroepen e.d. middelbare juridische, bestuurlijke, beveiligingsberoepen middelbare taalkundige, culturele beroepen middelbare beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij middelbare verzorgende beroepen e.d. nederland enige groot vrijwel geen vrijwel geen groot groot vrijwel geen groot groot vrijwel geen enige vrijwel geen groot groot enige vrijwel geen groot vrijwel geen geen enige vrijwel geen vrijwel geen limburg opleidingstypering groot groot enige enige groot groot vrijwel geen groot groot vrijwel geen groot vrijwel geen groot groot groot enige groot vrijwel geen vrijwel geen groot vrijwel geen vrijwel geen hogere pedagogische beroepen hogere landbouwkundige beroepen hogere wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen hogere technische beroepen hogere transportberoepen hogere (para)medische beroepen hogere administratieve, commerciële, economische beroepen hogere juridische, bestuurlijke, beveiligingsberoepen hogere taalkundige, culturele beroepen hogere beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij e.d. hogere verzorgende beroepen managers (hbo werk- en denkniveau wetenschappelijke pedagogische beroepen wetenschappelijke landbouwkundige beroepen wetenschappelijke wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen wetenschappelijke technische beroepen wetenschappelijke (para)medische beroepen e.d. wetenschappelijke economische, administratieve beroepen e.d. wetenschappelijke juridische, bestuurlijke beroepen wetenschappelijke beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij e.d. managers (wo werk- en denkniveau) nederland groot vrijwel geen vrijwel geen groot groot geen geen geen geen geen geen vrijwel geen groot groot vrijwel geen groot groot geen geen vrijwel geen geen limburg groot groot enige groot groot vrijwel geen vrijwel geen geen geen geen geen vrijwel geen * * * * * * * * * * Voor wetenschappelijke beroepen uitsluitend uitspraken op landelijk niveau vanwege geografische mobiliteit academici. bron: CBS, ROA; Etil/Panteia. bron: CBS, ROA; Etil/Panteia. 33 diversiteit in nationaliteiten groeit De wereld van de maakindustrie is door de economische crisis behoorlijk veranderd. Met name toeleverketens zijn anders geworden en bedrijven worden uitgedaagd om hoge toegevoegde waarde te leveren. Dit maakt dat bedrijven zich nóg meer richten op de behoeften van de klant en proberen door hoge kwaliteit en efficiëntie het verschil te maken. Het vergroten van toegevoegde waarde leidt op de arbeidsmarkt tot ‘opwaartse druk’: functies op MBO-niveau 1 en 2 verdwijnen door automatisering danwel outsourcing en werkgelegenheid op de hogere opleidingsniveaus blijft over en wordt groter. Herm Hendrikx is Senior Consultant Labor Market & Education bij DSM Nederland en is verantwoordelijk voor de positionering van DSM als aantrekkelijke werkgever in Nederland. Voor hem biedt arbeidsmarktonderzoek stuurinformatie waarop hij zijn HR-beleid kan baseren. RAIL biedt met name voor de MBO-doelgroep interessante informatie, omdat deze groep meer regionaal georiënteerd is. Frank Donders houdt zich in zijn functie als regiosecretaris ZuidNederland van de FME-CWM bezig met arbeidsmarktvraagstukken van ondernemers in de technologische industrie. Voor hem bieden arbeidsmarktonderzoeken waaronder RAIL, de basisinformatie om het gesprek met scholen en overheden te voeren. Beide heren erkennen dat RAIL met name op MBO-niveau belangrijke regionale arbeidsmarktinformatie biedt en richting kan geven aan het HR-beleid van bedrijven. Toch zouden ze graag zien dat RAIL met name op beroeps- en opleidingsniveau meer diepgaande informatie geeft. Informatie uit RAIL geeft werkgevers input voor de gesprekken met ROC’s over bijvoorbeeld een onderwerp als macrodoelmatigheid. Werkgevers willen graag dat ROC’s voldoende gediplomeerde leerlingen afleveren met de juiste opleiding en opleidingsniveau. De uitdaging is om als werkgevers intensiever met ROC’s samen te werken en de wensen en behoeften nog nadrukkelijker neer te leggen. Een complicerende factor hierbij is dat de behoeften van ondernemers uiteen lopen. ‘Zo stijgt vooral bij grote ondernemingen het gevraagde opleidingsniveau, terwijl bij kleine ondernemingen vraag blijft naar MBO-niveau 2’, zegt Donders. Feit blijft dat er de komende jaren veel bèta-mensen nodig zijn en dat investeren in de onderwijsketen nodig blijft. De grootste uitstroom van personeel wordt in 2017/2018 verwacht en op basis van de leerlingenaantallen verwacht de industrie met name op VAPRO-C niveau tekorten aan mensen. Naast deze ‘bestaande’ tekorten in de techniek, is de verwachting dat ook in andere sectoren de vraag naar technici gaat toenemen. Voorbeelden daarvan zijn de zorg en de bebouwde omgeving, waar techniek een steeds belangrijkere rol gaat spelen. RAIL kan van betekenis zijn in het signaleren en monitoren van dergelijke nieuwe ontwikkelingen. ‘Ondanks de aanhoudende tekorten, is het belangrijk om te benadrukken dat er in de techniek in Limburg de afgelopen jaren ook veel bereikt is’, zegt Hendrikx. Zo is de instroom in bepaalde techniekopleidingen in Limburg fors hoger dan tien jaar geleden. Daarnaast zijn de ROC’s Leeuwenborgh en Arcus zeker bij de technische opleidingen steeds intensiever gaan samenwerken waardoor de afstemming ook beter wordt. Een bedrijf als DSM wil een aantrekkelijke werkgever zijn voor jongeren. Door middel van initiatieven als de Chemelot Campus, CHILL, Procestechniek Limburg en Jet Net probeert DSM jongeren te boeien voor techniek en op termijn te binden aan het bedrijf, maar zeker ook aan de sector chemie. Verder is er bij DSM een verschuiving naar hoogwaardige kenniswerkers. Een groot deel daarvan wordt niet regionaal of nationaal, maar zelfs internationaal geworven. Dat is terug te zien in de samenstelling van het werknemersbestand: de diversiteit aan nationaliteiten groeit. Naast het boeien en binden van jongeren ziet DSM ook een andere uitdaging. De organisatie wordt in toenemende mate grijzer, ook door het verhogen van de pensioensgerechtigde leeftijd. Dat vraagt om aandacht voor duurzame inzetbaarheid zodat medewerkers op een productieve, zinvolle manier waarde kunnen blijven toevoegen aan een onderneming. Herm Hendrikx senior consultant labor market & education, dsm nederland Frank Donders regiosecretaris zuid-nederland, fme-cwm 29 uitdagingen voor de Limburgse arbeidsmarkt dynamiek en onzekerheid Uitdagingen De Limburgse arbeidsmarkt staat niet stil, maar is volop in beweging. Het is de verwachting dat de dynamiek op de arbeidsmarkt alsmaar toeneemt. De internationale, economische en politieke situatie blijft namelijk verre van stabiel. Zo maakt de overgang van economische crisis (en gerelateerde overheidsbezuinigingen) naar een periode met economisch herstel dat prognoses van de werkgelegenheid, beroepsbevolking, werkloosheid, perspectieven voor schoolverlaters en personeelskrapte met de nodige onzekerheden omkleed zijn. Het economisch herstel kan immers minder snel maar ook sneller gaan dan voorspeld. Bij een sterkere economische groei zijn in Limburg de komende jaren minder banenverlies, een grotere beroepsbevolking, minder werklozen, betere baanperspectieven en meer personeelskrapte te verwachten; bij een minder sterke economische groei geldt het omgekeerde. De belangrijkste uitdagingen voor de Limburgse arbeidsmarkt zijn volgens Etil en Panteia momenteel: • Anticiperen op onzekerheid. Met het oog op alle dynamiek en onzekerheid wordt de centrale vraag voor partijen hoe zij (vroegtijdig) kunnen inspelen op veranderingen en snel kunnen reageren wanneer zaken toch anders uitpakken. Verder is baan-onzekerheid de toekomst. De arbeidsmarkt wordt steeds flexibeler en de uitdaging is hier wel werkzekerheid bij te organiseren. Naast macro-economische onzekerheden zijn er ook demografische onzekerheden die de dynamiek op de arbeidsmarkt beïnvloeden. Zo is er nog weinig zicht op de omvang en samenstelling van de instroom van arbeidsmigranten op de Limburgse arbeidsmarkt. Voor Limburg kan dit compenserend werken op de dalende potentiële beroepsbevolking. De vraag is welke rol deze groep, ook in de toekomst, gaat spelen op de Limburgse arbeidsmarkt. Ten slotte zijn er onzekerheden in politieke en beleidsmatige sfeer. In de prognoseperiode (2013-2018) wordt een groot aantal hervormingen doorgevoerd die (in)direct van invloed zijn op de Limburgse arbeidsmarkt, maar waarvan de effecten op voorhand moeilijk zijn in te schatten. Ook de continuïteit van het (ingezette) beleid is - door de relatieve politieke instabiliteit van ons land - een onzekerheid. •Het bevorderen van mobiliteit, zowel inter- als intrasectoraal. Bewustwording van het belang van mobiliteit bij werknemers en ondersteuning door middel van mobiliteitscentra/vacaturebanken, (intra– en intersectorale) mobiliteitsnetwerken en het organiseren van Levenslang Leren/scholing van werkenden. • Hogere versus lagere niveaus: om de economische ambities in de provincie (met name in de topsectoren) te kunnen waarmaken is een toenemende vraag naar hoger gekwalificeerd personeel de tendens. Deze tendens biedt kansen, bijvoorbeeld voor het binden van de buitenlandse hoger opgeleiden aan de regio. Toch dient er daarnaast ook aandacht te blijven voor de kansen op de arbeidsmarkt van mensen met een opleidingsniveau lager dan mbo-niveau 3. • Verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. In de kern gaat het hierbij om het beperken van de instroom in/ doorstroom naar minder kansrijke opleidingsrichtingen (en het bevorderen van de instroom en doorstroom naar kansrijke richtingen). Centraal staat het verhogen van de macrodoelmatigheid door: 1) regionale afstemming van het opleidingenaanbod (tussen onderwijs en werkgevers én tussen onderwijsinstellingen onderling); 2) objectieve informatievoorziening van onderwijsinstellingen aan studenten over het (regionaal) arbeidsmarktperspectief van de opleidingen • Terugdringen van (langdurige) werkloosheid. Met name de • Verhoging van de AOW-leeftijd. Het kabinet heeft besloten de stijgende jeugdwerkloosheid, ook al is dit vooral conjunctureel bepaald, betekent het gevaar van een ‘verloren generatie’. Verder de structurele werkloosheid onder ouderen en de verminderde kansen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Al deze ontwikkelingen vragen om aandacht en regionale samenwerking. AOW-leeftijd te verhogen naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Doordat ouderen langer doorwerken, ontstaat de uitdaging om te voorkomen dat de werkloosheid verder oploopt. Ten eerste verdient de werkloosheid onder jongeren aandacht. Doordat de uitstroom van ouderen wordt vertraagd, is het aantal baanopeningen voor jongeren als gevolg van vervangingsvraag kleiner. Voorkomen moet worden dat de afstand tot de arbeidsmarkt te groot wordt, als gevolg van langdurige werkloosheid. Dit geldt ook voor ouderen, die bij het verliezen van hun baan vaak moeilijk weer aan het werk komen. • Tijdelijkheid, maar ook behoud voor de toekomst. Na 2018 wordt weer een behoorlijke vraag naar personeel verwacht, dus naast een tijdelijke krimp in de bezetting is ook aandacht voor behoud van medewerkers op langere termijn nodig. • Toenemende druk op gemeenten. Gemeenten hebben als gevolg van de SUWI-wet een grote rol in het bepalen van regionaal arbeidsmarktbeleid. Als gevolg van de decentralisatie van overheidstaken neemt de druk op gemeenten toe om actief te worden en keuzes te maken binnen het arbeidsmarktbeleid. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Participatiewet. Gemeenten worden hierdoor onder andere verantwoordelijk voor de arbeidsintegratie van Wajongers. Omdat de focus ligt op werken en participeren, zullen gemeenten intensief het gesprek moeten aangaan met werkgevers. Mede daardoor wordt intraen intergemeentelijke samenwerking steeds belangrijker, maar ook de samenwerking van het regionale bedrijfsleven zelf. Belangrijk is ook dat gemeenten over arbeidsmarktinformatie beschikken die in de behoeften voorziet. •(Eu)regio-overstijgende beleidsfocus. Momenteel wordt de arbeidsmarkt getypeerd door een overschotsituatie: het aanbod overstijgt de vraag. Op langere termijn kan dit door een stijgende vraag naar arbeidskrachten omslaan in tekorten. Voor beide situaties biedt samenwerking met omliggende grensregio’s een oplossing. Het bevorderen van mobiliteit, in dit geval grensoverschrijdende mobiliteit, is ook hier van belang. Verder spelen dan zaken als juridische, sociale en culturele grensbarrières (inclusief taal). Op de arbeidsmarkt ontstaan in veel gevallen vanzelf oplossingen voor eventuele discrepanties. Het zijn echter niet altijd de meest optimale oplossingen voor werkzoekenden, schoolverlaters, beleidsmakers of ondernemers. Het is dan ook aan de drie O’s om met elkaar het gesprek aan te gaan en met elkaar samen te werken om tot betere oplossingen te komen waarvan idealiter meerdere partijen tegelijkertijd profiteren. colofon opdrachtgever Opdrachtgever: partners op de Limburgse arbeidsmarkt (Provincie Limburg, centrumgemeenten Heerlen, Maastricht, Sittard-Geleen, Roermond, Venray en Venlo, UWV, ROC’s/AOC, Zuyd Hogeschool, Technocentrum Zuid-Limburg en de Kamer van Koophandel). projectcoördinatie José op den Camp en Ingrid Wilthagen, Provincie Limburg onderzoek & interviews: Etil en Panteia: Janneke Gardeniers, Msc. Drs. Douwe Grijpstra Drs. Peter de Klaver Drs. Jeroen Meuwissen Maarten Poeth, Msc. Jeroen de Quillettes, Msc. Dr. Lolke Schakel Drs. Michel Winnubst vormgeving bureau paul smeets bno | geulle fotografie Bert Janssen Fotografie druk t.o. offset - gijsemberg | maastricht oplage 1200 meer info www.railsite.nl 333 Regionale Arbeidsmarkt Limburg 2014 De samenwerkende partijen op de Limburgse arbeidsmarkt publiceren elke twee jaar de RAIL-rapportage. Het gaat om een beeld van de stand van zaken en prognoses tot 2018 van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor Limburg als geheel en voor de regio’s Noord-, Midden- en Zuid-Limburg. RAIL bestaat uit een aantal componenten: • Het RAIL-rapport met daarin cijfers, overzichten en een uitgebreide toelichting • De website www.railsite.nl. Op de site staan de sprinter en arbeidsmarktgerelateerde nieuwsitems. Een bijzonderheid is de tool die de mogelijkheid biedt om uit het cijfermateriaal selecties te maken en die te verwerken tot een eigen rapportage. • RAIL, kompas voor de arbeidsmarkt, een compacte, overzichtelijke weergave van RAIL 2014. Deze sprinterversie is bedoeld voor iedereen die snel een gedegen beeld wil krijgen van de huidige en toekomstige ontwikkelingen op de Limburgse arbeidsmarkt. De arbeidsmarktinformatie wordt tevens verspreid via enkele presentaties. RAIL is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met de Limburgse arbeidsmarkt: werkgevers, beleidsmakers bij overheid en onderwijs, studenten die een beroepskeuze moeten maken en werknemers die van baan willen veranderen. Meer informatie: www.railsite.nl of stuur een bericht aan [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc