20140528 Nieuw sturingsparadigma def

Een nieuw sturingsparadigma
Waarom zoeken organisaties steeds weer naar andere organisatie- en sturingsvormen? Vooral
de overheidsorganisatie verandert de laatste decennia continue.
Zo’n 100 jaar geleden beschreef de Duitse socioloog Max Weber de ideale bureaucratie. Zijn
drijfveren hiervoor waren om willekeur en machtsmisbruik tegen te gaan. De ideale bureaucratie
wordt gekenmerkt door regels, vaste procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie
en onpersoonlijke relaties. Samenhang tussen processen (afdelingen) krijg je door het linkingpin model. Problemen worden opgeschaald tot het managementniveau waar alle
probleemhebbers onder vallen. Bureaucratie is fantastisch voor organisaties met routinematige
activiteiten, maar de rationalisatie, centralisatie en juridisering die erbij horen, beperken de
flexibiliteit en de menselijkheid.
De laatste veertig jaar is er naarstig gezocht naar andere organisatievormen, die naast de
bureaucratie kunnen worden ingezet. Denk bijvoorbeeld aan projectmanagement en de
matrixorganisatie die in de tachtiger jaren populair werden. De behoefte aan samenwerking is
sindsdien alleen maar toegenomen. En daarmee is de vraag naar effectieve sturing van
samenwerking ook steeds nijpender geworden. Keer op keer ontdekken we dat vernieuwingen
mislukken en dat er voor- en tegenstanders zijn van nieuwe sturingsfilosofieën.
In dit artikel beschrijf ik mijn visie op de paradigmashift die plaatsvindt in sturing. Het gaat
daarbij niet primair om sturingsvormen en structuren. Het gaat om ons beeld van sturing en
macht, dat sinds Weber niet structureel is veranderd. Dit nieuwe beeld is niet zo nieuw. Ik zie
het overal terug, maar we hebben tot nu toe weinig taal voor de transitie die we moeten maken.
Het doel van dit artikel is om taal te geven aan de transitie en daarmee ook een kader te
schetsen waar vanuit wij als Organisatieregie werken.
De vraag of een andere manier van sturen wel of niet nuttig is, is eigenlijk niet meer aan de
orde. De maatschappelijke veranderingen vergen openheid, flexibiliteit en samenwerking van
organisaties. De economische toegankelijkheid in de wereld, de kennis via internet en
(internationale) samenwerking veranderen machtsbalansen. Als organisatie kun je niet langer
geïsoleerd bestaan. Opgaven kunnen alleen door co-creatie worden gerealiseerd. De
maatschappelijke rol van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties veranderen
structureel. Het gaat dus niet om een normatieve opvatting. Het gaat om de aanpassing aan de
nieuwe werkelijkheid.
Allereerst geef ik in dit artikel een overzicht van het traditionele sturingsparadigma. Vervolgens
werk ik enkele essentiële veranderingen van de paradigmashift uit.
1
Het traditionele sturingsparadigma
Sturing is traditioneel gebaseerd op een opvatting over macht. Macht betekent traditioneel dat
je de mogelijkheid hebt om mensen dingen te laten doen, zelfs als dat tegen hun zin is.
Uiteindelijk is macht gebaseerd op de sanctie van fysiek geweld. In een democratie is het
geweldsmonopolie belegd bij de overheid, ofwel bij politie en het leger: de handhaving van de
maatschappelijke orde.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
Als machthebber ben je bevoegd om macht uit te oefenen; je hebt beschikkingsrecht en dat
wordt gedefinieerd in bevoegdheden. Met het vastleggen van die bevoegdheden wordt ook de
grens van je macht bepaald. Het is duidelijk wie waarover gaat. Daarmee is ook duidelijk
waarover je verantwoording moet afleggen.
Dit paradigma vinden we terug in veel leiderschapstheorieën. Covey maakt onderscheid tussen
de ‘Cirkel van Invloed’ en de ‘Cirkel van Betrokkenheid’. De cirkel van betrokkenheid bestaat uit
zaken waar je je druk om maakt, terwijl je er geen invloed op hebt. Dit is een energielek,
waardoor je gemakkelijk in een slachtofferrol komt en reactief gedrag vertoont. Volgens
Stephen Covey kun je pro-actief zijn en in je kracht staan door je te focussen op je Cirkel van
Invloed: maak je invloed zo groot mogelijk en laat je zorgen voor zaken die je toch niet kunt
beïnvloeden los.
Cirkel van
Invloed
Cirkel van
Invloed
Covey gaat hierbij uit van een duidelijke scheiding tussen
je invloedssfeer en datgene waar je niet over gaat. Dit
komt overeen met de traditionele definitie van macht. Het
gaat over afbakening van grenzen, van
verantwoordelijkheden, van focus.
Bij de focus op afbakening is het logisch dat er territoria
ontstaan: waar ga ik over? Het kan niet anders dan dat er
dus strijd wordt gevoerd over de afbakening. Dit kost veel
energie en levert op zichzelf weinig op. Je bent vrij in je
eigen invloedssfeer. Lastig is dit paradigma als je voor je
opgaven afhankelijk bent van de medewerking van
anderen, die zichzelf bevoegd achten om wel of niet mee te werken. Deze mensen mogen niet
alleen, maar moeten ook hun eigen prioriteiten bepalen.
Dit sturingsparadigma zien we ook terug in de structuur van organisaties die veelal zijn
gebaseerd op het linking-pin model van Weber, waarbij iedere medewerker één chef heeft.
Directie
Linking pin
Lijnmanager
Proces A
Lijnmanager
Proces B
Lijnmanager
Proces C
Dit model werkt prima bij organisaties
die routinematig hun processen
uitvoeren. Met Lean Six Sigma worden
processen optimaal in stappen verdeeld,
zodat er maximale efficiency wordt
bereikt.
Dit model heeft zijn beperkingen als er
unieke opgaven gerealiseerd moeten worden. Vanaf de zeventiger jaren is er gezocht naar
mogelijkheden om de unieke opgaven zodanig te organiseren dat de sturingsfilosofie
onaangetast blijft. De oplossing is gevonden in projectmanagement. Het accent ligt op
beheersen; de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn toegedeeld aan de tijdelijke
projectorganisatie. Bijzonder hierbij is dat hiermee ook integraal management zijn intrede heeft
gemaakt. Een principe dat strijdig is met de uitgangspunten van de bureaucratische regels van
Weber. Maar door te kiezen voor een aparte organisatie naast de lijnprocessen, blijft het
organisatieprincipe in tact.
Ingewikkelder wordt het verhaal waar organisaties samen (moeten) werken met andere
zelfstandige organisaties. Hoewel het begrip ‘regievoeren’ al eeuwen geleden werd gebruikt
voor overheidssturing, doet deze term vooral in het sociale domein in de tachtiger jaren zijn
intrede als ketenregie.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
2
Regievoering is de beïnvloeding van
een samenwerkingsverband van
meerdere partijen om een doel te
bereiken. Regievoering betreft dus
de samenwerking tussen
organisaties.
Vanuit de traditionele sturingsfilosofie moet de regievoerder een stevige machtspositie hebben
om samenwerking af te dwingen. Aangezien het om samenwerking gaat tussen zelfstandige
organisaties, is vooral het budget een belangrijk sturingsmiddel. De regiefunctie van gemeenten
worden gekenmerkt door de sturing met behulp van geld.
In 2004 werd een advies uitgebracht aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties door Partners+Pröpper onder de titel ‘Lokale regie uit macht of onmacht?’
Hierin onderscheiden de onderzoekers vier regievormen:
Eigen ‘script’ of beleidskader
Ja
Ja
Doorzettingsmacht
Nee
Nee
(I)
(II)
Beheersingsgerichte
regisseur (inhoudelijk
én procesmatig)
Uitvoeringsgerichte
regisseur
(III)
(IV)
Visionaire regisseur
Faciliterende regisseur
Ook deze indeling is gebaseerd op het
traditionele sturingsparadigma, waarbij
de doorzettingsmacht een belangrijk
criterium is.
De andere dimensie ‘Eigen script of
beleidskader’ gaat ook uit van de vraag
wie er over het kader gaat: je gaat er
wel over of niet.
Regievoering is alleen effectief als
duidelijk is wie de macht heeft en hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld.
Een andere vorm waarin samenwerking tussen organisaties en binnen organisaties speelt, zie
je bij programmamanagement. Ook hier vinden we programma’s binnen het traditionele
sturingsparadigma’s, waarin een tijdelijke programmadirectie wordt ingericht, dan wel een
programmaorganisatie die met behulp van budget medewerking van de organisaties inkoopt.
Vanaf de negentiger jaren zien we een ‘anti-Weber’ ontwikkeling. Er worden steeds vaker
vraagtekens gesteld bij de beheersbaarheid van samenwerkingsprocessen en de
maakbaarheid van de werkelijkheid. Tal van bestuurskundige ontwikkelingen wijzen op het
belang van vertrouwen, co-creatie en gedeelde verantwoordelijkheid (de
participatiemaatschappij). Maar loslaten creëert onzekerheid. Er is een transitie aan de gang en
we komen in de fase van niet-weten. Logisch dat dit leidt tot een tegenreactie van zoeken naar
meer beheersing, controle en verdediging van de machtsstructuur.
2
Het nieuwe sturingsparadigma
De maatschappelijke werkelijkheid is veranderd. Geen enkele organisatie kan nog langer
zelfstandig en geïsoleerd functioneren. De maatschappij vraagt integrale benaderingen, waarbij
organisaties gedwongen zijn om samen te werken. Door de economische crisis heeft de
overheid niet langer de positie om de maatschappelijke orde met wet- en regelgeving enerzijds
en budget anderzijds te sturen. De machtsbasis van de overheid is aangetast en de openheid
door internet en de sociale media maakt de kwetsbaarheid van bestuurders groot. We moeten
de maatschappelijke verantwoordelijkheid gezamenlijk dragen.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
3
Niet alleen de rol van overheden verandert. Ook het bedrijfsleven krijgt door deze ontwikkeling
een andere rol en een andere relatie tot de markt. Dit vergt een structurele herbezinning op
rollen en daarmee op het sturingsparadigma.
De essentie van het nieuwe sturingsparadigma ligt in het begrip dienend leiderschap. Als
dwang niet meer toereikend is, moet je anderen zover krijgen om vrijwillig mee te doen. Dit gaat
verder dan faciliteren. Je neemt verantwoordelijkheid voor de realisatie van een opgave
(commitment) en laat je daarbij leiden door de belangen die de partners voelen. Je realiseert je
dat iedere organisatie moet samenwerken om bestaansrecht te hebben.
Dienend leiderschap heeft ook een belangrijke psychologische voorwaarde: de leider kan zich
niet laten leiden door het eigen ego – de behoefte aan bevestiging.
Ik onderscheid vier belangrijke transities in het nieuwe sturingsparadigma:
•
Creatiemacht en verantwoordelijkheid
•
Leiderschap
•
Sturen en regievoeren met creatiemacht
•
Organisatievormen
Creatiemacht en verantwoordelijkheid
Macht is nodig om resultaten tot stand te brengen. Het gaat erom dat partijen samen werken en
zo weinig mogelijk energie kwijtraken aan het bestrijden van elkaar, aan het overtuigen van
anderen dat je gelijk hebt. Het verschil met het traditionele machtsbegrip, is dat het
uitgangspunt in het oude paradigma is dat de machthebber weet wat er moet gebeuren.
‘Volgelingen’ verwachtten van de machthebber dat hij of zij sturing kan geven. Dat ontslaat de
volgelingen van het nemen van verantwoordelijkheid. In de nieuwe werkelijkheid beseffen de
samenwerkingspartners dat de oplossing niet kan worden afgedwongen: oplossingen ontstaan
in de samenwerking. In de samenwerking spelen verschillende belangen, opvattingen en visies.
De ene partij wordt sterk gedreven door belangen, een andere door visie of de behoefte aan
erkenning. De behoefte die alle partijen voelen om een gezamenlijk doel te realiseren, vormt de
legitimatie voor de regie over de samenwerking. De nieuwe macht is de beïnvloeding van
partijen om de samenwerking zodanig te sturen dat het systeem oplossingen creëert en doelen
realiseert. Kahane onderscheidt de verschillende machtsvormen als ‘macht over’ en ‘macht
tot’1.
Aangezien creatiemacht niet gebaseerd is op beschikkingsrecht, is de vraag naar
bevoegdheden niet passend. Creatiemacht betekent dat je de dingen doet die nodig zijn en dat
je die kunt legitimeren vanuit de gezamenlijke opgave. Creatiemacht impliceert wel dat je in
staat bent om de kikkers in de kruiwagen te houden en dat je mensen aanspreekt die geen
verantwoordelijkheid nemen voor de overeengekomen ambitie. Niet de formele ‘machthebber’,
maar de probleemeigenaar (of eigenaren) kan creatiemacht inzetten om het probleem om te
zetten in een gezamenlijke opgave.
Om mensen te kunnen aanspreken, moet duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is.
Traditioneel worden verantwoordelijkheden verdeeld: je bent verantwoordelijk voor bepaalde
taken en voor het realiseren van (deel)resultaten (accountability). Je moet rekenschap afleggen
voor de taakuitoefening en de manier hoe je beschikbare middelen en bevoegdheden hebt
gebruikt.
1
Adam Kahane: Power and love – Een strategie voor blijvende verandering; Academic Service, 2010
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
4
Verantwoordelijkheid heeft ook een andere betekenis. Je voelt verantwoordelijkheid voor een
proces, voor mensen, voor het bereiken van een situatie (responsibility). Ouders voelen zich
verantwoordelijk voor hun kinderen, zonder dat zij zich afvragen waarop zij kunnen worden
afgerekend. Mensen die zich verantwoordelijk voelen, ondernemen actie vanuit zichzelf. Je doet
dat niet omdat dit moet; je neemt actie omdat je dat wilt. Dit is de betekenis van commitment.
Kinderen vragen hun ouders vaak waarom ze iets moeten of niet mogen. Ouders die
antwoorden: “Omdat ik het zeg”, krijgen het moeilijk met hun pubers. Maar als kinderen ervaren
dat hun ouders beslissen vanuit betrokkenheid en bereid zijn hun keuzes te motiveren, blijft het
gezag van ouders groter. Mensen die zich verantwoordelijk voelen, kunnen worden
aangesproken.
Accountability wordt vastgelegd in wet- en regelgeving. De wet bepaalt waarvoor je je wel en
niet moet verantwoorden; de wet bepaalt de grenzen van wat wel en niet mag. Maar een
samenleving functioneert uiteindelijk alleen op basis van het verantwoordelijkheidsgevoel van
mensen – de normen en waarden.
Frappant in dit verband is dat de meeste organisaties traditioneel gestuurd worden op basis van
de formele verantwoordelijkheden. Dit past bij de bureaucratie van Weber, waarbij de
medewerker sterk wordt gezien als een mechanische productiefactor. In het nieuwe paradigma
word je aangesproken op je commitment en leg je rekenschap af over wat je met je (formele)
bevoegdheden hebt gedaan.
Leiderschap
Mensen die leiderschap tonen, handelen vanuit de verantwoordelijkheid die zij voelen. Maar we
spreken pas van leiderschap als hun handelen serieus wordt genomen door de omgeving: zij
beïnvloeden het handelen van anderen. Deze invloed is niet bij iedereen even groot. Wat maakt
dat de ene persoon een grote invloed heeft, terwijl de andere niet serieus wordt genomen?
Veel mensen proberen te voldoen aan verwachtingen van de omgeving. Zij voelen zich
verantwoordelijk, omdat dit van hen verwacht wordt en omdat zij hiervoor erkenning verwachten
van de omgeving. Dit leidt zelden tot inspiratie en beïnvloeding van anderen. Je voelt dat het
handelen niet van binnenuit komt. Er gaat geen kracht vanuit. Leiderschap vereist authenticiteit:
echtheid, waarachtigheid.
Er zijn verschillende manieren waarop deze authenticiteit kan worden beschreven. Al vele
eeuwen in verschillende culturen spreken we over de verbinding tussen hoofd, hart en buik. De
bureaucratie van Weber legt een sterke nadruk op de rationaliteit: het waarneembare gedrag.
De ideeën over sturing zijn daarmee sterk gericht op het ‘hoofd’. Het begrip SMART (specifiek,
meetbaar, acceptabel, resultaatgerichtheid en tijdgebonden), dat veelal wordt gebruikt bij
doelstellingen, sluit feitelijk het gevoel (hart) en de intuïtie (buik) expliciet uit. Het is daarom
vaak moeilijk om je te committeren aan een SMART-doelstelling. Commitment is immers
gebaseerd op het gevoel van verantwoordelijkheid. Beslissingen die worden genomen op basis
van argumenten of rationale logica zonder gevoel, zijn geen feitelijk keuzes. Dit zijn
beslissingen die niet inspireren.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
5
WHAT
HOW
WHY
Simon Sinek ontwikkelde een model van de Golden Circle,
waarin hij benadrukt dat alleen leiders die vanuit hun bezieling
aangeven waarom dat bijzonder is en wat ze daarvoor doen,
inspireren.
De focus op wat je doet en hoe je dat doet, die inherent is aan
het oude sturingsparadigma, creëert geen energie. Dit heeft
ook betekenis voor de missie die organisaties formuleren,
doelstellingen voor projecten en programma’s, enzovoort. De
waarom-vraag is onderdeel van het gesprek tussen
leidinggevende en medewerkers. Als je die vraag niet kunt
beantwoorden, heb je feitelijk geen bestaansrecht. De Why is
belangrijker dan de vorm.
Uit onderzoek blijkt dat leiders vrijwel altijd gebruik maken van
de ‘preferentiële logica’: A is beter dan B, omdat ik A beter vindt dan B. Dit is gebaseerd op
overtuigingen en waarden. De angst die gekoppeld is aan ‘afrekening’ dwingt leiders tot een
rationele onderbouwing, waardoor de bezieling verdwijnt.
De Duitse psycholoog Carl Jung zag de manier waarop mensen besluiten nemen als een
centrale factor van de persoonlijkheid. Hij beschreef dit als een dimensie, waarin de uiteinden
worden bepaald door enerzijds denken (rationele logica) en anderzijds voelen2. We kennen
weliswaar een dominantie van het een of ander, maar keuzes maak je altijd met gevoel met een
rationele logica. Een interessant feit is echter dat uit hersenonderzoek blijkt keuzes worden
genomen in een deel van de hersenen, waar geen taal is. Besluiten waar je met hart en ziel
voor gaat overtuigen, maar de geloofwaardigheid neemt toe naarmate je beter in staat bent om
je besluiten rationeel te onderbouwen met taal. Leiderschap betekent dat je staat voor je
beslissingen en dat je bereid bent om aangesproken te worden op de rationele logica achter
deze beslissingen.
Een andere manier om te kijken naar het menselijk handelen, geeft McClelland in zijn ‘ijsberg’.
We zien slechts een klein gedeelte van de mens: kennis, vaardigheden en gedrag.
Competentieprofielen worden in deze termen beschreven. Maar mensen worden gedreven door
wat onder de waterspiegel zit: zelfbeeld, normen en waarden, kernkwaliteiten en fundamentele
overtuigingen. Als gedrag niet overeenkomt met wat zich onder de waterspiegel bevindt, voel je
dat de persoon niet echt is.
Authenticiteit betekent dat de mens consistent is. Er is verbinding tussen hoofd, hart en buik;
het gedrag klopt met het zelfbeeld, de normen en waarden, de kernkwaliteiten en de
overtuigingen. Authenticiteit betekent dus ook dat je kunt worden aangesproken op datgene wat
onder de waterspiegel speelt en dat je open bent over wat je voelt en wat je overtuigingen zijn.
2
De denkbeelden van Carl Jung komen terug in verschillende persoonlijkheidsmodellen, zoals Insights
Discovery.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
6
Hoofd
Denken
Ego
Buik
Kennis
vaardigheden
gedrag
Hart
Voelen
Emotie
Commitment
Zelfbeeld
Zichtbaar
Onzichtbaar
Normen en waarden
Instinct
Intuïtie
Kwaliteiten en eigenschappen
Aannames en drives
Authenticiteit is niet altijd vanzelfsprekend aanwezig. Je verhoudt je tot de werkelijkheid die
steeds weer anders is. Er zijn situaties waarin je normen en waarden op de proef worden
gesteld, waarin je moet handelen terwijl je je afvraagt of je de noodzakelijke kwaliteit in huis
hebt. Zelfonderzoek en reflectie zijn belangrijke eigenschappen voor leiderschap.
Cirkel van
Invloed
Cirkel van
Invloed
Cirkel van
Invloed
Waar Covey leiderschap koppelt aan de
Cirkel van Invloed, gaat hij uit van het
gegeven dat je je invloedssfeer kunt
definiëren als het domein waar je over gaat.
Sturen van samenwerking betekent echter
per definitie dat je het handelen van anderen
probeert te beïnvloeden zonder dat je
daarover gaat. Hoewel het altijd goed is om
je invloedssfeer zo groot mogelijk te maken,
kun je bij het sturen van samenwerking je
Cirkel van Betrokkenheid niet beperken. Je
committeert je aan een opgave die zich
grotendeels in je cirkel van betrokkenheid
afspeelt.
Leiderschap vooronderstelt dat je mag worden aangesproken op
je verantwoordelijkheid voor problemen, zelfs als je er niet over
gaat. Je bent geen slachtoffer van het handelen van anderen. Je
verantwoordelijkheid geeft je het recht om anderen aan te
spreken. Maar dat is niet altijd eenvoudig. Mensen die met het
oude sturingsparadigma leven, zoeken naar de afbakening:
“Daar moet jij je niet mee bemoeien. Dat is mijn
verantwoordelijkheid.” Om iemand aan te spreken die zo naar
het werk kijkt, vereist moed. Je moet legitimatie vinden in de
gezamenlijke ambitie. Toch loop je hierbij gemakkelijk aan tegen
frustraties. Het vereist kracht en zelfvertrouwen om je hierdoor
niet uit het veld te laten slaan.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
Cirkel van
Invloed
7
Om complexe samenwerkingsverbanden te kunnen
sturen is dienend leiderschap nodig. In de kern gaat
het om het vermogen om jezelf in te zetten ten
behoeve van de opgave waar je je aan
gecommitteerd hebt. Het gaat niet om jou. Je bent
‘slechts’ dienaar van de partijen die gezamenlijk een
opgave hebben geformuleerd. Je probeert daarbij
zoveel mogelijk de belangen van alle partijen te
dienen voor zover dat helpt om de opgave tot een
goed einde te brengen.
Regievoeren betekent in het oude paradigma topdown sturing. In de nieuwe sturingsvorm betekent
regievoeren dienend leiderschap naar het samenwerkingsverband.
Een belangrijke voorwaarde voor dienend leiderschap is dat je beschikt over een volwassen
ego. Je bent je bewust van je bestaansrecht, dat je belangrijk bent en er dus toe doet. Als je
hier echt van bewust bent, voelen anderen dat en hoef je het niet meer te bewijzen. Een
dienende leider wordt niet gedreven door de behoefte aan bevestiging.
Dienend leiderschap is nodig om echte veranderingen tot stand te brengen. De huidige tijd
vraagt om transities: een fundamenteel andere kijk op de werkelijkheid en je eigen rol daarin.
Transities betreffen dus veranderingen ‘onder de waterspiegel’.
Deze komen niet tot stand door logisch redeneren, argumenteren of overtuigen. Transities
vergen reflecties door taal, maar ook door andere gewaarwordingen, als beeld, bewegen en
stilte.
De laatste jaren maak ik graag gebruik van de theory U3 bij de begeleiding van transities.
1. Co-initiating:
Ontdek gedeelde intentie
Stop en luister naar anderen
2. Co-sensing:
Observeer
Verbind je met mensen en
plekken om het systeem als
geheel te begrijpen
5. Co-evolving:
Het nieuwe vastleggen
in systemen
4. Co-creating:
Prototype het nieuwe
De toekomst exploreren
door te doen
3. Presencing:
Verbind je met de bron van inspiratie
Zoek de stilte op en sta het innerlijk weten
toe zich te ontvouwen
De Theory U beschrijft vijf essentiële stappen om te komen tot vernieuwing. Iedere stap heeft
zijn eigen problemen, die zelden voor een individu even gemakkelijk of moeilijk zijn. De
linkerkant van de U gaat over verdieping. Populair gezegd gaat dit over het vermogen tot
verwondering, verstilling en reflectie. Vanuit de diepe verbondenheid ontstaat de vernieuwing.
3
Otto Scharmer: Theory U, Berreth Koehler, 2009 (De U-procedure is al in de jaren negentig bekend
geworden als intervisiemethodiek)
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
8
De kracht van de Theory U is voor mij de verbinding van de verstilling met de vormkracht… yin
en yang. Mensen zijn geneigd direct oplossingen te zoeken voor problemen zoals die zich
voordoen zonder die eerst te analyseren en te verdiepen. Dit leidt tot fenomeenbestrijding
zonder dat werkelijke verbinding en co-creatie bereikt wordt.
Om echte transities te bereiken kunnen interventies niet beperkt blijven tot fenomenen. Zowel
de regisseur als de samenwerkingspartners moeten open staan voor de verschillende
werkelijkheden. De regisseur moet zichzelf trainen om situaties te creëren waarin partijen zich
veilig genoeg voelen om die openheid en de onzekerheid die daarbij hoort, toe te laten.
Mededeling
Downloaden
Genoteerd
Co-evolving
Ja. maar
Open mind
Ja, en
Co-creatie
Waarom
Open Heart
Wat wil ik
Open Will
Ik begrijp je
Dat is het
Echt open luisteren is
moeilijk. Ik ben zelf getraind
in ‘ja, maar’. Maar ik ben
wel nieuwsgierig naar het
waarom. Het is niet zo
simpel en misschien zelfs
niet goed, om te luisteren
zonder direct een oordeel
te hebben over wat je
ervaart. De kunst is om
ondanks je oordeel open te
blijven staan voor andere
werkelijkheden. De
moeilijkste stap vind ik om
te luisteren met ‘open will’.
Dit raakt mijn bestaansgrond. Als ik open sta voor andere waarden, dan kan ik mijn identiteit
verliezen. Ook hier speelt een paradigma shift: kan ik een andere werkelijkheid accepteren
naast de mijne zonder oordeel over de werkelijkheid. Dit creëert onzekerheid en kan zelfs
leiden tot identiteitscrises. Maar zelfs als de stakeholders hier niet toe in staat zijn, moet de
regisseur dit kunnen om de partijen werkelijk te verbinden.
Dienend leiderschap heeft zijn grenzen. Het is noodzakelijk dat je respect kunt opbrengen voor
de werkelijkheid van de samenwerkingspartners. Maar het kan zijn dat normen en waarden van
de samenwerkingspartners fundamenteel strijdig zijn met je eigen normen en waarden. Op dat
moment is je integriteit in geding. Het bespreekbaar maken van die verschillen, kan ruimte
creëren. Maar het is goed om ervoor te zorgen dat je jezelf geen geweld aan doet, omdat je op
dat moment je authenticiteit verliest.
Sturen en regievoeren zonder macht
Binnen de bureaucratie ontleent een manager zijn of haar legitimering om te sturen aan de
positie in de organisatie. In het nieuwe sturingsparadigma is dit niet langer toereikend, omdat er
meerdere mensen sturen. Toch is het belangrijk om helder te hebben wie er aan het stuur zit.
Als iedereen aan een eind trekt, wordt het chaos en is niemand verantwoordelijk. De
legitimering om te sturen ligt bij de opdracht (verantwoordelijkheid) die je aanvaardt om een
(verander)opgave uit te voeren. Denk bijvoorbeeld aan een project- of programmadoel, een
ketensamenwerking of procesmanagement door de proceseigenaar.
Sturing betekent dat je verantwoordelijk bent voor de creatie van een proces waarin partners
kunnen functioneren. Het uitgangspunt bij sturing is dat je je bewust bent van het uitgangspunt
dat mensen worden gedreven door hun overtuigingen, hun normen en waarden en hun
belangen. Mensen maken intuïtief keuzes. De keuze moet goed voelen. Het is niet moeilijk om
in te leveren op belangen als de deal goed voelt.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
9
Sturen vooronderstelt een sterke sensitiviteit voor de belangen en gevoelens van de
samenwerkingspartners. Opvattingen van mensen worden sterk bepaald door de context
waarin zij leven: belangen, cultuur en hun persoonlijke achtergrond. ‘Goed voelen’ is dus
complex. De verzekeraar die onderhandelt met verloskundige praktijken over de vergoeding en
de financieringsvormen onderhandelt objectief over dezelfde bedragen en vormen. Maar de
beleving is verschillend: de vertegenwoordiger van de verzekeraar doet ‘gewoon’ zijn werk. Het
onderhandelingsresultaat heeft geen persoonlijke gevolgen. De verzekeringsmaatschappij
beslist over een relatief klein onderdeel van het verzekeringspakket. Uitkomsten hebben
hooguit gevolgen voor de concurrentiepositie van het bedrijf. Voor de verloskundigen gaat het
over het hele inkomen en de voorwaarden waarmee zij hun werk kunnen doen.
Sturing van samenwerking is ingewikkeld, omdat er vrijwel per definitie spanningen zijn. Het is
menselijk om problemen af te schuiven naar de leider. Maar oplossingen voor spanningen
kunnen alleen worden gerealiseerd door de partners zelf. Ook hier is de Theory U een
belangrijke inspiratiebron.
Identificatie en analyse
van risico’s:
Wie de risico’s voelt, is
probleemeigenaar
Definiëren en uitvoeren
van maatregelen
Het uitgangspunt voor
samenwerkingsvraagstukken is
dat problemen moeten liggen bij
de mensen waar ze thuishoren.
Risico’s en problemen ontstaan
vooral doordat mensen zich niet
verantwoordelijk voelen voor de
consequenties van hun
Analyse van oorzaken
Agenderen bij
besluiten. Je kunt bijvoorbeeld
en (persoonlijke)
verantwoordelijken,
een bezuiniging doorvoeren
belangen met mogelijke
veroorzakers en
door te kiezen welke budgetten
oplossingen
oplossers
worden gekort; maar ben je dan
ook verantwoordelijk voor de
keuzes die (moeten) worden
gemaakt ten gevolge van die bezuinigingen? Door veranderingen in de werkelijkheid ontstaan
problemen in de opgave die je als regisseur moet realiseren. De kunst is om te analyseren
welke problemen en risico’s de opgave in de weg staan. Een tweede stap is om open te staan
voor de achterliggende vraagstukken om tot structurele oplossingen te komen. Deze
benaderingswijze is een basishouding van de regisseur.
De sturing van samenwerking wordt ook wel aangeduid als ‘horizontaal sturen’. Horizontale
sturing richt zich expliciet
Directie
Directie
niet op de
productieprocessen, die
Linking pin
onder de lijnmanager of de
projectleider vallen. In de
Lijnmanager
Lijnmanager
Lijnmanager
Lijnmanager
routinematige
Proces B
Proces A
Proces D
Proces C
productieprocessen, die
optimaal ingericht zijn met
Horizontale
behulp van Lean Six
manager
Sigma is de lijnmanager
verantwoordelijk voor de afstemming tussen de verschillende processen. Maar bij unieke
opgaven, waarbij meerdere organisaties betrokken zijn, is de lijnmanager verantwoordelijk voor
de productie en de horizontale manager voor het samenwerkingsproces.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
10
Uiteraard functioneert dit alleen als lijnmanagers en de horizontale manager
verantwoordelijkheid nemen voor de gezamenlijke opgave en de horizontale manager de
autoriteit (en bevoegdheden) van de lijnmanagers in tact laat.
In 2013 verscheen Regievoeren zonder macht4. Regievoeren zonder
macht gaat uit van het hier beschreven nieuwe sturingsparadigma.
Regievoeren zonder de formele macht, maar met een sterke
creatiemacht. Regievoeren gaat om de persoonlijke sturing van de
regisseur. Regievoeren zonder macht gaat niet om een softe of
idealistische benadering. De verantwoordelijkheid van de regisseur voor
het realiseren van de opgave blijft onverkort aanwezig.
De aanname is dat alleen het samenwerkingsverband als systeem in
staat is om de opgave te realiseren en dat de regisseur alleen slaagt in
de opgave als de samenwerkingspartners optimaal worden gefaciliteerd en beïnvloed om de
opgave te klaren. Het systeem moet werken, niet de regisseur!
De goede regisseur is een dienend leider. Om effectief te kunnen regisseren spelen drie
belangrijke voorwaarden:
Het speelveld: persoonlijkheden, rollen en belangen
Is de regisseur authentiek? Handelt de
regisseur vanuit persoonlijke kracht? Wat
beschreven is onder leiderschap is bij
uitstek van toepassing voor de regisseur.
De tweede voorwaarde is dat de regisseur
het speelveld kent en doorziet hoe het spel
wordt gespeeld. Dit wordt hieronder
toegelicht.
Ten slotte gaat het om de competenties die
de regisseur in huis heeft om het speelveld
Persoonlijke
te beïnvloeden (de interventies). De
kracht
beïnvloeding van het speelveld varieert van
sociale vaardigheden tot het uitvoeren van
een programma. In dit artikel ga ik bij de organisatievormen kort in op Programmatisch Creëren
dat ruimte biedt voor de benadering van programma’s volgens het nieuwe sturingsparadigma.
Het speelveld bestaat uit organisaties en de sleutelfiguren in die organisaties. Organisaties en
mensen hebben karakters, belangen, opvattingen en meer of minder invloed. Er zijn tientallen
analyse-instrumenten om het speelveld in kaart te brengen. Maar belangrijker dan alle analyses
is de vijfde dimensie van Peter Senge: systeemdenken. De belangrijkste elementen van
systeemdenken zijn de wederzijdse beïnvloeding en inzicht in de veranderingen in het proces.
Iedere analyse die het proces vastlegt in structuren, schiet te kort. Het gaat om het vermogen
om patronen te zien in processen van het speelveld. Belangrijk hiervoor is kennis van
persoonlijkheden, politiek-bestuurlijke sensitiviteit (belangen en macht), cultuur en
organisatiesystemen.
4
Hans Licht: Regievoeren zonder macht; Van Gorcum, 2013
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
11
Onderstaand figuur schetst een systeem van relaties en persoonlijkheden, waarbij de
dominante energie van de actoren is weergegeven in de kleuren van Insights Discovery5.
Om te kunnen acteren in een speelveld moet de regisseur de ins en outs kennen. Een systeem
is dynamisch. Belangen en relaties veranderen voortdurend in de tijd. Maar er zijn ook vaste
patronen te onderkennen.
Een gezond systeem kent drie voorwaarden:
1
Partijen met belangen worden toegelaten tot het systeem
2
Partijen krijgen een rol en positie waarin ze hun belangen kunnen behartigen
3
Er is een balans tussen brengen en halen.
Om het speelveld adequaat te beïnvloeden, moet de regisseur in staat zijn om de
werkelijkheden te zien vanuit de perspectieven (en waardeoordelen) van de verschillende
stakeholders.
‘Ken het speelveld’ gaat niet om analyses maken. Het gaat om een bepaalde sensitiviteit, die
vaak wordt aangeduid met de politiek-bestuurlijke sensitiviteit. Het gaat om mensenkennis, om
begrijpen hoe macht werkt, en bovenal gaat het om het vermogen om je te kunnen verplaatsen
in de wereld van een ander. Dit is een belangrijke competentie voor de regisseur. Kan iedereen
die competentie ontwikkelen? Mijn stellige overtuiging is dat dit niet het geval is. Wat maakt dat
de één een sterke gevoeligheid heeft en de ander niet? Henry Mintzberg weigerde ooit om mee
te werken aan een MBA-opleiding, omdat hij er van overtuigd was dat MBA geen garantie geeft
voor goed management. Als je een goede manager bent word je beter als je het vak leert. Maar
als je het vak leert qua kennis en vaardigheden, word je nog geen goede manager. Zo geldt dat
mijns inzien ook voor regievoering. Je bent niet beter of minder door je politiek-bestuurlijke
sensitiviteit. Maar mensen die een rol (willen) spelen als regisseur moeten deze sensitiviteit
hebben. Pas dan kan je je bekwamen.
Wat moet een regisseur in de rugzak hebben? Het makkelijkste antwoord is “alles”. Om je te
kunnen verplaatsen in de werkelijkheid van een ander, is het vaak nodig om in die positie te
hebben gezeten. Wat is het verschil tussen lijnmanagement en projectmanagement?
Theoretisch is de vraag te beantwoorden; praktisch niet. De ene lijnmanagementfunctie is de
andere niet en projecten verschillen enorm. Maar er zijn ook verschillen die structureel zijn.
Datzelfde geldt voor managers in een overheidsorganisatie, in het bedrijfsleven, in NGO’s en in
het MKB. Weinig mensen hebben ervaring in alle systemen en in alle culturen. Maar de goede
regisseur heeft ervaring in en compassie met de verschillende posities die in het
samenwerkingsverband spelen. Maar je hebt ook kennis en vaardigheden nodig.
5
®
Insights Discovery is een persoonlijkheidsmodel, waarin kleuren worden toegekend aan dominante
energiepatronen op basis van extraversie versus introversie en denken versus voelen. Deze kleuren
worden in meerdere modellen toegepast die gebaseerd zijn op de theorieën van Carl Jung.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
12
Naast de politiek-bestuurlijke sensitiviteit en communicatieve competenties heeft de regisseur
kennis van culturen, van lijnmanagement, project- en programmamanagement,
procesmanagement en verandermanagement.
Organisatievormen
Een organisatie bestaat uit de samenwerking van mensen die een gezamenlijk doel hebben.
Organisaties hebben een vorm: een rechtsvorm en een structuur. Het is duidelijk dat deze
organisatievormen veranderen: meer flexibiliteit in structuren en formatie; meer focus op
outcome, dan op taken, meer interactie en samenwerking met andere organisaties.
Flexibiliteit is natuurlijk goed, maar veel processen vergen een langdurig bestaan. Het
Deltaprogramma vereist een organisatie die ook over 25 jaar aan te spreken is op de veiligheid;
we verwachten dat een ziekenhuis ook de komende jaren goede zorg levert, enzovoort. Als
maatschappij hebben we behoefte aan continuïteit en duidelijkheid. Dat betekent dat
organisaties ook een duidelijke vorm zullen houden. Maar het accent verschuift wellicht van die
vaste gestructureerde organisatie naar de flexibele schil en de wisselende coalities.
Wat in ieder geval verandert, is de focus van taak en rol, naar opgave en betekenis. We zien dit
terug als opgavegericht werken. Medewerkers moeten zich bewust zijn van de betekenis van de
organisatie: Waarom doen we dit en waarom vinden anderen ons nodig. De ‘waarom-vraag’
zoals beschreven wordt in de Golden Circle van Simon Sinek wordt steeds belangrijker.
De focus op wat je doet en hoe je dat doet, die inherent is aan het oude sturingsparadigma,
creëert geen energie. Dit heeft ook betekenis voor de missie die organisaties formuleren,
doelstellingen voor projecten en programma’s, enzovoort. De waarom-vraag is onderdeel van
het gesprek tussen leidinggevende en medewerkers. Als je die vraag niet kunt beantwoorden,
heb je feitelijk geen bestaansrecht. De Why is belangrijker dan de vorm.
Verschillende organisaties flexibiliseren hun structuur. Medewerkers zijn ingedeeld in HRMeenheden, terwijl ze inhoudelijk worden aangestuurd door programmamanagers en
projectleiders; afdelingen worden omgebouwd in doelgerichte programma’s, waarbij de formatie
flexibel is en medewerkers in meerdere programma’s (afdelingen) werken, enzovoort.
Medewerkers krijgen steeds vaker een aanstelling in algemene dienst, zonder dat ze gekoppeld
zijn aan een specifiek proces. Al deze ontwikkelingen vergen de nieuwe manier van sturen.
Naast deze flexibilisering van de lijnorganisatie, zien we ook steeds meer tijdelijke
organisatieverbanden. Waar projecten nog vaak ingebed konden worden in de lijnstructuur,
geldt dat niet voor programma’s. De laatste vijftien jaar is het fenomeen van programma’s
steeds populairder geworden, waarbij de definitie niet noemenswaardig is veranderd: een
tijdelijke organisatie, waarbij met behulp van projecten en lijnactiviteiten opgaven worden
gerealiseerd die van strategisch belang zijn voor de opdrachtgever.
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
13
publiceerden wij Programmatisch Creëren6. In deze
In 2013
benadering van
programma’s
benadrukken wij de
focus op visie en
doelen, in plaats
van de focus op de
beheersing.
INSPANNINGEN
Programmatisch
Creëren gaat, net
als Projectmatig
Creëren7, uit van een mensvisie waarin mensen bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen
en zin willen geven aan hun bestaan. Samenwerking zal leiden tot optimale resultaten met een
goed draagvlak.
Hoewel Programmatisch Creëren uitgaat van een mensbeeld dat past bij de paradigmashift,
biedt de benaderingswijze ruimte om programma’s zowel met het oude, als met het nieuwe
sturingsparadigma te benaderen. In die zin geeft Programmatisch Creëren ook tools om de
paradigmashift daadwerkelijk te creëren in de organisatie.
Programmatisch Creëren biedt mogelijkheden om programma’s vanuit verschillende
sturingsvormen uit te voeren, die gebaseerd zijn op de vraag in hoeverre de
programmamanager over de uitvoerenden en het budget gaat.
Uitvoeringsactiviteiten onder
programmamanager
volledig
geen
Sturen
vanuit
bevoegdheden
Sturen
met
budget
Sturen op
basis van
regie
Budgetbeheer bij programmamanager
volledig
In geval dat de programmamanager stuurt
op basis van bevoegdheden, is er feitelijk
sprake van een tijdelijke
programmaorganisatie naast de
bestaande lijnorganisatie. Deze
sturingsvariant biedt ruimte voor het oude
sturingsparadigma.
De variant waarbij de programmamanager
stuurt met het budget, komt het meeste
overeen met de definitie van regievoeren
die gemeenten de laatste jaren hebben
gehanteerd. Denk bijvoorbeeld aan de
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
(WMO).
In Programmatisch Creëren onderscheiden we ook de variant ‘Sturen op basis van regie’ die
geheel overeenkomt met het nieuwe sturingsparadigma. Bij deze variant is er een intense
samenwerkingsvorm tussen de programmamanager en de lijnmanagers die verantwoordelijk
zijn voor de productie.
In de praktijk zien we deze sturingsvarianten meestal gecombineerd. Ook verandert de vorm
veelal gedurende het verloop van het programma.
Programmatisch Creëren biedt een complete benadering van programma’s.
6
7
Jo Bos, Anne Jette van Loon en Hans Licht: Programmatisch Creëren; Scriptum, 2013
Jo Bos en Ernst Harting: Projectmatig Creëren 2.0; Scriptum 2005
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
14
Samenwerking vinden we terug in verschillende netwerken. Daarbij is de publiek-private
samenwerking ongetwijfeld de meest complexe.
Hier gaat het om
samenwerking tussen
bestuurders die sterk
vanuit het traditionele
sturingsparadigma
handelen,
maatschappelijke
organisaties die
gewend zijn te
vechten voor hun
sectorale belangen
en de ambtenaren die
streven naar stabiliteit
en waarden van de
bureaucratie van
Weber.
Politiek bestuur – macht en gezag
(bewindslieden en topambtenaren)
Regisseur
Ambtenarij – rechtmatigheid
en duurzame ontwikkeling
Maatschappelijke organisaties
en media – ‘sectorale’ belangen’
en opvattingen
Wetenschap en onderzoek
Burgers en bedrijven
In de loop der jaren zijn hiervoor verschillende vormen ontwikkeld, als bestuurlijke platforms en
gemeenschappelijke regelingen.
De regisseur heeft bij deze samenwerking de rol om bruggen te slaan, terwijl deze rol lang niet
altijd vanzelfsprekend wordt geaccepteerd door de partijen. Feitelijk is regie in dit krachtenveld
alleen effectief volgens het nieuwe sturingsparadigma.
Hans Licht
28 mei 2014
© ORGANISATIEREGIE*
www.organisatieregie.nl
15