EVALUATIE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENSTEN, PERMANENTE ONDERSTEUNINGSCELLEN EN VZW SAMENWERKINGSVERBAND NETGEBONDEN PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENSTEN RAPPORT EVALUATIE PBD POV COMMISSIE O.L.V. DE HEER GEORGES MONARD FEBRUARI 2014 Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 2 1. Beschrijving van de organisatie ....................................................................................................... 3 1.1 Inleiding ................................................................................................................................... 3 1.2 Organisatiestructuur ............................................................................................................... 4 1.3 Kenmerken van het personeel ................................................................................................ 5 1.3.1 Pedagogisch adviseurs............................................................................................................ 5 1.3.2 Gedetacheerden met een verlof wegens bijzondere opdracht ............................................. 5 1.3.3 Bijkomende omkadering ........................................................................................................ 5 1.4 Kenmerken van de doelgroep ................................................................................................. 6 1.4.1 Doelgroep op basis van aantal scholen en aantal leerlingen ................................................. 6 1.4.2 Doelgroep op basis van personeelskenmerken ..................................................................... 6 1.4.3 Doelgroep op basis van leerlingenkenmerken ....................................................................... 6 2. 3. Missie, visie en begeleidingsfilosofie .............................................................................................. 8 2.1 Historiek: Een bedreiging voor het provinciaal onderwijs ...................................................... 8 2.2 Missie..................................................................................................................................... 10 2.3 Visie ....................................................................................................................................... 10 2.4 Begeleidingsfilosofie.............................................................................................................. 10 2.5 Keuze voor systeembegeleiding ............................................................................................ 11 Processen en resultaten van begeleiding...................................................................................... 14 3.1 Het begeleidingsproces ......................................................................................................... 14 3.1.1 Begeleiding op maat ............................................................................................................. 14 3.1.2 Vraag en aanbod .................................................................................................................. 14 3.1.3 Begeleidingsovereenkomst .................................................................................................. 15 3.1.4 Lerende netwerken als methodiek....................................................................................... 16 3.1.5 Decretale opdrachten........................................................................................................... 17 3.1.6 Materialen en instrumenten ................................................................................................ 22 3.1.7 Bereik, tevredenheid en effectiviteit ................................................................................... 22 4. Ondersteunende processen in de organisatie .............................................................................. 26 4.1 Structuur................................................................................................................................ 26 4.2 Leiderschap ........................................................................................................................... 26 4.3 Personeelsbeleid ................................................................................................................... 27 4.3.1 Profiel van begeleider .......................................................................................................... 27 3 4.3.2 Aanwerving en aanvangsbegeleiding van personeelsleden................................................. 27 4.3.3 Arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden..................................................................... 27 4.3.4 Evaluatie van de personeelsleden ........................................................................................ 28 4.3.5 Tijdsbesteding ...................................................................................................................... 28 4.4 Professionaliseringsbeleid ..................................................................................................... 29 4.5 Samenwerking ....................................................................................................................... 30 4.5.1 Interne samenwerking: ........................................................................................................ 30 4.5.2 Netoverschrijdende samenwerking: .................................................................................... 30 4.6 Financieel beleid.................................................................................................................... 31 4.7 Interne kwaliteitszorg............................................................................................................ 31 4.7.1 Systemen .............................................................................................................................. 31 4.7.2 Meten van effectiviteit ......................................................................................................... 32 5. Conclusies ...................................................................................................................................... 34 5.1 Sterke punten ........................................................................................................................ 34 5.2 Aanbevelingen en uitdagingen .............................................................................................. 34 Bijlage 1: Dataverzameling .................................................................................................................... 36 Bijlage 2: Veelgebruikte afkortingen ..................................................................................................... 40 4 Rapport evaluatie PBD POV Inleiding Het kwaliteitsdecreet van 8 mei 2009 voorziet in een zesjaarlijkse evaluatie van de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD’s), de permanente ondersteuningscentra van de CLB’s (POC’s) en het Samenwerkingsverband netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten (SNPB). In het schooljaar 2012-2013 werd de eerste evaluatie van deze diensten opgestart. Deze eerste evaluatie-opdracht werd toebedeeld aan een commissie onder leiding van dhr. Georges Monard. Deze eerste evaluatie heeft uitdrukkelijk een ontwikkelingsgericht perspectief. De commissie formuleert naast vaststellingen (sterke en zwakke punten) ook verbeterpunten. Voor elke individuele dienst is een rapport opgemaakt. De bedenkingen en aanbevelingen die voor alle of meerdere diensten gelden, zijn verzameld in een samenvattend rapport. Voorliggend rapport bevat de neerslag van de evaluatie van PBD POV. De commissie baseerde zich hiervoor op het door PBD POV ingediende informatiedossier, op de relevante gegevens uit het onderzoeksrapport “Werking, bereik en effecten van pedagogische begeleidingsdiensten in Vlaanderen“ van de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven onder leiding van Prof. dr. Van Petegem, e.a. (2013), en op talrijke, grondige gesprekken met verantwoordelijken van de onderwijskoepel, de medewerkers van PBD POV zelf en directies en personeelsleden van de betrokken scholen. Meer details over het concrete verloop van het proces van dataverzameling zijn terug te vinden in bijlage 1 bij dit rapport. De evaluatie is uitgevoerd met behulp van een geïntegreerd beoordelingskader, geïnspireerd op het door de onderwijsinspectie gehanteerde CIPO-model. Daarnaast heeft de commissie gebruik gemaakt van een aantal theoretische uitgangspunten inzake professionalisering en kwaliteitszorg. Omwille van de leesbaarheid wordt in dit individuele rapport niet dieper ingegaan op het beoordelings- en theoretische kader. Hiervoor verwijzen we de lezer naar het samenvattend rapport. Na een korte situatieschets van PBD POV, gaan we eerst in op de missie, visie en begeleidingsfilosofie van deze dienst. Vervolgens komt de uitvoering van de verschillende decretale opdrachten aan bod, om te eindigen met een blik op de interne organisatie. Elk van deze hoofdstukken is op dezelfde manier opgebouwd: we beginnen met een aantal vaststellingen en koppelen daaraan vervolgens een aantal aanbevelingen. De commissie wil haar uitdrukkelijke dank uitspreken voor de constructieve medewerking van PBD POV in alle fases van het evaluatieproces. De commissie zou haar opdracht niet tot een goed einde hebben kunnen brengen zonder de getoonde openheid en bereidheid tot informatieverschaffing. 2 Rapport evaluatie PBD POV 1. Beschrijving van de organisatie 1.1 Inleiding Het werkgebied van Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV) strekt zich uit over de vijf Vlaamse provincies. De vijf provinciebesturen treden immers op als inrichtende machten van provinciaal onderwijs. Om hun belangen te verdedigen en te voorzien in begeleiding, nascholing en dienstverlening hebben de vijf Vlaamse provincies zich verenigd in de vzw Provinciaal Onderwijs Vlaanderen. Daarbij is gekozen om de werking van de Pedagogische Begeleidingsdienst (PBD) te integreren in de werking van POV. De PBD POV heeft de taak om de provinciale scholen1 te begeleiden. De activiteiten van PBD POV beperken zich tot de begeleiding van het secundair onderwijs, het volwassenonderwijs en de provinciale CLB’s. Met de PBD OVSG is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin bepaald is dat OVSG de pedagogische begeleiding van de vijf provinciale basisscholen en drie provinciale scholen voor buitengewoon secundair onderwijs op zich neemt. POV begeleidt de vier stedelijke centra voor deeltijds onderwijs. Daarnaast participeert de PBD in verscheidene netoverschrijdende initiatieven van het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB). Samen met OVSG richt POV een Permanente Ondersteuningscel (POC) in die instaat voor de ondersteuning van de gemeentelijke en provinciale CLB’s. De begeleiding van de CLB’s wordt beschreven in het evaluatierapport van de Permanente Ondersteuningscel van POV en OVSG. Op de relatie tussen PBD en POC komt de commissie in het samenvattend rapport terug. 1 Met de term ‘school’ verwijzen we naar alle onderwijsinstellingen van het basis- en secundair onderwijs, volwassenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs. 3 Rapport evaluatie PBD POV 1.2 Organisatiestructuur De dagelijkse leiding van Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wordt waargenomen door de directeur. Hij wordt bijgestaan door twee halftijdse coördinatoren, die respectievelijk verantwoordelijk zijn voor begeleiding en voor nascholing en interne ondersteuning. Samen vormen zij het coördinatieteam, dat minstens maandelijks overlegt. Het coördinatieteam neemt beslissingen met betrekking tot het algemeen beleid en de dagelijkse werking. Aan het algemeen team nemen alle personeelsleden van POV deel. Hier worden globale personeelsaangelegenheden en procedures besproken en indien nodig goedgekeurd, zoals de procedure voor de functionerings- en evaluatiegesprekken. De coördinator pedagogische begeleiding stuurt de werking van het begeleidingsteam aan. Tot dit team behoren alle personeelsleden met een begeleidingsopdracht: pedagogisch adviseurs, pedagogisch begeleiders en pedagogisch medewerkers. Voor secundair onderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijds onderwijs en begeleiding diversiteit zijn er subteams, met werkoverleg per onderwijsniveau. Het is de taak van deze subteams om te zorgen voor de afstemming tussen de betrokken begeleiders. Daarnaast nemen ze ook de praktische voorbereidingen met betrekking tot de netwerken voor hun rekening, houden ze de website up-to-date, … De coördinator nascholing en interne ondersteuning staat in voor de voorbereiding van de nascholing en voor de werking van het ondersteuningsteam. Tot dit team behoren alle personeelsleden met een ondersteunende opdracht. Het ondersteuningsteam heeft als taak 4 Rapport evaluatie PBD POV de nodige dienstverlenende en logistieke afspraken te maken, met als doel de verschillende activiteiten van POV zo vlot mogelijk te laten verlopen. Onderdelen van het beleid worden voorbereid in interne werkgroepen; het gaat dan om aspecten zoals kwaliteitszorg, het visieproces voor het provinciaal onderwijs, ICT en multimedia, internationalisering, … Elke interne werkgroep heeft jaardoelstellingen en brengt bij het algemeen team verslag uit over de vorderingen. 1.3 Kenmerken van het personeel Omdat binnen POV koepelwerking en de PBD ook op het vlak van personeelsinzet sterk door elkaar lopen, wordt het personeel van POV in zijn geheel vermeld. De personeelsleden zijn onder diverse arbeidsvoorwaarden tewerkgesteld: - Pedagogisch adviseur - Gedetacheerden met een verlof wegens bijzondere opdracht - Contractuelen Op de kwestie van de arbeidsvoorwaarden komen we verder in het rapport nog terug (zie 4.3). Hieronder geven we de aantallen op 1 januari 2013. 1.3.1 Pedagogisch adviseurs Het formele kader waarover PBD POV kan beschikken, vindt zijn basis in art. 16 van het decreet betreffende de kwaliteit van het onderwijs van 8 mei 2009. Dit contingent pedagogisch adviseurs wordt per schooljaar vastgelegd. Voor het schooljaar 2012-2013 gaat het om 5 VTE. 1.3.2 Gedetacheerden met een verlof wegens bijzondere opdracht Op basis van art. 17 van het kwaliteitsdecreet beschikt PBD POV over 5 VTE verloven wegens bijzondere opdracht. 1.3.3 Bijkomende omkadering Daarnaast beschikt PBD POV over 8 VTE personeelsleden die met andere middelen zijn aangesteld (CODO, GESCO, verloven wegens opdracht,…). Vanuit het netoverschrijdende samenwerkingsverband SNPB worden 6 VTE medewerkers gefinancierd: - Rand en Taal: 0.5 VTE - Attractief: 1 VTE - Tollnet: 3 VTE - ICT-integratie: 0.5 VTE - Extra ondersteuning volwassenenonderwijs: 1 VTE 5 Rapport evaluatie PBD POV 1.4 Kenmerken van de doelgroep De administratieve databanken van het Ministerie van Onderwijs en Vorming leveren heel wat informatie over de doelgroep van PBD POV, namelijk de scholen, met de personeelsleden en leerlingen, die haar ‘klanten’ vormen2. 1.4.1 Doelgroep op basis van aantal scholen en aantal leerlingen Gewoon basisonderwijs Buitengewoon basisonderwijs Gewoon secundair onderwijs Incl. centra voor deeltijds onderwijs Buitengewoon secundair onderwijs Totaal leerplichtonderwijs Aantal scholen per onderwijstype: 2 3 28 Totaal aantal leerlingen: 384 704 14.154 3 36 308 15.965 12 12 36.149 36.149 Centra voor volwassenenonderwijs Totaal niet-leerplichtonderwijs 1.4.2 Doelgroep op basis van personeelskenmerken Gewoon basisonderwijs Buitengewoon basisonderwijs Gewoon secundair onderwijs, incl. centra voor deeltijds onderwijs Buitengewoon secundair onderwijs Centra voor volwassenenonderwijs TOTAAL Totaal aantal personeelsleden: 28,7 126,0 2.210,7 102,5 633,3 3.101,2 Aantal directies: 2,0 3,0 28,0 Aantal beginnende 3 leraren : 1,0 3,0 115 3,0 12,0 48,0 5,6 60,4 185,0 1.4.3 Doelgroep op basis van leerlingenkenmerken De kenmerken van de leerlingen zijn enkel beschikbaar voor het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs. Het betreft die kenmerken die gebruikt worden voor de berekening van de werkingsmiddelen van de scholen van het gewoon basis- en secundair onderwijs4. 2 De gegevens hebben betrekking op het schooljaar 2010-2011. De gegevens van de personeelsleden betreffen de situatie op 1 februari 2011. 3 Beginnende leraren zijn leraren die maximaal vijf jaar in dienst zijn. Met deze definiëring sluit de commissie aan bij de definitie die Van Petegem, e.a. (2013) hanteren in hun onderzoek naar de werking, het bereik en de effecten van de pedagogische begeleidingsdiensten in Vlaanderen en bij de definitie gebruikt door de Commissie Beleidsevaluatie Lerarenopleidingen die in het najaar van 2013 haar conclusies heeft gepresenteerd. 4 Voor meer informatie zie http://www.ond.vlaanderen.be/wegwijs/agodi/cijfermateriaal/leerlingenkenmerken/. De onderwijs kansarmoede-indicator (OKI) is het aantal risicokenmerken waarvoor een leerling aantikt en is bijgevolg een cijfer tussen 0 en 4. De OKI is hier berekend op het niveau van de onderwijsinstellingen. 6 Rapport evaluatie PBD POV Gewoon basisonderwijs Gewoon secundair onderwijs Vlaams gemiddelde Onderwijs kansarmoedeindicator 0,78 1,06 % thuistaal niet-Nederlands 23,1 12,0 % opleidingsniveau moeder 36,8 33,2 0,85 13,6 22,5 % studietoelage % buurt 18,4 31,4 13,0 29,4 23,5 25,0 De onderste rij in deze tabel geeft het Vlaamse gemiddelde voor het basis- en secundair onderwijs weer van de leerlingenkenmerken voor het schooljaar 2010-2011. Hieruit blijkt dat de diverse indicatoren van de populatie van POV in het secundair onderwijs rond of boven het Vlaamse gemiddelde liggen. Voor het basisonderwijs zijn er grote verschillen al naargelang de indicator. Deze gegevens zijn echter met grote voorzichtigheid te bekijken, aangezien POV slechts twee onderwijsinstellingen in het gewoon basisonderwijs telt. 7 Rapport evaluatie PBD POV 2. Missie, visie en begeleidingsfilosofie 2.1 Historiek: Een bedreiging voor het provinciaal onderwijs De publicatie van het Groenboek voor de Interne Staatshervorming in juli 2010 waarin het voortbestaan van het provinciaal onderwijs in vraag werd gesteld, heeft in POV heel wat teweeg gebracht. Dit heeft volgens de organisatie geleid tot een sterke verbondenheid tussen alle actoren en een sterke gedrevenheid om aan een toekomstgerichte, herkenbare en gedragen visie te werken. Deze verbondenheid werd aangegrepen om een visieontwikkelingsproces over de toekomst van het provinciaal onderwijs op te starten. Dit proces resulteerde in een nieuwe missie en visie voor het provinciaal onderwijs, die in de komende jaren verder tot ontplooiing moet komen. Het visieproces leidde tevens tot een strategische reflectie voor heel het provinciaal onderwijs waarbij inspanningen worden gedaan om de centraal uitgezette lijnen ingang te doen vinden op alle echelons Het proces werd doorlopen door een “visiegroep” met vertegenwoordigers uit de verschillende scholen en onderwijsniveaus. Deze visiegroep werkte de waarden en ambities voor het provinciaal onderwijs uit en ontwikkelde een strategiekaart met een sterkte- en zwakteanalyse. In een volgende stap vond een proces van “cascadering” per provincie plaats, waarbij per provincie een strategische kaart werd ontwikkeld met eigen paden om de vier gemeenschappelijke ambities (zie 2.2) te kunnen realiseren. Per provincie werden ook strategische projecten uitgewerkt. Dit proces werd geleid door één van de coördinatoren, in samenwerking met collega-begeleiders. Alle pedagogisch begeleiders hebben een tweedaagse training m.b.t. dit cascaderingsproces gevolgd. In 2012 is men begonnen met het doortrekken van de cascadering naar elke school. De school ontwikkelt op basis van de strategische kaart van de provincie een eigen strategiekaart. Ook op dit niveau worden strategische projecten uitgeschreven. POV geeft aan zoveel mogelijk medewerkers van de school bij dit proces te willen betrekken. Zo zijn er cascaderingsdagen op schoolniveau die initieel door de drie coördinatoren voor hun rekening werden genomen, maar geleidelijk aan door alle begeleiders. In 2012 werd ook binnen POV zelf een cascadering uitgevoerd, waarbij eigen strategische projecten ontstonden. In 2015 wil POV dit proces van cascaderingen in scholen afronden. Het visieontwikkelingsproces kenmerkt zich volgens de organisatie door een combinatie van top-down en bottom-up elementen. De eerste uiten zich in de wens om tot een gezamenlijke visie te komen die de centrale belangen van het provinciaal onderwijs ondersteunt. De tweede zijn terug te vinden in het besef dat dit pas kan werken als de invulling (en steun) komt van de “basis” (de scholen, met hun directies en leerkrachten). De commissie heeft het streven naar een gezamenlijk doel vanuit een duidelijke visie kunnen vaststellen bij de coördinatoren, de pedagogische begeleiders en bij de (coördinerend) directies en leerkrachten. Er wordt duidelijk fors geïnvesteerd in dit visievormingsproces en dat is toe te juichen. POV spant zich in om die onderlinge verbondenheid via het intensieve proces van cascadering te behouden, waarbij een zo groot mogelijke betrokkenheid van interne en externe stakeholders wordt nagestreefd. Er lijkt in de visievorming van POV ook goed rekening te worden gehouden met de autonomie van de scholen. De commissie 8 Rapport evaluatie PBD POV waarschuwt er wel voor om steeds goed het evenwicht met de baten en de kernopdracht van de PBD in het oog te blijven houden. De commissie erkent de inspanningen en het lovenswaardig proces dat POV doorloopt. Toch wil ze aangeven dat de cascaderingsoefening geen doel op zich mag worden dat los komt te staan van het ondersteunen en bevorderen van goed onderwijs. Het doel mag niet uit ogen verloren worden. 9 Rapport evaluatie PBD POV 2.2 Missie De missie van de PBD valt samen met deze van POV in zijn geheel en luidt als volgt: “Zij heeft de opdracht de belangen van het Vlaams provinciaal onderwijs te behartigen en initiatieven te nemen om de kwaliteit van de Vlaamse provinciale scholen en centra te bevorderen.” POV omschrijft zichzelf in het informatiedossier als één organisatie met vier kerntaken: - organiseren van begeleiding, - organiseren van nascholing, - het opnemen van belangenbehartiging, - het aanbieden van dienstverlening, POV kiest voor een geïntegreerde aanpak: de organisatie tracht deze kerntaken met elkaar te verbinden. Bij het uitvoeren van één van de kerntaken wordt volgens POV steeds een dwarsverband gelegd met de drie andere. De POV-personeelsleden combineren dus steeds verschillende kerntaken. Zo hoopt men dat de begeleider kennis en inzichten uit een concrete begeleidingssituatie meeneemt in zijn/haar vertegenwoordigingstaak en omgekeerd. Door de eigen opdracht te omschrijven in deze vierdeling legt POV zelf de klemtonen en geeft ze een eigen interpretatie aan de ruimere lijst van decretale opdrachten (zie ook 3.1.5). 2.3 Visie De vernieuwde visie van POV als organisatie luidt als volgt: “Provinciaal Onderwijs Vlaanderen bouwt een partnerschap uit met provinciale scholen, centra en inrichtende machten om hun daadkracht te versterken. Vanuit een gedeelde zorg voor een optimale leeren leefomgeving voor leerlingen en cursisten zet dit partnerschap in op innovatie en competentieontwikkeling. Participatie, krachtenbundeling, gezamenlijke verantwoordelijkheid en doelgerichtheid zijn hierbij de sleutels tot succes. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen versterkt het partnerschap door zich te engageren in samenwerkingsverbanden op centraal niveau.” De basiswaarden om de visie te vervullen zijn: “respect, samenwerking, openheid, professionaliteit, resultaatgerichtheid, betrokkenheid.” POV wil haar vier kerntaken opnemen onder de vorm van partnerschappen. Hiermee stelt POV dat het realiseren van sterkere scholen en beter onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid is die vorm krijgt in een proces van co-creatie. In de praktijk betekent dit volgens POV dat elke ondersteunende activiteit opgezet wordt in samenspraak met de doelgroep waarbij een vertrouwensrelatie de basis vormt. 2.4 Begeleidingsfilosofie De PBD omschrijft het begeleiden op maat, school-/centrumnabij en participatief werken en werken vanuit een vertrouwensrelatie als haar sterkte. Met betrekking tot de begeleiding wil POV tegen 2015 de volgende doelen realiseren: 10 Rapport evaluatie PBD POV - - - - Sterke scholen De begeleiding wil het cyclisch karakter van kwaliteitsvol werken versterken met aandacht voor de organisatie als systeem. Het is van belang dat scholen hun werking kritisch in vraag durven stellen. Collegiaal leren De begeleiding wenst in te zetten op het leren van elkaar, zowel binnen de eigen school als tussen scholen onderling. Innovatie De begeleiding wil scholen stimuleren om zichzelf open te stellen voor zinvolle nieuwe ideeën en methodieken. Duurzaamheid De begeleiding benadrukt het langetermijndenken van scholen. POV wil acties en processen begeleiden die structureel verankerd worden in de werking van de school. Diverse bronnen lagen aan de basis van de begeleidingsfilosofie. Zo heeft POV zich laten inspireren door de ideeën over co-creatie van prof. W. Bruggeman en de self-determination theory van Deci en Ryan. Ook de beleidsverklaring van de directeur in 2000 vormde een bron voor deze visie. De commissie waardeert het feit dat het beleid inzake begeleiding doordacht en gedragen is. De PBD slaagt erin de scholen (vooral via de directies) mee te krijgen in hun verhaal. Er is immers heel wat energie gestoken in overleg met de scholen en in wat de PBD de ‘cascadering’ noemt. De commissie kon vaststellen dat dit zijn vruchten afwerpt. Scholen zijn bekend en kunnen zich identificeren met het gevoerde beleid. Tegelijk wil de commissie POV aanraden om ook voldoende aandacht te besteden aan de verdere uitwerking van de visie in concrete doelen en acties op schoolniveau. Dit is momenteel nog eerder zwak (zie ook 4.7). De commissie vraagt dan ook om nu vooral aandacht te besteden aan de wijze waarop dit proces verder concreet vorm zal krijgen en opgevolgd zal worden in de dagelijkse praktijk in scholen. 2.5 Keuze voor systeembegeleiding POV stelt het werken aan ‘sterkere scholen’ voorop en wil een duurzame verandering in scholen en centra tot stand brengen. ‘Beter onderwijs’ zou hier, volgens de PBD, logischerwijs moeten uit voortvloeien. Maar ook haar kleinschaligheid leidde POV bij de keuze om uitsluitend systeembegeleiding aan te bieden. Volgens de organisatie is er onvoldoende personeel voor een sterk uitgewerkte vakbegeleiding. Onder systeembegeleiding wordt de begeleiding verstaan van de school als organisatie5. Het hoofddoel van de begeleiding is het ondersteunen en verbeteren van de organisatie. De behoefte aan ondersteuning kan verschillen van school 5 De commissie wijst er op dat het begrip systeembegeleiding in het (internationaal) wetenschappelijk discours een andere betekenis heeft dan de invulling die PBD POV eraan geeft. Hier wordt de terminologie die POV gebruikt, gehanteerd. Het overkoepelend rapport gaat hier verder op in. 11 Rapport evaluatie PBD POV tot school en van moment tot moment. Systeembegeleiding kan zowel aanbod- als vraaggestuurd gebeuren. De PBD begeleidt de scholen op pedagogisch-didactisch vlak: vakdidactische vragen (van individuele leerkrachten) worden vertaald naar pedagogisch-didactische vragen, die op schoolniveau of in netwerken opgenomen kunnen worden. De begeleiders kunnen hulp bieden bij het uitwerken van planningsdocumenten, cursusmateriaal en evaluatie. Er wordt evenwel geen ondersteuning op de klasvloer gegeven. Volgens de PBD zijn de scholen inmiddels gewend aan deze keuze voor systeembegeleiding. Dit blijkt ook uit de focusgesprekken met directeurs, coördinerend directeurs en leerkrachten. De nieuwe aanpak lijkt goed te zijn ingeburgerd en de gesprekspartners toonden begrip voor het feit dat, gegeven de beperkingen in personeel, POV ervoor kiest om in principe geen vakbegeleiding6 in te richten. Dit neemt niet weg dat vakgerichte begeleiding wel wordt gemist. Zeker als bij een doorlichting voor specifieke vakken tekorten worden vastgesteld, is vakbegeleiding gewenst. Navraag leerde dat scholen en centra in dergelijke situaties proberen om zelf andere kanalen te vinden, zoals het inschakelen van vrijgestelden via de provincie, via de scholengemeenschappen of via betalende private kanalen (nascholingsmarkt). Dit wordt door POV zelf als verrijkend ervaren. POV kent daarnaast via SNPB een aantal projecten (zoals ICT integratie in het onderwijs) waar inhoudelijk wordt gewerkt rond vakdidactische vragen. POV heeft eveneens een afspraak met GO! en OVSG dat leerkrachten kunnen gebruik maken van de vakgerichte nascholingen van deze organisaties, complementair aan de systeembegeleiding door POV. Opgemerkt moet worden dat POV hiermee slechts gedeeltelijk aan de vraag naar vakbegeleiding beantwoordt, vermits nascholing beperkter is dan vakbegeleiding. En ook het GO! en OVSG de omslag naar hoofdzakelijk systeembegeleiding hebben gemaakt. De commissie stelt vast dat POV een duidelijke keuze gemaakt heeft voor begeleiding op schoolniveau en hier ook consequent wil naar handelen. Dit is positief, maar de commissie stelt tegelijk vast dat leerkrachten wel met hun vragen naar vakspecifieke ondersteuning blijven zitten. Het vertalen van deze vakspecifieke vragen naar eerder algemeen pedagogisch didactische vragen gebeurt misschien iets te snel en neemt in alle geval niet weg dat leerkrachten ook daadwerkelijk antwoorden wensen op hun vakspecifieke vragen. Begeleiding bij het verwerken van vakdidactische inzichten is overigens zeer belangrijk. De PBD moet er dus over waken niet te snel een ‘systeem’vraag achter de ‘vak’vraag te zoeken en mag niet blind zijn voor eventuele vragen en problemen (die bijvoorbeeld tot uiting komen na een doorlichting of een zelfevaluatie) die zowel systemisch, didactisch als vakgebonden kunnen zijn. De PBD moet op dat vlak de expertise in huis hebben of kunnen aanbrengen om de scholen te ondersteunen of de weg te wijzen zodat de vastgestelde problemen worden geremedieerd. De commissie suggereert de PBD meer op te treden als 6 We verwijzen naar het samenvattend rapport voor een bespreking van ‘vakbegeleiding’. Met vakbegeleiding duidt de commissie de begeleiding van leraren(teams) in alle onderwijsniveaus aan met betrekking tot het pedagogisch-didactisch handelen in de klas. 12 Rapport evaluatie PBD POV “bemiddelaar” (of “makelaar”) tussen scholen met vakgerichte vragen en andere ondersteunende instanties, zoals de andere pedagogische begeleidingsdiensten of nascholingsinstellingen die de vakgerichte vragen kunnen beantwoorden. Vernieuwingen en verbeteringen zullen uiteindelijk ook vaak in de klas gerealiseerd moeten worden. Dit vraagt, naast veranderingen op systeemniveau, ook de begeleiding van leerkrachten bij het proces van het individueel verwerven en verfijnen van nieuwe inzichten en vaardigheden. Werken aan ‘sterkere scholen’ is een belangrijke doelstelling. Toch is het volgens de commissie is ook wenselijk om voldoende aandacht te besteden aan de vraag of het gerealiseerde beleidsvoerend vermogen zich daadwerkelijk vertaalt in ‘beter onderwijs’ en ‘betere leerkracht’, zowel (vak)didactisch als inhoudelijk. In het samenvattend rapport gaat de commissie hier verder op in. De commissie merkt ook op dat de huidige begeleiding gericht is op de individuele scholen en niet op de scholengemeenschappen. In het licht van de sterk toenemende rol van de scholengemeenschap raadt de commissie de PBD aan om na te gaan hoe ook op dit niveau de ondersteuning van scholen kan worden versterkt. 13 Rapport evaluatie PBD POV 3. Processen en resultaten van begeleiding Dit hoofdstuk beschrijft hoe de principes en uitgangspunten uit het vorige hoofdstuk, zich vertalen in de praktijk. In dit hoofdstuk worden de resultaten verwerkt van het wetenschappelijk onderzoek van Van Petegem, Vanhoof en Gielen (2013)7 naar de werking, het bereik en de effecten van de pedagogische begeleidingsdiensten in Vlaanderen. 3.1 Het begeleidingsproces 3.1.1 Begeleiding op maat Centraal in de visie van POV staat het “begeleiden op maat”. Dit betekent voor de PBD de ondersteuning van een school op basis van haar vraag en rekening houdend met haar noden, behoeften en verschillende contextelementen (structuur, cultuur, leerlingen/cursistenpopulatie, enz.). Deze elementen bepalen mee de processen en processtappen om tot een gewenst en duurzaam resultaat te komen. In haar visie op begeleiding ambieert POV sterke(re) scholen, die hun werking kritisch in vraag durven stellen. Omwille van het duurzame karakter van hun begeleiding wenst POV processen en acties in gang te zetten, die structureel verankerd worden in de werking. Vanuit de visie van POV is het bovendien belangrijk dat de pedagogisch begeleider een school begeleidt vanuit een vertrouwensrelatie. Op die manier kan de pedagogisch begeleider zicht krijgen op de ondersteuningsvragen, behoeften en noden van de klant. Het toewijzen van begeleidingstrajecten aan een pedagogisch begeleider gebeurt in onderling overleg. Het is mogelijk dat één project in de loop van het schooljaar door meerdere begeleiders (eventueel van verschillende onderwijsniveaus) wordt gevolgd. Het is eveneens mogelijk dat er een tweede, ondersteunende begeleider aan een bepaald project wordt toegewezen. Het is dan de bedoeling dat de ondersteunende begeleider de zogenaamde ankerbegeleider inhoudelijk ondersteunt. Als de door de school gevraagde expertise niet binnen het team van begeleiders aanwezig is, worden de contactgegevens van mogelijke externe partners doorgegeven. Soms worden begeleidingsopdrachten op vraag van de inrichtende macht in samenwerking met externe partners opgenomen. Deze makelaarsfunctie kan volgens de commissie nog sterker en systematischer worden uitgebouwd. 3.1.2 Vraag en aanbod Zowel in de begeleiding als in de nascholing werkt POV vraag- en aanbodgestuurd. Elke vraaggestuurde begeleiding start met een intakegesprek, waarbij de leerbehoeften van de school in kaart worden gebracht. Op basis van het intakegesprek wordt een begeleidingsovereenkomst afgesloten tussen de school en de PBD (zie 3.1.3). De overeenkomsten kunnen worden bijgestuurd bij tussentijdse evaluaties en 7 Omwille van kleine aantallen, kunnen enkel valide resultaten weergegeven worden omtrent algemeen bereik, tevredenheid en effectiviteit zoals aangegeven bij 3.1.7. 14 Rapport evaluatie PBD POV feedbackmomenten. Een formele feedback wordt tussentijds voorzien en bij het afsluiten van het project. De vraaggestuurde nascholing krijgt vorm d.m.v. een pedagogische studiedag of workshop. Dit resulteert nadien soms in een begeleidingstraject. Naast haar vraaggestuurde werking wil POV zelf een aanbod formuleren dat inspeelt op onderwijstendensen en –innovaties conform haar visie op begeleiding. De aanbodgestuurde begeleiding bestaat voornamelijk uit lerende netwerken en projecten. Een idee voor een nieuw netwerk of project wordt door de betrokken begeleiders voorgesteld aan de directeur en de coördinatoren van POV. In overleg werken de betrokken begeleiders het concept nader uit. Scholen die deelnemen aan de projecten, worden geselecteerd op basis van op voorhand bepaalde criteria, zoals geografische spreiding, diversiteit in opleidingsaanbod, good practices en eerdere positieve engagementen. Om de taakbelasting van de PBD binnen de perken te houden, kunnen scholen die intekenen op een project geen afzonderlijk begeleidingstraject op maat aanvragen. De aanbodgestuurde nascholing wordt aangeboden aan drie doelgroepen: leidinggevenden, aspirant-leidinggevenden en leerkrachten. Het aanbod voor leerkrachten bestaat pas sinds het schooljaar 2012-2013. Het is vormgegeven op basis van een behoefteanalyse. Recente analyses door POV zelf wezen namelijk op lacunes in het aanbod, o.a. op het vlak van ICTondersteunend leren. Ook in het aanbod hanteert de PBD geen “standaardpakket”, maar probeert de begeleiding aan te passen aan de specifieke context van de betrokken school. Uit haar gesprekken heeft de commissie begrepen dat de klanten van de PBD de begeleiding eveneens als begeleiding op maat ervaren. De contextgebonden begeleiding versterkt de herkenbaarheid en onmiddellijke toepasbaarheid. De commissie waardeert de inspanningen van POV om ondersteuning aan te passen aan de noden en kenmerken van de scholen, maar waarschuwt ook voor een te vraaggecentreerde werking. POV moet ook blijven onderzoeken hoe ze scholen die geen vraag stellen, toch beter kan bereiken. POV geeft aan dat er contact is, maar erkent dat de mate van intensiteit verschilt. Er worden al inspanningen geleverd, bijvoorbeeld door het jaarlijkse intakegesprek met de scholen, maar de commissie raadt aan om hier proactiever te werk te gaan. 3.1.3 Begeleidingsovereenkomst Voor elke begeleidingsinterventie wordt een begeleidingsovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst worden de doelen en beoogde resultaten bepaald. Het is een overeenkomst, ondertekend door de directeur van POV en de school. Het document fungeert volgens POV als een dynamisch werkinstrument en als een monitoringtool, en concretiseert de visie op begeleiding. Het dient volgens POV als tussentijdse toetssteen voor de resultaten en kan op die manier gezien worden als een middel voor permanente evaluatie. Indien een school zich niet houdt aan de afspraken in de begeleidingsovereenkomst, stuurt de directeur van POV een brief naar de school, om te wijzen op het belang van het aangegane engagement. Van elke begeleidingsinterventie maakt de begeleider een verslag. Het resultaat is een groeidocument. Dit is toegankelijk voor elke collega-begeleider van hetzelfde onderwijsniveau. Zo wil POV ook collegiaal leren stimuleren. 15 Rapport evaluatie PBD POV Het feit dat de hogergenoemde vertrouwensrelatie toch geformaliseerd wordt in een overeenkomst, lijkt de commissie enigszins contradictorisch. Niettemin ervaren zowel de medewerkers van POV als de klanten het werken met een begeleidingsovereenkomst als positief. Dit is volgens de gesprekspartners in de praktijk een dynamisch en ondersteunend instrument voor doelbepaling en procesbewaking, appellerend aan de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. De commissie vraagt POV om waakzaam te blijven zodat de begeleidingsovereenkomst de vertrouwensrelatie tussen de PBD en de school niet onder druk zet. De aanpak van POV steunt op autonomie en vertrouwen, maar lijkt eveneens uit te gaan van een streven naar managementcontrole. Dit is een moeilijk evenwicht, dat actief bewaakt moet worden. 3.1.4 Lerende netwerken als methodiek De PBD moedigt collegiaal leren en de samenwerking tussen scholen aan. Dit gebeurt onder andere via netwerken. POV geeft aan reeds lang ervaring te hebben met het coördineren van lerende netwerken. De doelstelling van de netwerken is het bevorderen van competentie-ontwikkeling. In mei 2012 waren er 15 verschillende netwerken voor secundair onderwijs, deeltijds beroepssecundair onderwijs, volwassenenonderwijs en CLB. De manier van werken in de netwerken en projecten bevordert, zo blijkt uit de gesprekken met de pedagogische begeleiders en de leerkrachten, een actieve rol voor de deelnemers. Het programma van een netwerk wordt elk jaar opgesteld in overleg met de deelnemers. De begeleiders hebben een actieve rol in de netwerken. Zij gebruiken verschillende methodieken om ervoor te zorgen dat de deelnemers binnen de netwerken op een bewuste manier leren. Binnen een aantal netwerken en projecten bezoeken de deelnemers elkaars scholen, o.a. via collegiale visitaties. Dit wordt zowel door de begeleiders als door de deelnemers als positief en leerrijk ervaren. Ook buiten het netwerk zoeken scholen contact met elkaar. Zo ontstaan er ook spontane netwerken. De commissie heeft tijdens verschillende gesprekken kunnen vaststellen dat de netwerken hun doelstellingen grotendeels lijken te realiseren. De scholen leren (graag) van elkaar en proberen ‘over het muurtje kijken’ te stimuleren, o.a. via de collegiale visitaties die door de gesprekspartners in de focusgroepen geapprecieerd worden. De scholen ervaren dit als positief en leerrijk. De commissie waarschuwt echter dat er blijvend over gewaakt moet worden dat in deze netwerken en projecten diepgaand leren plaatsvindt. Er moet gegarandeerd worden dat er voldoende expertise ingebracht wordt, welke niet teveel afhangt van de toevallige deelnemers aan het netwerk. Hierin speelt de pedagogisch begeleider een cruciale rol. Gelet op het belang van deze methodiek in de werking van POV, is het dus van groot belang dat op dit vlak een permanente professionalisering van de pedagogische begeleiders plaatsvindt. Deze professionalisering is belangrijk volgens de commissie omdat er meer aandacht mag zijn voor de gedifferentieerde aanpak in de begeleiding, naargelang het beleidsvoerend vermogen van scholen en de specifieke begeleidingsvragen. Ook acht de commissie het noodzakelijk dat POV regelmatig kritisch evalueert welke netwerken effectief zijn en welke minder; en welke hiervoor de bepalende factoren zijn. 16 Rapport evaluatie PBD POV 3.1.5 Decretale opdrachten POV omschrijft de eigen opdracht in een vierdeling (begeleiding, nascholing, belangenbehartiging en dienstverlening) en legt zo zelf de klemtonen. De commissie vindt het waardevol dat POV een vertaling maakt van de decretale opdrachten naar de eigen werking en daarin ook eigen speerpunten kiest. De commissie vraagt wel uitdrukkelijk om erover te waken dat de decretale opdrachten niet worden ondergesneeuwd door andere tijdsopslorpende taken zoals belangenbehartiging. POV is van mening dat met de huidige werking via vraaggerichte en aanbodgerichte begeleiding en nascholing alle decretale opdrachten worden vervuld. Volgens POV wordt met één initiatief meestal invulling gegeven aan meerdere decretale opdrachten. Uit het onderzoek van Van Petegem, e.a. (2013) blijkt dat volgens de personeelsleden binnen de scholen de verschillende decretale opdrachten slechts in beperkte mate worden uitgevoerd (zie ook 3.1.7). In wat volgt, worden de verschillende decretale opdrachten thematisch besproken. Ondersteuning bij de realisatie van pedagogisch project/ begeleidingsproject Zoals reeds aangegeven, werkt men binnen POV momenteel sterk aan een gezamenlijk visievormingsproces (zie ook eerder). Dit gebeurt aanbodgestuurd. Daarnaast ondersteunt de pedagogische begeleidingsdienst scholen en centra op vraag en op maat bij - het updaten/ontwikkelen van hun missie, visie en waarden; - het ‘vertalen’ van die missie en visie in beleidsdocumenten, - het opstellen van een schoolwerkplan; - het ontwikkelen van een specifieke visie op kwaliteitszorg, professionalisering, leerlingen-/cursistenbegeleiding, lesgeven en evaluatie, altijd vertrekkend vanuit de missie en visie van de school. Ondersteuning aan specifieke doelgroepen Ondersteuning aan leidinggevenden Directies worden begeleid via netwerken van directies per onderwijsniveau, en een ruim nascholingsaanbod. Enkele jaren geleden hebben de inrichtende machten van het provinciaal onderwijs aan de PBD gevraagd om een opleiding op te zetten voor aspirantleidinggevenden, omdat men vond dat beginnende leidinggevenden onvoldoende voorbereid waren. POV heeft nu een nascholingsaanbod voor aspirant-leidinggevenden. Ook hier wordt gewerkt met de methodieken van intervisie en netwerken. Directies zijn cruciale actoren in een school. De commissie pleit er dan ook voor hier blijvend aandacht aan te besteden en na te gaan hoe er – eventueel door samenwerking met anderen – meer geïnvesteerd kan worden in het bevorderen en ondersteunen van de deskundigheid van de schoolleiding. Niet alleen m.b.t. het leiden van de school, maar ook met het oog op het begeleiden en implementeren van veranderingsprocessen, geïnitieerd door verschillende ondersteuningsactiviteiten (zoals o.m. de netwerken). De nadruk op systeembegeleiding legt namelijk een grote taak en verantwoordelijkheid inzake 17 Rapport evaluatie PBD POV schoolontwikkeling bij de schoolleiding. In het nascholingsaanbod voor aspirantleidinggevenden blijft deze taak en verantwoordelijkheid nog onderbelicht. Ondersteuning aan beginnende leerkrachten De PBD heeft geen eigen aanbod inzake de begeleiding van beginnende personeelsleden. De begeleiding van beginnende leerkrachten wordt gezien als een taak van de school zelf. In eerste instantie is het dus de school zelf die de beginnende leerkrachten ondersteunt. Men gebruikt coachende leraren om startende leerkrachten te begeleiden. De scholen worden wel op vraag ondersteund bij de aanvangsbegeleiding. Daarnaast hebben de verschillende provincies initiatieven ontwikkeld om beginnende leerkrachten te ondersteunen. De PBD probeert hier momenteel zicht op te krijgen en wil een complementair aanbod voor beginnende leraren ontwikkelen. Leerkrachten maken ook gebruik van het aanbod van GO! en OVSG. Tijdens de focusgroepen met de klanten kwam naar voren dat scholen aanvangsbegeleiding niet direct als een taak van de PBD beschouwen. Het wordt eerder gezien als een taak van de scholen zelf. Ook de commissie vindt dit prioritair een taak van de scholen en scholengemeenschappen, maar ziet wel een ondersteunende en complementaire opdracht voor de PBD. In het samenvattend rapport gaan we hier verder op in. Ondersteuning van de onderwijsinstelling als organisatie Kwaliteitszorg van scholen bevorderen Zowel uit het informatiedossier als uit de gesprekken met alle betrokkenen, is duidelijk geworden dat POV veel aandacht schenkt aan het bevorderen van de kwaliteitszorg van scholen. Dit wordt op verschillende wijzen vormgegeven, zowel vraag- als aanbodgestuurd, door middel van schoolspecifieke ondersteuning, als via lerende netwerken, en met verschillende doelgroepen (directies, coördinatoren, leerkrachtenteams). De commissie waardeert de inspanningen om kwaliteitszorg op de agenda van de scholen te zetten. Het is een verdienste om hierbij ook de coördinatoren en de teamleden te betrekken. Het versterken van de interne kwaliteitszorg van scholen is ook in teken van het versterken van het beleidsvoerend vermogen. Dit is op zijn beurt cruciaal voor een organisatie die zegt op systeembegeleiding te mikken. Desalniettemin wil de commissie waarschuwen voor de valkuil om teveel aandacht te besteden aan systemen van interne kwaliteitszorg en te weinig aan het uiteindelijke doel en de concrete vertaling naar de dagelijkse onderwijsprocessen. De commissie benadrukt dat interne kwaliteitszorg niet om het installeren van procedures draait, maar wel om het installeren van een kwaliteitscultuur. Ondersteuning en begeleiding bij uitwerking actiepunten na doorlichting Scholen kunnen ondersteuning krijgen bij de voorbereiding voor een doorlichting, vanaf het moment dat zij van de onderwijsinspectie het signaal hebben gekregen dat de school het volgende semester doorgelicht wordt. Dit gebeurt op vraag van de school. Deze ondersteuning wordt beschouwd als dienstverlening en niet als (traject)begeleiding. De volgende activiteiten worden aangeboden: CIPO-kader en documenten van de inspectie toelichten; de onderwijsinstelling ondersteunen bij het opstellen van een zelfevaluatierapport; ondersteunen bij het ontsluiten van schooleigen documenten voor de 18 Rapport evaluatie PBD POV inspectie en ervaringsuitwisseling organiseren met onderwijsinstellingen die reeds doorgelicht zijn. De begeleiding na een doorlichting gebeurt op vraag van de school. Vanaf het schooljaar 2012-2013 zal de PBD na elke doorlichting een bezoek brengen aan de school in kwestie om de ervaringen en resultaten te bespreken. De PBD ondersteunt de school bij het uitwerken van één of meerdere actiepunten. De PBD heeft een servicedocument ontwikkeld voor het opstellen van een verbeterplan na een ongunstig advies. Dit document bevat handreikingen voor het schoolbeleid. Het is gebaseerd op besprekingen in een commissie van academici en ervaringsdeskundigen uit het onderwijsveld. De PBD brengt een school die recent een doorlichting heeft gehad, in contact met scholen die eerstdaags zullen worden doorgelicht. Op die manier kunnen de directies die een doorlichting achter de rug hebben, hun ervaringen delen. Ook de wijze waarop zij hun doorlichting hadden voorbereid, wordt daar besproken. Dit gebeurt zowel tijdens het netwerken als tijdens afzonderlijk georganiseerde bijeenkomsten. Volgens de begeleiders leren de directies veel van collega-directies die al een doorlichting hebben ondergaan. De commissie waardeert de inspanningen die geleverd worden bij de ondersteuning van de scholen na doorlichting. Toch formuleert ze haar bedenkingen bij de inspanningen die POV doet om scholen voor te bereiden op doorlichtingen,. De commissie vreest dat deze voorbereidingsactiviteiten onvoldoende duurzaam zijn en is daarom van mening dat de tijdsinvestering van de PBD hierin geen voorrang zou mogen krijgen op andere ondersteuningstaken. Onderwijsinnovaties/innovaties aanreiken, stimuleren en ondersteunen In haar informatiedossier geeft POV aan dat ze pionier in innovatie wil worden. In haar visie op pedagogische begeleiding wil POV tegen 2015 scholen o.m. stimuleren zich open te stellen voor zinvolle nieuwe ideeën en methodieken. De PBD ondersteunt hierbij de implementatie en de daaraan gekoppelde veranderingsprocessen. POV is hierin zeer ambitieus. Ook binnen de eigen organisatie wenst POV vernieuwende projecten een kans te geven. In haar begeleidingsinterventies stimuleert de PBD scholen om zichzelf open te stellen voor zinvolle nieuwe ideeën en methodieken. Een voorwaarde om pionier in innovatie te zijn, is dat de begeleiders zelf permanent op de hoogte zijn van de innovaties. POV geeft aan om hiertoe de mogelijkheden te creëren en de begeleiders te stimuleren om zich op de hoogte te stellen van onderwijsinnovaties. Intern verspreidt POV informatie over onderwijsinnovaties via formele en informele kanalen. Extern neemt de PBD diverse initiatieven om informatie over onderwijsinitiatieven te verspreiden naar: nieuwsbrieven, website, ontmoetingsdagen, nascholing, begeleiding,… POV geeft aan projecten te ondersteunen rond onderwijsvernieuwing en de daaraan gekoppelde veranderingsprocessen op vraag en op maat. Momenteel lopen er onder andere begeleidingstrajecten rond de thema’s competentiegericht evalueren, activerende 19 Rapport evaluatie PBD POV werkvormen en (nieuwe) vakoverschrijdende eindtermen. Er zijn tevens 11 (piloot-) projecten, verspreid over de verschillende onderwijsniveaus. De projecten zijn experimenten waarin een begeleidingsconcept gedurende een bepaalde periode wordt uitgeprobeerd. Aan de hand van een tussentijdse evaluatie kan het concept worden bijgestuurd. Na een positieve evaluatie wordt, indien mogelijk, het project op grotere schaal aangeboden. Innovatie krijgt dus voornamelijk vorm in de (piloot-)projecten. POV probeert innovaties te verspreiden naar de scholen op een projectmatige manier. Cursusmateriaal wordt onderling gedeeld en men hoopt zo de kwaliteit van de materialen ook te verhogen. De begeleiding gebeurt individueel én via netwerken. Hierdoor kunnen nieuwe ideeën ontstaan. Innovatie hoeft volgens de directie van POV en de begeleiders niet altijd benoemd te worden, dit wordt ook ongemerkt binnengebracht in de scholen. De begeleiders geven in de focusgroepgesprekken aan dat zij, naast de doelstellingen van het begeleidingstraject, soms een impliciete innovatie-agenda hebben bij de begeleiding van een school. POV probeert door de professionalisering van haar pedagogische begeleiders innovatie binnen te brengen in de scholen. De commissie waardeert de ambitie met betrekking tot innovatie. Toch is ze van mening dat dit speerpunt nog verdere aandacht verdient indien POV werkelijk structureel vernieuwingen in scholen wil realiseren. Het is aangewezen dat er binnen de organisatie een expliciet en coherent beleid wordt uitgetekend waarbij er aandacht gaat naar de opvolging tot op de klasvloer. Een belangrijke voorwaarde voor de ambities met betrekking tot innovatie is de expertise en innovatiecapaciteit van de begeleiders. De commissie is dan ook van mening dat professionalisering van de begeleiders een blijvend aandachtspunt is. Onder meer in het kader van het ontwikkelen van hoogwaardige begeleidingsinterventies op basis van bewezen inzichten met betrekking tot innoveren, het leren in netwerken of systeemontwikkeling. In het professionaliseringsbeleid wordt weinig melding gemaakt van het structureel opsporen en evalueren van vernieuwingen in binnen- en buitenland (zie ook 4.4). Bovendien wil de commissie aansluiten bij hetgeen POV zelf aangeeft, namelijk dat innovatie niet alleen gebeurt door het uitwisselen van wat er binnen scholen gebeurt. De commissie vraagt dan ook aan POV om voldoende professionaliteit, m.b.t. strategieën om innovaties in de scholen te brengen en te implementeren, te blijven ontwikkelen. Nascholing Zoals reeds aan bod kwam, wordt bij de kerntaak nascholing eveneens een onderscheid gemaakt tussen vraag- en aanbodgestuurd werken. Net zoals bij begeleiding geeft POV aan te werken op maat van de school. De visie op nascholing berust op dezelfde principes als de visie op begeleiding, toch ligt het initiatief hier relatief meer bij de PBD. Naast vraaggestuurde nascholing worden namelijk ook aanbodgestuurde nascholingsinitiatieven genomen. 20 Rapport evaluatie PBD POV De aanbodgestuurde nascholingen zijn sinds 2008 volledig hertekend, waarbij in een eerste fase de klemtoon werd gelegd op de leidinggevenden van provinciale scholen. Sinds 2011 is er een specifiek aanbod voor aspirant-leidinggevenden. Sinds 2012 is op basis van een behoefteanalyse ook voor leerkrachten een nascholingsaanbod uitgewerkt. De aanbodgestuurde nascholingen omvatten diverse thema’s voor verscheidene doelgroepen die op basis van o.m. de besprekingen met de pedagogisch begeleiders in het begeleidingsteam worden vastgelegd. Het opsporen van de nascholingsbehoeften gebeurt vanuit het partnerschap tussen de pedagogisch begeleiders, de scholen en de inrichtende machten. De nascholing steunt volgens de PBD op de competenties van externe deskundigen, de pedagogisch begeleiders, maar ook op die van de betrokken actoren (de scholen en inrichtende machten). Zoals reeds eerder opgemerkt, heeft de PBD een afspraak met GO! en OVSG, waardoor leerkrachten van hun vakgerichte nascholingen gebruik kunnen maken. Ook met het VCLB wordt inzake nascholing samengewerkt. Op vraag van een school geven begeleiders van POV specifieke opleidingen aan leerkrachten tijdens pedagogische studiedagen en begeleidingsinterventies. De commissie vindt het ‘maatwerk’ inzake vraaggerichte nascholing positief en waardeert de recente aandacht voor een nascholingsaanbod voor leerkrachten. Ze acht het immers cruciaal dat leerkrachten antwoorden krijgen op hun vakgerelateerde vragen (zie 2.5). De commissie vindt de keuze om met andere pedagogische begeleidingsdiensten afspraken te maken over de organisatie van vakgerelateerde nascholing dan ook positief en moedigt POV daarbij aan om nog andere PBD’s (bijv. PBDKO) te betrekken. Zoals ook hoger aangegeven, adviseert de commissie de PBD om de makelaarsfunctie m.b.t. vakgerichte nascholing nog sterker op te nemen. De commissie raadt POV aan om vervolgens na te gaan of leerkrachten zich dan op klasniveau beter ondersteund voelen en antwoorden krijgen op hun vragen, ook al worden deze niet door POV zelf gegeven. Daarnaast wil de commissie POV stimuleren om nog meer in te zetten op de integratie van nascholing en begeleiding. In het samenvattend rapport gaat de commissie hier dieper op in. Overleg en participatie aan initiatieven van de Vlaamse Regering POV benadrukt dat de decretale opdrachten (6 en 7), overleg en deelnemen aan initiatieven van de Vlaamse Regering, steeds meer tijd vragen van de begeleiders. Verdere toename hiervan zal volgens de begeleiders de uitvoering van de andere decretale opdrachten in het gedrang brengen. Het belang van deelname aan overleg en participatie aan initiatieven van de Vlaamse Regering mag niet lichtzinnig terzijde geschoven worden. De commissie adviseert wel het overleg te beperken tot wat de betreffende decretale taak omvat. Het overige overleg (zoals belangenbehartiging) is een koepeltaak. De commissie suggereert dat meer netoverschrijdend werken deze vraag tot overleg en participatie wellicht draaglijker kan maken. 21 Rapport evaluatie PBD POV De commissie dringt er bij POV op aan de tijdsbesteding van de begeleiders en van de gehele organisatie grondig te bestuderen en hierin prioriteiten te stellen. 3.1.6 Materialen en instrumenten In principe ontwikkelt POV geen leerplannen. Provinciale scholen gebruiken de leerplannen van het GO! Of van het OVSG. Als er voor bepaalde studierichtingen in het provinciaal onderwijs (zoals land- en tuinbouw) geen leerplannen voorhanden zijn, neemt POV wel de ontwikkeling ervan op zich. POV stelt zoveel mogelijk te streven naar een netoverschrijdende aanpak inzake leerplanontwikkeling. De leerplannen volwassenenonderwijs worden reeds netoverschrijdend ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van eigen leerplannen gaat POV steeds uit van de aanwezige expertise in haar scholen. Daarom betrekt POV rechtstreeks personeelsleden in de leerplancommissies. Tijdens de begeleidingsinterventies ontwikkelt POV instrumenten en materialen op maat van en samen met scholen. De aard van de instrumenten en materialen is afhankelijk van de begeleidingsvraag. POV spoort de leden van de netwerken en projecten vooral aan bestaande instrumenten en materialen met elkaar te delen. De PBD biedt dus bewust zelf geen eigen materialen en instrumenten aan die als passe-partout kunnen worden gebruikt in de verschillende scholen. In haar visie op begeleiding beklemtoont POV immers dat ze de scholen op maat begeleidt. Materialen kunnen wel tijdens een traject worden ontwikkeld samen met de school (als partner). De PBD benadrukt dat als leerkrachten hun materialen zelf ontwikkelen, deze veel meer afgestemd zijn op de concrete school. De commissie waardeert de inspanningen van POV om contextgebonden materialen en instrumenten te ontwikkelen, die een onmiddellijke toepasbaarheid verhogen. Dit verhoogt ook het eigenaarschap bij de scholen. Toch stelt de commissie dat de behoefte aan materialen en instrumenten door de PBD ook kan opgevangen worden door de ontsluiting van elders ontwikkelde of beschikbare materialen en instrumenten. Tot slot stelt de commissie dat het delen van materialen tussen verschillende scholen ondersteund moet worden i.f.v. daadwerkelijke transfer van het gebruik van de materialen tussen scholen. 3.1.7 Bereik, tevredenheid en effectiviteit Bereik De PBD zet in op het uitbouwen van een vertrouwensrelatie met de scholen. De doelgroep is vooral de school, geen individuele leerkrachten. De PBD stelt tijdens de gesprekken bijna alle provinciale scholen te bereiken. Met steun van de inrichtende machten gaat POV jaarlijks naar alle scholen toe. Op de vraag welke scholen POV niet bereikt, is het antwoord van POV tijdens de gesprekken 0%. Elke provinciale school participeert aan een intens begeleidingstraject, een project/netwerk, een platform en/of één of meerdere nascholingsinitiatieven. In vier scholen liep – op hun vraag – in het schooljaar 2012-2013 geen intensief begeleidingstraject. De directie van POV benadrukt dat de ondersteuning niet wordt opgedrongen aan de scholen. Door de ontmoetingsmomenten en bevragingen zijn er veel onderlinge contacten, waardoor ondersteuning wordt gestimuleerd. Alle gesprekspartners (de leiding van POV, 22 Rapport evaluatie PBD POV begeleiders en klanten) geven aan dat de begeleiders veel contact hebben met directies, leden van kernteams en coördinatoren. De begeleiders voelen zich erkend in hun rol als “kritische vriend”. Van Petegem, e.a. (2013) stellen vast dat personeelsleden uit het secundair onderwijs de kwaliteit van en de vertrouwdheid met de PBD POV neutraal tot eerder positief inschatten. Het personeel uit de centra volwassenenonderwijs schat dit echter eerder neutraal in. Hetzelfde onderzoek geeft aan dat de personeelsleden uit het secundair onderwijs rapporteren dat de PBD het afgelopen schooljaar de helft van de personeelsleden uit het secundair onderwijs niet bereikt heeft. De belangrijkste motieven die door de personeelsleden uit het secundair onderwijs werden aangehaald om geen beroep te doen op POV, is dat het beleid van de school sterk genoeg is om zelfstandig zwakkere punten aan te pakken. Iets meer dan de helft van de respondenten uit CVO’s rapporteert de afgelopen 3 jaar een beroep te hebben gedaan op de PBD. Tijdens de gesprekken geeft de PBD aan dat er sporadisch contacten zijn met het volledige team van leerkrachten (in functie van systeembegeleiding), maar dat het zelden gaat over begeleiding tot op de klasvloer (en zeker geen vakbegeleiding). Volgens de directie van POV heeft POV weinig gericht contact met beginnende leerkrachten. De begeleiders geven aan dat zij veel contacten hebben met leerkrachten, weliswaar in netwerken. Uit de gesprekken met (coördinerend) directies en leerkrachten komt een gemengd beeld naar voren over de mate waarin de PBD de klasvloer bereikt. Sommige gesprekspartners geven aan dat 80 tot 90% van de leerkrachten wel een begeleider kent. Of er dan daadwerkelijke begeleiding van deze leerkrachten geweest is, is echter niet duidelijk. Andere gesprekspartners zeggen dat niet alle leerkrachten bereikt worden en dat bijvoorbeeld vernieuwingen nog niet altijd tot op de klasvloer geraken. Uit het onderzoek van Van Petegem, e.a. (2013) blijkt dat personeelsleden uit het secundair onderwijs neutraal staan tegenover de stelling dat de PBD voldoende vakgebonden ondersteuning biedt. De respondenten uit de CVO’s zijn het eerder oneens met deze stelling. Ze geven daarentegen wel aan dat ze weten welke stappen ze moeten ondernemen om ondersteuning te krijgen van de PBD van POV. Respondenten uit het secundair onderwijs in het onderzoek geven aan de PBD het best te kennen voor het aanreiken van nascholingsactiviteiten. Ze vinden dit ook de meest zinvolle taak van de PBD; de respondenten uit de CVO’s vinden alle decretale taken zinvol, maar beschouwen de ondersteuning aan leidinggevenden als meest zinvolle taak, gevolgd door nascholingsactiviteiten van de PBD. Personeelsleden uit het secundair onderwijs en CVO’s geven over het algemeen aan dat de decretale opdrachten slechts in beperkte mate uitgevoerd worden. Leidinggevenden vermelden ‘af en toe’ ondersteund te worden in hun functie als leidinggevende, in de interne kwaliteitszorg van de school en in het versterken van het beleidsvoerend vermogen van de school. In het onderzoek van Van Petegem , e.a. (2013) geven de begeleiders aan dat zij voldoende aandacht besteden aan de verschillende decretale opdrachten. De meeste aandacht gaat volgens hen naar netwerkvorming en ondersteuning van netwerken en ondersteuning van leidinggevenden. Begeleiders secundair onderwijs geven aan de afgelopen 3 jaar het minst vaak ondersteuning te hebben geboden bij aangegeven actiepunten na een doorlichting. 23 Rapport evaluatie PBD POV De commissie moedigt POV aan om een goed begrip van ‘bereik’ te formuleren. Het kan immers niet enkel begrepen worden als ‘contact’, maar dient te slaan op actieve deelname en ondersteuning van de scholen. Op deze wijze is het onlosmakelijk verbonden met effectiviteit. Tevredenheid De PBD van POV ziet zichzelf als een gedreven organisatie die de scholen van dienst wil zijn. Dit beeld werd bevestigd door de zeer tevreden klanten van de PBD tijdens de focusgroepgesprekken. De scholen zijn van mening dat zij goed worden ondersteund door de pedagogische begeleiders van de PBD. Uit het onderzoek van Van Petegem, e.a. (2013) komt een gemengd beeld naar voren wat tevredenheid betreft: de personeelsleden van het secundair onderwijs zijn, afhankelijk van de ondersteuningstaak, meer of minder tevreden over de ondersteuning van POV. Personeelsleden uit het secundair onderwijs spreken zich eerder positief uit over de netwerkvorming en ondersteuning van netwerken en neutraal over de ondersteuning bij aangegeven actiepunten na een doorlichting. De personeelsleden uit CVO’s beoordelen in datzelfde onderzoek de taakuitvoering van de PBD over het algemeen neutraal. De beste ondersteuning biedt de PBD van POV volgens personeelsleden in CVO’s bij aangegeven actiepunten na een doorlichting, de minst goede ondersteuning in de professionalisering van personeelsleden. Begeleiders zijn het meest tevreden over hun netwerkvorming en de ondersteuning van netwerken. Effectiviteit Volgens de begeleiders bevraagd in het onderzoek van Van Petegem, e.a. (2013), levert de begeleiding na doorlichting de grootste effecten op in de scholen en op klasniveau. Effecten op klasniveau komen volgens begeleiders ook voort uit hun ondersteuning in de kwaliteitszorg en uit nascholingsactiviteiten. Volgens het onderzoek verschilt dit met de opinie van de klanten van de PBD. Zij schatten de effecten op individueel/klasniveau het hoogst in voor de ondersteuning in de realisatie van het pedagogisch project en op instellingsniveau voor de netwerkvorming en de ondersteuning van netwerken en nascholingsactiviteiten van de PBD van POV. Wanneer de resultaten in het onderzoek van Van Petegem, e.a. (2013) bekeken worden per onderwijsniveau, zien we dat personeelsleden uit het secundair onderwijs neutraal staan t.o.v. de mate waarin de ondersteuning voor waardevolle resultaten op individueel/klasniveau en instellingsniveau zorgt. Wat het gepercipieerde leereffect en gedragsverandering n.a.v. de ondersteuning van de PBD van POV betreft, spreken personeelsleden uit het secundair onderwijs zich eerder negatief tot neutraal uit. Volgens de personeelsleden uit het secundair onderwijs zorgde de professionalisering van personeelsleden voor de grootste leerwinst. 24 Rapport evaluatie PBD POV Het leereffect n.a.v. de ondersteuning door PBD wordt door de respondenten uit de CVO’s eerder neutraal beoordeeld. Indien men in CVO’s begeleiding krijgt, ervaart men doorgaans positieve resultaten. Over het algemeen heeft de commissie vastgesteld dat effectiviteit vaak wordt gezien als ‘het nakomen van afspraken’ die in het kader van een interventie worden gemaakt. De reële impact van de interventies op de kwaliteit van het onderwijs, de kernprocessen en kernresultaten van het onderwijs, blijven volgens de commissie teveel buiten beeld. 25 Rapport evaluatie PBD POV 4. Ondersteunende processen in de organisatie Dit hoofdstuk gaat dieper in op hoe POV zich intern organiseert om de hierboven beschreven decretale opdrachten uit te voeren. 4.1 Structuur De PBD POV is een relatief kleine organisatie. Van deze kleinschaligheid tracht de PBD een troef te maken door het vergroten van haar herkenbaarheid, aanspreekbaarheid en laagdrempeligheid (zie ook eerder). Zoals reeds aangegeven, lopen de koepelwerking en de werking van PBD door elkaar. POV is niveau-gebonden georganiseerd, maar er wordt eveneens frequent niveau-overstijgend gewerkt. Zo kan een duo-begeleiding (gezamenlijke begeleiding door twee begeleiders) ook niveau-overstijgend plaatsvinden. 4.2 Leiderschap De directeur van POV is zowel directeur van de onderwijskoepel als van de PBD. De directeur werkt nauw samen met de coördinator van de begeleiding en de coördinator van de nascholing. Dit trio vormt het leiderschap van POV. Omdat de leiding heel wat (ook operationele) taken op zich neemt, is deze behoorlijk belast, met een grote concentratie aan verantwoordelijkheden. De sterke betrokkenheid bij het strategische en operationele (dagelijks) functioneren van POV in combinatie met de functie van leidinggeven maakt POV en de PBD sterk, maar tegelijk ook kwetsbaar. De leiding streeft naar een open en participatieve werksfeer, waarin de betrokkenheid van de begeleiders een belangrijk streefdoel is. De begeleiders erkennen dit. De meeste medewerkers zien de strakke opvolging en monitoring, zoals de evaluaties via de schooldirecties en de open agenda’s, als een logisch element in de gekozen managementaanpak. De commissie heeft een sterk leiderschap vastgesteld vanwege de directeur en de twee coördinatoren. Ze zijn sturend in de organisatie, en tegelijkertijd bleek uit de gesprekken een sterk participatieve en open werksfeer. De commissie acht het nodig het evenwicht te bewaken tussen de managementbenadering en de pedagogische benadering: het management moet ten dienste staan van de onderwijskundige doelstellingen van de PBD. De managementbenadering mag niet ten koste gaan van de onderwijskundige doelstellingen. Ook dient er voldoende aandacht besteed te worden aan organisatieontwikkeling (professionalisering, kwaliteitszorg, HRM, …). Met het oog op haalbaarheid en (nog) grotere collectieve verantwoordelijkheid, is het voor de commissie essentieel dat de leiding meer taken delegeert. 26 Rapport evaluatie PBD POV 4.3 Personeelsbeleid 4.3.1 Profiel van begeleider Zoals reeds eerder aangegeven, dient elke begeleider de vier kernopdrachten (begeleiding, nascholing, belangenbehartiging en dienstverlening) op te nemen. Criteria bij de verdeling van de taken zijn o.m. provincie-overschrijdend en systeem-benaderend werken, onderwijsniveau en globale taakbelasting. De verhouding tussen deze taken kan evenwel sterk verschillen naargelang de begeleider. POV wil met deze geïntegreerde aanpak van de kerntaken de pedagogisch begeleiders de mogelijkheid geven om de ervaring m.b.t. elk van deze kerntaken mee te nemen bij de uitvoering van de andere. De begeleiders nemen heel diverse taken op zich. Dat brengt met zich mee dat ze op alle fronten competent moeten zijn. De commissie is van mening dat hierdoor erg veel gevraagd wordt van de begeleiders inzake competenties en vraagt blijvende aandacht voor permanente competentieontwikkeling. Bovendien wil de commissie benadrukken dat belangenbehartiging geen kerntaak van pedagogisch begeleiders kan zijn. Dienstverlening kan beperkt blijven tot pedagogischdidactische ondersteuning of ondersteuning m.b.t. het beleidsvoerend vermogen (incl. kwaliteitszorg) van de scholen. 4.3.2 Aanwerving en aanvangsbegeleiding van personeelsleden POV kiest resoluut voor systeembegeleiding. Bij de aanwerving wordt er vooral gekeken of bij de kandidaat potentieel aanwezig is om een systeembegeleider te worden. De systeembenadering brengt met zich mee dat een begeleider breed inzetbaar moet zijn. Naast expertise in systeembegeleiding, moeten begeleiders ook binnen verschillende inhoudelijke thema’s werken. De aanvangsbegeleiding duurt 6 tot 7 maanden. In de eerste maand ontvangt de nieuwe begeleider de basisinformatie, waaronder een ‘survival-kit’ met praktische informatie. De coördinator van de pedagogische begeleiding is eindverantwoordelijk voor de coaching van de nieuwe begeleider. De nieuwe begeleider loopt een volledig traject mee met enkele ervaren begeleiders. Vervolgens wordt geleidelijk een grotere zelfstandigheid verwacht. 4.3.3 Arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden De medewerkers hebben verschillende arbeidsstatuten: de pedagogische medewerkers, de pedagogische begeleiders (gedetacheerde leerkrachten en directeurs) en pedagogisch adviseurs. De adviseurs hebben een ander statuut, namelijk een statutair ambt. Volgens de leiding brengt dit geen onderscheid in de werkinvulling met zich mee omdat er geen echte hiërarchie heerst. De mogelijkheid om adviseur te worden, is afhankelijk van de beschikbare ambten (en dus financiële middelen). Bovendien kunnen externen, zoals externe directeurs en medewerkers kandideren. Internen hebben wel al meer relevante concrete ervaring en zijn volgens de PBD doorgaans competenter. De PBD benadrukt echter dat niet het aantal dienstjaren 27 Rapport evaluatie PBD POV (kwantiteit) een doorslaggevende factor vormt bij de benoeming tot adviseur, maar wel de kwaliteit van de dienstverlening, dit alles binnen de vastgelegde procedures. De PBD heeft een aantal jonge pedagogische begeleiders in dienst. Het loopbaan-perspectief dat POV kan bieden, is echter beperkt. Toch wordt er weinig personeelsverloop vastgesteld. POV werkt met halftijdse ambten als pedagogisch adviseur, zodat zo meer begeleiders in het (aantrekkelijkere) statuut ‘pedagogisch adviseur’ tewerkgesteld kunnen worden. De commissie is van oordeel dat PBD veel aandacht besteedt aan de personeelsleden, maar meent tegelijk dat er nog geen sprake is van een geïntegreerd personeelsbeleid voortvloeiend uit de visie op begeleiding, de begeleidingsfilosofie en de prioriteiten. 4.3.4 Evaluatie van de personeelsleden De functiebeschrijving legt de aard en uitvoering van de opdrachten van het personeelslid vast. Tijdens een eerste individueel gesprek (planningsgesprek) wordt de generieke functiebeschrijving in samenspraak geïndividualiseerd. Elke twee maanden hebben alle pedagogische begeleiders een ‘coachingsgesprek’ met de coördinator van de pedagogische begeleiding. Deze gesprekken hebben vooral betrekking op de concrete begeleidingsinterventies van de begeleiders. In die zin hebben de coachingsgesprekken een andere functie dan de functioneringsgesprekken, die vooral gericht zijn op het functioneren van de begeleider. De functioneringsgesprekken vinden jaarlijks plaats en worden gevoerd door de directeur van POV. Om de vier jaar krijgen de personeelsleden een evaluatiegesprek, waarbij zij een officiële beoordeling krijgen. De eerste evaluatiegesprekken werden uitgevoerd in 2013. De directeur moet met 25 personeelsleden functioneringsgesprekken voeren. Volgens de directeur is dit haalbaar mits een goede planning. Alle personeelsleden waren akkoord met deze werkwijze. De commissie acht dit een groot aantal evaluatiegesprekken voor een evaluator. 4.3.5 Tijdsbesteding De leiding van POV is zich ervan bewust dat de begeleiders een grote taakbelasting hebben. Dit blijkt ook uit de zelf uitgevoerde werktijdmeting, aldus POV. Zij stellen echter dat een grote taakbelasting gepaard gaat met een grote verantwoordelijkheid en autonomie. De directie is er zich wel van bewust dat dit een te hoge taakbelasting niet helemaal kan compenseren. Bovendien wordt een deel van de extra taakbelasting niet geregistreerd. Om de werkbelasting in te perken, heeft de directie de voorbereidingstijd voor begeleiding of nascholing de afgelopen jaren proberen verminderen via meer intern overleg. De begeleiders geven echter aan dat in geval van begeleiding van een breed spectrum aan thema’s, er ook meer voorbereidingstijd nodig is. De brede inzetbaarheid brengt onvermijdelijk meer werk met zich mee. Alle begeleiders beamen dat de werkdruk hoog ligt. Dit komt volgens hen doordat ze veel begeleiding geven, op verschillende terreinen competent moeten zijn en grote afstanden in Vlaanderen afleggen. Door de keuze voor systeembegeleiding en netwerken zou de 28 Rapport evaluatie PBD POV commissie echter verwachten dat de verplaatsingen kleiner zijn. Ook noemen de begeleiders het feit dat scholen steeds meer verwachten dat ze altijd bereikbaar zijn. De begeleiders geven aan dat ze een permanente taakbelasting ervaren, eerder dan een piekbelasting. De cijfers die PBD van POV zelf aangereikt heeft met betrekking tot de tijdsbesteding, waren niet eenduidig te interpreteren. De commissie kon dan ook geen helder beeld krijgen van de effectieve tijdsbesteding. De organisatie doet er goed aan de reële werklast beter in kaart te brengen en vanuit een geobjectiveerd beeld de nodige acties te ondernemen. Uit de gesprekken met de PBD en met scholen kreeg de commissie ook de indruk dat de feitelijke begeleidingstijd relatief beperkt is. Door ook in te zetten op belangenbehartiging vloeit kostbare tijd weg van begeleiding en netwerken. Intern overleg, inclusief interne professionaliseringsactiviteiten, neemt bijna 20% van de werktijd in beslag. De commissie erkent het belang hiervan, maar beklemtoont tegelijk de noodzaak van voldoende begeleiding in de scholen én op de klasvloer. De commissie raadt dan ook aan de eigenlijke begeleidingstijd op school te vergroten via het werken in regio’s (vermindering reistijd), vermindering overlegtijd, ruimere samenwerking, … De commissie vraagt dan ook om alle beschikbare dagen van het schooljaar te gebruiken voor het eigenlijke begeleidingswerk. 4.4 Professionaliseringsbeleid De professionalisering van de pedagogisch begeleiders gebeurt volgens de leiding en de begeleiders op verschillende manieren. Zo heeft men er bewust voor gekozen om regelmatig te werken met duo-begeleiding. Daarbij zijn twee begeleiders samen verantwoordelijk voor een begeleidingstraject. De leiding is ervan overtuigd dat het leren uit praktijkervaringen een meerwaarde is en bovendien efficiënt is. Begeleiders geven aan dat zij ook veel leren door de deelname aan overleg op beleidsniveau, bijvoorbeeld binnen de VLOR. Maandelijks vindt er een overleg van het begeleidingsteam plaats. Dit staat in het teken van leren en ontwikkelen. Wat het aspect “ontwikkelen” betreft, geven de begeleiders input voor en feedback op documenten die nog in de ontwikkelingsfase zitten, of ontwikkelen ze zelf materiaal. Het aspect “leren” van het maandelijks overleg behelst een (beknopte) bespreking van recente publicaties, onderlinge uitwisseling van ervaringen en expertise, een toelichting door externe gastsprekers, duiding van een gevolgde nascholing, … Vermits POV pionier wil worden in innovatie, adviseert de commissie om meer te investeren in de professionalisering van de pedagogische begeleiders op dat vlak. PBD zou zich bijvoorbeeld moeten beraden over hoe wetenschappelijk onderzoek beter kan worden opgevolgd en verspreid binnen PBD. De directie van POV geeft toe dat het opvolgen van wetenschappelijk onderzoek een werkpunt is. Er zouden verschillende acties gepland zijn om dit te verbeteren. Hierover heeft de commissie nog geen concrete informatie gekregen. Ook m.b.t. internationalisering heeft de commissie weinig beleid vastgesteld. De begeleiders stellen dat zij de, via de professionaliseringsactiviteiten verworven kennis gebruiken in de ondersteuning van scholen. De verzamelde informatie wordt gedeeld onder de collega’s. De directies en leerkrachten in de focusgroepen geven aan dat de begeleiders over het algemeen over voldoende expertise beschikken. Ook zeggen zij dat begeleiders niet 29 Rapport evaluatie PBD POV alles hoeven te weten, maar dat zij de school vooral moeten kunnen ondersteunen in het proces. Er gaat veel tijd naar intern overleg. De gesprekspartners geven aan dat dit ook leerrijke momenten zijn. De commissie wil erop wijzen dat deze overlegmomenten doelgerichte leermomenten moeten zijn, die de begeleiders toelaten zich steeds meer te professionaliseren in hun begeleidingstaak. Met andere woorden, POV moet erover waken dat er voldoende condities gecreëerd worden opdat collectief leren kan plaatsvinden. 4.5 Samenwerking Een belangrijk kernwoord in de visie is ‘partnerschappen’. Omdat POV een kleine organisatie is, wenst POV zich sterk te maken door krachtige partnerschappen uit te bouwen. In de eerste plaats met hun klanten, de provinciale scholen, maar ook met vele andere partners zoals onder meer inrichtende machten, de overheid, de VLOR, andere begeleidingsdiensten, inspectie en sectoren. 4.5.1 Interne samenwerking: Samenwerken is één van de waarden van Provinciaal Onderwijs Vlaanderen en collegiaal leren één van de pijlers van de visie op begeleiding. Duo begeleidingen worden gestimuleerd. Binnen de interne werkgroepen heerst een sfeer van samenwerking, zo blijkt uit de gesprekken. Onderdelen van het beleid worden voorbereid in 7 interne werkgroepen die zo veel mogelijk worden getrokken door een begeleider, niet door de directie. Het gaat dan om aspecten zoals kwaliteitszorg, het visieproces voor het provinciaal onderwijs, ICT en multimedia, internationalisering,… De commissie verwijst hier opnieuw naar hoger geformuleerde bedenkingen in verband met de invulling van overleg als leermoment. 4.5.2 Netoverschrijdende samenwerking: Vanuit de vaststelling dat alle PBD’s voor heel wat gemeenschappelijke uitdagingen staan, wil de PBD van POV deze waar mogelijk gezamenlijk aangaan en competenties hieromtrent delen. Zowel de directie als de begeleiders hebben de ervaring dat POV, als klein net, geen concurrentie is voor de andere netten. Ze geven ook aan dat POV als neutraal wordt gezien, waardoor het makkelijker is netoverschrijdende projecten en initiatieven te realiseren. Met betrekking tot netoverstijgende samenwerking stelt de commissie vast dat POV tegenstrijdige signalen geeft. Aan de ene kant geeft POV aan dat ze als klein en neutraal gepercipieerd net gemakkelijk netoverstijgende initiatieven kan nemen. Aan de andere kant heeft POV, waarschijnlijk mede als gevolg van de periode van externe bedreiging van het provinciaal onderwijs, de reflex om de eigen positie te willen beschermen. De commissie beveelt aan, gezien de beperkte omvang van de begeleidingsdienst, veel aandacht te blijven besteden aan samenwerking met andere netten in functie van expertisedeling en -ontwikkeling. 30 Rapport evaluatie PBD POV 4.6 Financieel beleid De vraaggestuurde en aanbodgestuurde begeleiding worden kosteloos aangeboden aan de provinciale scholen. Voor de nascholing wordt een financiële bijdrage gevraagd, zodat POV break-even kan draaien. Door de geïntegreerde werking van koepel en PBD komen verschillende financieringsbronnen samen. POV kan echter aantoonbaar maken dat het geld dat ze krijgt voor de ondersteuning van de provinciale scholen voor dat doel wordt gebruikt. De grootste kostenposten zijn de verplaatsingskosten en de huur van de kantoorruimte. Opmerkelijk is dat elke begeleider in Brussel een eigen bureau heeft, hoewel ze – net omwille van hun functie – tenminste 80% van hun tijd niet op kantoor zijn. Iedereen is wel elke maandag effectief aanwezig, onder meer omdat er dan een teamvergadering is, zodat iedereen betrokken blijft. POV heeft die keuze bewust gemaakt. Voor zover de commissie op basis van de beschikbare informatie kon nagaan, worden de voor de werking van de PBD toegekende middelen ook met dat doeleinde besteed. De dienst geeft aan dat de inzet van begeleiders voor koepeltaken gecompenseerd wordt door taken van koepelmedewerkers in dienst van de professionalisering van de scholen. De commissie stelt dat in jaar- en financiële verslagen moet aangetoond worden, dat tenminste de overheidsmiddelen voor begeleiding ook effectief aan professionalisering worden besteed. 4.7 Interne kwaliteitszorg De commissie waardeert het systematisch opgebouwde en gedocumenteerde informatiedossier dat POV ter beschikking gesteld heeft en de eerlijke reflecties die hierin geformuleerd werden. Zowel in het informatiedossier als in de gesprekken waren de medewerkers zelfkritisch over hun interne werking en geven ze blijk van een streven naar voortdurende verbetering. 4.7.1 Systemen De afgelopen jaren heeft POV veel initiatieven opgezet in het kader van de ontwikkeling van de interne kwaliteitszorg (IKZ). De directie noemt IKZ het cruciale element in de werking van POV. De directie benadrukt dat het belangrijk is dat de begeleiders vertrouwd zijn met IKZ vanuit de eigen organisatie, zodat zij het ook beter kunnen overbrengen aan de scholen. POV heeft het EFQM Excellence Model als referentiekader gekozen, omdat dit model vertrekt vanuit een integrale visie op kwaliteitszorg en een lerende organisatie als organisatiemodel beoogt. Het procesmatig werken volgens de Plan-Do-Check-Act-cyclus is hierbij de rode draad. De organisatie streeft ernaar de evaluatie en bijsturing van elk proces in de werking en cultuur te verankeren. Ook al is zelfevaluatie met de cultuur van de organisatie verweven volgens de PBD, toch worden ook structureel maatregelen genomen zoals de werkgroep kwaliteit, beleidsdocumenten met prioriteiten op meerdere jaren en faciliterende instrumenten zoals beleidswerkplan en MS SharePoint. 31 Rapport evaluatie PBD POV De commissie stelt vast dat de PBD de afgelopen jaren veel heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van de interne kwaliteitszorg. Er wordt op verschillende manieren informatie verzameld over de werking en de tevredenheid of toegankelijkheid van de begeleiding. De commissie ervaart dat als zeer positief. Wat betreft informatieverzameling in het kader van interne kwaliteitszorg staat de PBD ver in het ontwikkelingsproces.. Een belangrijke bekommernis van de commissie is het gebruik van de verzamelde data. Als veel informatie wordt verzameld, is het cruciaal dat men het overzicht kan behouden. De commissie ziet dit als een mogelijk risico voor POV. De doelgerichtheid van de systemen is niet altijd duidelijk, wat de werkdruk kan verhogen. De commissie wil er op wijzen dat IKZ een middel is, maar geen doel op zich. De commissie dringt er daarom op aan om IKZ steeds doelgericht te gebruiken en de verzamelde gegevens maximaal aan te wenden voor de optimalisering van de begeleidingspraktijk. Scherper geformuleerde doelstellingen en regelmatige monitoring zijn hierbij goede hulpinstrumenten. Ook kan nagegaan worden of de vele investeringen in een relatief zwaar kwaliteitszorgsysteem toegemeten zijn op de (kleine) organisatie van POV. Tegelijk wil de commissie erop wijzen dat de radicale keuze voor systeembegeleiding er niet mag toe leiden dat doelstellingen enkel op dat niveau worden geformuleerd. Ook verwachte effecten op de kernprocessen en –resultaten van onderwijs zouden meer aandacht mogen krijgen. Tot slot vraagt de commissie aandacht voor het systematisch opvolgen van de activiteiten en hier ook lessen uit te trekken voor toekomstige activiteiten. Samenvattend wil de commissie aanraden om een doelgericht en werkbaar kwaliteitszorgsysteem op te zetten, dat onmiddellijk in dienst staat van de kwaliteit van de begeleidingsprocessen die de kerntaak uitmaken van de PBD. 4.7.2 Meten van effectiviteit In april 2012 organiseerde POV een diepteonderzoek over de werking van de PBD. In deze enquête duidden de bevraagden soms wel concrete resultaten aan. De commissie vindt deze evaluatie van de eigen werking positief. De commissie is van mening dat de manier van werken nog meer theoretisch onderbouwd moet zijn en meer systematisch mag geëvalueerd worden op effectiviteit. POV heeft structureel meetmomenten ingebouwd in de werking. Zoals reeds gezegd, gaat het in de eerste plaats om het nagaan van de realisatie van gemaakte afspraken binnen de vastgelegde overeenkomsten. Effectiviteit wordt dus vooral op korte termijn gemeten in termen van de mate waarin gemaakte afspraken zijn nagekomen. De impact op langere termijn blijft buiten beeld onder meer omdat hierover nog geen duidelijk kader (kwaliteitsindicatoren) bestaat met betrekking tot wat met ‘sterkere scholen’ en ‘beter onderwijs’ wordt beoogd. De commissie erkent dat dit niet eenvoudig is, maar wijst niettemin op het belang om hierop verder in te zetten. POV wil in de toekomst werken met streefwaarden bij het bepalen van effectiviteit. De directie geeft echter tegelijkertijd aan dat er grenzen zijn aan het meetbare. De commissie stelt een zekere dubbelzinnigheid vast. Enerzijds vermeldt het informatiedossier dat er geen structurele initiatieven zijn om de effectiviteit van bijvoorbeeld nascholing of ondersteuning 32 Rapport evaluatie PBD POV bij het realiseren van het pedagogisch project te meten. Anderzijds werden in het informatiedossier en tijdens de bezoeken ter plaatse verschillende gegevens van evaluatie gepresenteerd. Niettemin is de commissie van mening dat de PBD moet proberen om met de beschikbare informatie meer zicht te krijgen op een aantal belangrijke parameters die een beeld geven van de mate waarin de algemene doelstellingen van PBD worden bereikt en welke factoren hierbij een rol spelen. Ook de kwaliteit van de bereikte effecten nagaan is een belangrijke taak m.b.t. kwaliteitszorg. De commissie erkent de complexiteit van het bepalen van effectiviteit van begeleiding, maar meent dat in de literatuur voldoende aanknopingspunten te vinden zijn om de effectiviteitsbepaling van het werk in hoge mate te verbeteren. De commissie wijst hier op een aantal samenhangende zaken die het effectief werken kunnen verbeteren: - het bepalen van wat men onder effectiviteit verstaat en dit operationaliseren zodat de effectiviteit van begeleiding, nascholing enz. vastgesteld kan worden; - het concreet maken van de doelen die men wil bereiken op een manier die toelaat het al dan niet bereiken ervan vast te stellen; - het verzamelen van data over de effectiviteit van het werk die in feedbackprocessen gebruikt kunnen worden om die effectiviteit te verhogen en professionaliseringslacunes op te sporen; - het analyseren van de verzamelde data en het bijsturen op basis van geprioriteerde aandachtspunten. 33 Rapport evaluatie PBD POV 5. Conclusies In dit gedeelte belicht de commissie de sterke punten en de uitdagingen en aanbevelingen ten aanzien van POV. In het overkoepelend rapport wordt ingegaan op elementen, die voor alle of meerdere diensten van toepassing zijn. 5.1 Sterke punten De commissie heeft een gedreven PBD van POV ontmoet, die de scholen goed van dienst wil zijn. De PBD POV is sterk reflectief en heeft oog voor detail. Dit werd bevestigd in de gesprekken met uiterst tevreden en loyale klanten. POV is een relatief kleinschalige organisatie, waar een grote nabijheid heerst, zowel in het korps als ten aanzien van de scholen. POV heeft omwille van haar kleinschaligheid een aantal duidelijke keuzes gemaakt en handelt hier consequent naar. Zo vindt de commissie het positief dat POV, waar mogelijk, gebruik maakt van leerplannen van andere onderwijskoepels en ze stimuleert de verdere uitbouw van deze samenwerking inzake leerplannen. Er is volgens de commissie een goed evenwicht tussen de eigen visie en de autonomie van de scholen. De PBD POV kiest nadrukkelijk voor systeembegeleiding en de methodiek van netwerking, niet alleen omwille van de kleinschaligheid, maar ook vanuit een geloof in de professionaliteit van de scholen. De nadruk op systeembegeleiding legt een grote taak en verantwoordelijkheid inzake schoolontwikkeling bij de schoolleiding. Netwerken bieden de kans tot meer deling van expertise en praktijken. De PBD richt zich niet alleen naar de directies, maar bouwt netwerken van leerkrachten uit. Die netwerken zijn actief, leveren een meerwaarde en bevestigen het “liever leren van lotgenoten”. Zowel de netwerken als de collegiale visitatie worden geapprecieerd. De PBD begeleidt ook schoolteams. De commissie heeft een sterk leiderschap gezien door (slechts) drie mensen. Het trio legt de lat hoog voor zichzelf. Er is een goed evenwicht tussen management en de pedagogische benadering. Het management staat in dienst van de onderwijskundige doelstellingen. De commissie verwacht van POV dit ook zo te houden. 5.2 Aanbevelingen en uitdagingen Afgezien van de bijna algemene tevredenheid van de klanten tijdens de gesprekken over de PBD, wijst de commissie op een aantal uitdagingen voor de volgende 3 jaar, namelijk: - het visieproces uitwerken naar de provincies en de scholen toe; - directies inzetten om de interne kwaliteitszorg te ontwikkelen en de link met innovatie te verzekeren; - meer inzetten op de combinatie van nascholing en begeleiding; - de combinatie van individuele begeleiding en netwerkbijeenkomsten; 34 Rapport evaluatie PBD POV - inzetten op het uitbouwen van de implementatie ervan in de scholen; het afstemmen van alle initiatieven omtrent de interne kwaliteitszorg van POV. De PBD staat voor de uitdaging om een brede gedifferentieerde dienstverlening te realiseren voor een brede en gedifferentieerde doelgroep. De PBD kan meer proactief werken. Hierbij is het, gezien de werkdruk waarmee zij kampt, aangewezen dat zij duidelijker prioriteiten legt in haar dienstverlening. De keuze voor systeembegeleiding is helder, maar de scholen en leerkrachten missen begeleiding gericht op de klaspraktijk. Er is onvoldoende opvolging op de klasvloer zelf. Slechts via betalende andere kanalen wordt dit opgelost. Heel wat taken worden via systeembegeleiding of netwerking opgenomen. De commissie verwacht dat PBD POV de scholen voldoende sterk maakt om die taken zelf op te nemen, bijvoorbeeld door aanvangsbegeleiding. Er dient ook sterk ingezet worden op het ondersteunen van het onderwijskundig leiderschap van de directies, die – gelet op de nood aan begeleiding m.b.t. de klaspraktijk – een belangrijke rol hebben in de begeleiding van leerkrachten in hun klaspraktijk, bij implementatie van vernieuwingen, …. PBD POV zet sterk in op kwaliteitszorg en heeft hier reeds veel stappen gezet. Toch stelt de commissie vast dat de kwaliteitszorg nog beperkt is tot het louter opvolgen van acties. Er moet ook nagegaan worden of de PBD de beoogde grotere/algemenere doelstellingen heeft bereikt. De commissie moedigt de PBD POV dan ook aan om de (grote hoeveelheid) verzamelde data gericht te gebruiken om de eigen effectiviteit na te gaan en indien nodig, verbeteracties te formuleren. De commissie waardeert de ambitie van POV om trekker te zijn van innovatieprojecten en ze wil PBD POV dan ook aanmoedigen om hierin proactief te zijn en erover te waken dat vernieuwingen tot op het niveau van (alle) leraren geraken. PBD POV is een relatief klein team en heeft een zeer hoge expertise nodig om aan alle vragen tegemoet te komen. Het voordeel van een relatief klein team is dat er niet te eng wordt gekeken (broad view), de uitdaging is dat er moet geïnvesteerd worden in het globale professionaliseren. In het kader van de eigen professionalisering dient de PBD zich te beraden over hoe men maatschappelijke, wetenschappelijke en internationale tendensen beter kan opvolgen en inzetten in de eigen werking. Gelet op de beperkte omkadering en de gelijkaardige uitdagingen waarvoor alle PBD’s staan, wil de commissie PBD POV aanmoedigen om samenwerkingsrelaties te verkennen met andere PBD’s: zo kan expertise gebundeld en versterkt worden. Ook samenwerking met scholen (en scholengemeenschappen), lerarenopleidingen en andere kennisinstellingen wordt ten stelligste aangemoedigd. PBD POV zou zich kunnen bezinnen over samenwerking met andere organisaties voor vragen waar ze onvoldoende expertise of capaciteit hebben. Ze kan zo een makelaarsrol opnemen. 35 Rapport evaluatie PBD POV Bijlage 1: Dataverzameling Gehanteerde methode Om zicht te krijgen op de werking en effecten van de PBD’s, SNPB en de POC’s, stond het principe van triangulatie centraal: via verschillende databronnen en perspectieven antwoorden op de onderzoeksvragen verzamelen. Er werden diverse inspanningen geleverd om het perspectief van de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en de CLB’s in kaart te brengen. Verzameling van beschrijvende administratieve data Ter voorbereiding van het werk van de evaluatiecommissie, werden de beschikbare beschrijvende administratieve data verzameld. Het betreft o.m. data over budgetten, personeel, kenmerken van de onderwijsinstellingen en CLB’s. Wetenschappelijk onderzoek Voorafgaand aan de eigenlijke evaluatie door de commissie, vond een wetenschappelijk onderzoek plaats over het bereik van de doelgroepen, de tevredenheid over en de effecten van de pedagogische begeleidingsdiensten en het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten. Dit onderzoek werd uitgevoerd onder leiding van Prof. dr. Peter Van Petegem, Prof. dr. Jan Vanhoof en Prof. dr. Sarah Gielen. In dit onderzoek werden de begeleiders, directies en medewerkers van de onderwijsinstellingen en CLB’s volgende vragen voorgelegd: Welke scholen, CLB’s, CVO’s, academies voor DKO of hun personeelsleden worden (niet) bereikt door de PBD?; Hoe worden de taken van de PBD geëvalueerd door de betrokkenen uit het onderwijs en door de PBD zelf? In welke mate brengt de ondersteuning door de PBD veranderingen teweeg in de opvattingen, kennis en vaardigheden en het gedrag van betrokkenen van de scholen, CLB’s, CVO’s, DKO’s en in de school- en klaspraktijk? De resultaten van dit onderzoek dienden als input voor de commissie om zicht te krijgen op het functioneren van de PBD’s en POC’s. Per PBD werd een afzonderlijke analyse gemaakt. Dit onderzoek is één van de bronnen naast de andere, zoals de informatiedossiers en gesprekken die de commissie heeft gevoerd. O.m. gelet op de beperkte respondentenaantallen bij sommige diensten en de abstracte formulering van sommige vragen, is voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van de gegevens en is triangulatie met de andere verkregen informatie aangewezen. Informatiedossier Aan elke dienst werd gevraagd, om voorafgaand aan de bezoeken ter plaatse, een ‘informatiedossier’ te bezorgen. Dit was opgebouwd volgens het beoordelingskader, dat in het samenvattend rapport meer in detail is opgenomen. Naast identificatie- en achtergrondgegevens werd vooral gevraagd naar de uitvoering van de ondersteuningstaken, en het bereik, tevredenheid en effectiviteit ervan. De diensten werden gevraagd om zowel beschrijvende als evaluerende informatie te verschaffen. 36 Rapport evaluatie PBD POV Dit informatiedossier was voor de commissie een belangrijke informatiebron om zicht te krijgen op de werking van elke afzonderlijke dienst. Bezoek ter plaatse Elk bezoek ter plaatse van de individuele diensten werd grondig voorbereid, enerzijds om op basis van de beschikbare informatie (informatiedossier, wetenschappelijk onderzoek, begeleidingsplannen en jaarverslagen, beschikbare administratieve data) een eerste beeld samen te stellen van de te evalueren dienst, anderzijds om zicht te krijgen op nog ontbrekende informatie. Tijdens het ‘bezoek ter plaatse’ voerde de commissie gesprekken met verschillende gesprekspartners. De gesprekspartners waren o.m. (indien van toepassing op de dienst) de directeur, verantwoordelijke(n) per onderwijsniveau/afdeling en eventueel verantwoordelijke(n) nascholing; pedagogische begeleiders; verantwoordelijke(n) interne kwaliteitszorg; verantwoordelijke(n) personeelsbeleid en/of professionalisering pedagogische begeleiders; verantwoordelijke(n) financieel beleid en tot slot coördinerend directeurs, directeurs/middenkader en leerkrachten van de betrokken onderwijsinstellingen of medewerkers van de CLB’s. Voor de selectie van de pedagogische begeleiders stelde de commissie een aantal criteria op: onderwijsniveau; soort ondersteuning (vakbegeleiding, systeembegeleiding, nascholing); aantal jaren ervaring; regio,…. De feitelijke contactname en selectie gebeurde door de te evalueren dienst zelf. De selectie van de ‘klanten’ van de te evalueren diensten (directies en middenkader, leerkrachten en coördinerend directeurs van scholengemeenschappen van basis- en secundair onderwijs of (voor het GO!) scholengroepen) gebeurde door de commissie op basis van criteria als ligging (platteland of stedelijk gebied), onderwijsniveau, grootte van de instelling,… De commissie bevroeg bij deze groepen telkens zowel de eigen behoeften aan ondersteuning, alsook de noden die men vaststelt bij anderen. Bij de gesprekken met directies en middenkader nam de commissie ook het perspectief van de leraren mee, aangezien directies en middenkader niet enkel zicht hebben op hun eigen noden aan ondersteuning, maar ook die van leraren. Bij de gesprekken met leraren werd ook gepeild naar de noden die zij vaststellen bij hun collega’s. Er dient te worden opgemerkt dat bij de kleinere diensten slechts met enkele personen gesproken kon worden, omdat zij verantwoordelijk zijn voor meerdere te evalueren aspecten. Afhankelijk van de te evalueren dienst werd soms een aanvullend stramien toegepast. Op het einde van het bezoek vond een eindgesprek plaats, waarbij de voorzitter van de commissie al een aantal eerste bevindingen en conclusies meegaf aan de geëvalueerde dienst. 37 Rapport evaluatie PBD POV Gesprekken met andere betrokkenen Na het bezoek aan alle te evalueren diensten en ter voorbereiding van het samenvattend rapport, heeft de commissie met verschillende actoren uit het onderwijsveld gesproken. Hiervoor werden gesprekken gevoerd met diverse actoren: - Academici, die vanuit hun onderzoeksexpertise zowel praktijkervaring als wetenschappelijke inzichten hebben over het ondersteunen van onderwijsinstellingen. - De coördinatoren van de expertisenetwerken van de lerarenopleidingen. - De onderwijsinspectie als cruciale partner in het verzekeren van kwaliteitsvol onderwijs - De vakbonden omwille van hun rol als vertegenwoordigers van onderwijspersoneel. - Leidinggevenden en begeleiders van de stedelijke begeleidingsdiensten van Gent en Antwerpen en voor Brussel van het Onderwijscentrum Brussel (OCB), Voorrangsbeleid Brussel (VBB) en Broso. Tot slot vond een gesprek plaats met enkele leerkrachten, directies en coördinerend directeurs, die – los van de eigen PBD – reflecteerden over verwachtingen t.a.v. ondersteuning van onderwijsinstellingen en hun personeel. Rapportering Voor elke dienst die geëvalueerd is, stelde de commissie een schriftelijk evaluatieverslag op. Dat verslag bestaat uit een beschrijvend gedeelte en een evaluerend gedeelte. Omdat het belangrijk is dat de diensten de resultaten van de evaluatie in hun verdere werking (zie art. 30 kwaliteitsdecreet) meenemen, is het concluderend gedeelte een kwaliteitsbeoordeling met sterktes en zwaktes en verbeterpunten. De commissie stelde het evaluatieverslag in consensus op. Van elke geëvalueerde dienst werd een exemplaar van het evaluatieverslag aan de betrokken dienst en aan de minister bezorgd. Alle diensten hebben in december 2013 - januari 2014 hun ontwerprapport ontvangen om eventuele fouten of onzorgvuldigheden m.b.t. feitelijke gegevens te corrigeren. Vervolgens (en na ev. aanpassingen) werden de rapporten door de commissie gevalideerd. Van elke geëvalueerde dienst werd een exemplaar van het evaluatieverslag aan de betrokken dienst en aan de minister bezorgd. 38 Rapport evaluatie PBD POV Concreet verloop bij PBD POV Voorbereidende vergadering Datum: 16 januari 2013 15.00 – 15.30 15.30 – 16.00 16.00 – 16.45 16.45 – 19.00 Voorbereiding door commissie Presentatie door POV Commissie stelt vragen aan POV Inhoudelijke voorbereiding bezoek ter plaatse Bezoek ter plaatse Datum: 23 januari 2013 08.45u 09.00u 9.20u 10.20u 11.00u 12.30u 14.00u 14.45u 15.15u Focusgroep 1: Focusgroep 2: Focusgroep 3: 16.30u 16.50u 17.20u 18.30u 19.00u Aankomst commissie en intern overleg Rondleiding Algemeen gesprek: Gesprek over de algemene taakinvulling, algemeen beleid, uitvoering ondersteuningstaken, effecten van begeleiding en interne kwaliteitszorg. Intern overleg commissie Gesprekken: gesprekken over de uitvoering van de ondersteuningstaken in de dagelijkse praktijk. De commissie splitst zich op. Er vinden twee gesprekken tegelijkertijd plaats. Lunchpauze en intern overleg commissie Gesprek: Gesprek over personeelsbeleid en financieel beleid. Intern overleg commissie Focusgesprekken: Drie focusgesprekken over verwachtingen en ervaringen t.a.v. pedagogische ondersteuning. De commissie splitst zich op in drie. 8 coördinerend directeurs van scholengemeenschappen 8 directeurs en middenkader 8 leraren Pauze Spreekuur Intern overleg commissie Eindgesprek Einde 39 Rapport evaluatie PBD POV Bijlage 2: Veelgebruikte afkortingen CLB Centra voor Leerlingenbegeleiding CODO Contractuelen Departement Onderwijs CVO Centra voor Volwassenenonderwijs EFQM European Foundation for Quality Management GESCO Gesubsidieerde Contractuelen GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap HRM Human resources management ICT Informatie- en Communicatietechnologie IKZ Interne Kwaliteitszorg OKI De Onderwijs Kansarmoede-Indicator OVSG Onderwijssecretariaat van Steden en Gemeenten PBDKO Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs POC Permanente Ondersteuningscel POV Provinciaal Onderwijs Vlaanderen POVPO Provinciaal Onderwijs Vlaanderen Pedagogische Ondersteuning SNPB Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten VCLB Vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding VLOR Vlaamse Onderwijsraad 40
© Copyright 2024 ExpyDoc