sprinter RAIL 2014 - Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg

kompas voor de arbeidsmarkt
sprinten door de Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg
2014
2018
inhoud
333
voorwoord
de wereld om ons heen verandert
5
politiek: hervormingen & bezuinigingen
economie: conjunctuur en bedrijvendynamiek
demografie: vergrijzing
7
6
7
7
van onderwijs naar arbeidsmarkt
26
huidige spanning op de Limburgse arbeidsmarkt
arbeidsmarktinstroom versus baanopeningen
perspectieven voor schoolverlaters
perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichting
knelpunten voor werkgevers
27
27
28
29
32
de vraag naar arbeid in Limburg
10
de Limburgse economie in een notendop
de Limburgse werkgelegenheid in 2013
de Limburgse werkgelegenheid na 2013
de Limburgse werkgelegenheid na 2013: ontwikkelingen per sector
vacatures: de onvervulde vraag naar arbeid
11
uitdagingen voor de Limburgse arbeidsmarkt
36
11
dynamiek en onzekerheid
uitdagingen
36
het aanbod op de arbeidsmarkt
18
de potentiële beroepsbevolking daalt
de arbeidsparticipatie neemt toe
ontwikkeling beroepsbevolking
ontwikkeling werkloosheid
reserves
onderwijsdeelnemers in Limburg
20
12
12
15
20
21
22
23
24
36
333
voorwoord
333
Voor u ligt de Sprinter RAIL 2014. Deze geeft u inzage in de vraag en
van werknemers vraagt. En een vergrijzende beroepsbevolking en
het aanbod op de Limburgse arbeidsmarkt en geeft prognoses voor
daarmee een gepaard gaande vervangingsvraag die op korte en lange
de komende jaren. RAIL biedt een belangrijk vertrekpunt voor actie
termijn gevolgen hebben voor de Limburgse arbeidsmarkt.
en beleid voor alle betrokkenen op de arbeidsmarkt en daarmee een
Al deze ontwikkelingen vragen om continue afstemming tussen
houvast in een steeds grilliger wordende arbeidsmarkt.
partijen aan de vraag en aanbod kant van de arbeidsmarkt. Een
goede samenwerking, afstemming en aansluiting tussen bedrijfsleven
We zien een toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt. Naast
en onderwijs zijn meer dan ooit van belang voor het aantrekken van
het
economisch tij en demografische ontwikkelingen, hebben
nieuwe bedrijvigheid en groei van werkgelegenheid. Door een goede
bezuinigingen en hervormingen van de Rijksoverheid, zoals de
aansluiting van het onderwijs op de behoeften van het regionale
verhoging van de AOW-leeftijd en invoering van de Participatiewet,
bedrijfsleven kunnen we zorgen voor kwalitatief goede instroom en
een belangrijke invloed op de vraag naar en het aanbod van arbeid.
scholing van zittend personeel. Hierin heeft elke partij zijn eigen
Hierdoor is het beeld op de arbeidsmarkt heel uiteenlopend. Zo zien
verantwoordelijkheid maar in de samenwerking en afstemming ligt
we op korte termijn overschotten in de zorg ontstaan waar tot voor
vaak het succes. Het Techniekplan Limburg is hier een mooi voorbeeld
kort nog tekorten werden voorspeld. Andere sectoren zullen ten
van.
gevolge van een forse vervangingsvraag op korte en langere termijn
wel tekorten kennen. Deze grilligheid brengt veel onzekerheid met
RAIL biedt een goede dataverzameling die essentieel is voor inzicht in
zich mee en vraagt een steeds grotere flexibiliteit van werknemers.
vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Maar meer dan dat zit de waarde
Een belangrijke uitdaging is dan ook het bevorderen van de regionale
van RAIL vooral in het verdiepen van de dialoog tussen partijen op de
mobiliteit in en tussen sectoren.
arbeidsmarkt. Een dialoog die moet leiden tot continue afstemming
tussen vraag en aanbod. Dit is in toenemende mate belangrijk omdat
Beschikbaarheid van voldoende goed opgeleid personeel is essentieel
de verschillen tussen vraag en aanbod in de tijd en per sector sterk
voor de economische ontwikkeling van Limburg. Zonder kenniswerkers
fluctueren. De website www.railsite.nl is geactualiseerd en voorzien
geen nieuwe bedrijvigheid, zonder goede vakkrachten geen toepassing
van nieuwe data waarmee u zelf de gewenste overzichten en cijfers
van productie met als gevolg stagnatie van de economische groei.
kunt generen.
Deze beschikbaarheid is echter geen vanzelfsprekendheid, dat moeten
we ons goed realiseren. We hebben te maken met een transformatie
Ik beveel RAIL 2014-2018 dan ook warm aan bij eenieder die op dit
naar een kenniseconomie die andere competenties en kwaliteiten
speelveld een rol heeft.
Bert Kersten
gedeputeerde provincie limburg
5
de wereld om ons heen verandert
beïnvloedende factoren
• De hervormingen van het kabinet Rutte-Asscher hebben (op termijn) gevolgen voor de Limburgse arbeidsmarkt.
• Tot 2025 neemt de Limburgse bevolking geleidelijk af met bijna 38.000 mensen (3%). Dit heeft effect op zowel de vraag
naar als het aanbod van arbeid.
• De prognoses van RAIL 2014 gaan uit van 0,5% economische groei in 2014 en naar verwachting blijft de economische
groei ook op middellange termijn (2015-2018) met gemiddeld 1,25% beperkt.
• Europees gezien staat Limburg op plaats 17 van de 262 regio’s als het gaat om de concurrentiepositie.
politiek: hervormingen & bezuinigingen
In de prognoseperiode (2013-2018) worden – naast forse
bezuinigingen - een groot aantal hervormingen doorgevoerd
die (in)direct van invloed zijn op de Limburgse arbeidsmarkt. Te
noemen zijn de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde
leeftijd, de invoering van de verdere aanscherping van de WWB, de
Wet Werk en Zekerheid en de Participatiewet. Ook bezuinigingen
en hervormingen op specifieke beleidsterreinen, zoals in het
openbaar bestuur en zorg en welzijn, hebben ingrijpende gevolgen
voor de arbeidsmarkt. In het verlengde hiervan is te wijzen op
de geplande decentralisatie van taken naar gemeenten. De
daadwerkelijke effecten van (de precieze uitwerking en uitvoering
van) deze hervormingen op de Limburgse arbeidsmarkt zijn op
voorhand moeilijk in te schatten. Gezien de relatieve politieke
instabiliteit van ons land - zie de vele kabinetswisselingen in het
afgelopen decennium, het zwevend electoraat en minder stabiele
coalitievormen zoals gedoogconstructies en/of afhankelijkheid van
‘constructieve oppositiepartijen’ - is ook de continuïteit van het
(ingezette) beleid op de (middel)lange termijn niet zeker.
economie: conjunctuur en bedrijvendynamiek
Vergeleken met het Nederlands gemiddelde kent Limburg
een relatief laag regionaal product en een relatief lage
economische groei. Verder is de provincie nog steeds tamelijk
conjunctuurgevoelig. Ook remt de stagnerende bevolkingsgroei –
zeker in tijden van laagconjunctuur - de economische groei. Vanuit
Europees perspectief doet Limburg het relatief goed: het staat op
de 17de van de 262 plaatsen op de EU Regional Competitiveness
Index 2013.
De basis voor de prognoses in RAIL 2014 is de Decemberraming
2013 van het Centraal Planbureau (CPB). Daarin staat dat de
Nederlandse economie in 2014 met een half procent zal groeien.
De uitvoer is de belangrijkste aanjager van deze groei. Naar
verwachting van het ING Economisch Bureau blijft het regionale
groeicijfer in Limburg ook in 2014 achter bij het landelijke.
Op middellange termijn (2015-2018) blijft de economische groei
naar verwachting beperkt, zowel landelijk als in Limburg.
Hoewel economische componenten als uitvoer, investeringen en
consumentenbestedingen verbeteren, zet het herstel niet echt
door. Daarnaast zetten de bezuinigingen van het kabinet RutteAsscher een rem op de economische groei.
De bedrijvendynamiek – de ‘demografie’ van het bedrijfsleven
- wordt bepaald door nieuwe vestigingen (starters, nieuwe
nevenvestigingen) en opheffingen van vestigingen (staken van
bedrijven, faillissementen). In 2013 nam het aantal vestigingen
in Limburg licht af van 83.327 naar 83.171. Relatief het sterkst was
de daling in Noord-Limburg en het minst sterk in Zuid-Limburg.
Tegelijkertijd heeft de crisis geleid tot een toename van het aantal
zzp’ers. Veelal gaat het om zogenaamde ‘gedwongen’ zzp’ers:
werknemers die geen andere keuze hebben dan als zzp’ers aan de
slag te gaan. Dit geeft aan dat de afname van het aantal vestigingen
in Limburg vooral bij grotere bedrijven heeft plaatsgevonden.
Dit blijkt ook uit het feit dat het aantal faillissementen de laatste
jaren sterk is gestegen. Volgens het CBS werden in 2013 in
Limburg 758 faillissementen uitgesproken. Nederland telde in
2013 12.306 faillissementen, het hoogste aantal sinds de start van
de waarneming in 1951. De meeste faillissementen waren er in de
handel en de bouw.
demografie: vergrijzing
De bevolkingskrimp heeft zeer grote invloed op de Limburgse
arbeidsmarkt. Naar verwachting daalt de Limburgse bevolking
tussen 2013 en 2025 met ruim 3%, dat is een afname van bijna
38.000 mensen. De bevolking krimpt in deze jaren in zowel Noord-,
Midden- als Zuid-Limburg. De (relatieve) daling is het grootst in
Zuid-Limburg met 5%: dat zijn ruim 32.000 personen.
Als de bevolking krimpt, daalt het aanbod van arbeid. Tegelijk
verandert de vraag naar arbeid door de vergrijzing, ontgroening
en door verschuivingen in consumptieve bestedingen. Er komt
bijvoorbeeld meer vraag naar personeel in zorg en welzijn, terwijl de
vraag naar arbeidskrachten in onderwijs en kinderopvang afneemt.
Minder inwoners betekent ook minder vraag naar producten en
diensten. Hierdoor kan de vraag naar arbeid in bepaalde sectoren
en regio’s dalen.
7
levenslang leren is belangrijk
Het aantal banen voor hoger opgeleiden neemt toe, maar
nog steeds bevindt het grootste deel van de Limburgse
werkgelegenheid zich op het middelbaar niveau. Het mbo leidt op
voor beroepen op dat niveau en zorgt ook voor doorstroom naar het
hoger beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs biedt bij voorkeur
die opleidingen aan die ook daadwerkelijk kans op een baan in het
betreffende beroep bieden. Daarvoor werkt het nauw samen met
het bedrijfsleven en met individuele bedrijven die stageplaatsen
aanbieden.
Peter Thuis is sinds april 2014 voorzitter van het College van
Bestuur van Gilde Opleidingen. Gilde Opleidingen is het Regionaal
Opleidingencentrum (ROC) voor Noord- en Midden-Limburg. Voor
hem is zicht op het arbeidsmarktperspectief van zijn studenten
van groot belang. De perspectieven die RAIL laat zien bieden hem
belangrijke aanknopingspunten.
RAIL kan trends op de arbeidsmarkt laten zien, maar ook waar de
werkgelegenheid op het mbo-niveau vooral zit. Daar zijn steeds
gediplomeerde medewerkers nodig, ook als het, zoals nu in de zorg,
even wat minder gaat. Het ROC probeert de trends te volgen, maar
kan niet van de ene op de andere dag vanwege grilligheden op de
arbeidsmarkt het aanbod omgooien. Het ROC is verder afhankelijk
van de middelen en de medewerking die het krijgt van het Rijk.
RAIL kan ook helpen bij de inrichting van de studiekeuzevoorlichting.
Je moet overigens de waarde daarvan niet overschatten.
“Leerlingen en ouders denken zelf na”, zegt Thuis. Leerlingen
weten vaak zelf ook wel waar de kansen liggen. Ouders hebben
vaak ook een flinke vinger in de pap en die sturen hun kinderen toch
het liefst naar opleidingen voor beroepen waar ze later hun brood
mee kunnen verdienen.
RAIL biedt basiscijfers op een bepaald abstractieniveau. Je moet
je als opleider wel bewust zijn dat de praktijk altijd meer kanten
heeft. Sectoren verschillen qua arbeidsmarktdynamiek. Zo was
jarenlang het beeld dat een opleiding tot kapper niet erg kansrijk
was, terwijl Gilde Opleidingen zag dat bijna alle gediplomeerde
studenten werk wisten te vinden. Een ander voorbeeld is dat er
veel mensen als logistieke planners werken, terwijl ze daar niet
voor hebben geleerd. Er is voor mbo-ers dan veel meer perspectief
dan je zou denken. En door de crisis in de bouw zijn er nu weinig
leerlingen metselen en timmeren. Bouwopleidingen van de ROC’s
hebben relatief veel studenten op het hoogste mboniveau: die
studeren voor kaderfuncties en niet om zelf te gaan metselen en
timmeren. Als de bouw straks dan weer aantrekt, heb je alsnog
te weinig gediplomeerde bouwvakkers. De Limburgse mboinstellingen hebben op basis van eigen cijfers over de deelname
aan opleidingen en met gebruik van rapporten als RAIL, factsheets
voor verschillende opleidingsrichtingen gemaakt.
“RAIL biedt met haar inzicht in de arbeidsmarkt handelingsperspectief en een basis voor afspraken.” Het Limburgse heeft al
langer geleden afgesproken om niet elkaars vaarwater te gaan
zitten. Je moet niet gaan concurreren met gemeenschapsgeld.
Daarom hebben de drie ROC’s en het AOC afspraken gemaakt over
het opleidingenaanbod in de provincie. Zij steken hun energie in de
kwaliteit van de opleidingen en in de spreiding en bereikbaarheid
voor leerlingen en bedrijven. Levenslang leren is belangrijk.
De werkloosheid neemt toe, laat RAIL zien. Het zou goed zijn als
werknemers opleidingen volgen wanneer ze nog aan het werk zijn.
Op dit moment lijken werknemers wel veel trainingen te volgen,
maar dat zijn meestal korte scholingen. Werkenden moeten juist
kwalificerende opleidingen volgen, zoals dat in het mbo al langer
gebeurt en ook in het hbo steeds meer mogelijk wordt. Dat maakt
ze langer en breder inzetbaar en zorgt ervoor dat er op termijn
genoeg hoger opgeleiden zijn.
Peter Thuis
voorzitter college van bestuur van gilde opleidingen
de vraag naar arbeid in Limburg
arbeidsplaatsen, vacatures en baanopeningen tussen nu en 2018
Limburg in 2013
• werkgelegenheid:
• Limburg kent in 2013 516.780 bezette arbeidsplaatsen.
• Naar sector: De drie sectoren met de meeste werkgelegenheid in Limburg zijn de zorg en welzijn, detail- &
autohandel en zakelijke dienstverlening. Alle industriële sectoren (voedingsindustrie, chemie, metaalindustrie,
overige industrie) zijn samen goed voor ruim 73.000 arbeidsplaatsen. In Limburg zijn vergeleken met Nederland
veel arbeidsplaatsen in de industrie (14% tegenover 10%).
• Naar beroep: In Limburg werken de meeste mensen in de economisch-administratieve beroepen. Vergeleken met
Nederland zijn deze beroepen echter ondervertegenwoordigd.
• Naar opleidingsniveau: Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden (HBO en WO) in de provincie
ondervertegenwoordigd (27% provinciaal, tegenover 32% landelijk).
• Naar bedrijfsgrootte: in 2013 telt Limburg ruim 48.000 vestigingen met slechts één werkzame persoon (tegenover
ruim 46.000 in 2011), dit betreft voor een deel zzp’ers. Dat is ruim 60% van alle vestigingen in Limburg.
• Naar leeftijd: 16% van de werkzame personen in Limburg is ouder dan 55 ((tegenover landelijk 15%). De sectoren
met relatief de meeste 55-plussers zijn het onderwijs en de overheid.
• vacatures:
• Ontstane vacatures: In 2013 ontstonden er in Limburg 31.160 nieuwe vacatures, ten opzichte van 36.080 in 2012.
De meeste vacatures ontstonden in de groot- en detailhandel.
• Openstaande vacatures: In Limburg stonden er op 31 december 2013 4.330 vacatures open. Dat is een daling van
21,7% ten opzichte van 2012. De sector groot- en detailhandel kende het grootste aantal openstaande vacatures
(827).
Limburg vanaf 2013
• werkgelegenheid:
• In 2014 daalt het aantal arbeidsplaatsen in Limburg naar verwachting met 1%.
• Tot 2018 daalt de Limburgse werkgelegenheid: per saldo met 2,2% tot 505.600 arbeidsplaatsen in 2018.
• Naar sector: de werkgelegenheid gaat het hardst groeien in de sector groothandel, de sector bouw, de sector
cultuur, recreatie en overige diensten, en de sector zakelijke dienstverlening. Sterkste dalers zijn bij ongewijzigd
beleid de overheid, landbouw en visserij, en de financiële dienstverlening.
In 2013 kende Limburg 516.780 bezette arbeidsplaatsen van
minimaal 1 uur per week (inclusief zelfstandigen). Daarvan was
ruim de helft in Zuid-Limburg (268.780). Noord-Limburg was in
2013 goed voor 139.590 arbeidsplaatsen, gevolgd door MiddenLimburg (108.410). In dit hoofdstuk komt de vraag naar arbeid aan
bod. Centraal staan de structuur van de huidige werkgelegenheid,
de openstaande vacatures en de toekomstige vraag naar arbeid.
de Limburgse economie in een notendop
In Limburg is, net als landelijk, een langdurige trend zichtbaar
van verdienstelijking van de economie. Met andere woorden,
het aandeel van de agrarische sector en de industriële sectoren
in de totale regionale werkgelegenheid neemt af, terwijl
het werkgelegenheidsaandeel van de commerciële en nietcommerciële diensten groeit. Hierdoor is de Limburgse economie
een stuk minder conjunctuurgevoelig geworden. Desondanks is
de industrie in Limburg anno 2013 echter nog steeds relatief sterk
vertegenwoordigd en is ook de transportsector een belangrijke
werkgever binnen de provincie. Daarbij past de kanttekening dat
ook minder conjunctuurgevoelige en conjunctuurneutrale sectoren,
in tijden van laagconjunctuur en als gevolg van overheidsbeleid, te
maken krijgen met een werkgelegenheidsdaling. Een voorbeeld
hiervan vormt de overheidssector zelf.
de Limburgse werkgelegenheid in 2013
sectoren
De drie sectoren met het grootste aantal arbeidsplaatsen in
Limburg zijn de zorg en welzijn (18,3%, 94.400 arbeidsplaatsen),
detailhandel & autohandel (12,3%, 63.700 arbeidsplaatsen) en
zakelijke dienstverlening (9,8%, 50.600 arbeidsplaatsen). De
industriële sectoren (voedingsindustrie, chemie, metaalindustrie,
overige industrie) zijn samen goed voor 73.000 arbeidsplaatsen. Dat
is 14% van de totale werkgelegenheid. In Limburg zijn vergeleken
met Nederland veel arbeidsplaatsen in de industrie (14% tegenover
10%).
beroepen
De meeste mensen in Limburg zijn werkzaam in economischadministratieve beroepen (31%), gevolgd door technische en
industriële beroepen (17%). Daarnaast werken er relatief veel
mensen in verzorgende en dienstverlenende beroepen, medische
en paramedische beroepen en elementaire beroepen (alle
9%). Vergeleken met het heel Nederland zijn in de provincie de
economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd
(31% provinciaal, tegenover 35% landelijk) en de elementaire
beroepen en de verzorgende en (para)medische beroepen iets
oververtegenwoordigd (beide 9%, tegenover 7% landelijk).
opleidingsniveau
Van de werkzame beroepsbevolking in Limburg heeft 5% alleen
basisonderwijs gevolgd, 19% een opleiding op VMBO niveau en
37% een opleiding op MBO-niveau gevolgd. Van de werkenden
is 27% hoger opgeleid (HBO/WO). Vergeleken met Nederland
(32%) zijn hoger opgeleiden (HBO en WO) in de provincie
ondervertegenwoordigd.
bedrijfsgrootte
Verdeeld naar bedrijfsomvang is het grootbedrijf (100 of meer
werkzame personen) goed voor de meeste werkgelegenheid in
Limburg (40%), gevolgd door het middenbedrijf (10-99 werkzame
personen; 33%) en het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen; 27%).
Hiermee wijkt de provincie nauwelijks af van het landelijke beeld.
Verder telt Limburg in 2013 ruim 48.000 vestigingen met slechts
één werkzame persoon (tegenover ruim 46.000 in 2011). Het betreft
hier grotendeels zzp’ers.
leeftijd
In Limburg is 16% van de werkzame personen 55-plusser (tegenover
landelijk 15%). Meest vergrijsd in Limburg zijn de sectoren onderwijs
(25% 55-plusser), openbaar bestuur (21%), landbouw (21%) en
overige industrie (20%). Verder scoren energie (18%), chemie (17%)
en vervoer en opslag (17%) op dit punt bovengemiddeld.
11
figuur 1. Ontwikkeling werkgelegenheid naar sector in Limburg, 2013 en 2018
0
12
de Limburgse werkgelegenheid na 2013
grootste stijgers
Als gevolg van de economische crisis is de werkgelegenheid
in Limburg in de periode 2008-2013 flink gedaald. Deze daling
was relatief sterker dan landelijk. In 2013 daalde de totale
werkgelegenheid in Limburg met 2,7% van 530.960 naar 516.780
bezette arbeidsplaatsen, dat is een afname van ruim 14.000
arbeidsplaatsen. Landelijk was de daling 1,2%.
De Nederlandse economie lijkt zich na de crisis van 2008-2013
enigszins te herstellen. In Limburg leidt dat vooralsnog echter niet
tot banengroei. Volgens de Decemberraming van het CPB blijft de
werkgelegenheid in de periode 2014-2018 verder dalen. In 2014 zijn
er in Limburg naar verwachting 511.660 arbeidsplaatsen, dat is 1%
minder dan in 2013. In 2018 daalt het aantal arbeidsplaatsen verder
naar 505.600 (2,2% minder dan in 2013). Toch valt de totale afname
van de werkgelegenheid in vergelijking met de periode 2008-2013
mee. Landelijk blijft het werkgelegenheidspeil tot en met 2018
vrijwel stabiel.
In de periode 2014-2018 gaat de werkgelegenheid naar verwachting
het sterkst toenemen in de sectoren:
de Limburgse werkgelegenheid na 2013:
ontwikkelingen per sector
Het totaal aantal arbeidsplaatsen in Limburg blijft tussen 2013
en 2018 redelijk stabiel. Er zijn weliswaar sectoren waar de
werkgelegenheid groeit en sectoren waar de werkgelegenheid
krimpt, toch vallen de ontwikkelingen per sector redelijk mee.
• groothandel
De groothandel kende in 2013 27.180 bezette arbeidsplaatsen.
In de periode 2014-2018 neemt deze sector elk jaar gemiddeld
met 0,6% in omvang toe. In 2018 zijn er ongeveer 28.000
arbeidsplaatsen in deze sector. Deze groei wordt voornamelijk
veroorzaakt door het (lichte) economische herstel.
• bouw
Na een flinke daling vanaf 2009 gaat in de periode 2014-2018 het aantal arbeidsplaatsen in de bouw jaarlijks met 0,6% groeien. In 2018 kent de bouwsector ongeveer 23.400 arbeidsplaatsen, ten opzichte van 24.270 in 2013. Doordat de
bouw conjunctureel gevoelig is, profiteert de sector de komende
jaren bovengemiddeld van het lichte economische herstel.
• cultuur, recreatie en overige diensten
Tussen 2014 en 2018 groeit het aantal banen in deze sector elk
jaar gemiddeld met 0,6%. In 2018 kent de sector bijna 12.300
bezette arbeidsplaatsen.
• zakelijke dienstverlening
De zakelijke dienstverlening neemt in de periode 2014-2018
jaarlijks toe met gemiddeld 0,4%, tot 51.500 arbeidsplaatsen in
2018.
2013
2018
landbouw, bosbouw en visserij
voedings- en genotsmiddelenindustrie
.
10
0
0
0
0
0
0 00
0
0
00
00 0.00 0.00 0.0 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.0
0
8
4
5
6
3
7
2
9
1
18.350
16.400
5.590
5.500
chemische, aardolie, farma en kunststof
12.430
12.300
metaalindustrie
27.660
27.000
overige industrie
27.350
25.800
delfstoffenwinning en openbaar nut
5.170
4.900
bouwnijverheid
22.760
23.400
groothandel
27.180
27.900
detailhandel en autohandel
63.670
62.900
horeca
28.490
28.600
27.060
27.100
informatie en communicatie
10.020
10.000
financiele dienstverlening
14.270
13.100
zakelijke dienstverlening
50.580
51.500
openbaar bestuur
26.670
23.700
onderwijs
32.730
30.000
zorg en welzijn
94.370
92.600
cultuur, sport, recreatie en overige diensten
22.460
23.000
vervoer en opslag
totaal
516.780
505.600
bron: CBS, LISA, VRL; Etil/Panteia.
13
14
grootste dalers
vacatures: de onvervulde vraag naar arbeid
In de volgende sectoren daalt de werkgelegenheid naar verwachting
in de periode 2014-2018 het meest:
Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen waarvoor - binnen of
buiten een onderneming of instelling - personeel wordt gezocht dat
onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden. In RAIL
2014 maken we gebruik van het totaal aantal vacatures op basis
van de informatie van het UWV. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen nieuw ontstane en openstaande vacatures.
• overheid
De werkgelegenheid in de sector overheid daalt tussen 2014 en
2018 (elk jaar gemiddeld met 2,2%) tot 23.700 arbeidsplaatsen
in 2018. Deze krimp is met name het gevolg van bezuinigingen
binnen de overheidssector.
• landbouw en visserij
Het aantal banen in de landbouw en visserij zal in de jaren
2014-2018 jaarlijks afnemen met 2,1%. Hierdoor bestaat de
werkgelegenheid in deze sector in 2018 uit ongeveer 16.400
arbeidsplaatsen.
• financiële dienstverlening
In 2013 waren er 14.270 arbeidsplaatsen in deze sector. In 2018
zal dit dalen tot 13.130 arbeidsplaatsen. Dat is een gemiddelde
afname van 1,6% per jaar.
• onderwijs
In het onderwijs zal in de periode 2014-2018 sprake zijn van een
gemiddelde jaarlijkse afname van 1,7%. Dat leidt tot 29.980
arbeidsplaatsen in 2018, ten opzichte van 32.700 in 2013.
• zorg en welzijn
De sector zorg en welzijn is altijd een belangrijke banenmotor
geweest voor de Limburgse economie. Door het overheidsbeleid
en de hiermee gepaard gaande bezuinigingen neemt de
werkgelegenheid in deze sector af. Binnen de sector groeit de
zorg voorlopig nog wel, tot 69.740 arbeidsplaatsen in 2018. De
welzijnssector krimpt tot 22.830 arbeidsplaatsen in 2018. Dat is
elk jaar gemiddeld een afname van 3,9% in de jaren 2014-2018.
nieuw ontstane vacatures
In Limburg ontstonden er in 2013 31.230 nieuwe vacatures. In
2012 waren dat er nog 36.170, dat is een daling van 13,6%. Het
aantal nieuwe vacatures was het grootst in de sector groot- en
detailhandel (8.400), gevolgd door horeca (4.440) en zorg en
welzijn (3.520). Ook waren er relatief veel nieuwe vacatures in de
industriesectoren, namelijk 2.700.
openstaande vacatures
Naast stroomcijfers (nieuw ontstane vacatures) zijn ook
standcijfers (openstaande vacatures) relevant. De daling van het
aantal openstaande vacatures ten opzichte van het jaar daarvoor
was in Limburg in 2013 21,7%, van 4.850 naar 4.330. De sectoren
met het grootste aantal openstaande vacatures in 2013 zijn
dezelfde als voor het aantal ontstane vacatures, namelijk groot- en
detailhandel (827), horeca (545), zorg en welzijn (535) en industrie
(520).
15
samen een kop koffie
kan veel voor de mensen betekenen
Het Werkbedrijf van het UWV helpt werkgevers aan personeel
en ondersteunt werkzoekenden bij het vinden van een baan. Het
verricht ook de registratie voor het krijgen van een uitkering. En net
als RAIL zorgt het UWV ook zelf voor arbeidsmarktinformatie.
Rob Schwillens is de vestigingsmanager van het UWV Werkbedrijf
in Zuid-Limburg. Nadat hij het Mobiliteitscentre Automotive
(MCA) dat werknemers van Nedcar rond 2006-7 van werk naar
werk hielp tot een succes had gebracht was hij een tijd manager
mobiliteitscentra op landelijk niveau. Inmiddels is hij weer terug
in het Limburgse en heeft hij de niet eenvoudige taak om met zijn
organisatie een groeiend aantal werklozen aan het werk te krijgen.
RAIL laat de krimp duidelijk zien. De werkloosheid is voorlopig niet
weg. Schwillens ziet wel de nodige lichtpuntjes: de ontwikkeling
van de WW lijkt mee te vallen en de komst van Action en de
ontwikkelingen bij Nedcar brengen de nodige nieuwe banen
(respectievelijk 600 tot 700 en eerst 500 en daarna meer) met zich
mee. Toch zitten er nog 50.000 mensen in de bijstand en 30.000 in
de WW. Vaak hebben die een economisch-administratieve opleiding
en zijn niet meer de jongsten. Zaak is in ieder geval de jeugd aan het
werk te krijgen nu het weer wat aantrekt.
De arbeidsmarkt wordt steeds flexibeler. Een individueel
bedrijf kan geen werk meer garanderen. Dat vraagt om
samenwerkingsverbanden, waarbij men steeds meer over het
muurtje van de eigen sector heen moet kijken. En niet alleen moet
kijken en praten, maar vooral ook doen. Het vrijblijvende moet ervan
af. Schwillens voorziet coöperaties van bedrijven die gezamenlijk
werknemers werk garanderen. Dat moet beginnen bij de grote
bedrijven, maar zal op termijn ook het MKB moeten betrekken,
want daar zit nu eenmaal de meeste werkgelegenheid. Gemeenten,
provincie en UWV moeten deze processen ondersteunen en
misschien opstarten, maar het bedrijfsleven moet het doen. Je
zou dit verder kunnen faciliteren door niet per bedrijfstak, maar op
regionaal niveau een cao af te sluiten.
Opleiden is vaak een probleem. Iemand die met ontslag wordt
bedreigd zou bijvoorbeeld met een opleiding voor procesoperator
een goed positie op de arbeidsmarkt kunnen verwerven. Dan kost
dat 3 tot 4 jaar. Dat betekent dat er aan de eind van de rit wel een
baangarantie moet zijn. Anders willen het huidige bedrijf en de
werknemer zelf (financieel) niet hun nek uitsteken. Idealiter gaat
men trouwens al in een nieuwe sector aan het werk, terwijl men
daarnaast de opleiding volgt.
“Je hebt betrouwbare getallen nodig om de zij-instroom van
werkzoekenden te organiseren”
RAIL heeft de opdracht niet alleen de arbeidsmarktonderzoekers
van cijfers te voorzien maar een wetenschappelijke basis te vormen
voor concrete afspraken en projecten. Er zijn bijvoorbeeld de nodige
mensen nodig voor de topsectoren. Als het om forse aantallen gaat
die de ROC’s niet kunnen leveren, moet je denken aan zij-instroom.
En die zij-instromers zijn dan de werkzoekenden.
Automatiseren is niet heilig. Nog steeds verdwijnen er door
digitalisering forse aantallen arbeidsplaatsen, ook bij de overheid.
Je zou dan toch eens wat kritischer moeten kijken waar de kosten
liggen. Als mensen langdurig in de WW belanden en daarna in
de bijstand kost dat de samenleving ook veel geld. Misschien
zijn er ook scenario’s te verzinnen waarbij het werk niet wordt
weggeautomatiseerd en deze mensen langer in dienst kunnen
blijven. En als een zorghulp in de bijstand net zo veel kost als een
die aan het werk is, dan is het laatste toch beter?
“Samen een kop koffie kan veel voor de mensen betekenen”
Dat geldt ook voor UWV zelf. De inschrijving gebeurt nu
elektronisch. Voor mensen die daar niet mee uit de voeten konden
is een team van trainees ingericht dat de mensen persoonlijk helpt.
Vervolgens blijkt echter dat bij het persoonlijk contact allerlei
zaken boven tafel komen die kunnen helpen bij de bemiddeling
naar werk. Niet alleen problemen zoals schulden, maar ook kansen
zoals belangstelling om bij bepaalde bedrijven met vacatures aan
de slag te gaan. De vraag “Zitten die dan nog op mij te wachten?” is
dan een eerste stap naar een nieuwe baan.
Rob Schwillens
vestigingsmanager uwv werkbedrijf, zuid-limburg
het aanbod op de arbeidsmarkt
wie werkt of kan werken?
• De potentiële beroepsbevolking (alle personen van 15 tot 65 jaar) bestond in 2013 in Limburg uit 734.000 personen.
Tot 2018 wordt een daling verwacht van in totaal bijna 34.000 personen.
• De bruto arbeidsparticipatie is in Limburg 69% tegenover landelijk 72%. De arbeidsparticipatie in Limburg neemt nog
steeds toe en dit zet tot 2018 door.
• In 2013 telt de Limburgse beroepsbevolking (iedereen die een baan van minstens 12 uur per week heeft of actief zoekt)
507.000 personen. Deze daalt tot 2018 met ruim 11.000 personen tegenover een groei landelijk.
• Belangrijke bronnen van aanbod van arbeidskrachten voor de Limburgse arbeidsmarkt zijn:
…het onderwijs: Het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het middelbaar onderwijs daalt, terwijl het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het hoger onderwijs stijgt. Naar verwachting zet deze trend de komende jaren door.
In 2013 waren er in Limburg 734.000 mensen tussen de 15 en 65 jaar,
de potentiële beroepsbevolking. In totaal boden daarvan 507.000
personen zich actief aan op de arbeidsmarkt, de beroepsbevolking.
figuur 2. Samenstelling Limburgse potentiële beroepsbevolking in 2013*
potentiële beroepsbevolking
734.000
beroepsbevolking
(heeft/zoekt werk > 12 uur/week)
507.000
…buitenlandse arbeidsmigranten: arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa vormen een substantieel arbeidspotentieel, met name in Noord- en Midden-Limburg. Verder is de afgelopen jaren het aantal arbeidsmigranten uit Zuid-Europa toegenomen, dit betreft ook deels hoger opgeleiden. Veranderingen in wetgeving leiden er vooralsnog niet toe dat deze reserves opdrogen.
…werklozen: in Limburg waren er in 2013 42.000 werklozen. Dit aantal stijgt naar verwachting nog verder tot ruim 45.000 werklozen in 2014. Bij de inzetbaarheid van werklozen voor tekortsectoren telt niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het aanbod op de Limburgse
arbeidsmarkt is samengesteld en hoe het zich de komende jaren
gaat ontwikkelen.
werkzame beroepsbevolking
(heeft werk > = 12 uur/week)
465.000
werkloze beroepsbevolking
(zoekt werk > = 12 uur/week)
niet-beroepsbevolking
227.000
42.000
niet werkenden
…overige reserves: in Limburg zijn ongeveer 15.000 mensen die aangeven wel werk te willen maar niet actief op zoek zijn naar werk. De overige reserves vormen samen met de werklozen het onbenut arbeidsaanbod.
269.000
onbenut arbeidsaanbod
(wil > = 12u pw werken)
57.000
wil of kan niet werken (>12 uur/week)
212.000
reden:
ziekte/AO ( 30%)
opleiding/studie (35%)
vut (14%)
zorgtaken (9%)
anders (12%)
* De aantallen van de niet-werkenden zijn geraamd en gebaseerd op de verdelingen van 2012.
bron: CBS, Etil/Panteia.
19
20
In onderstaand schema wordt de Limburgse potentiële
beroepsbevolking uitgesplitst in een aantal groepen met een
uiteenlopende binding met de arbeidsmarkt. Het dichtst bij de
arbeidsmarkt staat de werkzame beroepsbevolking, in totaal
465.000 personen. De grootste afstand hebben mensen die om
diverse redenen, zoals ziekte, studie of zorgtaken, niet willen of
kunnen werken. In totaal gaat het om 212.000 personen.
de potentiële beroepsbevolking daalt
de arbeidsparticipatie neemt toe
ontwikkeling beroepsbevolking
De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking volgt de
ontwikkeling van de totale bevolking. In Limburg is sinds 1997
een structurele afname van de potentiële beroepsbevolking te
zien. Naar verwachting zet deze dalende trend de komende jaren
voort en krimpt de Limburgse potentiële beroepsbevolking tussen
2013 en 2018 met bijna 34.000 mensen. Een dalende potentiële
beroepsbevolking is eveneens zichtbaar in andere perifere
provincies in Nederland. In met name regio’s in de Randstad neemt
de groep 15-65 jarigen nog toe.
Om de krimp in de potentiële beroepsbevolking te kunnen
compenseren is de ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie
van belang. Bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de
(werkzame én werkloze) beroepsbevolking in de potentiële
beroepsbevolking. De bruto arbeidsparticipatie stijgt al jaren,
zowel in Nederland als in Limburg. Hoewel de verschillen kleiner
worden, ligt de bruto arbeidsparticipatie in Limburg structureel
onder het landelijk niveau. Verklaringen zijn met name het lagere
opleidingsniveau en de sterkere mate van vergrijzing van de
beroepsbevolking in de provincie.
In 2013 bedroeg de bruto arbeidsparticipatie in Limburg
69% tegenover landelijk 72%. In Noord-Limburg was de
arbeidsparticipatie dat jaar 72%, in Midden- en Zuid-Limburg
respectievelijk 71% en 67%.
De verwachting is dat de bruto-participatie de komende jaren
verder stijgt, zij het in een minder snel tempo dan voorheen.
Deze stijging komt met name doordat meer vrouwen en ouderen
– met name de 55-65 jarigen - gaan participeren. Het aandeel dat
doorwerkt tot (na) hun 65ste, neemt toe.
De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante
van de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking en
de arbeidsparticipatie. Sinds 1996 laat de beroepsbevolking in
Nederland een stijgende trend zien. Dat gold – tot aan het begin
van de crisis in 2008 - ook voor Limburg, zij het minder sterk dan
landelijk. In de periode 2008-2012 was hier echter krimp van de
beroepsbevolking waarneembaar. Die kwam vooral voor rekening
van Midden- en met name Zuid-Limburg, In Noord-Limburg was
in deze jaren nog wel sprake van groei. Naar verwachting is de
komende jaren de toename van de arbeidsparticipatie in Nederland
als geheel sterker dan het effect van een krimpende potentiële
beroepsbevolking. De Nederlandse beroepsbevolking groeit in
de periode 2013-2018 dan ook verder. Voor Limburg is in dezelfde
periode – door de minder gunstige demografische ontwikkelingen
- verdergaande krimp te verwachten. Dat geldt naast Midden- en
Zuid-Limburg nu ook voor Noord-Limburg.
figuur 3. Ontwikkeling van de beroepsbevolking in Nederland, Limburg en de drie deelgebieden, 2008-2018 (indexcijfers; 2008 =100)
104
103
102
101
100
99
98
97
96
95
2008
nederland
2009
2010
limburg
2011
2012
2013
noord-limburg
2014
2015
2016
midden-limburg
2017
2018
zuid-limburg
bron: CBS, Etil/Panteia.
21
22
reserves
Naast de beroepsbevolking zijn er diverse groepen die mogelijk
beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt:
• uitkeringsgerechtigden (waaronder ook werkzoekenden):
In de jaren 2008 tot 2013 volgt Limburg qua aantallen
uitkeringsgerechtigden de landelijke trends. Dat wil zeggen
een sterke toename van het aantal WW-uitkeringen, een
(vooralsnog) relatief lichte toename van het aantal WWB
uitkeringen (inclusief WIJ- en exclusief IOAW/IOAZuitkeringen) en een verdergaande daling van het aantal
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
In het derde kwartaal van 2013 waren er in Limburg
26.800 WW-uitkeringen en 25.600 WWB-uitkeringen en
70.400 arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Van alle WWuitkeringsgerechtigden is in Limburg 4,6% jonger dan 25 jaar
en 44,7% 50-plusser.
Zowel in Limburg als landelijk is in 2014 een forse
nieuwe instroom in de WW te verwachten. Aangezien de
ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen doorgaans
met vertraging doorwerkt in de ontwikkeling van het aantal
bijstandsuitkeringen – werklozen komen immers pas na een
tijd(je) WW in de bijstand terecht - is een verdere stijging van
het aantal bijstandsuitkeringen te verwachten. In de jaren
2015-2018 heeft de aantrekkende economie naar verwachting
een dempend effect op de toename van het aantal WW- en
WWB-uitkeringen. Voorgenomen wijzigingen in wet- en
regelgeving (zoals de Wet Werk en Zekerheid, Participatiewet
en de verdere aanscherping van de WWB) zullen leiden tot
een extra afname van het beroep op een Wajong-, WWB- of
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
• stille reserves:
Het onbenut arbeidsaanbod is dat deel van de werkloze
beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking dat 12 uur of
meer per week wil werken (zie figuur 2). Deze groep vormt
(in theorie) een groot arbeidspotentieel. In Limburg zijn
er ongeveer 57.000 mensen die behoren tot het onbenut
arbeidsaanbod. Van het onbenut arbeidsaanbod is een deel
uitkeringsgerechtigd. Een ander deel is dat niet (bijvoorbeeld
omdat de partner een inkomen heeft) en daardoor niet
bekend bij de uitkeringsinstanties. Deze laatste groep, vaak
aangeduid met stille reserves, wordt door de toenemende
arbeidsparticipatie van vrouwen steeds kleiner.
• mobiele reserves:
Het potentieel aanbod van (tijdelijke) arbeidsmigranten, vooral
uit Midden- en Oost-Europa en met name Polen, en de inzet
daarvan op de arbeidsmarkt in Nederland is substantieel.
Voor gebieden als Noord- en Midden-Limburg geldt dit - door
de oververtegenwoordiging aldaar van sectoren als land- en
tuinbouw en logistiek/distributie – nog sterker. De verwachting
dat de Polen na openstelling van de Duitse grenzen
(per 1 mei 2011) en de hardere opstelling van recente Nederlandse
kabinetten Nederland massaal de rug zouden toekeren, is
vooralsnog niet uitgekomen. Per 1 januari 2014 zijn de grenzen
ook voor Roemenen en Bulgaren volledig opengesteld. Over
de effecten hiervan voor de Limburgse arbeidsmarkt is op dit
moment nog weinig te zeggen. Als gevolg van de crisis hebben
de afgelopen jaren ook steeds meer Zuid-Europeanen (met
name Spanjaarden) in Limburg hun heil gezocht (deels gaat
het daarbij ook om hoger opgeleiden). Daarnaast zijn er in
de provincie de nodige Aziatische kennismigranten. Precieze
gegevens over aantallen arbeidsmigranten ontbreken.
ontwikkeling werkloosheid
De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking
en de werkloze beroepsbevolking. Voor het bepalen van het
werkloosheidspercentage gaat RAIL uit van de CBS-definitie
oftewel de werkloze beroepsbevolking als percentage van de totale
beroepsbevolking.
In het eerste decennium van deze eeuw was de werkloosheid in
Limburg steeds hoger dan landelijk. In 2011 werd een omslagpunt
bereikt; in dat jaar was het werkloosheidspercentage in Limburg
voor het eerst lager dan landelijk. De algemene trend in de jaren
2008-2012 in Limburg was een stijging van de werkloosheid in 2009
en 2010, een daling in 2011 en weer een stijging in 2012 en 2013. De
werkloosheidspercentages bedroegen in 2013:
• Limburg: 8,3% (gelijk aan landelijk)
• Noord-Limburg: 6,9%
• Midden-Limburg: 7,5%
• Zuid-Limburg: 9,2%
Absoluut gezien is het aantal werklozen in Limburg behoorlijk
gestegen van 28.000 in 2012 naar 42.000 werklozen in 2013.
In 2013 en de eerste maanden van 2014 is de werkloosheid snel
gestegen. Op middellange termijn (2015-2018) is – mede door
de aantrekkende economie – een afvlakking van de groei van de
werkloosheid te verwachten. Limburg en de drie deelgebieden
volgen daarbij in grote lijnen de landelijke trend. In de hele
prognoseperiode (2013-2018) blijft het werkloosheidspercentage
in Limburg onder het landelijke niveau. De werkloosheid in ZuidLimburg blijft beduidend hoger dan in beide andere deelgebieden
en ligt daarmee hoger dan landelijk. Verwacht wordt dat er in
2018 in Limburg 43.930 werklozen zijn. Dat is 8,9% procent van de
beroepsbevolking, tegenover landelijk 9,5%. In Noord-, Middenen Zuid-Limburg bedragen de werkloosheidspercentages naar
verwachting respectievelijk 8,1% (10.550), 8,1% (8.550) en 9,6%
(24.840).
figuur 4. Ontwikkeling van het werkloosheidspercentage in Nederland, Limburg en de drie deelgebieden, 2008-2018
12 %
10 %
8%
6%
4%
2%
0%
2008
2009
nederland
2010
limburg
2011
2012
2013
noord-limburg
2014
2015
2016
midden-limburg
2017
2018
zuid-limburg
bron: CBS, Etil/Panteia.
23
24
onderwijsdeelnemers in Limburg
Er komen voortdurend nieuwe mensen beschikbaar voor de
arbeidsmarkt, hun aantal wordt voornamelijk bepaald door recent
gediplomeerden uit het onderwijs. Daarom hieronder enkele trends
in de huidige onderwijsdeelname in Limburg:
voortijdig schoolverlaters
Nog steeds zijn er leerlingen die het onderwijs verlaten zonder
startkwalificatie, de voortijdig schoolverlaters (vsv’ers). Na een
stijging in 2009/10 (tegen de landelijke trend in) laat het aantal
nieuwe vsv-ers in voortgezet onderwijs en het mbo in Limburg de
laatste jaren weer een daling zien. In 2011/12 kwamen er in Limburg
2.551 nieuwe vsv-ers bij; dat is 11% lager dan een jaar eerder.
mbo
Volgens cijfers van het DUO en CBS daalt het aantal leerlingen in
het MBO. Het aantal in Limburg woonachtige MBO-leerlingen is in
2012/13 afgenomen met 4,4% tot 32.300. Deze daling gold voor alle
onderwijssectoren, maar was naar verhouding het sterkst voor zorg
en welzijn en groen. Economie en techniek lieten een minder sterke
daling zien. Van het totaal aantal deelnemers volgde ongeveer 72%
een BOL-opleiding en de overige 28% volgde een BBL-opleiding.
Het aantal BBL-leerlingen in 2012/13 daalde met ongeveer 14% en
het aantal BOL-leerlingen nam af met 3%. De sterke daling van het
aantal BBL-leerlingen is met name het gevolg van de conjuncturele
ontwikkelingen. Qua aantallen deelnemers zijn in 2012/13 zorg en
welzijn en economie de belangrijkste sectoren (33% en 31%) op
enige afstand gevolg door techniek (25%). Veruit de meeste MBOdeelnemers volgen een opleiding op niveau 3 of 4.
Van de mbo-gediplomeerden in Limburg van 2011/12 is in 2012/13
om en nabij 60% ingestroomd op de arbeidsmarkt. De rest ging
een vervolgopleiding in het MBO doen of stroomde door naar
het HBO (inclusief Associate Degree). MBO-gediplomeerden
in de richting economie stromen naar verhouding het vaakst
door naar een vervolgopleiding op een hoger MBO-niveau of
HBO. De arbeidsmarktrelevantie van MBO-opleidingen wordt
steeds belangrijker. Daarom heeft het ROA een indicator voor
de doelmatigheid van het regionale MBO-opleidingsaanbod
ontwikkeld (zie ook ROA, ‘Doelmatigheid in de regio’). De
doelmatigheid van een regio wordt bepaald door te kijken naar
een drietal onderwerpen: de verschillende opleidingen die in
een regio worden aangeboden, hoe groot de deelname is aan
deze opleidingen en in welke mate de opleidingen aansluiten op
regionale arbeidsvraag nu en in de toekomst. De doelmatigheid van
(de drie deelgebieden van) Limburg wijkt niet af van het landelijk
beeld.
hoger onderwijs
Het aantal in Limburg woonachtige deelnemers in het hoger
onderwijs stijgt. In 2011/12 ging het om 24.600 deelnemers in het
HBO (2,4% meer dan een jaar eerder) en 13.100 deelnemers in het
WO (+4,2%).
In 2013/14 is de nieuwe instroom in het HBO landelijk met 5,8%
toegenomen. De stijging van het aantal nieuwe instromers was het
sterkst in de sector gezondheidszorg (+11%) gevolgd door techniek
(+7%). Binnen gezondheidszorg is met name HBO-verpleegkunde
populair. Opvallend is verder - na een jarenlange daling - de stijging
van de nieuwe instroom van pabo-studenten.
Door de geografische ligging van de provincie en gezien het feit dat
zich in Limburg relatief de meeste internationale universiteiten
en hogescholen bevinden (zoals Maastricht University, Zuyd
Hogeschool en de Fontys-vestiging in Venlo) kennen de Limburgse
instellingen naar verhouding veel buitenlandse studenten
(met name Duitsers en Belgen, maar ook Aziaten). De meeste
buitenlandse studenten verlaten na afronding van hun studie
Limburg en Nederland en gaan weer terug naar het land van
herkomst.
trends in onderwijs
Volgens de referentieraming 2013 van het ministerie van OC&W
gaat landelijk door de vanaf 2000 in gang gezette geboortedaling
de komende jaren het aantal leerlingen in het primair onderwijs
geleidelijk dalen. Het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs
zal in de komende jaren nog licht groeien en vanaf 2016 in navolging
van het primair onderwijs dalen. In het MBO blijft het aantal
deelnemers tot 2020 vrijwel constant en in het hoger onderwijs
gaan de studentenaantallen nog tot 2025 licht toenemen.
Gezien de demografische ontwikkelingen vinden in Limburg deze
ontwikkelingen in aantallen onderwijsdeelnemers eerder plaats
dan in de rest van Nederland.
25
van onderwijs naar arbeidsmarkt
kansen en knelpunten voor scholieren en ondernemers
333
• Huidige spanning: net als in 2012 was de arbeidsmarkt in Limburg in 2013 als zeer ruim te kenschetsen.
• De spanning over vijf jaar: de totale arbeidsmarktinstroom in de periode 2013-2018 bedraagt in Limburg 73.100 en het
totaal aantal baanopeningen in diezelfde periode ligt op 58.200. De komende jaren is de arbeidsmarktinstroom dus
groter dan het aantal baanopeningen.
• De vooruitzichten op de arbeidsmarkt in termen van perspectieven en discrepanties lopen behoorlijk uiteen voor
de verschillende opleidingstypen en beroepsklassen. Zo zijn er in bepaalde richtingen en op bepaalde niveaus nog
behoorlijke tekorten te verwachten (bijvoorbeeld in de hogere technische richtingen) naast overschotten in andere
richtingen (bijvoorbeeld de welzijnsrichtingen). Naast de kwantitatieve discrepanties heeft de Limburgse arbeidsmarkt
ook nog altijd te maken met kwalitatieve discrepanties: de kwaliteiten van het aanbod sluiten niet altijd (goed) aan op
de behoeften van werkgevers.
Dit hoofdstuk belicht de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt nu en over vijf jaar. De toekomstige aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt wordt vanuit twee gezichtspunten
benaderd, namelijk vanuit gediplomeerde schoolverlaters
en werkgevers. Deze informatie kan helpen om onderwijs en
arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten, en zo discrepanties
tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verminderen. Naast
schoolverlaters zijn er ook andere aanbodscategorieën op de
arbeidsmarkt. Hoewel deze groepen niet worden meegenomen in
de berekeningen, kan deze informatie ook voor hen interessant zijn
en indicaties geven waar kansen liggen op de arbeidsmarkt.
huidige spanning op de Limburgse arbeidsmarkt
De Spanningsindicator Arbeidsmarkt van UWV geeft inzicht in
de huidige spanning op de arbeidsmarkt in Limburg. Deze wordt
berekend door het aantal openstaande vacatures te delen door het
aantal bij UWV ingeschreven niet-werkende werkzoekenden die
korter dan een half jaar werkloos zijn. Er wordt een vijfpuntsschaal
gehanteerd: zeer ruim, ruim, gemiddeld, krap, zeer krap.
Net als in 2012 was de arbeidsmarkt in Limburg in 2013 als zeer
ruim te kenschetsen (in 2011 was de typering nog ruim). In 2013
was de arbeidsmarkt zeer ruim voor alle beroepsgroepen, met
uitzondering van de informaticaberoepen en de (para)medische
beroepen (typering: ruim).
arbeidsmarktinstroom versus baanopeningen
Voor een prognose van de toekomstige spanning op de arbeidsmarkt
sluit RAIL 2014 aan bij De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep
tot 2018 van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
(ROA). Door de arbeidsmarktinstroom en het aantal baanopeningen
op de Limburgse arbeidsmarkt tegen elkaar af te zetten is een
cijfermatige inschatting te maken van de verwachte spanning op
de arbeidsmarkt over vijf jaar.
arbeidsmarktinstroom
De arbeidsmarktinstroom is het toekomstig aanbod van
nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. De totale
arbeidsmarktinstroom op HAVO/VWO, MBO- en HBO-niveau in de
periode 2013-2018 bedraagt in Limburg 73.100. Ongeveer 24% van
de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. De verdeling van
de arbeidsmarktinstroom over de verschillende opleidingsniveaus
is als volgt: HAVO/VWO 6.800 (9%), MBO 44.900 (62%) en HBO
21.400 (29%).
baanopeningen
Tegenover de arbeidsmarktinstroom staan de baanopeningen.
Hiermee wordt de toekomstige vraag naar nieuwkomers op de
arbeidsmarkt bedoeld. Met andere woorden: baanopeningen zijn
het aantal vrijgekomen banen de komende jaren, in dit geval de
periode 2013-2018. De baanopeningen worden bepaald door de som
van de uitbreidingsvraag (als gevolg van een toe- of afname van het
aantal banen van werknemers) en de vervangingsvraag (als gevolg
van pensionering, arbeidsongeschiktheid of het zich (tijdelijk)
terugtrekken van de arbeidsmarkt, waardoor personeel vervangen
moet worden). Het aantal baanopeningen kan worden uitgedrukt
in beroepsklassen of opleidingstypen.
Het beeld in Limburg van de baanopeningen naar opleidingstypen
HAVO/VWO, MBO- en HBO-niveau (hierin zijn basisonderwijs en
WO dus niet meegenomen) in de periode 2013-2018 is als volgt
samen te vatten:
• Het totaal aantal baanopeningen naar opleidingstype in de
periode 2013-2018 in Limburg bedraagt 58.200. Dat is ongeveer
19% van de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. Dit
betekent dat getalsmatig de arbeidsmarktinstroom het aantal
baanopeningen met bijna 15.000 overtreft. Met name op MBOen HBO-niveau zijn getalsmatig overschotten te verwachten.
27
28
• In deze periode ontstaan absoluut gezien de
meeste baanopeningen in de opleidingstypen: 1) MBO economie
(11.000); 2) MBO techniek (10.700); 3) MBO sociaal-cultureel
(7.600); 4) MBO gezondheidszorg (4.700); 5) HBO onderwijs
(4.300).
• Uitgedrukt als percentage van de werkgelegenheid in 2012
ontstaan de meeste nieuwe baanopeningen in de
opleidingstypen:
1) MBO gezondheidszorg (30%);
2) MBO groen (24%) en 3) HBO Onderwijs (23%).
In Limburg ziet verder het aantal baanopeningen naar elementaire,
lagere, middelbare en hogere beroepsklassen (het gaat om alle
beroepsniveaus behalve wetenschappelijk) er als volgt uit:
• Het totaal aantal baanopeningen in de periode
2013-2018 in Limburg bedraagt in totaal 99.600. Dat is 23% van
de totale werkgelegenheid in het basisjaar 2012. Dit aantal ligt
hoger dan de baanopeningen naar opleidingstype, omdat hier
ook de elementaire en lagere beroepsklassen zijn meegeteld.
• Absoluut gezien ontstaan in deze periode de meeste
baanopeningen in: 1) lagere administratieve, commerciële
beroepen (15.700); 2) elementaire beroepen (14.900); 3)
middelbare technische beroepen (10.300); 4) middelbare
administratieve, commerciële beroepen (9.200); 5) lagere
technische beroepen (9.100).
• Procentueel gezien gaat het om de beroepsklassen:
1) lagere docenten sportvakken (81% van de werkgelegenheid
in 2012);
2) hogere wiskundige, natuurwetenschappelijke
beroepen (66%); 3) wetenschappelijke pedagogische
beroepen (54%).
perspectieven voor schoolverlaters
Voor jonge mensen die een opleiding volgen of nog moeten kiezen,
is het belangrijk te weten hoe op termijn hun kansen zijn op een
baan die aansluit bij hun opleiding. Die kansen worden uitgedrukt
in de Indicator Perspectief op Baan (IPB), een verhoudingsgetal
tussen aanbod en vraag. Groot aanbod bij normale vraag leidt tot
beperkte kansen op de arbeidsmarkt. Beperkt aanbod bij grote
vraag leidt tot grote kansen voor schoolverlaters. Het is op basis
van de beschikbare data niet mogelijk onderscheid te maken tussen
de verschillende MBO-niveaus. Uit ander onderzoek en de in het
kader van RAIL 2014 gehouden expertinterviews, komt naar voren
dat de baanperspectieven voor gediplomeerde schoolverlaters op
MBO-niveau 4 in het algemeen veel gunstiger zijn dan die op lagere
niveaus (met name op MBO-niveau 1 en 2).
In Limburg hebben schoolverlaters met een HAVO/VWO-diploma
redelijke vooruitzichten. Voor gediplomeerden van het MBO en
HBO zijn er grote verschillen tussen opleiding(srichting)en. De
arbeidsmarktperspectieven lopen daarbij uiteen van slecht tot
goed. Voor de opleidingen die zich richten op de economische of
sociaal-culturele sectoren is de toekomstige arbeidsmarktsituatie
voor schoolverlaters ongunstig, ongeacht het opleidingsniveau.
De arbeidsmarktperspectieven van technisch opgeleiden zijn
naar verwachting redelijk voor HBO en matig voor MBO. Het
perspectief voor MBO techniek is echter een verzameling van
meerdere onderliggende opleidingsniveaus en –categorieën.
Door de onderliggende mbo-opleidingen uit te splitsen, komen
relatief grote verschillen in perspectief naar voren. Zo blijkt dat
het perspectief voor mbo vliegtuigtechniek slecht is, terwijl het
perspectief voor mbo fijnmechanische techniek te kwalificeren is
als goed. Feit blijft wel dat overall de vooruitzichten voor techniek
duidelijk minder gunstig zijn dan twee jaar geleden.
Dit is te verklaren door:
1) de verwachte matige economische groei;
2) de lagere vervangingsvraag door het langer doorwerken van oudere werknemers;
3) de toename van de arbeidsmarktinstroom van afgestudeerden van HBO techniek door een gestegen populariteit van deze opleidingen.
In het algemeen hebben de gediplomeerden in groene
opleidingsrichtingen een goed perspectief, zowel op MBO- als
HBO-niveau. Dit geldt ook voor gediplomeerde schoolverlaters van
de opleidingen HBO onderwijs en MBO gezondheidszorg. Voor de
(para)medische opleiding op HBO-niveau is het perspectief echter
matig.
De grootste overschotten zullen in Limburg ontstaan aan mensen
met een opleiding MBO sociaal-cultureel, HBO economie, HBO
sociaal-cultureel, MBO economie, HBO paramedisch, MBO
techniek en HBO techniek.
perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichting
RAIL heeft ook het perspectief op een baan voor de diverse MBOopleidingsrichtingen bekeken. Om deze perspectieven goed te
kunnen interpreteren staat in tabel 2 de werkgelegenheid in
2012 per MBO-opleidingsrichting erbij vermeld. Uit de analyse
blijkt duidelijk dat de arbeidsmarktperspectieven eind 2018 nogal
uiteenlopen. MBO-opleidingsrichtingen met goede perspectieven
en veel werkgelegenheid in Limburg zijn MBO voeding, natuur
en milieu, MBO werktuigbouw en mechanische techniek en MBO
verpleging. Minder gunstig zijn de vooruitzichten in de richtingen
MBO sociaal-pedagogisch en welzijn, MBO bouw, MBO verzorging
en MBO handel.
RAIL gebruikt een specifieke methode om de Limburgse
arbeidsmarkt te analyseren. In andere arbeidsmarktonderzoeken
gebeurt dat op een andere manier. Zo doen bijvoorbeeld de
samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en
bedrijfsleven ook onderzoek naar de kans op werk in het MBO.
Ieder kenniscentrum geeft daarbij een eigen invulling aan het
tabel 1. Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, Limburg, eind 2018
465.000
slecht
465.000
matig
465.000
redelijk
465.000
goed
MBO sociaal-cultureel
HBO economie
HBO sociaal-cultureel
MBO techniek
MBO economie
HBO paramedisch
HBO techniek
HAVO/VWO
HBO groen
MBO gezondheidszorg
HBO onderwijs
MBO groen
bron:CBS, ROA; Etil/Panteia.
29
tabel 2. Perspectief op baan naar MBO-opleidingsrichtingen, Nederland en Limburg, eind 2018
30
arbeidsmarktonderzoek. De inzichten van de kenniscentra worden
gebundeld in de SBB-Barometer (december 2013). Om de RAIL
perspectieven uit tabel 2 in een breder kader te plaatsen, komen
hieronder de belangrijkste bevindingen per sector aan bod:
• zorg, welzijn en sport (calibris):
Het dreigende personeelstekort in de zorg lijkt van
de baan te zijn. Door het bezuinigingsbeleid dreigen
personeelsoverschotten te ontstaan, vooral op de lagere mboniveaus. Naar studenten verpleegkunde niveau 4 is wel nog
vraag, maar er dreigt een personeelsoverschot op niveau 3
(verzorgende) en niveau 1 (zorghulp). Ook in de kinderopvang
en welzijn worden overschotten verwacht. Dit bevestigt de
eerder genoemde perspectieven.
• voedsel, natuur en leefomgeving (aequor):
De werkloosheid onder gediplomeerden van de groene mboopleidingen is toegenomen. De meeste gediplomeerden
voeding vinden een baan.
• installatie-, elektro- en metaaltechniek (kenteq):
Het perspectief voor gekwalificeerd technisch personeel
blijft op langere termijn gunstig, omdat de instroom van
gediplomeerden beperkt is en er veel werknemers moeten
worden vervangen.
• economisch administratief, ict en veiligheid (ecabo):
Economisch-administratieve richtingen bieden de komende
jaren minder kans op werk dan in 2013 door economische
ontwikkelingen, automatisering en bezuinigingen. De kansen
zijn beter op de hogere mbo-niveaus. Zo blijkt dat in de richting
ICT de kansen op mbo-niveau 4 voldoende zijn, maar minder
gunstig op mbo-niveau 2 en 3.
• handel, textiel en mode (kc handel):
De detailhandel (vooral non-food) staat onder druk maar heeft
nog altijd behoefte aan personeel. Vooral jongeren hebben
goede kansen op werk. In de groothandel zijn voor de meeste
opleidingen wel goede baankansen voor gediplomeerden.
Dit geeft dus een positiever beeld dan het eerder vermelde
perspectief.
• bouw en infra (fundeon):
Voor de bouw lijkt 2013 het zwaarste crisisjaar. Pas vanaf 2015
zal met name de woningbouwproductie flink toenemen. Dan
neemt ook de vraag naar jonge, gekwalificeerde mensen toe.
Omdat de bouw vergrijst en oudere, ontslagen werknemers
niet allemaal terugkeren in de bouw, is de kans groot dat bij
aantrekkende productie een tekort aan vakmensen ontstaat.
Dit nuanceert het genoemde perspectief in tabel 2.
• proces-, laboratoriumtechniek en fotonica (pmlf):
De kans op werk voor gediplomeerde operators is in veel
regio’s voldoende tot goed. Vooral gediplomeerden operator B,
operator C of allround operationele techniek hebben voldoende
kans op een baan. In de voedingsmiddelenindustrie is nog
voldoende vraag naar Operator A.
werkgelegenheid in Limburg 2012
mbo opleidingsrichtingen
nederland
limburg
voeding, natuur en milieu
groene ruimte
laboratorium
bouw
grond-, weg- en waterbouw
installatietechniek
werktuigbouw en mechanische techniek
fijnmechanische techniek
motorvoertuigentechniek en tweewielers
vliegtuigtechniek
operationele techniek
elektrotechniek
grafische techniek
procestechniek
brood en banket
levensmiddelentechniek/vleesverwerking
vervoer
dokters-, tandarts- en dierenartsassistent
apothekersassistent
verpleging
gezondheidstechniek
sociaal-pedagogisch en welzijn
verzorging
uiterlijke verzorging
horeca
beweging en therapie
administratie en logistiek / geld-, bank- en
verzekeringwezen en belastingen
handel
secretariaat
toerisme en recreatie
facilitaire dienstverlening
ICT
openbare orde en veiligheid
goed
redelijk
goed
matig
redelijk
slecht
goed
goed
matig
matig
goed
goed
slecht
matig
goed
redelijk
slecht
goed
zeer goed
goed
slecht
slecht
matig
matig
slecht
matig
goed
redelijk
goed
matig
redelijk
redelijk
goed
goed
matig
slecht
matig
redelijk
redelijk
matig
goed
slecht
slecht
goed
zeer goed
goed
slecht
slecht
matig
slecht
slecht
redelijk
7.200
2.300
1.100
7.900
1.400
2.800
9.400
1.400
5.600
200
500
10.700
2.100
3.500
1.700
1.100
2.900
2.400
2.200
8.600
400
9.800
17.800
6.500
6.800
1.900
redelijk
matig
goed
slecht
matig
slecht
matig
21.700
14.000
6.100
2.500
2.900
2.300
4.500
redelijk
matig
goed
slecht
redelijk
slecht
slecht
bron: CBS, ROA; Etil/Panteia.
31
32
knelpunten voor werkgevers
• De komende jaren krijgen werkgevers te maken met
Er is ingeschat hoe groot de kansen voor werkgevers zijn om de
juiste mensen te vinden voor hun organisatie. Daarbij is gekeken
naar de vraag en het aanbod qua opleidingsachtergrond binnen
beroepen. Het beeld voor Limburg is als volgt:
grote krapte in een behoorlijk aantal beroepsgroepen op alle
niveaus.
• Voor technische beroepen krijgen werkgevers te maken
met grote krapte op alle opleidingsniveaus.
• Voor commerciële, administratieve beroepen is vrijwel
• Voor (para)medische beroepen krijgen werkgevers in
geen krapte op middelbaar en hoger niveau. Op lager niveau
ontstaat echter wel grote krapte voor deze beroepen.
• In de verzorgende beroepen is op middelbaar en hoger
niveau (vrijwel) geen sprake van krapte, terwijl op lager niveau
grote krapte verwacht wordt.
Limburg te maken met grote krapte op lager en middelbaar
niveau. Voor hoger (para)medische beroepen is echter sprake
van vrijwel geen krapte. In wetenschappelijke (para)medische
beroepen worden landelijk dan wel weer grote knelpunten
verwacht.
Tabel 3. Personeelskrapte voor lagere en middelbare beroepsgroepen, typering IPK, Nederland, Limburg eind 2018
opleidingstypering
elementaire beroepen
lagere niet-specialistische beroepen
lagere docenten sportvakken
lagere agrarische beroepen
lagere wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen
lagere technische beroepen
lagere transportberoepen
lagere (para)medische beroepen
lagere administratieve,commerciële beroepen e.d.
lagere beveiligingsberoepen
lagere verzorgende beroepen
middelbare docenten transport-, sportvakken
middelbare agrarische beroepen
middelbare wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen
middelbare technische beroepen
middelbare transportberoepen e.d.
middelbare (para)medische beroepen
middelbare administratieve,commerciële beroepen e.d.
middelbare juridische, bestuurlijke, beveiligingsberoepen
middelbare taalkundige, culturele beroepen
middelbare beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij
middelbare verzorgende beroepen e.d.
nederland
enige
groot
vrijwel geen
vrijwel geen
groot
groot
vrijwel geen
groot
groot
vrijwel geen
enige
vrijwel geen
groot
groot
enige
vrijwel geen
groot
vrijwel geen
geen
enige
vrijwel geen
vrijwel geen
limburg
opleidingstypering
groot
groot
enige
enige
groot
groot
vrijwel geen
groot
groot
vrijwel geen
groot
vrijwel geen
groot
groot
groot
enige
groot
vrijwel geen
vrijwel geen
groot
vrijwel geen
vrijwel geen
hogere pedagogische beroepen
hogere landbouwkundige beroepen
hogere wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen
hogere technische beroepen
hogere transportberoepen
hogere (para)medische beroepen
hogere administratieve, commerciële, economische beroepen
hogere juridische, bestuurlijke, beveiligingsberoepen
hogere taalkundige, culturele beroepen
hogere beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij e.d.
hogere verzorgende beroepen
managers (hbo werk- en denkniveau
wetenschappelijke pedagogische beroepen
wetenschappelijke landbouwkundige beroepen
wetenschappelijke wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen
wetenschappelijke technische beroepen
wetenschappelijke (para)medische beroepen e.d.
wetenschappelijke economische, administratieve beroepen e.d.
wetenschappelijke juridische, bestuurlijke beroepen
wetenschappelijke beroepen m.b.t. gedrag en maatschappij e.d.
managers (wo werk- en denkniveau)
nederland
groot
vrijwel geen
vrijwel geen
groot
groot
geen
geen
geen
geen
geen
geen
vrijwel geen
groot
groot
vrijwel geen
groot
groot
geen
geen
vrijwel geen
geen
limburg
groot
groot
enige
groot
groot
vrijwel geen
vrijwel geen
geen
geen
geen
geen
vrijwel geen
*
*
*
*
*
*
*
*
*
* Voor wetenschappelijke beroepen uitsluitend uitspraken op landelijk niveau vanwege geografische mobiliteit academici.
bron: CBS, ROA; Etil/Panteia.
bron: CBS, ROA; Etil/Panteia.
33
diversiteit in nationaliteiten groeit
De wereld van de maakindustrie is door de economische crisis behoorlijk
veranderd. Met name toeleverketens zijn anders geworden en bedrijven
worden uitgedaagd om hoge toegevoegde waarde te leveren. Dit maakt
dat bedrijven zich nóg meer richten op de behoeften van de klant en
proberen door hoge kwaliteit en efficiëntie het verschil te maken.
Het vergroten van toegevoegde waarde leidt op de arbeidsmarkt tot
‘opwaartse druk’: functies op MBO-niveau 1 en 2 verdwijnen door
automatisering danwel outsourcing en werkgelegenheid op de hogere
opleidingsniveaus blijft over en wordt groter.
Herm Hendrikx is Senior Consultant Labor Market & Education bij
DSM Nederland en is verantwoordelijk voor de positionering van
DSM als aantrekkelijke werkgever in Nederland. Voor hem biedt
arbeidsmarktonderzoek stuurinformatie waarop hij zijn HR-beleid kan
baseren. RAIL biedt met name voor de MBO-doelgroep interessante
informatie, omdat deze groep meer regionaal georiënteerd is.
Frank Donders houdt zich in zijn functie als regiosecretaris ZuidNederland van de FME-CWM bezig met arbeidsmarktvraagstukken
van ondernemers in de technologische industrie. Voor hem bieden
arbeidsmarktonderzoeken waaronder RAIL, de basisinformatie om het
gesprek met scholen en overheden te voeren.
Beide heren erkennen dat RAIL met name op MBO-niveau belangrijke
regionale arbeidsmarktinformatie biedt en richting kan geven aan het
HR-beleid van bedrijven. Toch zouden ze graag zien dat RAIL met name
op beroeps- en opleidingsniveau meer diepgaande informatie geeft.
Informatie uit RAIL geeft werkgevers input voor de gesprekken met
ROC’s over bijvoorbeeld een onderwerp als macrodoelmatigheid.
Werkgevers willen graag dat ROC’s voldoende gediplomeerde leerlingen
afleveren met de juiste opleiding en opleidingsniveau. De uitdaging is om
als werkgevers intensiever met ROC’s samen te werken en de wensen en
behoeften nog nadrukkelijker neer te leggen. Een complicerende factor
hierbij is dat de behoeften van ondernemers uiteen lopen. ‘Zo stijgt
vooral bij grote ondernemingen het gevraagde opleidingsniveau, terwijl
bij kleine ondernemingen vraag blijft naar MBO-niveau 2’, zegt Donders.
Feit blijft dat er de komende jaren veel bèta-mensen nodig zijn en dat
investeren in de onderwijsketen nodig blijft. De grootste uitstroom
van personeel wordt in 2017/2018 verwacht en op basis van de
leerlingenaantallen verwacht de industrie met name op VAPRO-C
niveau tekorten aan mensen. Naast deze ‘bestaande’ tekorten in
de techniek, is de verwachting dat ook in andere sectoren de vraag
naar technici gaat toenemen. Voorbeelden daarvan zijn de zorg en de
bebouwde omgeving, waar techniek een steeds belangrijkere rol gaat
spelen. RAIL kan van betekenis zijn in het signaleren en monitoren van
dergelijke nieuwe ontwikkelingen. ‘Ondanks de aanhoudende tekorten,
is het belangrijk om te benadrukken dat er in de techniek in Limburg
de afgelopen jaren ook veel bereikt is’, zegt Hendrikx. Zo is de instroom
in bepaalde techniekopleidingen in Limburg fors hoger dan tien jaar
geleden. Daarnaast zijn de ROC’s Leeuwenborgh en Arcus zeker bij de
technische opleidingen steeds intensiever gaan samenwerken waardoor
de afstemming ook beter wordt.
Een bedrijf als DSM wil een aantrekkelijke werkgever zijn voor
jongeren. Door middel van initiatieven als de Chemelot Campus,
CHILL, Procestechniek Limburg en Jet Net probeert DSM jongeren
te boeien voor techniek en op termijn te binden aan het bedrijf, maar
zeker ook aan de sector chemie. Verder is er bij DSM een verschuiving
naar hoogwaardige kenniswerkers. Een groot deel daarvan wordt niet
regionaal of nationaal, maar zelfs internationaal geworven. Dat is terug
te zien in de samenstelling van het werknemersbestand: de diversiteit
aan nationaliteiten groeit.
Naast het boeien en binden van jongeren ziet DSM ook een andere
uitdaging. De organisatie wordt in toenemende mate grijzer, ook door het
verhogen van de pensioensgerechtigde leeftijd. Dat vraagt om aandacht
voor duurzame inzetbaarheid zodat medewerkers op een productieve,
zinvolle manier waarde kunnen blijven toevoegen aan een onderneming.
Herm Hendrikx
senior consultant labor market & education, dsm nederland
Frank Donders
regiosecretaris zuid-nederland, fme-cwm
29
uitdagingen voor de Limburgse
arbeidsmarkt
dynamiek en onzekerheid
Uitdagingen
De Limburgse arbeidsmarkt staat niet stil, maar is volop in beweging.
Het is de verwachting dat de dynamiek op de arbeidsmarkt
alsmaar toeneemt. De internationale, economische en politieke
situatie blijft namelijk verre van stabiel. Zo maakt de overgang
van economische crisis (en gerelateerde overheidsbezuinigingen)
naar een periode met economisch herstel dat prognoses
van de werkgelegenheid, beroepsbevolking, werkloosheid,
perspectieven voor schoolverlaters en personeelskrapte met
de nodige onzekerheden omkleed zijn. Het economisch herstel
kan immers minder snel maar ook sneller gaan dan voorspeld.
Bij een sterkere economische groei zijn in Limburg de komende
jaren minder banenverlies, een grotere beroepsbevolking, minder
werklozen, betere baanperspectieven en meer personeelskrapte
te verwachten; bij een minder sterke economische groei geldt het
omgekeerde.
De belangrijkste uitdagingen voor de Limburgse arbeidsmarkt zijn
volgens Etil en Panteia momenteel:
• Anticiperen op onzekerheid. Met het oog op alle dynamiek
en onzekerheid wordt de centrale vraag voor partijen hoe zij
(vroegtijdig) kunnen inspelen op veranderingen en snel kunnen
reageren wanneer zaken toch anders uitpakken. Verder is
baan-onzekerheid de toekomst. De arbeidsmarkt wordt steeds
flexibeler en de uitdaging is hier wel werkzekerheid bij te
organiseren.
Naast macro-economische onzekerheden zijn er ook demografische
onzekerheden die de dynamiek op de arbeidsmarkt beïnvloeden.
Zo is er nog weinig zicht op de omvang en samenstelling van de
instroom van arbeidsmigranten op de Limburgse arbeidsmarkt.
Voor Limburg kan dit compenserend werken op de dalende
potentiële beroepsbevolking. De vraag is welke rol deze groep, ook
in de toekomst, gaat spelen op de Limburgse arbeidsmarkt.
Ten slotte zijn er onzekerheden in politieke en beleidsmatige
sfeer. In de prognoseperiode (2013-2018) wordt een groot aantal
hervormingen doorgevoerd die (in)direct van invloed zijn op de
Limburgse arbeidsmarkt, maar waarvan de effecten op voorhand
moeilijk zijn in te schatten. Ook de continuïteit van het (ingezette)
beleid is - door de relatieve politieke instabiliteit van ons land - een
onzekerheid.
•Het
bevorderen van mobiliteit, zowel inter- als
intrasectoraal. Bewustwording van het belang van
mobiliteit bij werknemers en ondersteuning door middel van
mobiliteitscentra/vacaturebanken, (intra– en intersectorale)
mobiliteitsnetwerken en het organiseren van Levenslang
Leren/scholing van werkenden.
• Hogere versus lagere niveaus: om de economische ambities in de
provincie (met name in de topsectoren) te kunnen waarmaken
is een toenemende vraag naar hoger gekwalificeerd personeel
de tendens. Deze tendens biedt kansen, bijvoorbeeld voor het
binden van de buitenlandse hoger opgeleiden aan de regio.
Toch dient er daarnaast ook aandacht te blijven voor de kansen
op de arbeidsmarkt van mensen met een opleidingsniveau
lager dan mbo-niveau 3.
• Verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. In de kern
gaat het hierbij om het beperken van de instroom in/ doorstroom
naar minder kansrijke opleidingsrichtingen (en het bevorderen
van de instroom en doorstroom naar kansrijke richtingen).
Centraal staat het verhogen van de macrodoelmatigheid door:
1) regionale afstemming van het opleidingenaanbod (tussen
onderwijs en werkgevers én tussen onderwijsinstellingen
onderling);
2) objectieve informatievoorziening van onderwijsinstellingen
aan studenten over het (regionaal) arbeidsmarktperspectief
van de opleidingen
• Terugdringen van (langdurige) werkloosheid. Met name de
• Verhoging van de AOW-leeftijd. Het kabinet heeft besloten de
stijgende jeugdwerkloosheid, ook al is dit vooral conjunctureel
bepaald, betekent het gevaar van een ‘verloren generatie’.
Verder de structurele werkloosheid onder ouderen en de
verminderde kansen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Al deze ontwikkelingen vragen om aandacht en regionale
samenwerking.
AOW-leeftijd te verhogen naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021.
Doordat ouderen langer doorwerken, ontstaat de uitdaging om
te voorkomen dat de werkloosheid verder oploopt. Ten eerste
verdient de werkloosheid onder jongeren aandacht. Doordat
de uitstroom van ouderen wordt vertraagd, is het aantal
baanopeningen voor jongeren als gevolg van vervangingsvraag
kleiner. Voorkomen moet worden dat de afstand tot de
arbeidsmarkt te groot wordt, als gevolg van langdurige
werkloosheid. Dit geldt ook voor ouderen, die bij het verliezen
van hun baan vaak moeilijk weer aan het werk komen.
• Tijdelijkheid, maar ook behoud voor de toekomst. Na 2018
wordt weer een behoorlijke vraag naar personeel verwacht, dus
naast een tijdelijke krimp in de bezetting is ook aandacht voor
behoud van medewerkers op langere termijn nodig.
• Toenemende druk op gemeenten. Gemeenten hebben als
gevolg van de SUWI-wet een grote rol in het bepalen van
regionaal arbeidsmarktbeleid. Als gevolg van de decentralisatie
van overheidstaken neemt de druk op gemeenten toe om actief
te worden en keuzes te maken binnen het arbeidsmarktbeleid.
Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Participatiewet.
Gemeenten worden hierdoor onder andere verantwoordelijk
voor de arbeidsintegratie van Wajongers. Omdat de focus ligt op
werken en participeren, zullen gemeenten intensief het gesprek
moeten aangaan met werkgevers. Mede daardoor wordt intraen intergemeentelijke samenwerking steeds belangrijker, maar
ook de samenwerking van het regionale bedrijfsleven zelf.
Belangrijk is ook dat gemeenten over arbeidsmarktinformatie
beschikken die in de behoeften voorziet.
•(Eu)regio-overstijgende
beleidsfocus. Momenteel wordt
de arbeidsmarkt getypeerd door een overschotsituatie: het
aanbod overstijgt de vraag. Op langere termijn kan dit door
een stijgende vraag naar arbeidskrachten omslaan in tekorten.
Voor beide situaties biedt samenwerking met omliggende
grensregio’s een oplossing. Het bevorderen van mobiliteit,
in dit geval grensoverschrijdende mobiliteit, is ook hier van
belang. Verder spelen dan zaken als juridische, sociale en
culturele grensbarrières (inclusief taal).
Op de arbeidsmarkt ontstaan in veel gevallen vanzelf oplossingen
voor eventuele discrepanties. Het zijn echter niet altijd de meest
optimale oplossingen voor werkzoekenden, schoolverlaters,
beleidsmakers of ondernemers. Het is dan ook aan de drie O’s om
met elkaar het gesprek aan te gaan en met elkaar samen te werken
om tot betere oplossingen te komen waarvan idealiter meerdere
partijen tegelijkertijd profiteren.
colofon
opdrachtgever
Opdrachtgever: partners op de Limburgse arbeidsmarkt (Provincie
Limburg, centrumgemeenten Heerlen, Maastricht, Sittard-Geleen,
Roermond, Venray en Venlo, UWV, ROC’s/AOC, Zuyd Hogeschool,
Technocentrum Zuid-Limburg en de Kamer van Koophandel).
projectcoördinatie
José op den Camp en Ingrid Wilthagen, Provincie Limburg
onderzoek & interviews:
Etil en Panteia:
Janneke Gardeniers, Msc.
Drs. Douwe Grijpstra
Drs. Peter de Klaver
Drs. Jeroen Meuwissen
Maarten Poeth, Msc.
Jeroen de Quillettes, Msc.
Dr. Lolke Schakel
Drs. Michel Winnubst
vormgeving
bureau paul smeets bno | geulle
fotografie
Bert Janssen Fotografie
druk
t.o. offset - gijsemberg | maastricht
oplage
1200
meer info
www.railsite.nl
333
Regionale Arbeidsmarkt Limburg 2014
De samenwerkende partijen op de Limburgse arbeidsmarkt
publiceren elke twee jaar de RAIL-rapportage. Het gaat om
een beeld van de stand van zaken en prognoses tot 2018 van de
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor Limburg als geheel en
voor de regio’s Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.
RAIL bestaat uit een aantal componenten:
• Het RAIL-rapport met daarin cijfers, overzichten en
een uitgebreide toelichting
• De website www.railsite.nl. Op de site staan de sprinter
en arbeidsmarktgerelateerde nieuwsitems. Een bijzonderheid
is de tool die de mogelijkheid biedt om uit het cijfermateriaal
selecties te maken en die te verwerken tot een eigen rapportage.
• RAIL, kompas voor de arbeidsmarkt, een
compacte, overzichtelijke weergave van RAIL 2014. Deze
sprinterversie is bedoeld voor iedereen die snel een gedegen
beeld wil krijgen van de huidige en toekomstige ontwikkelingen
op de Limburgse arbeidsmarkt.
De arbeidsmarktinformatie wordt tevens verspreid via enkele
presentaties.
RAIL is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met de
Limburgse arbeidsmarkt: werkgevers, beleidsmakers bij overheid
en onderwijs, studenten die een beroepskeuze moeten maken en
werknemers die van baan willen veranderen.
Meer informatie:
www.railsite.nl of stuur een bericht aan [email protected]